33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2013

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 17 september 2013 over de nota over de toekomst van de krijgsmacht (Kamerstuk 33 763, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 oktober 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, Van Leiden

1

Wat was en is uw inzet, aangezien u diverse malen in de media heeft aangegeven «strijdbaar» te zijn en te «knokken» voor Defensie?

2

Acht u verdere bezuinigingen op Defensie onverantwoord? Waarom wel/niet?

3

Bent u bereid zich uit te spreken tegen verdere bezuinigingen op Defensie in deze kabinetsperiode?

Met de nota zijn keuzes gemaakt ten behoeve van een operationeel duurzame, betaalbare, toekomstbestendige en internationaal inpasbare krijgsmacht. Ambitie en middelen zijn met elkaar in evenwicht gebracht. Het uitgangspunt is dat de Nederlandse krijgsmacht, ook in de toekomst, zo goed mogelijk moet kunnen omgaan met verschillende dreigingen en risico’s. Onze krijgsmacht is er één om trots op te zijn, en dat moeten we zo houden.

Verder heb ik reeds bij herhaling gezegd dat ik Defensie geen luxe acht, maar een fundamentele investering in onze vrijheid, veiligheid en welvaart. Een vrije en veilige omgeving vergt een besef van de waarde van Defensie, in de samenleving en in de politiek. Ik wil me hiervoor inzetten. Niet alleen in het belang van de krijgsmacht, die na twintig jaar reorganiseren en hervormen hoognodig weer vooruit moet kunnen kijken, maar zeer zeker ook in het belang van Nederland.

Ik ben blij met de nieuwe begrotingsafspraken. Hierdoor is er ruimte ontstaan om een paar pijnlijke maatregelen terug te draaien dan wel te mitigeren.

4

Klopt het dat mogelijke extra taakstellingen, zelfs bescheiden in omvang, vrijwel geheel ten koste zullen gaan van de operationele capaciteiten, omdat al het overtollig vet van de botten gesneden is bij Defensie?

Bij elke afname van de financiële middelen die de defensieorganisatie ter beschikking staan, is het streven de operationele capaciteiten zo veel mogelijk te ontzien. Het kan echter niet worden voorkomen dat nieuwe taakstellingen, direct of indirect, impact op de operationele capaciteiten hebben.

5

Blijft u nog steeds volhouden dat dit kabinet niet extra bezuinigt op Defensie?

6

Hoe verhoudt uw uitspraak «er wordt niet bezuinigd op de troepen» zich tot het opheffen van het 45e pantserinfanteriebataljon, een marinierscompagnie, de afstoting van het Joint Support Ship (JSS) en het verminderen van het aantal operationele F-16’s met zes toestellen? Moet uw mislukte ambitie gezien worden als een gebroken belofte?

Mijn uitspraak dat niet wordt bezuinigd op de troepen moet worden gezien in het licht van de taakstelling uit het regeerakkoord Rutte-II (€ 48 miljoen). Daarvan heb ik gezegd dat ze volledig moesten worden gevonden binnen de staven en de ondersteuning (apparaatskosten). Dat gebeurt ook. Van nieuwe, gerichte bezuinigingen op Defensie is geen sprake. Toch wordt Defensie geraakt. Dit is deels het gevolg van maatregelen waarmee de hele overheid te maken heeft, zoals de hogere sociale lasten, de gestegen pensioenpremies en het niet uitkeren van de prijsbijstelling. Verder waren maatregelen nodig omdat Defensie nog steeds kampte met interne financiële problematiek, die nu langjarig wordt opgelost. Kortom, om tot een operationeel en financieel duurzame krijgsmacht te komen met evenwicht tussen middelen en capaciteiten, waren interne herschikkingen noodzakelijk.

Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt (Kamerstuk 33 750, nr. 19). Daarvoor ben ik de betrokken partijen dankbaar. Voor de gevolgen voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota (Kamerstuk 33 763, nr. 7).

7

Wat is het percentage van het BNP dat Nederland in 2014 aan Defensie uit zal geven? Hoe ontwikkelt deze verhouding zich in de komende kabinetsperiode?

9

Hoeveel procent van het BBP besteed Nederland nu aan haar defensiebudget? Hoeveel verschilt zij hierin van de NAVO afspraken hierover?

Het begrip Bruto Nationaal Product (BNP) is met de invoering van nieuwe internationale richtlijnen vervangen door Bruto National Inkomen (BNI). Dit betreft het inkomen van iedereen met eenzelfde nationaliteit. Doordat de verschillen tussen BNI en Bruto Binnenlands Product (BBP, dit is het inkomen binnen de staatsgrenzen van een land) zeer gering is, hanteert Defensie het BBP als norm voor de verhouding tussen haar netto uitgaven versus het BBP. De netto begroting van Defensie (uitgaven min ontvangsten) voor de periode 2014 tot en met 2018 verhoudt zich ten opzichte van het BBP als volgt:

2014

2015

2016

2017

2018

1,18%

1,16%

1,17%

1,17%

1,16%

8

Welke positie neemt Nederland binnen de NAVO in als het gaat om defensie-uitgaven als percentage van het BNP? Zal deze positie in de komende kabinetsperiode, gezien de bezuinigingen, verder verslechteren?

In het vorige antwoord is ingegaan op het onderscheid tussen het BNP en het BBP. Binnen de Navo wordt over het algemeen het BBP gebruikt en derhalve zijn de percentages ook berekend ten opzichte van het BBP. Zoals aan de Kamer is gemeld tijdens de behandeling van de defensiebegroting 2013, geeft Nederland, evenals de meeste andere Navo-lidstaten, al jaren minder geld uit aan Defensie dan de Navo-norm van twee procent van het BBP. Ik hecht er overigens aan te melden dat dit percentage niets zegt over de inzetbaarheid van de krijgsmacht en internationale bijdragen die een land levert.

Hieronder vindt u de percentages uit 2011 van de verschillende Navo-lidstaten. Recentere gegevens van andere landen zijn op dit moment niet beschikbaar. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 7 daalt het percentage van Nederland naar 1,16 procent in 2018.

Albanië

1,5%

Luxemburg

0,5%

België

1,1%

Nederland

1,4%

Bulgarije

1,4%

Noorwegen

1,5%

Canada

1,4%

Polen

1,7%

Denemarken

1,4%

Portugal

1,5%

Duitsland

1,3%

Roemenië

1,3%

Estland

1,8%

Slowakije

1,1%

Frankrijk

1,9%

Spanje

0,9%

Griekenland

2,1%

Tsjechië

1,1%

Hongarije

1,0%

Turkije

1,8%

Italië

1,4%

Verenigd Koninkrijk

2,6%

Kroatië

1,6%

Verenigde Staten

4,8%

Letland

1,0%

   

Litouwen

0,8%

   

Bron: Navo gegevens over 2011, oktober 2012

9

Hoeveel procent van het BBP besteed Nederland nu aan haar defensiebudget? Hoeveel verschilt zij hierin van de NAVO afspraken hierover?

Zie het antwoord op vraag 7.

10

Welke gevolgen hebben de nieuwe bezuinigingen op Defensie op de reputatie en de invloed van Nederland bij de NAVO en de EU? Wordt Nederland inmiddels gezien als een freerider?

Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid binnen de samenwerkingsverbanden waar ons land deel van uitmaakt. Daarvoor is een moderne, bruikbare krijgsmacht nodig die beschikt over een mix van capaciteiten om in alle strategische functies te kunnen optreden en over voldoende escalatievermogen om in onvoorspelbare conflictsituaties te kunnen opereren. Capaciteiten die relevant zijn voor internationale militaire samenwerking blijven daarom zo veel mogelijk behouden of worden versterkt.

11

Waarom bent u in de nota niet ingegaan op sourcing? Zijn er volgens u daarmee geen besparingen te realiseren?

Sourcing is geen doel op zich maar een middel om beter of goedkoper diensten te betrekken. Besparingen als gevolg van sourcingtrajecten worden opgenomen in de besparing van € 48 miljoen die Defensie, in het kader van de taakstelling uit het regeerakkoord Rutte-II, vanaf 2016 op de bedrijfsvoering behaalt. Bij de uitwerking van de business cases wordt bekeken welke financiële bijdragen specifieke sourcingtrajecten aan deze taakstelling kunnen leveren.

12

Op welke wijze bent u bereid eventuele middelen, als gevolg van mogelijke compensatie voor de Wet uniformering loonbegrip (WUL), door de minister-president omschreven als «graat in de keel», buiten de defensiebegroting om aan te wenden?

Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt. Voor de gevolgen voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

13

Hoe groot is het risico dat de prijsbijstelling 2014 het volgend begrotingsjaar niet toegekend wordt? Welke gevolgen zal zo’n nieuwe taakstelling hebben voor Defensie?

14

Deelt u de mening van prof. dr. R. de Wijk in het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer op 2 oktober jl., dat het niet toekennen van de prijsbijstelling een «sluipmoordenaar» is voor de Defensiebegroting? Klopt het dat het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu hierdoor, als departementen met veel investeringen in vergelijking met andere departementen, buitensporig geraakt worden?

Als gevolg van de begrotingsafspraken van 11 oktober jl. is besloten een deel van de prijsbijstelling tranche 2014 niet uit te keren. De gevolgen daarvan voor Defensie zijn in de begrotingsafspraken gecompenseerd door het beschikbaar stellen van extra geld waarmee het effect van het niet uitkeren van de prijsbijstelling teniet wordt gedaan.

Meer in het algemeen is het onontkoombaar dat de koopkracht van het ministerie daalt als de budgetten gelijk blijven of prijsstijgingen van materieel niet worden gecompenseerd. Als de prijsbijstelling niet of niet geheel wordt uitgekeerd, en er geen compensatie is, moet het effect daarvan binnen de begroting van Defensie worden opgevangen. Juist ministeries met veel investeringen worden daardoor geraakt.

15

Toen Nederland in Uruzgan actief was, behoorde Nederland tot de top 5 van de troepenleverende landen van de NAVO. Hoe staat Nederland nu op die ranglijst?

Voor de beëindiging van de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan op 1 juli jl. nam Nederland de dertiende plaats in op de ranglijst van troepenleverende landen aan ISAF (overzicht Navo van 24 juni 2013). Momenteel zijn Nederlandse militairen nog actief in Afghanistan bij de Air Taskforce, de staven van ISAF en tijdelijk met het Duits-Nederlandse Legerkorps op het hoofdkwartier van ISAF Joint Command in Kabul. In het overzicht van de Navo van 1 oktober jl. neemt Nederland nog steeds de dertiende plaats in op de ranglijst van troepenleverende landen aan ISAF. In dat overzicht heeft de Navo nog een deel van het extra personeel voor de redeployment meegeteld, dat echter ondertussen weer in Nederland is. In totaal leveren 47 landen een personele bijdrage aan ISAF.

16

Waarom ontbreekt een financiële onderbouwing van de specifieke besparingsmaatregelen in uw nota? Hoe kan de Kamer haar controlerende taak waarmaken als niet inzichtelijk is wat deze maatregelen kosten en opbrengen?

17

Waarom ontbreekt een totaaloverzicht van de specifieke besparingsmaatregelen, zoals dit wel gevoegd was bij de Beleidsbrief 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1), waarin de besparingen uiteengezet zijn, alsmede de aanpassingen in het investeringsplan?

203

Kunt u een uitsplitsing geven van de tabel waarbij alle bezuinigingsmaatregelen met een omvang van minimaal 1 miljoen euro worden gespecificeerd?

Met het oog op de nieuwe begrotingsafspraken van 11 oktober jl. verwijs ik voor het antwoord op deze vragen naar mijn aanvulling op de nota.

18

Klopt het dat naast de operationele eenheden ook ondersteunende diensten, die een directe relatie hebben met die eenheden, geraakt worden, zoals onderhoudseenheden, geneeskundige eenheden, facilitaire diensten, opleidingen? Welke gevolgen heeft dit voor de inzetbaarheid?

Een uitgangspunt bij de besparingen in het operationele deel van Defensie is dat elke operationele maatregel ook een aandeel heeft in de direct steunende eenheden en de overhead van het operationele commando en de ondersteuning door de Defensie Materieel Organisatie en het Commando DienstenCentrum. Dit wordt aangeduid met de term «tweede orde effecten». De rationale achter de tweede orde effecten is dat op deze wijze wordt voorkomen dat (1) de overhead teveel toeneemt ten opzichte van de resterende operationele capaciteit en (2) meer operationele maatregelen moeten worden genomen om een taakstelling te kunnen halen. Deze tweede orde effecten hebben geen additionele gevolgen voor de inzetbaarheid.

19

Herkent u zich in de door de vakbonden geadresseerde personeelstekorten, achterblijvende instroom, tekorten aan materiële uitrusting en reservedelen en opleidingen die onder druk staan? Wat gaat u hieraan doen?

Er zijn vooral personele tekorten in technische functies op alle niveaus en in specifieke medische en ICT-functies. De instroom van personeel stijgt momenteel en er is een daling van de uitstroom zichtbaar. De uitstroom is in de afgelopen periode nog steeds groter dan de instroom. Dit past echter bij de reductietaakstelling waarvoor Defensie zich geplaatst ziet. Door het personeel van op te heffen eenheden zoveel mogelijk te verplaatsen naar andere eenheden, kan de ondervulling bij operationele eenheden voor een belangrijk deel worden opgelost.

U bent regelmatig geïnformeerd over de problemen op het gebied van inzetbaarheid van een aantal hoofdwapensystemen. Er wordt veel gedaan om de tekorten weg te werken die in de periode 2006 tot 2011 zijn ontstaan. Ook hierover wordt u met regelmaat geïnformeerd, zoals onlangs in de rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen en operationele knelpunten 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 143 van 17 september 2013). Het herstel van de voorraad- en onderhoudsachterstanden loopt van 2012 tot en met 2014. Hiervoor is al eerder een bedrag van € 135 miljoen euro vrijgemaakt. Het beoogde herstel van de gereedstellingsvoorraden staat voor eind 2014 gepland met een mogelijke uitloop naar 2015 voor artikelen die moeilijk verkrijgbaar zijn of een lange verwervingstijd vergen. Met de nota In het belang van Nederland zijn aanvullende maatregelen genomen, zoals het structureel verhogen van het budget voor de materiële exploitatie met € 50 miljoen.

20

Dreigt het risico van een boeggolfeffect, nu door de lage investeringsquote en de aanschaf van de F-35 veel materieelprojecten vertraagd worden? Heeft het langer aanhouden van verouderd materieel bovendien niet het risico van hogere exploitatiekosten?

Met de nota zijn nieuwe afspraken gemaakt over de investeringen van de krijgsmacht die juist moeten voorkomen dat een boeggolf optreedt. Daarom is in de planning van de verschillende investeringsplannen rekening gehouden met het maximaal beschikbare investeringsbudget. Ook de geplande investeringen in de F-35 zijn daarbij betrokken. Dat voorkomt verdringingseffecten die vroeger of later ten koste zouden gaan van andere capaciteiten. Meer in het algemeen geldt dat het langer aanhouden van materieel leidt tot hogere exploitatiekosten. Vertraging bij de vervanging van wapensystemen tegen het einde van de levensduur zal dan ook leiden tot een stijgende exploitatielast. De mate waarin verschilt per wapensysteem.

21

Wanneer en over welke zaken is er contact geweest met België dan wel Duitsland in het kader van het opstellen van de nota en de voorgenomen bezuinigingen?

Voorafgaand en tijdens de totstandkoming van de nota In het belang van Nederland is er contact geweest met de Navo en de EU over de door deze organisaties onderkende tekorten aan militaire capaciteiten. Daarnaast is in de nota het grote belang van internationale samenwerking uiteengezet. Bij de publicatie van de nota is dit in de contacten met Duitsland, België en Luxemburg nog eens onderstreept. Zoals bekend heeft de samenwerking in Benelux-verband een belangrijke impuls gekregen met de ministeriële verklaring van 18 april 2012. Datzelfde geldt voor de samenwerking met Duitsland, waarover beide ministers van Defensie op 28 mei jl. een Declaration of Intent hebben getekend. Defensie koestert de samenwerking met Duitsland en in Benelux-verband. Waar mogelijk zal Defensie die samenwerking versterken.

22

Is er contact geweest met de instituten Clingendael en HCSS tijdens het opstellen van de nota?

Ook de strategische monitoren van Instituut Clingendael en HCSS liggen ten grondslag aan de nota In het belang van Nederland. Instituut Clingendael en HCSS zijn niet direct betrokken geweest bij het opstellen van de nota.

23

Op welke momenten en op welke wijze is er input gevraagd vanuit de vakbonden bij het opstellen van de nota?

Bij het opstellen van de nota In het belang van Nederland zijn de vakcentrales van overheidspersoneel niet direct betrokken geweest. Bij de uitwerking van de maatregelen, in het bijzonder waar het gaat om de consequenties voor het personeel, zullen de vakcentrales nadrukkelijk worden betrokken.

24

Op welke wijze hebben onze verplichtingen in NAVO verband meegespeeld bij het maken van de keuzes bij de invulling van de nota?

Internationale militaire samenwerking, in multilateraal en bilateraal verband, is nadrukkelijk meegewogen in de nota In het belang van Nederland. Het uitgangspunt is dat capaciteiten waaraan de Navo en de EU een tekort hebben, zoveel mogelijk worden ontzien of zelfs verbeterd.

25

Zijn er contacten op ambtelijk of ministerieel niveau geweest met het bedrijfsleven om mogelijkheden voor verdere besparingen te bespreken in het kader van het opstellen van de nota?

Defensie is voortdurend in gesprek met bedrijven en kennisinstituten en daarnaast ook met maatschappelijke partners. In alle gevallen worden de mogelijkheden voor verdere besparingen onderzocht. Tijdens de totstandkoming van de nota In het belang van Nederland zijn er geen specifieke aanvullende contacten geweest.

26

Zijn versoberingen in de primaire of secundaire arbeidsvoorwaarden van militairen of defensieambtenaren overwogen als mogelijke invulling van de bezuinigingsopdracht?

Bij het vaststellen van de nota In het belang van Nederland is de hele begroting van Defensie onder de loep genomen. Hierbij is vastgesteld dat de primaire of secundaire arbeidsvoorwaarden van militairen en burgermedewerkers op dit moment geen reële ruimte bieden om bij te dragen aan de herschikkingsopdracht.

27

Kunt u per provincie toelichten hoeveel banen er verloren gaan als gevolg van de in deze nota gemaakte keuzes?

Als gevolg van de nieuwe begrotingsafspraken van 11 oktober jl. komen verschillende maatregelen uit de nota In het belang van Nederland in een ander licht te staan. Voor de gevolgen daarvan voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

28

Kunt u toelichten hoe de investeringsquote bij de nu voorgenomen keuzes zich als percentage ontwikkelt tussen nu en 2020?

194

Waarom stelt u in de begroting op blz. 16 dat de investeringsquote vanaf 2017 voldoet aan het richtsnoer van 20 procent, terwijl u in de nota beweert dat de investeringsquote «zeker is gesteld» op 20 procent vanaf 2018, terwijl uit de tabel op blz. 47 van de begroting blijkt dat de investeringsquote in 2018 slechts 19,7% bedraagt?

Voor de benodigde investeringsquote is in 2004 als richtsnoer 20 procent vastgesteld. Dit percentage komt voort uit de gedachte dat een moderne krijgsmacht voldoende investeringsruimte moet hebben om haar hoofdwapensystemen te vervangen of te moderniseren, ter bestendiging van haar relevantie in de toekomst. In 2017 bereikt de investeringsquote een percentage van 19,7, waarmee het voldoet aan het richtsnoer van 20 procent. Ook aan het einde van de begrotingsperiode, in 2018, is de investeringsquote 19,7 procent. In de Ontwerpbegroting 2014 is op pagina 47 het verloop van de investeringsquote weergegeven voor 2012 tot en met 2018.

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

15,2%

13,6%

15,7%

17,6%

19,1%

19,7%

19,7%

29

Zijn er besparingsopties samenhangend met een snellere of verdergaande outsourcing onderzocht in het kader van deze toekomstnota? Zo ja, kunt u toelichten welke?

Besparingen als gevolg van sourcingtrajecten worden opgenomen in de besparing van € 48 miljoen op apparaatskosten die Defensie, in het kader van de taakstelling uit het regeerakkoord Rutte-II, vanaf 2016 behaalt op de bedrijfsvoering.

30

In hoeverre is er sprake van redundantie tussen de staven van de krijgsmachtdelen onderling en de Defensiestaf? Wordt ook overwogen om de staven van het Operationeel Commando op te heffen? Hoeveel zou dat opleveren?

In september 2005 is Defensie gaan werken volgens een nieuw besturingsmodel, waarbij een duidelijke en evenwichtige scheiding is aangebracht tussen beleid en uitvoering. Met het realiseren van de maatregelen van de beleidsbrief 2011 is de scheiding tussen beleid en uitvoering verder verdiept. De staf van het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid, de plannen en de allocatie van middelen. De operationele commando’s zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en de gereedstelling van operationele eenheden. «Ontstaffing» en ontbureaucratisering hebben geleid tot een reductie van alle staven met dertig procent. Er is geen aanleiding om dit besturingsmodel nu te herzien. De opheffing van de staven van de operationele commando’s wordt niet overwogen.

31

Kunt u een overzicht geven van de verwachte opbrengsten van groot materieel dat verkocht moet worden, uitgesplitst in JSS, Lynx, CV-90, F-16, etc. en inclusief het materieel van de vorige bezuinigingsronde dat nog verkocht moet worden? Kunt u daarbij specifiek de opbrengsten met betrekking tot de CV-90 en het JSS afzetten tegen de verwervingskosten?

De opbrengsten per type overtollig materieel zijn commercieel vertrouwelijk. De geraamde verkoopopbrengsten van groot materieel voor de planperiode 2014–2018 zijn in totaal € 636 miljoen, zoals ook is te vinden in de Ontwerpbegroting 2014 (artikel 6 – Investeringen krijgsmacht, pagina 48). Let wel, op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt. Voor de gevolgen daarvan voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

32

Hoe ziet u het vierslagmodel zoals dat in het rapport Verkenningen (Kamerstuk 31 243, nr. 16) geadviseerd is? Hoe denkt u daar inhoud aan te kunnen geven?

Ten aanzien van langdurige inzet van eenheden houdt Defensie voor infanteriebataljons en fregatten rekening met een vierslagmodel. Dit betekent dat een eenheid gedurende een periode gemiddeld 25 procent van de tijd werkelijk is ingezet, 25 procent in voorbereiding is voor inzet, 25 procent oefent voor organieke taken (vooral die taken die niet uitgevoerd worden tijdens specifieke inzet) en 25 procent recupereert en tijd aan groot onderhoud spendeert. Hiermee is ook rekening gehouden bij het met elkaar in evenwicht brengen van ambitie en middelen.

33

Hoeveel landen geven meer uit aan Defensie als de EU als geheel en hoeveel landen geven meer aan Defensie uit dan Nederland, aangezien u stelt dat in tegenstelling tot de rest van de wereld, Europa minder uitgeeft aan Defensie?

In vergelijking met de EU geven de Verenigde Staten twee keer zoveel uit aan Defensie. In totaal geven twintig landen meer uit aan Defensie dan Nederland (zie het overzicht). Een overzicht van het percentage van het BBP dat verschillende landen uitgeven aan Defensie, is opgenomen in het antwoord op vraag 8.

Positie

Land

Defensie- budget 2012

(x 1.000.000)

Navo

768.911

1

Verenigde Staten

531.074

EU

222.429

2

China

129.257

3

Rusland

70.617

4

Verenigd Koninkrijk

47.473

5

Japan

46.119

6

Frankrijk

45.867

7

Saoedi Arabië

44.140

8

India

35.628

9

Duitsland

33.833

10

Italië

26.460

11

Brazilië

25.790

12

Zuid-Korea

24.636

13

Australië

20.322

14

Canada

17.586

15

Turkije

14.150

16

Verenigde Arabische Emiraten

13.656

17

Israël

11.391

18

Colombia

9.451

19

Spanje

8.976

20

Taiwan

8.343

21

Nederland

7.656

Bron: Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) Yearbook 2013

34

Wat is de maximale tijdsspanne waarbinnen capaciteiten moeten kunnen worden aangepast aan snel veranderende (operationele) omstandigheden?

De krijgsmacht moet onder uiteenlopende omstandigheden en in verschillende typen missies de gewenste effecten kunnen bereiken. De benodigde tijdspanne waarbinnen capaciteiten moeten kunnen worden aangepast aan snel veranderende (operationele) omstandigheden is afhankelijk van de aard en de intensiteit van de missies en omstandigheden waaronder onze mensen opereren. De aard van die omstandigheden en het geweldsniveau van missies laten zich maar moeizaam voorspellen.

35

Is er ook specifieke aandacht voor de offensieve mogelijkheden van cyber?

Ja. Ook in de Defensie Cyber Strategie van 27 juni 2012 (Kamerstuk 33 321, nr. 1) wordt de ontwikkeling van militair vermogen om cyber operations uit te voeren («offensief») als speerpunt genoemd.

36

Hoe definieert u «Diplomacy» in de 3D-benadering?

In de geïntegreerde benadering wordt verbetering van de stabiliteit in conflictgebieden gezocht door gecombineerde inzet van diplomatieke, militaire en ontwikkelingsinstrumenten, waaronder ook de inzet van politie valt. De diplomatieke inzet kenmerkt zich door inzet op conflictpreventie, gebaseerd op een tijdige en gezamenlijke analyse van de politieke situatie, en de inzet van instrumenten zoals het faciliteren van onderhandelingen en bemiddeling, mediation, sancties, inzet van internationale of nationale gerechtshoven en andere (onder andere OS-)activiteiten die bijdragen aan stabiliteit in het crisisgebied.

37

Is het bedrijfsleven betrokken bij operaties? Zo ja, bij welke operaties en op welke manier?

De Internationale Veiligheidsstrategie (IVS) benoemt een aantal beleidsaccenten, waaronder samenwerking met de private sector. In de nota In het belang van Nederland wordt dit accent bevestigd. De nadruk ligt op samenwerking op het gebied van innovatie, op grond van de behoefte van de krijgsmacht. Defensie maakt voortdurend de afweging tussen activiteiten zelf doen, uitbesteding of samenwerking (interdepartementaal of internationaal). Op het gebied van operationele samenwerking met het bedrijfsleven streeft Defensie bijvoorbeeld in het cyberdomein naar de versterking van detectie en het delen van best practices. In operaties worden vaak direct of indirect (via internationale organisaties) diensten betrokken van het bedrijfsleven. Het betreft ondersteunende diensten, zoals transport, (voertuig)onderhoud, bouw en onderhoud van kampementen en voeding.

38

Wordt onder «internationale samenwerking» ook verstaan samenwerking tussen inlichtingendiensten? Zo ja, met welke diensten wordt samengewerkt en waaruit bestaat die samenwerking?

Onder internationale samenwerking wordt ook de samenwerking tussen inlichtingendiensten verstaan. In het openbaar worden hierover geen mededelingen gedaan. U bent hierover geïnformeerd in het jaarverslag van de MIVD 2012.

39

Hoeveel procent van de Defensieuitgaven van de NAVO wordt binnen de EU uitgegeven en welk deel wordt door de VS betaald?

Van de uitgaven door de Navo (€ 768.911.000.000) wordt ongeveer 69 procent (€ 531.074.000.000) door de Verenigde Staten betaald en wordt ongeveer 29 procent (€ 222.429.000.000) uitgegeven door de EU.

40

Worden met «waarnemingssystemen» drones bedoeld? Zo ja, worden er nog steeds drones van de Nederlandse krijgsmacht ingezet in het binnenland ten behoeve van justitie of plaatselijke autoriteiten? Zo ja, bent u van plan om zulke samenwerking voort te zetten?

Met de zinsnede waar de vraag op doelt, worden alle militaire waarnemingssystemen bedoeld, waaronder UAV’s. De voor nationale inzet gecertificeerde UAV’s kunnen, nu en in de toekomst, op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten worden ingezet in Nederland. Daarnaast kunnen ook andere wapensystemen en sensoren van Defensie worden ingezet ten behoeve van de (civiele) autoriteiten. Te denken valt aan de sensoren van de F-16 en de Apache voor opsporing en dijkbewaking, de Fennek voor CBRN-taken en sonarapparatuur van de marine voor detectie en opsporing van objecten onder water.

41

Wordt de militaire cyber capaciteit op enigerlei wijze civiel gebruikt? Wordt er op enige wijze samengewerkt met civiele digitale opsporingsinstanties? Zo ja, met welke?

DefCERT en het Nationaal Cyber Security Centre (NCSC) hebben de afspraak om elkaar in geval van een incident te ondersteunen. Capaciteit van DefCERT is al enkele malen bij het NCSC ingezet. Ook andere civiele inzet van cybercapaciteit is mogelijk op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten. Samenwerking met de Nationale Politie behoort dan tot de mogelijkheden.

42

Wat is de termijn waarop Defensie in samenwerking met VNO-NCW een plan heeft om te bekijken hoe zij voldoende gekwalificeerd personeel (in dezen met een technische, medische danwel ICT-achtergrond) kan werven en behouden?

Defensie praat met verschillende partijen, waaronder VNO-NCW, over werving en behoud. Defensie onderzoekt diverse mogelijkheden om werving en behoud van voldoende gekwalificeerd personeel te bewerkstelligen.

43

Wat kunnen redenen zijn om wel deel te nemen aan ontwikkelingstrajecten en wanneer is er sprake van een «uitzonderingsgeval»?

Het defensiebeleid is dat bij verwerving sprake is van «COTS-MOTS1, tenzij...». Het ontbreken van COTS/MOTS-producten op de markt of het feit dat de markt niet voorziet in de systeemintegratie van COTS/MOTS-producten kunnen redenen zijn hiervan af te wijken. In uitzonderingsgevallen moet in DMP-documenten, op grond van een strikt toetsingskader, overtuigend worden aangetoond dat het benodigde materieel alleen of aanzienlijk goedkoper kan worden verkregen door deel te nemen aan een ontwikkeling of door de systeemontwikkeling en integratie gedeeltelijk in eigen beheer uit te voeren. Alleen in deze uitzonderingsgevallen is Defensie als smart specifier en smart developer betrokken bij de ontwikkeling van defensiemiddelen.

44

Op welke termijn vindt een eerste evaluatie plaats over het gesloten convenant met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de MBO-opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa)?

De afspraken met het ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschap over de mbo-opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) zijn opgenomen in convenanten met de individuele deelnemende ROC’s. De evaluatie van de VeVa-opleidingen wordt gedaan in 2016.

45

Kunt u een lijst geven van alle activiteiten die zijn uitbesteed aan het bedrijfsleven, inclusief de namen van de betrokken bedrijven?

Een compleet overzicht is niet direct beschikbaar. Eind 2012 is, na een WOB-verzoek over uitbesteding bij Defensie, een globale, uitgavengerelateerde, inventarisatie uitgevoerd die is beperkt tot bedrijven waaraan Defensie in 2011 meer dan € 30.000 heeft uitgegeven. Een lijst met honderd bedrijven waaraan in 2011 het meest is uitgegeven in het kader van uitbesteding, is gevoegd als bijlage 12.

46

Herkent u zich in de door de industrie geuite zorgen dat het aandeel van Defensie in de gouden driehoek van overheid, industrie en kennisinstellingen onder druk staat, door diverse kortingen op de Defensie Materieel Organisatie (DMO)? Kunt u hier nader op ingaan? Wat zijn de risico’s van deze kortingen voor de kennisbasis van Defensie?

De risico’s worden onderkend en ondervangen door enerzijds nadrukkelijk aandacht te hebben voor het behoud van kennis bij reorganisaties. Anderzijds is de samenwerking sinds de beleidsbrief 2011 geïntensiveerd, waarbij de defensiespecifieke kennis grotendeels is gewaarborgd bij de kennisinstituten.

47

Maakt u zich ook zorgen over de aantasting van de kennisbasis van Defensie, bijvoorbeeld bij de DMO, die ook benodigd is om de Defensie Industrie Strategie (DIS) tot een succes te maken?

Een solide kennisbasis is voor Defensie van belang als smart buyer en smart user. Deze basis zorgt ervoor dat Defensie de juiste keuzes maakt omtrent het defensiematerieel. Om het risico op aantasting van de kennisbasis te beperken, beoogt Defensie de samenwerking met kennisinstituten en de Nederlandse defensiegerelateerde industrie optimaal te benutten.

48

Klopt het dat de verwervingsorganisatie bij Defensie kampt met een gebrek aan personele capaciteit en daardoor het budget voor investeringen niet volledig besteed kan worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?

De verwervingsorganisatie kampt inderdaad met een gebrek aan capaciteit. Door een samenloop van omstandigheden (de implementatie van twee nieuwe aanbestedingswetten, de invoering van nieuwe bedrijfsvoeringsystemen en de reorganisatie) is de werkdruk hoog. Vacatures zijn slechts moeizaam te vullen. Als maatregel huurt Defensie nu tijdelijk inkopers in. Een directe relatie met de besteding van het investeringsbudget is echter niet te leggen.

49

Is de huidige krijgsmacht inzetbaar op «alle gevechtsniveaus en voor alle strategische functies»?

De krijgsmacht behoudt de vereiste mix aan capaciteiten om inzetbaar te blijven op alle geweldsniveaus en voor strategische functies. De wereld is er namelijk niet veiliger op geworden en daarbij past een krachtige, hoogwaardige en flexibele krijgsmacht die, samen met internationale partners, in staat is het hoofd te bieden aan tal van dreigingen.

50

Wat zijn praktische voorbeelden van een actiever reservistenbeleid in de ons omringende landen die onderdeel gaan uitmaken van overleg tussen Defensie, bonden en werkgevers?

Eind 2012 zijn in het Verenigd Koninkrijk de plannen over de verbetering en de versterking van de reservistencomponent aan het parlement voorgelegd, in de vorm van een consultation paper (Future Reserves 2020: Delevering the Nation’s Security Together). Reacties van het Britse parlement, maar ook van vele andere partijen uit de samenleving, hebben geresulteerd in een definitief voornemen tot de omvorming van de reservistencomponent. Dit is vastgelegd in een white paper, getiteld Reserves in the Future Force 2020, dat in juli 2013 aan het Britse parlement is aangeboden. Met een reeks van maatregelen en een investering van £ 1,8 miljard in de komende tien jaar wordt de reservistencomponent sterk verbeterd en uitgebouwd. Ook Duitsland ontwikkelt momenteel een nieuw reservistenconcept dat is gericht op de intensivering van de inzet van reservisten bij onder meer rampenbestrijding en civiel-militaire samenwerking (CIMIC). Bij de verdere ontwikkeling van het Nederlandse reservistenbeleid worden dergelijke ontwikkelingen in het buitenland in beschouwing genomen. Werkgevers en bonden zullen hierbij vanzelfsprekend worden betrokken.

51

Hoe is de afweging tot stand gekomen wat precies basiscapaciteiten zijn en wat niet?

54

Wat valt er volgens u precies onder de basiscapaciteit qua materieel en personeel en waar is dit op gebaseerd?

56

Wat is de precieze verhouding tussen basis en niche capaciteiten van de Nederlandse krijgsmacht? Zijn de tweede een cruciale voorwaarde voor het functioneren van de eerste, zoals betoogd door De Wijk van het HCSS?

Basiscapaciteiten zijn capaciteiten waar de krijgsmacht niet zonder kan of die nodig zijn voor specifieke, wettelijke taken. Deze capaciteiten moeten daarom nationaal beschikbaar zijn. Binnen de basiscapaciteiten zijn directe gevechtsondersteuning (combat support) en indirecte logistieke ondersteuning (combat service support) een vereiste om effectief te kunnen optreden. Samen vormen zij de basisgereedschapskist van de krijgsmacht. Naast de basiscapaciteiten zijn er capaciteiten waarover niet elke krijgsmacht beschikt. Het gaat om hoogwaardige, specialistische capaciteiten die internationaal schaars zijn. Dergelijke nichecapaciteiten maken deel uit van de gereedschapskist van de Navo en de EU. Hoewel nichecapaciteiten geen cruciale voorwaarde zijn voor het functioneren van de basiscapaciteiten in het algemeen, vormen zij wel een essentiële aanvulling op de basiscapaciteiten in bepaalde typen missies en conflicten. Nichecapaciteiten zijn, vanwege hun specifieke en specialistische karakter, onmisbaar in internationaal verband.

De volgende capaciteiten zijn in het notatraject aangemerkt als nichecapaciteiten: het Joint Support Ship (JSS), onderzeeboten, het ondersteuningsvaartuig onderzeedienst, maritieme special forces, het hoofdkwartier van het Eerste Duits-Nederlandse legerkorps (inclusief ondersteunende eenheden), het Korps Commandotroepen, het Civil-Military Interaction Command, de Patriot-capaciteit, de (K)DC-10 capaciteit en de offensieve cybercapaciteit (vanaf 2015). De overige capaciteiten vallen onder de basiscapaciteiten van de krijgsmacht. Nichecapaciteiten kunnen ook onderdeel zijn van een basiscapaciteit. Zo behoort de Ballistic Missile Defence capaciteit van de verbeterde SMART-L radars vanaf 2018 aan boord van de LC-fregatten tot de nichecapaciteiten. Dit geldt ook voor het JSS, waar de bevoorradingstaak tot de basiscapaciteiten wordt gerekend, terwijl het STOM-concept air en het transport van zware wapensystemen tot de nichecapaciteiten behoren.

52

U stelt dat militairen elkaar onder alle omstandigheden blindelings moeten kunnen vinden, ook als ze onderdeel zijn van grotere internationale samenwerkingsverbanden. Heeft u naast de mogelijke voordelen van internationale samenwerking, ook oog voor de potentiële risico’s, zoals vuur op de eigen troepen bij het mengen van gevechtseenheden van verschillende nationaliteiten beneden het bataljonsniveau?

Ja. Bij het samenstellen van eenheden voor missies is altijd oog voor de potentiële risico’s die het samenbrengen van organisatie-elementen met zich brengt. Dit geldt voor het samenstellen van eenheden in internationaal én nationaal verband. De ervaring leert echter dat dit soort risico’s goed kunnen worden beperkt door (in nationaal en internationaal verband) samengesteld te oefenen en te trainen, deze risico’s te adresseren in opwerktrajecten en het in internationaal verband op elkaar afstemmen van doctrines en procedures.

53

Hoeveel procent van de Defensiemedewerkers krijgt een vervroegd pensioen?

Vroegpensioen betreft de vervoegde uitkering van het (levenslange) ouderdomspensioen. Burgers mogen vanaf de leeftijd van 60 jaar zelf bepalen of en wanneer zij hiervan gebruik maken. In de periode vanaf 2010 tot heden heeft ongeveer vijftien procent van de totale uitstroom van burgermedewerkers hiervoor gekozen. Militairen kunnen geen gebruik maken van de regeling van vervroegd pensioen, maar ontvangen een uitkering op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UKW-uitkering).

54

Wat valt er volgens u precies onder de basiscapaciteit qua materieel en personeel en waar is dit op gebaseerd?

Zie het antwoord op vraag 51 e.v.

55

Kan Nederland met de aankoop van 37 F-35-toestellen voldoen aan de afspraken die in NAVO-verband zijn gemaakt?

De afspraken die Nederland nu met de Navo heeft gemaakt berusten op de aantallen F-16’s die Nederland momenteel ter beschikking heeft. Over het dalende aantal F-16’s (68 naar 61 en later, na de volledige introductie van de F-35, verder afnemend naar 0) zal Nederland nieuwe afspraken moeten maken met de Navo. In de toekomst zal dat ook gelden voor het toenemende aantal F-35’s (0 tot 37). De F-35 beschikt over capaciteiten waarmee Nederland tegemoet komt aan bepaalde Navo-tekortkomingen. De afspraken met de Navo zijn een resultante van de operationele behoefte van de Navo en de beschikbare capaciteiten van Nederland.

56

Wat is de precieze verhouding tussen basis en niche capaciteiten van de Nederlandse krijgsmacht? Zijn de tweede een cruciale voorwaarde voor het functioneren van de eerste, zoals betoogd door De Wijk van het HCSS?

Zie het antwoord op vraag 51 e.v.

57

Klopt hetgeen de GOV/MHB stelt, dat de koopkracht van defensiemedewerkers sinds 2009 bijna twee maal zoveel gedaald is als dat van de gemiddelde Nederlander? Herkent u zich in deze berekening? Hoe verhoudt zich dat tot uw stelling dat «bij de capaciteiten die Defensie nodig heeft voor de operationele taakuitvoering, een reële beloning en een modern arbeidsvoorwaardenpakket horen? Wat doet dit met het personeel en de aantrekkingskracht van Defensie als werkgever?

Ik kan niet beoordelen of de stelling van de GOV/MHB juist is. Naast de lonen zijn er andere factoren die de koopkracht van de individuele medewerker bepalen. Hierbij kan worden gedacht aan de inflatie, belastingen en toeslagen, maar bijvoorbeeld ook aan wijzigingen in de zorgpremie of een huurverhoging. De koopkrachtoverzichten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn gebaseerd op standaard groepen en niet op afzonderlijke situaties. Defensiemedewerkers zijn daarbij geen aparte doelgroep. De stelligheid van de uitspraak van de GOV-MHB kan ik niet onderschrijven.

58

Kunt u een lijst geven van de «militaire tekortkomingen» van de NAVO en de EU?

Het overzicht van de militaire tekortkomingen is gerubriceerd. In de commercieel vertrouwelijke versie van het document «Actualisering Vervanging F-16» treft u de tekortkomingen van de Navo en EU die voor jachtvliegtuigen relevant zijn. Nederland zal de Navo opnieuw verzoeken of het mogelijk is meer inzicht in ongerubriceerde vorm te verschaffen over de belangrijkste tekorten en mogelijke oplossingen. Hiervoor is echter wel instemming nodig van de 28 lidstaten van de Navo.

59

Zijn bij de exploitatiekosten van de F-35 ook de gas-kosten meegenomen?

Ja. In de context van de nota In het belang van Nederland is bij de vaststelling van de exploitatiekosten van het wapensysteem jachtvliegtuigen voor een integrale aanpak gekozen. Daarbij zijn alle kostenfactoren meegenomen die noodzakelijk zijn om het jachtvliegtuig te kunnen inzetten. Dit betekent bijvoorbeeld dat de exploitatiekosten van de vliegbases Volkel en Leeuwarden ook worden meegerekend. Daarnaast zijn bijvoorbeeld de salariskosten meegerekend van personeel, dat werkzaam is buiten de vliegbases (zoals bij de staf van het Commando Luchtstrijdkrachten, het Logistiek Centrum Woensdrecht en de Defensie Materieel Organisatie), op functies die nagenoeg volledig gerelateerd zijn aan het wapensysteem jachtvliegtuigen.

60

Op welke wijze verhouden zich de zes missies typen uit de kandidatenvergelijking opvolging F-16 zich met de verschillende typen missies uit het afwegingskader?

De krijgsmacht moet onder uiteenlopende omstandigheden en in verschillende typen missies de gewenste effecten kunnen bereiken. De vertaling van die missies naar de rollen en taken voor de jachtvliegtuigen zijn vastgelegd in de zes missietypen. Die missietypen zijn toegelicht in de Actualisering Vervanging F-16.

61

Welke van de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking F-16 zijn voor de inzet van de Nederlandse krijgsmacht, in het bijzonder de luchtmacht, van doorslaggevend belang?

80

Welke missietypen komen in aanmerking voor één grotere operatie van de luchtmacht?

83

Welke missietypen zijn van doorslaggevend belang voor de uiteindelijke aanschaf van de F-35?

84

Kunt u de volgorde van belangrijkheid voor de Nederlandse luchtmacht van de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking ten behoeve van de vervanging F-16 aangeven?

De eisen die aan de uitvoering van missies worden gesteld, worden steeds strenger. Operaties moeten worden uitgevoerd onder een strikt mandaat en een strak regelgevend kader om bijvoorbeeld nevenschade en burgerslachtoffers te voorkomen. Tevens is het geweldsniveau in conflicten moeilijk te voorspellen en kan het onderhevig zijn aan snelle veranderingen. Daarbij moet het gevechtsvliegtuig zijn opgewassen tegen steeds modernere en door toenemende proliferatie frequenter voorkomende (mobiele) luchtafweersystemen. Deze moderne en mobiele luchtverdedigingssystemen kunnen in alle fasen van een conflict een bedreiging vormen en dus niet (langer) alleen in het begin van een conflict. Het gebruik van precisiebewapening, geavanceerde sensoren en ook inlichtingen is daarbij van toenemend belang. Tegen deze achtergrond is het van belang dat een jachtvliegtuig verschillende missietypen gedurende een vlucht kan uitvoeren. Het toestel moet van rol kunnen wisselen. Op het ene moment geeft een toestel bijvoorbeeld steun aan grondtroepen, om direct daarna een precisieaanval uit te voeren. Gelijktijdig moet het toestel een vijandelijk detectiesysteem storen en inlichtingen doorgeven aan eenheden op de grond. De verschillende missietypen kunnen gelijktijdig tijdens elke fase van een conflict aan bod komen en zijn daarom van even groot belang. Er is geen standaardrecept voor militaire inzet.

62

Welke van de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking F-16 vallen onder de specifieke basiscapaciteiten van de krijgsmacht en in het bijzonder van de luchtmacht?

63

Welke van de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking vervanging F-16 vallen onder de nichecapaciteiten van de krijgsmacht en in het bijzonder van de luchtmacht?

De typeringen «basiscapaciteit» en «nichecapaciteit» zijn niet van toepassing op missietypen, maar op wapensystemen. Het jachtvliegtuig als zodanig behoort, zoals vermeld in de nota In het belang van Nederland, tot de basiscapaciteiten van de krijgsmacht. Bepaalde specifieke capaciteiten van de F-35 kunnen echter worden aangemerkt als nichecapaciteit, zoals de capaciteiten op het gebied van Intelligence Surveillance Reconnaissance en Suppression/Destruction of Enemy Air Defense.

64

Om welke «NAVO analyses» gaat het bij de Nederlandse keuze voor de F-35? Kan de Kamer daar inzage in krijgen?

Het betreft de analyses van de Navo over de tekortkomingen aan bepaalde capaciteiten. In het commercieel vertrouwelijke deel van het document Actualisering Vervanging F-16 bent u daarover geïnformeerd. De F-35 beschikt over capaciteiten waarmee Nederland helpt Navo-tekortkomingen op te heffen.

65

Kunt u uitleggen waarom en wanneer opdracht gegeven is voor het Ernst & Young onderzoek?

De opdracht is dinsdag 19 maart jl. aan Ernst & Young gegeven. Zie verder het antwoord op de vragen 67 en 68.

66

Kunt u de onderzoeksopdracht voor het Ernst & Young rapport aan de Kamer sturen?

Ja, de onderzoeksopdracht is als bijlage 2 gevoegd.

67

Wat is de invloed van de op 2 april 2013 verschenen rapportage van Ernst & Young geweest op het besluitvormingstraject welke heeft geleid tot de in de nota gemaakte keuzes?

68

Hoe verhouden de toezeggingen gedaan tijdens het AO van 25 april 2013, waarbij in het bijzonder is aangegeven dat er niet alleen openbare bronnen gebruikt zouden worden bij de kandidatenvergelijking ten behoeve van de vervanging F-16, zich tot de rapportage van Ernst & Young waarvan de verschijningsdatum eerder die maand, namelijk op 2 april 2013 ligt?

Defensie heeft alle beschikbare informatie gebruikt bij het schrijven van de Actualisering Vervanging F-16. Het betreft ondermeer informatie van de kandidatenvergelijkingen uit 2001 en 2008, de rapportages van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) en informatie die Defensie zelf heeft vergaard via bijvoorbeeld defensieattachés.

Voor de financiële aspecten heeft Defensie Ernst & Young gevraagd in openbare bronnen een onderzoek uit te voeren naar de prijs en de levensduurkosten van de kandidaattoestellen. Met dat onderzoek kon Defensie controleren of de eigen gegevens volledig waren en deze waar nodig aanvullen om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen.

69

Welke kosten zijn in totaal gemoeid geweest met de op 2 april 2013 verschenen rapportage van Ernst & Young «Onderzoek Kandidatenvergelijking Vervanging F-16» en onder welke post vallen deze kosten?

De kosten van het onderzoek bedroegen € 62.050, exclusief 21 procent BTW. Deze kosten zijn geboekt op niet-beleidsartikel 9 – Algemeen.

70

Kunt u toelichten waarom het gebruik van de twee meest populaire zoekmachines voldoet aan de kwaliteitseisen van wetenschappelijk onderzoek?

De opdracht was prijsinformatie te verzamelen uit openbare bronnen. Ernst & Young heeft ervoor gekozen daarvoor de twee meest populaire zoekmachines te hanteren vanuit de verwachting dat die ook de beste en meeste resultaten zouden opleveren. Ter waarborging van de kwaliteit, de validiteit en de betrouwbaarheid van de gegevens heeft Ernst & Young maatregelen getroffen die in het rapport zijn toegelicht.

71

Hebben de kwaliteitseisen van wetenschappelijk onderzoek alleen betrekking op de door de onderzoekers gebruikte (zoek-)methodiek?

De gehanteerde kwaliteitseisen gelden voor zowel de aanpak van het onderzoek als de uitkomsten.

72

Heeft er, zoals gebruikelijk in geval van wetenschappelijk onderzoek, een zogenaamde collegiale toetsing plaatsgevonden over de uiteindelijke rapportage van Ernst & Young? Zo ja, door wie is dat uitgevoerd?

Het rapport van Ernst & Young beschrijft de methodologie die is gehanteerd voor de uitvoering van het onderzoek. De opzet voorzag in de betrokkenheid van tenminste twee personen bij zoekopdrachten en falsificatie daarvan. Het rapport is niet voor externe toetsing voorgelegd.

73

Heeft Ernst & Young ten behoeve van het onderzoek voor het rapport gebruik kunnen maken van de vertrouwelijke rapporten uit de periode 2001 tot en met 2008?

74

Heeft Ernst & Young ten behoeve van het onderzoek voor het rapport inzicht kunnen krijgen in de vertrouwelijke hoofdstukken 4 en 9 van het eindrapport Actualisering Vervanging F-16, dat bij de nota is gevoegd?

Nee, de opdracht aan Ernst & Young was om informatie te gebruiken uit openbare bronnen.

75

Is er contact geweest met de Belgen over het tijdspad voor de besluitvorming over de vervanging van de F-16 in Nederland en België?

Nederland en België hebben op diverse niveaus regelmatig contact over hun krijgsmachten. Ook de vervanging van de F-16 komt daarbij ter sprake. België is goed op de hoogte van het tijdschema van de Nederlandse besluitvorming.

76

Is richting de Amerikaanse overheid of de producent formeel of informeel aangegeven dat het planningsaantal F-35 toestellen naar beneden zal worden bijgesteld naar 37 toestellen?

Defensie heeft de Amerikaanse overheid en Lockheed Martin schriftelijk en mondeling geïnformeerd over het Nederlandse besluit.

77

Hoe vaak is de ministeriële commissie bijeen gekomen om te spreken over de vervanging van de F-16?

78

Op welke momenten is de ministeriële commissie bijeen gekomen om te spreken over de vervanging van de F-16 en de nota?

Bij aanvang van het kabinet Rutte-II is de ministeriële commissie Vervanging F-16 ingesteld ten behoeve van een zorgvuldige en intensieve begeleiding van het besluitvormingsproces. De ministeriële commissie is in de desbetreffende periode regelmatig bijeen geweest.

79

Welke kleine missies kan de krijgsmacht feitelijk nog uitvoeren?

Er bestaat geen standaardrecept voor militaire inzet. Ook «kleine missies» laten zich niet vooraf duiden. Het kabinet heeft in de nota In het belang van Nederland gekozen voor een krachtige, hoogwaardige en flexibele krijgsmacht, die inzetbaar is op alle geweldsniveaus en voor alle strategische functies. Internationale inbedding is hierbij een uitgangspunt. Kleine missies kunnen ook bestaan uit een relatief kleine Nederlandse capaciteit, ingebed in een grotere internationale missie.

80

Welke missietypen komen in aanmerking voor één grotere operatie van de luchtmacht?

Zie het antwoord op vraag 61 e.v.

81

Kunt u een overzicht geven van de operationele overwegingen die ten grondslag liggen aan de keuze voor de F-35 als opvolger van de F-16?

82

Kunt u een overzicht geven van de opties die de F-35 in militair en operationeel perspectief kan bieden? Kunt u daarbij toelichten welke opties van doorslaggevend belang zijn?

Met de F-35A acht Defensie de komende decennia een operationeel verantwoorde taakuitvoering mogelijk. De F-35 biedt in militair-operationeel opzicht de meeste opties en is als enige in staat alle missietypen uit te voeren, van het bevechten en behouden van luchtoverwicht, het onderdrukken en uitschakelen van vijandelijke (mobiele) luchtafweersystemen tot close air support van eigen troepen. De F-35 biedt bovendien sterk verbeterde waarnemingscapaciteiten die in alle missietypen van grote waarde zijn, in het bijzonder voor de verzameling van inlichtingen, verkenning en bewaking.

83

Welke missietypen zijn van doorslaggevend belang voor de uiteindelijke aanschaf van de F-35?

84

Kunt u de volgorde van belangrijkheid voor de Nederlandse luchtmacht van de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking ten behoeve van de vervanging F-16 aangeven?

Zie het antwoord op vraag 61 e.v.

85

Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn indien de F-35 niet of in mindere mate dan verwacht aan een of meerdere van de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking kan voldoen? Heeft u deze gevolgen gedeeld met respectievelijk Lockheed Martin, JPO en het Pentagon?

86

Welke mogelijkheden resteren er voor Nederland indien de F-35 niet of in mindere mate dan verwacht aan de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking kan voldoen?

89

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat een van de zes missietypen niet uitgevoerd kan worden?

90

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat twee van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

91

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat drie van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

92

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat vier van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

93

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat vijf van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

94

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat geen van de zes missietypen uitgevoerd kunnen worden?

96

Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn indien de F-35 niet of in mindere mate dan verwacht aan de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking kan voldoen? Heeft u deze gevolgen gedeeld met respectievelijk Lockheed Martin, JSF Program Office (JPO) en het Pentagon?

Tijdens de ontwikkelingsfase wordt de F-35 ontwikkeld tot en met de block 3-versie. Die versie moet voldoen aan de operationele eisen zoals beschreven in het Operational Requirements Document (ORD). Als het toestel daaraan voldoet, kan het de zes missietypen uitvoeren. Het Operationele Test en Evaluatie (OT&E) programma is er mede voor bedoeld om te kunnen vaststellen dat het toestel inderdaad voldoet aan de operationele eisen. De operationele eisen voor de F-35 zijn contractueel overeengekomen met Lockheed Martin (in een zogenaamde Joint Contract Specification). Het JSF Program Office (JPO), het Pentagon en de partnerlanden volgen de ontwikkeling nauwgezet en Lockheed Martin neemt aanvullende maatregelen als bepaalde elementen nog niet aan de eisen voldoen of niet tijdig beschikbaar zijn.

87

Op welke wijze zal de Kamer geïnformeerd worden over de ontwikkeling die vanaf nu tot 2015 zullen plaatsvinden met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de vervanger van de F-16, waaronder de missietypen, geluid en betaalbaarheid zowel in aanschaf als exploitatie?

88

Op welke wijze zal de Kamer betrokken worden bij de verdere besluitvorming vanaf heden tot 2015 met betrekking tot de ontwikkelingen, in het bijzonder op het gebied van de missietypen, het geluid en de betaalbaarheid zowel in aanschaf als exploitatiekosten van de F-35, alvorens tot definitieve aanschaf zal worden overgegaan?

Elk jaar zal de Kamer in juni de jaarrapportage Vervanging F-16 ontvangen, waarin de laatste stand van zaken is verwerkt. Daarin komen alle relevante ontwikkelingen standaard aan de orde. Dus ook de ontwikkelingen op het gebied van geluid, betaalbaarheid en de operationele eisen. Als daartoe aanleiding bestaat, ontvangt de Kamer tussentijds informatie. Defensie zal in de komende tijd, conform het Defensie Materieel Proces, de D-fase voltooien en daarover begin 2015 een brief aan de Kamer sturen.

89

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat een van de zes missietypen niet uitgevoerd kan worden?

90

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat twee van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

91

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat drie van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

92

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat vier van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

93

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat vijf van de zes missietypen niet uitgevoerd kunnen worden?

94

Wat is het gevolg voor de verdere besluitvorming wanneer blijkt dat geen van de zes missietypen uitgevoerd kunnen worden?

Zie het antwoord op vraag 85 e.v.

95

Wanneer in 2015 is het (uiterste) bestelmoment van de F-35?

Omstreeks maart van ieder jaar wordt een bijeenkomst gehouden van de JSF Executive Steering Board (JESB). In deze vergadering moeten partnerlanden die vier jaar later vliegtuigen willen afnemen het zogeheten Consolidated Procurement Request samen ondertekenen. De vergadering van maart 2015 is daarmee het uiterste moment waarop Nederland zich uitspreekt om de eerstvolgende toestellen tijdig (in 2019) te kunnen verkrijgen. Zie tevens de brief over de processtappen Vervanging F-16 van 16 oktober jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 332).

96

Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn indien de F-35 niet of in mindere mate dan verwacht aan de zes missietypen uit de kandidatenvergelijking kan voldoen? Heeft u deze gevolgen gedeeld met respectievelijk Lockheed Martin, JSF Program Office (JPO) en het Pentagon?

Zie het antwoord op vraag 85 e.v.

97

Welke definitie van de term «investeringskosten» hanteert u?

Onder investeringen valt de initiële aanschaf van materieel en IV-middelen, en de nieuwbouw van infrastructuur. Onderdeel van de investeringskosten zijn ook de exploitatievoorbereiding, de ingebruikname, de initiële opleidingen en het initiële reservedelenpakket. Daarnaast valt ook het modificeren van bestaand materieel onder de investeringen, als dit een incidenteel karakter heeft.

98

Welke definitie van de term «exploitatiebudget» hanteert u?

Onder exploitatie vallen alle uitgaven die voortkomen uit het gebruik, zoals de inzet, gereedstelling en instandhouding van materieel en bijbehorende infrastructuur alsmede de personele uitgaven. Uitgaven bovenop dit gebruik, bijvoorbeeld om de aanvankelijk geplande levensduur te verlengen of te garanderen, worden in de investeringen opgenomen als zij een incidenteel karakter hebben.

99

Hoeveel schat u in aan verhuiskosten kwijt te zijn in verband met het sluiten van de kazernes in Assen en Rotterdam?

Wat de kazerne in Assen betreft, verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota. De verhuiskosten van het verplaatsen van de mariniers van Rotterdam naar Vlissingen zijn nog niet bekend. Daarvoor moet die maatregel eerst in detail worden uitgewerkt.

100

Kunt u per onderdeel toelichten wat de beoogde exploitatiewinst is van de voorgenomen vastgoedmaatregelen binnen de nota en het herbeleggingsplan?

De beoogde besparing op huisvestingskosten bedraagt per jaar (structureel):

  • Sluiting Joost Dourlein-kazerne op Texel € 0,6 miljoen;

  • Afstoting Van Ghentkazerne te Rotterdam € 2,1 miljoen;

  • Afstoting AOCS te Nieuw Milligen € 2 miljoen;

  • Door het stringenter toepassen van vastgoednormen kan € 5 miljoen worden bespaard.

Voor de volledigheid herhaal ik wat ik tijdens het algemeen overleg vastgoed van 6 februari 2013 heb gezegd, namelijk dat de besparingen door het sluiten van locaties niet alleen in de infrastructuurexploitatie worden behaald. Aanvullende besparingen kunnen worden behaald omdat het samenvoegen van eenheden bijdraagt aan de doelmatigheid, waardoor bijvoorbeeld minder overhead en personeel nodig is. De totale besparing van het sluiten van vastgoed is dan ook hoger dan alleen de besparing op de infrastructuurexploitatie.

101

Welke alternatieven voor de nu aangekondigde bezuinigingen op de luchtmacht zijn serieus overwogen maar uiteindelijk niet gekozen?

141

Welke alternatieven voor de nu aangekondigde bezuinigingen op de marine zijn serieus overwogen maar uiteindelijk niet gekozen?

162

Waarom is er voor het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) gekozen een gemechaniseerd bataljon op te heffen? Zijn er opties overwogen om de opgedragen bezuinigingen te realiseren zonder een bataljon op te heffen? Zo ja, waarom hebben deze opties niet de voorkeur gekregen?

163

Welke alternatieven voor de nu aangekondigde bezuinigingen op de landmacht zijn serieus overwogen maar uiteindelijk niet gekozen?

164

Welke alternatieven voor de nu aangekondigde bezuinigingen op de Marchaussee zijn serieus overwogen maar uiteindelijk niet gekozen?

172

Ziet u mogelijkheden het CLAS op alternatieve wijze te laten voorzien in de opgedragen taakstelling zonder een bataljon op te heffen en dus zonder 600 man vrijwel direct overtollig te laten zijn?

176

Hoeveel VeVa-leerlingen zullen niet tot Defensie toegelaten worden als gevolg van het opheffen van het 45e pantserinfanteriebataljon?

178

Welke besparingen beoogt u te realiseren met de opheffing van het 45e pantserinfanteriebataljon?

Als gevolg van de de begrotingsafspraken van 11 oktober jl., waarvoor ik de betrokken partijen dankbaar ben, komt een aantal maatregelen in een ander licht te staan. Een van de uitkomsten is dat het 45e pantserinfanteriebataljon behouden blijft.

De Commandant der Strijdkrachten en de Operationele Commandanten hebben diverse opties en combinaties van operationele maatregelen besproken en gewogen. Deze zijn beoordeeld aan de hand van het in de nota vermelde afwegingskader: operationele duurzaamheid, financiële duurzaamheid en samenwerking. De Commandant der Strijdkrachten heeft op basis daarvan voorstellen gedaan voor een pakket aan operationele maatregelen dat binnen dit afwegingskader het meeste perspectief biedt. Ik heb daarover vervolgens een besluit genomen. De uitkomsten zijn beschreven in de nota.

102

Hoe verhoudt de Kamerbreed aangenomen motie De Vries c.s. (Kamerstuk 31 490, nr. 126), waarin de regering verzocht wordt ervoor te zorgen dat de provincies Friesland, Drenthe, Limburg en Zeeland per saldo niet meer dan gemiddeld werkgelegenheid verliezen bij de nieuwe bezuinigingsoperatie, tot uw voorgenomen sluiting van de JWF kazerne in Assen en de reducties op de vliegbasis Leeuwarden?

Om de operationele capaciteiten zoveel mogelijk te ontzien, worden besparingen zoveel mogelijk gezocht in meer doelmatigheid, onder meer door eenheden gezamenlijk te huisvesten. Ook in de provincies die in de motie-De Vries worden genoemd kan een doelmatiger inrichting van de krijgsmacht tot een verlies van lokale werkgelegenheid leiden. Defensie denkt daar niet lichtvaardig over en probeert bij dit soort afwegingen zoveel mogelijk recht te doen aan de uiteenlopende belangen die in het geding zijn. De motie-De Vries betreft de regionale werkgelegenheidseffecten van de reorganisatie van de gehele Rijksdienst, Politie, Defensie en Rechtelijke Macht. In zijn brief van 27 september 2013 over de «regionale werkgelegenheidseffecten reorganisatie Rijksdienst» schrijft minister Blok namens het kabinet dat de nota over de krijgsmacht en de uitwerking daarvan worden meegenomen bij de Rijksbrede totaalanalyse van de werkgelegenheidseffecten in 2014.

Als gevolg van de begrotingsafspraken van 11 oktober jl. komt een deel van de maatregelen in een ander licht te staan. Voor de gevolgen verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

103

Waarom is bij het project vervanging F-16 een taakstellend budget centraal gesteld, en kennelijk niet de operationele behoeftestelling? Is dit gebruikelijk is bij materieelprojecten?

De uiteindelijke keuze bij investeringen en de daaruit voortvloeiende exploitatiekosten is altijd een afweging tussen de behoeften en het budget. Het kabinet heeft ervoor gekozen het eerder gereserveerde budget en de op dit moment geraamde exploitatieuitgaven voor de F-16 voor de vervanging daarvan taakstellend te maken om verdringingseffecten bij de andere defensieonderdelen te voorkomen.

104

Waarom kiest u niet voor een «batch-benadering» bij de aanschaf van de F-35?

In het verleden is sprake geweest van de mogelijkheid de F-35 in twee batches aan te schaffen. Het planningsaantal betrof in die tijd echter 85 F-35’s. Nu het kabinet kiest voor de aanschaf van 37 F-35 toestellen is deze batch benadering niet meer aan de orde. In de bestelsystematiek worden overigens niet alle toestellen in een keer gecontracteerd.

105

Wordt bij de keuze voor het aantal van 37 F-35’s in relatie tot het ambitieniveau rekening gehouden met vredes- en gevechtsverliezen? Waarom wel/niet?

106

Hoe groot is de kans op vredesverliezen bij de F-35, gezien de ervaringen met de F-16? Moet u als gevolg daarvan zo’n verlies compenseren vanuit de eigen begroting?

116

In hoeverre zijn de vredesverliezen van jachtvliegtuigen binnen het huidig gereserveerde budget meegenomen?

In het aantal van 37 toestellen is, net als bij de verwerving van andere wapensystemen, geen rekening gehouden met vredes- en gevechtsverliezen. Het is onvoorspelbaar wanneer en onder welke omstandigheden verliezen zullen optreden. Op het moment dat deze zich voordoen, zal worden bepaald of, en zo ja hoe het verlies wordt gecompenseerd. Deze werkwijze geldt overigens voor alle hoofdwapensystemen.

107

Welke mogelijkheden zijn bij er de aanschaf van de F-35 door verdergaande samenwerking met andere landen te behalen om daardoor te komen tot kostenreductie en daarmee de aanschaf van meer vliegtuigen mogelijk te maken, door het omlaag brengen de operationele kosten?

Ten aanzien van de aanschaf van de F-35 werken de deelnemende landen al samen in het F-35 Joint Program Office. De landen plaatsen immers gezamenlijk een bestelling voor toestellen bij de fabrikant. De samenwerking op dat punt is daarmee maximaal. In de gebruiksfase (relevant voor de operationele kosten) is eveneens veel samenwerking voorzien. Het betreft onder andere de gezamenlijke oprichting van een Pilot Training Centre op de vliegbasis Luke in de Verenigde Staten. Ook zal zoveel mogelijk, op wereldwijde schaal, gezamenlijk de logistieke ondersteuning van de toestellen worden ingericht. Defensie streeft naar verdergaande samenwerking met Europese partners om te oefenen en te trainen. Op het gebied van de instandhouding van de toestellen is reeds een Memorandum of Understanding gesloten met Italië en Noorwegen.

108

Wat is het nut van gastvliegers op de F-35?

114

Kunt u toelichten waarom de mogelijkheden om de vaardigheden van vliegers ná hun operationele periode op peil te houden met de introductie van de F-35 tot een minimum zullen afnemen?

Met de introductie van de F-35 zullen alleen nog vliegers die slechts tijdelijk niet op een operationele (vlieger)functie zijn geplaatst, nog beperkt vlieguren maken als gastvlieger. Het is namelijk een kostbare en tijdrovende aangelegenheid om dergelijke vliegers weer inzetgereed te krijgen als zij een aantal jaren niet hebben gevlogen. Met een zeer beperkt aantal vlieguren kunnen zij tijdens een niet-operationele functie hun vliegbevoegdheid op het toestel behouden. Voor het current houden van gastvliegers worden vlieguren gebruik die niet bijdragen aan het current houden van de operationele vliegers.

109

Klopt het dat de Noorse industrie inmiddels een kleine voorsprong heeft boven de Nederlandse, als het gaat om industriële participatie in het F-35-project, in het bijzonder de onderhoudsfase? Heeft dit iets te maken met het feit dat Noorwegen al eerder duidelijk voor de F-35 gekozen heeft en een groter aantal toestellen heeft gekocht dan Nederland van plan is te doen?

Noorwegen heeft dit najaar met het Verenigd Koninkrijk bilaterale afspraken gemaakt over samenwerking, onder andere op onderhoudsgebied. Ook heeft Noorwegen de contacten met fabrikanten van de F-35 en de F135 motor geïntensiveerd. Deze intensivering is tot stand gekomen in de periode nadat Noorwegen in 2012 de definitieve keuze voor de F-35 maakte. In hoeverre het aantal toestellen van Noorwegen een rol speelt, is niet te bepalen.

110

Welke andere analyses naast die van de NAVO schragen de Nederlandse keuze voor de F-35?

Defensie heeft in 2001, 2008 en nu opnieuw een analyse gemaakt van de verschillende kandidaten. Het oordeel is dat de F-35 het beste voldoet aan de operationele eisen.

111

Kunt u toelichten waarom het van realiteitszin getuigt om een toestel dat zich nog in de ontwikkelfase bevindt te bestempelen tot het beste toestel?

Het kabinet kiest voor de F-35 in bescheiden aantallen. Dat getuigt van realiteitszin. De F-35 is het enige toestel dat aan alle gestelde eisen voldoet. De ontwikkelingsfase van de F-35 zal naar verwachting in 2017 worden voltooid. Nederland neemt vanaf 2015 tot en met 2018 deel aan de operationele testfase en kan hiermee zelf vaststellen of het toestel voldoet aan de operationele eisen. Die eisen worden in de operationele testfase getoetst. Eventuele tekortkomingen dienen door Lockheed Martin te worden weggenomen.

112

Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot samenwerking op het gebied van de Quick Reaction Alert (QRA) met België?

113

Wat is het tijdspad voor de samenwerking op het gebied van de QRA met België?

119

In hoeverre vereist samenwerking met België op het gebied van de QRA een aanpassing van de Grondwet of de grondwettelijke taken? Op welke wijze zal de Kamer hierbij betrokken worden?

De QRA moet worden onderscheiden van de Renegade-taak. QRA is een Navo-taak die reeds in multinationaal verband wordt uitgevoerd op basis van het Navo-verdrag. Die Navo-taak is gericht op het onderkennen en eventueel onderscheppen van vijandige of ongeïdentificeerde militaire luchtvaartuigen. De QRA berust op de grondwettelijke taak van bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied. Samenwerking voor de QRA vereist geen aanpassing van de grondwet. De Renegade-taak is een nationale taak onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en is een vorm van nationale militaire bijstand door Defensie. De Renegade-taak berust op artikel 58 van de Politiewet 2012. Gezamenlijke uitvoering van de Renegade-taak in Benelux-verband vereist een internationale juridische basis in de vorm van een Verdrag. Momenteel wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor het opstellen van een verdrag. Het opstellen en de (wettelijke) behandeling van het verdrag dat voor de samenwerking nodig is, vergen tijd. Op 23 oktober jl. hebben mijn Belgische collega en ik een Letter of Intent getekend, die het formele begin markeert van deze samenwerking en die het startsein geeft voor het opstellen van een samenwerkingsverdrag. De Kamer zal bij de totstandkoming van het verdrag worden betrokken conform de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.

De samenwerking met België op het gebied van luchtruimbewaking zal naar verwachting omstreeks 2016 zijn geformaliseerd. Dat is ruim voor de geplande instroom van de F-35 en de uitfasering van de F-16.

114

Kunt u toelichten waarom de mogelijkheden om de vaardigheden van vliegers ná hun operationele periode op peil te houden met de introductie van de F-35 tot een minimum zullen afnemen?

Zie het antwoord op vraag 108.

115

Hoe ziet de beoogde bedrijfsvoering van de luchtmacht er uit?

De bedrijfsvoering van het Commando Luchtstrijdkrachten wordt gekenmerkt door een platte, functioneel ingerichte organisatiestructuur. Op dit moment worden aanpassingen in de bedrijfsvoering doorgevoerd die gericht zijn op het verminderen van de stafcapaciteit, de scheiding van planning en uitvoering en de concentratie van hoger onderhoud op één locatie. Met inachtneming van bovenstaande uitgangspunten zullen de maatregelen uit de nota In het belang van Nederland naar verwachting tot verdere aanpassingen in de bedrijfsvoering leiden.

116

In hoeverre zijn de vredesverliezen van jachtvliegtuigen binnen het huidig gereserveerde budget meegenomen?

Zie het antwoord op vraag 105 e.v.

117

Wat als er binnen het afgebakende financiële kader onvoldoende ruimte blijkt te bestaan om over te gaan tot de aanschaf van het beoogde aantal toestellen?

118

Wat als er binnen het afgebakende financiële kader onvoldoende ruimte blijkt te bestaan voor de exploitatiekosten van het beoogde aantal toestellen?

De vervanging van de F-16 wordt volledig uitgevoerd binnen het eerder gereserveerde investeringsbudget en het huidige exploitatiebudget van de F-16. Omdat de stuksprijs en de exploitatiekosten van de F-35 nog niet definitief vaststaan, wordt een risicoreservering op zowel de investeringen als de exploitatie gehanteerd. Daarmee kunnen onvoorziene stijgingen van de ramingen worden opgevangen zonder directe gevolgen. De aldus beschikbare financiële ruimte is volgens de huidige inzichten toereikend voor de aanschaf van het beoogde aantal toestellen. Voor dit strakke financiële kader is gekozen om verdringingseffecten te voorkómen, die vroeg of laat ten koste zouden gaan van andere capaciteiten van de krijgsmacht. Mocht de situatie zich voordoen dat voor het eerste bestelmoment het beoogde aantal niet meer binnen de marges van het beschikbare budget zou kunnen worden aangeschaft, dan is een heroverweging van het project aan de orde binnen de afgebakende financiële kaders.

119

In hoeverre vereist samenwerking met België op het gebied van de QRA een aanpassing van de Grondwet of de grondwettelijke taken? Op welke wijze zal de Kamer hierbij betrokken worden?

Zie het antwoord op vraag 112.

120

In hoeverre is de samenwerking met België op het gebied van de QRA afhankelijk van het type jachtvliegtuig dat België hiervoor zal gaan gebruiken?

121

Is het noodzakelijk dat de beide landen bij de samenwerking op het gebied van de QRA beschikken over hetzelfde type jachtvliegtuig? Zo ja, wat is de huidige stand van zaken in België met betrekking tot de aanschaf van de F-35? Zo nee, waarom niet?

De samenwerking op het gebied van luchtruimbewaking door jachtvliegtuigen is onafhankelijk van het type jachtvliegtuig. De procedures voor de uitvoering van de taak blijven hetzelfde en ook de aansturing verandert niet bij gebruik van een ander type vliegtuig.

122

Waarop is de 10% risicoreservering in het investerings- en exploitatiebudget bij de F-35 gebaseerd?

Zoals uiteengezet in mijn brief van 1 oktober jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 329) zijn de belangrijkste risico’s voor het project Vervanging F-16 terug te vinden in de jaarrapportage. De meest recente rapportage heeft u 15 oktober jl. ontvangen (Kamerstuk 26 488, nr. 331). Daarin is een overzicht opgenomen met de belangrijkste risico’s, de mogelijke gevolgen en de beheersing daarvan. Dat overzicht bevat de belangrijkste risico’s uit het omvangrijkere risicoregister dat door het projectbureau wordt bijgehouden. Ook is de gerubriceerde versie van de Actualisering Vervanging F-16 is op de risico’s ingegaan. Op grond daarvan is volgens de gebruikelijke systematiek van het Defensie Materieel Proces en in overleg met het ministerie van Financiën een risicoreservering van tien procent in het investeringsbudget aangehouden. Tevens is, en dat is uniek, ook voor de exploitatiekosten rekening gehouden met een risicoreservering van tien procent. Dat geldt voor de gehele gebruiksperiode van dertig jaar, al zal de onzekerheid afnemen naarmate het toestel langer in gebruik is. Defensie zal, zoals de Algemene Rekenkamer adviseert, het risicomanagement verder ontwikkelen en de risico’s daarbij zoveel mogelijk kwantificeren en systematisch in beeld brengen. Daarmee wordt het, nog beter dan nu, mogelijk om objectief te kunnen beoordelen wanneer risico’s zijn opgeheven. De uitwerking daarvan zult u ontvangen in de jaarrapportage over 2013.

123

Kunt u per afzonderlijk aspect toelichten wat valt onder «grote veranderingen» die zich voor kunnen doen in aspecten product, tijd of geld?

Het betreft grote veranderingen:

  • waardoor de toestellen niet meer geschikt zullen zijn om de zes missies uit te voeren;

  • waardoor de risicoreserveringen onvoldoende blijken;

  • waardoor Nederland niet tijdig kan voorzien in de vervanging van de F-16.

124

Welke missietypen zijn noodzakelijk voor de ondersteuning van Nederlandse grondtroepen zoals eerder in Uruzgan en nu in Kunduz?

Het is van belang dat een jachtvliegtuig verschillende missietypen kan uitvoeren tijdens inzet. Bij voorkeur dienen de vliegtuigen geschikt te zijn om tijdens de vluchtuitvoering van missietype te kunnen wisselen. Hierdoor ontstaat een hoge mate van flexibiliteit en adaptiviteit, waardoor snel kan worden geanticipeerd op veranderingen in de dreigingssituatie en een maximum aan bescherming kan worden geboden aan coalitievliegtuigen of troepen op de grond (escalatiedominantie). De noodzaak voor bepaalde missietypen is onder andere afhankelijk van het dreigingsniveau, de taakstelling van de jachtvliegtuigen en de te bereiken effecten. In Uruzgan en Kunduz voerden de F-16’s, vanwege de taakstelling en de beperkte (lucht)dreiging voor vliegtuigen, vooral taken uit die overeenkomen met de volgende twee missietypen: Close Air Support (directe steun aan grondtroepen) en Non-Traditional Intelligence, Surveillance, Reconnaissance (verzamelen van inlichtingen).

125

Op welke wijze bent u geïnformeerd over de uitkomsten van de final EIS (september 2013) van de Amerikaanse vliegbasis Burlington-Vermont, waaruit blijkt dat de F-35 bij de start 21 decibel en bij de landing 22 decibel meer geluid maakt dan de F-16? Welke gevolgen heeft dit voor het sinds maart 2009 gehanteerde geluidniveau van 3–6 decibel meer?

126

Welke aanvullende onderzoeken zullen verricht worden naar het geluidsniveau van de F-35? Gaat u de consequenties voor de geluidscontouren op basis van de cijfers van final EIS laten berekenen?

De afgelopen jaren zijn met enige regelmaat (voorlopige) Environmental Impact Statement (EIS) rapporten gepubliceerd door de Amerikaanse luchtmacht en marine. Deze rapporten voor de verschillende Amerikaanse bases zijn vereist op grond van Amerikaanse milieuwetgeving. Deze rapporten zijn openbaar en te raadplegen via de websites van deze organisaties. Op de website van de Amerikaanse luchtmacht zijn sinds kort de definitieve EIS-rapporten gepubliceerd voor de vliegbases waar de eerste Amerikaanse operationele F-35’s zullen worden gestationeerd. Een voorlopig EIS-rapport hierover is begin 2012 uitgekomen en is beschreven in de jaarrapportage over 2011. Omdat de relevante normen en meetsystematiek (voortvloeiend uit wet- en regelgeving) maar ook de onderzochte scenario’s, verschillen van de Nederlandse situatie, zijn de uitkomsten van dergelijke rapporten niet zonder meer van toepassing op Nederland.

In september 2013 zijn in de Verenigde Staten aanvullende geluidsmetingen uitgevoerd. Dit betrof vooral metingen aan de F-35B STOVL-variant (de variant die verticaal kan opstijgen en landen). Aan dit type van de F-35 waren tot dusverre nog geen geluidsmetingen uitgevoerd. Nederland zal deze variant overigens niet aanschaffen. Ook aan de andere twee F-35 varianten (A en C) zijn metingen uitgevoerd die meer informatie over de geluidsniveaus kunnen verschaffen. Het NLR heeft samen met de Amerikaanse instituten meegewerkt aan de metingen. De gegevens worden naar verwachting in het eerste kwartaal 2014 ontvangen, waarna ze worden verwerkt en geschikt gemaakt voor de Nederlandse situatie. Indien hieruit nieuwe informatie beschikbaar komt die relevant is voor de Nederlandse situatie, zal ik de Kamer daarover informeren. Defensie is gehouden aan de wettelijke bepalingen en zal hoe dan ook binnen de huidige geldende geluidscontouren opereren, ook met de F-35.

127

Is er op dit moment concrete aanleiding tot een aanvullend en gericht vervolgonderzoek naar de geluidsoverlast? Zo nee, wanneer is die concrete aanleiding voor u wel bereikt?

128

Zullen er geluidscontrole metingen worden gehouden om te beoordelen of de vereiste geveldemping bij geïsoleerde woningen wel voldoende is bij het hogere piekniveau van de F-35? Bent u bereid om de noodzaak tot aanvullende geluidsisolatie rondom vliegbases Volkel en Leeuwarden te onderzoeken, wanneer mocht blijken dat dit niet het geval is (waarbij het dus niet gaat om een andere normering, zoals in de brief van 1 oktober 2013 aan de omwonenden van de jachtvliegbases is gemeld)?

Een belangrijk uitgangspunt bij het besluit tot aanschaf van de F-35 is dat de geluidsbelasting binnen de huidige geluidszones moet blijven. Zoals blijkt uit de nota In het belang van Nederland wordt de F-35 op zowel Volkel als Leeuwarden geplaatst. Daarmee is verzekerd dat de geluidsbelasting binnen de huidige geluidszones blijft. Defensie volgt de ontwikkelingen op het gebied van de geluidsproductie van de F-35 op de voet en wordt daarin ondersteund door het NLR. Omdat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat de F-35 niet binnen de bestaande geluidscontouren van de vliegbases zou kunnen opereren, is er nu geen aanleiding tot gericht vervolgonderzoek. Zoals uiteengezet in het antwoord op de vragen 125 en 126 maakt het NLR de recent verkregen geluidsgegevens geschikt voor de Nederlandse situatie. Die gegevens zullen zoveel mogelijk worden betrokken bij de voltooiing van de D-fase van het Defensie Materieel Proces. In de operationele testfase zal Defensie meer ervaring opdoen met de F-35 op het gebied van geluid. Met die ervaring kan de geluidsoverlast in de toekomst zo veel mogelijk worden voorkomen, bijvoorbeeld door het aanpassen van vlieghoogtes en snelheden in de nabijheid van een vliegbasis, of door het optimaliseren van de start- en landingsprocedures.

129

Hoe ziet de verdeling van het aantal toestellen over de basis Leeuwarden en Volkel eruit? Hoeveel toestellen zullen op de Main Operating Base gestationeerd worden en hoeveel toestellen zullen op de Deployed Operation Base gestationeerd worden?

130

Kunt u toelichten wat de minimaal noodzakelijke functionaliteiten zullen zijn voor de vliegbasis Leeuwarden wanneer de status van Main Operating Base per 2015 verandert in Deployed Operating Base? Kunt u tevens toelichten welke gevolgen dit heeft voor de werkgelegenheid?

131

Klopt het dat bij de verandering van de vliegbasis Leeuwarden van Main Operating Base naar Deployed Operating Base sprake is van verplaatsing van kader-, staf en onderhoudswerkzaamheden naar Volkel? Welke daadwerkelijke besparing levert dit op?

132

Welke besparingen beoogt u met de concentratie van de overhead op vliegbasis Volkel?

133

Welke besparingen beoogt u met de geplande verdeling van het de toestellen over de twee bases?

134

Zullen er met de status van vliegbasis Leeuwarden als Deployed Operating Base nog internationale oefeningen gehouden kunnen worden? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw ambities ten aanzien van internationale samenwerking?

Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt. Voor de gevolgen voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota. Er is nog geen besluit genomen over de verdeling van de toestellen over de vliegbases Volkel en Leeuwarden. De locatie van vliegbasis Leeuwarden leent zich zeer goed voor het houden van internationale oefeningen vanwege de gunstige ligging ten opzichte van de oefengebieden boven de Noordzee. Dit blijft daarom ook in de toekomst zo.

135

Hoe effectief is de «bondgenootschappelijke verdediging» tegen ballistische raketten? Welke percentage van de proef onderscheppingen is mislukt?

De Navo heeft tijdens de Navo-top in Chicago in mei 2012 verklaard over een Interim Ballistic Missile Defence (BMD) capaciteit te beschikken. Momenteel wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling naar Full Operational Capability na 2020. De basis van het Navo BMD-systeem is een common funded Command & Control (C2) systeem. De ontwikkeling en het testen van dit systeem verlopen volgens plan. Bondgenoten leveren met nationale bijdragen de hardware van het systeem (radars en onderscheppingssystemen). Nederland levert met de Patriot-systemen en de SMART-L radar een bijdrage. De tot nu toe uitgevoerde testen met nationale capaciteiten die beschikbaar zijn gesteld voor de Navo interim BMD-capaciteit, zijn succesvol verlopen.

136

Wordt er onderhandeld met partnerlanden over de ontwikkeling van nieuwe onderzeeboten? Zo ja, met welke landen?

Defensie oriënteert zich op de vervanging Walrusklasse onderzeeboten. Hierbij worden de mogelijkheden voor internationale samenwerking onderzocht. Samenwerking met Noorwegen en Duitsland lijkt op dit moment de meeste kans van slagen te hebben. Na het opstellen van de definitieve functie-eisen zal in 2015 of 2016 de verwervingsstrategie worden bepaald. In deze fase zullen gesprekken worden gevoerd met nationale en internationale industriële partijen.

137

Wat wordt precies verstaan onder het «dempen» van de vraag naar helikoptercapaciteit? Kunt u de mate van demping kwantitatief toelichten per jaar?

De totale behoefte aan en de vraag naar helikopercapaciteit voor opleiding en training zijn met elkaar in evenwicht gebracht in de nota In het belang van Nederland. Dit heeft geleid tot een demping van de vraag van vijftien procent en een uitbreiding van het aanbod door onder meer een verhoging van het budget voor de materiële exploitatie van helikopters. Naar verwachting is de inzetbaarheid van de Apache en de Chinook-helikopters vanaf 2016 op orde. Het totale evenwicht in de vraag en het aanbod van helikoptercapaciteit wordt bereikt in 2018, na volledige instroom van de NH-90.

138

Klopt het dat door het afstoten van Nieuw-Milligen een gloednieuw luchtverkeerssysteem de facto direct na opleveren wordt afgeschreven? Wat is hierin geïnvesteerd en wat is de verliespost voor Defensie?

De verwerving van het Shared Air Traffic Services System (SAS) was noodzakelijk omdat het oude militaire luchtverkeersleidingssysteem (PHAROS II) aan het eind van de technische en operationele levensduur was. Het projectvolume voor SAS betrof € 12,4 miljoen. Dit systeem is niet locatiegebonden en kan worden verplaatst. Tot die tijd blijft het in gebruik op het AOCS in Nieuw-Milligen.

139

Per wanneer denkt u de marinierskazerne in Doorn te sluiten?

155

Per wanneer denkt u de marinierskazerne in Rotterdam te sluiten?

De kazernes in Doorn en in Rotterdam worden gesloten als de nieuwe kazerne in Vlissingen is opgeleverd. De komende maanden zal de behoeftestelling voor de marinierskazerne in Vlissingen worden herijkt, op grond van het besluit ook het Mariniers Opleidingscentrum in Vlissingen onder te brengen. Ik zal de Kamer in het voorjaar van 2014 informeren over de herijkte behoeftestelling en het bijbehorende tijdschema.

140

Is de optie om de KMS in Weert te laten en één bataljon van de mariniers naar Ermelo te verhuizen, waar plaats komt omdat het 45e pantserinfanteriebataljon daar verdwijnt, ooit onderzocht? Zo ja, wat is hierbij de uitkomst geweest?

Nee, dit is niet onderzocht. Ermelo maakt deel uit van de begrotingsafspraken van 11 oktober jl. Over de gevolgen hiervan voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

141

Welke alternatieven voor de nu aangekondigde bezuinigingen op de marine zijn serieus overwogen maar uiteindelijk niet gekozen?

Zie het antwoord op de vragen 101 e.v.

142

Klopt het dat investeringen in zowel nieuwe fregatten, als mijnenbestrijdingsvaartuigen en onderzeeboten vertragen? Herkent u zich in de zorgen van de marinescheepsbouw dat er een gat valt in de opbouw van kennis en innovatie en dat de Nederlandse maritieme industrie en onderzoeksinstellingen achter raken ten opzichte van de hevige buitenlandse concurrentie?

Investeringen in vervangende capaciteit voor M-fregatten en de mijnenbestrijdingscapaciteit worden inderdaad vertraagd met respectievelijk twee en vijf tot zes jaar. Investeringen in onderzeeboten echter niet. Defensie streeft naar een goede samenwerking tussen overheid, kennisinstituten en industrie. Defensie herkent zich in de geuite zorgen van de marinescheepsbouw. Een vertraging hoeft echter niet noodzakelijkerwijs te leiden tot stagnatie in kennis en innovatie.

143

Heeft het «onderbrengen» van de luchtmobiele brigade gevolgen voor de politieke besluitvorming over de inzet van de brigade? Zo ja, welke?

Nee, de Nederlandse regering behoudt te allen tijde volledige zeggenschap over de inzet van Nederlandse militairen en materieel.

144

Is de inschatting dat u verlies gaat lijden op de verkoop van het Joint Support Ship (JSS) en de aankoop van een kleiner schip? Zo ja, welk bedrag is hiermee gemoeid? Is overwogen het JSS eventueel gezamenlijk met een bondgenoot aan te schaffen en te exploiteren?

145

In hoeverre kan het JSS internationaal aangeboden worden voor strategisch zeetransport van tanks en ander zwaar materieel? Kunnen daarmee inkomsten gegenereerd worden die bijdragen aan het beperken van de exploitatiekosten van het JSS?

146

Behoort internationale samenwerking van het JSS tot de mogelijkheden, bijvoorbeeld door medefinanciering en exploitatie? Zo ja, welke? Bent u bereid deze te onderzoeken?

147

Is er interesse vanuit het buitenland voor aankoop van het JSS? Zo ja, is men bereid de nieuwbouwprijs te betalen?

Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt. Voor de gevolgen voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

148

Wat zijn de exploitatiekosten op jaarbasis van het JSS en wat als het JSS met een kernbemanning wordt gevaren?

De jaarlijkse exploitatiekosten bedragen ongeveer € 20,6 miljoen. Indien alleen de bevoorradingstaak op zee wordt uitgevoerd, is de jaarlijkse exploitatie ongeveer € 18,6 miljoen.

149

Klopt het dat voor het JSS in Den Helder een nieuwe kade zou worden aangelegd die niet alleen door de marine, maar ook door het publiek zou worden gebruikt en dat, nu dat niet doorgaat, een kansrijke visie voor (de haven van) Den Helder in zijn geheel op losse schroeven komt te staan?

150

Waarom stelt u dat de tweede pijler onder het ontwerp van het JSS, «goeddeels verdwenen is» met het afstoten van de tanks? Nederland beschikt toch ook over ander zwaar materieel, zoals houwitsers, CV-90’s en Boxers?

151

Zal het eenvoudigere en goedkopere bevoorradingsschip geschikt zijn voor strategisch transport? Zo nee, zal Nederland deze capaciteit in de toekomst moeten inhuren, met alle kosten van dien?

152

Kunt u nader specificeren wat de omvang is van de beoogde besparing per jaar op de exploitatie door het niet in de vaart nemen van het JSS in vergelijking met een goedkoper schip? Wat is de marge van onzekerheid?

Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt. Voor de gevolgen voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

153

Welke besparingen denkt u te kunnen realiseren door het afstoten van de Gulfstream? Welke kosten voor externe inhuur zullen hier tegenover staan?

De jaarlijkse besparing in verband met de afstoting van de Gulfstream G-IV loopt op van € 2,3 miljoen in 2014 tot € 4,7 miljoen structureel vanaf 2018. Hier staat tegenover dat jaarlijks € 1 miljoen in de begroting is opgenomen voor externe inhuur door Defensie.

154

Klopt het dat andere departementen, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ook gebruik maken van de Gulfstream? In hoeverre betalen zij hiervoor?

Ja, andere departementen, vooral Buitenlandse Zaken en Algemene Zaken, alsmede het Koningshuis, maken ook gebruik van de Gulfstream. Buitenlandse Zaken en Algemene Zaken verkiezen regelmatig de Gulfstream boven het reguliere regeringsvliegtuig de KBX omdat het bereik van de Gulfstream groter is en het toestel zich eter leent voor kleinere gezelschappen. Zij betalen hier voor.

155

Per wanneer denkt u de marinierskazerne in Rotterdam te sluiten?

Zie het antwoord op vraag 139.

156

Welke speerpunten van de Marinestudie 2005 zijn uitgevoerd en aan welke is geen invulling gegeven? Wat zijn de gevolgen voor het voorzettingsvermogen van de Marine van het niet uitvoeren van deze speerpunten?

Van de zeven speerpunten uit de Marinestudie 2005 zijn de verwerving van de patrouillevaartuigen, de vermindering van het aantal M-fregatten, de verbetering van de Walrusklasse onderzeeboten en de kwantitatieve versterking van de twee manoeuvrebataljons van het Korps Mariniers uitgevoerd. Van de overige drie speerpunten wordt het optimaal benutten van de expeditionaire capaciteiten van de LC-fregatten beperkt uitgevoerd. De vier LC-fregatten worden vanaf 2017 voorzien van een verbeterde SMART-L radar die het mogelijk maakt ballistische raketten te detecteren. De LC-fregatten worden nu echter niet uitgerust met Tactical Tomahawk raketten ter bestrijding van landdoelen of Standard Missile 3-raketten ter bestrijding van ballistische raketten. Het zesde speerpunt, de uitbreiding van de huidige mijnenjaagcapaciteit met een veegcapaciteit, is als gevolg van de beleidsbrief 2011 komen te vervallen. Hierdoor kan Defensie geen mijnen onschadelijk maken die niet met sonar kunnen worden gedetecteerd. Voor het laatste speerpunt, de verruiming van de capaciteiten van de opvolger van het tanker- en bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis, geldt dat op 11 oktober jl. nieuwe begrotingsafspraken zijn gemaakt. Voor de gevolgen daarvan voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

157

Wat betekent het in de praktijk voor de uitvoering van het takenpakket van de marine in het Caribisch gebied dat de marinierscompagnie op Aruba verdwijnt?

158

Is over het vertrek van de marinierscompagnie op Aruba contact geweest met de regering van Aruba?

159

Kunt u nader specificeren wat de omvang is van de beoogde besparing per jaar door het schrappen van de mariniers op Aruba?

Over deze maatregel in de nota heb ik persoonlijk contact gehad met de minister-president van Aruba. Het uitgangspunt is en blijft dat het takenpakket in het Caribisch gebied onveranderd blijft. Als gevolg van de begrotingsafspraken van 11 oktober jl. komt een aantal maatregelen echter in een ander licht te staan. Over de gevolgen daarvan verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

160

Bij de grote stabilisatieoperaties zijn in het afgelopen decennium infanteriebataljons vooral gemotoriseerd ingezet. Wordt voorzien dat gemotoriseerde eenheden in toekomstige stabilisatiemissies minder nodig zijn? Zo nee, hoe denkt u aan deze behoefte invulling te geven?

161

In de afgelopen jaren is er in Irak en Afghanistan vooral opgetreden met gemotoriseerde eenheden (wielvoertuigen), toch vinden we dat niet terug in de organisatie van de krijgsmacht. Ziet u mogelijkheden deze wijze van optreden structureel in de organisatie in te bedden?

De krijgsmacht beschikt over een brede mix aan inzetmiddelen. Ook tijdens recente missies is een mix van capaciteiten gebruikt. Hiervoor zijn pantserinfanterie- en luchtmobiele eenheden omgeschoold naar gemotoriseerd optreden. De ervaring heeft geleerd dat het eenvoudiger is om pantserinfanterie- eenheden om te scholen naar gemotoriseerd optreden en vice versa, dan luchtmobiele eenheden. Ook tijdens toekomstige missies wordt een rol voorzien voor gemotoriseerd optreden. Daarom is gemotoriseerd optreden nu al in neventaak belegd bij de infanteriebataljons van het Commando Landstrijdkrachten. Ook internationaal wordt het belang van gemotoriseerd optreden onderkend door landen als België en Frankrijk, die deze wijze van optreden structureel in de organisatie hebben ingebed. Ik neem de suggestie graag ter harte en heb deze meegenomen in de aanvulling op de nota, die de Kamer ontvangt naar aanleiding van de nieuwe begrotingsafspraken van 11 oktober jl.

162

Waarom is er voor het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) gekozen een gemechaniseerd bataljon op te heffen? Zijn er opties overwogen om de opgedragen bezuinigingen te realiseren zonder een bataljon op te heffen? Zo ja, waarom hebben deze opties niet de voorkeur gekregen?

163

Welke alternatieven voor de nu aangekondigde bezuinigingen op de landmacht zijn serieus overwogen maar uiteindelijk niet gekozen?

164

Welke alternatieven voor de nu aangekondigde bezuinigingen op de Marchaussee zijn serieus overwogen maar uiteindelijk niet gekozen?

Zie het antwoord op vraag 101 e.v.

165

Wat betekent de heroverweging van vastgoedprojecten concreet voor het personeel?

De precieze gevolgen voor het personeel zullen blijken uit de nadere uitwerking van de maatregelen door de lijnverantwoordelijken. In algemene zin geldt dat als een eenheid wordt verplaatst, het personeel daarvan meegaat. Het personeel kan daardoor met een andere woon-werksituatie te maken krijgen met mogelijk ook gevolgen voor de woonlocatie. Daarbij kan binnen de regelgeving tevens gebruik worden gemaakt van legeringsfaciliteiten. Voor de medewerkers die niet meeverhuizen of voor wie daarna geen functie meer is, zal Defensie zich inspannen om passend werk te vinden binnen of buiten Defensie.

166

Vervult de Van Ghent Kazerne een rol in het kader van terrorismebestrijding? Zo ja, welke?

Elke kazerne in Nederland kan een rol vervullen in het kader van terrorismebestrijding. Over een verdere verbijzondering van die rol worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.

167

Klopt het dat de Van Ghent Kazerne fungeert als opvangplaats en oefenterrein voor de veiligheidsregio Rotterdam en dat een beroep gedaan kan worden op de mariniers bij bijvoorbeeld watersnood? Op welke wijze wordt dit opgevangen als de kazerne afgestoten wordt?

Op incidentele basis kan Defensie toestemming geven om opleiding en trainen van de Veiligheidsregio Rotterdam op de Van Ghentkazerne te ondersteunen. Er is dus geen sprake van een permanente overeenkomst. Binnen de afspraken aangaande Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS) uit 2007 is de Van Ghentkazerne aangemerkt als opvanglocatie in de provincie Zuid-Holland. Het is evident dat Defensie ondersteuning zal geven bij alle calamiteiten die zich in deze of andere regio’s voordoen als daartoe wordt verzocht. Het is de intentie de civiel-militaire samenwerking te versterken, waaronder ook de beschikbaarstelling van alle defensielocaties voor de ondersteuning van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Defensie blijft voorzien in de ondersteuning, zoals afgesproken met de civiele autoriteiten. Bij afstoting van de Van Ghentkazerne zal, in overleg met het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Veiligheidsregio, een alternatieve opvanglocatie worden gezocht.

168

Klopt het dat Rotterdam van uw voorganger de garantie heeft gekregen dat de Van Ghent Kazerne niet gesloten zou worden? Waarom besluit u alsnog om de kazerne te sluiten?

169

Heeft u in uw overwegingen om de Van Ghent Kazerne te sluiten de historische band met de stad Rotterdam en het belang van de kazerne voor het esprit de corps van het Korps Mariniers meegewogen?

170

Welke besparingen beoogt u te realiseren met de afstoting van de Van Ghent Kazerne? Met welke kosten zal verplaatsing van het aldaar werkzame personeel gepaard gaan?

De beoogde besparing door de afstoting van de Van Ghentkazerne bedraagt in totaal ongeveer € 6 miljoen structureel en draagt zo bij aan het oplossen van de totale problematiek van € 348 miljoen. Dit bedrag van € 6 miljoen bestaat uit een besparing op de vastgoedexploitatie van € 2,1 miljoen per jaar en uit overige besparingen van ongeveer € 4 miljoen per jaar als gevolg van meer doelmatigheid door de samenvoeging in Vlissingen. Hierdoor kan bijvoorbeeld een personele besparing van ongeveer 50 vte’n worden bereikt. Daarnaast is er een eenmalige verkoopopbrengst. De besparingen en kosten worden de komende tijd in de business case nader uitgewerkt. Ook zal met de gemeente Rotterdam worden gesproken.

171

Is het Ship To Objective Manoeuvre (STOM)-concept bij internationale operaties (NAVO, EU) wel nog steeds een voor de hand liggende aanpak? Bestaat er bijvoorbeeld vanuit de EU of NAVO gezien nog steeds een knelpunt voor transport van zwaar materieel en/of amfibische inzet van helikopters?

Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt. Voor de gevolgen daarvan voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

172

Ziet u mogelijkheden het CLAS op alternatieve wijze te laten voorzien in de opgedragen taakstelling zonder een bataljon op te heffen en dus zonder 600 man vrijwel direct overtollig te laten zijn?

Zie het antwoord op de vragen 101 e.v.

173

Hoe wordt er zorg voor gedragen dat de investeringsquote de komende jaren wel wordt gehaald, nu deze tot nu toe vaak niet wordt gehaald?

Het evenwicht tussen investeringen en exploitatie is een belangrijk uitgangspunt van de nota In het belang van Nederland. Het instrumentarium om de realisatie van de investeringsquote beter te beheersen is uitgebreid met de veranderde kaders voor de eindejaarsmarge van de investeringen en het ontwikkelingstraject voor de verbetering van het inzicht in de samenhang tussen exploitatie en investeringen.

174

Klopt het dat cavaleristen en artilleristen in het verleden regelmatig uitgezonden zijn geweest voor infanterietaken? Welke gevolgen heeft opheffing van de tankbataljons, respectievelijk de forse reducties bij de artillerie, in dat licht voor het voortzettingsvermogen?

Dit is juist. Iedere cavalerist en artillerist krijgt in zijn opleiding een pakket aan basis-infanterietaken aangeleerd. Op grond hiervan kunnen zij met een aanvullende korte opleiding deel uitmaken van een infanterie-eenheid en worden ingezet voor bewakingstaken. Dit is veelvuldig gebeurd in bijvoorbeeld Bosnië en Irak. Verder verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota. De gevolgen van eerdere reducties hebben zich vertaald in de inzetbaarheidsdoelstellingen, zoals die zijn opgenomen in de nota.

175

Waarom heft u het 45e pantserinfanteriebataljon op, maar laat u de vaste brigadestructuur bij het CLAS intact? Bent u bereid deze tegen het licht te houden?

177

Waarom blijft u vasthouden aan de vaste brigadestructuur, terwijl met uw bezuinigingen alleen nog maar eenmalige inzet van een brigade mogelijk wordt?

Wat de brigadestructuur betreft; brigades vormen de essentiële en internationaal erkende pijlers van de landmacht. De gereedstelling van eenheden is een hoofdtaak voor de brigade. Het brigadehoofdkwartier is het command & control element waar eenheden, ook van andere nationaliteiten, onder bevel gesteld kunnen worden. Het brigadehoofdkwartier voorziet zo de Nederlandse krijgsmacht van een essentiële commandovoeringscapaciteit om eenheden aan te sturen in een complexe interagency omgeving, waarin via een comprehensive approach effecten moeten worden bereikt.

De brigades zijn gekoppeld aan strategische partners. Elke brigade heeft, in het kader van de nationale operaties, een regionale verantwoordelijkheid als veiligheidspartner voor provincies, gemeenten, politie, brandweer, waterschappen en hulpdiensten. Ook bij onze voornaamste internationale partners is de brigade de bouwsteen, wat de samenwerking vereenvoudigd. De langdurige inzet in Afghanistan was niet mogelijk geweest zonder brigadehoofdkwartieren die de kern vormden van de staf van de Task Force Uruzgan. De hoofdkwartieren worden ook ingezet als bijdrage aan de NATO Response Force en de EU Battlegroups.

176

Hoeveel VeVa-leerlingen zullen niet tot Defensie toegelaten worden als gevolg van het opheffen van het 45e pantserinfanteriebataljon?

Zie het antwoord op de vragen 101 e.v.

177

Waarom blijft u vasthouden aan de vaste brigadestructuur, terwijl met uw bezuinigingen alleen nog maar eenmalige inzet van een brigade mogelijk wordt?

Zie het antwoord op vraag 175.

178

Welke besparingen beoogt u te realiseren met de opheffing van het 45e pantserinfanteriebataljon?

Zie het antwoord op vraag 101 e.v.

179

Betekent de verwevenheid van interen en externe veiligheid dat het Nederlandse Cyber commando gebruik maakt van inlichtingen over Nederlands burgers, verzameld door en afkomstig van buitenlandse diensten? Wat verstaat u onder «publiek-private governance? Met welke private partijen wordt hier precies mee samengewerkt?

De verwevenheid tussen interne en externe veiligheid is een resultante van de toenemende mondialisering, onder meer door de snelle ontwikkeling van digitalisering en internet. Ontwikkelingen in de wereld, ver weg van Nederland, kunnen direct een impact hebben op Nederland en zijn interne veiligheid. Cyberspace kent geen grenzen en ondervindt geen beperking door geografische afstanden. Statelijke en niet statelijke actoren maken steeds vaker gebruik van cyber. Voorbeelden hiervan zijn toenemende digitale spionage activiteiten en de Denial of Service aanvallen op banken. Het is ook niet ondenkbaar dat kwaadwillenden de interne veiligheid in Nederland via het cyberdomein willen bedreigen vanwege militaire operaties in het buitenland waaraan Nederland deelneemt.

Het Defensie Cyber Commando heeft de taak, binnen een mandaat en geldende Rules of Engagement, militaire operaties te ondersteunen met cybercapaciteiten. Hiertoe maakt het gebruikt van inlichtingen afkomstig van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Het Defensie Cyber Commando verzamelt zelf geen inlichtingen, al dan niet met behulp van buitenlandse diensten. Op het terrein van inlichtingen heeft de toegenomen verwevenheid van interne en externe veiligheid bijgedragen aan een intensieve samenwerking tussen de MIVD en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). De Nederlandse Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten onderhouden contacten met buitenlandse diensten. Gegevensverwerking door de diensten en de samenwerking met buitenlandse diensten geschiedt nadrukkelijk binnen de kaders van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

Publiek-private governance verwijst hier naar de notie dat de digitale weerbaarheid van Nederland niet door de overheid alleen tot stand kan worden gebracht. Dit omdat de ICT-infrastructuur en de kennis van deze infrastructuur grotendeels in handen zijn van (internationale) private partijen. In het cyberdomein is voorts sprake van een toegenomen verwevenheid van de civiele en militaire domeinen. Daarom zullen bijvoorbeeld de mogelijkheden worden uitgewerkt om digitale capaciteiten van Defensie nationaal in te zetten bij het voorkómen en afweren van aanvallen op de civiele infrastructuur. Met private partijen worden dus in beginsel alle private partijen bedoeld die bijdragen kunnen leveren aan de verbetering van de digitale weerbaarheid van Nederland.

180

Welke besparingen beoogt u te realiseren met de afstoting van de Johan Willem Friso kazerne? Met welke kosten zal verplaatsing van het aldaar werkzame personeel gepaard gaan?

Op 11 oktober jl. nieuwe begrotingsafspraken zijn gemaakt. Die houden onder andere in dat de Johan Willem Frisokazerne in Assen open blijft. Voor Assen worden verder geen wijzigingen meer voorzien.

181

Hoe wordt de procedure voor de «aanvraag en inzet van militaire middelen» onder civiel gezag vereenvoudigd?

Militaire bijstand wordt verleend op grond van de wettelijke kaders uit de Politiewet 2012. Er bestaan daarnaast aanvullende afspraken met de minister van Veiligheid en Justitie om bepaalde vormen van bijstand (waaronder duikcapaciteit en de inzet van de EODD) via een verkorte procedure in te zetten. Momenteel wordt bezien welke andere vormen van bijstand nog meer via een verkorte procedure kunnen worden ingezet. Met dergelijke arrangementen kunnen bijvoorbeeld veel voorkomende verzoeken zonder de tussenkomst van verschillende bestuurslagen worden afgedaan. Uiteraard dient dit te geschieden zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van betrokken partijen.

182

Streeft u naar 100% vulling van «de defensieorganisatie? Zo ja, binnen welke termijn?

Defensie streeft naar een volledige vulling van de organisatie vanaf 2016. Nieuwe reorganisaties en wervingsresultaten zullen de mate en de termijn van de vulling echter beïnvloeden.

183

Hoe definieert u Life Cycle Costing (LCC)? Welke posten vallen daaronder?

Life Cycle Costing (LCC) betreft voor de grootste wapensystemen van Defensie het inzicht in (de samenhang van) de totale uitgaven (investeringen, relevante exploitatie) en ontvangsten (afstotingsopbrengsten) per wapensysteem gedurende de hele levenscyclus, zodat het in zowel de planfase, de realisatiefase, de gebruiksfase als de afstotingsfase steeds mogelijk is de financiële gegevens te modelleren, te voorspellen en te analyseren.

184

Uw ambitie is om langdurig een samengestelde taakgroep van bataljonsomvang in te kunnen zetten. Zal de krijgsmacht een operatie vergelijkbaar met Uruzgan in de toekomst, in het licht van de aantasting van het voortzettingsvermogen, vier jaar vol kunnen houden?

Ja, dat is mogelijk.

185

Bestaat de samengestelde taakgroep van bataljonsomvang uit een volledig bataljon en daarnaast de enablers of heeft het geheel van gevechts –, gevechtsondersteuning – en logistieke steun een omvang van een bataljon?

Er bestaat geen standaard concept voor militaire inzet en daarom is de samenstelling van eenheden voorafgaand aan een missie onderdeel van de besluitvorming. Dit is mogelijk door de modulaire opbouw van het Commando Landstrijdkrachten. In beginsel wordt de kern van de samengestelde taakgroep gevormd door een bataljon. Deze eenheid wordt op maat samengesteld voor de missie, met ondersteunende capaciteiten om de opgedragen taken te kunnen uitvoeren. De brigadehoofdkwartieren zijn hierbij essentieel voor de integratie van eenheden en het leveren van schaarse specialistische capaciteiten met het benodigde voortzettingsvermogen.

186

Hoe is het voortzettingsvermogen voorzien van de pantserinfanteriebataljons bij de Landmacht en de infanteriecompagnieën bij het Korps Mariniers? Welke eenheden zijn beschikbaar, na aftrek van opleidingen, uitzendritme en eenheden die gepland zijn voor vaste inzet taken zoals Curaçao, Aruba maar ook Vessel Protection Teams, Quick Reaction forces of andere ernst inzet operaties, uitgesplitst naar bataljon en compagnies omvang?

Uitgangspunt is dat met de bataljons van het Commando Landstrijdkrachten de inzetbaarheidsdoelstellingen op land met een brigadetaakgroep (eenmalig) of langdurig een operatie met een bataljonstaakgroep en een kortdurende operatie met een bataljonstaakgroep kunnen worden verwezenlijkt. Met de mariniersbataljons is de inzetbaarheidsdoelstelling voor de inzet van een maritieme taakgroep, inclusief amfibische capaciteit mogelijk. Met de gezamenlijke capaciteit van de bataljons kunnen daarnaast gedurende langere tijd kleinere bijdragen worden geleverd aan missies en kunnen nationale taken (inclusief de presentie in het Caribisch gebied) worden uitgevoerd. Het is eveneens mogelijk eenheden samen te stellen met componenten van meerdere krijgsmachtdelen. Afhankelijk van de missies die op een gegeven moment tegelijkertijd moeten worden uitgevoerd, zal Defensie accenten leggen en de mix van eenheden bepalen. Op deze wijze vullen eenheden elkaar aan en kan het voortzettingsvermogen worden gegarandeerd. Daarmee kunnen de inzetbaarheidsdoelstellingen, zoals die zijn opgenomen in de nota, worden behaald.

187

Is de krijgsmacht daadwerkelijk vanaf 2014 inzetbaar voor het beschreven volledige ambitieniveau?

De krijgsmacht is in 2014, net als in 2013, inzetbaar voor de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals uiteengezet in de nota In het belang van Nederland. Alleen op het gebied van helikoptercapaciteit en reservedelen blijven ook in 2014 beperkingen bestaan.

188

Waarom wordt niet langer gesproken van een «ambitieniveau»?

Defensie hanteert sinds het jaar 2011 inzetbaarheidsdoelstellingen, die tot uitdrukking brengen wat de krijgsmacht, binnen de financiële kaders voor de komende jaren, moet kunnen. De inzetbaarheidsdoelstellingen zijn in 2011 in de plaats gekomen van het ambitieniveau zoals dat sinds begin jaren negentig werd gehanteerd. Inzetbaarheidsdoelstellingen vormen een concreter uitgangspunt voor de operationele gereedstelling.

189

Zullen ondanks de opheffing van een marinierscompagnie en het 45e pantserinfanteriebataljon gegarandeerd alle militaire capaciteiten beschikbaar blijven zoals overeengekomen in de bestuurlijke afspraken in het kader van het convenant civiel-militaire samenwerking? Kan het CLAS gegarandeerd een zelfde aantal militairen blijven leveren?

Samenwerking is één van de pijlers onder de nota In het belang van Nederland. Dat geldt ook de samenwerking met civiele autoriteiten in Nederland. Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt, waaruit volgt dat het 45e pantserinfanteriebataljon behouden blijft.

190

In de Verkenningen (Kamerstuk 31 243, nr. 16) werd op blz. 45 ingegaan op het risico van stijgende kosten van militair materieel, zowel bij de investeringen als bij de exploitatie. Onderkent u deze risico’s met uw nota en adresseert u deze voldoende? Klopt het dat deze kostenstijgingen niets te maken hebben met de bedrijfsvoering van Defensie, maar dat alle Westerse krijgsmachten met deze problematiek te maken hebben?

De kosten van militair materieel stijgen doorgaans sneller dan de inflatie en zijn in de regel hoger dan de reguliere prijspeilcompensatie. Alle krijgsmachten hebben daarmee te maken en dit wordt dan ook niet veroorzaakt door de defensiebedrijfsvoering. De kostenstijging wordt, naast inflatie, ook veroorzaakt door technologische ontwikkelingen die kostbaar zijn. De keuzes in de nota In het belang van Nederland zijn erop gericht de krijgsmacht structureel financieel duurzaam te maken.

191

Heeft u kennis genomen van het in de Verkenningen benoemde risico dat de inflatie voor defensiematerieel structureel hoger ligt dan in de civiele markt, dat uit wetenschappelijk onderzoek in het Verenigd Koninkrijk en de inzichten van het Europese Defensie Agentschap (EDA) blijkt dat de kosten van investeringen in militair materieel naar schatting twee tot zeven procent per jaar sneller zijn gestegen dan de inflatie? In hoeverre adresseert u dit risico met een lage investeringsquote en het niet toekennen van de prijsbijstelling 2013?

Het evenwicht tussen investeringen en exploitatie wordt over langere termijn gewaarborgd door de handhaving van de investeringsquote van 20 procent. Bij het beschikbare budget is het investeringsdeel passend gemaakt om te voorkomen dat te weinig budget resteert om de exploitatie te financieren. Daarnaast is zeker gesteld dat de reguliere prijsontwikkeling naar het prijspeil 2013 van de begroting is verdisconteerd in de maatregelen. Voor zover Defensie wordt geconfronteerd met snelle kostenstijgingen, zoals in de Verkenningen beschreven, zullen – in het licht van structurele betaalbaarheid van de krijgsmacht – keuzes worden gemaakt die kunnen resulteren in de verlaging van de inzetbaarheidsdoelstellingen of, bij vervangingsinvesteringen, in lagere aantallen van een bepaalde capaciteit. Om ervoor te zorgen dat de krijgsmacht in operationele zin relevant blijft, houdt Defensie hoogwaardige, veelzijdige capaciteiten. Daarnaast zal Defensie, meer dan in het verleden, samenwerken met partners bij de verwerving, de instandhouding en inzet van capaciteiten en kennisontwikkeling (R&D). De harmonisatie van de defensieplanning en de vergroting van de synergie tussen het civiele en militaire domein maken hiervan deel uit. Deze aanpak kan de druk op het budget niet compenseren, maar wel de negatieve consequenties verzachten.

192

Wordt, net als bij de Beleidsbrief in 2011, een risicoreservering opgenomen? Waarom wel/niet?

Met de beleidsbrief 2011 is veel bezuinigd op het bestuur en de bedrijfsvoering van Defensie, waarbij destijds het risico op vertragingen en tegenvallers bij de uitvoering van de maatregelen hoog werd geschat. Vandaar dat bij de beleidsbrief een algemene risicoreservering was opgenomen. Omdat deze risico’s bij de huidige maatregelen veel lager worden geschat, wordt nu geen algemene risicoreservering opgenomen.

193

Wat is er gebeurd met de taakstelling van 250 miljoen euro in het regeerakkoord op Defensie? Op welke wijze wordt er invulling aan gegeven en wat zijn de consequenties voor Defensie?

199

U stelt dat de afspraken over de invulling van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) niet tot «verdere problematiek voor de defensiebegroting» leiden. Betekent de invoering van het BIV, in combinatie met de taakstelling van 250 miljoen euro uit het regeerakkoord op Defensie, per saldo wel een verlaging van het Defensiebudget?

Het BIV biedt ruimte voor de financiering van activiteiten van Defensie, BH&OS, BZ en V&J. Uit het budget kunnen zowel ODA als non-ODA activiteiten, militair of civiel, worden gefinancierd. Besluiten over de Nederlandse inzet in missies en programma’s op het gebied van vrede en veiligheid worden in gezamenlijkheid genomen door de ministers van BH&OS, Defensie en Buitenlandse Zaken.‪ Zoals de minister president tijdens de Algemene politieke beschouwingen op 26 september jl. heeft gezegd: «Met de overheveling van het bedrag van 250 miljoen euro van de begroting van Defensie naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaan er voor Defensie geen bezuinigingen gepaard en dus ook geen ontslagen.» (Handelingen Tweede Kamer 2013–2014, 6e vergadering, algemene politieke beschouwingen)3‬‬

194

Waarom stelt u in de begroting op blz. 16 dat de investeringsquote vanaf 2017 voldoet aan het richtsnoer van 20 procent, terwijl u in de nota beweert dat de investeringsquote «zeker is gesteld» op 20 procent vanaf 2018, terwijl uit de tabel op blz. 47 van de begroting blijkt dat de investeringsquote in 2018 slechts 19,7% bedraagt?

Zie het antwoord op vraag 28.

195

U geeft aan dat de risicoreservering voor de vervanging van de F-16 niet bestemd is voor prijs- en loonbijstellingen. Welke gevolgen heeft het niet toekennen van de prijsbijstelling 2013 en mogelijk ook latere jaren voor het project vervanging F-16? Moeten de gevolgen daarvan binnen het taakstellend ingekaderde budget worden opgevangen?

196

Hoe moet een stijgende dollarkoers worden opgevangen binnen het project vervanging F-16, nu de risicoreservering daarvoor niet aangewend mag worden? Is het in dat licht thans wel mogelijk om nu al een garantie te geven dat het taakstellend ingekaderde budget voldoende zal zijn voor de aanschaf van tenminste 37 toestellen?

Aangezien de stuksprijs en de exploitatiekosten van de F-35 nog niet definitief vaststaan, hanteert Defensie een risicoreservering van tien procent op de investeringen en de exploitatie. Daarmee kunnen onvoorziene stijgingen van de ramingen worden opgevangen zonder directe gevolgen voor het aantal toestellen. De risicoreserveringen zijn inderdaad niet bedoeld voor prijs- en loonbijstellingen. De reguliere prijsbijstelling die Defensie ontvangt, kan hiervoor worden aangewend. Als er geen prijsbijstelling wordt uitgekeerd, moet het effect daarvan (dat in dat geval overigens voor alle investeringsprojecten een negatief effect heeft) binnen de begroting van Defensie worden opgevangen. Een stijgende dollarkoers vertaalt zich in een stijgende kostprijs, die dus gedeeltelijk via de prijsbijstelling kan worden gecompenseerd. Als verplichtingen zijn aangegaan, worden termijndollars gekocht waarmee er voor dat gedeelte geen valutarisico meer is. Dit is een standaard handelswijze die voor het project Vervanging F-16 niet anders is. Mocht de situatie zich voordoen dat voor het eerste bestelmoment een aantal van 37 toestellen niet meer binnen de marges van het beschikbare investerings- en exploitatiebudget zou kunnen worden aangeschaft, dan is een heroverweging van het project aan de orde binnen de afgebakende financiële kaders.

197

Is het aantal van 37 F-35’s een kritieke ondergrens, of is een lager aantal toestellen denkbaar?

Met 37 F-35’s kan Defensie 24 uur per dag, zeven dagen in de week het nationale luchtruim bewaken en vier toestellen permanent uitzenden. Mocht de situatie zich voordoen dat voor het eerste bestelmoment een aantal van 37 toestellen niet meer binnen de marges van het beschikbare investerings- en exploitatiebudget zou kunnen worden aangeschaft, dan is een heroverweging van het project aan de orde binnen de afgebakende financiële kaders.

198

Waarom ontbreekt de compensatie voor de WUL in de jaren vanaf 2015 in de tabel? Betekent dit dat bij het uitblijven van compensatie buiten de Defensiebegroting om, een bedrag van ca. 50 miljoen euro structureel bij de financiële problematiek, oplopend naar 348 miljoen structureel vanaf 2018, moet worden opgeteld?

Voor het jaar 2014 wordt Defensie gecompenseerd door het ministerie van Financiën uit de algemene middelen, zoals blijkt uit de tabel op pagina 32 van de nota. Voor de jaren daarna is de compensatie onderdeel van de problematiek waarvoor Defensie zelf maatregelen heeft genomen (zie de tabel «problematiek» op pagina 31 van de nota). Op 11 oktober jl. zijn nieuwe begrotingsafspraken gemaakt. Over de gevolgen daarvan voor de plannen van Defensie verwijs ik naar mijn aanvulling op de nota.

199

U stelt dat de afspraken over de invulling van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) niet tot «verdere problematiek voor de defensiebegroting» leiden. Betekent de invoering van het BIV, in combinatie met de taakstelling van 250 miljoen euro uit het regeerakkoord op Defensie, per saldo wel een verlaging van het Defensiebudget?

Zie het antwoord op vraag 193.

200

Klopt het dat het budget voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties is verlaagd van 190 miljoen per jaar (2013) naar 114 miljoen (2014 en verder)? Zo ja, waarom is dit budget verlaagd? Betekent dit een verlaging van het defensiebudget?

De uitvoering van crisisbeheersingsoperaties wordt voortaan uit het BIV gefinancierd. Er staan geen schotten tussen de uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties en andere activiteiten die uit het BIV worden betaald. Per jaar kan het bedrag dat voor de verschillende activiteiten beschikbaar komt anders zijn, al naar gelang de behoefte. Zie ook het antwoord op vraag 193.

201

Klopt het dat activiteiten als «Opbouw regionale vredeshandhavingscapaciteit» en «Veiligheidssectorhervormingen en vredesopbouw» en «Beveiliging diplomaten en ambassades» binnen het BIV voorheen activiteiten waren die binnen de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking vielen? Hoe groot is het aandeel van ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken in het BIV, in verhouding met Defensie?

Over activiteiten die ten laste worden gebracht van het BIV besluiten de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en BH&OS gezamenlijk. Deze activiteiten kunnen in verschillende categorieën worden ingedeeld, waaronder de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties, contributies, de opbouw van regionale vredeshandhavingscapaciteit, internationale criminaliteitsbestrijding en de beveiliging van ambassades. Uit het budget kunnen zowel ODA als non-ODA activiteiten, militair of civiel, worden gefinancierd. Per jaar kan het bedrag dat voor de verschillende activiteiten beschikbaar komt anders zijn, al naar gelang de behoefte.

202

Is er een verdeelsleutel afgesproken voor de spreiding van de bezuinigingen over de krijsmachtonderdelen?

Op basis van een analyse van de internationale veiligheidssituatie en de rollen en taken voor de krijgsmacht, is een initiële toewijzing van de taakstelling opgedragen aan de defensieonderdelen. Op basis van de voorstellen en met de uitgangspunten van de nota als richtsnoer zijn vervolgens besluiten genomen. De opbrengsten daarvan tellen op tot de sommaties zoals opgenomen in de tabel op pagina 32 van de nota In het belang van Nederland.

203

Kunt u een uitsplitsing geven van de tabel waarbij alle bezuinigingsmaatregelen met een omvang van minimaal 1 miljoen euro worden gespecificeerd?

Zie het antwoord op vraag 16 e.v.


X Noot
1

Commercial off the shelf (COTS), Military of the shelf (MOTS).

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven