34 627 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 23 januari 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I.

ALGEMEEN

2

1.

Inleiding

2

2.

Doel en aanleiding

2

3.

Totstandkoming wetsvoorstel en relatie met wetsvoorstel Elektriciteits-en gaswet

5

4.

Hoofdlijnen wetsvoorstel

6

5.

Maatregelen in het wetsvoorstel

7

5.1

Experimenten

7

5.2

Positionering netbeheerder en netwerkbedrijf

9

5.3

Investeringsplannen

12

5.4

N-1 bepalingen

13

5.5

Kruisparticipaties

14

5.6

Gesloten distributiesystemen

14

5.7

Verplaatsen of ondergronds aanleggen van een hoogspanningsverbinding

15

5.8

Overige bepalingen

16

6.

Uitvoerings- en handhavingstoets ACM en SODM

17

6.1

Uitvoerings- en handhavingstoets ACM

17

7.

Bedrijfseffecten en lasten

18

7.1

Afbakenen van taken van netbeheerders

18

8.

Uitkomsten consultatie

19

     

II.

ARTIKELSGEWIJS

20

Artikel I

20

Onderdeel A

20

Artikel XVIII

20

     

III.

Tabel Europeesrechtelijke context artikelen wetsvoorstel

20

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet, ook wel voortgang energietransitie (vet) genoemd. Zij onderkennen het belang van de transitie en de aanpassing daarop van de wetgeving.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben tijdens de behandeling van het wetvoorstel houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet)1 (hierna: STROOM) vooral aandacht gevraagd voor de invloed die de Wet onafhankelijk netbeheer (Won)2 (ook wel geduid als de splitsingswet) had en heeft op de energievoorziening. Doordat in de Eerste Kamer het wetsvoorstel STROOM is verworpen, voelen deze leden zich vrij de inhoud van de voorstellen in het onderhavige wetsvoorstel op de eigen merites te beoordelen. Zij hebben nog vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Ten algemene steunen zij het doel van de wetswijziging. Over het wetsvoorstel hebben deze leden nog vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij constateren dat deze wet een belangrijke bijdrage kan leveren aan de noodzakelijke energietransitie om te kunnen voldoen aan de afspraken zoals die zijn vastgelegd in het Klimaatakkoord van Parijs. Deze leden hebben nog wel enkele vragen bij het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

2. Doel en aanleiding

De leden van de VVD-fractie streven net als de regering naar een in internationaal verband CO2 arme energievoorziening die betaalbaar, betrouwbaar en schoon is. De uitstoot van CO2 is het probleem en de uitstoot hiervan in de open lucht moet worden teruggebracht. Door de transitie zien deze leden de noodzaak naar een aanpassing van de wetgeving, niet alleen nu maar ook gedurende de looptijd van deze wet. Deze leden vragen de regering hoe zij de toekomstbestendigheid van deze wet ziet? Hoe ziet de regering dit wetsvoorstel in vergelijking met de Energieagenda? Waarom is de aansluitplicht op gas niet door deze wet vervangen door een energieaansluiting?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering het afschaffen van de gasaansluitingsplicht niet in dit wetsvoorstel heeft opgenomen, aangezien dit wel in de Energieagenda van december 2016 stond. In hoeverre is de doelstelling om in 2050 energieneutraal te zijn hierbij in overweging genomen, gezien het feit dat nieuwe gasleidingen een afschrijvingstermijn van 40 jaar hebben? Waarom heeft de regering geen gevolg gegeven aan de belofte van het energierapport om geen nieuwe gasinfrastructuur meer aan te leggen in nieuwbouwwijken en daarvoor de Gaswet aan te passen? Kan de regering bevestigen dat de kosten voor de invoering van «Full Disclosure» beperkt zijn en de uitvoering door CertiQ niet veel problemen zal opleveren, zoals genoemd in de rapportage Full Disclosure van de Minister van Economische Zaken van 12 september 2016? Waarom heeft de regering er dan voor gekozen om het uitrollen van dit systeem van «Full Disclosure» geen onderdeel te laten zijn van het wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering stelt dat met voorliggend voorstel de bestaande belemmeringen voor de energietransitie worden weggenomen en daarmee de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet toekomstbestendig wordt gemaakt. Deze leden zijn daar nog niet van overtuigd. Naar mening hun is nu nog niet te duiden hoe het energielandschap over vijf, achttien en laat staan dertig jaar er uit zal zien. Wie had begin jaren 90 van de vorige eeuw voorzien dat de brief- en pakketpost een totale verandering zou ondergaan vanwege de invloed van e-mail? Wie had aan het begin van deze eeuw voorzien dat het mobiele telefoonverkeer (ook wereldwijd!) zo snel een dergelijke vlucht zou nemen? Naar mening van de leden van de SP-fractie is het onderhavige wetsvoorstel een poging om een aftrap tot energietransitie in wetten en regels te laten landen.

Over veel vraagstukken is naar hun mening nog niet of onvoldoende nagedacht. Kiezen we voor gelijkstroom of wisselstroom? Zetten we in op netverzwaring of gaan we meer doen met het inzetten van flexibiliteit en opslag? Waar vernieuwen we het gasnetwerk wel of juist niet? Waar willen we wel of geen gasaansluiting? En wie beslist dat? Hoe lossen we de warmtevraag op? Zetten we in op verregaande electrificering en in welk tempo? Wat laat je wel of niet aan de markt en waarom? Hoe wordt gedacht over al dan niet socialiseren van de netten? Wat doet de energietransitie met de energierekening van de consument? Wat is de invloed van voorliggende voorstellen op de werkgelegenheid? Wordt de toekomstige insteek misschien energie van «onderaf», zodat de burgerinitiatieven niet alleen zorgen voor draagvlak maar ook de behoefte aan «weer baas voelen over de eigen energievoorziening» wordt ingevuld? Is dit niet het moment om de transitie aan te grijpen tot de keuze van fundamentele verandering. Moeten we niet af van grootschalig marktdenken, maar terug naar de basis; een schone en betrouwbare energievoorziening in de eigen regio? De belangrijkste beginvraag is naar mening van deze leden misschien nog niet eens gesteld. In iedere geval missen zij het antwoord. Wie neemt de regie? Op welke termijn en op welke onderdelen? Hoe worden de besluiten die wij nu voor de toekomst nemen democratische gelegitimeerd? De fossiele benadering van energie is naar mening van de leden van de SP-fractie aan herbezinning en vernieuwing toe. De situatie rond de gaswinning in Groningen en de afwikkeling van de – door die winning – veroorzaakte schade kan niet onopgemerkt zijn gebleven. Dat dit niet is wat we voor onze toekomst willen, behoeft nauwelijks discussie. Er moet indringend rekening gehouden worden met het spoedeisende karakter van de energietransitie en de eisen die klimaatverandering stelt aan onze keuzes voor de toekomst. We kunnen ons geen fouten permitteren en geen vertraging meer veroorloven. Anderzijds mag dit niet leiden tot paniekvoetbal en overhaaste besluiten met het pistool op de borst. Deze leden vragen zich af of het voorliggende wetsvoorstel, dat marktdenken en commercialisering verder doorvoert, nu op deze wijze moet worden vastgesteld. Zij plaatsen vraagtekens bij de volgende passages: «de voorgestelde aanpassingen zien met name op de netten die essentieel zijn om de energietransitie verder te ondersteunen» en een aantal andere wijzigingen die worden voorgesteld om «knelpunten op te lossen die zich in de praktijk hebben voorgedaan». Welke knelpunten worden opgelost? De zin «de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn geschreven om stapsgewijs marktwerking te introduceren en de overgang van en aanbod – naar een vraag gestuurde energievoorziening te begeleiden» gaat vooraf aan de constatering dat deze fase goeddeels is voltooid. Vervolgens wordt er geconstateerd dat deze marktreguleringswet nu verder aangepast moet worden aan een aantal nieuwe ontwikkelingen, zoals: a) een groter aandeel duurzame energie, die – zoals bij dat zelfde bolletje wordt geconstateerd – niet continu beschikbaar is (intermitterende bronnen); b) meer lokale energieproductie, waardoor de rollen veranderen doordat consumenten (deels) in hun eigen of elkaars energiebehoefte voorzien; c) toename van elektrificatie, wat gevolgen heeft voor de belasting van het elektricteitssysteem.

