32 733 Beleidsbrief Defensie

Nr. 143 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2013

Inleiding

Bij de begroting en in het jaarverslag wordt de Kamer geïnformeerd over de mate waarin Defensie in staat is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen, zo luidde mijn toezegging in de brief van 14 februari over het beheer bij Defensie (Kamerstuk 32 733, nr. 116). Deze brief geeft de stand van zaken weer van de inzetbaarheidsdoelstellingen per 1 juli 2013 uitgaande van de inzetbaarheidsdoelstellingen uit de begroting 2013. Met deze brief informeer ik u tevens over de operationele knelpunten in 2013, zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg op 19 juni jl. over de Slotwet en het Jaarverslag 2012.

De Kamer heeft vandaag de nota In het belang van Nederland ontvangen (Kamerstuk 32 733, nr. 141). Met deze nota over de toekomst van de krijgsmacht zijn aangepaste inzetbaarheidsdoelstellingen geformuleerd, die zijn verwerkt in de Ontwerpbegroting 2014. Deze brief gaat nog niet in op deze nieuwe doelstellingen.

Inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013

Sinds de beleidsbrief van 2011 kent Defensie negen inzetbaarheidsdoelstellingen die tot uitdrukking brengen wat de krijgsmacht moet kunnen binnen de financiële kaders. Iedere missie is in de praktijk anders en vergt ook steeds een andere, op maat gesneden militaire invulling. Het aantal inzetscenario’s is daarom groot.

Door de veelheid aan inzetscenario’s zijn de inzetbaarheidsdoelstellingen algemeen geformuleerd en geven ze geen expliciete informatie over de specifieke militaire capaciteiten die per missie nodig zijn. Bovendien zijn factoren zoals gelijktijdigheid van verschillende bijdragen, de duur van verschillende missies en daarmee samenhangende rotaties of de waarschuwingstijd voorafgaand aan de missies van groot belang voor de inzetmogelijkheden.

Het beeld in 2013 is dat Defensie grotendeels voldoet aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. De krijgsmacht is ingezet in Afghanistan, de hoorn van Afrika, het Midden-Oosten, de Balkan en Turkije. Ook de nationale inzet, waaronder die van de Koninklijke Marechaussee, explosievenopruiming, luchtruimbewaking, kustwacht, militaire bijstand en steunverlening, gaat onverminderd verder, evenals de inzet in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Wel kampt de krijgsmacht in 2013 met een aantal beperkingen die invloed hebben op de mogelijkheid operaties langdurig uit te voeren. Ook de mogelijkheid gelijktijdig verschillende operaties uit te voeren is aan beperkingen onderhevig. Hieronder ga ik daar nader op in.

Algemene beperkingen

In de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsbrief 2011 en opgenomen in de begroting 2013, is sprake van een aantal algemene beperkingen. Deze hangen niet samen met knelpunten in de gereedstelling, maar met de omvang en samenstelling van de krijgsmacht zoals vastgelegd in de beleidsbrief 2011. De beperkingen betreffen vooral ondersteunende eenheden.

  • Voor eenmalige en langdurige bijdragen wordt geput uit dezelfde basiscapaciteiten. Zij kunnen daarom niet gelijktijdig in maximale omvang worden geleverd.

  • Gelijktijdige eenmalige inzet van een brigade, een maritieme taakgroep en/of een squadron jachtvliegtuigen in verschillende operatiegebieden is mogelijk mits internationaal kan worden samengewerkt op het gebied van directe gevechtsondersteuning (Combat Support, CS) of indirecte logistieke ondersteuning (Combat Service Support, CSS).

  • Langdurige operaties op land of op zee kunnen gelijktijdig worden uitgevoerd, mits sommige CS en CSS-capaciteiten voor de tweede missie gedeeltelijk of volledig door partners worden geleverd.

Specifieke beperkingen

Door knelpunten in de gereedstelling hebben enige eenheden te maken met specifieke beperkingen.

  • De beschikbaarheid van de Apache, Chinook en Cougar-helikopters is onvoldoende voor de gereedheidsdoelstellingen van deze wapensystemen en het volledig opleiden van bemanningen. De beschikbaarheid van NH-90 helikopters is vooral zo laag omdat het de ingebruikneming van een nieuw wapensysteem betreft. Momenteel is slechts één NH-90 inzetbaar als boordhelikopter.

