Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34166 nr. 22 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34166 nr. 22 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2015
Hierbij bied ik u de Voorzitterschapseditie van de Staat van de Unie aan. Graag ga ik, samen met de premier, hierover met uw Kamer in debat op 7 december a.s.
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders
Deel I – chapeau
INLEIDING
De Europese Unie ondergaat zware beproevingen. De toestroom van mensen op de vlucht voor oorlog en onderdrukking is groot. Aan de oostgrens lijkt de geopolitiek terug van weggeweest en binnen de EU ligt fragmentatie op de loer. Terreuraanslagen worden gepleegd op onze manier van leven, bedoeld om angst te zaaien en onze samenlevingen tegen elkaar uit te spelen. Gemakkelijke, snelle antwoorden op deze vraagstukken zijn er niet. Als aankomend voorzitter van de Raad staat Nederland voor de belangrijke taak de EU, juist in deze woelige tijden, te helpen tot gezamenlijke oplossingen te komen. Eendracht en slagkracht zijn nodig op alle niveaus. Een belangrijk fundament hiervoor ligt in de effectieve combinatie van Europese en nationale maatregelen.
Aan de vooravond van het eerste Nederlandse EU-voorzitterschap in twaalf jaar blikt het kabinet graag met u vooruit naar de uitdagingen waar de Europese Unie voor staat. Welke opgaven en dilemma’s komen op ons pad, in welke context vindt het voorzitterschap plaats en wat zijn hierbij de positie, rol en inzet van Nederland? De focus op het komende half jaar geeft deze editie van de Staat van de Unie een bijzonder karakter. Als voorzitter is de relatie tot de instellingen en de overige lidstaten immers effectief anders. Er wordt expliciet naar Nederland gekeken voor verbinding, voor stuurmanskunst en als hoeder van het collectieve Europese belang; een rol waar het kabinet samen met u al geruime tijd naartoe werkt. Dit stuk staat dan ook niet op zich. Het dient te worden bezien in samenhang met en in aanvulling op de Staat van de Unie die uw Kamer op 23 februari van dit jaar toeging (Kamerstuk 34 139, nr. 1) en de opeenvolgende Kamerbrieven over de inhoudelijke voorbereiding van het EU-voorzitterschap, in het bijzonder de brief van 28 januari jl. (Kamerstuk 34 166, nr. 1) De belangen waar het kabinet zich sinds zijn aantreden in EU-verband sterk voor maakt, zijn in de komende periode niet wezenlijk anders. De context is dat wel. Het kabinet zet zich ervoor in bestaande ambities ook in aanloop naar en gedurende het EU-voorzitterschap na te streven, op een manier die past bij de rol van het roulerend voorzitterschap.
Deze Staat van de Unie is als volgt opgebouwd: het eerste deel gaat in op de context waarin het Nederlandse EU-voorzitterschap plaatsvindt en geeft een analyse van de voornaamste uitdagingen voor de Unie. In dit deel wordt ook stilgestaan bij de uitgangspunten die Nederland tijdens het voorzitterschap zal hanteren en die in eerdere Kamerbrieven aan de orde gekomen zijn: een focus op hoofdzaken, innovatieve groei en banen, en verbinding. Bijzondere aandacht gaat vervolgens uit naar de eisen die de rol van roulerend voorzitter aan Nederland stelt. Het tweede deel geeft een overzicht van de belangrijkste dossiers die de komende periode in de diverse Raadsformaties spelen. Het kabinet gaat daarbij nader in op de concrete inzet en activiteiten tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. De gebruikelijke kabinetsappreciatie van het Commissiewerkprogramma voor het komende jaar, dat de Commissie op 27 oktober jl. presenteerde, is in het tweede deel verwerkt.
EERSTE BELANGRIJKE STAPPEN NAAR EENDRACHT EN SLAGKRACHT ZIJN GEZET
De huidige uitdagingen vragen om effectieve besluitvorming en breed gedragen oplossingen. In veel gevallen zijn verschillende, onderling samenhangende maatregelen nodig, op zowel de korte als de langere termijn. Dit is allerminst eenvoudig, maar als EU-lidstaten de handen ineen slaan en gezamenlijk de politieke wil tonen om uit te stijgen boven deelbelangen, dan is de slagkracht van de Unie groot. Dit is geen zaak van lang vervlogen tijden: ook de afgelopen jaren bleken lidstaten en instellingen, onder druk van diverse crisissituaties en op verschillende terreinen, in staat noodzakelijke veranderingen van binnenuit in gang te zetten. Samen zijn wij niet geringe uitdagingen aangegaan en een weg ingeslagen met meer aandacht voor hoofdzaken en de grondvesten van de Unie.
Een eerste voorbeeld hiervan is Strategische Agenda, die de Europese Raad in juni 2014 heeft vastgesteld. De Europese Raad heeft hiermee duidelijk richting en invulling gegeven aan het principe van een Unie die zich concentreert op hoofdzaken: nationaal wat kan, Europees wat moet. In dit document hebben de lidstaten gezamenlijk de belangrijkste prioriteiten voor de komende jaren vastgelegd; niet minder maar ook niet meer. De sterk aan de Strategische Agenda verwante politieke richtsnoeren van de Commissie geven blijk van een intensievere samenwerking tussen de instellingen en verankeren de prioriteiten en principes in het hart van het Europese bestuur. Met deze nieuwe en hernieuwde uitgangspunten als leidraad, is de Commissie vervolgens voortvarend aan de slag gegaan.
In het verlengde hiervan hebben EU-lidstaten en instellingen laten zien dat zij de ontstane tendens naar te rigide regelgeving willen tegengaan. Op diverse terreinen zet de Commissie concrete stappen naar kwalitatief betere EU-regelgeving. Er is een scherpere focus op die terreinen waar de EU daadwerkelijk meerwaarde biedt en er is meer aandacht voor het terugdringen van regeldruk en het efficiënter verwezenlijken van beleidsdoelen. Dit is essentieel voor het maatschappelijk draagvlak, de implementatie en de naleving van Europese afspraken. Bij een juiste toepassing draagt deze insteek tegelijk bij aan een degelijk en vlot verloop van wetgevende trajecten en aan voldoende nationale beleidsvrijheid en economische bewegingsruimte.
Een ander voorbeeld van Europese eenheid en slagkracht ligt op economisch en monetair terrein. De EU heeft een diepe crisis doorstaan en is daar sterker uit gekomen. Weeffouten in de Economische en Monetaire Unie (EMU) zijn en worden hersteld. Bovendien zijn belangrijke stappen gezet om de eurozone en de bredere Unie zo in te richten dat gezamenlijke afspraken worden nagekomen én innovatieve groei wordt gestimuleerd. Zo is er de inwerkingtreding van de Bankenunie die bijdraagt aan verdere versterking van de EMU en de interne markt, via de bevordering van een gelijker speelveld tussen Europese banken en het terugdringen van (grensoverschrijdende) systeem- en besmettingsrisico’s. Deze zomer is verder, door intensief gezamenlijk Europees optreden, met Griekenland een substantieel hervormingsprogramma overeengekomen. Daarmee is een mogelijk Grieks uittreden uit de eurozone voorkomen en zijn de eenheid en stabiliteit binnen de eurozone bewaard gebleven. Voor Nederland staat voorop dat Griekenland zich aan de gemaakte afspraken moet houden. Het nieuwe steunpakket is daartoe geflankeerd door scherpe maatregelen die gericht zijn op het op orde brengen van de overheidsfinanciën, stabiliteit van de financiële sector en structurele hervorming van de economie. Het kabinet heeft vertrouwen in de toekomst, maar zal uiteraard nauwlettend toezien op de strikte naleving en uitvoering van de afspraken die met Griekenland zijn gemaakt. Een andere belangrijke ontwikkeling op financieel-economisch vlak is de instelling van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, dat in het leven is geroepen om groei te stimuleren. Een eerste set projecten heeft al financiering toegewezen gekregen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de nieuwe accenten die EU-breed zijn gezet. Het begin van een kentering in het Europees bestuur, waaraan ook Nederland – vanaf de nationaal uitgevoerde subsidiariteitsexercitie, het daarop volgende seminar in de winter van 2014 en de niet aflatende oproep tot aandacht voor hoofdzaken, een betere balans tussen de instellingen en de zoektocht naar verbinding – een belangrijke impuls heeft weten te geven.
Het kabinet draagt er tijdens het voorzitterschap graag aan bij deze ingeslagen weg voort te zetten. De geschetste (institutionele) ontwikkelingen laten niet enkel zien dat de EU in staat is tot verandering van binnenuit, maar geven de Europese Unie ook handvatten om effectiever om te gaan met verdere, eveneens zeer complexe, uitdagingen.
NOODZAAK TOT EUROPESE SAMENWERKING, SOLIDARITEIT EN VERANTWOORDELIJKHEID
Een aantal uitdagingen waar de EU voor staat vraagt om gezamenlijke antwoorden. De ring van instabiliteit rond de Europese Unie heeft grote gevolgen voor de wereld om ons heen. Ook binnen de grenzen van de Unie zijn de gevolgen steeds meer voelbaar. Lidstaten worstelen met de opvang van grote aantallen mensen op zoek naar een veilig heenkomen of betere economische omstandigheden. De migratiecrisis vergt tevens een herdefinitie van de samenwerking met sleutelpartners als Turkije en Afrikaanse landen van herkomst en transit van migranten. Terroristische dreigingen en aanslagen in onder meer Parijs en Brussel en in aan de EU grenzende landen, zoals in Ankara, leggen druk op onze samenlevingen. In het oosten daagt Rusland het veiligheidssysteem uit en lopen de gemoederen op. In reactie gaan stemmen op de spreekwoordelijke luiken dicht te doen, letterlijk de grenzen te sluiten, of zelfs een «illiberal democracy» na te streven. Juist in deze tijden is het van belang het hoofd koel te houden, legitieme zorgen te erkennen, en met alle 28 lidstaten samen op te trekken om problemen effectief te kunnen aanpakken en Europa beter te laten functioneren.
Externe en interne veiligheid zijn onlosmakelijk met elkaar verweven, zoals onlangs dramatisch geïllustreerd door de aanslagen in Parijs. Dat geldt evenzeer voor de wijze waarop we die veiligheid borgen. De EU is gevestigd op de fundamentele waarden van vrijheid, democratie, rechtsstatelijkheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Het is zeker vanuit die optiek onaanvaardbaar dat mensen, op de vlucht voor oorlog of vervolging, gedwongen zijn hun leven en dat van hun kinderen in de handen van mensensmokkelaars te leggen. De toestroom van vluchtelingen die via de buitengrenzen verder de Unie intrekken, zet het vrij verkeer van personen binnen de EU onder druk en vraagt om herbezinning op het Dublin-systeem. Dit geldt des te meer omdat niet alle lidstaten dezelfde effecten ervaren en verschillend denken over het vermijden van de negatieve gevolgen van de vluchtelingenstroom. De zich snel opvolgende ontwikkelingen in de migratiecrisis zullen veel aandacht vergen van het Nederlandse voorzitterschap. Het pakket aan maatregelen dat de afgelopen maanden is geformuleerd, onder andere op het gebied van een verdeling van asielzoekers en vluchtelingen en een effectief terugkeerbeleid, zal nadere uitwerking en implementatie vergen, terwijl tegelijkertijd voortvarend zal worden ingezet op een geïntegreerde, middellangetermijnvisie. De afspraken met Turkije in het kader van het EU-Turkije actieplan en de uitkomsten van de Valletta-Top met Afrikaanse landen bieden hiervoor een basis. Daarnaast zijn er ook resultaten nodig ten aanzien van de bewaking van de buitengrenzen en het functioneren van het Dublin-systeem en de Schengenzone.
Succes is bij dit alles geen gegeven. Diverse centrifugale krachten, versterkt door een gebrek aan onderling vertrouwen, bemoeilijken soms het vinden van concrete, coherente oplossingen. De eurocrisis liet een tegenstelling zien tussen meer en minder hervormingsgezinde lidstaten en ook de huidige vluchtelingencrisis brengt verschillen in belang en opstelling aan het licht. Dit alles zorgt voor toegenomen wrijving tussen lidstaten. Opvattingen kunnen verschillen over de interpretatie van fundamentele gemeenschappelijke waarden. In het Verenigd Koninkrijk woedt intussen het debat over de voors en tegens van EU-lidmaatschap van de EU. Op 10 november jl. zette premier Cameron in een brief in algemene bewoordingen de Britse wensen voor EU-hervorming nader uiteen. Meer details zullen naar verwachting op korte termijn duidelijk worden. De weerslag hiervan op het Nederlandse voorzitterschap is vooralsnog moeilijk in te schatten. Deze hangt mede af van het verloop van de besprekingen en van de uiteindelijke timing van het referendum – dat voor het eerst zal gaan over de vraag of een lidstaat de Unie zal gaan verlaten. Een concrete datum zal pas worden vastgesteld na afronding van de besprekingen, die primair onder toezicht van de Voorzitter van de Europese Raad zullen plaatsvinden. Het kabinet acht het van strategisch belang dat het VK lid blijft van de EU. Dit vraag om een constructieve dialoog die leidt tot een uitkomst die uiteindelijk alle lidstaten en de EU als geheel ten goede moet komen. Met meer dan 500 miljoen burgers en meer dan 25 miljoen bedrijven1 die afhankelijk zijn van goed bestuur van overheden valt of staat onze Unie bij onderlinge rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. De crisisstemming in de EU mag geen «verdeel en heers» politiek van buiten uitlokken.
Bovengenoemde uitdagingen tonen de noodzaak van Europese samenwerking boven Alleingang. EU lidstaten kunnen het zich in deze verbonden wereld niet veroorloven zich naar binnen te keren. Tegelijkertijd stelt dit ook eisen aan de wijze waarop Europa functioneert, in lijn met de inzet van Nederland waarin een focus op hoofdzaken en een betere werking van de instellingen centraal staat.
UITGANGSPUNTEN EN INZET TIJDENS HET VOORZITTERSCHAP
De Unie waarin 28 lidstaten zijn verenigd is niet perfect, maar biedt essentiële instrumenten om de huidige uitdagingen het hoofd te bieden. Tegen deze achtergrond is het kabinet vastberaden zich te blijven richten op het versterken en beter functioneren van de EU. Tijdens het voorzitterschap staan daarbij de volgende drie uitgangspunten voorop: een Unie die zich richt op hoofdzaken, een Unie die innovatieve groei en banen schept en een Unie die verbinding aangaat met maatschappelijke actoren.
De focus op hoofdzaken betekent dat de Europese Unie zich moet richten op wat belangrijk is voor haar burgers en bedrijven. Concreet betekent dit zoeken naar oplossingen voor de grootste uitdagingen van deze tijd zoals geschetst in de Strategische Agenda van de Europese Raad. Nederland zal zich tijdens het voorzitterschap inzetten om de Raad op koers te houden bij de uitvoering van deze agenda. Het kabinet zet binnen de bovengenoemde kaders in op de volgende beleidsprioriteiten:
1. Europa als innovator en banenmotor
2. een integrale aanpak van migratie en internationale veiligheid
3. solide en toekomstbestendige Europese financiën en een robuuste Eurozone, en
4. een vooruitblikkend klimaat- en energiebeleid.
Onder druk van de crisis is die eerste dimensie, de rol van de EU als innovator en banenmotor van Europa, uit zicht geraakt. Absolute troef in dat kader is de interne markt, de grootste ter wereld, die als stuwende kracht van de Europese samenwerking alle lidstaten verbindt. Nu de Europese economie weer aantrekt, hebben de Raad en zijn leden, de Commissie en het Europees parlement een (grote) gedeelde verantwoordelijkheid om de opwaartse trend vast te houden. Het creëren van structurele, innovatieve groei en banen blijft daarom topprioriteit binnen de Unie.
Dit betekent bestaande afspraken in álle lidstaten uitvoeren, innovatief ondernemerschap stimuleren, nieuwe diensten en sectoren met veel potentieel versterken, gezamenlijk investeren in onderzoek, en toekomstbestendige, evenwichtige handelsverdragen met derde landen afsluiten. Het uitwerken van de Digitale Interne Markt Strategie en de Interne Markt Strategie voor Goederen en Diensten in concrete voorstellen zijn belangrijk bij het bevorderen van innovatie in de gehele economie. Bedrijven moeten de ruimte krijgen te innoveren en banen te scheppen. Op het terrein van kennis en innovatie zijn synergievoordelen te behalen door in EU-verband gezamenlijk te investeren in grensoverschrijdende samenwerking en concurrentie. Dat levert innovatieve groei, banen en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen op. Voor een krachtige economie, tot slot is modern en hoogstaand onderwijs in de lidstaten onmisbaar, aangezien deze bijdragen aan voor de toekomst noodzakelijke vaardigheden.
Tegelijkertijd moet de Europese Unie met volle vaart doorgaan om modernere, simpelere en waar mogelijk minder Europese regelgeving echt voor burgers en ondernemers te laten werken. Onnodig ingewikkelde regels moeten worden vereenvoudigd, administratieve lasten verlaagd en de impact van wet- en regelgeving tegen het licht gehouden zodat deze innovatie niet in de weg staat. Innovatieve groei en banen betekenen ook: banen van goede kwaliteit. Vrij verkeer van goederen en diensten kan niet los worden gezien van vrij verkeer van werknemers: economische vrijheden mogen niet worden misbruikt om met schijnconstructies kostenvoordelen te behalen ten koste van werknemers. Een betere bescherming van mobiele werknemers versterkt de fundamentele vrijheid van verkeer van werknemers binnen de Unie.
De tweede prioriteit is actueel. Extra aandacht voor de integrale aanpak van migratie en internationale veiligheid is noodzakelijk gezien de fundamentele veranderingen de afgelopen vijf jaar in de nabije omgeving van de EU. De toegenomen instroom van mensen op zoek naar een veilig toevluchtsoord maakt overduidelijk dat een gezamenlijk grens-, asiel- en migratiebeleid nodig is. Lidstaten hebben een gedeelde verantwoordelijkheid hun capaciteiten aan te wenden om het menselijk leed als gevolg van oorlog en armoede te helpen verzachten en migratiestromen beter te beheersen. Het kabinet heeft in zijn brief van 8 september een lange termijn perspectief uiteengezet en een tussenfase om de migratie crisis het hoofd te bieden2. De migratiecrisis brengt verschillende mankementen aan het licht in de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en vraagt om actie. Het gaat er nu om de directe opvang van vluchtelingen in Europa en in de regio te verbeteren en de lasten eerlijker te verdelen. Wanneer goede afspraken zijn gemaakt met derde landen over een veilige opvang en hervestiging een reële mogelijkheid is, kunnen vluchtelingen op veilige derde landen gronden worden afgewezen, op basis van de huidige internationaal- en Europeesrechtelijke kaders.
We moeten onze aandacht zeker ook richten op de oorzaken van deze crisis. De EU kan het zich niet veroorloven zich terug te trekken. Met een gezamenlijk buitenlands- en veiligheidsbeleid dat Europese oplossingen ondersteunt, kan de EU de wereld om haar heen actief en verenigd tegemoet treden. Voor een effectieve aanpak van deze crisis is geïntegreerd beleid nodig dat een antwoord geeft op problemen binnen en buiten de EU. Het kabinet is erop gebrand in aanloop naar en zeker ook tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap bij te dragen aan de spoedige uitwerking en implementatie van het door de Commissie gepresenteerde migratiepakket, alsook aan de spoedige afronding van de strategische herziening van het EU-buitenlands en veiligheidsbeleid.
De derde prioriteit betreft de inzet van het kabinet op solide Europese financiën en een robuuste eurozone. Na een diepe crisis is het herstel ingezet. Structurele hervormingen en gezond begrotingsbeleid werpen hun vruchten af en veel lidstaten vinden langzaam de weg naar economisch herstel en stijgende werkgelegenheid. Deze groei wordt verder ondersteund door verbeterde mondiale omstandigheden, waaronder de lage olieprijs, en het aanjagen van investeringen via onder andere het EFSI. Echter, de stagnerende groei in opkomende markten als China en Brazilië vormt een risico voor deze positieve trend. Het vergt blijvende aandacht lidstaten terug te brengen op een pad naar structurele economische groei en de stabiliteit binnen de EMU te bewaren. Daarom moeten de lidstaten van de EU doorgaan met structurele hervormingen en de coördinatie van economisch beleid. Op die manier zorgen we voor gezonde begrotingen in moderne economieën. Gemaakte afspraken binnen de EMU moeten worden nagekomen, zodat we werken aan een sterke eurozone voor overheden, ondernemers én burgers. Het belang dat het kabinet hecht aan solide Europese financiën strekt zich tot slot ook uit naar de Europese meerjarenbegroting. Het kabinet gebruikt daarom het voorzitterschap om de discussie te starten over een nieuwe, hervormde meerjarenbegroting.
Ten vierde zal Nederland tijdens het EU-voorzitterschap bevorderen dat vraagstukken op het gebied van klimaat, milieu en duurzaamheid in nauwe samenhang worden bezien. Economische doelstellingen en een verantwoord gebruik van grondstoffen en energiebronnen komen zo samen in een toekomstbestendig model van duurzame groei. De EU kan dit aanjagen door innovatieve sectoren te stimuleren die bijdragen aan een transitie naar een circulaire economie met duurzaam gebruik van grondstoffen. Dit sluit aan bij het voornemen van de Commissie om in 2016 een voorstel te presenteren voor het verwezenlijken van de Sustainable Development Goals (SDGs) binnen en buiten de Europese Unie. Dit voorstel heeft betrekking op zowel de economische en sociale aspecten van duurzame groei als de milieudimensie daarvan en zal dan ook in meerdere Raadsformaties worden besproken. In het kader van de vierde prioriteit zal Nederland zich sterk inzetten voor de totstandkoming van een Europese Energie Unie: een versterking van de energievoorziening, een interne energiemarkt, het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU, aanjagen van onderzoek en innovatie op het gebied van hernieuwbare energie en een toekomstbestendig klimaatbeleid. De uitkomsten van de 21e Conference of the Parties (COP21) van het VN-Klimaatraamverdrag (UNFCCC), die begin december in Parijs zal plaatsvinden, vormen hierbij een belangrijk kader.
In het licht van de geschetste uitdagingen en spanningen is het zorgen voor verbinding tijdens het Nederlandse voorzitterschap cruciaal. Allereerst verbinding tussen lidstaten onderling, omdat onderlinge solidariteit de basis vormt voor Europese samenwerking. Solidariteit is tweerichtingsverkeer en gaat hand in hand met gedeelde verantwoordelijkheid. Als lidstaten in financiële problemen komen, zoals Griekenland, staat de EU klaar met leningen in ruil voor noodzakelijke hervormingen. Toen Rusland de Krim annexeerde en het oosten van Oekraïne destabiliseerde, stond de EU klaar met stevige sancties. Ook wanneer het tegenzit, dienen lidstaten gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen, om voor elkaar op te komen en samen sterker te staan. Solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid zijn nodig om de gevolgen van deze ontwikkelingen het hoofd te bieden en de oorzaken bij de bron aan te pakken.
Verbinding gaat echter ook over de band tussen de Europese Unie en haar burgers. In de Europese hoofdsteden en huiskamers zijn veel mensen kritisch over de EU, maar velen beseffen ook dat niemand in Europa de uitdagingen alleen aankan. Samen staan we in Europa sterker en er is uiteindelijk meer dat ons verenigt dan dat ons scheidt. Dat geldt voor onze handel, ons milieu, ons klimaat, onze energie en, niet in de laatste plaats, onze vrede, veiligheid en welvaart. Onvrede over het gebrek aan gezamenlijk oplossend vermogen van de 28 lidstaten die zijn verenigd in de EU leidt tot Euroscepsis. Het vinden van een optimale combinatie van krachtige Europese samenwerking en maximale nationale beleidsvrijheid is een evenwichtsoefening. De EU moet zowel zorgen voor de noodzakelijke slagvaardigheid, als voor voldoende herkenning en erkenning in de gekozen aanpak door burgers.
Verbinding, tot slot, vraagt om aandacht voor de rol van de medeoverheden en voor democratische legitimering op de verschillende bestuurlijke niveaus. Mede in dat licht zet het kabinet zich onverminderd in voor de verdere versterking van de rol van nationale parlementen in de EU en kijkt het ook tijdens het EU-voorzitterschap uit naar een vruchtbare samenwerking met uw Kamer, burgers, maatschappelijke organisaties en medeoverheden.
De hierboven beschreven stappen, gericht op een Unie die zich toelegt op hoofdzaken en inzet op geïntegreerde oplossingen, zullen essentieel blijken om bovengenoemde crises en uitdagingen voortvarend het hoofd te kunnen bieden Het maken van nationaal gevoelige afspraken onderling (bijv. over een permanent herverdelingsmechanisme voor asielzoekers) en het vinden van lange termijn oplossingen met partners buiten de Unie vraagt om een EU die effectief functioneert en daadkracht toont. Cruciale taak voor het voorzitterschap is bij dit alles een belangrijke faciliterende rol te spelen en op te roepen tot gezamenlijkheid.
NEDERLAND ALS ROULEREND VOORZITTER: VERBINDEND EN VOORTVAREND
Het roulerend voorzitterschap heeft sinds het Verdrag van Lissabon een andere invulling gekregen. Meer dan voorheen bestaan de werkzaamheden uit het verder brengen van lopende wetgevende dossiers. Een goed EU-voorzitter is een betrouwbare en efficiënte bemiddelaar die compromissen smeedt tussen 28 lidstaten onderling en tussen de Raad en de overige instellingen. Het roulerend voorzitterschap moet daarom snel kunnen schakelen met de (vaste) voorzitters van de Europese Raad, de Commissie, het Europees parlement en, waar relevant, de Eurogroep.
Belangrijk gegeven hierbij is dat het Europees parlement zijn positie als medewetgever, toebedeeld door het Verdrag van Lissabon, in de afgelopen jaren actief heeft benut en verder heeft vormgegeven. Het kabinet zal in de aanloop naar en tijdens het EU-voorzitterschap in 2016 de relatie met het EP dan ook nadrukkelijk intensiveren, om zo te komen tot duurzame, systematische, strategische samenwerking met deze voor de democratische verankering belangrijke speler. Tegelijkertijd zal het kabinet de institutionele balans en de rol van nationale parlementen steeds nauwlettend in de gaten houden.
Het uiteindelijke succes van een voorzitterschap wordt in belangrijke mate bepaald door de efficiëntie waarmee wetgevende trajecten verder worden gebracht, tot gezamenlijke afspraken wordt gekomen en de mate waarin het verbindend in Europa kan optreden, juist in een tijd met fragmenterende krachten.
Meer complexe wetgevende trajecten nemen vaak de nodige tijd in beslag en beslaan dan verscheidene voorzitterschappen. Dit betekent dat een aantal voorstellen dat Nederland vanuit nationale optiek graag zou willen oppakken, niet op tijd verschijnt om het besluitvormingstraject volledig te doorlopen. Toch is ook op die terreinen voortgang mogelijk. De succesvolle agendering van een belangrijk onderwerp die uitmondt in een constructieve dialoog, de aanname van Raadsconclusies of het verder brengen van een complex, vastgelopen dossier zijn momenten waarop het voorzitterschap een essentiële rol vervult.
Soms wordt de bijdrage van een voorzitterschap pas achteraf in volle omvang duidelijk. Als voorzitter dienen we dit goed in de gaten te houden en slim in te spelen op die plekken waar wél ruimte ligt. Door agendering van een specifiek thema op een informele Raad, het faciliteren van consultaties of het organiseren van een conferentie als start van een discussie over langere termijn kan een voorzitterschap eigen accenten plaatsen. Op deze manier kan Nederland lijnen uitzetten voor de toekomst. Eén belangrijk aspect staat daarbij voorop: de kracht van een voorzitterschap uit zich ook in het maken van keuzes en een eenduidig geluid.
Het voorzitterschap zorgt ook voor beperkingen: het luid uitdragen van een eenzijdige, zuiver nationale lijn verhoudt zich moeizaam met de rol van «honest broker» die de voorzitter moet kunnen spelen. Een voorzitter dient ervoor te waken als partijdig te worden weggezet. Op eventuele uitsluitend voor Nederland gevoelige dossiers vraagt dit ontegenzeglijk om evenwichtskunst, op andere terreinen zullen gelijkgestemde lidstaten actiever van zich moeten laten horen.
Naast dit alles is doortastend optreden in geval van onverwachte (crisis-)situaties bepalend voor het succes van een voorzitterschap. Ieder voorzitterschap krijgt hier, zij het in verschillende mate, vroeg of laat mee te maken: de aardbeving in Haïti, de situatie in Griekenland en de aanslagen in Parijs zijn slechts enkele recente voorbeelden. De reeds genoemde grote uitdagingen waar Europa voor staat en de onzekerheid die daarmee gepaard gaat vragen, evenals nog niet te voorziene vraagstukken die kunnen opkomen, in belangrijke mate om flexibiliteit.
Tot slot mag het belang van een goede praktische organisatie rond een voorzitterschap niet worden onderschat. Een soepele logistiek, het volgen van de juiste procedures en de indruk die Nederland achterlaat op de vele politieke en (hoog)ambtelijke bezoekers en beleidsexperts zijn beeldbepalend. Het kabinet heeft gekozen voor een centrale locatie en een efficiënt, maar gastvrij voorzitterschap – geheel passend in de Nederlandse traditie.
AFSLUITING
Nederland staat voor een grote uitdaging, zoveel mag duidelijk zijn. Het aankomende EU-voorzitterschap zal anders zijn dan de eerdere Nederlandse voorzitterschappen, maar Nederland neemt waardevolle ervaring mee. Als land met een lange cultuur van overleggen en het zoeken naar coalities, als belanghebbende bij uitstek van Europese samenwerking, en als middelgrote speler hebben wij een goede uitgangspositie.
De positie van spil in het proces geeft Nederland uiteindelijk ook meer invloed, zij het langs andere weg. Het Nederlands belang zit – naast nationale posities – immers ook in een eerlijk en effectief Europa, gekenmerkt door collectieve verantwoordelijkheid, solidariteit en slagvaardigheid. Het half jaar dat Nederland het roulerend voorzitterschap bekleedt, biedt kansen te werken aan een Unie die zich richt op hoofdzaken, die door innovatie groei en banen schept en die verbinding aangaat met samenlevingen.
Het recente verleden leert dat de Unie – de Europese Commissie, het Europees parlement en lidstaten als leden van de Raad – in staat is de noodzakelijke stappen te zetten om grote vraagstukken het hoofd te bieden. De ervaring en verbindende kracht van een bruggenbouwer geven Nederland als roulerend voorzitter een goede uitgangspositie de Europese Unie daarbij op koers te houden.
Gezamenlijk op koers blijven is van groot belang: vrede, veiligheid, welvaart en democratie worden ten onrechte vaak als vanzelfsprekend beschouwd. Een effectieve Europese Unie – gericht op hoofzaken, innovatieve groei en banen, en verbinding – is het beste middel om die verworvenheden op ons continent te waarborgen.
Deel II – overzicht thema’s en inspanningen
Na bovenstaande schets van de context, de uitdagingen, de prioriteiten van het kabinet en de rol van voorzitter, gaat dit deel van de Staat van de Unie meer in detail in op de plannen van de Commissie, uiteengezet in haar werkprogramma voor 2016, de kabinetsappreciatie daarvan en de concrete bijdrage die Nederland hieraan als voorzitter in en rond de verschillende Raadsformaties zal leveren.
Het recent uitgebrachte Commissiewerkprogramma geeft praktische invulling aan de uitgestippelde koers voor de komende periode, waarvan een belangrijk deel onder Nederlands voorzitterschap plaatsvindt. Het kabinet is verheugd te zien dat net als vorig jaar ook dit Commissiewerkprogramma, met 23 nieuwe initiatieven, 27 REFIT-voorstellen en 28 voorstellen voor terugtrekking, zich richt op de hoofdzaken en duidelijk is gestoeld op de Strategische Agenda van de Europese Raad en de politieke richtsnoeren van de Commissie. Deze documenten vormen een belangrijk baken voor de Unie zoals Nederland die voor zich ziet: een EU die zich richt op hoofdzaken, die door innovatie groei en banen schept en die verbinding aangaat met samenlevingen. Nederland gaat hiermee in diverse Raadsformaties actief aan de slag. In het onderstaande overzicht worden de, in de ogen van het kabinet, belangrijkste elementen uit het Commissiewerkprogramma voor 2016 uitgelicht. Dit uiteraard mede ten behoeve van de jaarlijkse EU-prioriteitstelling van de beide Kamers.
Raad Algemene Zaken
In de Raad Algemene Zaken zal, in lijn met de Raadsconclusies van december 2014, voor de tweede maal de rechtsstatelijkheidsdialoog plaatsvinden, die mede op Nederlands initiatief tot stand is gekomen. Nederland zet in op een open dialoog die bijdraagt aan een nieuwe cultuur waarin mogelijke tekortkomingen van lidstaten tijdig aangekaart worden. In de eerste helft van 2016 organiseert Nederland een seminar in Straatsburg over fundamentele rechten en rechtsstatelijkheid in het huidige tijdsgewricht. Beoogd doel is dat lidstaten, EU instituties, de Raad van Europa en het maatschappelijk middenveld gerelateerde actuele ontwikkelingen en trends samen bespreekbaar maken. Onder het Slowaaks EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2016 zal de rechtsstatelijkheidsdialoog worden geëvalueerd om te bezien welke verbeteringen nodig en mogelijk zijn. Het kabinet betrekt hierbij de motie Maij/Pechtold over een systematische beoordeling van lidstaten gekoppeld aan sanctiemogelijkheden.3 Het is nu allereerst van belang, ook gezien de nog grote gevoeligheden, de bestaande instrumenten zorgvuldig toe te passen en stapsgewijs te werken aan nadere invulling van de wens voor versterking van de rechtsstaat binnen de EU. Essentieel onderdeel van een sterke rechtsstaat, tot slot, is de bescherming van de fundamentele rechten, zoals vastgelegd in het Handvest voor de grondrechten van de EU. Nederland zal hieraan specifiek aandacht besteden tijdens het voorzitterschap met een seminar over de toepassing van het Handvest in het wetgevings- en beleidsproces van de lidstaten.
Het voorzitterschap van de RAZ wordt eveneens gebruikt om in een vroeg stadium richting te geven aan de discussie over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK), gericht op mogelijke hervorming van de Europese meerjarenbegroting en effectieve besteding van Europese middelen.4 Het huidige MFK loopt voor de periode 2014–2020 en de ruimte voor tussentijdse wijzigingen is zeer beperkt. Tijdens het voorzitterschap kijkt Nederland daarom vooruit naar de periode ná 2020. Op 28 januari 2016 organiseert Nederland een conferentie die dient als startschot voor de discussie over het nieuwe MFK. De conferentie behandelt de inrichting en de financiering van het MFK, de mate van flexibiliteit die gewenst is en het onderhandelingsproces zelf. Tijdens de informele RAZ in april zal de discussie worden vervolgd op ministerieel niveau. Met de conferentie zal Nederland tijdens het voorzitterschap pogen te komen tot een eerste open verkenning van mogelijke hervormingen, zonder de druk van een lopende onderhandeling.
Zoals aangekondigd in het Commissiewerkprogramma presenteert de Commissie later in 2016 een tussentijdse evaluatie van het MFK5, waarvan de uitkomsten de eerste input vormen voor het volgende MFK. Behandeling zal onder Slowaaks voorzitterschap plaatsvinden. De evaluatie beziet manieren om Europese middelen beter te richten op EU-brede prioriteiten en om de EU-begroting meer te laten sturen op resultaat. Het kabinet verwacht dat enkele lidstaten in dit verband zullen willen spreken over verdere conditionaliteit bij het verstrekken van EU-fondsen, bijvoorbeeld door deze beter te stroomlijnen met landenspecifieke aanbevelingen in het Europees semester. Beide punten sluiten aan bij de motie van ’t Wout6. In het kader van de tussentijdse evaluatie wordt ook gekeken naar vereenvoudiging van regelgeving voor onder meer de Europese Structuurfondsen, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en mogelijk ook verdere vereenvoudiging van financiering onder het onderzoeksprogramma Horizon 2020.
Tevens zal Nederland zijn rol als voorzitter aangrijpen om de dialoog over «better governance» te starten binnen de RAZ, mede in het licht van artikel 197 VWEU over administratieve samenwerking. Via deze dialoog wil Nederland praktisch invulling geven aan het streven van versterking van de kwaliteit van openbaar bestuur in de lidstaten, ten behoeve van de doeltreffende uitvoering van het EU-recht en beleid.
Voor het draagvlak voor de Europese Unie zijn goede wetgeving en transparante besluitvorming een absolute voorwaarde. De eerder genoemde agenda voor Betere Regelgeving draagt bij aan de kwaliteit van het regelgevingskader zodat dit ondernemerschap, het investeringsklimaat en democratische legitimiteit bevordert en tegelijkertijd voldoende bescherming biedt voor burgers, werknemers, gezondheid en milieu. Naar verwachting zal het Luxemburgs voorzitterschap de onderhandelingen over het Inter-Institutionele Akkoord (IIA) Betere Regelgeving nog dit jaar afronden. Nederland zal als voorzitter aandringen op actieve implementatie van de in het IIA gemaakte afspraken, waaronder belangrijke bepalingen over jaarlijkse programmering. Met de afronding van het IIA en de implementatie daarvan wordt invulling gegeven aan de Nederlandse agenda voor een Unie die zich richt op hoofdzaken met een goede balans tussen de instellingen, waarvoor dit kabinet zich sinds zijn aantreden sterk maakt.
Mede in het kader van Betere Regelgeving zal Nederland, samen met de Europese Commissie en de andere Europese instellingen, de lidstaten en steden, werken aan de Europese Agenda Stad. Doel van de Europese Agenda Stad is het EU-beleid beter te laten aansluiten op de stedelijke praktijk, zodat steden meer bijdragen aan het volle groeipotentieel voor groei en banen in Europa. Tijdens het voorzitterschap zal deze inzet resulteren in het te sluiten Pact van Amsterdam. Ten aanzien van het cohesiebeleid zal Nederland een aantal specifieke onderwerpen agenderen, waaronder vereenvoudiging, de evaluatie van de uitkomsten van de Partnerschapsovereenkomsten en de Operationele Programma’s voor de periode 2014–2020. Nederland zal in dit kader tot slot ook de uitwerking van slimme Specialisatiestrategieën bespreken. Deze innovatiestrategie zet in op de sterke punten en het innovatiepotentieel van een specifieke regio. Dit is een belangrijk onderdeel van een modern cohesiebeleid, dat zich richt op concrete en meetbare resultaten.7
Nederland zal zich inzetten voor grotere, actieve transparantie van het Europese besluitvormingsproces. Het kabinet ziet daarom het in het Commissiewerkprogramma aangekondigde transparantieregister8 met belangstelling tegemoet. Daarnaast zal Nederland zich, binnen de beperkte ruimte van het voorzitterschap, ook inzetten voor grotere, actieve transparantie van het Europese besluitvormingsproces specifiek binnen de Raad. De transparantiestrategie die is opgesteld met Denemarken, Estland, Finland, Slovenië en Zweden is hierbij leidend9. Deze strategie is onder andere gericht op praktische verbeteringen van de transparantie. De ontwikkeling van een one-stop-shop online portal waar het besluitvormingsproces kan worden gevolgd is hiervan een voorbeeld.
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 1 juli jl. over gedecentraliseerde agentschappen10 vindt het kabinet het van belang dat voortgang wordt geboekt met de implementatie van de Gezamenlijke Aanpak. Conform de motie Van ’t Wout11 zal het kabinet zich hiervoor blijven inspannen, ook tijdens het voorzitterschap. Het kabinet is voornemens de jaarlijkse voortgangsrapportage van de Gezamenlijke Aanpak in Raadsverband te bespreken na het verschijnen hiervan in het voorjaar van 2016. In aansluiting op de kabinetsinzet op een goed functionerende Europese Unie willen we hierin ook meenemen of we met de Gezamenlijke Aanpak op de goede weg zijn wat betreft bevordering van doelmatigheid, verantwoording en coherentie van de agentschappen.
Binnen het Europees parlement worden momenteel twee initiatiefvoorstellen besproken, te weten een voorstel tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees parlement (een voorstel dat in 2012 is aangenomen door het Europees parlement) en één tot herziening van de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees parlement. Op het moment dat de voorstellen zijn aangenomen door het Europees parlement, moeten deze voorstellen worden goedgekeurd door de Raad, en in het laatste geval ook door de nationale parlementen volgens de grondwettelijke procedures. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal mogelijk over deze voorstellen gesproken worden. Voorts kijkt het kabinet uit naar eventuele vervolgstappen van de Commissie voor verbetering van het Europees Burgerinitiatief. Zoals genoemd in de vorige Staat van de Unie zet het kabinet zich in voor verbetering van dit instrument. Daarnaast ziet Nederland het in 2016 verwachte rapport over het EU-burgerschap met belangstelling tegemoet.
Raad Buitenlandse Zaken (inclusief themaraden Defensie, Handel en OS)
Op extern beleid is het roulerend Voorzitterschap sinds het Verdrag van Lissabon ondersteunend aan de Hoge Vertegenwoordiger, die de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) voorzit. De Handelsraad vormt hier een uitzondering op. De agenda van de RBZ wordt bovendien in hoge mate bepaald door de actualiteit. Dit geldt ook voor de informele RBZ en, zij het in mindere mate, voor de thematische Raden Buitenlandse Zaken: Ontwikkelingssamenwerking, Handel en Defensie. Binnen de RBZ is daarom slechts ruimte voor een bescheiden eigen agenda.
De Nederlandse inspanningen zullen er tijdens het voorzitterschap op zijn gericht bij te dragen aan een wereld die veiliger, rechtvaardiger en toekomstbestendig is. Toegenomen connectiviteit, concurrentie en complexiteit gaan gepaard met kansen en bedreigingen voor de EU. De strategische context van de EU is veranderd door globalisering en groeiende instabiliteit in de nabuurregio van de EU. In het oosten zien we geopolitieke spanning als gevolg van het niet-respecteren van principes van internationaal recht en territoriale integriteit. In het zuiden zijn conflicten en schendingen van mensenrechten belangrijke factoren voor instabiliteit en veroorzaken ze lange termijn uitdagingen op het gebied van veiligheid, de humanitaire situatie en sociaaleconomische ontwikkeling. De huidige migratieproblematiek is hier een gevolg van.
Aangezien interne en externe uitdagingen in toenemende mate met elkaar verweven zijn, brengt instabiliteit buiten de EU verhoogde risico’s binnen de EU met zich mee en zal de EU hier een antwoord op moeten vinden. Dit vraagt om een sterkere verbinding tussen intern en extern beleid en effectieve, geïntegreerde inzet van het brede Europese instrumentarium, alsook een actieve diplomatieke inzet van de Hoge Vertegenwoordiger en de lidstaten. Dit geldt ook ten aanzien van de migratiecrisis. Het gaat hierbij zowel om het adresseren van de politieke- en economische grondoorzaken van migratie en de, aanpak van mensensmokkel en grensbewaking. Het kabinet hecht er eveneens aan dat afspraken worden gemaakt over verbeterde opvang en bescherming in de regio. Vluchtelingen moeten een toekomstperspectief worden geboden in de eigen regio, onder meer via mogelijkheden om zelfvoorzienend te worden, totdat veilige en duurzame terugkeer naar het land van herkomst mogelijk is. Hierdoor kan een aanvraag voor asiel in Europa op gronden van veilige derde landen worden afgewezen, op basis van de vigerende Europeesrechtelijke kaders (in lijn met de brief van het kabinet van 8 september jl. – Kamerstuk 19 637, nr. 2030, de conclusies van de JBZ-raad van 8 oktober jl. en de conclusies van de Europese Raad van 15 oktober jl.). Zowel bilateraal als in EU-verband zet het kabinet hier op in.
Nederland hecht tevens bijzonder aan versterking van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB), inclusief het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensie Beleid (GVDB). De EU heeft groot belang bij effectief gezamenlijk extern optreden en een GBVB waarmee we doelmatig kunnen inspelen op de grote veiligheidsvragen van vandaag. Verder is het bevorderen van mensenrechten wereldwijd een prioriteit voor Nederland. Aandacht gaat hierbij in het bijzonder naar de link tussen bedrijfsleven en mensenrechten, coherentie tussen intern en extern mensenrechtenbeleid en de implementatie van VNVR resolutie 1325 (vrouwen, vrede en veiligheid). Nederland is tot slot pleitbezorger van de geïntegreerde benadering, onder meer bij het aanpakken van complexe vraagstukken als de migratieproblematiek, terrorismebestrijding en cyber. Nederland zal zich in dit verband ook inzetten voor verbetering van de werkwijze van de Europese instellingen ten aanzien van extern beleid.
De genoemde inzet voor het EU extern beleid zal bijdragen aan de totstandkoming van een nieuwe «Global Strategy on Foreign and Security Policy'12, die naar verwachting in juni 2016 aan de Europese Raad zal worden aangeboden. In dit kader is tevens een versterkte inzet van de EU ten aanzien van de veiligheidssector van belang. Zoals vastgelegd tijdens de Europese Raad in mei 2015 zal medio 2016 een Strategic Framework for Security Sector Reform worden ontwikkeld13. Nederland is voorstander van het ontwikkelen van één geïntegreerd Europees SSR-raamwerk en acht het van belang de eigen expertise en kennis met de EU te delen om dit raamwerk waar mogelijk te optimaliseren. In 2016 wil Nederland dit dossier samen met het opvolgende voorzitterschap Slowakije verder uitwerken en de EU waar mogelijk ondersteunen op dit thema.
Defensie
De Strategische Agenda van de Europese Raad zet in op doeltreffend gemeenschappelijk optreden in de wereld. Een sterker Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) is hierbij in het belang van zowel de EU, de NAVO als individuele lidstaten. Nederland zal zich dan ook richten op de goede verankering van de thema’s veiligheid en defensie in de nieuwe «Global Strategy on Foreign and Security Policy», de versterking van het GVDB en de toekomst van Europese defensiesamenwerking. Nederland streeft er naar dat Hoge Vertegenwoordiger Mogherini na aanname van de nieuwe strategie in juni 2016 deze strategie vertaalt naar concrete ambities en toereikende civiele en militaire capaciteiten, die in de vorm van een EU Defence and Security Framework bij voorkeur in najaar 2016 wordt afgerond. Voor Nederland staat hierbij versterking van het GVDB door verdergaande en meer gestructureerde Europese defensiesamenwerking centraal. Nederland ambieert de diverse bottom-up initiatieven van Europese defensiesamenwerking en top-down EU-veiligheidsbeleid dichter bij elkaar te brengen. Nederland zal in dit verband de discussie over het minder vrijblijvend maken van Europese defensiesamenwerking blijven agenderen; het huidige karakter acht Nederland gezien de actuele veiligheidssituatie en geopolitieke context niet langer houdbaar. Nederland streeft ernaar dat Ministers van Defensie minimaal eens per jaar spreken over de voortgang van deze defensiesamenwerking op basis van gegevens die het Europees Defensie Agentschap (EDA) en de EU Militaire Staf (EUMS) kunnen aanleveren. Het bestaande Single Progress Report kan hier voor als basis dienen.
Het is positief dat de versterking van de Europese defensiemarkt- en industrie als een Commissie-brede prioriteit (European Defence Action Plan) is bestempeld.14 Een open, transparante en goed functionerende defensiemarkt, inclusief toegang voor het MKB, en een concurrerende defensie-industrie is een belangrijke voorwaarde voor versterking van het GVDB. Nederland is van mening dat er concrete maatregelen nodig zijn, maar vindt ook dat een eventueel beleidskader moet aansluiten op de capaciteitsbehoefte die voortvloeit uit de nieuwe Global Strategy. Verder zal Nederland tijdens het voorzitterschap het Europees Defensie Agentschap (EDA) ondersteunen in het Research & Technology-domein waar de Preparatory Action voor defensie gerelateerd onderzoek nieuwe kansen moet bieden.
Tot slot zal Nederland zich richten op snellere (politieke) besluitvorming. Als Nederland een betrouwbare veiligheidspartner wil zijn, dichtbij en ver weg, wordt meer van ons verwacht.
Handel
Tijdens het Nederlands voorzitterschap zal de Europese handelsagenda worden geleid door de onderhandelingen over bilaterale vrijhandelsakkoorden met de VS (TTIP) en Japan, de opvolging van de 10e Ministeriële Conferentie van de WTO en de Verordeningen aangaande conflictmineralen en anti-folterwerktuigen. De in oktober 2015 verschenen nieuwe Handelsstrategie van de Commissie, waarin transparantie en het belang van gezamenlijke waarden wordt benadrukt, vormt een sterke basis voor de Nederlandse handelsprioriteiten.15 Als voorzitter van de Handelsraad zal Nederland de Commissie faciliteren in de onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden en constructief met het EP samenwerken om de lopende wetgevingsprocessen af te ronden.
De onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord tussen de EU en de VS (Transatlantic Trade and Investment Partnership, TTIP) staan in de gehele EU veel in de publieke belangstelling. Gezien de ambitie van de Europese Raad om de onderhandelingen spoedig af te ronden zal Nederland zich tijdens het voorzitterschap inzetten de onderhandelingen efficiënt verder brengen, met oog voor het maatschappelijk debat. Mogelijk worden ook voor het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Japan dat tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap de laatste zaken uitonderhandeld.
In december 2015 vindt de 10e Ministeriele Conferentie van de WTO plaats. Onder het Nederlands voorzitterschap zal de EU starten met de precieze invulling van de hier gemaakte afspraken. Daarnaast wil Nederland een aanjagende rol spelen in de Post-Nairobidiscussie over de toekomst en rol van WTO in het multilaterale handelssysteem.
Mogelijk zal de Raad nog dit jaar met een gezamenlijke Raadspositie komen over het in 2014 gepubliceerde voorstel van de Europese Commissie met als doel het bevorderen van legale, verantwoorde handel in mineralen afkomstig uit conflict- en hoogrisicogebieden. Daarnaast wordt op dit moment onder het Luxemburgs Voorzitterschap ook gewerkt aan de Raadspositie over de aanpassing van de anti-folterwerktuigverordening. Deze verordening stelt regels aan de handel in goederen die gebruikt kunnen worden voor foltering en de tenuitvoerlegging van de doodstraf. Na het vaststellen van de Raadsposities op deze dossiers, zullen onder het Nederlands voorzitterschap de trilogen worden gestart met het Europees parlement om het wetgevingsproces af te kunnen ronden.
Ontwikkelingssamenwerking
Nederland zal zich tijdens het EU-voorzitterschap op het gebied van ontwikkelingssamenwerking vooral richten op een aantal grote dossiers. In de eerste plaats betreft dit de migratiecrisis zoals hierboven ook beschreven bij de Raad Buitenlandse Zaken, inclusief de voorbereiding van de humanitaire wereldtop in Istanbul 23–24 mei 2016. Ten tweede zal de implementatie van de duurzame ontwikkelingsdoelen, die eerder dit jaar zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, een belangrijk onderwerp van discussie zijn voor Nederland. Daarnaast zullen in 2016 de voorbereidingen worden getroffen voor de formele start van de onderhandelingen over de onderlinge betrekkingen met de zogeheten ACS-landen. Tot slot biedt het voorzitterschap een uitgelezen kans de Nederlandse «hulp en handel agenda» op Europees niveau verder vorm te geven. In het kader van de RBZ-OS zal migratie een dwarsdoorsnijdend thema zijn.
De duurzame ontwikkelingsdoelen vormen gezamenlijk de internationale agenda voor armoedebestrijding en mondiale ontwikkeling tot 2030. De nieuwe agenda sluit nauw aan bij de Nederlandse agenda van hulp en handel en bevat belangrijke prioriteiten zoals armoedebestrijding en inclusieve groei, gendergelijkheid, rechtsorde en instituties, en klimaat, oceanen en biodiversiteit. Nederland zal zich tijdens het voorzitterschap onder meer inspannen voor stevige monitoring en verantwoording van de nieuwe doelen. Nederland hecht ook veel belang aan beleidscoherentie voor ontwikkeling als bijdrage aan het realiseren van de 2030 agenda voor duurzame ontwikkeling.
Het aflopen van het verdrag van Cotonou in 2020 biedt een natuurlijk moment voor de EU en de zogeheten ACS-landen (inmiddels 79 landen in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan) om de onderlinge betrekkingen tegen het licht te houden. Dit biedt een kans om op zoek te gaan naar een samenwerking die qua vorm en inhoud het beste past bij een modern, gelijkwaardig en effectief partnerschap met de ACS-landen en die recht doet aan de diverse veranderingen op gebied van politiek, economie en ontwikkelingssamenwerking in het afgelopen decennium. De EU is in 2015 begonnen met het voorbereiden van de formele start van de onderhandelingen in 2018 en zal daar ook tijdens het Nederlands voorzitterschap mee doorgaan. De Commissie zal naar verwachting in de 2e helft van 2016 een mededeling uitbrengen over een nieuw beleidskader voor de relaties met de ACS landen en regio’s.16 Tijdens het EU-voorzitterschap zal Nederland zich inzetten voor een open discussie, waarin aandacht is voor het onderzoeken van concrete alternatieven. Nederland zal daarbij pleiten voor een gedegen interne evaluatie van het «acquis van Cotonou» en zorgdragen voor tijdige betrokkenheid van de ACS-landen in de discussie. De EU-ACS Ministeriële en de Joint Parliamentary Assembly die tijdens het voorzitterschap zullen plaatsvinden, kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.
Tot slot zal Nederland zich inzetten om tijdens het voorzitterschap de agenda voor hulp en handel op Europees niveau verder vorm te geven. Met een breed scala aan instrumenten waaronder handelspolitiek en ontwikkelingssamenwerking kan de EU als speler van gewicht op het wereldtoneel grote impact hebben. Om deze reden laat Nederland de informele Handelsraad en de informele OS-Raad aaneengesloten plaatsvinden, met een gecombineerd deel voor de Handels- en OS-Ministers. Nederland zal hier internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en de verduurzaming van mondiale waardeketens agenderen. De conferentie die Nederland eind 2015 organiseert zal waardevolle input bieden voor deze discussie.
Raad voor Concurrentievermogen
Interne markt
Het economisch potentieel van een goed functionerende interne markt is enorm. De economische voordelen van een beter functionerende interne markt kunnen oplopen tot meer dan 651 miljard euro per jaar, ofwel 5% van het Europese bbp17. De interne markt is hiermee de meest waardevolle asset van de EU en één van de belangrijkste instrumenten om de Europese economie vooruit te helpen.
Nederland, met zijn open economie, sterke dienstensector en state of the art digitale infrastructuur, profiteert in grote mate van verdere versterking van de interne markt. Ook voor de Unie als geheel zijn het versterken van vertrouwen in de digitale economie en het bevorderen van innovatie in de gehele economie essentieel voor het realiseren van gezonde economische groei. In dit licht ziet het kabinet uit naar de uitwerking van de in mei 2015 gepresenteerde Digitale Interne Markt Strategie18 in concrete voorstellen, om hiermee bedrijven en burgers in staat te stellen het maximale uit digitale ontwikkelingen te halen. Voor Nederland belangrijke thema’s hierbij zijn o.a. grensoverschrijdende e-commerce, modernisering van het auteursrecht, vereenvoudiging van de BTW19, herziening van het telecomkader en het aanjagen van een vrij dataverkeer. Het kabinet streeft naar een spoedige voortgang van de Digitale Interne Markt Strategie tijdens het Nederlands voorzitterschap en kijkt uit naar de publicatie van de aangekondigde voorstellen.
Bij de versterking van de interne markt zet Nederland daarnaast in op nationale en Europese maatregelen om de resterende belemmeringen voor de dienstenmarkt weg te nemen. Een meer ambitieuze implementatie van de dienstenrichtlijn en het geven van opvolging aan de landenspecifieke aanbevelingen van het Europees Semester op de interne markt maken hier deel van uit. Nederland verwelkomt dan ook de op 28 oktober jl. gepresenteerde Interne Markt Strategie voor goederen en diensten.20 Deze sluit aan bij de inzet van Nederland op een alomvattende strategie voor de interne markt, met aandacht voor een betere implementatie en handhaving van bestaande regelgeving (in het bijzonder de dienstenrichtlijn), een duidelijke focus op dienstensectoren met een groot economisch potentieel (zoals bouw, zakelijke dienstverlening en detailhandel) en versterking van het principe van wederzijdse erkenning in met name de genoemde dienstensectoren. Het kabinet streeft er naar de Strategie te behandelen op de Raad voor Concurrentievermogen tijdens het Nederlands voorzitterschap om vanuit de Raad politieke sturing te geven bij de uitwerking van de belangrijkste aangekondigde initiatieven en om input te geven aan de Europese Raad. Het is van belang dat de in de Strategie aangekondigde (wetgevings)voorstellen spoedig gepubliceerd worden.
Onderzoek
In de Raad voor Concurrentievermogen (onderzoeksdeel) staat tijdens het Nederlands voorzitterschap het innovatiever maken van Europa centraal. Dit sluit aan op de strategische agenda van de Commissie gericht op een Unie van banen en groei en concurrentievermogen, en de kabinetsprioriteit met betrekking tot de rol van de EU als innovator en banenmotor van Europa. De focus van de informele ministersbijeenkomst zal liggen op randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie en het belang van investeringen in onderzoek en innovatie.
De resultaten van de evaluatie van het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling («KP7») bieden de Raad de mogelijkheid om de positieve impact van investeringen voor de toekomst te benadrukken. Het gaat echter niet alleen om investeringen. Voor het aangaan van maatschappelijke uitdagingen en economische groei en banen moeten ook de randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie op orde zijn. Het is essentieel dat regelgeving onderzoeks- en innovatievriendelijk wordt om te zorgen voor een optimaal onderzoeks- en vestigingsklimaat in Europa. Dat sluit ook aan bij de ambitie die de Commissie in haar werkprogramma voor 2016 uitspreekt om het investerings- en innovatieklimaat in Europa te verbeteren, en ook de toegang tot de Europese onderzoeksmiddelen via Horizon 2020 te vereenvoudigen. De impact van investeringen voor wetenschap en maatschappij kan verder vergroot worden door een betere circulatie en ontsluiting van (wetenschappelijke) kennis («open science» en «open access»), waarbij onderzoek gefinancierd met publieke middelen ook publiekelijk toegankelijk is.
Space
De Commissie heeft in haar werkprogramma opgenomen dat zij wil inzetten op een «Space strategy for Europe».21 Nederland is hier voorstander van, maar ziet dat dit onderwerp tijdens het Nederlandse Voorzitterschap als zodanig nog niet zal gaan spelen. Nederland wil hier al wel een voorschot op nemen met de agendering van de onderwerpen op Ruimtevaart in Raadskader. Het onderwerp betere benutting van satellietdata («uptake Space data») kan daar onderdeel van zijn.
Better Regulation/REFIT
Nederland verwelkomt het belang van betere regelgeving in het werkprogramma van de Commissie. Het traject voor betere regelgeving heeft een continu karakter en is daarmee een blijvend en doorlopend aandachtspunt. Met de agenda voor betere regelgeving wordt beoogd op transparante wijze tot betere regelgeving te komen, waarbij onnodige regeldruk wordt voorkomen. Voor het stimuleren van structurele economische groei en de verdere ontwikkeling van de interne markt is de agenda voor betere regelgeving van groot belang. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal dit onderwerp in de Raad voor Concurrentievermogen hoog op de agenda staan. Er zal hierbij speciale aandacht worden gegeven aan de inzet van sectorale reductiedoestellingen en het belang van toekomstbestendige Europese regelgeving (zo vormgegeven dat zij geen belemmering vormen voor nieuwe technologische ontwikkelingen, innovatie of het benutten van economische kansen).
Het Regulatory Fitness and Performance Programme (REFIT) is onderdeel van de agenda voor Betere Regelgeving. REFIT is toepasbaar op Europese regelgeving waar sprake is van onnodige regeldruk en aanpassing ter verbetering mogelijk is. Het komend jaar wil de Commissie een flink pakket bestaande regelgeving onder de loep nemen, zo blijkt uit het werkprogramma. In Annex I van het werkprogramma noemt de Commissie welke nieuwe initiatieven regelgeving bevatten die opnieuw zal worden bekeken onder het REFIT-programma, zoals in het kader van de Energie Unie de energie-efficiëntie voor gebouwen. Daarnaast bevat Annex II een opsomming van 27 REFIT-voorstellen, zoals de vogel- en habitatrichtlijnen, REACH (regulering chemische stoffen), brandstofkwaliteit, milieurapportages en diverse maritieme regels. Voor REACH betreft het aanpassingen die voortvloeien uit de evaluatie 2013 om de procedure voor autorisatie te vereenvoudigen en om kosten, die bedrijven elkaar in rekening brengen, eerlijk en transparant te maken. Beide voorstellen streven naar lastenverlaging voor met name het MKB. De voorstellen zijn complementair aan nationale initiatieven tot verlaging van de uitvoeringslasten van REACH en Nederland is derhalve positief over deze ontwikkeling. Bij de verwachte herziening van de richtlijn voor havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen ziet Nederland graag dat deze ook gericht zal zijn op het verder gelijktrekken van het Europees speelveld. Naast de voorstellen die in aanmerking komen voor REFIT presenteert de Commissie in Annex IV ook een twintigtal lopende voorstellen die ingetrokken of gewijzigd zullen worden, zoals voorstellen op het gebied van transport- en binnenvaartstatistieken, omdat daar onvoldoende voortgang op wordt geboekt. Annex V, tot slot, bevat een overzicht van bestaande wetgeving waarvan de Commissie intrekking overweegt omdat deze niet meer van toepassing is of de facto is verlopen.
Ecofin en Eurogroep
Werken aan optimale omstandigheden voor structurele economische groei en welvaart in de Unie en een schokbestendige eurozone blijven in 2016 cruciaal. De EMU staat er fundamenteel beter voor dan voor de crisis, maar verdere versterking is mogelijk en wenselijk. Nederland richt zich daarbij op het optimaal benutten van het huidige EMU raamwerk22 met als speerpunten hervormingen en begrotingsconsolidatie, verdieping van de interne markt en bevorderen van beter bestuur in de lidstaten («Better Governance»).
Welvaart en schokbestendigheid
Het Five Presidents Report biedt handvatten voor de ontwikkeling van de EMU. Op 21 oktober jl. bracht de Commissie een mededeling uit over stappen naar voltooiing van de EMU, die onder andere ingaat op het Europees Semester en economic governance. De Commissie presenteerde ook aanvullende stukken die aansluiten bij onderdelen van deze mededeling, o.a. inzake consistente externe vertegenwoordiging van de eurozone in internationale fora en uniforme vertegenwoordiging van de eurozone in het IMF. Daarnaast heeft de Commissie een voorstel gedaan voor een Raadsaanbeveling voor de opzet van nationale raden voor concurrentievermogen en voor een Commissiebesluit tot opzet van een adviserende Europese Budgettaire Raad.23 De voorstellen zullen hun weg vinden naar de relevante raadsformaties.
Het kabinet kan zich goed vinden in de gepresenteerde ambitie het Europees Semester verder te versterken. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap zullen op Raadsniveau debatten geagendeerd worden over de prestaties van lidstaten en de implementatie van aanbevelingen. Daarbij zal er nadrukkelijk gelegenheid zijn voor het uitwisselen van best practices. Dit initiatief kan bijdragen aan een versterkt Europees Semester en past in de algemene Nederlandse inzet op het versterken van de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen en het bevorderen van structurele hervormingen en beter bestuur in de lidstaten. Het idee om meer aandacht te besteden aan de implementatie van hervormingen kan rekenen op brede steun van EU-lidstaten.
Nederland wil daarnaast de bestaande praktijk van het gebruik van de aanbevelingen voor de eurozone, waarbij de Eurogroep mede aan de hand van de aanbevelingen voor de eurozone regelmatig thematische discussies voert over hervormingsterreinen voor de eurozone, verder uitbouwen. Wanneer uitkomsten van deze discussies terugkomen in het nationale deel van het Semester, dan kunnen uitdagingen voor het gehele eurogebied uiteindelijk beter tot uiting komen in nationaal beleid. Het kabinet is echter geen voorstander van een centrale rol voor de zogenaamde fiscal stance – de geaggregeerde begrotingssituatie van eurolidstaten op niveau van de gehele eurozone – binnen het Semester. Dit zou een doel toevoegen aan het Europese begrotingsraamwerk, waar Nederland juist een eenduidige focus op naleving van het SGP door individuele lidstaten wil houden. Het kabinet zal eventuele voorstellen voor externe vertegenwoordiging in andere internationale financiële instellingen op eigen merites beoordelen.
Het kabinet deelt met de Commissie het streven naar een sterkere externe vertegenwoordiging van de EMU in het IMF. Het kabinet deelt ook het uitgangspunt van de Commissie dat de externe vertegenwoordiging van de eurozone versterkt wordt door een uniforme vertegenwoordiging in het IMF met één EMU-stoel in de Raad van Bewindvoerders en één EMU-stoel in het IMFC. Het IMF is een instelling waarbij een muntunie als de eurozone belang heeft bij nauwe samenwerking. Er kunnen echter een aantal kanttekeningen worden gezet bij de wijze waarop de Commissie dit doel wil bereiken. Het kabinet ziet de voordelen van meer coördinatie tussen de eurozone lidstaten, maar vindt het tegelijkertijd van belang dat de samenwerking met EU-lidstaten in stand wordt gehouden. Het is ook nog onduidelijk of het in de praktijk zal lukken om één EMU-stoel te vormen, omdat dit verschillende juridische, beleidsmatige en praktische implicaties met zich meebrengt. Het kabinet kan zich niet vinden in het voorstel om al gedurende de weg naar één Eurozone-stoel, de huidige stoelen waarover de EMU-landen verdeeld zijn geleidelijk te herschikken. Het kabinet hecht veel belang aan de relatie met de EU-lidstaten en derde landen die in de Nederlands-Belgische kiesgroep vertegenwoordigd zijn.
De Commissie heeft eveneens een voorstel gedaan voor een Raadsaanbeveling ter oprichting van nationale raden voor concurrentievermogen. Objectieve doorrekeningen van hervormingen leiden volgens het kabinet tot realistische assumpties over de effecten van beleid op economische groei en werkgelegenheid. Het voorstel van de Commissie voor de oprichting van de raden wijkt echter op onderdelen af van de opzet die het kabinet voor ogen heeft, gebaseerd op het CPB, en is meer gericht op eenzijdige adviezen en oordelen.
Nederland steunt stappen die zien op een transparanter Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en is eveneens voorstander van vereenvoudiging van het SGP. De uitwerking van deze voorstellen is cruciaal en moet leiden tot versterkte budgettaire regels. In tegenstelling tot het voorstel van de Commissie acht Nederland het echter niet noodzakelijk een nieuwe Europese instantie op te richten in de vorm van een Europese Budgettaire Raad voor versterking van de transparantie.
In de context van het Five Presidents» report zijn de komende periode geen besluiten voorzien voor de lange termijn. De Commissie zal het komend jaar een brede consultatie starten en medio 2016 zal een expertgroep worden opgezet om de juridische, economische en politieke voorwaarden voor de lange termijn voorstellen uit het Five Presidents» report te verkennen. Nederland is zoals bekend meer gereserveerd over de in het rapport genoemde denkrichtingen voor de lange termijn ontwikkeling van de EMU.
In het kader van het vervolmaken van de bankenunie volgt voor eind 2015 een voorstel inzake een Europees depositoherverzekering. Dit kan gezien worden als een eerste stap richting een volwaardig Europees Depositogarantiestelsel (DGS)24. Nederland heeft vanaf het begin van de opzet van de bankenunie aangegeven dat een Europees DGS het sluitstuk moet zijn, omdat dit Europese risicodeling met zich meebrengt. Eerst is verdere harmonisatie van regelgeving voor banken nodig (single rulebook) en dient de bankenunie zich voldoende te hebben bewezen.
De Commissie heeft 30 september jl. ook haar actieplan voor de Kapitaalmarktunie gepresenteerd. De Kapitaalmarktunie is een aanvulling op de derde pijler van het EU investeringsplan en moet zorgen voor een impuls aan het functioneren van Europese kapitaalmarkten ten behoeve van de reële economie. Als onderdeel van dit actieplan zijn twee verordeningen voor securitisaties gepresenteerd. Het Luxemburgs Voorzitterschap streeft naar een spoedig akkoord binnen de Raad hierover. Later dit jaar wordt een voorstel tot herziening van de prospectusrichtlijn verwacht.
Een aantal andere belangrijke dossiers zal ook de nodige aandacht vragen tijdens het Nederlands voorzitterschap. Over het Commissievoorstel ten aanzien van Bank Structural Reform, wat beoogt bij te dragen aan het terugdringen van de «too big to fail»-problematiek bij banken en onder meer ingaat op de vraag in hoeverre grote banken hun risicovolle handelsactiviteiten moeten afsplitsen van reguliere nutsactiviteiten (leningen verstrekken) is reeds een Raadsakkoord bereikt. Zodra het EP haar positie heeft bepaald zullen daarom onderhandelingen in triloog-verband plaatsvinden. Daarnaast zal de Commissie naar verwachting begin 2016 een wetgevend voorstel agenderen voor een raamwerk voor herstel en afwikkeling van centrale tegenpartijen (central counterparties, CCP’s). Naar verwachting zal onder het Nederlands voorzitterschap ook de triloog over de herziening van de Europese richtlijn voor bedrijfspensioenfondsen (IORP) worden gestart.
Belastingen
Op 17 juni 2015 presenteerde de Commissie een actieplan voor hervorming van de vennootschapsbelasting in de EU25. Dit omvat een reeks initiatieven die een einde moeten maken aan belastingontwijking, de duurzaamheid van de inkomsten moeten garanderen en de interne markt moeten versterken voor het bedrijfsleven. De strijd tegen belastingfraude en -ontwijking vormt een speerpunt tijdens het Nederlands voorzitterschap, conform de motie-Maij. Nederland wil een voortrekkersrol vervullen in het vergroten van transparantie bij de aanpak van belastingontwijking door bedrijven op basis van de afspraken die hierover oktober jl. in OESO verband zijn gemaakt binnen het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) traject. In dit licht is recent een akkoord bereikt tussen de lidstaten over onderling uitwisselen van belastingrulings. Verder zullen gedurende het Nederlands voorzitterschap de eerste stappen gezet worden in het omzetten van OESO BEPS-maatregelen in Europese wetgeving26. Nederland zal wetgeving van de Commissie op dit punt afwachten. Ook zal tijdens het Nederlands voorzitterschap verder worden gesproken over de opname van een minimum effectieve belastingclausule in de Interest & Royalty richtlijn27.
Ook publiceert de Commissie in het kader van de digitale interne markt in de loop van 2016 een actieplan voor een efficiënt en fraudebestendig Btw-regime dat onder andere een voorstel voor Btw-tarieven en e-commerce zal bevatten. Ook volgt een mededeling over het definitieve Btw-systeem. Afhankelijk van het tijdstip van publicatie zal Nederland tijdens het voorzitterschap hier mee aan de slag gaan.
Mogelijk komt tijdens het Nederlands voorzitterschap de Financial Transaction Tax (FTT) opnieuw ter sprake, als de kopgroep van elf lidstaten die hebben gekozen voor nauwere samenwerking op dit gebied een voorstel presenteert voor een richtlijn terzake. Nederland heeft zich niet bij deze kopgroep aangesloten, omdat het eerder gedane voorstel – dat vooral pensioenfondsen belast – niet voldoet aan de voorwaarden hiervoor uit het regeerakkoord.
Europese begroting
In aanloop naar het Nederlands voorzitterschap bereidt Nederland voorstellen voor om de Europese begrotingssystematiek te vereenvoudigen en te verbeteren.28 De Europese begrotingssystematiek wordt vaak ervaren als weinig transparant, onduidelijk en in sommige gevallen onnodig ingewikkeld. Nederland streeft daarom naar meer transparantie, betere voorspelbaarheid en consistentie in de begrotingssystematiek. Het vinden van praktische oplossingen, die gerealiseerd kunnen worden binnen de bestaande wet- en regelgeving, staat voorop. In aanvulling op recente voorstellen van de Commissie29 zal Nederland zich bijvoorbeeld inzetten voor het harmoniseren van bronnenrevisies en aandringen op het versneld afbouwen van voorbehouden die lidstaten hebben op delen van hun BNI-gegevens. Ook zet Nederland zich in voor een heldere Europese begrotingskalender waardoor op vaste momenten in het jaar vaste stappen in het begrotingsproces worden doorlopen. Nederland zal samenwerking zoeken met de gelijkgestemde lidstaten voor draagvlak voor onze plannen en met de Commissie om tot concrete vervolgstappen te komen.
In 2016 presenteert de High Level Working Group on Own Resources (HLGOR) zijn eindrapport. Voorafgaand zal de HLGOR een interparlementaire conferentie organiseren met het Europees parlement en nationale parlementen. Deze conferentie is voorzien in juni. Behandeling van het eindrapport zal derhalve onder het Slowaakse voorzitterschap vallen.
Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap vindt tot slot de déchargeprocedure plaats over de Europese begroting 2014. De Raad zal in januari en februari een déchargeadvies overeenkomen ten behoeve van het Europees parlement, dat later in het voorjaar een besluit neemt over het verlenen van décharge aan de Europese Commissie. Nederland heeft de afgelopen jaren, samen met het Verenigd Koninkrijk en Zweden, tegen het déchargeadvies van de Raad gestemd als uitdrukking van ongenoegen over het feit dat de Europese Rekenkamer vanwege de hoge foutenpercentages en het slechts gedeeltelijk doeltreffend financieel beheer al twintig jaar geen goedkeurende verklaring afgeeft over EU-uitgaven. Tijdens het voorzitterschap zal Nederland zorgen voor een zo soepel mogelijk verlopend déchargeproces.
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
In een Europa zonder binnengrenzen zijn gemeenschappelijke oplossingen nodig op het terrein van justitie, politiesamenwerking, asiel en migratie. Het kabinet blijft onverminderde steun geven aan het streven naar een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin alle Europese burgers erop kunnen vertrouwen dat hun rechten zowel offline als online gerespecteerd worden en hun veiligheid gewaarborgd. Tegelijkertijd streeft het kabinet ook naar versterken van een vrij dataverkeer in de Unie, en een betere benutting van de digitale interne markt, om zo innovatie en groei aan te jagen, uiteraard gepaard met een krachtige dataprotectie en een evenwichtig en effectief contractenrecht ten bate van zowel ondernemers als consumenten. Dergelijke garanties zijn essentieel om de voordelen van Europese samenwerking voor de burgers te maximaliseren en een betrouwbaar ondernemingsklimaat binnen de interne markt te bevorderen. Het kabinet kijkt verder uit naar de publicatie van het voorstel voor online aankopen, wat een actiepunt is van de Digitale Interne Markt Strategie.
De huidige Europese migratieproblematiek treft alle lidstaten eigen wijze en vraagt om een daadkrachtige Europese oplossing. Het kabinet spant zich in om tot een gezamenlijke Europese aanpak te komen. Deze moet een eind maken aan de verdrinkingen, verstikkingen en mensensmokkel en vorm geven aan de invulling van onze plicht vluchtelingen te beschermen en aan een aanpak van het probleem op een manier die houdbaar is voor Europa. Het kabinet zal zich tijdens het Voorzitterschap inspannen om de uitvoering van de Europese migratieagenda van mei jl. en de aanvullende voorstellen van de Commissie op dit terrein, zoals ook aangekondigd in het Werkprogramma 2016 van de Europese Commissie, verder te brengen en te helpen implementeren. Nederland wil graag stappen zetten die leiden tot een billijke verdeling van de eerste aankomsten van asielzoekers en de behandeling van asielaanvragen, alsook de verdere verbetering van de beveiliging van de Europese buitengrenzen. Bovendien dient voor de middellange termijn het perspectief in de regio van eerste opvang te worden vergroot, ten einde het model van risicovolle doorreis te doorbreken.
Nederland streeft er naar om de verschillende uitdagingen die er op dit terrein zijn, door middel van een geïntegreerde Europese aanpak te vatten. Daarom hecht het kabinet aan de voorspoedige implementatie van de recent genomen besluiten gericht op de herplaatsing van 160.000 asielzoekers, het goed functioneren van de hotspots en het bevorderen van de operationele samenwerking tussen lidstaten. De gepresenteerde wetsvoorstellen met betrekking tot een herplaatsingsmechanisme en de Europese lijst veilige landen van oorsprong zullen tijdens het Voorzitterschap eveneens een prominente rol spelen. Op het terrein van de externe dimensie zijn in de afgelopen maanden ook de nodige maatregelen overeengekomen, zoals het actieplan mensensmokkel en terugkeer. Het kabinet kijkt in het bijzonder uit naar het grensbeheerpakket dat de Europese Commissie in december zal presenteren, waar onder meer een versterking van het mandaat van Frontex wordt verwacht.30 Daarnaast heeft de Europese Commissie in haar Werkprogramma ook maatregelen aangekondigd om het migratiebeheer te verbeteren, wat zich zal richten op hervestiging, een revisie van het Dublin-systeem en reguliere migratie.31
In reactie op de huidige complexe veiligheidsdreigingen is ook de implementatie van de in juni jl. aangenomen Europese Veiligheidsstrategie voor de periode 2015–2020 van belang. Gezien het grensoverschrijdende karakter van cybercrime en -security, terrorisme, georganiseerde criminaliteit en mensenhandel is een gecoördineerde reactie op Europees niveau vereist. Dat geldt ook voor preventief optreden om radicalisering tegen te gaan. Het kabinet zet specifiek in op effectieve operationele samenwerking en de verdere verbetering van informatie-uitwisseling op basis van de bestaande instrumenten en met inachtneming van waarborgen voor gegevensbescherming. Bovendien ziet het kabinet een link met de Strategic review, gezien de inherente koppeling van interne veiligheidsdreigingen met ontwikkelingen buiten de Europese grenzen.
Onder het Luxemburgs voorzitterschap heeft de JBZ raad een implementatietraject voor 2015 van de Europese Veiligheidsstrategie aangenomen. Nederland zal zich inzetten om hieraan voor 2016 verder invulling aan te geven. Nederland ziet verder met belangstelling uit naar het voorstel tot wijziging van het kaderbesluit inzake terrorisme, betere regels over vuurwapens en een voorstel voor de bestrijding van fraude en vervalsing op niet-contante betaalmiddelen32. Het bestrijden van fraude, welke in veel gevallen een grensoverschrijdende component kent, is een prioriteit van de Nederlandse regering. Ook het bestrijden van fraude met betaalmiddelen, in welke vorm dan ook, wordt van belang geacht. Het kabinet wacht dan ook het voorstel van de Commissie af en zal zich op dat moment met interesse over het voorstel buigen. Financieel rechercheren is een effectief instrument in de aanpak van fraude en is een prioriteit van het aankomende Nederlands voorzitterschap.
Tenslotte zal Nederland tijdens het Voorzitterschap erop inzetten om een aantal lopende wetgevingsdossiers die in de Raad en in de triloog in onderhandeling zijn, verder te brengen. Dat betreffen de dossiers met betrekking tot de verordening en richtlijn gegevensbescherming, de toetreding van de EU tot het EVRM en het dossier procedurele waarborgen verdachten.
Landbouw- en Visserijraad
Landbouw en visserij zijn essentieel voor de Nederlandse en Europese economie en voor de wereldwijde voedselzekerheid. Voor Nederland, dat immers de tweede agro-exporteur ter wereld is en de EU als primaire afzetmarkt heeft, zijn een gelijk speelveld en een goede aansluiting van de regelgeving bij de praktijk van groot belang. Dit geldt zowel voor het GLB en het markt- en prijsbeleid daarbinnen als het veterinaire en fytosanitaire beleid. Daarnaast staan we wereldwijd voor de opgave om in 2050 tenminste 9 miljard mensen te voeden. Klimaatslimme landbouw en bestrijding van voedselverspilling in alle onderdelen van de keten en zowel in Europa als daarbuiten bieden oplossingen. Nederland kan daar dankzij onze grote kennis op landbouwgebied, ons innovatieve bedrijfsleven en onze internationale reputatie aan bijdragen.
Tijdens het voorzitterschap wil Nederland een gedachtewisseling organiseren over de ervaringen met het hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid met het oog op de toekomst van dit beleid na 2020. Daarnaast wil Nederland de Europese Commissie uitdagen om stappen te zetten in de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid op de kortere termijn, om onnodige regeldruk voor agrarisch ondernemers tegen te gaan. De marktsituatie in verschillende agrarische sectoren, zoals de melkveehouderij en de varkenshouderij, is momenteel zorgelijk. Ook daar zal aandacht voor blijven.
Nederland zal verder tijdens het voorzitterschap aandacht besteden aan het tegengaan van antimicrobiële resistentie. Een «One Health»-aanpak is hier noodzakelijk: het kabinet dringt zoals gezegd aan op meer samenwerking tussen volksgezondheid- en landbouwministers op dit terrein. In dit kader organiseren de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een ministeriële conferentie.
Ook zal Nederland aandacht vragen voor de onbalans tussen het octrooi- en kwekersrecht die de vrije toegang tot genetische bronnen, van belang voor plantenveredeling, belemmert.
Op de wetgevingsdossiers op visserijgebied wil Nederland een verdere verduurzaming bereiken, zoals dat in het kader van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid is afgesproken. Het vastleggen van afspraken voor het meerjarig duurzaam beheer van visbestanden en de verdere invoering van de aanlandplicht ter voorkoming van voedselverspilling, zijn daarbij prioriteiten. Ook hier is het perspectief zowel Europees als mondiaal: schone oceanen zijn essentieel voor de wereldwijde voedselzekerheid. Nederland wil tijdens het voorzitterschap stappen zetten op het gebied van Blue Growth en Food Security.
Tenslotte komen naar verwachting evaluaties door de Europese Rekenkamer en de Europese Commissie aan de orde van EU-inspanningen op het gebied van bossen en de aanpak van de handel in illegaal hout. Nederland wil op basis daarvan komen tot een effectievere en coherente aanpak die ook een impuls geeft aan het stopzetten van ontbossing.
Milieuraad
Als voorzitter zal Nederland vraagstukken op het gebied van klimaat, milieu en duurzaamheid integraal behandelen. Daarmee wil Nederland waarborgen dat maatregelen op verschillende beleidsterreinen elkaar zoveel mogelijk versterken en dat economische doelstellingen en een verantwoord gebruik van grondstoffen en energiebronnen samenkomen in een toekomstbestendig model van duurzame groei. De aankondiging van het Commissievoorstel, volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst 33 , om economische groei en duurzaamheid ook in de periode na 2020 te waarborgen, ziet Nederland dan ook als een belangrijk initiatief. Als voorzitter zal Nederland o.a. de Milieuraad benutten om de Europese gedachtevorming hiervoor te voeden in relatie tot de implementatie van de 2030 duurzame ontwikkelingsagenda.
De voorbereidingen voor de VN klimaattop (COP21) die eind dit jaar in Parijs zal plaatsvinden zijn in 2015 een belangrijk terugkerend thema geweest in de Milieuraad. De internationale gemeenschap heeft zich gecommitteerd aan het bereiken van een nieuw mondiaal klimaatakkoord in Parijs, om temperatuurstijging op aarde beperkt te houden tot maximaal 2 graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële niveau. De EU streeft naar een juridisch bindend akkoord waarin alle landen naar vermogen bijdragen aan het bereiken van klimaatneutrale en klimaatbestendige groei. Een nieuw mondiaal klimaatakkoord in Parijs vormt een belangrijke stap op weg naar dat doel. De uitkomst van COP21 en de verdere uitwerking zullen tijdens het Nederlandse voorzitterschap en later in 2016 dan ook volop in de belangstelling staan. De Europese Raad heeft zich voorgenomen de uitkomsten van Parijs en de implementatie van het Europese Klimaat- en Energiepakket 2030 nader te bespreken. Tegelijkertijd wordt sinds juli onderhandeld over het Commissievoorstel voor herziening van het EU emissiehandelssysteem (ETS). In het tweede kwartaal van 2016 worden Commissievoorstellen verwacht voor de nationale doelstellingen voor het verder terugdringen van CO2-emissies in de non-ETS-sectoren (effort sharing decision)34. Als Voorzitter zet Nederland zich in voor concrete voortgang in deze onderhandelingen waarmee de Europese bijdrage aan de mondiale aanpak van klimaat, ten minste 40% reductie in 2030 t.o.v. 1990, wordt geïmplementeerd in EU-beleid en wetgeving.
Duurzame groei gaat echter verder dan enkel CO2-reductie: onze economie moet niet alleen klimaatneutraal worden, maar ook circulair. Een circulaire economie draait om zuinig omgaan met grondstoffen, hergebruik van materialen en het benutten van afval als grondstof. Het biedt een oplossing voor het realiseren van een economische groei die voorkomt dat het natuurlijke kapitaal uitgeput raakt, dat er grote afhankelijkheid is van primaire grondstoffen en dat er een enorme hoeveelheid afval ontstaat. Een EU-brede inzet op de transitie naar een circulaire economie biedt kansen voor de Europese concurrentiepositie, nieuwe innovatiemogelijkheden en significant potentieel voor groei en banen. Het nieuwe Circulaire Economie pakket, dat naar verwachting eind 2015 door de Commissie wordt uitgebracht35, zal een belangrijk dossier worden onder het Nederlands voorzitterschap. Naar verwachting zal dit pakket bestaan uit een actieplan met verschillende Commissievoorstellen en -initiatieven t.b.v. een Circulaire Economie (voor de komende vier jaar) waaronder een voorstel voor de wijziging van afvalregelgeving.
In het kader van better regulation zal Nederland zich ook op milieugebied inzetten voor verbetering en vereenvoudiging van EU-regelgeving, met name via promotie van het Nederlands-Brits-Duitse initiatief «Make It Work», dat zich samen met de Commissie en een coalitie van lidstaten richt op beter uitvoerbare, consistentere en meer toekomstbestendige EU milieuwetgeving. Samen met de Commissie wordt o.a. gewerkt aan een herziening en modernisering van de rapportageverplichtingen. Hiertoe kondigt de Commissie in haar werkprogramma aan in 2016 met een mededeling te komen waarin de strategie en ambities worden geschetst voor de monitoring- en rapportageverplichtingen in het milieubeleid en een fitness check te doen over de breedte van de rapportageverplichtingen in EU-milieuregelgeving36. Bij de uitwerking van «Make It Work» zal Nederland aandacht vragen voor andere manieren van sturen naast regelgeving, zoals bij de Nederlandse Green Deal-aanpak is gedaan.
Andere belangrijke dossiers die Nederland als voorzitter op zal pakken zijn de herziening van de NEC-richtlijn (nationale emissieplafonds voor schadelijke stoffen)37, de fitness check van de Vogel- en Habitatrichtlijnen38 en de voorbereiding van de assemblee van de ICAO (VN-burgerluchtvaartorganisatie) die zich na de zomer van 2016 zal buigen over een mondiaal emissiehandelssysteem voor de luchtvaart.
Op 14 en 15 april 2016 vindt de gecombineerde informele ministeriële milieu en transportraad plaats. De bijeenkomst zal in het thema staan van «innovatie van techniek en beleid ten behoeve van smart en green mobility». Naast een gezamenlijk deel zullen de milieuministers en transportministers ook afzonderlijk bijeenkomen. Bij het milieudeel staat de vraag centraal op welke wijze innovatie die nodig is om in 2050 60% CO2te besparen in de EU gestimuleerd kan worden. De uitkomsten hiervan kunnen bijdragen aan het verder brengen van de transitie naar zero-emissie rijden, de CO2-normering voor voertuigen na 2020 en het post-2020 (bio)brandstoffenbeleid.
Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nederland zal op onderwijsgebied aansluiten bij de Strategische Agenda, waarin de ontwikkeling van kennis en vaardigheden en de inzetbaarheid van de beroepsbevolking op de arbeidsmarkt prioriteit zijn. Aansluiting wordt ook gezocht bij de Europa 2020-strategie en de in de OJCS-Raad van 23 november onder het Luxemburgse Voorzitterschap nog te actualiseren prioriteiten voor Europese onderwijssamenwerking voor de komende vijf jaar (Onderwijs en Opleiding 2020-strategie).
Inmiddels heeft de Europese Commissie in haar werkprogramma 2016 een Europese nieuwe vaardighedenagenda aangekondigd39, die in deze Raad zal worden besproken. Deze agenda moet investeringen in de opleiding van burgers stimuleren en hen beter toerusten op een veranderende arbeidsmarkt en samenleving. Ook zal aandacht worden besteed aan de wederzijdse erkenning van kwalificaties. Deze wederzijdse erkenning ondersteunt het hoger en beroepsonderwijs en draagt bij aan het volledig benutten van het potentieel van digitale banen. In dit verband kan gewezen worden op de Nederlandse reactie op een eerdere consultatie over de bestaande Europese instrumenten voor kwalificaties en competenties40. De aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en de excellentie en modernisering van het hoger onderwijs en het beroepsonderwijs zijn ook voor Nederland hoofdthema’s, met als belangrijk doel een actieve uitwisseling van goede voorbeelden van nationaal beleid.
De Nederlandse focus bij cultuur, media en creatieve industrie zal liggen bij een debat en conclusies in de Raad over de voor digitaal erfgoed benodigde infrastructuren en platforms (zoals de portaalsite Europeana waarop gedigitaliseerde collecties van Europese culturele en wetenschappelijke instellingen te vinden zijn). Nederland verwelkomt de aankondiging van de Commissie om in het kader van de Digitale Interne Marktstrategie een voorstel in te dienen voor herziening van de audiovisuele mediarichtlijn in 201641 (mogelijk nog aan het eind van ons Voorzitterschap) en zal zich inzetten het debat verder te brengen. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar het stimuleren van de circulatie van Europese audiovisuele producties.
Verder overweegt Nederland tijdens het voorzitterschap het debat te bevorderen over de bijdrage van het onderwijs aan de opvang en integratie van migranten en de rol van het onderwijs en het jeugdwerk om de radicalisering van jongeren tegen te gaan. Dit wordt gedaan in samenhang met de conclusies van het Luxemburgse Voorzitterschap, actuele ontwikkelingen en eventuele Commissie-initiatieven. Een discussie over de bijdrage van het jeugdwerk sluit aan bij de speerpunten van de Commissie die zich richten op de inclusie en participatie van jongeren in de maatschappij. Ook zal aandacht worden gevraagd voor de (maatschappelijke) participatie van jongeren en jongvolwassenen met (milde) psychische problemen. Het is belangrijk dit vanuit een sectoroverstijgende invalshoek te benaderen en naast de gebruikelijke stakeholders ook de volksgezondheidshoek te betrekken.
Op basis van het EU-werkplan sport 2014–2017, zal Nederland de integriteit van de sport agenderen. De inzet zal zich richten op de voorbereidingen en organisatie van grote internationale sportevenementen en met name de vraag hoe te komen tot positieve sociale, economische en duurzame opbrengsten, die kunnen rekenen op maatschappelijk draagvlak. Er zal nauw worden samengewerkt met de sportsector.
Het Nederlandse EU-voorzitterschap wordt, zoals te doen gebruikelijk, omlijst door een cultureel programma. Dit programma is erop gericht de Nederlandse cultuur in ruime zin onder de aandacht te brengen en voorziet in verschillende activiteiten in Amsterdam, Brussel en op de Nederlandse ambassades in EU-lidstaten
Transport, Telecom en Energie
In 2014 presenteerde de Europese Commissie een kaderstrategie voor een Europese Energie Unie42. In maart 2015 zijn, met steun van Nederland, Raadsconclusies aangenomen over de strategie, met richtsnoeren voor de verdere uitwerking. De strategie is gebaseerd op vijf pijlers, namelijk maatregelen voor verbeterde energievoorzieningszekerheid, een betere interne energiemarkt, reductie van de energievraag, vermindering van CO2-uitstoot en onderzoek en innovatie op energiegebied. Doel is een meer betaalbare energievoorziening, het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU, en de totstandkoming van een toekomstbestendig klimaatbeleid. Ter implementatie van de Energie Unie strategie heeft de Commissie al een voorstel43 gedaan voor de herziening van de richtlijn energielabeling. In de komende periode is verdere uitwerking van de strategie te verwachten. Zo zullen komend jaar belangrijke voorstellen worden gedaan om het ontwerp van de elektriciteitsmarkt te wijzigen. Dit zal bijdragen aan het verhogen van de flexibiliteit van het energiesysteem, de coördinatie van beleid op het terrein van leveringszekerheid, de marktintegratie van duurzame energie en regionale samenwerking. Ook zal de Commissie voorstellen publiceren om de Europese voorzieningszekerheid te versterken. Nederland is verheugd met het feit dat de Commissie ambitieus doorpakt met de implementatie van de Energie Unie strategie. Nederland zal zich tijdens het voorzitterschap inzetten om de nodige voortgang te boeken op genoemde voorstellen en schenkt daarbij bijzondere aandacht aan het nieuwe marktontwerp voor elektriciteit en regionale samenwerking; dat zijn essentiële bouwstenen voor de Energie Unie.
Op het gebied van Transport zijn het Vierde Spoorpakket en de verwachte Luchtvaartstrategie de belangrijkste dossiers voor de komende periode. De onderhandelingen met het Europees parlement over de voorstellen van de marktpijler van het Vierde Spoorpakket zullen naar verwachting onder Nederlands voorzitterschap worden afgerond. De Luchtvaartstrategie wordt in december verwacht. In het bijzonder zal Nederland een discussie over de strategie faciliteren op de Aviation Summit op 20-21 januari 2016. De strategie zal naar verwachting ook voorstellen bevatten voor herziening van de EASA Verordening, voor drones en voor mandaten voor luchtvaartonderhandelingen met onder meer de Golfstaten. Indien een oplossing wordt gevonden m.b.t. Gibraltar kan Nederland de luchtvaartdossiers SES2+ en Passagiersrechten agenderen en mogelijk afronden tijdens haar Voorzitterschap. Nederland streeft er tot slot naar het voorstel voor de verordening voor markttoegang voor havendiensten tijdens haar voorzitterschap tot een goed einde te brengen. Nederland ziet uit naar de aangekondigde Commissie-initiatieven op het gebied van verminderde olie-afhankelijkheid van transport (decarbonisatie), betere benutting van infrastructuur en versterking van de handhaving van sociale wetgeving. Kritisch zal de opstelling zijn ten opzichte van nadere initiatieven op het gebied van wegbeprijzing en liberalisering van het wegvervoer.
Het transportdeel van de gecombineerde ministeriele milieu en transportbijeenkomst, op 14 en 15 april 2016, staat in het teken van connected, automatisch en autonoom rijden. Hiermee streeft Nederland er o.a. naar Europese harmonisatie op het gebied van ITS en zelfrijdende voertuigen een stap verder te brengen.
In de Telecomraad is de digitale interne markt eveneens het belangrijkste dossier, waarbij de herziening van het regelgevend kader voor telecombedrijven centraal staat. Een modern regelgevend kader biedt de mogelijkheid om de mededinging, concurrentie en investeringen in de telecomsector te versterken. Ook internet governance (waarbij Nederland zich, conform toezegging aan en met steun van uw Kamer, inzet voor een vrij en open internet), de review van de groothandelsmarkt voor roaming en het gebruik van de 700 MHz radiospectrumband zijn onderwerpen die zullen gaan spelen.
Nederland onderschrijft de doelen van het voorstel voor de netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn.44 Tijdens het voorzitterschap zal Nederland dit dossier oppakken, hetzij voor afronding van de onderhandelingen, hetzij voor de implementatie. Nederland zet daarnaast in op afronding van het dossier richtlijn toegankelijkheid overheidswebsites tijdens het voorzitterschap. Tot slot ziet Nederland het in de Digitale Interne Markt Strategie aangekondigde eGovernment actieplan met belangstelling tegemoet. Voor het postdossier wordt geen wetgevend voorstel verwacht. Nederland zal dit als Voorzitter ook niet actief stimuleren.45
Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Binnen de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC) staat voor Nederland het bevorderen van een gelijk speelveld voorop. Sociale dumping, schijnconstructies en valse concurrentie moeten worden bestreden. Werknemers moeten kunnen werken onder goede arbeidsomstandigheden en tegen een eerlijk loon. Uitgangspunt daarbij moet zijn gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plek. Een betere bescherming van mobiele werknemers versterkt de fundamentele vrijheid van verkeer voor werknemers binnen de Unie. Het kabinet hecht daarom zeer aan het arbeidsmobiliteitspakket dat de Commissie binnenkort zal presenteren.46 In haar werkprogramma kondigt de Commissie aan dat dit pakket, naast een mededeling over arbeidsmobiliteit, zal bestaan uit een voorstel voor een gerichte herziening van de detacheringsrichtlijn en een herziening van de regels rondom de coördinatie van sociale zekerheid. Laatstgenoemde herziening beoogt misbruik tegen te gaan door betere handhaving.
Het is opvallend dat de Commissie in haar werkprogramma spreekt van een gerichte herziening van de detacheringsrichtlijn. Tot nu toe sprak de Commissie van een gerichte evaluatie van de richtlijn. Dit acht het kabinet een positieve ontwikkeling. De Commissie benadrukt verder dat sociale dumping en het gevaar van een «brain drain» moeten worden bestreden, door ervoor te zorgen dat hetzelfde werk op dezelfde plaats met hetzelfde loon wordt gewaardeerd. Het kabinet deelt deze opvatting en acht een herziening van de detacheringsrichtlijn noodzakelijk om dit te kunnen realiseren.
Het kabinet wil het EU-voorzitterschap benutten om werkgerelateerde kanker tegen te gaan door werknemers te beschermen tegen een groter aantal kankerverwekkende stoffen dan thans het geval is. Dit vergt aanpassing van de carcinogenenrichtlijn. Tijdens het EU-voorzitterschap zal het kabinet zich voorts inzetten om kennisdeling tussen lidstaten op het terrein van armoedebestrijding te stimuleren.
Onder de noemer «een nieuwe start voor werkende ouders» kondigt de Commissie in haar werkprogramma voor 2016 een pakket aan maatregelen gericht op een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor werkende ouders47. Het pakket bevat ook maatregelen ter ondersteuning van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt. Het kunnen combineren van arbeid en zorg is essentieel voor een goed functionerende arbeidsmarkt en het kabinet waardeert het dat de Commissie deze thema’s in samenhang adresseert. Voor zover de Commissie wetgevende maatregelen op dit terrein voorstelt, zal het kabinet de voorstellen op hun eigen merites beoordelen en tevens bezien aan de hand van subsidiariteit en proportionaliteit. Het kabinet acht het van belang dat EU-regelgeving op dit terrein de nodige flexibiliteit bevat, zodat lidstaten de ruimte houden om deze aan te passen aan de nationale situatie. In dit verband is relevant dat er onvoldoende steun is gebleken voor de eerder voorgestelde aanscherping van de Zwangerschapsverlofrichtlijn. De Commissie zal hiermee bij nieuwe voorstellen rekening moeten houden.
De Commissie kondigt in het werkprogramma verder aan in 2016 een «pillar of social rights»48 te zullen publiceren. De Commissie geeft aan dat dit initiatief beoogt gaten in bestaande wetgeving te dichten en gemeenschappelijke principes en referentiewaarden te identificeren, teneinde op termijn te komen tot een grotere convergentie van de prestaties van lidstaten op sociaal- en werkgelegenheidsterrein. Het is nog niet duidelijk hoe het initiatief er concreet uit komt te zien. Het kabinet wacht de concrete voorstellen met belangstelling af. Het kabinet zal de voorstellen op hun eigen merites beoordelen en tevens bezien aan de hand van subsidiariteit en proportionaliteit.
Op het gebied van sociaal beleid is tot slot opvallend dat de Commissie geen nieuwe Gendergelijkheidsstrategie aankondigt, maar wel de intentie uitspreekt om haar praktische werk op dit gebied te zullen voortzetten. Nederland zal deze activiteiten, op basis van de inspanningen van de vertegenwoordiging van de EU in VN-verband, ondersteunen.
Nederland zal daarnaast lopende discussies voortzetten over bijvoorbeeld de richtlijn gelijke behandeling buiten de werkvloer en de richtlijn gendergelijkheid in besturen van beursgenoteerde bedrijven. De eerdergenoemde Nieuwe Europese Vaardighedenagenda zal ook in deze Raad worden gepresenteerd.49
Op het gebied van de volksgezondheid heeft de EU een belangrijke rol ten aanzien van de markttoegang van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Nederland zal tijdens het voorzitterschap aandacht besteden aan de vraag hoe innovatieve middelen sneller tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs bij de patiënt kunnen komen. Tijdens het voorzitterschap zal Nederland ook toewerken naar een akkoord met het Europees parlement over de verordeningen inzake medische hulpmiddelen en in vitro-diagnostica. Het kabinet dringt aan op meer samenwerking tussen volksgezondheid- en landbouwministers op het terrein van antimicrobiële resistentie en zou graag zien dat lidstaten en de Commissie elkaar gaan aanspreken op doelen en resultaten. Nederland steunt daarom de in het Commissiewerkprogramma50 aangekondigde ambities op dit terrein en zal dit onderwerp ook tijdens het Nederlandse EU voorzitterschap agenderen.
Nederland steunt de Commissie in haar inspanningen om de vrijwillige samenwerking en financiering tussen lidstaten op het terrein van Health Technology Assessment (HTA) te versterken. Het is Nederland echter nog onvoldoende duidelijk waaruit de door de Commissie genoemde voorbereidende werkzaamheden bestaan, anders dan het ter beschikking stellen van middelen uit Joint Action 3 voor de werkzaamheden van het vrijwillige HTA samenwerkingsverband EUnetHTA.
Daarnaast waardeert Nederland het werk dat de Europese Commissie verzet op het gebied van hormoonverstorende stoffen. Het kabinet acht het van belang dat de risico’s van deze stoffen voor mens, dier en milieu worden geadresseerd. Het formuleren van criteria voor het aanmerken van stoffen als hormoonverstorend heeft vertraging opgelopen. Nederland zet zich er voor in verdere vertraging te voorkomen.
Tot slot zet Nederland, via de organisatie van een conferentie en agendering van het onderwerp tijdens de informele Raad, in op een versterkte gezamenlijke aanpak voor de verbetering van levensmiddelen op EU-niveau. Een gelijk Europees speelveld voor producenten van voedingsproducten is gewenst om gezonde innovaties en de gezonde keuze voor de consument makkelijker te maken.
Kamerbrief inzake Europese asielproblematiek d.d. 8 september jl. – Kamerstuk 19 637, nr. 2030
Motie Maij en Pechtold Kamerstuk 34 166, nr. 5: over bevorderen van fundamentele democratische waarden.
Conform moties Van ‘t Wout Kamerstuk 34 166, nr. 3 en Sjoerdsma Kamerstuk 34 166, nr. 13 bij de Staat van de Europese Unie 2015.
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 4, «Review of the Multiannual Financial Framework (MFF) 2014–2020», Annex I.
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 23, «Proposal for an Inter-Institutional Agreement on a mandatory Transparancy Register», Annex I.
Kamerbrief over stand van zaken Europese agentschappen d.d. 1 juli 2015, Kamerstuk 33 848, nr. 16.
Motie van het lid Van 't Wout c.s. Kamerstuk 33 848 nr. 19: over doorlichting van de Europese agentschappen.
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 22, «Commission contribution to the Global Strategy», Annex I.
Zie ook Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 21, «Capacity building in the Security Sector», Annex I.
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 16, «Follow-up to the Trade and Investment Strategy», Annex I.
European Parliamentary Research Service, The Cost of Non-Europe in the Single Market, Cecchini Revisited (september 2014).
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 9 «Follow-up to the Single Market Strategy», Annex I.
Conform de motie Segers c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 988) – over maatregelen voor invulling van het Stabiliteits- en Groeipact en het Europees semester.
Het gehele pakket aan maatregelen als gepresenteerd op 21 oktober jl. kan gevonden worden op http://ec.europa.eu/priorities/economic-monetary-union/.
«Een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel in de Europese Unie: vijf belangrijke actiegebieden», COM (2015), 302 final d.d. 17 juni 2015; zie Kabinetsappreciatie d.d. 6 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1281).
In navolging van COM (2015), 302 kondigt de Commissie dit in het werkprogramma onder voorstel 12, «Corporate Tax Package» Annex I, aan.
Kamerstuk 22 112, nr. 2010 BNC-fiche voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen (16 oktober 2015).
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 17, «Implementation of a European Agenda on Security», Annex I.
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 5, «Next steps for a sustainable European Future», Annex I.
Commissiewerkprogramma 2016, voorstel 6, «Implementation of the Digital Single Market Strategy», Annex I.
COM(2015)341 – Kader voor energie-efficiëntie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU.
Dit als reactie op de toezegging van de Minister van Economische Zaken aan het lid De Liefde in het debat over Postwet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34166-22.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.