De leden van de SP-fractie zien de oplossing op deze drie constateringen niet terug in het voorliggende wetsvoorstel. Verder wordt er geconstateerd dat de functie van het net verandert door het elektriciteitsnet als tweerichtingennet, het «off-grid» gaan van groepen van afnemers en andere aansturing van elektriciteitssysteem («smart grids»). Is bij de genoemde veranderende functies van het net, marktwerking nu werkelijk de enige en/of de beste oplossing? Deze leden zouden graag de voor- en nadelen van marktwerking bij genoemde functiewijzigingen naast elkaar gezet en toegelicht zien.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat het voorliggende wetsvoorstel niet is afgestemd op de Energieagenda. Wat is daar de reden voor? Zo is het opvallend dat de regietaak van gemeenten voor de lokale energietransitie niet expliciet is opgenomen. Zij vragen de regering een toelichting hierop.

Deze leden stellen vast dat er bij veel consumenten nog handelingsverlegenheid is om bij te dragen aan de energietransitie. Zij zijn veelal niet op de hoogte van mogelijkheden om bijvoorbeeld hun woning te verduurzamen. Integendeel, nog altijd worden gasketels, gasfornuizen en gashaarden verkocht zonder dat alternatieven overwogen zijn, terwijl Nederland in hoog tempo van het gas af moet. Op welke manier worden burgers bewust gemaakt van de alternatieven om hun huis te warmen dan wel maaltijden te bereiden? Bij welke partij ligt volgens de regering de eerste verantwoordelijkheid om burgers hierover voor te lichten? Op welke wijze krijgt deze voorlichting nu vorm? Verder zijn de leden van de ChristenUnie-fractie van mening dat alle mogelijkheden moeten worden benut om van de energietransitie een succes te maken en dat hierbij ook gekeken moet worden naar minder voor de hand liggende opties. Bij consumenten is gebleken dat een mogelijke reden om niet te investeren in de verduurzaming van de woning is dat leningen hiervoor altijd persoonsgebonden zijn. Dit zorgt voor veel terughoudendheid bij consumenten die onzeker zijn over de terugverdientijd en hoelang ze nog in die woning blijven wonen. Toch moeten de woningen zo snel mogelijk energieneutraal gemaakt worden. Waarom is er in het wetsvoorstel geen ruimte gecreëerd om met gebouwgebonden financiering van verduurzamingsinvesteringen te experimenteren?

Voor een energietransitie is ook een infrastructuurtransitie nodig. Deze leden stellen vast dat het voorliggende wetsvoorstel geen prikkel biedt voor de transitie noch voor het uitfaseren van aardgas en de gasnetten. De netbeheerder is nog steeds verplicht verouderde gasnetten te vervangen en afnemers te voorzien van een gasaansluiting. Een «quick-win» is volgens deze leden het afschaffen van het aansluitrecht en de aansluitplicht op het gasnet van een individuele bewoner. Waarom is dit niet in het voorliggende wetsvoorstel verwerkt?

Is toekomstig alternatief gebruik van de gasinfrastructuur overwogen bij deze wetswijziging? De leden van de ChristenUnie-fractie zien hiervoor weinig aanwijzingen in het wetsvoorstel. Kan de regering toelichten of er alternatief gebruik van de bestaande gasinfrastructuur, bijvoorbeeld voor de transport van waterstof, overwogen is en of dit wetsvoorstel de mogelijkheden biedt om hiermee te gaan experimenteren? Deze leden stellen vast dat het grijze stroomdeel van het Nederlandse stroometiket momenteel niet transparant is. Is de regering ermee bekend dat de Council of European Energy Regulators (CEER), waar de Autoriteit Consument en Markt (ACM) lid van is, 100% transparantie aanbeveelt voor de stroommarkt. Zowel het groene als het grijze deel worden dan volledig gecertificeerd waardoor de herkomst duidelijk is. Kan de regering bevestigen dat de kosten voor de invoering van «Full Disclosure» beperkt zijn en de uitvoering door CertiQ niet veel problemen zal opleveren? Zie ook de rapportage van de Minister van Economische Zaken inzake «Full Disclosure» van 12 september 2016. Is de regering het eens met de stelling dat 100% certificering baten oplevert als een level-playing-field voor groene en grijze stroom en meer transparantie van de consument? Op basis waarvan heeft de regering besloten dit wetsvoorstel niet te gebruiken voor de invoer van 100% certificering?

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de aansluitplicht voor aardgas. Het voorliggende wetsvoorstel handhaaft deze aansluitplicht. Op deze wijze wordt geen rekening gehouden met «all electric»-oplossingen en alternatieve benutting van warmte. Deze leden horen graag waarom de regering op basis van de Energieagenda3 er niet voor heeft gekozen om de aansluitplicht te schrappen. Hoe weegt zij de voor- en nadelen van het schrappen van de aansluitplicht?

3. Totstandkoming wetsvoorstel en relatie met wetsvoorstel Elektriciteits-en gaswet

De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom sommige aspecten die wel in STROOM voorkwamen, zoals de garanties van oorsprong, geen onderdeel uitmaken van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen de regering om een transformatietabel tussen het wetsvoorstel STROOM en het voorliggende wetsvoorstel, waaruit duidelijk blijkt welke artikelen met elkaar overeenkomen en welke artikelen van elkaar verschillen, alsook het verschil daartussen kort te motiveren. Deze leden merken op dat in de Energieagenda veel onderwerpen aan de orde komen die goed geregeld hadden kunnen worden in een wet over de voortgang van de energietransitie, waaronder het belang van techniekneutraliteit. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om de Energieagenda in de voorliggende wetgeving te regelen? Wat is dan nu de planning van de verankering van de Energieagenda in wetgeving? In de Energieagenda staat dat er geen nieuwe gasinfrastructuur meer aangelegd zal worden in nieuwbouwwijken om te voorkomen dat de opgave nog groter wordt en dat de gaswet daarop zal worden aangepast. De leden van de D66-fractie vinden dit een zeer belangrijk punt. Zij vragen waarom de regering dit punt niet heeft geregeld in de voorliggende wet en wanneer de regering van plan is om dit dan wel te regelen. In de wet STROOM werd in artikel 5.4 de doelstellingen van de taken van netwerkbeheerders benoemd, waaronder het waarborgen van de betrouwbaarheid en het ondersteunen van de energietransitie. Waarom is dit artikel (al dan niet met waarborgen) niet overgenomen in het voorliggende wetsvoorstel vet? Wat heeft dat in de praktijk voor een gevolg voor de taakafbakening van de netwerkbeheerders?

De leden van de SGP-fractie vinden het van belang dat slim gebruik gemaakt wordt van alternatieven voor netverzwaring, zodat onnodige netverzwaring voorkomen wordt. Zij horen graag waarom de regering de ten opzichte van het wetsvoorstel STROOM ingeperkte ruimte, die de netbeheerders met het voorliggende voorstel krijgen, voldoende acht om hun rol in dezen op een goede wijze te spelen.

4. Hoofdlijnen wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering er niet voor gekozen heeft om, zoals uiteengezet in de Energieagenda, de aansluitverplichting op het gasnet door de netbeheerder te schrappen en hier voor in de plaats te komen met een warmterecht, zoals dat in de Energieagenda staat. Kan de regering aangeven hoe het vervangen van gasnetten als momentum gebruikt gaat worden om in samenwerking met decentrale overheden en energieleveranciers over te gaan op warmte of volledig elektrisch?

De leden van de PVV-fractie zijn,zoals bekend, geen voorstander van deze geforceerde energietransitie over de rug van de Nederlandse burgers. Hun grootste bezwaar betreft de absurd hoge maatschappelijke kosten waarmee deze energietransitie wordt doorgedrukt. Of nu netwerkbedrijven of marktpartijen de kosten op zich nemen voor de benodigde flexibele infrastructuur, linksom of rechtsom krijgt de burger uiteindelijk de rekening gepresenteerd. Over de wijze waarop dit gebeurt en in welke mate is nog veel onduidelijkheid en daarom de volgende vragen. Ten eerste merken deze leden op dat in het wetsvoorstel wordt vastgesteld dat veel geïnvesteerd moet worden in bestaande en nieuwe infrastructuur. Opmerkelijk is dat dit niet terug komt in de recent uitgebracht Nationale Energieverkenning (NEv) 2016, waar de vaste kosten voor zowel elektriciteit als gas in 2020 nagenoeg gelijk blijven ten opzichte van nu4. Hoe kan de regering dit verklaren? Ook diverse energiebedrijven waarschuwen dat de netwerkkosten, die nu al zo’n een derde van de energierekening vormen, flink op zullen lopen de komende jaren. Zeker als de netbeheerders meer taken oppakken zoals nu in het wetsvoorstel wordt voorgesteld. Omgekeerd zullen activiteiten als opslag en vraagsturing door marktpartijen waarschijnlijk ook doorberekend worden aan de consument. Om inzichtelijk te krijgen welke taakverdeling nu voor de Nederlandse burgers uiteindelijk de minst hoge rekening oplevert, vragen de leden van de PVV-fractie de regering om een kosten-baten analyse uit voeren. Daarbij zouden zij in ieder geval graag zien dat er een voorbeeld energierekening voor 2020, 2025 en 2030 wordt opgesteld, waarbij de kosten zijn uitgesplitst op basis van de verdeling uit het wetsvoorstel, maximale inperking activiteiten netbeheerders en maximale vrijheid activiteiten netbeheerders. Ook zouden deze leden graag een nadere financiële onderbouwing zien waarom de regering denkt dat deze gekozen taakverdeling zo efficiënt mogelijk is. Daarbij willen zij ook een verdere financiële onderbouwing zien van het voorstel om alternatieven voor netverzwaring aan de markt over te laten en dus de rol van de netbeheerder te beperken tot hun kerntaken. Een andere discrepantie die de leden van de PVV-fractie constateren, is dat in het wetsvoorstel een verdere elektrificatie wordt geconstateerd, maar dat dit niet terugkomt in de eerder gememoreerde tabel uit de NEv 2016. Kan de regering dit verklaren en ervoor zorgen dat de deze elektrificatie wel wordt doorberekend in de gevraagde energierekening voor 2020, 2025, en 2030?

5. Maatregelen in het wetsvoorstel

5.1 Experimenten

De leden van de VVD-fractie hebben met aandacht de voorgestelde maatregelen in dit wetvoorstel gelezen maar zij hebben hierover nog wel enkele vragen. Deze vragen zullen door deze leden per maatregel gesteld worden. De leden van de VVD-fractie constateren dat de transitie op het gebied van energie naar een duurzame samenleving ervoor zorgt dat de taken van netbeheerders de komende jaren mogelijk gaat veranderen. Dit wetsvoorstel geeft de mogelijkheid tot het houden van experimenten. Zij zijn van mening dat het invullen van deze experimenteerruimte door middel van een algemene maatregel van bestuur (amvb) goed kan worden ingevuld naar de actuele situatie. Kan de regering toelichten hoe deze amvb wordt ingeregeld? Zit hier een voor- of nahangprocedure aan voor de Staten Generaal? Wat zijn de administratieve lasten voor aanvragers van een experimenteerruimte? Welke doorlooptijd hebben aanvragen voor een experiment? Deze leden zijn van mening dat deze experimenten bij netwerkbedrijven niet ten kosten mag gaan van de taken van deze netwerkbedrijven. Aan de andere kant zijn zij geen voorstander van een maximum aan experimenten vooraf opgelegd. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie van de regering.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel experimenten sinds 1 april 2015 op grond van het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitssopwekking5 van start zijn gegaan. Hoeveel aangekondigde experimenten zijn niet door gegaan en wat was daar de reden van? Wat is de reden dat de grondslag voor experimenteermogelijkheden via deze voorstellen verruimd wordt? Wat zijn alle relevante aspecten waar in dit geval over gesproken wordt? Wat zijn de belemmeringen die nu het experimenteren met nieuwe marktmodellen en tariefregulering in de weg staan? Waarom is het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking in deze gevallen niet toereikend? Is naar de mening van de regering het creëren van experimenteerruimte de enige wijze waarop de markt over gaat tot het bieden van oplossingen? Graag ontvangen deze leden een toelichting hierop. Wat wordt verstaan onder «tijdelijk» in het geval van experimenten? Is diezelfde tijdelijkheid van voldoende termijn om een behoorlijke investering te wagen? Herkent de regering zich in de kritiek van deskundigen, die stellen dat de experimenteerwet niet gaat werken omdat het de gang naar hernieuwbaar stroperig en bureaucratisch zal maken? Is het niet zo dat het nu aangaan van een periode van experimenteren voorbij gaat aan de urgentie en schaalbehoefte van de transitie naar hernieuwbare energie? Is het niet zo dat de energietransitie beter gebaat is bij efficiëntie gebruik van infrastructuren en flexibiliteit bij geïntegreerde voorzieningen in plaats van een belemmerend experiment? Wat zijn nu precies de onderdelen en de gebieden waar de transitie niet van de grond komt? En is onderzocht wat daar vervolgens de reden van is?

De leden van de CDA-fractie lezen in de uitvoeringstoets van de ACM dat de experimentenregeling kan leiden tot marktverstoring. Volgens de ACM zouden experimenten beperkt moeten worden tot activiteiten die vallen binnen de reikwijdte van de wettelijke taken en proportioneel en noodzakelijk zijn voor het experiment. Deze leden vragen of de experimentenregeling ook op deze wijze ingeperkt of toegepast wordt. Zo nee, waarom niet? Mag een netbeheerder bijvoorbeeld in een experiment ook stroom leveren? Hoe wordt de effectiviteit van experimenten gemeten? Waarom heeft de regering niet een aparte administratie voor netbeheerders, zoals eerder voorgesteld, verplicht om de kosten en baten van experimenten te kunnen meten? Is de regering bereidt zoals ook de ACM voorstelt een aparte administratie voor netbeheerders bij experimenten als voorwaarde te stellen?

De leden van de PVV-fractie hebben hun bedenkingen over de experimenten. Enerzijds kan het verstandig zijn om te experimenteren, anderzijds schept een experiment wel verwachtingen, creëert het ongelijkheid en brengt het mogelijk risico’s en extra kosten met zich mee. Kan de regering aangeven of de ACM in staat is hier bij alle experimenten strikt op toe te zien? In hoeverre heeft de consument hier wat over te zeggen? Heeft de consument altijd de mogelijkheid om niet deel te nemen aan een experiment of kan het zijn dat de consument wat dat betreft geen keus heeft? Wordt deze keuze überhaupt voorgelegd aan de consument? Sowieso zouden deze leden de regering willen oproepen om de experimenteerruimte voor op hol geslagen duurzaamheidswethouders te beperken. Graag ontvangen zij een reactie op deze oproep. Deze duurzaamheidswethouders hebben geen oog voor de kosten die hun duurzaamheidsgedram met zich meebrengt en zeker met betrekking tot de netwerkkosten die gesocialiseerd worden, kunnen zij zich als een zonnekoning gedragen. Op kosten van een ander welteverstaan, zoals te doen gebruikelijk bij socialisten. De regering kan dan wel stellen dat gemeentes daarvoor hun eigen verantwoordelijkheid dragen, maar in de praktijk werkt het zo niet. Kijk bijvoorbeeld maar naar de precariobelasting, die door steeds meer gemeentes als melkkoe wordt gebruikt, waardoor alle inwoners van andere gemeentes daar de rekening voor gepresenteerd krijgen. De leden van de PVV-fractie voelen er dan ook steeds meer voor om de huidige trend waarbij steeds meer kosten met betrekking tot de energietransitie gesocialiseerd worden te doorbreken en juist steeds meer kosten neer te leggen bij de veroorzakers. Kan de regering hierop reflecteren en aangeven wat de mogelijke voordelen en bezwaren zouden zijn om het op deze manier in te richten?

De leden van de D66-fractie vragen de regering uiteen te zetten welke voorwaarden ze wil gaan stellen aan de duur en het soort experimenten die netwerkbeheerders mogen doen, en of zij vooraf steeds bij ieder experiment toestemming moeten vragen of dat achteraf alleen wordt gekeken of aan alle voorwaarden is voldaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie verwachten dat de komende jaren veel veranderingen zullen plaatsvinden, zowel maatschappelijk als in technologisch opzicht. Biedt het wetsvoorstel voldoende flexibiliteit om op deze veranderingen te kunnen inspelen? Tegelijkertijd stellen zij vast dat het experimenteerartikel beperkt moet worden tot technologische innovaties die zichzelf nog moeten bewijzen. Is de regering van mening dat bewezen technieken niet onder het experimenteerartikel moeten vallen en dat de wet zelf daarvoor voldoende flexibiliteit moet bieden? Deelt de regering de kritiek dat veel initiatieven niet aan de eisen uit het experimenteerartikel kunnen voldoen? Hoe wilt de regering voorkomen dat een aanvraag onnodig tijdverlies en onzekerheid voor initiatiefnemers oplevert?

5.2 Positionering netbeheerder en netwerkbedrijf

Volgens de leden van de VVD-fractie is de rol van de netbeheerder en het netwerkbedrijf in de transitie essentieel. Netbeheerders en netwerkbedrijven kunnen gemeenten ook helpen bij de regierol die deze gemeenten hebben bij de transitie. Wel moet worden voorkomen dat de gemeenten de netbeheerders en netwerkbedrijven zien als handjes die kunnen bijspringen. Met hun kennis en inzicht in toekomstige investeringen kunnen netwerkbeheerders en netwerkbedrijven de gemeenten wel kundig adviseren. Deze leden vinden advisering op dit vlak richting gemeenten en provincies ook een taak van de netbeheerders. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.

De leden van de SP-fractie vragen wat de reden is dat na het doorzetten van de Won, nu toch experimenteerruimte geboden gaat worden aan netwerkbedrijven. Wat wordt bedoeld met de zin «de kern van afbakening is dat de activiteiten van netwerkbedrijven zich in hoofdzaak beperken tot infrastructurele activiteiten die gerelateerd zijn aan het beheer van elektriciteits- of gastransportnetten»? Het wetsvoorstel bepaalt dat de netbeheerder geen andere werkzaamheden mag verrichten dan die nodig zijn voor een goede uitvoering van de bij of krachtens de wet aan hem toegekende taken. Biedt dit de netbeheerder voldoende ruimte om in plaats van het net te verzwaren ook voor andere alternatieven te kunnen kiezen om te waarborgen dat zijn netten kunnen voldoen aan een redelijke vraag naar transport? Mag de netbeheerder bijvoorbeeld flexibiliteit inkopen in plaats van het net te verzwaren? Mag de netbeheerder aangeslotenen, die dat willen, een afschakelbaar transportcontract of een variabel transportcontract aanbieden? Mag de netbeheerder batterijen in zijn netten inzetten? En wanneer het antwoord op deze vragen bevestigend is, hoe wordt dan vervolgens transparantie geboden? Er schijnt veel fictief transport als fysiek transport verkocht te worden. Klopt dat? Zo ja, dan heeft dat invloed op artikel 17 «netwerk gerelateerde handelingen en activiteiten». Hoe gaat de regering dit voorkomen? Is hierbij transparantie te bieden? Zo ja, op welke wijze?

De leden van de SP-fractie vragen of er bij gas- of elektriciteitsinfrastructuur sprake kan zijn van technische en/of juridische onlosmakelijke verbondenheid. Wat zijn – naast openbare drinkwatervoorziening – voorbeelden van monopoloïde nutsactiviteiten? Wordt een monopoloïde nutsactiviteit niet in de toekomst veel gangbaarder nu we naar meer lokale en regionale netten gaan? Wordt in het voorstel rekening gehouden met de zeer gewenste uitfasering van aardgas? Had het gelet op de Energieagenda niet voor de hand gelegen de aansluitplicht voor gas te beperken en in ieder geval voor nieuwbouwwijken niet meer te voorzien in een aansluitplicht? Uit het wetsvoorstel vloeit voort dat grootverbruikers dezelfde rechten op een aansluiting krijgen als kleinverbruikers, waar ze eerst alleen een recht hadden op een aansluitpunt op het dichtstbijzijnde punt van het gastransportnet met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit. Is dit laatste echt de bedoeling of is dit een fout en wordt dit hersteld? Indien dit niet hersteld wordt, kan dan de achtergrond van deze uitbreiding van de gasaansluitplicht worden toegelicht? Het gevolg voor de netbeheerders is dat zij dan fors zullen moeten investeren in hun gastransportnetten. Is dit wenselijk? Moeten de kosten daarvan dan meegenomen worden in de transporttarieven en verdisconteerd worden over alle aangeslotenen? Hoe verhoudt zich dat dan tot de gewenste/noodzakelijke uitfasering van gas? Welke maatregelen voorziet de regering om een verhoging van lasten voord de burger te voorkomen of te beperken? Wanneer is er sprake van elektrisch of gastechnisch materieel dat onderling duurzaam is verbonden, dat voor of ten behoeve van het verbruik, de opslag, de overslag of de productie van elektriciteit of gas en zich bevindt achter de voorzieningen die het net of de directe lijn beveiligen? Wat is de reden dat netwerkbedrijven actief mogen zijn op het gebied van certificering van hernieuwbare energie? Ligt die taak wellicht meer voor de hand voor netbeheerders? Waar lig naar de mening van de regering het monopolie om een eigen energiebeurs te mogen hebben? Is er misschien sprake van een weeffout in de wet, waardoor de behoefte om de energiebeurs van TenneT te regelen, nu ongewild doortikt in de voorgestelde wet bij andere netbeheerder? Hoe wenselijk is het hebben van een energiebeurs voor anderen dan TenneT? Bij wie komt de regie te liggen bij besluiten rond netverzwaring en het optimaal inrichten van en regionaal net? Hoe verhoudt de keuze netverzwaring zich ten opzichte van andere energiebesparingen of oplossingen zoals bijvoorbeeld opslag? Hoe gaan de diverse regio’s zich daarbij onderling verhouden? Wat is de geboden oplossing – binnen voorliggende wetsvoorstellen – wanneer de markt iets of een hele regio niet oppikt?

In het onderhavige wetsvoorstel wordt gesteld dat met de afbakening van taken van de netwerkbedrijven de discussie voor de toekomst niet is afgesloten. Deze leden missen vooral de positie van leveranciers, consumenten en prosumenten binnen de huidige discussie. De mensen voor wie wij het doen en zij die het moeten gaan doen, zijn in het voorliggende wetsvoorstel het sluitstuk. Juist de veranderende functies van het net, waarbij tweerichtingennet, het off-grid gaan van groepen afnemers en de toepassing van smart-grids de katalysator zijn die kunnen leiden tot versnelling van de transitie. Het gedeelte regelgeving voor leveranciers, consumenten en prosumenten wordt naar verwachting niet eerder dan eind 2017 ingediend. De leden van de SP-fractie stellen voor deze wetsvoorstellen met voorrang in te dienen en in de Kamer te bespreken. Laat dan de wijzigingen die nu voorliggen niet verder reiken dan het scheppen van de juiste afgebakende taakverdeling en toezien op transparantie en democratische legitimering. Graag ontvangen deze leden een reactie op het hier gestelde.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom het aangenomen amendement van het lid Agnes Mulder met betrekking tot specificaties boekhouding netbeheerder6, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel STROOM), niet is opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel. Deelt de regering de mening dat het een meerwaarde heeft indien in aanvulling op de jaarrekening van de groepsmaatschappij en het netwerkbedrijf een afzonderlijke boekhouding moet worden gevoerd door de netbeheerder voor de uitvoering van de wettelijke taken die haar opgedragen zijn? Zo nee, waarom niet? Is het niet zo dat financiële transparantie over de besteding van netbeheerdividenden aandeelhouders beter in staat stelt om een afweging te maken over de besteding van dividenden? Is de regering alsnog bereid om deze afzonderlijke boekhouding, die goed toezicht van de ACM op het netwerkbedrijf en de netbeheerder mogelijk maakt, met een adequaat, navolgbaar inzicht in de toerekening van kosten en de berekening van daarvan afgeleide tarieven en financiële vergoedingen op te nemen in het wetsvoorstel? Deze leden willen voorkomen dat netten onnodig en daarmee inefficiënt verzwaard worden. Kan de regering aangeven of en hoeveel plannen er zijn om elektriciteitsnetten te verzwaren? Wat zijn hieromtrent de verwachtingen voor de komende vijftien jaar? Kan de regering aangeven of er op dit moment mogelijkheden zijn voor de netbeheerder om waarschijnlijk onnodige verzwaring te voorkomen? Hoe kan een prikkel gecreëerd worden voor netbeheerders om ervoor te kiezen om marktpartijen in de hand te nemen om op een bepaalde plaats energie te besparen of op te slaan? De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre informatie van de netbeheerder openbaar toegankelijk is om bij te dragen aan de ontwikkeling van producten en diensten. Welke data stellen de netbeheerders ter beschikking van de markt? Is het mogelijk om netbeheerders te verplichten data en kennis, zoals geaggregeerde gebruiksdata en installatiedata slimme meters, publiek te maken? Zo ja, waarom is daarvoor niet gekozen? Zij vragen verder of naast de toegezegde gesprekken met de aandeelhouders van de netwerkbedrijven er nog andere mogelijkheden zijn om de aandeelhouders te helpen hun verantwoordelijkheid ter voorkoming van indirecte kruissubsidiëring beter in te vullen. Waarom is in artikel 17C, tweede lid, Nederland gekozen als afbakening van nevenactiviteiten? Is het in de ogen van de regering zo dat netbeheerders activiteiten in het buitenland mogen verrichten? Wat is daarvan het belang voor de aangesloten in het verzorgingsgebied? In hoeverre zorgt het wetsvoorstel wet ervoor dat aangeslotenen op een netwerk niet zullen opdraaien voor verlieslatende commerciële activiteiten in het buitenland van een bedrijf onderdeel van een netbeheerdersgroep? Kan de regering aangeven bij wie de rekening wordt neergelegd op het moment dat commerciële investeringen over de grens verlieslatend zijn? Is de regering van mening dat bedrijven, die onderdeel zijn van een groepsmaatschappij met een netbeheerder, zich enkel bezig moeten houden met activiteiten die rechtstreeks verband houden en voortvloeien uit de gereguleerde activiteiten van de netbeheerders? Deze leden vragen de regering of de mogelijkheid voor het creëren van energiebeurzen open staat voor regionale netbeheerders. Zo ja, met welk doel kunnen regionale netbeheerders dan regionale energiebeurzen oprichten? Zo nee, is de regering ook niet van mening dat dit artikel nu onduidelijk is hierover?

De leden van de CDA-fractie hebben bij de plenaire behandeling van de wet STROOM gevraagd naar de benodigde aanpassingen om het aanbieden van flexibele tarieven voor huishoudens met een slimme meter mogelijk te maken. In hoeverre sluiten de technische codes waarbij gewerkt wordt met gebruiksprofielen aan bij het aanbieden van flexibele tarieven door energieleveranciers door middel van de slimme meter aan consumenten? Daarnaast vragen zij of er nog op andere wijze het gebruik van de slimme meter verbeterd kan worden. Is de regering bereid om te stimuleren dat er afspraken komen tussen energieleveranciers en netbeheerders, onder andere over het tijdig en correct opleveren van gegevens uit de slimme meter? Hoe worden de vergoedingen, die netbeheerders vragen bij afsluiten van gas, bepaald? Zijn die vergoedingen kostenreflectief? Zijn er verschillen in de tarieven tussen de netbeheerders? Kan de regering inzichtelijk maken waarom deze tarieven, gezien ook de energietransitie, niet of wel gereguleerd moeten worden?

De leden van de PVV-fractie constateren dat er behoorlijk wat frictie is tussen energiebedrijven en netwerkbedrijven over hun rolverdeling. Een van de klachten is dat het de heldere taakverdeling uit de splitsingswet ondermijnt. Aangezien de regering ervoor gekozen heeft om tegen de wens van de Eerste Kamer de splitsing actief door te drukken, zijn deze leden benieuwd hoe de regering hier tegen aankijkt. Kan dit betekenen dat indien bepaalde taken onder de experimenteerruimte worden geschaard, Eneco en Delta sommige onderdelen niet hoeven af te splitsen? Verder zijn zij benieuwd of juist door het onvolledig afbakenen van de taken van netwerkbedrijven de onenigheid met de energiebedrijven in stand wordt gehouden en verdere conflicten gecreëerd worden. Wat heeft de regering erop tegen om bijvoorbeeld netbeheerders te verplichten om flexibiliteitsdiensten op de markt in te kopen, zoals door de energiebedrijven wordt bepleit? Zeker als dergelijke zaken door de markt worden opgepikt zonder dat daar een subsidie mee gemoeid is, zou dat iets moeten zijn wat een voormalige liberaal zou moeten ondersteunen?

De leden van de D66-fractie vragen of de afbakening van de taken van de netwerkbeheerders en de netwerkbedrijven verschilt tussen het voorliggende wetsvoorstel en het oorspronkelijke wetvoorstel STROOM. Zo ja, op welke manier en waarom. Zij willen weten of een met een netbeheerder verbonden groepsmaatschappij op basis van dit wetsvoorstel wel of niet alternatieven voor netverzwaring, zoals opslag, kunnen toepassen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op basis van welk wetsartikel? En welke voorwaarden zijn daar aan verbonden? Moet dit bijvoorbeeld zijn uitgezet via een aanbesteding in de markt? Deze leden vragen of een met een netbeheerder verbonden groepsmaatschappij het voorliggende wetsvoorstel nog actief mogen zijn op (voorlichting over) energiebesparing. Zo nee, missen ze hier dan niet mogelijkheden om ook het netwerk te ontlasten? En mag (voorlichting over) energiebesparing dan wel binnen de experimenteerruimte? Zo ja, op welke punten en waar ligt dan precies de scheiding met de markt? De leden van de D66-fractie vragen of een met een netbeheerder verbonden groepsmaatschappij met het voorliggende wetsvoorstel nog actief mogen zijn op het gebied van hernieuwbaar gas. Zo ja, binnen welk wetsartikel en met welke voorwaarden?

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de regering beoogt om een heldere rolafbakening vast te leggen, waardoor netbeheerders, netwerkbedrijven en marktpartijen elk vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid met elkaar kunnen samenwerken om de energietransitie verder te brengen. Zij vragen welke wijzigingen hierbij zijn doorgevoerd ten opzichte van de Wet STROOM en welke criteria en argumenten daarbij gehanteerd zijn. Deze leden merken op dat netbeheerders, netwerkbedrijven en marktpartijen van mening zijn dat de voorgestelde taakafbakening geen recht doet aan de taken die zij voor zichzelf zien als het gaat om het bevorderen van de energietransitie. De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren de ontstane situatie en zijn van mening dat alleen door samenwerking de energietransitie voortvarend vorm kan krijgen.

5.3 Investeringsplannen

De leden van de VVD-fractie vinden dat de markt niet belemmerd mag worden door de publieke bedrijven. Zij zijn er voorstander van dat er gekeken wordt naar een andere techniek of sturing, waardoor specifieke vervangingsinvesteringen slimmer gedaan kunnen worden. Wel moet de markt hier de ruimte in krijgen. Hoe worden netbeheerders gemotiveerd de mogelijkheden die de markt kan bieden zo eerlijk mogelijk te bekijken ten overstaande van hun eigen opties? Hoe wordt de markt hierbij betrokken? In het wetsvoorstel krijgen netbeheerders expliciet de taak plannen te maken voor investeringen die te maken hebben met wind op land. Waar ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij deze taak?

De leden van de SP-fractie vragen wat de reactie van de regering is op het feit dat bedrijven ervaren dat zij niet kunnen concurreren met diensten die (onder de kostprijs) indirect worden gefinancierd uit de reguliere inkomsten die via de netbeheerder binnenkomen. Hoe gaat het voorliggende wetsvoorstel voorkomen dat netbeheerders commerciële avonturen ondernemen? Wordt dit nu echt met voorliggende voorstellen afdoende geregeld? Regelt het voorliggende wetsvoorstel bijvoorbeeld een aparte boekhouding en gedegen transparantie? Zo nee, kan de regering dan met een voorstel komen waarin dit wel afdoende geregeld wordt?

Zou de transparantie bijvoorbeeld gediend zijn bij democratische legitimering door de gemeenteraad? Is het een idee om de investeringsplannen ter goedkeuring voor te leggen aan gemeenteraden? Zo nee, waarom niet? Wat wordt er precies bedoeld met de aparte voorziening die is opgenomen ten aanzien van de investeringen in gebieden die zijn aangewezen in de structuurvisie wind op land? Welk plan, welke democratische handeling is leidend, op basis waarvan netbeheerders expliciet de taak krijgen om plannen te maken voor de investeringen in die gebieden? Wie bepaalt welke netten in dit geval uitgebreid, verzwaard of al dan niet worden aangesloten? Welke beroep- en bezwaarmogelijkheden bestaan er voor burgers, maar ook voor gemeenten, in dit geval? Wordt de invoeringsregeling voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal?.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of het klopt dat er nu maar een netbeheerder is die invulling geeft aan de wettelijke eis voor een afzonderlijke boekhouding en publicatie hiervan. Stelt het wetsvoorstel geen aanvullende eisen aan financiële transparantie van netwerkbedrijven? Zij zijn van mening dat er volledige openbaarheid hoort te zijn over het directe en indirecte gebruik van publieke middelen. Is de regering voornemens om alsnog helder voor te schrijven dat zowel netbeheerders als netwerkbedrijven een gescheiden boekhouding voeren en dat deze openbaar is? Deze leden wijzen erop dat in de wet niet alle vormen van bevoordeling zijn uitgesloten: bedrijfswinsten van netbeheerders kunnen via holdingconstructies worden gebruikt voor (verliezen bij) commerciële activiteiten van netwerkbedrijven. De leden van de ChristenUnie-fractie achten dit een vorm van marktverstoring die nieuwe initiatieven hindert, waarbij consumenten bovendien betalen voor diensten buiten het publieke domein. Is de regering voornemens deze vorm van bevoordeling uit te sluiten?

5.4 N-1 bepalingen

De leden van de VVD-fractie vinden de betrouwbaarheid van het net van groot belang maar zien in dat op sommige punten in ons netwerk de kosten van de N-1 bepaling groter zijn dan een eventueel defect en de hieruit voortvloeiende kosten. Kan de regering aangeven of bij beide Kamers der Staten-Generaal hierover een amvb wordt voor- of nagehangen?

De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van onderzoek en verslag van stroomstoringen een amendement ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel STROOM7. Zij zijn er van overtuigd dat deze voorgestelde verplichting ook kan bijdragen aan het voorliggende wetsvoorstel. Is de regering bereid in aanvulling op de voorgestelde gewijzigde normstelling ten behoeve van de betrouwbaarheid van netten van 110 kV en hoger een verplichte storingsrapportage op te nemen in de wet?

De leden van de PVV-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen van het voornemen van de regering om uitzonderingen op de enkelvoudige storingsreserve (N-1 norm) toe te staan. Nederland staat wereldwijd bekend op z’n uiterst betrouwbare elektriciteitsnetwerk, iets wat ook erg van belang is voor bedrijven die daar van afhankelijk zijn, zoals de ICT-sector. Nota bene afgelopen week is gebleken wat voor miljoenenschade het oplevert als de stroomvoorziening er enige uren uit ligt. Eens te meer wordt hiermee bewezen dat duurzaamheid ten koste gaat van de leveringszekerheid. Zij zijn benieuwd naar de exacte beweegredenen om deze uitzondering nu te introduceren. Ook vragen deze leden wat de potentiële schade kan zijn bij de gesuggereerde onderbreking van 6 uur en 100 MW en hoeveel bedrijven en huishoudens hier in potentie tegelijkertijd door getroffen kunnen worden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het onderhavige wetsvoorstel de mogelijkheid geeft om af te wijken van de regel dat bij hoogspanningsnetten vanaf 110 kV een enkelvoudige dan wel een dubbele storingsreserve (vanaf 220 kV) aanwezig moet zijn. Deze leden vinden het van belang dat, zeker ook met het oog op kwetsbare bedrijven, niet afgedongen mag worden op de huidige betrouwbaarheid van het hoogspanningsnet. Hoe kijkt de regering aan tegen het voorstel om netbeheerders te verplichten om te rapporteren over voorkomende storingen, zodat hieruit lessen getrokken kunnen worden?

5.5 Kruisparticipaties

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering het regelen van kruisparticipaties op dit moment werkelijk nodig acht, terwijl de enorme binnenlandse transitie van het elektriciteitsnet nog moet aanvangen? Waarom is er niet geregeld dat de procedure gaat voorzien in het expliciet door de Kamer goedkeuren van specifieke en individuele transacties met een netbeheerder uit een ander lidstaat? Wat staat in de weg om dit soort verregaande besluiten via democratische legitimering van de Kamer te laten plaatsvinden aangezien de nutsfunctie immers van vitaal belang is?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom geen instemming van de Staten-Generaal wordt gevraagd over een afgeronde transactie betreffende een aandelenruil bij kruisparticipaties.

De leden van de PVV-fractie zien er niets in om onze landelijke netbeheerders voor elektriciteit en gas in de uitverkoop te doen. Deze leden hebben daar eerder bij de wet STROOM al een amendement voor ingediend, maar helaas heeft een meerderheid van de Kamer er geen problemen mee als TenneT en Gasunie door buitenlandse partijen worden overgenomen. Welke financiële belangen zijn hiermee gemoeid? Kan de regering een indicatie geven van de opbrengsten indien de maximaal toegestane 25% van TenneT of Gasunie wordt verpatst? Verder vragen deze leden of de regering aanwijzingen heeft dat er buitenlandse interesse zou zijn in aandelen TenneT of Gasunie. Indien dit het geval is, wordt de Kamer hier al dan niet vertrouwelijk vooraf over geïnformeerd?

5.6 Gesloten distributiesystemen

De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom niet de Europese mogelijkheid wordt gebruikt om in gebieden tot 100.000 aansluitingen de verplichting tot ontbundelen op te heffen.

De leden van de SP-fractie constateren dat in Nederland een energienet pas een gesloten distributiesysteem (GDS) is wanneer daar ontheffing voor is verleend. Waarom gaat een dergelijke GDS-maatregel alleen gelden voor industriële of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, ziekenhuizen of chemische industrielocaties? Bij de wet is dan tevens sprake van een geografisch afgebakend gebied. De tekst stelt tevens dat het niet eens op alle onderdelen fysiek verbonden hoeft te zijn, maar zolang het maar organisatorisch of functioneel als een gesloten distributiesysteem wordt beheerd. Kan de regering hier ter illustratie met een aantal voorbeelden komen waarbij een GDS niet fysiek verbonden is? Wat zijn hierbij de kaders of begrenzing van dit organisatorisch beheer? Nadrukkelijk wordt bij GDS niet gekozen voor consumenten. Deze leden vinden dat een raar figuur: er zullen immers gedurende de transitie steeds meer kleinschalige netten ontstaan. Waarom wordt er geen ruimte geboden voor appartementencomplexen of wijken met een geïntegreerde voorziening? Het Europees recht staat weliswaar GDS niet toe als er huishoudens zijn verbonden, maar biedt wel degelijk een alternatieve optie voor lokale initiatieven met huishoudens. Volgens het optionele artikel 26, vierde lid, van de derde Elektriciteitsrichtlijn mogen lidstaten bij gebieden tot 100.000 aansluitingen de verplichting om te ontbundelen opheffen. Deelt u de mening dat implementatie van artikel 26, vierde lid, lokale initiatieven en de toepassing van (bestaande) nieuwe technieken en diensten zal bevorderen? Bent u bereid artikel 26, vierde lid te implementeren? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat artikel 26, vierde lid, van de derde Elektriciteitsrichtlijn lidstaten de mogelijkheid geeft om gebieden tot 100.000 aansluitingen de verplichting om te ontbundelen op te heffen. In de helft van de landen waaronder Frankrijk, Duitsland en Denemarken is dit artikel geïmplementeerd. Dan staat het partijen vrij om in appartementencomplexen, in wijken en/of op eilanden geïntegreerde voorzieningen te entameren. Waarom Nederland er niet voor heeft gekozen om dit artikel in wetgeving te implementeren?

5.7 Verplaatsen of ondergronds aanleggen van een hoogspanningsverbinding

De leden van de VVD-fractie vragen de regering wanneer de amvb over de eigen bijdragen verwacht kan worden.

De leden van de CDA-fractie zijn de regering erkentelijk dat het aangenomen amendement van de leden Agnes Mulder, Jan Vos8, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel STROOM is opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel. Kan de regering aangeven hoe het staat met de gesprekken en het opstellen van de amvb over de kostenverdeling van verkabeling en verplaatsing van hoogspanningsverbindingen? In hoeverre wordt in de amvb tegemoetgekomen aan de strekking van het genoemde amendement om in de kostenverdeling de zorgen van gemeenten te betrekken omtrent de draagkracht in relatie tot aantal inwoners, de omvang van gemeenten en de lengte van mogelijk te verkabelen tracés per gemeente? In het wetsvoorstel geeft de regering aan het vanzelfsprekend te vinden dat rijk, gemeenten en provincies samen naar een oplossing zoeken voor de problematiek van het wonen onder hoogspanningsverbindingen en de kosten en lasten van die oplossing zoveel als mogelijk gezamenlijk dragen. In het wetsvoorstel wordt dit niet geconcretiseerd. Kan de regering toelichten wat in dit verband van de provincies wordt verwacht? Wordt hierover iets opgenomen in de amvb betreffende de kostenverdeling?

Deze leden vragen verder de regering toe te lichten wanneer een bepaald tracédeel in aanmerking komt voor verkabeling of verplaatsing. Hoe wordt besloten wanneer dit kostenefficiënt is en hoe het proces van aanwijzing van deze tracédelen plaatsvindt?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering wederom probeert om zichzelf vrij te pleiten van enige verplichting door te stellen dat op alle locaties in Nederland er aan de Europese norm voldaan wordt. Daarbij gaat ze compleet voorbij aan het feit dat het toenmalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in 2005 zelf de norm met een factor 250 (van 100 naar 0,4 microtesla) verlaagde. Bovendien heeft de huidige Minister-President in 2010 op locatie beloofd dat er een uitkoopregeling voor bewoners onder hoogspanningsverbindingen zal komen. Nu is het voor de Minister-President gebruikelijk om in verkiezingstijd allerlei valse beloftes te doen, maar wat deze leden betreft maken beloftes schuld en moet dus zeven jaar later eindelijk geleverd worden. Toch blijven deze leden het merkwaardig vinden dat er wederom naar de veel hogere Europese norm gewezen wordt, dus welke norm wordt er nu gehanteerd, de Europese norm van 100 microtesla of de norm van VROM van 0,4 microtesla? Indien de Europese norm gehanteerd wordt, kunnen de leden van de PVV-fractie dan hier uit opmaken dat de ondoordachte verkiezingsretoriek van de huidige Minister-President de basis vormen voor het feit dat er nu een peperdure regeling wordt opgetuigd, waarvoor volgens de eigen normen geen enkele noodzaak is? Dat laat overigens onverlet dat deze leden voorstander zijn van deze regeling. Sterker nog, zij vinden het schandalig dat deze mensen jaren lang aan hun lot zijn overgelaten in hun onverkoopbare woningen. Wat de leden van de PVV-fractie betreft staat namelijk het belang van de bewoners voorop en zij verdienen een heldere, eenduidige regeling. Daarnaast zijn natuurlijk de leveringszekerheid en betaalbaarheid van belang. Deze leden constateren dat er bij iedere hoogspanningsleiding veel discussie is tussen de netbeheerder en omwonenden wat de meest kosten efficiënte oplossing is. De regering geeft nu een ontheffingsmogelijkheid aan de netbeheerders om tracés in te trekken. Kan de regering aangeven of hier door de ACM nog op wordt toegezien? Wat gebeurt er indien desbetreffende gemeente of provincie niet wenst mee te betalen aan de verkabeling of verplaatsing? Komt de bewoner dan alsnog in aanmerking voor een uitkoopregeling? Wat deze leden betreft is dit een dilemma want het niet aanbieden van een uitkoopregeling houdt in dat de bewoner aan zijn lot wordt overgelaten. Het wel aanbieden van een uitkoopregeling resulteert in de minst kosten efficiënte oplossing en geeft gemeentes en provincies de mogelijkheid om hun verantwoordelijkheid af te schuiven. Hoe weegt de regering dit af?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering constructief heeft overlegd over de hoogte van de vergoeding voor het ondergronds leggen van kabels en dat dit in een amvb zal worden geregeld. Zij willen weten wat de orde van grote is van de vergoeding die gemeenten moeten meebetalen, op welke manier daarbij de draagkracht van de gemeenten wordt meegenomen en op welke manier dit in de amvb wordt geregeld. Hoeveel zouden bijvoorbeeld respectievelijk Den Best en Breda moeten bijbetalen voor de verkabeling van drie kilometer tracé?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat in het wetsvoorstel de mogelijkheid is opgenomen voor verplaatsen of verkabeling van hoogspanningskabels en dat er een uitkoopregeling is opgenomen. Zij stellen wel vast dat er nog veel financiële onduidelijkheid is, waardoor nog te bezien valt of de regeling uiteindelijk uitgevoerd kan worden. Deze leden wijzen erop dat ervoor gewaakt moet worden dat uit het oogpunt van kostenbeheersing voor de relatief goedkope oplossing van uitkoop gekozen wordt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts welke bijdrage de regering van de provincies verwacht bij het verplaatsen of verkabelen van hoogspanningskabels, aangezien nu de provincies expliciet worden genoemd als medeverantwoordelijk voor een oplossing. Dat zowel gemeenten als provincies een verzoek kunnen indienen brengt volgens hun het risico mee dat beide partijen naar elkaar gaan kijken wie de eerste stap gaat zetten. Consequentie daarvan kan weer zijn dat er niets gebeurt en het maatschappelijke probleem van het wonen onder bestaande verbindingen niet tot een bevredigende oplossing wordt gebracht. Hoe kan dit worden voorkomen?

5.8 Overige bepalingen

De leden van de SP-fractie vragen waarom er gekozen is om de goedkeuring van de statuten van de netbeheerders door de regering te laten vervallen. Welke wetten en regels voorkomen dat bijvoorbeeld na statutenwijzigingen topsalarissen weer mogelijk worden gemaakt? Zijn niet juist de statuten een manier om commerciële avonturen al aan de bron te voorkomen? Is de ACM volgens de regering voldoende geëquipeerd om uitwassen, zoals netwerkbedrijven die tientallen bv’s en nv’s onder zich hebben zoals Alliander, afdoende aan te pakken? Is de huidige boekhouding van al die bv’s en nv’s volgens de regering voldoende transparant? Is de regering van mening dat de ACM in de huidige wetgeving voldoende instrumenten in handen heeft om haar rol als toezichthouder in de energiemarkt te kunnen vervullen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Met behulp van het onderhavige wetsvoorstel wordt de wetgeving dusdanig gewijzigd dat de ACM vooraf toetst in plaats van achteraf toezicht houdt. Leidt dit niet tot vertraging van de energietransitie, terwijl dit wetsvoorstel versnelling beoogd? Waar bestaat volgens de regering de werkelijke winst uit om als overheid op deze wijze terug te treden uit de statuten van netbeheerders? Waarom is er gekozen om de gasnetverliezenweg te halen bij leveranciers en shippers en neer te leggen bij de netbeheerders? Is het niet zo dat de prikkel om gasnetverliezen terug te dringen daarmee verloren gaat, omdat netbeheerders deze som immers mogen doorberekenen in de tarieven? Waaruit bestaat de toekomstige transparantie op dit gebied? Hoe zijn gastnetverliezen terug te vinden in de boeken waarbij het immers kan gaan om een jaarlijkse financiële waarde oplopend tot tientallen miljoenen? Op welk moment wordt de Kamer geïnformeerd over de precieze consequenties van de uitvoeringslasten ten gevolge van voorliggende voorstellen? Waarom wordt een dergelijk besluit nu genomen, terwijl de uitvoerings- en handhavingstoetsen van lagere wetgeving nog niet bekend zijn? De leden van de SP-fractie vernemen graag wat de verwachte toename is van regeldrukeffecten bij netbeheerders. Is het immers niet zo dat juist dit soort zaken later verrekend worden in de tarieven aan consumenten?

De leden van de CDA-fractie vernemen dat sommige bedrijven veel behoefte hebben aan een bepaalde aansluiting en dat daarvoor in de ACM vastgestelde codes in voorzien. Deze leden vragen of het recht op een maatwerkaansluiting vastgelegd kan worden in het voorliggende wetsvoorstel. Zo ja, is de regering daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?

6. Uitvoerings- en handhavingstoets ACM en SODM

6.1 Uitvoerings- en handhavingstoets ACM

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten of de ACM voldoende middelen heeft om te handhaven op kruissubsidiering binnen een netwerkbedrijf.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om in te gaan op de passage van de ACM uitvoeringstoets waarin de ACM aangeeft niet in staat te zijn het verbod op nevenactiviteiten effectief hand te haven. Daarbij doet de ACM het voorstel om artikel 17 C van de Elektriciteitswet en artikel 10d van de Gaswet op te nemen in artikel 77i Elektriciteitswet en artikel 60ad Gaswet. Waarom heeft de regering dit voorstel niet overgenomen?

De leden van de PVV-fractie delen de kritiek van de ACM. Weliswaar zijn de taken van de netbeheerder nu beter afgebakend dan in de huidige wet, er zijn nog voldoende activiteiten waarover de onduidelijkheid in stand wordt gehouden. Daarnaast brengen de tijdelijke taken en experimenteerruimte natuurlijk risico’s met zich mee. Het lijkt de leden ongewenst als netbeheerders met gratis geld gaan experimenteren. Zelfs als dit op korte termijn misschien financieel gezien aantrekkelijk lijkt kan dit op langere termijn nadelig uitpakken, omdat de markt er dan niet meer in wil investeren, zo kwam naar voren in het rondetafelgesprek dat de commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer op dinsdag 17 januari 2017 heeft gehouden. Kan de ACM hierop toetsen en gebeurt dit ook? Verder komen dergelijke experimenten veelal tot stand in samenwerking met gemeentes of in opdracht van gemeentes. Gemeentes die, zoals eerder gememoreerd, veelal geleid worden door rücksichtsloze duurzaamheidswethouders die heel gemakzuchtig omspringen met het geld van een ander. Deze leden vragen of de ACM bij machte is om hier op toe te zien en onrendabele experimenten bij voorbaat te blokkeren. Hebben netbeheerders de mogelijkheid om dit te doen en is het vanuit hun positie wel reëel om te verwachten dat zij verzoeken van hun opdrachtgever of aandeelhouders weigeren, zeker als zij daar zelf ook een financieel belang bij hebben? Zo ja, kan de regering voorbeelden geven van situaties waarin dit is gebeurd? Zo nee, hoe wil de regering dan voorkomen dat er allerlei kosten inefficiënte experimenten worden gedaan?

De leden van ChristenUnie-fractie constateren dat de ACM heeft aangegeven dat alleen als de markt tekort schiet en de oorzaak daarvan niet kan worden weggenomen, er reden kan zijn om de netbeheerder of het netwerkbedrijf een (tijdelijke) rol te geven als er direct raakvlak is met de kerntaak van de netbeheerder en als de wenselijkheid ervan blijkt uit een MKBA. Is deze mogelijkheid voor een tijdelijke rol met het voorliggende wetsvoorstel mogelijk of zou het wetsvoorstel moeten worden aangepast om dit mogelijk te maken? Welke definitie van «tijdelijk» heeft de regering hierbij voor ogen?

7. Bedrijfseffecten en lasten

7.1 Afbakenen van taken van netbeheerders

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de taken van netbeheerders beperkt moeten worden tot het punt waar de netten beschermd blijven en de markt taken daarbuiten oppakt. Maar ook in de transitie naar een duurzame energievoorziening hebben netbeheerders een duidelijke taak. De gemeenten hebben een regierol in de transitie, maar de kennis van netbeheerders is hierbij van belang. Zij hebben nog wel enkele vragen aan de regering over de taken van de netbeheerders. Hoe worden de taken die in een amvb geregeld worden, voorgelegd aan de Staten-Generaal? Hoe kunnen partijen deze taken aanvragen? In de huidige omschrijving van de taken mogen netbeheerders geen systeemdiensten inkopen. Waarom is hier voor gekozen? Zou dit het neerleggen van meer kopers niet efficiënter tegengaan? Kan de regering aangeven of beheersactiviteiten, zoals het verrichten van schakelingen aan klantinstallaties door het netwerkbedrijf, onder de definitie van artikel 17c, tweede lid, onder e, vallen. Kunnen de netwerkbedrijven met deze wet deze werkzaamheden blijven uitvoeren voor klanten?

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de regering van plan is om met de amvb te komen waarin wordt gespecificeerd welke taken de netbeheerders daadwerkelijk krijgen. Is de regering voornemens deze amvb eerst voor te leggen aan de Tweede Kamer via en voorhangprocedure? Is de regering bereid om een nota van wijziging in te dienen om een verzwaarde voorhangprocedure (met omzetting in wetgeving als een vijfde van de leden van de Kamer dit wil) op te nemen in de wet? In hoeverre is de gedachte achter de motie-Vos over de rol van netbeheerders9 meegenomen bij het opstellen van het wetsvoorstel? Kan de regering aangeven hoe met deze motie is omgegaan bij het opstellen van het wetsvoorstel? Hoe ziet de regering de implementatie van het «Winter package»? Is de regering het eens dat dit de rol van netbeheerder weer zal wijzigen? Klopt het dat de winstmarges van netbeheerders vijf keer groter is dan de winstmarges van leveringsbedrijven? Deelt de regering de mening dat zij ook veel meer geld te investeren hebben in de energietransitie en daarom minstens zo geschikt zijn als leveringsbedrijven om hier een significante rol in te spelen?

Wanneer de leveringsbedrijven inderdaad zo’n lage winstmarge hebben, welke prikkel hebben zij dan om energiebesparingsadvies te geven, die hun opbrengst en dus hun marge nog verder omlaag zal brengen? Deelt de regering de mening dat er juist meer marktwerking ontstaat wanneer de netbeheerders ook activiteiten omtrent de energietransitie mogen uitvoeren, omdat er zo juist meer partijen zijn op deze markt en er zo een extra stimulans komt voor een vlotte transitie? Klopt het dat de markt voor energietransitiediensten (onder andere laadpalen, opslag en demand response en energieadvies) zo groot is dat het echt niet nodig is dat netbeheerders en leveringsbedrijven elkaar proberen uit te sluiten van deze markt? Klopt het dat het juist beter is dat er zo veel mogelijk aanbieders zijn om deze energietransitie tot stand te brengen?

Klopt het dat beslissingen over de optimale energieinfrastructuur wijk voor wijk, straat voor straat en huis voor huis genomen zullen moeten worden? Klopt het dat daarbij de gemeenten, en hun dochterondernemingen, de meest geëquipeerde partij met de beste informatie zijn om dit gestalte te geven? Klopt het dat de overheid de aangewezen partij is om de markt voor energietransitiediensten te creëren, zowel aan de aanbod kant, als aan de vraagkant? Hoe geeft de regering daaraan invulling? Klopt het dat de dongel van Alliander en het project Heerhugowaard nooit tot stand hadden kunnen komen als het beperkende artikel 17c van het onderhavige wetsvoorstel al had bestaan? Waarom worden deze kunstmatige belemmeringen voor de energietransitie opgeworpen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om nog eens toe te lichten waarom er niet voor gekozen is om het faciliteren van de energietransitie en energiebesparing expliciet als taken op te nemen voor netbeheerders. Is het opnemen van deze taken voor netbeheerders noodzakelijk om toekomstgerichte keuzes te maken voor capaciteitsuitbreiding en vervangingsinvesteringen voor het net, of ziet de regering hiervoor andere mogelijkheden? Deelt de regering het uitgangspunt dat flexibiliteitsdiensten de voorkeur verdienen boven capaciteitsverzwaring? Wat is volgens de regering de meest effectieve manier om ervoor te zorgen dat flexibiliteitsdiensten van de grond komen? Is hiervoor een verplichting tot aanbesteding in de markt door netbeheerders nodig of ziet de regering andere mogelijkheden?

8. Uitkomsten consultatie

De leden van de VVD-fractie vragen in navolging van vragen in de consultatieronde of de geldstromen binnen een netwerkbeheerder en netwerkbedrijf voldoende transparant zijn.

De leden van de SP-fractie vernemen graag welke vijf reacties van de internetconsultaties niet openbaar mochten worden gemaakt en waarom dit niet mocht. Ook vernemen zij graag op welke wijze de uitkomsten van de energiedialoog doorklinken of door gaan klinken in de toekomstige elektriciteits- en gaswet. Het in 2016 geconsulteerde wetsvoorstel voor aanpassing van de warmtewet kan naar mening van deze leden slechts worden getypeerd als reparatiewetgeving. Dat voorstel is nog steeds niet aan de Kamer aangeboden. De regering heeft vorig jaar een fundamentele herziening van de warmtewet toegezegd. Voor de noodzakelijke uitfasering van gas is het van belang dat alternatieve warmte-oplossingen worden ontwikkeld. Deelt de regering de opvatting dat een op de energietransitie gerichte herziening van de Elektriciteits- en Gaswet om parallelle maatregelen in de warmtewetgeving vraagt? De Energieagenda wil uitgaan van een recht op warmte en wil dat de verschillende opties daarvoor tegen elkaar worden afgewogen. Wie moet in de toekomst volgens de regering de netten voor ruwe gassen (niet zijnde gas in de zin van de Gaswet) en warmte gaan beheren?

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A

De leden van de VVD-fractie lezen in onderdeel A dat de netbeheerder beoordeelt of er sprake is van een studentencomplex. Deze leden vragen de regering wat er gebeurt als hier onenigheid over ontstaat. Waar kunnen de eigenaren van deze complexen terecht met bezwaar?

Artikel XVIII

De leden van de PvdA-fractie vragen of het klopt dat alle artikelen van het wetsvoorstel op verschillende momenten in werking kunnen treden via koninklijk besluit. Waarom wordt in de toelichting gesuggereerd dat het om een moment gaat in plaats van verschillende momenten?

III. Tabel Europeesrechtelijke context artikelen wetsvoorstel

De leden van de SP-fractie vragen waarom het advies van de Afdeling Advies van de Raad van State om het Europeesrechtelijk kader uiteen te zetten en in een zelfstandige toelichting in te gaan op deze aspecten niet wordt overgenomen. Waarom is er gekozen voor een kale tabel en mist de toelichting daarop? Kan per gewijzigde bepaling aangegeven worden wat het Europeesrechtelijk kader is? En per artikel aangeven worden wanneer betreffende bepaling expliciet geen relatie heeft met Europese richtlijnen? Hoe staat het met de derde Elektricteitsrichtlijn? Is deze richtlijn op enige wijze betrokken in het onderhavige wetsvoorstel?

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen


X Noot
1

Kamerstuk 34 199,

X Noot
2

Kamerstuk 30 212

X Noot
3

TK 31 510 nr.64

X Noot
4

Nationale Energieverkenning, TK 30 196 nr. 479, tabel 5.3, p. 142

X Noot
5

TK 31 239 nr.177

X Noot
6

TK 34 199, nr. 24

X Noot
7

TK 34 199, nr. 49

X Noot
8

TK 34 199, nr. 37

X Noot
9

TK 34 199 nr.51

Naar boven