  • Er zijn beperkingen in de beschikbaarheid van de CIS-bataljons (communicatie- & informatiesystemen), herstelcompagnieën, grond-lucht-verdediging, medische eenheden (role 2), het vuursteuncommando en luchttransport. De hoofdoorzaken zijn de uitvoering van reorganisaties en tekorten aan reservedelen. Afhankelijk van de missie kan het nodig zijn dat partnerlanden (een deel van) deze capaciteiten moeten leveren.

  • Ondanks aanvullende budgetten en overige maatregelen zijn er nog tekorten aan reservedelen. Hieraan liggen verschillende problemen binnen de verwervingsketen ten grondslag, waarvoor maatregelen zijn getroffen of in onderzoek zijn. In veel gevallen blijkt er sprake van complexe en langdurige aanbestedingen, waardoor aanvulling veel tijd vergt. Voor landoperaties zal bij inzet een groot deel van de aanwezige oefenvoorraad moeten worden gebruikt. Voor helikopteronderdelen heeft Defensie onlangs een aantal nieuwe, meerjarige contracten kunnen sluiten.

Tussentijdse realisatie inzetbaarheidsdoelstellingen

Hieronder worden per inzetbaarheidsdoelstelling de eventuele concessies of aandachtpunten beschreven.

1. De bescherming – en zo nodig verdediging – van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen.

Ad 1.

Deze doelstelling, die de inzet betreft van alle eenheden (operationeel gereed of niet), is haalbaar.

2. Eenmalige bijdragen aan internationale interventieoperaties met:

  • een taakgroep van brigadeomvang, inclusief helikopters;

  • een squadron jachtvliegtuigen; – een batterij Patriot-raketverdediging;

  • een maritieme taakgroep, inclusief helikopters. Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk.

Ad 2.

Eenmalige inzet van een brigadetaakgroep is haalbaar met enkele beperkingen.

  • Afhankelijk van de missie zijn er mogelijk beperkingen op het gebied van vuursteun, CIS en herstelcapaciteit.

  • Eenmalige inzet van een squadron jachtvliegtuigen is mogelijk.

  • Aan de inzetoptie van de Patriots wordt momenteel invulling gegeven met de operatie Active Fence in Zuid-Turkije.

  • Het is mogelijk een maritieme taakgroep (vloot en mariniers) in te zetten. Hieraan kan maximaal één maritieme helikopter deelnemen. Transporthelikoptercapaciteit kan worden betrokken uit het Cougarbestand. Indien gelijktijdig een brigadetaakgroep en een amfibische taakgroep worden ontplooid, moet voor één van beide mogelijk via bondgenoten worden voorzien in vuursteun, grondluchtverdediging, medische faciliteiten en luchttransport.

3. Langdurige bijdragen aan stabilisatieoperaties. Het gaat hierbij in het bijzonder om bijdragen:

  • aan maximaal twee operaties te land met bataljonstaakgroepen;

  • aan één operatie in de lucht met jachtvliegtuigen, waarbij als uitgangspunt gemiddeld acht toestellen worden ingezet;

  • met een eenheid bewapende helikopters en een eenheid transporthelikopters;

  • aan maximaal twee operaties op zee met, afhankelijk van de operationele vereisten, een fregat, een ander groot oppervlakteschip, Alkmaar-klasse Mijnenbestrijdingsvaartuig (AMBV) of een onderzeeboot.

De krijgsmacht kan hiermee ook langdurig bijdragen aan de bescherming, in het bijzonder tegen piraterij, van aanvoerlijnen die van belang zijn voor de Nederlandse economie, de handhaving van een embargo of een vliegverbod en de bewaking van de buitengrenzen van de Europese Unie (Frontex). Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk. Voor de logistieke ondersteuning is de krijgsmacht vooral bij langdurige operaties gedeeltelijk afhankelijk van derden. In het geval van een beroep op de krijgsmacht ten behoeve van een interventieoperatie, kan het nodig zijn bijdragen. aan stabilisatieoperaties – tijdelijk – te verminderen of te beëindigen.

Ad 3.

  • Het is mogelijk twee langdurige operaties te land op bataljonstaakgroepniveau uit te voeren. Een deel van de ondersteunende capaciteiten voor de tweede operatie zal echter moeten worden geleverd door een bondgenoot, als die operatie in een ander operatiegebied is. Het gaat dan om vuursteun, CIS- en herstelcapaciteit, medische faciliteiten en luchttransport. Afhankelijk van de missie kan het voortzettingsvermogen worden beperkt door tekorten aan reservedelen.

  • Het is mogelijk langdurig met acht jachtvliegtuigen deel te nemen aan een operatie. Vier F-16»s zijn momenteel ingezet in Afghanistan.

  • Het is tevens mogelijk een eenheid bewapende helikopters en transporthelikopters in te zetten. Door de geringe materiële gereedheid van helikopters is het voortzettingsvermogen echter beperkt tot twee rotaties.

  • Behoudens de inzet van boordhelikopters is het mogelijk invulling te geven aan twee langdurige maritieme operaties.

4. Het optreden als leidinggevende natie (lead nation) op het niveau van een brigade of een maritieme taakgroep en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau. Ook moeten in de domeinen zee, land en lucht staffunctionarissen kunnen worden geleverd aan internationale operationele staven.

Ad 4.

Aan de maritieme optie van deze doelstelling kan worden voldaan. Voor de landoptie zijn er beperkingen op het gebied van de gereedheid van het CIS-bataljon. Recente voorbeelden van kleinschalige inzet zijn bijdragen aan de hoofdkwartieren van ISAF (Afghanistan), KFOR (Kosovo) en aan de Combined Maritime Force Component Command/Task Force 151 (Bahrein).

5. De uitvoering van speciale operaties in het buitenland ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, met inbegrip van contraterrorisme-operaties en operaties ter evacuatie van Nederlandse staatsburgers.

Ad 5.

Het is mogelijk speciale operaties uit te voeren. Het voortzettingsvermogen ervan wordt bepaald door de vraag of special forces gelijktijdig andere missies moeten ondersteunen en welk ander beroep gelijktijdig wordt gedaan op helikoptercapaciteit.

6. Deelneming aan politiemissies, waaronder die van de European Gendarmerie Force (EGF), met functionarissen en eenheden van de Koninklijke marechaussee en aan kleinschalige missies met een civiel-militair karakter.

Ad 6.

Hieraan kan worden voldaan. De geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz was hiervan een voorbeeld.

7. Het op voortdurende basis beschikbaar stellen van deskundigen uit de staande organisatie ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen.

Ad 7.

Hieraan kan worden voldaan. Recente voorbeelden zijn bijdragen aan UNMISS in Zuid-Soedan en EUTM Somalië.

8. Bijdragen binnen de grenzen van het Koninkrijk aan de veiligheid van onze samenleving, onder civiel gezag. Het gaat hierbij in het bijzonder om:

  • de uitvoering van structurele nationale taken, zoals de politietaken van de Koninklijke marechaussee (onder meer het grenstoezicht, de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie), het beheer van de kustwachten in Nederland en in de Caribische delen van het Koninkrijk, de ruiming van explosieven op het land en te water en de bestrijding van het luchtvaartterrorisme (in het bijzonder met behulp van de quick reaction alert taak van jachtvliegtuigen);

  • militaire bijstand bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid evenals de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, zoals door middel van de structurele bijdrage aan de bijzondere bijstandseenheden;

  • militaire bijstand bij de bestrijding van branden, rampen, crises of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, in overeenstemming met de bestuurlijke en wettelijke afspraken.

Ad 8.

Hieraan wordt bij voortduring voldaan. In de begroting is een overzicht opgenomen van de structurele nationale taken die de krijgsmacht uitvoert.

9. Het op verzoek van civiele autoriteiten met beschikbare middelen bijdragen aan internationale noodhulpoperaties.

Ad 9.

Hieraan kan worden voldaan.

Tot slot

Hierboven heb ik beschreven waartoe de krijgsmacht momenteel in staat is. Zoals vermeld in de inleiding betreft het de stand van zaken per 1 juli 2013. In de begroting was reeds aangekondigd dat Defensie in 2013 niet volledig aan de inzetbaarheidsdoelstellingen zou kunnen voldoen. Dat blijkt ook uit deze rapportage. Het jaar 2013 is zwaar voor het defensiepersoneel, mede vanwege de reorganisaties. Ik zal de Kamer informeren indien zich nieuwe operationele knelpunten voordoen. Daarnaast blijf ik de Kamer, zoals toegezegd, twee keer per jaar informeren over de mate waarin Defensie voldoet aan de inzetbaarheidsdoelstellingen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven