33 625 Hulp, handel en investeringen

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 315 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2020

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 15 juni 2020 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 juni 2020 inzake stand van zaken mondiale COVID-19-crisis en kabinetsreactie op het briefadvies «Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19» van de AIV (Kamerstukken 33 625 en 25 295, nr. 312);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 14 april 2020 inzake Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden (Kamerstuk 33 625, nr. 293);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 11 mei 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden (Kamerstuk 33 625, nr. 296);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 23 april 2020 inzake reactie op verzoek commissie inzake appreciatie scorekaarten multilaterale organisaties (Kamerstuk 33 625, nr. 294).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, P. Dijkstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Alkaya, Bouali, Van den Hul, Kuik, Van den Nieuwenhuijzen, De Roon, Stoffer, Voordewind en Weverling,

en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 13.01 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag dames en heren. Allen hartelijk welkom bij dit notaoverleg van de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het onderwerp van vandaag is Nederland en de wereldwijde aanpak van het virus COVID-19. Ik heet de Minister hartelijk welkom en haar staf uiteraard ook. Ik heb geconstateerd dat de brief onder agendapunt 1 nog niet is ontvangen. U heeft daar bericht over gekregen. Dat bericht is door de heer Alkaya aangemeld voor behandeling in de procedurevergadering, na afloop van deze bijeenkomst.

Dan kunnen we nu beginnen. De spreektijden per fractie zijn bekend. Ik vind het prima als u uw spreektijd voor de tweede termijn al wilt gebruiken in uw eerste termijn of als u spreektijd uit de eerste termijn wilt gebruiken in de tweede termijn, maar het totaal blijft hetzelfde.

Ik geeft nu de eerste spreker het woord. Mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid, het woord is aan u.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter. Wat een eer om in deze prachtige zaal het woord te mogen voeren. «Nobody is safe until everybody is safe.» Niemand is veilig zolang we dat niet allemaal zijn, aldus mister Lowcock, hoofd noodhulp en de onder-sg van de Verenigde Naties. Ik ben het roerend met het eens. Zolang dit virus voortraast en slachtoffers blijft maken, is niemand veilig. Bovendien weten we dat het virus zelf weliswaar niet discrimineert, maar de effecten ervan wel. Bestaande ongelijkheden tussen en binnen landen worden vergroot. De meest kwetsbare landen en daarbinnen de meest kwetsbare en gemarginaliseerde mensen hebben het het hardst te verduren. Daar komt nog bij dat naast de covidcrisis een tweede pandemie dreigt, namelijk een hongerpandemie die nog eens vele honderden miljoenen mensen bedreigt. De VN, de Wereldgezondheidsorganisatie, het Wereldvoedselprogramma en vele hulporganisaties luiden allemaal de noodklok. Er dreigt een internationale ramp van ongekend formaat. Daar komt nog bij dat wat we nu weten over de effecten van de covidcrisis in de allerarmste landen nog maar het topje van de ijsberg is. Er dreigt een economische en humanitaire catastrofe zonder weerga, aldus de AIV.

In dit licht, voorzitter, kan ik niet anders dan mijn grootste mogelijke verbijstering – ik heb er echt geen ander woord voor – uitspreken over het tot op heden uitblijven van een kabinetsreactie op het AIV-advies. Hoe ingewikkeld kan het zijn? Dit is geen tijd voor verdeeldheid of politiek maar voor eenheid en samenwerking stond twee maanden geleden nog te lezen in een brandbrief waarin wereldleiders, onder wie niemand minder dan onze eigen Minister-President, nog opriepen tot steun voor Afrikaanse landen en het bevriezen van schulden. Ook deze Minister noemde begin april deze crisis in de Volkskrant nog een enorme kans om internationaal samen te werken. Ik citeer: «Voor de Europese Unie een kans om leiderschap te tonen binnen en buiten Europa.» Maar wat zijn al die mooie woorden waard nu het er echt om gaat en het tijd is om kleur te bekennen? Het AIV-advies dat nota bene met spoed werd gevraagd door de heer Heerma van het CDA is zo helder als de lucht op een mooie lentedag. Om de wereldwijde covidcrisis aan te pakken, moet het kabinet minstens 1 miljard vrijmaken en eventueel ervoor zorgdragen dat het OS-budget op peil blijft. Niet alleen vandaag en morgen is hulp nodig maar ook volgend jaar. Zelfs dat is nog bij lange na niet genoeg om deze crisis het hoofd te bieden. Eerder werd 100 miljard genoemd. Oxfam Novib spreekt zelfs over een totaal van 140 miljard dat nodig is voor de bestrijding van covid in Afrika. Het ICRC, het internationaal comité van het Rode Kruis, heeft miljarden nodig om de crisis wereldwijd het hoofd te kunnen bieden. Van de benodigde VN-noodhulp is momenteel nog maar 20% toegezegd.

We praten hier in deze prachtige zaal wel heel makkelijk over al die bedragen, maar laten we vooral niet vergeten waar dit echt over gaat. Dit gaat over mensenlevens. Laat er daarom geen enkele twijfel over bestaan dat dit miljard er moet komen, als het aan de PvdA ligt. Ook op de langere termijn moet het OS-budget op peil blijven. Daarnaast is het juist nu zo ongelofelijk belangrijk om ook bedrijven op hun verantwoordelijkheid aan te spreken. Dit kan door imvo-richtlijnen na te leven, zoals ook VNO-NCW bepleit in hun internationale actieagenda COVID-19. Dit kan door bijvoorbeeld in productielanden zorg te dragen voor veilige arbeidsomstandigheden, maar niet, zoals we inmiddels ook een aantal Europese bedrijven hebben zien doen, orders te cancelen en daarmee arbeiders in productielanden ernstig in de kou te laten staan. Dit kan ook door in gesprek te gaan en te blijven met vakbonden waarvan we weten dat ze in veel landen monddood worden gemaakt of buitenspel worden gezet, iets dat we overigens ook zien gebeuren bij mensenrechtenorganisaties, milieuactivisten en ngo's die opkomen voor de rechten van vrouwen en lhbti's. The shrinking space, de krimpende ruimte die wel helaas op steeds meer plekken zien opduiken, krimpt door corona steeds harder. Autoritaire leiders zien hun kans schoon om de ruimte voor het maatschappelijk middenveld nog verder in te perken. Ook daarin kunnen en moeten Nederlandse bedrijven een belangrijke rol spelen door transparant te zijn over met wie ze samenwerken in hun ketens en door de stem van vakbonden, ngo's en activisten serieus te nemen, juist nu. Kan de Minister aangeven welke rol Nederlandse ambassades hierbij momenteel spelen en hoe zij zijn geïnstrueerd? Hoe houdt de Minister hier de vinger aan de pols? Ook daarmee zijn we er natuurlijk niet. Was het maar zo simpel. Daarom doe ik nogmaals een dringend beroep op de Minister en op de gehele coalitie: laat de mensen in de armste landen niet stikken.

Voorzitter. Ik ben van nature een optimist. Gezien de eerdere uitspraken van zowel onze premier als deze Minister ben ik hoopvol gestemd en ga ik er vooralsnog van uit dat dit geld er gewoon komt. Als het zover is dan is het wel van het grootste belang dat de Nederlandse noodhulp ook echt terechtkomt bij de mensen die het meest kwetsbaar zijn. Daarom de volgende twee voorwaarden. De eerste is dat de hulp daadwerkelijk de meest gemarginaliseerden bereikt. Ik heb het dan over vrouwen en meisjes, over lhbti's, over de allerarmsten, over migranten en over mensen met een beperking. Zij worden het hardst geraakt door de crisis en weten dat juist deze mensen niet altijd bereikt worden. Ik hoor graag hoe de Minister hierop gaat toezien, bijvoorbeeld middels gender markers in de SRGR-toets. De tweede is dat ten minste 25% van de noodhulp naar lokale organisaties gaat – ik rond af, voorzitter – want juist zij zijn in staat de meest gemarginaliseerde mensen te bereiken en zo een stem te geven aan de mensen wiens stem zo vaak niet wordt gehoord. Dat is geen nice to have maar een must have, want alleen samen krijgen we covid onder controle, ook wereldwijd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van den Hul. Dan kan ik het woord geven aan de heer Van den Nieuwenhuijzen van de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Wat een debat zou dit gaan worden, misschien wel het belangrijkste debat over ontwikkelingssamenwerking in lange tijd; het moment om alle lessen die we de afgelopen decennia hebben geleerd toe te passen, om alle krachten uit het veld te bundelen, om alle kennis te mobiliseren. Het is het uur van de waarheid, maar helaas heeft het kabinet de eerste afspraak al gemist.

Voorzitter. De wereld staat voor een enorme uitdaging. Het coronavirus heeft zelfs het rijke en welvarende Nederland in de grootste crisis in decennia gestort. We werden als een van de eersten hard geraakt. De gezondheidscrisis is nu redelijk onder controle, maar de economische crisis dient zich aan. In veel ontwikkelingslanden gaat het andersom. De lockdowns in China en Europa hadden daar meteen grote economische gevolgen. De miljoenen arbeiders die werkzaam waren in het toerisme, in de bloemenexport en in ander getroffen sectoren, stonden opeens op straat, zonder inkomsten, zonder steun van hun overheden omdat die daar het geld niet voor hebben. Ondertussen verspreidde ook het virus zelfs zich verder in die landen. Een lockdown is niet vol te houden op plekken met extreme armoede. Mensen moeten de deur uit om iedere dag weer net genoeg geld bij elkaar te schrapen om te kunnen overleven. Social distancing is niet te doen in een sloppenwijk waar vijftien mensen in een ruimte waar in Nederland net één klein gezin zou wonen. Handen wassen is een hele opgave in een stad waar de meeste mensen geen aansluiting hebben op de waterleiding.

Voorzitter. De keten van gevolgen die dit alles in gang zet, is te lang om hier volledig uit te pluizen. Op elk denkbaar terrein is reden tot grote zorgen: de gezondheidszorg, het onderwijs, de werkgelegenheid, maar ook de democratie en de rechtsstaat. In sommige landen grijpen overheden de crisis aan om minderheden te onderdrukken, om protesten te verbieden om kritische journalisten het werk onmogelijk te maken. Aan het eind van de keten ziet het beeld er niet goed uit: een extra 500 miljoen mensen die dreigen terug te vallen in extreme armoede, een verdubbeling van het aantal mensen dat balanceert op het randje van uithongering. Het leed dat achter deze getallen schuilgaat is maar moeilijk te bevatten. Nederland als rijk en welvarend land moet zijn eerlijke deel bijdragen om deze crisis te bestrijden. Allereerst uit medemenselijkheid om het leed waar mogelijk te verzachten. We zien overal ter wereld hoe de pandemie ongelijkheden versterkt. Als we niet ingrijpen dan zullen de allerarmsten ter wereld uiteindelijk het hardst worden getroffen. Dat is onacceptabel. Maar het is ook niet verstandig, want zolang het virus ongecontroleerd blijft rondgaan in armere landen zijn ook wij niet veilig van een nieuwe besmettingsgolf.

De toenemende armoede en uitzichtloosheid van honderden miljoenen mensen zal zich onherroepelijk vertalen in economische, sociale en politieke onrust. Dat raakt ons hoe dan ook. Ten eerste via economische effecten. Nederland is een handelsland en de prachtbedrijven waar onder andere het CDA en de VVD zo graag voor in de bres springen zijn via complexe handelsketens verbonden met landen overal te wereld. Maar ook indirect lijdt de economie eronder. Nieuwe uitbraken van het virus waar ook ter wereld zullen het vertrouwen van beleggers ondermijnen en als donkere wolken boven het economisch herstel in ons eigen land hangen. Ten tweede via migratie. De toenemende uitzichtloosheid zal nieuwe stromen migranten op de been brengen, of wij dat nu leuk vinden of niet. Ook onze veiligheid staat op het spel. Als landen als gevolg van de pandemie in politieke onrust terechtkomen die kan uitmonden in gewapende conflicten, dan is dat funest voor de veiligheid van Nederlandse burgers. We hebben keer op keer kunnen zien hoe onoverzichtelijke conflictsituaties een vruchtbare bodem vormen voor allerlei gespuis, van terroristen tot drugsdealers.

Voorzitter. Heel veel Nederlanders staan volledig achter extra steun vanuit Nederland om armere landen te ondersteunen in deze moeilijke tijd. Daarom ben ik zo verbaasd over en teleurgesteld in dit kabinet. Er is draagvlak. Er is noodzaak. Er is urgentie. Er staat een fantastische brief in de Financial Times mede van onze premier Markt Rutte. Er ligt een uitstekend AIV-advies dat op verzoek van de Kamer met hoge spoed is opgesteld in precies drie weken. Het is nu alweer vijf weken geleden dat het verscheen. We horen dat het kabinet aan het kibbelen en touwtrekken is. Ondertussen blijft het oorverdovend stil. Duitsland heeft reeds 3 miljard aan additionele steun vrijgemaakt. Nederland nog geen euro. We hebben 100 miljoen verschoven van het ene potje naar het andere, terwijl de brief oproep tot 100 miljard extra.

In de brief van Rutte wordt ook gesproken over het ringfencen van reguliere OS-budgetten, zodat er in ieder geval de komende tijd niet op wordt bezuinigd, ook niet als de economie krimpt. Ook dat is precies wat de AIV voorstelt. Ik snap dus werkelijk niet waarom het kabinet het advies niet gewoon volledig overneemt. Nu puntje bij paaltje komt, lijkt de premier terug te krabbelen. Of heeft de Minister van Financiën de premier teruggefloten? En waarom? Toch zeker niet omdat we het ons niet kunnen veroorloven? Natuurlijk, 1 miljard is veel geld, maar valt in het niet bij de middelen die Minister Hoekstra vindt. 1 miljard zou uitkomen op ongeveer 1% van het totale pakket. Uit de brief die de Kamer vrijdagavond ontving blijkt dat het kabinet nog altijd in beraad is. Tegelijkertijd lezen we tussen de regels door dat deze Minister het wel eens is met het AIV-advies. Ze heeft over de ongekende impact op vrijwel alle ontwikkelingslanden en zegt dat de mondiale hulpvraag de beschikbare middelen inmiddels ver overstijgt. We steunen de Minister in de interne strijd die zij blijkbaar hierover moet voeren. Kan zij toelichten welke opties op dit moment op tafel liggen voor de kabinetsreactie? En mijn belangrijkste vraag: wat kunnen we nu toch alvast doen? Kan het kabinet in ieder geval alvast toezeggen dat er niet wordt bezuinigd op OS, ook niet als de economie krimpt? Vanwege die verwachte krimp en de bni-koppeling moeten ambtenaren nu scenario's uitwerken voor forse bezuinigingen. Dat is het enige ministerie in deze crisis dat aan het bezuinigen is. Maakt de Minister alvast werk van de aanbevelingen uit het AIV-advies die niet veel budget vragen, zoals medische hulp of gesprekken met KLM voor transporten?

Tot slot, voorzitter, en dan ben ik klaar, het vraagstuk van de schuldenpositie van ontwikkelingslanden. Ook daar refereerde onze premier aan. Dat is een ontzettend groot en belangrijk vraagstuk. De internationale gemeenschap moet vaart maken en ook private crediteuren moeten hierin worden betrokken. Welke druk wordt uitgeoefend door overheden om private crediteuren in beweging te brengen? Wij gaan het als Nederland toch niet laten gebeuren dat de armsten en meest hulpbehoevenden op deze wereld de rekening van deze crisis moeten gaan betalen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen, voor uw maidenspeech in deze commissie.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik heb u niet als zodanig aangekondigd. U heeft uzelf hier duidelijk neergezet. Het was een heel helder verhaal. Ik zou zeggen: hou dat vooral vol. U bent iets over de tijd, maar dat zal ik u deze keer niet aanrekenen omdat het de eerste keer is.

Dan gaan we nu luisteren naar de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met mijn excuses. Ik moet een deel van het debat missen. Tussen 15.00 uur en ongeveer 16.30 uur zal ik het debat moeten missen vanwege een briefing over KLM, iets waar het kabinet natuurlijk ook mee bezig is. Daar moet ik even bij zijn. Daarna zal ik zo snel mogelijk terugkomen om het slot van dit debat nog mee te krijgen.

Voorzitter. Geen land is helemaal genezen van corona totdat alle landen dat zijn. Dat klinkt vanzelfsprekend. Volgens mij beseffen we ons dat allemaal. Het is ook al door voorgaande sprekers genoemd. Daarom is zo belangrijk dat wij het virus niet alleen in eigen land bestrijden, maar ook zo veel wij kunnen op die plekken in de wereld waar de zorg en andere voorzieningen nog te wensen overlaten. Het is een kwestie van internationale solidariteit maar ook van welbegrepen eigen belang om uitbraken in de toekomst te voorkomen. Wat heeft het kabinet tot nu toe in de praktijk gedaan om de internationale bestrijding van het coronavirus te steunen? Is de 100 miljoen die de Minister in april toezegde als eerste stap al ingezet bij de bestrijding? Hoe loopt dat, zo vraag ik allereerst aan de Minister. Kan zij een stand van zaken schetsen?

Op verzoek van de Tweede Kamer – op 16 april – is de Adviesraad Internationale Vraagstukken verzocht om een spoedadvies uit te brengen over de rol die Nederland kan spelen in de bestrijding van het coronavirus in ontwikkelingslanden. Een maand later kwam dat advies. Daarin staat dat het coronavirus niet alleen leidt tot een gezondheidscrisis in veel landen maar ook tot een sociaaleconomische en financiële crisis met enorme gevolgen voor de meest kwetsbare groepen. De glasheldere oproep aan Nederland en de internationale gemeenschap was dan ook om ontwikkelingslanden spoedig te hulp te schieten in de strijd tegen COVOD-19. Daarvoor zou Nederland 1 miljard euro moeten reserveren. Hoe kan het dan dat we nu nog een maand later zijn en dat er nog steeds geen reactie van het kabinet hierop is. We zijn twee maanden verder sinds dat debat in de Tweede Kamer. Wanneer komt het kabinet wel met een besluit? Het virus wacht niet op het kabinet. Het virus raast door en eist helaas slachtoffers. Sinds 16 april is het wereldwijde dodental gestegen van 142.000 naar 436.000 mensen. Dat is ongeveer een verdrievoudiging in de twee maanden waarin wij het hebben over hoeveel, hoe en wanneer. Daarom is nu snelheid echt noodzakelijk. Deelt de Minister de mening dat er met spoed extra geld vrijgemaakt moet worden uit de algemene middelen om de acute nood te verlichten? Op welke terreinen ziet zij mogelijkheden voor meer hulp vanuit Nederland. Ziet zij bijvoorbeeld mogelijkheden bij de programma's die gericht op water en sanitaire voorzieningen? Zoals GroenLinks ook al heeft aangegeven is het moeilijk handen wassen zonder schoon stromend water en zeep. Sluit de Minister uit dat het huidige budget voor ontwikkelingshulp komend jaar verlaagd zal worden omdat onze economie zal krimpen? Het is toch ondenkbaar dat bijvoorbeeld de strijd tegen hiv en malaria zal lijden onder de strijd tegen corona? Dan zijn we toch verkeerd bezig als we dat met z'n allen toestaan? Kan de Minister deze zorg van ons wegnemen?

Voorzitter. De Adviesraad Internationale vraagstukken adviseert om een samenhangend pakket te ontwikkelen met bijvoorbeeld ook voedselhulp, dus niet alleen maar medische hulp. Wij spraken vorige week met het Rode Kruis en de Verenigde Naties. Zij gaven ook aan dat de secundaire effecten van het virus op de economie en de maatschappij wel eens meer slachtoffers zouden kunnen eisen dan het virus zelf. Deelt de Minister de mening dat niet alle inzet daarom op de zorg gericht moet zijn, maar ook bijvoorbeeld op voedselzekerheid?

We hebben in Nederland ongekende maatregelen moeten nemen om het virus in te dammen. Veel landen hebben de mogelijkheden niet om op zo'n rigoureuze manier in te grijpen en te reageren op deze pandemie. Als ze het geld al hebben, hebben ze te maken met allerlei andere zaken zoals een beperkte infrastructuur of een groot deel van de economie die informeel is. Veel werknemers zijn niet in beeld. Normaliter hebben zij al geen recht op sociale zekerheid, laat staan in een crisis zoals deze. Daarbovenop komt belastingontwijking door de multinationals in hun landen en de torenhoge schulden die veel ontwikkelingslanden hebben. Ze hebben schulden aan andere landen, aan de financiële markt, maar ook aan internationale organisaties waar Nederland lid van is. Het is niet alleen immoreel maar ook onverstandig om ontwikkelingslanden verder de schulden in te duwen. Er moet financiële ademruimte komen door schuldverlichting waar alle crediteuren aan moeten bijdragen. Is de Minister bereid om dit te bespreken met de organisaties en landen die veel kredieten hebben uitstaan in ontwikkelingslanden.

Voorzitter. Internationale financiële instellingen zoals het IMF en Wereldbank, spelen hierin een belangrijke rol. Vaak genoeg kwamen schuldverlichting en hulp alleen in combinatie met opgedrongen veranderingen in de economie ten voordele van multinationals en ten nadele van de lokale bevolking. Dat moet stoppen zodat landen grip kunnen krijgen op hun eigen economie terwijl zij uit deze schulden komen. De aanpak van corona mag geen katalysator worden voor de neoliberale globalisering die wij de afgelopen jaren hebben gezien. Ook ontbreekt het besef dat de ingewikkelde en kwetsbare productieketens verspreid over talloze landen juist een van de grondoorzaken waren van veel ellende in de wereld. Een blind streven naar herstel van die internationale productieketens is daarom onverstandig. Laten wij deze crisis gebruiken om meer lokaal te produceren en lokaal te consumeren.

Tot slot. De Minister gaf in april in een brief aan dat haar inzet is gericht op het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen, maar dat de snelle verspreiding van het coronavirus dit streven onder druk zet. Juist daarom is het van belang om corona samen internationaal te bestrijden en als Nederland een betrouwbare partner te blijven van internationale solidariteit. Ik hoop dat wij de Minister aan haar inzet kunnen houden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u zeer, meneer Alkaya. Dan kunnen we nu gaan luisteren naar de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik begin mijn bijdrage met een citaat. «Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel, en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan?» Dit is een citaat uit het Bijbelboek Jacobus 2 en daarvan de verzen 15 en 16, voor degene die het na wil lezen. Het laat er geen gras over groeien. Niet woorden maar daden tellen als het gaat om de zorg voor de naaste. Vooropgesteld, ook in Nederland zorgt corona voor veel zorgen. Dat geldt natuurlijk allereerst voor de zieken zelf en hun familieleden. Maar het geldt ook voor werkgevers en werknemers wiens inkomsten wegvallen. Tegelijkertijd moeten we eerlijk zijn. We kunnen nog steeds iets van onze welvaart delen met wie dat keihard nodig hebben, ook buiten onze landsgrenzen. Dat is ook in ons eigen belang, aldus de Adviesraad Internationale Vraagstukken. De AIV zegt: maak 1 miljard euro vrij voor internationale coronabestrijding. Wat de SGP-fractie betreft is dat bedrag geen norm maar een richtlijn. Wij zeggen: zorg voor ruimhartige financiering van concrete goede projecten. Of je dan op 1 miljard uitkomt of minder of zelfs meer, is voor ons minder relevant. Mijn vraag daarbij is: wat is nu echt de ambitie van het kabinet op dit vlak? Ik hoor daar graag meer over.

Ook vraagt de SGP de Minister te bevorderen dat bedrijven met internationale waardeketens – daar werd zojuist door de PvdA ook op gewezen – hun imvo-verantwoordelijkheden blijven nemen. Als grote ondernemingen hun kleine toeleveranciers al te snel vaarwel zeggen, kunnen deze hun fabrieksarbeiders niet meer betalen en zorgt dat voor extra werkloosheid en economische verslechtering. Graag hoor ik daar een reactie van de Minister op.

Ga heen en word verzadigd, wijst op de eerste levensbehoeften. Zonder brood en water geen leven. De aangenomen motie-Van der Staaij vroeg hier nadrukkelijk aandacht voor. Schattingen zeggen dat het aantal mensen zonder voedselzekerheid wereldwijd bijna verdubbelt van 135 miljoen naar 265 miljoen in 2020. Wat is de concrete inzet op korte termijn voor acute voedselhulp en op langere termijn qua ondersteuning van boeren, coöperaties en bedrijven, is mijn vraag.

Nederland kent alleen al rondom dit debat een actief en vitaal maatschappelijk middenveld. Dat is waardevol en dat moeten we wat ons betreft ook internationaal blijven bevorderen. Werk daarom niet alleen via multilaterale organisaties maar ook via vaak kleinere ngo's die netwerken hebben tot in de haarvaten van lokale samenlevingen. Juist zij weten de meest kwetsbaren, waaronder mensen met een beperking, vaak goed te bereiken. Graag zou ik op dit punt een toezegging van de Minister hebben.

Ten slotte legt de SGP-fractie de vinger bij de grote rol van religieuze leiders. Zij zijn cruciaal voor informatie en preventie rondom ziekte en gezondheid. Zonder vertrouwen onder de lokale bevolking is er namelijk geen echte remedie. Herkent en erkent de Minister die rol van religieuze leiders en is zij bereid om hen actief te betrekken bij de voorbereiding en uitvoering van hulpprojecten?

Tot zo ver, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. U heeft nog ruim een halve minuut over. Ik zie wel dat er nog een vraag voor u is van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Volgens mij heb ik de SGP-fractie niet gehoord de dreigende korting op het budget voor ontwikkelingssamenwerking vanwege de krimp van de economie. Voor alle zekerheid wil ik het volgende weten. Het was een motie van de SP die ervoor heeft gezorgd dat er extra middelen zijn gekomen voor deze bestrijding. Als we nu naar een korting op het budget gaan voor het komende jaar, zijn we nog steeds niet van dit virus af.

De heer Stoffer (SGP):

Ik dank de heer Alkaya voor de vraag, Wij staan voor het percentage, maar dat kan de komende jaren onder druk komen te staan. Wat ons betreft wordt inderdaad de komende periode het budget in absolute zin bevroren en gaan we niet terug. De inzet op grond van het AIV-advies zou een extra daarbovenop zijn. Dank voor de vraag. Ik hoop dat ik hiermee heel helder ben geweest.

De voorzitter:

Dan kunnen we naar de heer Bouali voor zijn inbreng namens de fractie van D66.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij om vandaag samen met de leden van de commissie bijeen te zijn om met de Minister over dit belangrijke onderwerp te praten omdat het kan maar vooral ook omdat het broodnodig is. In Nederland gaat het langzaam maar zeker de goede kant op met de bestrijding van COVID-19. Helaas geldt dit voor heel veel landen niet. Latijns-Amerika is inmiddels het nieuwe epicentrum van de epidemie geworden. In Afrika ligt een ongekende voedselcrisis op de loer. Ik wil dan ook in ieder geval beginnen met mijn grote waardering uit te spreken over de inzet van al die ngo's, hulpverleners en ook Nederlanders wereldwijd om deze pandemie onder controle te krijgen. Deze mensen werken vaak onder erbarmelijke omstandigheden en ook nu nog eens met de risico's van COVID-19.

Het virus heeft een enorme impact op de gezondheidssystemen wereldwijd. Daarnaast is het risico op een ongekende voedselcrisis reëel. Het Wereldvoedselprogramma voorspelde al voor de crisis dat in 2020 135 mensen in acute voedselonzekerheid zouden verkeren. Dit jaar dreigt een verdubbeling van dat aantal. Dat mogen we niet laten gebeuren. Van de coronacrisis konden we zeggen dat we die niet zagen aankomen. Maar van de humanitaire ramp in ontwikkelingslanden als indirect gevolg van de crisis in combinatie met factoren als conflicten en klimaatrampen kunnen we dat in ieder geval niet zeggen. Juist nu we zelf een tijd doormaken waarin we geconfronteerd worden met de kwetsbaarheid van onze gezondheid en onze economie moeten we solidair zijn met die mensen op de wereld die nog veel fragieler zijn.

D66, mijn partij, heeft zich altijd inzet voor een solide BuHa-OS-begroting. We zijn dit kabinet ook ingestapt met een verhoging van bijna 450 miljoen euro per jaar voor ontwikkelingssamenwerking. Nu moet Nederland zich inzetten voor de meest acute noden en het waarborgen van ontwikkeling op lange termijn. Dit werd ook bevestigd in het advies van de AIV. Mijn collega's haalden dit ook al aan. De AIV wees ons erop dat het ook uit weloverwogen eigenbelang is dat we nu ingrijpen. De 100 miljoen die deze Minister eerder heeft vrijgemaakt, is een goed begin, maar is nog niet voldoende. Ik had dan ook, net als mijn collega's gehoopt dat we vandaag de kabinetsreacties op het AIV-advies konden bespreken. In hoeverre ziet de Minister nu mogelijkheden om aanvullende maatregelen te nemen in de wereldwijde aanpak van COVID-19 naast het bestaande pakket van 100 miljoen dat zij heeft vrijgemaakt? Overweegt de Minister daarbij ook de aanbevelingen van AIV zonder noodzakelijke budgettaire gevolgen, zoals het initiatief voor het luchttransport van medische voorzieningen, in te kleden.

De Minister weet dat veel van onze buurlanden extra middelen vrijmaken. Duitsland maakte additioneel 3 miljard vrij. Daar werd net ook al aan gerefereerd. Vanochtend sprak ik de Franse Minister voor Europese zaken en zij vertelde mij dat zij ook de portemonnee gaan trekken. Zij gaan toewerken naar de 0,7 en maken additionele bedragen vrij. Ook hier wil ik richting al mijn collega's meegeven dat Nederland niet achter kan blijven.

De WHO heeft Latijns-Amerika recent uitgeroepen tot het nieuwe epicentrum van de COVID-19-epidemie. In de regio zijn al meer dan een miljoen besmettingen gerapporteerd. Het werkelijke aantal zal nog vele malen hoger liggen. Ondertussen zijn de problemen niet verdwenen. Er bevinden zich nog ruim vijf miljoen Venezolaanse vluchtelingen in de regio. Velen van hen in Ecuador, het land in de regio met het hoogste aantal sterfgevallen per hoofd van de bevolking. De beelden van de lichamen op straat zijn moeilijk te vergeten. Ik denk dat mijn collega's ze ook allemaal op het NOS-Journaal hebben gezien. Vluchtelingen zijn daar nu extra kwetsbaar door slechtere toegang tot gezondheidszorg en groeiende xenofobie. Daarom ook mijn vraag aan de Minister: wat kan Nederland nog extra doen voor de bescherming van Venezolaanse vluchtelingen.

De situatie in Latijns-Amerika laat zien dat de meest kwetsbare groepen in tijden van crisis het hardst geraakt worden. Dat geldt niet alleen voor vluchtelingen. Wereldwijd komen de rechten van vrouwen en meisjes onder druk te staan. In landen waar mensenrechten al fragiel waren, is de situatie van bijvoorbeeld lhbti'ers rap verslechterd. Terwijl de gezondheidssystemen zich begrijpelijkerwijs volledig op corona richten, komt de behandeling van andere ziektes, zoals hiv/aids en tuberculose, onder druk te staan. Hoe zet de Minister zich in om bescherming te bieden aan kwetsbare groepen? Wat kan zij doen om bestaande gezondheidsprogramma's in ontwikkelingslanden doorgang te laten vinden? Hoe wordt bijvoorbeeld de beschikbaarheid van hiv-medicatie nog steeds gewaarborgd?

Voorzitter. Ontwikkelingssamenwerking is een ontzettend belangrijk onderwerp. Daarom begon ik er ook mee. Maar ook op de wereldwijde handel heeft covid een grote impact gehad. Grenzen werden gesloten, vrachtvervoer kwam tot stilstand, fabrieken bleven dicht, protectionisme en handelsbarrières zijn weer terug van weggeweest. Ondernemers die internationaal zakendoen, treffen niet alleen handelsbarrières aan, maar lopen ook tegen praktische problemen aan. Een kwaliteitscheck in een ander land is nu onmogelijk voordat een container sluit. D66 wil het mkb in Nederland graag helpen om internationaal actief te blijven, om de zogeheten boots on the ground te bieden voor operationele steun aan mkb'ers, zodat de export zich weer kan herstellen. Mevrouw Van den Hul en de heer Stoffer brachten het al op: aan de opdracht van het Nederlands bedrijfsleven om het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen moet kunnen worden voldaan.

Ik zie de voorzitter al gesticuleren. Dit was mijn bijdrage.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bouali. Ik kan het woord geven aan mevrouw Kuik namens het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Voor dit notaoverleg ligt nog geen kabinetsreactie voor. Dat is jammer, want ik had het er graag over gehad. Het was goed geweest om de opvattingen en voorstellen van het kabinet bij dit debat te betrekken. Aan de andere kant is het wel een goed moment om aan te geven welke uitgangspunten voor ons belangrijk zijn in de strijd tegen de gevolgen van COVID-19.

De huidige crisis heeft ons echt jaren, zo niet tientallen jaren, teruggeworpen in onze mondiale strijd tegen armoede, voor het verbeteren van de positie van vrouwen, voor het bieden van economisch perspectief, kortom, het aanpakken van de grondoorzaken van ongelijkheid, uitzichtloosheid en daarmee migratie. Gelijktijdig ervaren wij hier in Nederland ook een diepe crisis. Waar mondiaal sterke landen als Nederland voorheen nog vanuit een relatief zorgeloze positie zwakkeren konden helpen, hebben de sterken het nu ook zwaar en moeten we keihard werken om de Nederlandse samenleving te stutten. Wanneer winkels in de eigen straat omvallen, wanneer familieleden hun baan verliezen, wanneer gezondheid ook bij ons niet meer zo gegarandeerd lijkt, wordt er actie van ons gevraagd.

Daarmee staan het AIV-advies en onze reactie daarop niet op zichzelf. Ze moeten bezien worden in de context van de vele vragen die nu politiek op ons afkomen. Maar toch, we zitten in hetzelfde schuitje. Strijden wij niet voor het eerst in de geschiedenis allemaal tegen dezelfde vijand? Schept dat geen saamhorigheid? Hier kunnen we nog hamsteren, maar in Afrika is het leven van een dag loon, is er geen bijstand en is de honger nabij. In deze crisis moeten we rekening houden met de meest kwetsbaren, ook buiten Nederland. Het CDA voelt een verantwoordelijkheid richting Afrika, ook nu. Corona houdt immers niet op bij de grens. Het laat zien hoe we met elkaar verbonden zijn. Gezondheidsstelsels in lage- en middeninkomenslanden zijn vaak slecht uitgerust als het gaat om ventilatoren en ic-bedden. In Malawi zijn er 25 ic-bedden op een bevolking van 17 miljoen mensen. We zien dat de reguliere zorg voor bijvoorbeeld ziektes als tbc onder druk staat en dat er 20% extra doden in de komende vijf jaar worden verwacht. Als het delen van de wereld niet alleen lukt, zullen we de krachten moeten bundelen om het virus te verslaan. Anders komt het virus als een boemerang ook bij ons terug.

Naast het gezondheidseffect, is er ook het economisch effect van deze crisis. De impact is groot en de vraag is hoe we de schade beperken, en dan niet als het kalf verdronken is en gemaakte investeringen in rook opgaan. We moeten nu Afrika helpen om erger te voorkomen. Dat is ook voor de lange termijn een betere investering.

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoor mooie woorden van het CDA, woorden waar ik mij geheel en al in kan vinden, woorden die onderstrepen hoe ontzettend urgent de noden zijn en hoe zowel reguliere zorg als aanvullende coronazorg nu totaal onder druk staat, met mogelijk nog grotere crises tot gevolg. Wij weten dat het CDA met spoed om het AIV-advies heeft gevraagd. Het kwam er met spoed: binnen drie weken lag het er. Mijn buurman zei het al: het is inmiddels ruim vijf weken geleden dat het er kwam, maar we zitten hier zonder kabinetsreactie. Ik ben heel erg benieuwd om van mevrouw Kuik te horen waar die schoen precies wringt.

Mevrouw Kuik (CDA):

We hebben inderdaad om een kabinetsreactie gevraagd. Ik ben het helemaal met mevrouw Van den Hul eens dat het fijn was geweest als het hier zou hebben gelegen, ook qua urgentie. Als we kijken wat er nu ligt, dan is dat onvoldoende om nu keuzes te maken. Voor ons is het van belang om wel te weten wat een passende oplossing is. Het CDA vindt het vanuit het oogpunt van medemenselijkheid, maar ook vanuit het oogpunt van eigenbelang belangrijk om te kiezen voor Afrika. Ik hoop dat wij zo snel mogelijk het voorstel hebben, zodat wij kunnen kiezen, zodat wij oplossingen kunnen bieden in de richting van Afrika.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoor mevrouw Kuik zeggen «wat er nu ligt, is onvoldoende om een keuze te maken», maar wat er nu ligt, is helemaal niets. Wat er nu ligt, is helemaal niets. Er ligt een brief van twee kantjes met een laatste alinea waar staat: we zijn er nog niet uit. Blijkbaar zijn er dus nog geen keuzes gemaakt. Is mevrouw Kuik het met ons eens dat die keuzes zo snel mogelijk gemaakt moeten worden, sterker nog, dat ze gisteren gemaakt hadden moeten worden? En is zij het met ons eens dat die keuze uit niets anders kan bestaan dan het uitvoeren van het AIV-advies, het overnemen van het AIV-advies, dat wil zeggen: z.s.m. of eigenlijk gisteren dat miljard beschikbaar stellen en zorgen dat het OS-budget op peil blijft? Dat is precies waar het met spoed door de partij van mevrouw Kuik gevraagde AIV-advies om vraagt.

Mevrouw Kuik (CDA):

Het is zeker van belang om te weten over welke voorstellen wij het kunnen hebben. Wat is effectief? Waar kunnen wij meerwaarde bieden? Wij moeten volgens mij verschillende elementen aan elkaar rijgen om Afrika te kunnen helpen. Ja, ik ben het met mevrouw Van den Hul eens dat we dat z.s.m. zouden moeten bespreken. Ik geef een aantal uitgangspunten mee wat voor het CDA van belang is om op in te zetten in deze periode, zodat we ook kunnen voorkomen dat gedane investeringen in rook opgaan. Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Wij zijn duurder uit als wij later dingen moeten herstellen dan als wij nu kunnen reageren. Dus ik voel zeker ook die urgentie.

De voorzitter:

Er is ook een vraag van de heer Alkaya voor u.

De heer Alkaya (SP):

Mevrouw Kuik geeft een aantal interessante punten mee namens de CDA-fractie, zoals: kiezen voor Afrika. Is zij het met ons eens dat die keuzes niet ten koste mogen gaan van andere programma's, dus dat er budget bij moet om die acute nood te verhelpen en dat het niet ten koste mag gaan van andere ontwikkelingshulp- en ontwikkelingssamenwerkingsprojecten?

Mevrouw Kuik (CDA):

In mijn hele betoog heb ik een aantal haakjes willen benoemen waar knelpunten zitten. Ik noem de koppeling met het bni. Ik neem aan dat de heer Alkaya daar ook op doelt. Bij ontwikkelingssamenwerking zitten we daar in een lastige situatie. Economisch gaat het hier minder en zal het budget afnemen. Dat heeft zorgwekkende gevolgen. Bovendien laat het AIV-advies ook zien dat er ook nog een grote opdracht voor ons ligt. Er komt veel op het kabinet af. De vraagstukken zijn urgent en veelzijdig en elke euro kan maar één keer worden uitgegeven. Daarom hoor ik ook graag van de Minister welke oplossingsrichtingen zij ziet om in dit spanningsveld toch onze verantwoordelijkheid als Nederland te nemen en Afrika te helpen.

De heer Alkaya (SP):

Dit zijn heel wat woorden, maar volgens mij zegt mevrouw Kuik dus eigenlijk: nee, dat is voor mij geen voorwaarde. De steun voor Afrika bij het bestrijden van corona zou best ten koste kunnen gaan van andere projecten, omdat wij wellicht moeten bezuinigen. Er kunnen in ieder geval geen extra middelen bij komen. Ik zou klip-en-klaar van de CDA-fractie willen horen, ook omdat zij niet penny wise, pound foolish wil zijn, dat zij niet gaat bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Juist nu de noden zo hoog zijn, mag ik er toch van uitgaan dat als de Adviesraad Internationale Vraagstukken zegt dat er geld bij moet – het precieze bedrag is niet eens zo belangrijk – we vandaag met z'n allen uitspreken dat coronahulp niet ten koste mag gaan van andere belangrijke projecten, zoals de bestrijding van hiv, zoals de bestrijding van malaria en als die andere belangrijke projecten? Kan de CDA-fractie onze zorgen op dit punt wegnemen en zeggen: ja, wij gaan voor extra geld en wij laten de internationale bestrijding van corona niet ten koste gaan van andere belangrijke projecten?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik heb al aangegeven dat het CDA wil investeren in Afrika, zeker nu. Maar laten we niet doen alsof dat geld niet ten koste van iets anders gaat. Het zal altijd ten koste van iets gaan. Daarom is het van belang om die opties te zien, zodat we een keuze kunnen maken en een passende oplossing kunnen bieden. Ik geef heel duidelijk aan: voor ons is het van belang dat we juist nu in Afrika gaan helpen. Als je dat nu niet doet, kost het op lange termijn meer. Kijk, de discussie wordt door sommigen heel plat gemaakt: niets naar Afrika; eigen volk eerst. In de optiek van het CDA is dat een valse tegenstelling. Op langere termijn liggen het belang van Afrika en dat van Nederland in elkaars verlengde. Dat stemt mij hoopvol voor de oplossingen daarbij. Als we Afrika nu aan zijn lot overlaten, dan zullen de gevolgen van deze crisis nog lang naslepen: een toename in sterfte, hongersnood, een nieuwe generatie die opgroeit zonder scholing en perspectief. We kunnen de nieuwe toestroom van vluchtelingen dan haast voorspellen. En nu kunnen we daar nog iets aan doen. Ook voor politici die vooral naar de korte termijn kijken – ik weet niet of die hier nu aanwezig zijn – is het van belang om nu iets te doen. De Nederlandse economische handel is met 27 miljard in Afrika aanzienlijk. VNO-NCW riep al eerder op...

De voorzitter:

Bent u nog bezig met de beantwoording van de interruptie?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ja, ik ben gewoon doorgegaan met mijn verhaal.

De voorzitter:

Dat was niet de bedoeling. Ik heb geen goede cesuur opgemerkt. Dat ligt misschien aan mij. Ik geef de heer Van den Nieuwenhuijzen de gelegenheid om een interruptie te plaatsen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik hoor mevrouw Kuik praten over keuzes maken en wat daarvoor nodig is. Dat moet zo snel mogelijk, vanwege de hoge noden. Ik hoor u hele mooie woorden spreken over hoe belangrijk het is dat wij Afrika niet laten stikken in deze tijd. Premier Rutte was er op 14 april al uit over wat er moest gebeuren: ringfencen, niet bezuinigen op OS en 100 miljard extra voor Afrika nu om de hoogste noden te lenigen. De AIV was er vijf weken geleden ook al uit, mede op verzoek van mevrouw Kuik. Ik heb u in De Telegraaf zien zeggen hoe belangrijk u het vindt dat we niet China onze rol laten innemen, maar dat we in het geopolitieke spel zelf onze positie innemen. Ik ben erg benieuwd hoe u 1% van ons noodpakket kwalificeert als zijnde de keuze die je kunt maken voor Afrika. Waar staat het CDA? Welke keus maakt u op basis van alle informatie die er al wel is?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik maak een keuze op basis van de appreciatie die het kabinet geeft.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Kan ik dan concluderen dat u zelf geen standpunt heeft en dat laat afhangen van het kabinet?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik leg hier vandaag een standpunt en de uitgangspunten van het CDA voor. Ik heb kabinetsvoorstellen nodig om een goede keuze te kunnen maken. Volgens mij hoort u heel goed uit mijn woorden dat het CDA kiest voor Afrika. We mogen de meest kwetsbaren niet in de steek laten. Het is in ons eigenbelang. Maar ook in het kader van humaniteit is het van belang dat we ze nu niet in de steek laten.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van de heer Alkaya en daarna nog een keer mevrouw Van den Hul.

De heer Alkaya (SP):

Dit is wel een belangrijk punt. Het CDA zegt dat het nooit ten koste van niets gaat, dat er altijd keuzes gemaakt moeten worden. Maar ik zit ook in de commissie voor Financiën. Daar heb ik te maken met een CDA-Minister die zomaar even 400 miljoen kan vrijmaken om scheepswerf IHC te redden, die meer dan een miljard verlies kan nemen om kredietverzekeraars te redden. En dat gaat niet ten koste van iets, dat gaat uit de algemene middelen. Dat is wat men nu ook zegt over hulp aan Afrika. Om nu de acute nood te verhelpen, te verlichten, bij de bestrijding van het coronavirus, dat niet eeuwig zal duren, is er nu acuut 1 miljard nodig. Dat is acuut uit de algemene middelen nodig. Dat mag niet ten koste gaan van andere steunpakketten. Ik vraag het CDA wat de lijn van de fractie is. Moet het ten koste gaan van een ander ontwikkelingssamenwerkingsprogramma, terwijl het, als het gaat om multinationals en bedrijven in Nederland, opeens wel uit de algemene middelen kan komen? Is dat jullie standpunt?

Mevrouw Kuik (CDA):

De heer Alkaya herhaalt weer dat dat ten koste van niets zou gaan, maar dat is natuurlijk niet zo. Daarom wachten wij met smart op het kabinetsadvies, omdat in zo'n advies het hele overzicht kan worden geboden. Daarna kunnen wij een keuze maken. Volgens mij geef ik hier heel duidelijk aan dat we moeten opkomen voor de meest kwetsbaren, dat we moeten zien dat we niet penny wise, pound foolish zijn en nu dingen kapot laten gaan die we later moeten herstellen. Ik kan het niet helderder maken: het CDA kiest voor inzet in Afrika. Welke keuzes we daarin maken, hangt af van de appreciatie die wij van het kabinet krijgen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoor heel veel woorden van mevrouw Kuik, maar ik hoor haar uiteindelijk toch vrij weinig zeggen. Ik zag het platslaan. Ik maak het heel duidelijk. Op verzoek van de partij van mevrouw Kuik ligt er een AIV-advies met een heel duidelijke oproep. Is mevrouw Kuik van mening dat het AIV-advies moet worden uitgevoerd, ja of nee?

Mevrouw Kuik (CDA):

We hebben de motie-Van der Staaij gesteund en we hebben om het AIV-advies gevraagd en we hebben om een appreciatie van het kabinet gevraagd. Dat is de volgorde waarin we dit debat voeren. We willen zo snel mogelijk het debat verder voeren.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoor nog steeds geen antwoord, terwijl het toch een heel duidelijke vraag was: ja of nee? Ik ga het anders formuleren. Wat moet er van mevrouw Kuik minstens in die kabinetsbrief staan? Wat zou mevrouw Kuik willen meegeven aan de Minister? Het is nu onze kans. Wat moet er in dat advies staan?

Mevrouw Kuik (CDA):

Dan kom ik weer bij mijn betoog, want daarin geef ik echt een aantal uitgangspunten mee die wij belangrijk vinden. Ik had het al over de koppeling met het bni. We zien dat het budget gigantisch gaat afnemen. Daar maken wij ons zorgen over. Wij vragen de Minister welke oplossingsrichtingen er zijn om dit spanningsveld terug te dringen en als Nederland onze verantwoordelijkheid te nemen.

Ik gaf al aan dat de discussie door sommigen heel plat wordt gemaakt: niks naar Afrika; eigen volk eerst. Ik zei het al: dat is een valse tegenstelling. Op langere termijn liggen het belang van Afrika en dat van Nederland in elkaars verlengde. Sterfte, hongersnood, maar ook een migratiegolf kunnen het gevolg zijn. Ook voor politici die vooral op de korte termijn kijken, is het van belang om nu iets te doen. We hebben voor 27 miljard economische handel met Afrika. Ook VNO-NCW riep al op om te investeren in onze handelsbetrekkingen. Het levert in Afrika de zo nodige werkgelegenheid en het zo nodige perspectief voor jongeren op.

Als we nu niet investeren in ketens en het later proberen te herstellen, is veel kostbaarder. We zijn penny wise, pound foolish als we nu niet handelen en cruciale ketens en relaties niet in stand houden, zoals de voorzitter van de AIV al zei. Als wij het laten liggen – de heer Alkaya refereerde er al aan – dan stapt China graag in de leegte. Daarmee hebben we een menselijk en een economisch argument om migratie en alles wat daarmee samenhangt in de toekomst te voorkomen.

Voorzitter. Nederland moet niet in zijn eentje optrekken bij het vinden van een oplossing. Een Europese inzet is cruciaal. Ik hoor graag van de Minister welke inspanning zij hierin gaat plegen. Het CDA hamert al langer op de Afrikastrategie. Kan de Minister ingaan op de oproep van meer dan 30 bedrijven om te komen tot een publiek-private Afrikacoalitie? Verder zou ik graag horen hoe de Minister ontwikkelingsbanken zoals FMO nu extra in staat stelt om levensvatbare bedrijven, met name in de mkb-sector, en microfinancieringsorganisaties te ondersteunen om een domino-effect of verlies van werkgelegenheid tegen te gaan.

Voorzitter. Nogmaals, vanuit een morele verplichting en vanuit ons eigenbelang is het belangrijk dat we Afrika in deze crisis helpen. We hopen snel de appreciatie van het kabinet te krijgen.

De voorzitter:

Dank u zeer, mevrouw Kuik. U heeft nog een minuut van uw spreektijd in eerste termijn over. We gaan door naar de heer Voordewind van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Terwijl Europa weer een beetje opkrabbelt van de coronapandemie, zullen de economische gevolgen nog voelbaar zijn tot 2025, zo zijn de verwachtingen. Dit geldt niet alleen voor Europa, maar misschien nog wel meer voor de allerarmsten in de wereld, die al een gebrekkige toegang hebben tot gezondheidszorg en tot werk. Zij proberen elke dag te overleven. Zij merken de gevolgen van de nasleep van de pandemie nu als eersten. Daarom moet er niet bezuinigd worden op OS. Het budget voor OS voor 2020–2021 moet bevroren worden. We moeten solidariteit tonen om de handel – ik zeg erbij: eerlijke handel – en de hulp in stand te houden.

Voorzitter. Het advies van de AIV laat treffend zien dat die internationale solidariteit hard nodig is. Ook anderen hebben eraan gerefereerd. De Minister-President heeft het laten zien in de ondertekening van een gezamenlijke oproep in de Financial Times op 14 april. Ook Minister Blok van Buitenlandse Zaken heeft dat met zijn ondertekening van het gezamenlijke diplomatieke statement van 17 april jongstleden nog eens onderstreept. Het is nu tijd dat het kabinet de daad bij het woord voegt. Laat de regering nu snel met een kabinetsreactie komen.

Ik zal een aantal elementen aangeven die voor ons belangrijk zijn en die wij graag in die kabinetsreactie zouden terugzien.

Laat het budget in deze zeer uitzonderlijke situatie even ongemoeid als het gaat om de koppeling van het budget met het bni. Tenslotte zitten we al op 1,4 miljard onder de internationaal geaccepteerde norm van 0,7.

Zorg er gezamenlijk met andere Europese partners voor dat er budget vrij wordt gemaakt voor de meest kwetsbare groepen. Ondersteun ontwikkelingslanden met zorg en toegang tot werk.

Zorg dat, zoals ook de AIV voorschrijft, ook het maatschappelijk middenveld wordt ingezet bij de hulpverlening met gebruikmaking van faith based organisations ofwel religieuze leiders. Het zijn vaak deze lokale organisaties die de meest kwetsbaren kunnen bereiken. Zij kennen de context en de lokale behoeften als geen ander en versterken een inclusieve aanpak van de coronacrisis.

Zorg voor een bredere aanpak, zoals schuldverlichting en de aanpak van belastingontwijking en ontduiking.

Kom de UNHCR-hervestigingsafspraken na.

Nederland heeft inmiddels 42 miljard uitgetrokken om de crisis te bestrijden. Dat is begrijpelijk, maar het kan wat de ChristenUnie betreft niet zo zijn dat we dit doen door een miljard te bezuinigen op de lopende programma's voor de allerarmsten in de wereld. De ChristenUnie zou hier grote, grote problemen mee hebben.

Voorzitter, tot slot. Terecht heeft de Kamer breed de motie van der Staaij aangenomen om niet te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Het is de inzet van de ChristenUnie om dit ook niet te laten gebeuren. Daarmee is onze inzet duidelijk, maar de uitkomst helaas nog niet. Daarvoor wachten wij op de reactie van het kabinet op het AIV-advies.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut over die u in uw tweede termijn kunt inzetten, maar ik zie dat er nog wat interrupties zijn.

De heer Alkaya (SP):

Even voor alle duidelijkheid. De ChristenUnie geeft aan: niet bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Bedoelt de ChristenUniefractie daarmee het totaalpakket? Er komen natuurlijk wel extra middelen bij voor de bestrijding van het coronavirus. Moet dat bedrag ergens anders binnen de OS-begroting worden gevonden? Of bedoelt de ChristenUniefractie dat al die middelen die voor coronabestrijding vrijkomen, bovenop de normale begroting komen, en dat er op die begroting van Ontwikkelingssamenwerking an sich dus niet bezuinigd mag worden? Komt het coronabestrijdingsgeld daarbovenop?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij vinden dat in deze bijzondere omstandigheid de koppeling aan het bni voorlopig even moet worden opgeschort voor 2020 en 2021. Daarmee moet het budget gestabiliseerd worden op het huidige niveau. Wij volgen het AIV-advies: daarnaast moet er gekeken worden waar er extra middelen nodig zijn. Dat heeft de AIV ook geadviseerd. Ik zeg niet dat we op een miljard moeten uitkomen; dat laat ik aan de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking over. Wij zetten in op beide. Mogelijk komen een aantal van ons in tweede termijn met een motie. Laat het AIV-advies de leidraad zijn voor de kabinetsreactie!

De heer Alkaya (SP):

Het wordt op deze manier een retorisch spelletje. Ik bespeur dat D66 en de ChristenUnie zeggen dat er niet bezuinigd mag worden op lopende programma's binnen de gelden voor ontwikkelingssamenwerking en dat er daarnaast zo veel mogelijk middelen vrijgemaakt moeten worden ter bestrijding van het coronavirus. Daar kan ik mij helemaal in vinden. Is de ChristenUniefractie het met mij eens dat het dan toch wel heel opmerkelijk is dat de aanvrager van het advies, de CDA-fractie, die lijn niet onderschrijft? Die fractie zegt: er moeten misschien keuzes gemaakt worden. Toen er veel geld voor het bedrijfsleven werd vrijgemaakt, is helemaal niet gezegd dat dat uit het geld voor het bedrijfsleven moet komen, dat daarvoor ergens anders moet worden bezuinigd op het bedrijfslevenbeleid, op multinationals en dergelijke. Dat geld kwam gewoon uit de algemene middelen. Het is toch heel gek dat er zo'n lijn door de coalitie loopt. Is de ChristenUniefractie het met mij eens dat het CDA hierin een dubbele rol speelt?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb dat helemaal niet zo begrepen uit de bijdrage van het CDA. Ik heb goed gehoord dat het CDA vindt dat de solidariteit met de allerarmsten in de wereld in stand moet blijven. Het CDA heeft advies gevraagd aan de AIV. Dat advies ligt er. Het CDA neemt dat advies heel serieus en kijkt nu vooruit. Met het advies in de hand kijkt het CDA naar de kabinetsreactie. Ik zie niet veel of eigenlijk geen licht tussen de opstelling van de ChristenUnie en die van het CDA. Ik denk dat u in tweede termijn ons een gezamenlijk initiatief zult zien nemen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik heb u in uw bijdrage horen zeggen dat het belangrijk is dat we nu actie ondernemen. Ik heb mevrouw Kuik er ook al op bevraagd. Wat is «nu» voor u? Het advies ligt er al vijf weken. De premier is er al sinds 14 april uit. Wanneer is «nu» en hoelang kunnen mensen nog wachten totdat wij er hier uit zijn, totdat wij hier klaar zijn met praten over de vraag of we ze wel of niet gaan helpen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben net zo ongeduldig als de heer Van den Nieuwenhuijzen. Ik had de kabinetsreactie nu graag gehad. Dan hadden we erover kunnen spreken. We hebben te accepteren dat die reactie er nog niet is. Misschien is het een kans voor de Kamer om nog concrete boodschappen aan het kabinet mee te geven voor die kabinetsreactie. Wij zijn de Kamer. Wij kunnen niet regeren, maar wij kunnen het kabinet wel adviezen meegeven. Ik hoop dat u dat doet en wij gaan het in tweede termijn zeker doen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dat gaan wij zeker doen, meneer Voordewind. Ik ben erg benieuwd hoe uw voorstellen zich zullen verhouden tot onze moties.

De voorzitter:

Dat behoeft geen reactie, denk ik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Weverling van de VVD-fractie.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. De coronacrisis is een ware stresstest voor de wereldeconomie en heeft in korte tijd veel kwetsbaarheden blootgelegd. Tegelijkertijd kunnen we ook een hoop van de coronacrisis leren. Dit debat biedt ons de gelegenheid om die lessen te trekken. Die kans zouden we laten schieten als we dit debat onnodig beperken tot cijfers, partijprestige of politieke winstpunten. Daar kiest de VVD vandaag niet voor. In plaats daarvan is het tijd voor een overstijgend perspectief. Nederland heeft via noodhulp en bijdragen aan internationale organisaties, zoals het Rode Kruis, de WHO en UNICEF, bijgedragen aan het verlenen van eerste hulp. Maar zoals de adviesraad in zijn brief terecht opmerkt: economisch perspectief is de volgende stap. De belangrijkste vraag vandaag is dan ook hoe Nederland het beste kan bijdragen aan het bieden van dat perspectief, via onze eigen inzet en in samenwerking met andere landen. Deze crisis dwingt ons daarbij tot creativiteit, een vrijzinnige in plaats van een dogmatische kijk op ontwikkelingssamenwerking, maar bovenal tot de durf om een overkoepelende visie op tafel te leggen. Een visie waarin de blootgelegde kwetsbaarheden benoemd en geadresseerd worden.

De sleutel ligt wat de VVD betreft in zelfvoorzienendheid. Daar ligt voor zowel Nederland als het Afrikaanse continent een grote uitdaging. De VVD ziet binnen de huidige budgettaire kaders veel mogelijkheden om met die uitdaging aan de slag te gaan. Om te beginnen is het noodzakelijk dat alle landen in Afrika kunnen blijven produceren, exporteren en innoveren. Zo kunnen de Afrikaanse waardenketens, zoals de handel in grondstoffen, intact blijven. Wat er geproduceerd wordt, moet vervolgens zijn weg naar het buitenland kunnen vinden. Dat betekent het op gang houden van de wereldhandel en de handelsstromen tussen Nederland en Afrikaanse landen. Volgens de VN is het openhouden van Afrikaanse havens en vliegvelden daarbij cruciaal. Nederland is sterk in logistiek. Is er een manier, vraag ik aan de Minister, om de ervaringen van bijvoorbeeld de Rotterdamse haven of Schiphol met het veilig verwerken van goederen in coronatijd te delen met andere landen?

In een recente publicatie gaf de Wereldbank een aantal handvatten voor het op gang houden van handelsstromen tussen Afrika en andere continenten. Een van de aanbevelingen was: versterk de Afrikaanse handelsbetrekkingen met andere landen door het sluiten van handelsverdragen. Zoals we bijvoorbeeld met CETA hebben kunnen zien, zorgen handelsverdragen voor een grote exportboost. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor Afrikaanse landen zelf. De VVD hoopt dan ook dat de landen vaart maken met de uitvoering van de African Continental Free Trade Area. Is de Minister bereid om in Europees verband te pleiten voor het verder aanhalen van de handelsbetrekkingen tussen Europa en Afrika, bijvoorbeeld door het sluiten van meer partnerschapsovereenkomsten? En hoe staat het met de ratificaties voor de Afrikaanse vrijhandelszone? Loopt dit proces vertraging op door corona of zien landen het juist als instrument voor herstel? Waar kan de EU meer doen om de eigen kennis en ervaring met vrijhandel in Europa daarbij ter beschikking te stellen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

We horen hier een warm pleidooi van de VVD voor vrijhandel, voor handelsverdragen, voor investeringen, voor zelfredzaamheid, zoals hij dat noemt, maar ik heb een heel simpele vraag terug aan de VVD. Hoe zelfredzaam kun je verwachten dat landen zijn waar de gezondheidszorg in elkaar stort door het grote aantal gevallen waar ze nu mee te maken hebben? Hoe kun je handeldrijven als de werknemers niet naar het werk kunnen komen omdat ze ziek zijn? Hoe kun je verwachten dat landen handel kunnen drijven als de veiligheid niet geborgd kan worden in fabrieken of in andere bedrijven? Hoe kan de heer Van Weverling nu spreken over handel, als de humanitaire nood – ten aanzien waarvan ook het AIV-advies heel duidelijk de vinger op de zere plek legt – niet eerst wordt geadresseerd? Je kan niet het een óf het ander, je kan niet aan cherrypicking doen. De crisis is nú, de wereld staat in brand en de allerarmsten moeten nu geholpen worden. Daar gaat dit debat over, voorzitter. Hoe gaat de heer Van Weverling die crisis adresseren door alleen maar te praten over dat welgemeende eigenbelang?

De heer Weverling (VVD):

Wat volgens ons nodig is, is dat het Afrikaanse continent zelfvoorzienend wordt en dat we daar dus op in gaan zetten. Dat is in zekere zin ook eigenbelang, want daar kan Nederland van profiteren, maar het is juist ook in het belang van de mensen daar en de landen aldaar dat ze minder kwetsbaar zijn of worden, laat ik het zo formuleren, voor alle zaken die nu op hen afkomen. Dat is wat ons betreft de inzet en ik was nog zeker niet klaar met dat warme betoog.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik vind dit toch wel een zeer onrealistisch verhaal wat ik hier nu hoor van de VVD, want we weten – van de VN, van het Wereldvoedselprogramma, van de Wereldgezondheidsorganisatie, van het Internationale Rode Kruis waar wij onlangs nog zelf mee gesproken hebben – dat de noden, the basic needs, de allereerste basisbehoeften op dit moment precair zijn. Op dit moment dreigt zo'n grote hongersnood, nog boven op de coronapandemie, dat er helemaal geen sprake is van economisch herstel, dat er helemaal geen sprake is van handeldrijven. Nee, voorzitter, op dit moment staan mensen in de kou en laten we ze stikken; vrij letterlijk als het gaat om de aanpak van de covidcrisis. Mijn vraag aan de VVD is nogmaals: wat gaat de VVD doen aan de noden van de meest kwetsbare mensen waar de AIV en tal van andere, niet de minste diensten de noodklok over hebben geluid? Er is minstens een miljard nodig om die noden te ledigen en het gaat niet alleen maar over het bedrijfsleven. Daar kan je niet eens over nadenken als het leven van mensen wordt bedreigd. Daar hoor ik de VVD niet over en ik hoor graag een toelichting hierop.

De heer Weverling (VVD):

Waar het om gaat, is dat er al 100 miljoen is vrijgespeeld. Daarnaast geeft de EU heel veel miljarden richting Afrika. Ons miljard gaat daarin niet het verschil maken. Waar ik op probeer te wijzen, is dat wij juist structureel Afrika moeten helpen met het zelfvoorzienend worden en maken. Wij hebben daar heel veel kennis en kunde voor in huis en daar kan Afrika van profiteren. Ik ben van mening dat hongersnood groter is dan wat er nu aan covid plaatsvindt.

De voorzitter:

De heer Weverling gaat voort met zijn betoog.

De heer Weverling (VVD):

Wij produceren en exporteren en innoveren. Dat is de kern op korte termijn, maar dat kan alleen als de basisbehoeften op langere termijn op orde zijn en ook op orde blijven, zodat Afrikaanse landen in crisistijd minder afhankelijk en minder kwetsbaar zijn. Zelfvoorzienendheid is ook daarbij cruciaal. De meest basale basisbehoeften daarbij zijn water en voedsel. Water en landbouw zijn ook precies de punten waarin Nederland een enorme expertise heeft. Het zou dan ook oneindig zonde zijn als we die niet voldoende delen. Want zoals Afrika zich met Afrikaans kennis en kunde omhoog moet werken, kunnen wij Afrikaanse landen langs onze eigen waardeketens omhoog helpen. De Afrikaanse landbouwsector schreeuwt om modernisering. Meer efficiëntie betekent meer productie, en meer productie betekent zelfvoorzienendheid. Kennisoverdracht van Nederlandse organisaties en bedrijven kan daarbij enorm helpen. Succesvolle publiek-private samenwerkingsverbanden zoals SeedNL kunnen daarbij als blauwdruk dienen. Waar SeedNL de zaaizaadketen versterkt, kunnen andere programma's andere landbouwketens verbeteren. Hierbij valt te denken aan kassenbouw, irrigatie of fertilisatie.

Deelt de Minister dat hier een unieke kans voor Nederland ligt om aan de voedselzekerheid van Afrikaanse landen bij te dragen? Welke lessen kunnen er uit de lopende programma's getrokken worden? Voor welke landbouwsectoren kunnen volgende stappen gezet worden?

Naast landbouw is ook watermanagement een belangrijke strategische waardeketen voor Nederland. Ook dat kan ingezet worden om Afrikaanse landen zelfvoorzienend te maken. Als schoon drinkwater, bescherming tegen overstromingen en irrigatie geen zorgen meer zijn, is er ruimte voor ontwikkeling op individueel niveau, maar ook op het niveau van landen zelf. Kan de Minister zeggen hoe de Nederlandse projecten op basis van waterbeheer kunnen inspelen op de coronacrisis, en ziet zij mogelijkheden om de overdracht van kennis over waterbeheer te intensiveren?

Met een focus op zelfvoorzienendheid kunnen we ontwikkelingslanden ver laten komen, maar Nederland staat hierin uiteraard niet alleen. Ook in samenwerking met internationale partners kunnen we daaraan werken. De Europese Unie is inmiddels in actie gekomen, er is in korte tijd 15,6 miljard euro beschikbaar gesteld voor de wereldwijde aanpak van COVID-19 voor noodhulp, gezondheidszorg en economische ontwikkeling. Hier draagt Nederland indirect natuurlijk ook flink aan bij. Wat opvalt, is dat bij de verdeling van deze fondsen niet wordt gekeken naar de ernst van de coronamaatregelen per land, maar oude verdeelsleutels leidend zijn. Dat leidt tot hele rare keuzes. Zo wil de Commissie een miljoen uittrekken voor de bestrijding van de coronacrisis op het kleine Britse eiland Pitcairn in de Stille Oceaan. Op Pitcairn wonen maar 50 mensen en volgens de laatste cijfers heeft het geen corona. Daar gaat dan wel een miljoen naartoe. Is de Minister het met de VVD eens dat de Europese Commissie dit gekke ambtelijke stramien moet loslaten bij de verdeling van het geld en meer moet kijken naar de noodzaak? Hoe kan de Minister de focus op zelfvoorzienendheid ook in Europa tot speerpunt van inzet maken?

De Commissie heeft nog meer plannen en stelt voor om 16 miljard extra te besteden aan het bestrijden van de coronagevolgen bij de volgende begroting.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Zelfvoorzienendheid. Het is een belangrijk speerpunt voor de VVD, maar ook voor deze Minister, om te kijken of je mensen een hengel kan geven in plaats van een vis. Ik ben het daar helemaal mee eens. De heer Van Weverling heeft het over voedselzekerheid, schoon drinkwater et cetera et cetera. Dat zijn hele mooie, nobele doelen. Alleen, hoe gaat de VVD dat betalen als we dit willen stimuleren, zelfs met ons eigen bedrijfsleven waar we ook jaarlijks een paar honderd miljoen instoppen, als straks de bni-koppeling ervoor zorgt dat er een verlaging van misschien wel 1,3 miljard gaat komen? Ziet de VVD ook het gevaar dat je deze doelstellingen, die de heer Van Weverling zo mooi heeft opgesomd, niet gaat halen als je 1,3 miljard eraf gaat halen?

De heer Weverling (VVD):

Ik ben in ieder geval blij dat de ChristenUnie onze visie van zelfvoorzienendheid omarmt. We moeten publiek-private samenwerking stimuleren, daar gaat het om. Feitelijk is het een Afrikastrategie die ik ook hier vandaag neerleg en daarin is veel te bereiken. Hulp en handel moeten hand in hand gaan en dat gebeurt naar mijn idee te weinig. Dus, als we daarin al efficiency betrachten, kunnen we een heel eind komen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Laten we dat nou net doen als Nederland. Ons ministerie heeft een Invest-NL opgericht en dat wordt straks operationeel. We hebben FMO, waarin we geld hebben gestopt en waarin het bedrijfsleven hele zachte leningen kan organiseren, juist om de dingen die de heer Van Weverling wil en belangrijk vindt, te financieren. Mijn vraag was heel simpel: is hij ervoor om het budget in ieder geval op de hoogte te houden zoals we die nu kennen? Want anders komt er niets van de mooie plannetjes van de heer Van Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Voorzitter, even voor de helderheid. U zegt mijn naam goed: Weverling. Ik hoor de heer Voordewind «Van Weverling» zeggen en ook nog een keer met een k. Ook mevrouw Van den Hul had het over «Van Weverling». Het is «Weverling». Dit even voor de statistieken.

Dan ga ik nu antwoorden. Wij vinden dat het regeerakkoord leidend is. Wij zijn niet overtuigd van extra geld voor ontwikkelingssamenwerking. Hiervoor is in de zomer weer een afwegingsmoment. Dus lijkt het mij niet verstandig om hierover vandaag in debat te gaan.

De voorzitter:

Dan is er voor u nu een vraag van de heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Ik was positief gestemd toen de heer Weverling zijn verhaal begon over overstijgend perspectief. Dat klinkt mij als muziek in de oren. Vervolgens wees mijn collega Voordewind de heer Weverling erop dat wij een hulp-en-handelagenda hebben. Nu heeft de heer Weverling een heel mooi betoog gehouden over handel, maar hij noemde ook een aantal dingen zoals «zelfvoorzienend mensen in Afrika minder kwetsbaar maken» en daarmee komen we dan toch echt aan de hulpkant. Ziet de heer Weverling het overstijgende perspectief ook aan de hulpkant of alleen maar aan de handelskant?

De heer Weverling (VVD):

Waar het ons om gaat, is dat we het perspectief voor Afrika moeten schetsen en dat wij als Nederland een belangrijke rol kunnen vervullen in het zelfvoorzienend maken van die landen. Zij kunnen daarin met Nederland zakendoen. Wij hebben daarin veel kennis en kunde. Uiteindelijk moeten hulp en handel hand in hand kunnen gaan.

De heer Bouali (D66):

We hebben gezien dat deze Minister heel voortvarend een paar maanden geleden het Nederlandse bedrijfsleven heeft geholpen via de ekv. Dat is ook in het nieuws geweest. Dat is die handelskant. Dus, wij kunnen ook op uw steun rekenen als de Minister met goede plannen aan de hulpkant komt?

De heer Weverling (VVD):

Voor ons is het uitgangspunt dat we niet overtuigd zijn van extra geld dat naar ontwikkelingssamenwerking gaat. We kennen allemaal het regeerakkoord en daarin zijn heldere afspraken gemaakt. In de zomer komt er weer een afwegingsmoment en hulp en handel zijn voor ons belangrijke zaken. Wij vinden daadwerkelijk dat wij Afrika veel te bieden hebben. Laten zij profiteren van onze kennis en kunde en laat Nederland proactief met hen om de tafel gaan zitten en tonen wat wij te bieden hebben.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ben wel benieuwd hoe de heer Weverling aankijkt tegen de uitspraak van zijn politiek leider Mark Rutte, die een oproep deed in de Financial Times om Afrika te helpen. Kan de heer Weverling aangeven hoe hij hiertegen aankijkt? En ziet de heer Weverling ook, net als het CDA, dat we nu te maken hebben met hongersnood, sterfte en daarbij straks een toestroom van vluchtelingen en dat we dus wel iets moeten doen op OS-gebied?

De heer Weverling (VVD):

Natuurlijk moeten we het zoeken in internationale samenwerking en het bieden van economisch perspectief. Dat is waar alles om draait en dat is ook wat in de brief waar mevrouw Kuik aan refereert, wordt gezegd. Mevrouw Kuik vraagt of we niet iets moeten doen aan hongersnood. Volgens mij heb ik daar nu juist een heel betoog over gehouden. Wij kunnen daar heel veel in betekenen. En dan snijdt misschien het mes aan twee kanten, maar dan wordt men er ook wijzer van.

Mevrouw Kuik (CDA):

Misschien kan de heer Weverling nog even ingaan op het mooie punt dat zijn politiek leider Mark Rutte maakte in die oproep in de Financial Times om Afrika te helpen. Ik neem aan dat daar ook een bedrag aan gekoppeld is, steun aan gekoppeld is. Ziet de heer Weverling dat ook?

De heer Weverling (VVD):

Volgens mij ga ik continu in op wat daar gezegd is. We moeten het hebben van internationale samenwerking. We moeten het hebben van economisch perspectief bieden, van ontwikkeling bieden. Wij hebben dat te bieden. Wij kunnen Afrika zelfvoorzienend maken. Volgens mij doe ik niet anders dan juist in de lijn van dat betoog ons betoog opbouwen.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul, daarna de heer Van den Nieuwenhuijzen en daarna nog de heer Voordewind. Mevrouw Van den Hul, ga uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de heer Weverling, zonder «van» – excuses daarvoor. We horen hem heel duidelijk zeggen: Nederland mag wel verdienen aan Afrika, maar het mag vooral niks kosten. Dat is hoe ik zijn woorden samenvat. Nou, Nederland verdient ook heel erg veel aan de handel met Afrika. Het punt waar ik op wil doorgaan, is het punt van de verantwoordelijkheid van bedrijven, want daar heb ik de heer Weverling nog niet over gehoord. VNO-NCW, doorgaans een bron die door de VVD serieus genomen wordt, heeft juist bepleit dat bedrijven imvo-richtlijnen, richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, hoog in het vaandel zetten. We zien ook dat dat nog lang niet altijd gebeurt, ook in deze crisis weer. Ik gaf een aantal voorbeelden van bedrijven die orders cancelen, waardoor werknemers in de kou blijven staan, van vakbondsrechten die worden geschonden, waar ook Nederlandse bedrijven een rol bij te spelen hebben. Ik hoor heel graag of de VVD van mening is dat het imvo juist nu nageleefd moet worden.

De heer Weverling (VVD):

Kijk, laten we heel helder zijn. Volgens mij heb ik betoogd dat wij de wereld veel te bieden hebben en dat onze bedrijven daarvan kunnen profiteren. Maar het gaat nu over ontwikkelingssamenwerking. Een land moet wat mij betreft democratisch op orde zijn en moet ook perspectief hebben. Dan is er een basis om door te ontwikkelen. Wij kunnen een grote steen bijdragen aan die zelfvoorzienendheid. We hebben heel veel kennis en kunde. Volgens mij moet het hier dus niet alleen gaan over een miljard erbij ja of nee. Wij hebben kennis en kunde te bieden. En laten we niet vergeten dat wij als zeventiende economie van de wereld zevende donor zijn. Wij doen het al bovenmatig goed. We zijn genereus. Wat dat betreft, heeft de wereld volgens mij niet te klagen met Nederland.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb de heer Weverling in zijn antwoord niet horen ingaan op mijn vraag, namelijk: wat moet er volgens de VVD gebeuren om te zorgen dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen? We weten namelijk dat maar 30% van alle Nederlandse multinationals de OESO-richtlijnen daadwerkelijk handen en voeten geeft. We weten dat voor heel veel bedrijven imvo eigenlijk niet meer is dan een bladzijde op hun website om te laten zien hoe goed ze bezig zijn met projectjes. Maar we zien tegelijkertijd dat een heleboel bedrijven eigenlijk schade berokkenen aan bijvoorbeeld mensenrechten, dat zij vakbonden niet uitnodigen en daarmee helpen om ze buitenspel te zetten, dat ze mensenrechtenorganisaties niet aan het woord laten, terwijl dat wel degelijk allemaal onderdeel is van de imvo-strategie. Mijn vraag is dus: hoe denkt de VVD bedrijven die zich niet houden aan de internationale afspraken, daaraan te houden, om te voorkomen dat zij de situatie in de allerarmste en de meest kwetsbare landen verslechteren in plaats van verbeteren?

De heer Weverling (VVD):

Als wij onze kennis en kunde beschikbaar stellen, is het, denk ik, van belang dat we daarbij altijd uitgaan van de SDG's. Die hebben we niet voor niks. Maatschappelijk verantwoord ondernemen zit heel veel bedrijven echt wel in het DNA. Ik heb al eerder hulp bij watervoorziening, zaadveredeling en zelfvoorzienend maken genoemd. Dat is al maatschappelijk verantwoord. Volgens mij vinden we elkaar daar juist in.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel, meneer Weverling, voor dit mooie toekomstperspectief op Afrika. Maar vandaag staat het huis in brand. Als het huis in brand staat, ga je normaal gesproken eerst blussen voordat je mensen gaat opleiden om er in de toekomst voor te zorgen dat in het huis brandwerende maatregelen kunnen worden getroffen. Wat stelt u voor om nu te gaan doen om de brand in dat huis te blussen? De AIV heeft daarover een duidelijk advies neergelegd. Minister-President Rutte heeft daarover een duidelijke brief in de Financial Times gepubliceerd. Wat is het standpunt van de VVD? Hoe gaan wij vandaag de brand in dat huis blussen, voordat we gaan opleiden, ervoor gaan zorgen dat mensen een brandwerend huis hebben en dat zij een toekomst kunnen opbouwen?

De heer Weverling (VVD):

Volgens mij is het van belang dat we geen pleisters plakken, maar gewoon een structureel toekomstperspectief schetsen. Daar hadden we met elkaar misschien al veel eerder mee moeten beginnen. Uiteindelijk kunnen wij een steen bijdragen aan die zelfvoorzienendheid. Dat is de visie die ik daarbij uitrol.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Hoe schril is dan het contrast met hoe wij ons in Nederland verhouden tot onze inwoners, waarbij wij nu ook pleisters plakken om ervoor te zorgen dat de ergste pijn niet keihard neerkomt bij de armsten, de zwaksten en ook bij de grote multinationals, om daarna een structureel probleem te gaan oplossen. Ook hier kiezen we nu voor een kortetermijnoplossing. Daarna gaan we verder kijken, naar een ander perspectief. Waarom wilt u dat internationaal gezien niet doen en waarom laat u de armsten en de zwaksten in deze wereldwijde maatschappij eigenlijk in de steek?

De heer Weverling (VVD):

Het gaat vandaag inderdaad niet over Nederland. Volgens mij wordt er terecht voor gekozen om in Nederland de basisinfrastructuur met onze clusters en waardeketens op orde te houden. Dat is het Nederlandse antwoord. Internationaal gezien is het antwoord juist die langeretermijnvisie. Ik wil me echt niet laten aanpraten dat we weinig doen in de wereld. We zijn de zevende donor en de zeventiende economie. We zijn dus al genereus. Volgens mij gaat het miljard uit het AIV-rapport of het briefadvies het verschil daar niet specifiek in maken. Er gebeurt al heel veel vanuit de EU. Er is ook al 100 miljoen vanuit Nederland die kant op gegaan. Ik vind dus dat we daar veel in doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, meneer Weverling. Ik zeg uw naam nu heel goed. U refereerde aan het regeerakkoord. Daar staat inderdaad de bni- of bnp-koppeling in. Maar daar staat niet de 42 miljard in die we in deze extreme omstandigheden gereserveerd hebben voor het bedrijfsleven. Daar wijken we van af. Mijn vraag aan de heer Weverling is als volgt. Ik hoor een heel betoog om maar geen extra geld te investeren, of zelfs niet te bevriezen op dat niveau. Waarom heeft de VVD toen wel voor de motie-Van der Staaij gestemd? Dat was nog maar een paar weken geleden, ergens in maart. Ik noem het dictum maar even: «verzoekt de regering ernaar te streven dat bestaande hulp en ondersteuning aan deze landen ook in de huidige omstandigheden wordt gehandhaafd, en zo mogelijk zelfs wordt uitgebreid, in het bijzonder waar het gaat om de gezondheidszorg en de voedselvoorziening.» De VVD heeft voor die motie gestemd. Hoe kunt u beide standpunten helemaal rijmen?

De heer Weverling (VVD):

Het hoeft niet altijd over extra geld te gaan. De budgettaire kaders zijn helder. Binnen de afspraken kan ook de hulp aan Afrika verbeterd worden. In het dictum dat zojuist door de heer Voordewind is voorgedragen, wordt ook niet over geld gesproken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De motie gaat over het AIV-advies. Dat ging wel degelijk over geld, namelijk 1 miljard extra. Daarin stond een tweede verzoek, namelijk: zorg er nu voor dat je het huidige budget handhaaft voor 2020 en 2021. Nou kan ik me nog voorstellen dat de heer Weverling zegt: dat extra miljard zien we niet zitten. Dat stond in de motie-Baudet. Die heeft u, geloof ik, twee weken geleden gesteund. Deze motie ging uitzonderlijk over in ieder geval niet bezuinigen op de allerarmsten in de wereld. Die heeft de VVD gesteund. Mijn vraag is nog steeds: waarom heeft u daarbij het licht gezien, terwijl nu het licht bij de VVD weer een beetje uitgaat?

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Dank voor de heldere vraag van de heer Voordewind. Wat ons betreft moet het gaan om de internationale samenwerking en het bieden van economisch perspectief. Met de huidige afspraken kunnen we hulp bieden aan Afrika. Dat hoeft zich niet alleen te voelen. Wij zijn al genereus; wij zijn zevende donor. We spenderen al heel veel geld aan Afrika.

De voorzitter:

Dan geef ik dadelijk het woord aan de heer Alkaya voor een interruptie. Daarna wil ik graag verdergaan door de heer Weverling zijn betoog af te laten maken.

De heer Alkaya (SP):

Ik ga er even van uit dat de VVD consequent is en hier een oprecht verhaal houdt over hoe zij tegen ontwikkelingssamenwerking aankijken. Als ze de koppeling met de economie in Nederland belangrijk vinden – waar ik me van alles bij kan voorstellen – dan zullen zij toch met mij moeten constateren dat die koppeling er de afgelopen jaren niet is geweest. De afgelopen jaren hebben we te maken gehad met grote economische groei en ontwikkelingssamenwerking is daarbij achtergebleven. Toen voldeed het ook niet aan de internationale norm van 0,7%. Is het voor de VVD bespreekbaar dat er nu ter compensatie van de jaren waarin het budget achterbleef – niet structureel, maar in ieder geval incidenteel – extra geld wordt uitgetrokken ter bestrijding van het coronavirus? Als je dan de gehele kabinetsperiode bekijkt, kom je ongeveer op die 0,7%, al lijkt zelfs dat mij sterk. Maar misschien komen we dan in de buurt van wat de heer Weverling wil.

De heer Weverling (VVD):

Ik ben blij om te constateren dat veel van de aanwezigen vandaag enthousiast zijn over de visie op zelfvoorzienendheid. Kijk, het regeerakkoord is helder. Ik denk dat de heer Alkaya mijn collega's die vandaag eerder aan het woord waren, ook goed kent. Het bni is de afgelopen jaren gegroeid en daar is dan ook extra geld naartoe gegaan. De economie is nu danig aan het krimpen, dus dat heeft zijn weerslag op het bni. Het is van belang dat we blijven beseffen dat wij het al heel goed doen: we zijn genereus, we zijn zevende donor, we zijn de zeventiende economie. Als wij aan internationale samenwerking blijven doen en blijven werken aan economisch perspectief – de EU speelt daar ook haar rol in en geeft heel veel geld en wijzelf hebben ook al 100 miljoen gegeven – dan denk ik dat we daar al heel veel goede stappen in zetten.

De heer Alkaya (SP):

Tot slot. Hoe de VVD hiertegen aankijkt is helder, maar ik bekijk de hele kabinetsperiode. Als we kijken naar de voorgaande jaren, dan was het ontwikkelingssamenwerkingsbudget qua percentage van de economie 0,5% of 0,6%. We hebben niet op die 0,7% gezeten. Als we dan kijken naar de voorgaande jaren, dan kunnen we die landen compenseren door eenmalig, dus incidenteel, extra te helpen bij de bestrijding van corona. Dan voldoen we ook aan de visie van de heer Weverling. Is dat voor hem bespreekbaar of gaat het hem eigenlijk helemaal niet om die koppeling en wil hij gewoon altijd minder geld naar ontwikkelingssamenwerking? Voor de discussie is het helder als hij dat gewoon uitspreekt.

De heer Weverling (VVD):

Wat voor ons van belang is, is dat hulp en handel hand in hand gaan. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt in het regeerakkoord. Die willen wij dan ook graag in stand houden. Wij zijn er niet van overtuigd dat we extra geld aan ontwikkelingssamenwerking zouden moeten geven. In de zomer komt er weer een afwegingsmoment voor de coalitie. Dit is niet het moment om extra geld aan ontwikkelingssamenwerking uit te geven.

De voorzitter:

Goed. Dan kan de heer Weverling nu verder met zijn betoog. Hij heeft daarvoor nog anderhalve minuut over uit zijn eerste termijn.

De heer Weverling (VVD):

De Europese Commissie heeft nog meer plannen en stelt voor om bij de volgende begroting 16 miljard extra te besteden aan het bestrijden van de coronagevolgen. In eerdere stukken schrijft de Minister dat er ruim 5 miljard aan fondsen van de Europese Investeringsbank beschikbaar komt. Daar kunnen dan bijvoorbeeld wegen, bruggen of havens van gebouwd worden. Bij eerdere leningen van deze bank eindigden deze fondsen soms bij Chinese bouwbedrijven. Zo financierde onze belastingbetaler indirect de Chinese Afrikastrategie, terwijl het voor een zelfvoorzienend Afrika juist nodig is om Afrikaanse landen minder afhankelijk van China te maken. Is de Minister het met de VVD eens dat dit onwenselijk is? Zo ja, wat is haar inzet om dit bij de nieuwe miljardenuitkering te voorkomen?

Ik kom tot een conclusie, voorzitter. De coronacrisis onderstreept hoe belangrijk het is dat Afrikaanse landen zelfvoorzienender worden. Als basisbehoeften, zoals voedsel of water, bestand zijn tegen plotselinge schokken, hebben Afrikaanse landen de handen vrij om zich door te ontwikkelen. Nederland heeft een unieke kans om aan die zelfvoorzienendheid bij te dragen. Die kans moeten we niet laten liggen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Weverling. Er is nog een vraag voor u van de heer Bouali. Gaat uw gang.

De heer Bouali (D66):

Ik houd het heel kort. De heer Weverling noemde een paar keer in zijn betoog dat wij de zevende donor zijn. Dat klopt; we zijn natuurlijk een grote donor. Wil de heer Weverling dat we zevende donor blijven? Hij noemt dat met zo veel bombarie. Dat kan ik me voorstellen, want het is een belangrijke positie. Maar willen we die ook handhaven? Is hij bereid om zich ervoor in te zetten dat we als OS-donor die koppositie houden?

De heer Weverling (VVD):

Ik benoem het niet met bombarie; ik probeer het gewoon feitelijk te benoemen. Als wij van zevende donor tiende donor worden, dan kan ik daar ook prima mee leven.

De voorzitter:

Dat is voldoende duidelijk, lijkt me. We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik wil nu graag schorsen tot 14.45 uur.

De vergadering wordt van 14.31 uur tot 14.46 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik maak melding van het feit dat de heer Alkaya de eerste termijn van de Minister even via het beeldscherm gaat volgen, omdat hij straks naar de plenaire zaal moet voor zijn andere bezigheden.

Het woord is aan de Minister.

Minister Kaag:

Dank u wel, meneer de voorzitter. En een warm welkom aan de heer Van den Nieuwenhuijzen namens GroenLinks. Ik dank de Kamer voor de gestelde vragen en hun eigen inzichten en ideeën over hoe wij als Nederland, met onze partners, wereldwijd op een verstandige en coherente wijze een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de doelen die gesteld zijn voor deze regeerperiode op het gebeid van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Het gaat erom echt voortgang te kunnen boeken, ondanks en misschien ook door de coronacrisis.

Ik neem even een stapje terug. Ik was in maart nog in Indonesië, in de positie als vergezellend, meereizend Minister met het koninklijk paar. Tijdens die handelsmissie spraken we nog over kansen, investeringen en over hoe Indonesië als opkomende grote economie probeert uit de armoede te treden en daarbij zeer zelfredzaam blijkt te zijn. Indonesië heeft nog steeds een groot armoedepercentage. Indonesië is juist ook weer getroffen door de coronacrisis. Het is een groot land in Azië, met een groeiende en bloeiende economie, voor degenen die mee kunnen en mogen doen. Tegelijkertijd deed de coronacrisis opeens alle deuren dicht.

Ik neem dat punt als startpunt van een gesprek waarbij ik opmerk dat eigenlijk drie maanden de wereld niet stil heeft gestaan, maar wel op slot is gegaan. In deze drie maanden is er natuurlijk heel veel gebeurd. Levens van mensen zijn verloren gegaan. De levens van mensen en van de meest kwetsbaren zijn danig bedreigd, niet alleen door de besmetting, maar met name ook door de gevolgen van de coronacrisis.

De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt dat de pandemie nog steeds om zich heen zal grijpen. Op dit moment piekt het virus in Latijns Amerika en komt de echte piek volgens deze VN-organisatie pas op het Afrikaanse continent, in juli of augustus. De laatste cijfers zijn daarin wel veelzeggend. De eerste dagen telden ze op het Afrikaanse continent ongeveer 100.000 besmettingen. De experts legden dat als volgt uit. Een jonge bevolking, nog niet veel inreizenden, ook vanwege de lockdown, en de stringente maatregelen die toch wel direct in veel landen juist op het continent werden getroffen, zouden een beperkende invloed hebben gehad op de mate waarin het virus zich kon verspreiden, ondanks de slechte sanitaire voorzieningen en ondanks de kwetsbaarheden, de ondervoeding van mensen en, en.

Maar nu. De laatste achttien dagen zijn er weer 100.000 doden bij. We zitten nu op 234.000. De piek zal binnenkort in zicht komen. De secundaire gevolgen zijn natuurlijk ook heel meetbaar. De experts berekenen nu dat dit jaar 1,5 miljoen in plaats van de helaas gebruikelijke 0,5 miljoen mensen zullen sterven aan gevolgen van tuberculose, puur omdat er geen toegang meer is tot medische voorzieningen. De gang naar de arts of de verpleegster is niet meer mogelijk en de mogelijkheid de medicijnen te blijven kopen of te cofinancieren is er niet meer. Men schat ook in dat op het Afrikaans continent zich 15 miljoen extra mogelijkerwijs ongewenste zwangerschappen zullen voordoen. Dit zijn twee, drie statistieken die over mensenlevens gaan. Die mensen zijn wellicht ver weg, maar niet uit zicht.

Dan zoek ik meteen even mijn aantekening. Ik ben altijd geïnspireerd door de heer Stoffer. Ik zocht meteen Jacobus 2 op, maar aangezien ik dat uit mijn eigen aantekeningen moet halen, kom ik er zo op terug. Ik was erg geïnspireerd door de verwijzing van de heer Stoffer naar Jacobus 2: 15–16. Het gaat om onze naasten. Naastenliefde is niet iets wat we alleen op zondag, zaterdag of vrijdag belijden. Het is ook iets in de keuzes die we maken. Daar zijn harde regels van het spel voor. Die zijn afgesproken in de financiering, in de koppeling met het bni, maar uiteindelijk willen we kijken naar het wat. Het waarom is ons duidelijk. Het is veelal besproken, ook door de Kamerleden hier. Het gaat om medemenselijkheid, maar ook om een eigenbelang dat uiteindelijk ook weer komt door de globale reikwijdte van het virus, door de verzwakking van anderen, van mensen en landen, waardoor blijkt dat vele landen, ook lage- en middeninkomenslanden niet bestand zijn tegen een pandemie van deze omvang. Dan is het heel makkelijk praten over zelfredzaamheid, maar op dit moment zijn vele landen en mensen in een fase waarin ze niet durven te dromen over het concept «zelfredzaamheid», hoezeer wij dat natuurlijk ook omarmen, ook in de doelstellingen in de agenda van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Die hebben we juist gericht op het creëren van perspectief om zelfredzaamheid te bewerkstelligen en zo niet deze overeind te kunnen houden.

De secundaire effecten van de crisis zijn natuurlijk tragischer. De crisis dreigt een economische vooruitgang in veel landen teniet te doen en ondermijnt sociaal-politieke cohesie en daarmee dus stabiliteit. De waarschuwingen zijn duidelijk, maar ik wil ze toch, ook gelet op de tijd, in memorie brengen. De Wereldbank waarschuwt, zoals mevrouw Kuik van het CDA al heeft benoemd, dat 30 jaar armoedebestrijding teniet wordt gedaan, doordat 50 miljoen mensen extra hun inkomen verliezen en in absolute armoede geraken. De ILO stelt dat 1,6 miljard dagloners in de informele economie hun baan kwijt zijn. Geen dagloon betekent geen eten, geen scholing en absoluut niet dromen over perspectief. Het Wereldvoedselprogramma, u welbekend, ook uit interviews in kranten, gaat ervan uit dat het aantal mensen dat nu van voedsel is afgesloten, is verdubbeld. Een grote hongersnood dreigt, ook in de landen die grenzen aan Europa.

De Wereldgezondheidsorganisatie heb ik net al genoemd. Geen medicijnen, geen vaccinaties. Er is een ongekende teruggang geboekt, juist ook in het polio-inentingsprogramma. We waren juist met polio echt bij die laatste centimeters van een wereldwijde uitbanning van polio. Het kan niet zo zijn dat we dit nu door corona laten stranden. Mensen op het Afrikaans continent zullen wellicht niet sterven aan COVID-19, maar aan de gevolgen van de maatregelen.

De heer Alkaya is er even niet. Er vindt kapitaalvlucht plaats en de export valt terug. De kentering en de mindering in wat al vaak minimale belastinginkomsten zijn en een acuut liquiditeitstekort komen daar nog eens bovenop. Het is echt anders dan in 2009. Nu zijn veel meer landen getroffen dan ooit voorheen. De onhoudbare schuldenlast is niet alleen een economisch gegeven. Het wordt ook een politiek gegeven, waarin alleen maar landen als China nog met alle graagte op zullen springen om dat gat op een makkelijke, ogenschijnlijk onvoorwaardelijke manier te dichten, tot het prijskaartje snel zal volgen. Ik kom daarop terug.

Wat betekent dit voor de EU en dus ook voor Nederland? Zolang het virus rondgaat – dat hebben velen van u al benoemd – zijn wij kwetsbaar, ook persoonlijk, voor het boemerangeffect van nieuwe infecties. Het herstel van de Nederlandse economie is ook afhankelijk van het herstel van de wereldeconomie. Wij zijn inderdaad de zeventiende. We zijn daarin zeer groot en sterk, maar ook onze bedrijven zijn in opkomende markten hard geraakt. Hun partners redden het niet en de waardenketens vallen stil, ondanks alle extra middelen die ik daarvoor beschikbaar heb gesteld samen met mijn collega, de Staatssecretaris van Financiën, door een versoepeling van de exportkredietfinanciering en door andere overbruggende maatregelen. Onze banden met het Afrikaanse continent zijn groot. Wij doen jaarlijks voor 27 miljard euro aan zaken volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Volgens MKB-Nederland zijn wij na Frankrijk de grootste investeerder in het Afrikaanse continent met 63 miljard dollar.

De COVID-19-crisis dreigt ook een veiligheidscrisis te worden. In de Sahel zien we een geweldstoename door de lockdowns, verergerd door voedseltekorten, hoge werkloosheid en weer gebrekkige medische voorzieningen. De Europese asieldienst, de Internationale Organisatie voor Migratie en de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR wijzen ook op de risico's van meer irreguliere of illegale migratie. Landen die vluchtelingen opvangen onder andere in het kader van opvang in de regio, zijn ontzettend kwetsbaar. Ik refereer nu even kort naar bijvoorbeeld landen als Libanon en Jordanië. Libanon maakt de grootste politieke en sociaaleconomische crisis door sinds de burgeroorlog. Het land staat bijna op omvallen. Maar ze verzorgen wel een internationaal-publieke dienst door het enorme aantal vluchtelingen dat ze in feite ook namens ons, namens Europa daar opvangen. Hetzelfde geldt voor Jordanië. Ik was laatst in een conferencecall met de Jordaanse Minister van Planning en Financiën. Zijn oproep aan de internationale gemeenschap was heel duidelijk: laat ons niet vallen. Palestijnse vluchtelingen, Syrische vluchtelingen, de eigen bevolking; ze hebben geen baan meer en hebben geen middelen meer. Ze hebben ook de middelen niet meer om nog opvang in de regio op een minimaal aanvaardbare manier te verzorgen. Dit zijn twee landen niet ver weg. Het zijn ook twee focuslanden, nog zeer recent in de geschiedenis. Ik meen dat ook een aantal van u op werkbezoeken in deze landen niet alleen veel heeft kunnen zien, maar ook met veel mensen heeft kunnen spreken.

Ik kom op de internationale respons en de steunmaatregelen. Ik ben natuurlijk blij dat hier weer wordt bevestigd dat een mondiale aanpak noodzakelijk is. Het is een mondiaal probleem en Nederland wil zich daar niet aan onttrekken. De Europese Unie speelt hier een centrale rol in, niet alleen als ontwikkelingspartner, maar ook als een geopolitieke speler, een gesprekspartner binnen de G20 en een aanjager, nog steeds ondanks alle druk, van multilaterale manieren van werken en oplossingen vinden. De zoektocht naar een vaccin is een heel mooi voorbeeld van wat we allemaal samen kunnen doen als we willen, als we investeren en als we oplossingsgericht zijn. De EU pakt die rol. Het veel gememoreerde artikel dat onze premier heeft meeondertekend met een aantal andere Europese en Afrikaanse leiders, zegt juist: we gaan dit samen doen, niet alleen in eigen land, maar ook internationaal. Daarbij riep de premier natuurlijk op om het ODA-budget te ringfencen, maar ook riep hij op om investeringen te plegen en de gezamenlijkheid op te zoeken waar men in de complementariteit qua kennis, kunde en inzet elkaar kan vinden. Een maand geleden – dat wist u ook nog – heeft onder leiding van president Von der Leyen een succesvolle pledgingconferentie plaatsgevonden om de ontwikkeling van een vaccin te financieren. Ik meldde dit al.

De Europese Commissie en de Investeringsbank maakten al ruim 20 miljard vrij binnen de eigen beschikbare middelen. De Commissie doet nu een voorstel om binnen het steunpakket 15 miljard extra beschikbaar te stellen voor het zogenaamde externe optreden. Het politieke leiderschap, zowel Von der Leyen als Borrell, de Hoge Vertegenwoordiger, hebben heldere uitspraken gedaan om juist het belang van samenwerking en de staande multilaterale orde te benadrukken, weer met specifieke aandacht voor de enorme impact op het Afrikaanse continent. Ik denk dat als we grensoverstijgend en eigen locatie overstijgend willen denken, we alleen maar moeten kijken naar: hoe groot is het probleem, welke oplossing past daarbij en wat kunnen wij leveren? Dat heb ik ook gedaan vanuit de aanpak die Nederland binnen eigen middelen sowieso al volgt. Om geen tijd te doen verliezen, heb ik begin april vanuit mijn eigen begroting direct 100 miljoen euro vrij weten te maken, zodat wij meteen een voortrekkersrol konden spelen binnen EU-verband en internationaal. Wij zijn daar aanjager in geweest.

We hebben dat ook gebruikt om de Europese medelidstaten op te roepen om ook middelen vrij te maken binnen bestaande begrotingen, natuurlijk in afwachting van vaak andere gesprekken om te kijken op welke manier en waar extra middelen gevonden zouden kunnen worden. Wij hebben bijgedragen aan preventie, humanitaire hulp en sociaaleconomische weerbaarheid. Op een heel praktische manier zijn er via UNICEF bijvoorbeeld financieringen opgehaald voor water en sanitatie om de verspreiding van het virus tegen te gaan. We hebben flexibele financiering toegezegd aan veel organisaties om de acute humanitaire nood te lenigen. Ik heb speciale, natuurlijk goed ingekaderde dispensatie gegeven aan veel maatschappelijke organisaties om alle programma's die ze hadden, coronarelevant te maken waar aanpassingen nodig zijn, zodat onze organisaties op het maatschappelijk middenveld dat ook kunnen doen. Dat is natuurlijk ook gerelateerd aan de kwetsbaarheden en de nieuwe noden die zich voordoen.

Op het grotere vlak hebben we steun gegeven aan het IMF, juist voor de schuldverlichting van kwetsbare lage-inkomenslanden om die landen weer in staat te stellen om de eigen rol te pakken, zoals we dat van alle functionerende overheden verwachten. We hebben er in die fase vanwege de snelheid, relevantie en – om het zo maar te noemen – aanwezigheid op het terrein voor gekozen om de bestaande nationale, internationale en multilaterale kanalen te gebruiken. Maar mede op verzoek van uw Kamer heeft het kabinet de Adviesraad Internationale Vraagstukken gevraagd om te adviseren over wat een passende Nederlandse bijdrage aan de mondiale crisisbestrijding kan zijn. Die vraag was er dan ook niet voor niets. Dat bleek duidelijk in het debat met de Kamer. Wij beseffen natuurlijk ook dat alleen maar een herschikking van middelen niet voldoende is, gelet op de schaal en de grootte van het probleem en de langdurigheid van deze problematiek. Dit is niet één aardbeving in land A en land B. Dit is een mondiale shock, waarbij ook wij zijn getroffen. Wij hebben nog de middelen. Het is ook een internationale zoektocht naar wat de passende reactie kan zijn.

We zijn als kabinet het AIV natuurlijk zeer erkentelijk voor het zo snel komen met een scherp advies. Ik hoop dat u begrijpt dat de reactie van het kabinet om een verstandige, weloverwogen afweging vraagt. De staatskas is flink aangetast. Ik weet dat mijn collega, de Minister van Financiën, terecht zei dat het kabinet diepe zakken heeft, maar er is heel veel gevraagd voor de crisisbestrijding in Nederland op het terrein van gezondheidszorg en alle maatregelen die nodig waren om heel veel bedrijven, groot en klein, en sectoren te helpen overbruggen of overeind te houden. Dat heeft heel veel maatwerk vereist, kabinetsbreed. Ik noem de Minister van Economische Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat zijn allemaal diepgaande dilemma's en problemen die heel veel overleg en ook – om het maar zo te noemen – rekenwerk hebben gevergd om de juiste en gepaste maatregelen binnen Nederland goed te kunnen vinden.

Ook in deze context beraadt het kabinet zich op zijn reactie. Ik hoop echt dat wij in staat zijn deze reactie op niet al te lange termijn naar de Kamer te sturen. Want de pandemie heeft de context waarin we opereren en van waaruit we gepland hebben, eigenlijk radicaal veranderd. Maar één ding staat als een paal overeind. Dat zijn de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties en het belang van de klimaatafspraken van Parijs. Die blijven echt het kompas. Dat is ook in deze crisis weer gebleken. Je kunt achterlopen en je kunt terugval meemaken, maar het is heel duidelijk dat je de SDG's, de duurzameontwikkelingsdoelen, moet halen. De vraag is nu hoe we ervoor kunnen zorgen dat die nog gehaald kunnen worden binnen het tijdspad dat is afgesproken.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De Minister stipt hier een belangrijk punt aan, namelijk de 2030-agenda, de agenda van de duurzameontwikkelingsdoelen. Ook het AIV-advies spreekt daarover. De AIV koppelt dit heel expliciet aan de steun aan mensenrechtenorganisaties, maatschappelijke organisaties en sociale ondernemingen. De AIV noemt dat zelfs «randvoorwaardelijk» voor het halen van die doelen. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister dat ziet. Is zij dat met de AIV eens?

Minister Kaag:

Ja. Onze beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de «preventieagenda» zoals ik hem noem, blijft, wat mij betreft, nog steeds relevant, omdat hij op de SDG's is gestoeld. De context kan veranderen, je kunt tien stappen terug moeten doen, maar het pad blijft hetzelfde. Maar de verslechtering die optreedt, maakt wellicht dat we er inderdaad weer anders naar moeten kijken. Dat moeten we samen doen met onze internationale partners. De VN heeft daar nog geen duiding aan gegeven, noch het IMF of de Wereldbank. Op dit moment houden wij ons allen vast aan de Agenda 2030. De doelen en de indicatoren veranderen niet, alleen je startpunt wordt eigenlijk steeds belabberder.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De AIV koppelt het aan de beperkingen van de bewegingsvrijheid, en toch ook wel aan de ruimte die verder krimpt. Ik had het daar ook in mijn spreektekst over. We zien dat sommige autoritaire regimes deze crisis eigenlijk gebruiken als een gouden kans om hun greep op het maatschappelijk middenveld nog verstikkender te maken en de ruimte nog kleiner te maken. Ik deed daarom een voorstel, namelijk om te zorgen dat minimaal een kwart van de noodhulp – waarbij ik er dan maar, wederom als optimist, van uitga dat die er gaat komen – echt wordt bestemd voor lokale organisaties, juist om te zorgen dat de meest kwetsbare en gemarginaliseerde mensen kunnen worden bereikt. Hoe kijkt de Minister naar zo'n pleidooi?

Minister Kaag:

Nou, ik denk dat ik dat publiekelijk ook al elders gezegd, en we lezen en horen dat ook, en we hebben het ook besproken op EU-niveau: COVID-19 is voor veel landen een 9–11; dus wat 9–11 was x jaren geleden. Het wordt misbruikt, een crisis van deze aard, elke keer weer. Het is een mooie aanleiding, ja. Het moet bestreden worden, lockdowns zijn noodzakelijk, maar hé... Een aantal maatschappelijke organisaties, vooral degene waarmee je eigenlijk al wilde afrekenen, worden natuurlijk nog extra beperkt in alles wat er mogelijk is. Ik kom zo op uw specifieke vragen en uw oproep terug, maar ik wil niet van tevoren al zeggen dat 25% specifiek hiervoor bestemd moet worden. We kijken naar kwetsbaarheden, we kijken naar relevantie, en we hebben heel veel andere kanalen, waarin natuurlijk ook Power of Voices, wat enorm belangrijk blijft, zo niet inderdaad nog belangrijker wordt vanwege de toegankelijkheid. En de coronacrisis heeft inderdaad de lokaliseringsagenda versterkt. Zoals u weet, ben ik de opvolger van Kristalina Georgieva als het gaat om de Grand Bargain. En ik voer ook continu gesprekken met alle partners en organisaties, om juist nu op die agenda voortgang te boeken, want dat is de enige manier om mensen te blijven bereiken, zeker als de internationale toegang beperkt of onmogelijk is. Dus misschien wordt het de facto zo. Ik kan niet meteen een toezegging doen, maar ik kom er zo op terug.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Kaag:

Ik ben bijna aan het einde van mijn introductie. We weten inderdaad dat het een kolossale taak wordt om economieën weer op te bouwen, een herstel te bieden en ook de enorme schade aan gemeenschappen en bedrijven te herstellen. En dat is natuurlijk een gezamenlijke opdracht; niet alleen binnen Nederland, op Europees niveau, ook internationaal. En dit is dan ook de kans die we moeten pakken om weer de juiste prioriteiten en criteria te hanteren, om ook inclusief, duurzaam en veerkrachtig economisch herstel te kunnen garanderen. Crisisbeheersing moet dus gekoppeld worden aan het creëren van perspectief. Of, zoals nu overal weer wordt gebezigd: «Building Back Better». Nederland heeft daar inderdaad heel veel te bieden, als overheid, samen met de kennisinstellingen, en niet alleen Wageningen of natuurlijk de Universiteit Delft maar alle, de topsectoren en de Nederlandse private sector. Al vanaf het begin van deze crisis ben ik ook met hen in overleg. En het mooie is, wat ook blijkt uit de vele oproepen vanuit het maatschappelijke middenveld, de kennisinstellingen of inderdaad VNO-NCW, dat die alle een horizon hebben en weten dat we dit samen moet doen, dus het delen van kennis en kunde, en dat er natuurlijk ook voldoende financieringsmiddelen overeind moeten blijven staan om goed beslagen voor de dag te kunnen komen. Dat is de brede weging waarover het kabinet natuurlijk in beraad is.

Uiteindelijk misschien nog een laatste punt. Er wordt soms gesproken over ontwikkelingssamenwerking alsof dat nog een soort instrument uit de zestiger jaren is. Ik wil u wel meegeven dat een land als Nederland, een middelgroot land, een relatief grote donor, juist aan tafel zit en wordt gehoord, omdat het deze softpowermiddelen tot zijn beschikking heeft voor de projecten, voor de programma's, omdat dat op het juiste moment oplossingen kan bieden. En dat is vaak maatwerk. Daardoor zitten we vaak veel meer aan tafel, ook voor de politieke gesprekken die ambassades kunnen voeren op de gevoelige thema's van mensenrechten of de positie van religieuze minderheden, omdat wij op het bredere vlak van defensie tot ontwikkelingssamenwerking, ook léveren. Het brede partnerschap, dat wij, zoals vastgelegd in het regeerakkoord altijd op een integrale manier aanvliegen, is een hele slimme manier om te werken voor een middelgroot tot een beetje kleiner land. Maar het is ook een krachtpatsertje om te laten zien hoe relevant we internationaal kunnen zijn. We doen dat dan ook graag.

Meneer de voorzitter, dan wil ik nu graag door met de vragen. Mevrouw Van den Hul vroeg eigenlijk waarom er nog geen reactie is op het AIV-advies en wat die mooie woorden waard zijn. Ik verwelkom natuurlijk het warme pleidooi over het belang van de inzet en de richting, maar zoals ik net al heb gezegd, is er een grote aanslag gemaakt op het rijksbudget. Ik zal niet zeggen «gepleegd», want we zijn er zelf bij. Daartoe zijn we door de begroting gedwongen, want er zijn grote financieringsvraagstukken. Maar wij hopen echt zo snel mogelijk met een reactie te komen.

U vroeg, mevrouw Van den Hul, inderdaad ook naar de 25%. Kan dat niet naar de lokale organisaties gaan, binnen het budget of mochten er additionale financieringsopties zijn. We doen natuurlijk veel. Vanuit de 100 miljoen die ik al heb vrijgemaakt, zijn er middelen naar de DRA gegaan. Verder gaat van de Country-Based Pooled Funds, die via de VN lopen, 60% naar lokale organisaties. Dat is ook logisch, want zij zijn degenen – u zei dat terecht – die toegang, geloofwaardigheid en de echte kennis hebben van hoe het binnen gemeenschappen leeft. Maar ik kan u wel de toezegging doen dat ik via onze missie zal navragen of er wel echt de nadruk op wordt gelegd dat alleen maar lokale partners worden ingezet. Dat doen we in het kader van: lokaal en als dat niet kan, dan anders. Dat is eigenlijk ook de kracht van hoe de meeste organisaties nu al opereren.

Zoals ik al eerder meldde, hebben we natuurlijk de Power of Voices. De voorbereidingen daarvoor gaan door. Complimenten aan de ambtenaren en de organisaties, want het traject loopt nog steeds op schema, ondanks de vertraging die iedereen natuurlijk in de eigen werk- en leefomgeving heeft ondervonden. Verder hebben we het Accountability Fund en de gedecentraliseerde mensenrechtenfondsen. We blijven er natuurlijk echt op inzetten dat daarbij de juiste organisaties aan zet zijn.

Mevrouw Van den Hul heeft gevraagd hoe gender geborgd wordt in het pakket van 100 miljoen. Het is sowieso een vraag, ook van de heer Stoffer en anderen. Uiteraard moeten we bij alles wat we doen, kijken naar de meest kwetsbaren. Dat is de leidraad voor noodhulp en internationale samenwerking en daar doen we het ook voor. We doen het om die mensen kansen te bieden en om hun bescherming effectief te maken. De secretaris-generaal van de VN heeft terecht gewaarschuwd dat de gendergerelateerde risico's het hoogst zijn voor vrouwen en meisjes. Dat zien we natuurlijk ook bij geweld achter de voordeur in westerse landen of waar dan ook. Het geldt ook voor het risico op huiselijk geweld, omdat nu niemand de deur uit kan. De druk op vrouwen is nog groter, omdat in veel landen de eerstelijnszorgmedewerkers ook vaak vrouwen of meisjes zijn. De vrouwen zijn verder oververtegenwoordigd in de informele economie en zij hebben daardoor hun inkomsten massaal zien opdrogen. De risico's zijn dus alleen maar vermeerderd en inderdaad genderspecifiek.

Wij hebben er inderdaad voor gepleit, zowel bij de VN als de Wereldbank, het IMF en de noodhulporganisaties, om gendergelijkheid echt te borgen in alle plannen voor de respons op COVID-19. Wij hebben er ook voor gepleit bij het mondiale humanitaire actieplan dat daaruit is voortgekomen. Samen met 38 andere Ministers en 59 landen heb ik verder wereldwijd een oproep aan de internationale gemeenschap gesteund, juist om gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te borgen in alles wat elk land zelf doet op COVID-19. U weet inderdaad dat het risico er is dat er juist in dit geval stemmen opgaan om de financiering te gebruiken om de toegang tot seksuele rechten en reproductieve gezondheidszorg te verminderen als het niet aan een aantal andere voorwaarden voldoet. Dus de politieke druk om deze crisis te gebruiken voor andere doeleinden blijft groot. Wij blijven heel erg waakzaam en zijn ook niet bang om ons daartegen te verzetten, conform alle afspraken die we hebben gemaakt met uw Kamer.

Wij hebben zelf een trustfund van de VN gefinancierd. Dat fonds heet Ending violence against women. We kijken verder samen naar het Spotlight Initiative, hier vaak besproken, van de Europese Unie om te zien of we dat ook weer kunnen gebruiken voor relevante COVID-19-activiteiten. Ik hoor uw oproep en ik omarm die ten volle. Die is ook conform beleid.

Verder vroeg mevrouw Van den Hul of ik deel dat de mensenrechten wereldwijd onder druk staan; we hadden er al een beetje over gewisseld. Ja. Ik heb ook gezegd dat we daar in het bijzonder naar zullen blijven kijken. We kijken hier in alle fora naar. Zelf heb ik ook contact met een aantal landen. Ik bel met een aantal landen op ministerieel niveau, maar ik heb ook teleconferenties georganiseerd met onze ambassades en onze ambassadeurs om te weten wat ze doen, wat ze horen, wat ze zien en hoe we dat op regionaal niveau kunnen aanpakken, want vaak is er helaas een overlap. Verder hebben onze ambassades een speciale opdracht om hierover te rapporteren. Op basis daarvan kunnen we eventueel weer gaan schakelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nog even in vervolg op de vraag van mevrouw Van den Hul. Het klopt, we hebben Power of Voices. Dat wordt netjes beoordeeld en afgehandeld, maar dat hadden we natuurlijk al. Ik denk dat mevrouw Van den Hul vooral doelde op de vraag wat er gebeurt met de additionele middelen. In eerste instantie is het 100 miljoen. Mochten er meer middelen bij komen, dan vraagt mevrouw Van den Hul om voor 25% maatschappelijke organisaties te ondersteunen. Nu heeft de Minister 10 miljoen geadresseerd voor DRA, Dutch Relief Alliance. Maar de rest van de gelden ging vooral naar multilaterale organisaties. Daarmee zeg ik niet dat die multilaterale organisatie niet maatschappelijke organisaties financieren, maar we zagen wel 90% van de 100 miljoen wegglijden naar de multi's, waar we altijd minder rapportage van terugzien dan van onze eigen maatschappelijke organisaties. Ik steun het pleidooi richting de Minister dus.

De voorzitter:

Helder. Mevrouw Van den Hul, u wilde nog verder interrumperen? Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ja, op het punt van het imvo. De Minister gaf aan dat ze de mensenrechtensituatie nauwlettend monitort en daarover in nauw contact staat met het Nederlandse postennetwerk. Maar tegelijkertijd zien we dat juist door de coronacrisis – we hadden het er net al even over – bestaande ongelijkheden worden vergroot. Soms houden, zoals ik in mijn bijdrage zei, Nederlandse of Europese bedrijven zich niet altijd aan de afspraken. Ik hoor heel graag nog iets meer van de Minister over haar inzet op dit punt en de rol die specifiek de posten hierbij kunnen spelen.

Minister Kaag:

Ik was ook nog niet klaar met het blokje vragen van mevrouw Van den Hul. Daar kom ik nog op.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

O, sorry.

Minister Kaag:

Nee hoor, het loopt in elkaar over. Daar hoort dan inderdaad de vraag bij welke gevolgen deze crisis voor het Nederlandse imvo-beleid heeft. Het is duidelijk dat de crisis de risico's weer heeft blootgelegd, ook de risico's in de keten voor mens en milieu, en in de waardenketens van bedrijven.

Als het gaat om de textielsector in het bijzonder ben ik actief in gesprek gegaan met brancheorganisaties en vertegenwoordigers. Ik heb een oproep gedaan aan bedrijven om ondanks de financiële nood die ze misschien zelf voelen, orders te plaatsen als ze dat kunnen. Er zijn een aantal grote bij die dat mijns inziens moeten kunnen. Als dat niet kan, vroeg ik ze om de orders aan te houden en op een of andere manier ervoor te zorgen dat de mensen in de fabriek alsnog een loon uitbetaald krijgen. Wij hebben daar nog geen terugkoppeling van, maar ik heb een aantal gesprekken met ze gevoerd, want ik zie dit ook als een nieuwe manier van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is in goede tijden zo, maar ook in slechte tijden. Ik moet zeggen dat daar vanuit het textielconvenant heel positief en constructief op gereageerd is. Wij kunnen dit niet afdwingen zoals u weet, en ik kan niet in de financiële situatie van elk bedrijf kijken. Dat is ook niet aan mij, maar wij hebben daar wel goede gesprekken over gevoerd en we hebben ook weer de verwachting uitgesproken dat dit onder de verantwoordelijkheid valt van de richtlijnen.

Wij hebben ook internationaal opererende bedrijven gevraagd hun toeleveringsketens opnieuw tegen het licht te houden voor wat betreft de risico's en om die opnieuw in kaart te brengen, want er zijn nieuwe kwetsbaarheden, vooral natuurlijk aan de start van de keten – de werknemers, de arbeidsvoorwaarden, de risico's op uitbuiting, kinderarbeid et cetera. Dit gaan we doen met alle ketens. Hier ligt natuurlijk ook een kans. Als we het hebben over building back better, moeten we juist ook die waardenketens meenemen. Dat is ten dele ook een antwoord op alle kritiek op globalisering. Het is een race geweest om de kosten te drukken, maar als we naar kwaliteit kijken, kunnen we heel veel doen aan de waarden in de keten, en dat is de kans.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Afrondend, voorzitter. Goed om te horen dat dit inderdaad ook op het netvlies staat en dat die gesprekken worden gevoerd. De Minister zegt: ik kan dat niet afdwingen. Kan de Minister ons dan wel toezeggen dat zij dit gesprek ook blijft voeren met haar ambtsgenoten die nu in gesprek zijn met verschillende Nederlandse bedrijven, wellicht ook over steun vanuit de overheid om door deze moeilijke periode heen te komen? Blijft zij dit gesprek ook voeren, zeker met de bedrijven die steun ontvangen, zodat dit niet alleen maar een verhaal is dat zich in deze commissie afspeelt, maar dat die SDG-agenda een verhaal is van ons hele land, waar ons hele kabinet op inzet?

Minister Kaag:

Ja, die toezegging doe ik graag. Ik heb dat al gedaan, maar het blijft inderdaad belangrijk dat men weet dat het niet een BuHa-OS-dingetje is. Het is iets centraals en het hoort ook echt wel bij herstel. Het wordt ook zeker door heel veel bedrijven die internationaal opereren niet alleen opgevat, maar ook echt uitgedragen. Het bedrijfsleven loopt wat dat betreft soms meer voorop dan we zelf denken en dat is heel goed te zien en te horen. Maar ik zal dit blijven doen.

Dan ga ik door naar de vragen van de heer Alkaya. Hij stelde een vraag over een specifieke suggestie in het AIV-rapport om te kijken wat ik vond van het idee om bijvoorbeeld transportmogelijkheden onder meer van de krijgsmacht in te zetten voor het vervoer van medische hulpgoederen en voedselhulp. Iemand noemde ook de KLM. Ik meende iemand anders, maar misschien was het de heer Alkaya zelf. Het was de heer Van den Nieuwenhuijzen, hoor ik net. Ik ga niet vooruitlopen op een mogelijke reactie van het kabinet op delen van het advies, want daar zijn we nog mee bezig en het gaat natuurlijk om de weging. We weten wel dat onder uitzonderlijke omstandigheden de krijgsmacht of handelen in NAVO- of in EU-verband heel nuttig kan zijn.

Kijkend naar het kostenplaatje en de efficiëntie is het echter ook zo dat het Wereldvoedselprogramma er binnen het internationaal humanitair systeem een heel logistiek kader voor heeft, met vliegtuigen en alles, om de logistieke kant – en de veiligheidskant, want daar gaat het ook om – van de humanitaire hulpverlening te verzorgen. Dat kader biedt al steun aan veel VN-organisaties en aan ngo's. WFP heeft regionale hubs in alle regio's in alle uithoeken van de wereld. Zij dragen daar al aan bij. Het is een mooie suggestie, maar ik weet niet of die in dit geval het probleem oplost, vanwege de lockdown, vanwege de toegang. Dan moeten we eerst weten of medische hulpgoederen aan de orde zijn of dat landen zelf zeggen: geef ons maar liever steun voor de schuldenproblematiek, want dan regelen wij wel de toegang tot wat we nodig hebben. Men denkt in klassieke kaders vaak aan spullen, maar spullen zijn vaak voor veel landen allang niet meer het antwoord. Ik denk richting de heer Alkaya meer aan het Wereldvoedselprogramma, omdat dat goedkoper en efficiënter is en bij de mensen belandt die dat het hardst nodig hebben. Maar ik loop niet vooruit op de kabinetsreactie. Het kan zijn dat we speciale verzoeken krijgen van landen en dat dit de goede weg is om de eigen infrastructuur te gebruiken. Er zijn altijd opties.

Dan is er nog een vraag van de heer Alkaya over de Nederlandse positie ten aanzien van schuldenkwijtschelding. Dat is wel een hele belangrijke, want we maken ons in deze Kamer al langer zorgen over de kwetsbare schuldenposities van lage-inkomenslanden en opkomende economieën. Al voor de uitbraak kampte de helft van alle lage-inkomenslanden met een onhoudbare schuld of een hoog risico daarop. Het IMF waarschuwde begin dit jaar al dat hoge schuldenniveaus het behalen van de 2030-agenda, de duurzame ontwikkelingsdoelen, steeds meer bedreigen. Dus schuld is wel een heel cruciaal thema.

Sinds de pandemie hebben veel ontwikkelingslanden die schuldenlast nog meer als acute crisis ervaren, want ze hebben acute begrotingstekorten. De G20 en de Club van Parijs hebben een betalingsmoratorium aangekondigd voor schulden van lage-inkomenslanden. Ze hebben ook voorzien in het overbruggen van de acute financieringsbehoefte, en wij hebben dit ondersteund. Maar er is nog geen sprake van een nieuw initiatief om schulden kwijt te schelden. Wij volgen dit. Mochten er additionele schuldeninitiatieven komen, dan vinden wij dat alle crediteuren, dus ook de private partijen en niet alleen overheden of de usual suspects als landen als Nederland daaraan bij moeten dragen. Solidariteit moet dan echt breed ervaren worden. Het gaat om de banken, de grote crediteurs, maar ook is er een rol voor opkomende landen en crediteurs als China en India, Turkije en de Golfstaten. Anders gaan de traditionele donorlanden opdraaien voor het onverantwoord leengedrag van andere landen, en is een echt bestaand risico dat China deze crisis verder benut om de invloedsfeer uit te breiden. Dit zijn de echte cruciale geo-economische en geopolitieke vraagstukken waarmee we ook te maken hebben als we kijken naar schulden. Dit is een categorie «wordt vervolgd», vrees ik.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik hoorde de Minister zeggen dat ze aankijkt welke aanvullende initiatieven er zijn en wat haar inzet daarop zou zijn. Mijn vraag aan de Minister is: is het kabinet bereid om zelf het initiatief te nemen om tot zo'n schuldenaanpak te komen voor deze landen?

Minister Kaag:

Nou, ik moet dat onderzoeken. Ik denk eerlijk gezegd dat hier wel enige bescheidenheid past. We kunnen als Nederland veel initiatieven nemen, maar als je een initiatief neemt, moet je ook bereid zijn om additionele middelen beschikbaar te stellen. Dan zijn we eigenlijk weer terug bij het verhaal van de weging van het AIV-advies. Ik kan u toezeggen dat we altijd graag meedenken en meewerken met anderen, maar een zekere mate van bescheidenheid past hier ook, mijns inziens. Ik ben bereid het te onderzoeken nadat we als kabinet het AIV-advies goed hebben gewogen. Ik kan het antwoord daarin meenemen.

De voorzitter:

De Minister kan haar betoog voortzetten.

Minister Kaag:

Ik kom daarop terug als ik een bredere weging kan geven over de schuldenverstrekking, anders ga ik filosoferen over opties.

Dan was er een vraag van de heer Alkaya over de stand van zaken van de 100 miljoen die we uit de eigen begroting hebben losgemaakt. Ik heb al gezegd dat die direct beschikbaar was via bestaande kanalen. Het bedrag is in de eerste suppletoire begroting verwerkt. Het IMF is al aan het werk om met het kleine element schuldenverlichting dat we beschikbaar hebben gesteld, en UNICEF is heel erg het werk aan het opschalen. Ik heb geen informatie in detail. Misschien krijgen we nog een tweede termijn, maar anders doe ik dat graag schriftelijk met een kleine update over hoe het loopt met de uitvoering van de 100 miljoen euro. Dat doe ik graag in een kort schriftelijk vervolg via een brief als toezegging.

Dan zei de heer Alkaya terecht dat niet alle inzet gericht moet zijn op zorg, maar ook op voedsel. Daar ben ik het helemaal mee eens. U weet dat de 100 miljoen euro die ik beschikbaar heb gesteld, ging naar preventie en naar humanitair en sociaaleconomisch herstel. Die delen vindt u ook terug in alles waar de Wereldbank over schijft, het IMF, of waar de Europese Unie aan denkt, en natuurlijk ook in het AIV-advies. Dit zijn de brede pijlers van goed beleid. We weten dat dat nodig en verstandig is. Voedsel is een heel kritiek punt, niet alleen omdat er een grote hongersnood dreigt in sommige landen. En ook al is voedsel beschikbaar, veel mensen zijn hongerig omdat ze het voedsel dat op de markt is, niet kunnen betalen. Dan denk je aan de dagloners en alle mensen die hun toch al schamele loontje zijn kwijtgeraakt. Daarom kijken we niet alleen naar het versterken van landbouw, maar ook naar het versterken van de sociaaleconomische rug van veel gemeenschappen.

Daarvoor kan je kijken naar financiële inclusie, zoals ook door Hare Majesteit Koningin Maxima wordt uitgedragen. Wij steunen al veel programma's die daar slim in zijn en niet veel kosten. Dat is daar een onderdeel van, maar voedsel is zeker heel belangrijk. Het gaat niet alleen om de beschikbaarheid van voedsel, maar ook om de betaalbaarheid van voedsel en om de voedingswaarde van voedsel, waaraan Nederland inderdaad via Wageningen en andere universiteiten en kennisinstellingen een hele goede bijdrage levert. Verder doen wij, ook in antwoord op de heer Weverling, heel veel, alles wat we financieren via landbouw. Altijd met een soort «101» van Ontwikkelingssamenwerking: de zelfredzaamheid van de mens. Daarom investeren we in onderwijs, deelgezondheidszorg en het creëren van banen. Alles met het doel van zelfredzaamheid van de mens voor ogen, want niemand wil afhankelijk zijn van een klein beetje steun van een ander. Niemand wil dat, niet in eigen land en ook niet elders.

Dan ga ik door met de vragen van de heer Van den Nieuwenhuijzen. Welke druk op private crediteuren is er als het gaat om het thema schuldverlichting? Onze premier heeft opgeroepen tot een moratorium van de publieke schulden van het Afrikaans continent, maar wij vinden ook dat private geldverstrekkers, de grote crediteuren van de private sector, daar een rol in hebben. Zelf heb ik de mkb'ers die investeringen of financieringstrajecten hebben lopen in het Afrikaanse continent of elders, uitstel van betaling gegeven. In samenwerking met overheden elders proberen wij ervoor te zorgen dat private crediteuren ook hun morele verantwoordelijkheid oppakken. Het is ook een verstandige manier van zakendoen, want als de operatie is geslaagd, maar de patiënt is overleden, heeft niemand daar wat aan. Ik denk dat veel grote banken en bedrijven dit ook zo zien. In de private fondsen waarop ik toekijk zie ik erop toe dat er zo veel mogelijk respijt wordt gegeven en coulance wordt verleend. Dus de middelen die ik heb en waarover ik controle heb, worden ingezet en nagestreefd.

De heren Alkaya en Van den Nieuwenhuijzen vroegen naar de mogelijkheden voor extra geld. Dat is een beetje een avant reactie op basis van de AIV. De AIV volgt de pijlers zoals ze ook internationaal zijn uitgezet: preventie, handen wassen, beschikbaarheid van water en zeep. Ik heb zelf grote programma's opgezet en geleid bij UNICEF, in het veld, en ik kan u zeggen hoe ver het effect van een stukje zeep kan gaan. Dat doet meer aan de bestrijding van infectie en overdraagbare ziektes dan wat dan ook, maar je moet wel water hebben. De kosten van drinkbaar water zijn enorm hoog. Dat is een thema waar ook de heer Stoffer vaak naar vraagt. Wij kijken via organisaties wat wij daar kunnen doen, wat praktisch is en wat een infrastructuur kan achterlaten die sowieso goed is. Als je kijkt naar cholera en tyfus: alles heeft te maken met water, persoonlijke hygiëne en in staat gesteld worden om dat na te leven.

Medische hulp en voedselhulp blijven ook belangrijk. Ik heb gekeken naar sociaaleconomisch herstel en natuurlijk naar het thema opvang in de regio. Ik heb het al eerder genoemd. Als landen als Libanon en Jordanië omvallen, krijgt ons hele thema opvang in de regio, zoals dat is opgenomen in het regeerakkoord, een heel andere betekenis. De regio dreigt op dusdanige manier te verzwakken dat andere mensen misschien ook hun heil elders gaan zoeken.

Dan is er nog een vraag van de heer Van den Nieuwenhuijzen en de heer Alkaya, van GroenLinks en SP. Zij vroegen mij om een toezegging om niet te korten op ODA, de officiële ontwikkelingsbegroting. Er zijn afspraken in het regeerakkoord en daar is naar verwezen. Wij kijken nog steeds naar de rijksbrede prioriteiten en de budgettaire kaders die nu opdoemen. We blijven oog houden voor de humanitaire situatie, maar ik kan niet vooruitlopen op wat de formele kabinetsreactie is op het AIV-advies.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Bij mijn weten is het staatsrechtelijk zo dat, als een van de leden van het kabinet spreekt, hij dat doet namens het hele kabinet. De heer Rutte heeft al gesproken over het niet korten op ontwikkelingsgelden in zijn brief in de Financial Times en de heer Hoekstra heeft het gehad over het niet bezuinigen tijdens deze crisis, op geen enkel ministerie. Hoe verhoudt zich dat tot de terughoudendheid die ik bij u proef bij deze toezegging? Eigenlijk heeft het kabinet die toch al twee keer gedaan?

De voorzitter:

U bedoelt de Minister.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ja, de Minister.

Minister Kaag:

Ik denk dat het goed en correct is dat ik met de kabinetsreactie op het AIV-advies kom. De premier heeft inderdaad geschreven over ringfencing van ODA. Volgens mij is dit niet het moment om op de definitie door te gaan. Ringfencing betekent inderdaad «beschermen» of «afschermen van». Ik kan me voorstellen dat iemand die beschermen beschouwt, zegt: dat is de koppeling in het regeerakkoord. Er zijn vele manieren voor. Dit is niet het moment. Ik wil graag hierop terugkomen. Minister Hoekstra heeft inderdaad gesproken over de brede zakken en over niet bezuinigen, in het kader van een gesprek over veel uitgaven die in Nederland plaatsvinden. Maar we hebben het AIV-advies. Daar is om gevraagd en een zorgvuldige weging is noodzakelijk in het kader van de rijksbrede prioriteiten en de kaders die we hebben. Daarbij is de koppeling in het regeerakkoord een duidelijke. Veel landen om ons heen zijn ook aan het kijken welke middelen nodig zijn en welke niet. Sommige landen hebben bijvoorbeeld geen bni-koppeling en hebben absolute bedragen, maar kijken naar extra. Andere landen hebben wel een bni-koppeling, passen dat misschien een beetje toe, maar doen ook extra of doen minder. Wij kijken eerst naar onze eigen afweging. Ik kan niet met u in debat over de grondwettelijke aard, maar ik spreek hier wel namens het kabinet. We hebben nog geen eindstandpunt met elkaar afgesproken. We zijn nog in overleg, maar ik ben me bewust van het feit dat er al vijf weken zijn verstreken en dat er een termijn is voor de beantwoording die wij u verschuldigd zijn. Dat is ook belangrijk. Wij zijn er echt mee bezig.

De voorzitter:

Dan kan de Minister verder met haar betoog.

Minister Kaag:

Dan was er een opmerking van de heer Van den Nieuwenhuijzen en de heer Alkaya, namelijk dat water, sanitatie en hygiëne – of WASH in de internationale watergemeenschap – essentieel zijn in het tegengaan van de verspreiding van COVID-19. Wat doen we eraan? We hebben UNICEF gefinancierd met 7,5 miljoen. Zij doen dat via lokale partners. Van de 90 miljoen die we sowieso hebben lopen aan WASH-activiteiten dragen we ook echt direct bij aan de COVID-19 respons. We bereikten in 2019, maar dat was natuurlijk voor corona, al 5,3 miljoen mensen met sanitatie en 2,9 miljoen met toegang tot schoon en drinkbaar water. Nederlandse en lokale waterbedrijven hebben bijvoorbeeld extra handwasfaciliteiten in sloppenwijken neergezet, juist daar waar het besmettingsgevaar heel groot is. In deze samenwerking willen we natuurlijk ook kijken waar er modellen zijn en of er nieuwe ervaringen en heel praktische voorbeelden uit de praktijk gegroeid zijn die we meteen kunnen gebruiken als we tot schaalvergroting over kunnen gaan.

Ik heb recent – ik kom alweer met een Engelse uitdrukking, maar zo is het internationaal – SWA, Sanitation and Water for All, global leaders call to action on COVID-19, onderschreven. Hier hebben wij ook weer het belang van WASH internationaal benadrukt. Ook hier liggen weer enorme kansen – ik kijk een beetje naar de heer Weverling – voor Nederlandse bedrijven: kennis en kunde. We zijn de waterkampioen, om het zo maar te noemen, en er is een grote vraag naar. Maar voor niets gaat de zon op, zei mijn moeder altijd.

Nu kom ik op mijn verkorte introductie, die ik dankzij de heer Stoffer weer had opgezocht. U citeerde uit Jakobus 2, vers 15 en 16. Ik wilde eigenlijk openen met te zeggen dat een element dat zeker in mijn eigen motivering leeft, is: heb uw naaste lief als u zelf en dan handelt u juist. Maar het vers weet ik even niet. Dat ben ik u verschuldigd, maar u kunt mij dit absoluut toevoegen.

U vroeg in dit kader niet alleen naar de multinationale organisaties, maar ook naar de maatschappelijke organisaties. Ik kan alleen maar onderschrijven hoe cruciaal die lokale ngo's zijn, of het kerkelijke organisaties zijn of andere geloofsgebonden organisaties. Zij hebben vaak heel goede, zo niet de beste, contacten met de meest kwetsbaren. En zij doen het al, of er nu financiën voor zijn of niet. Dat is natuurlijk ook het mooie. Er zijn sociaalmaatschappelijke netwerken die groeien uit verbanden die mensen met elkaar hebben. Wij willen daar absoluut op inspelen. We willen hun expertise inzetten. Daarom hebben we niet alleen voor de DRA gekozen, zoals gememoreerd door de heer Voordewind, ook vanwege de keuzes en de allianties die zij weer hebben met lokale maatschappelijke organisaties.

Het is dus niet alleen de DRA. Ik kijk dan naar mevrouw Van den Hul. We kijken natuurlijk ook naar het uit te voeren kader Power of Voices, waarin ook andere thema's heel sterk worden belicht en ondersteund. De country-based pools heb ik al gevonden.

Ik hoop dat het niet is omdat ik D66-Minister ben, maar ik ben mij vanuit praktijkervaring al jarenlang bewust van de enorm belangrijke rol die religieuze organisaties hebben. Of men nu zelf gelovig is of niet, zij hebben een enorm belangrijke rol in behaviour change. We weten dat ook als het gaat om besnijdenis van meisjes, of female genital cutting. Dan heb je juist de imams nodig om over te dragen dat dit niet moet, dat het in strijd is met in dit geval het geloof, maar ook dat het een verwerpelijke traditie is die gestopt moet worden. In veel landen werken veel organisaties juist met kerkelijk leiders om ouders en gemeenschappen mee te krijgen. Er zijn tal van voorbeelden van het feit dat dit verstandige keuzes zijn. U zult mij altijd aan uw zijde vinden bij het inzetten van de juiste organisaties om resultaat te bereiken. Het gaat ons namelijk om resultaten.

Dan was er de vraag van de heer Stoffer waarom de Nederlandse bijdrage aan Gavi verlaagd is, en of we niet eigenlijk extra moeten inzetten. Wij verminderen de bijdrage op jaarbasis. Dat gebeurde eigenlijk al voor de coronacrisis. We hebben op verzoek van Gavi een toespitsing gemaakt om hen te steunen op het pad van innovatieve financiering en de samenwerking met het bedrijfsleven. Dat zal de heer Weverling ook prettig vinden om te horen.

De financieringstermijn voor het innovatieve financieringsmechanisme, de International Finance Facility for Immunisation, wordt verlengd van vijf naar tien jaar. De bijdrage daaraan wordt verdrievoudigd. Er vindt dus eigenlijk een verschuiving plaats. We vinden dat een organisatie als Gavi van grote meerwaarde is, ook omdat ze de aangekondigde financiële bijdrage die wij doen op het gebied van innovatieve financiering, kan inzetten om te lenen op de internationale kapitaalmarkt. Die gelden kan ze weer gebruiken om te investeren in gezondheidszorg en vaccinatieprogramma's in ontwikkelingslanden. Wij zetten hier echt in op het betrekken van de private sector bij de matchingfunds die Gavi hanteert.

Het is overigens wel zo dat tijdens de Gavi pledging conference zelfs meer aan Gabi werd geplegd dan door Gavi werd gevraagd. Ook Nederland heeft middels de mp gelukkig weer een mooie plegde kunnen doen. Gabi komt dus geen gelden tekort; verre van. Ze zal ze ook goed inzetten en nodig hebben. Gelukkig heeft onze keuze in samenspraak met Gavi om elders binnen het Gavi-territorium te financieren absoluut geen negatief effect op de rol die Gavi wil spelen.

Dan was er nog een vraag van de heer Stoffer over werkloosheid en economische verslechtering. Wat gaan we doen? We zullen doen wat we kunnen met de beschikbare middelen. We doen dat natuurlijk ook via fondsen en programma's die we al voor deze crisis hadden lopen, zoals het DGGF-massief en de International Finance Corporation. We proberen het werkkapitaal op peil te houden en technische assistentie te geven voor meer weerbaarheid, ook met het oog op vrouwen en meisjes die voor het merendeel direct de dupe zijn van alle ontwikkelingen. Het massief steunt bijvoorbeeld agri-ondernemers in Nigeria en andere sectoren. We roepen ook hier bedrijven op hun verantwoordelijkheid te nemen, in de textielsector en breder in de convenanten.

Zoals u allen weet, is ontwikkelingssamenwerking heel bescheiden en beperkt. Het is heel kostbaar, want het zijn belastinggelden. Daar zijn we zuinig en zorgvuldig mee. In het grote verhaal van economische push en groei van welk land dan ook is dit niet de grote sleutel tot verandering. Het is altijd een samenspel tussen kansen op de financiële markten, grote investeringen en bedrijven. Daarom is nu investeren in het Afrikaanse continent en elders niet alleen belangrijk vanuit stabiliteit en medemenselijkheid, maar ook voor het toekomstige investeringsklimaat, juist voor Nederlandse mkb'ers en grotere bedrijven.

Het was de heer Bouali die mij vroeg naar de KLM. Ik hoop dat ik zijn vraag al heb beantwoord over de rol van de Wereldvoedselorganisatie en de mogelijke logistieke opties. Wij sluiten nooit iets uit, maar er zijn heel veel keuzes. Ik zal daarop terugkomen in de kabinetsweging over de AIV.

Dan wilde de heer Bouali weten hoe wij het beste de kwetsbaren kunnen beschermen en kunnen opkomen voor niet alleen de rechten van vrouwen en meisjes, maar ook die van de lhbti-gemeenschap en anderen, die zich mogelijkerwijs nog kwetsbaarder voelen. We kijken of de organisaties die we steunen, zoals UNFPA, ngo's en de Wereldgezondheidsorganisatie, wel kijken naar de versterking en of ze wel met een scherpe lens kijken naar de meest kwetsbaren. Van de 100 miljoen die is vrijgemaakt, hebben we ook 10 miljoen gegeven aan de GFF en we geven – wat ik eerder al noemde – ook steun aan rechten van vrouwen via het Trust Fund to End Violence. Wij blijven daar dus heel scherp op, want dit zijn data, gegevens, en geen anekdotes. Er is helaas al te veel bekend en bestudeerd en de slechte patronen zetten zich voort.

Wat kunnen we doen ter bescherming van Venezolaanse vluchtelingen? Ik deel de zorg van de heer Bouali, die deze situatie ook consistent opbrengt. De gastlanden doen nog steeds alles om vluchtelingen te integreren in lokale gezondheidssystemen. Onlangs heeft Minister Blok op de donorconferentie die op 26 mei door Spanje was georganiseerd, namens mij een bijdrage van 3 miljoen aan noodhulp toegezegd, naast 2 miljoen via de VN, 1 miljoen via het regioplan en 1 miljoen via de VN in Venezuela. Natuurlijk kijken we ook naar andere pakketten noodhulp die nog spelen.

Dan imvo. Sorry, dat staat er los tussendoor. We hebben dit ook een paar maanden niet gedaan. In mijn niet-bestaande mapje zit nu weer imvo. Ik geloof dat ik de vragen van mevrouw Van den Hul over de ketenverantwoordelijkheid en de convenanten heb beantwoord. Ik denk dat er ook een mooie kans ligt in de afronding van de evaluaties en de voorbereiding van de appreciatie van het kabinet als het gaat om hoe we verder moeten met imvo, ook conform het regeerakkoord, en welke opties, beleidsmix en maatregelen hier eventueel uit kunnen komen. De coronalens is heel goed om ons scherp te houden en om te bepalen hoe we in de toekomst naar imvo willen kijken. Want als we het niet goed krijgen in tijden van een pandemie en als we niet leren van alle lessen die we hier helaas moeten leren en die we moeten meenemen naar een pakket voor de toekomst, dan hebben we er eigenlijk weinig aan. Ik doe dus de toezegging dat dit wordt meegenomen in een extra weging.

Dan kom ik terug op de vraag van de heer Stoffer en mevrouw Kuik: wat doen we om het mkb en microfinancieringsorganisaties te steunen om de tijdelijke problemen ten gevolge van de lockdowns te overbruggen? Ik heb net al het DGGF genoemd, massief, IFC, en we hebben ook nog de SME Finance Facility. We zorgen ervoor dat die toereikend blijven. We proberen te zorgen voor aanhoudende liquiditeit, het werkkapitaal, met name van bestaande mkb-klanten en we verlenen technische assistentie. De FMO heeft deels vanuit overheidsfondsen en deels vanuit de eigen balans ook 3,5 miljoen euro vrijgemaakt ter ondersteuning, met giften aan 45 bestaande klanten, bijvoorbeeld door te helpen bij de digitalisering van bedrijfsmodellen, bij het verkrijgen van essentiële goederen en bij verschillende gemeenschapgebaseerde projecten.

Dan heb ik een vraag van mevrouw Kuik over de Afrikastrategie. Daar wordt inderdaad hard aan gewerkt, samen met VNO-NCW. U krijgt hierover binnenkort een brief. Ik moet wel bekennen dat alles wat men wilde plannen een beetje op z'n kop is gezet door de coronacrisis. Maar ook hier ligt er een verantwoordelijkheid en een kans om te kijken in welke sectoren en ketens men kan en wil investeren, waarbij natuurlijk de lens op vrouwen en meisjes conform het beleid wordt meegenomen. Ik durf echt te zeggen dat, ondanks het feit dat deze pandemie dwingt tot een andere kijk op bestaande aannames, de agenda 2030 leidend blijft en daarmee ook de beleidsvoorstellen die we met elkaar hebben afgesproken vanuit de BuHa-OS-agenda Investeren in Perspectief. Die ging juist over perspectief. De terugval is één ding, maar het perspectief en de richting blijven staan.

Dan heb ik een vraag van mevrouw Kuik over de Europese inzet. Inderdaad, ik deel uw mening dat die cruciaal is. Zij vroeg welke inspanningen we kunnen doen in Europees verband. Gelukkig neemt de EU een steeds sterkere coördinerende rol. In EU-verband heet dit tegenwoordig «Team Europe». Ik hecht persoonlijk niet zozeer aan de titel, ik hecht meer aan delivery. Maar goed, Team Europe betekent ook dat alle EU-landen samen met de Commissie in alle landen waar we werken, steeds meer zoeken naar synergie en afstemming. We kijken in welke sectoren landen werken, zodat je elkaar niet dupliceert of voor de voeten loopt. Dat kunnen de landen zich niet permitteren en dat is ook een slechte inzet van beperkte middelen. Dat werkt, eerlijk gezegd.

We doen het ook samen op politiek niveau: VN, G20 en ook de G7. Wij zitten daar zelf niet bij, dus wij hebben ook baat van de Team Europe-benadering, omdat daar ook namens ons wordt gesproken en dat leidt natuurlijk tot vermeerdering van het stemgeluid. Wij juichen dat dus toe.

De EU heeft al geld beschikbaar gesteld, zoals u weet. Nu willen wij gewoon weten hoe dit zo effectief mogelijk kan blijken. Wij zullen continu bepleiten dat het ook over building back better moet gaan. Als het gaat om de extra EU-middelen, kijken veel van de Oost-Europese landen naar de Westelijke Balkan als onderdeel van de inzet. Met een aantal grotere Europese landen pleiten wij echt voor kwetsbaarheid. Dat moet de richtlijn zijn. Voor veel landen op de Westelijke Balkan zijn er ook andere middelen beschikbaar, die niet beschikbaar zijn als je bijvoorbeeld in Sudan bent.

Dan ben ik bij de heer Voordewind, maar ik weet even niet meer of ik echt een vraag van hem heb gekregen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Die vraag ging over het maatschappelijk middenveld. Bent u bereid om daar specifiek naar te kijken als er additionele middelen komen? Ik had ook een vraag over de rol van religieuze leiders, maar die heeft u inmiddels beantwoord. Die vraag over het maatschappelijk middenveld vind ik nog wel relevant.

Minister Kaag:

Ik wil niet vooruitlopen op de weging die we maken. Het AIV-advies heeft twee pijlers. De ene pijler is om de planning en de middelen te behouden die er zijn. De tweede pijler is additionaliteit. De brede weging is ook inhoudelijk. Inderdaad: relevantie, betrouwbaarheid, toegankelijkheid en effectiviteit. Daarbij zijn lokale organisaties heel belangrijk, zeker in dit kader. Ik geloof dat ik dat al heb benoemd. Ik wil alleen niet vooruitlopen op kanaalkeuzes, want dan hebben we een ander gesprek.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er is een element dat de Minister misschien niet helemaal scherp had. Het AIV noemde ook expliciet maatschappelijke organisaties om via hen in de haarvaten van landen te komen.

Minister Kaag:

Ja. Het AIV-advies is acht pagina's, dus ik heb het inmiddels een paar keer kunnen lezen. Het is helder, dank! Waarvan akte, uiteraard.

Meneer Weverling vroeg: waarom gaat er 1 miljoen naar Pitcairn? Dat is een heel specifieke en interessante vraag. Het was mij niet eerder opgevallen; dank daarvoor. Pitcairn ontvangt geld van de EU omdat het een land en een overzees gebied is van de EU. Daar hoort dat dus bij. Hier behoren ook delen van het Koninkrijk bij, waaronder Aruba, Bonaire et cetera. Steun aan hoge-inkomenslanden moet altijd uit non-ODA komen. Daar wordt geen OS-geld beschikbaar voor gesteld. Deze vraag wilt u wellicht aan mijn collega de heer Blok stellen. Hij heeft een heel klein budget voor non-ODA.

U sprak terecht over handelsverdragen. U noemde bijvoorbeeld de African Continental Free Trade Area. Hoe gaan we pleiten voor nog betere EU-Afrika-handelsbetrekkingen, inclusief het sluiten van mogelijke handelsovereenkomsten? Hoe kijk ik naar die vrijhandelszone? Wij zijn in EU-verband altijd een voorstander van een intensivering van de handelsrelatie met het Afrikaanse continent. Dat past ook heel goed bij de integratie die we voorstaan, vanuit het regeerakkoord, maar eigenlijk al decennia – of een tijdje; het is geen decennia: vanaf Rutte I tot Rutte III – van een geïntegreerd OS- en handelsbeleid. Wij steunen ook de EU-inzet om de Economic Partnership Agreement met Afrikaanse landen te ontwikkelen tot volwaardige handelsakkoorden. De start van het African Continental Free Trade Agreement is uitgesteld tot begin volgend jaar. Dat is alleen maar door de coronacrisis gekomen. Maar we kijken naar alle mogelijkheden. Zoals u weet, willen alle landen uiteindelijk trade, not aid. Rwanda is daar een interessant voorbeeld van, en Ghana ook. De kwestie is: hoe kom je tot een positie dat je echt kunt gaan handelen en niet meer moet onderhandelen over beperkte andere middelen.

Dan was er nog een vraag van de heer Weverling. Ik weet niet of u die aan mij stelde of dat het meer een stelling was waarmee u het debat opende, maar hij staat hier nu als een vraag aan mij. Ben ik het eens met het stramien dat landen de verdeling los moeten laten en meer moeten kijken naar de noodzaak, op weg naar de zelfvoorzienendheid? Ik ben het ermee eens. De herverdelingssleutel, op basis van formules die hier eigenlijk niet relevant zijn, is niet netjes. Ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp en het hele perspectief moeten altijd gebaseerd zijn op kwetsbaarheid en noodzaak, met name in lage-inkomenslanden.

Nou is het wel zo dat heel veel van de armen in de 21ste eeuw in grote steden in de middeninkomenslanden leven. Maar daar kan je op een andere manier mee omgaan. Je kan kijken naar de schuldenproblematiek en of een schuldenlastverlichting of governance daar een rol in kan spelen. Bij veel van de gedecentraliseerde mensenrechtenpotjes, die ten dele uit het budget van mijn collega Blok komen, is het aan de ambassade om te kijken welke groeperingen of welke thema's ze willen ondersteunen. Dat hoort ook bij het brede mensenrechtenbeleid, dat met de commissie Buitenlandse Zaken van de Kamer is afgestemd. Zelfvoorzienendheid ligt helemaal in de lijn van de SDG's. Maar zoals u weet, wil iedereen zelfvoorzienend zijn en is de vraag meer hoe je daar komt. De vraag is dus niet «wat», maar «hoe». SDG's blijven dus de leidraad, ook vanuit de Europese Commissie. Ze zijn ook de kabinetsleidraad. Premier Rutte heeft de SDG's ondertekend tijdens de top in 2015.

Er was ook een vraag met een voorbeeld van de Amsterdamse haven of Schiphol. Kunnen we kennis delen? Kunnen we landen helpen hun infrastructuur, natuurlijk ook hun logistieke infrastructuur, op peil te krijgen, waardoor ze mogelijkerwijs effectiever aan het internationale handelsverkeer mee kunnen doen? We doen dat al. De Rotterdamse haven doet bijvoorbeeld webinars over Smart Ports voor ondernemers uit Latijns-Amerika. We hebben al veel missies vanuit Schiphol en de haven Rotterdam. Burgemeester Aboutaleb gaat overigens, samen met mijn collega van IenW, al naar heel veel landen, juist om dit op poten te helpen zetten. Daar zitten altijd ook contracten aan vast voor Nederlandse ondernemers. Maar we doen niet aan gebonden hulp. Dat is misschien de richting die u op wilt, maar dat is het niet. Nederlandse kennis en kunde verkopen zichzelf. Wij geven daar exportkredietfinanciering voor. We hebben daar andere middelen voor. Nederland staat wat dat betreft bovenaan de lijst, dus de meeste landen kiezen hier ook voor.

De heer Weverling vroeg ook hoe Nederlandse projecten van waterbeheer kunnen inspelen op de crisis en mogelijkheden kunnen creëren om nog verder te intensiveren. Er is inderdaad sprake van toenemende waterschaarste en -vervuiling. Er is dus grote behoefte aan advisering en er is dus capaciteitsopbouw in OS-landen. Wij deden dit al. Dat wordt ingezet van Mali tot Bangladesh, juist ook vanuit de OS-begroting. Dit is dus allemaal niet nieuw. Ik hoor uit uw vragen eigenlijk een ondersteuning van staand beleid en daarmee ook de financiering van staand beleid. We hebben waterprogramma's die lopen. Er zijn continu verzoeken tot intensivering en overdracht van kennis, dus wat u suggereert, observeert en vraagt, wordt gedaan. Ik ben heel dankbaar voor uw steun om dit nog te gaan intensiveren.

Ik meen dat ik aan het einde ben van de beantwoording van de vragen in de eerste termijn.

De voorzitter:

Ik zie geen bezwaar tegen de conclusie die u trekt, dus we kunnen dadelijk schorsen. Voor ik ga schorsen, houd ik de leden even voor hoeveel minuten spreektijd ze nog overhebben voor de tweede termijn. Dat is drie minuten voor mevrouw Van den Hul, de heer Van den Nieuwenhuijzen, de heer Alkaya en de heer Bouali. Dat is tweeënhalve minuut voor de heer Stoffer en de heer Voordewind. Dat is vier minuten voor mevrouw Kuik en vierenhalve minuut voor de heer Weverling. U weet dat u binnen die tweede termijn ook uw moties kunt indienen, maar dat moet wel binnen uw spreektijd gebeuren. Dan schors ik nu de vergadering voor vijf minuten, want daar was om gevraagd door enkele leden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We krijgen nu de tweede termijn van de kant van de Kamer en het woord is aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid. Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Spanning en sensatie! Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording in dit toch wel wat merkwaardige debat. Want volgens mij zijn we het hier, hoe je er ook in staat, met elkaar eens dat het beter was geweest als hier een kabinetsreactie had gelegen. Het is, zei ik al, echt verbijsterend dat dat tot op heden nog niet is gelukt. Om de Minister toch op een aantal punten nog wat dingen mee te geven in het traject, waarvan ik nogmaals optimistisch ben dat het uiteindelijk tot een goed einde komt, hierbij drie moties.

Allereerst de motie op het gebied van imvo.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat interventies in de strijd tegen corona in lage-inkomenslanden via het bedrijfsleven alleen kunnen slagen als deze bedrijven actief bijdragen aan het halen van de duurzameontwikkelingsdoelen en zich houden aan de richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen;

verzoekt de regering bij haar kabinetsreactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken van 11 mei 2020 inzichtelijk te maken hoe betrokken bedrijven worden gehouden aan bovenstaande voorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Van den Nieuwenhuijzen en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 298 (33 625).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De coronacrisis treft niet iedereen even hard, hebben we al geconstateerd. Het virus discrimineert wellicht niet, maar de gevolgen ervan wel. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het coronavirus niet discrimineert maar de meest kwetsbare mensen wel onevenredig hard raakt;

van mening dat noodhulp daadwerkelijk bij de meest kwetsbaren terecht moet komen;

verzoekt de regering in haar kabinetsreactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken van 11 mei 2020 inzichtelijk te maken hoe zij ervoor zorgt dat de inzet als gevolg van dit advies daadwerkelijk bij de meest kwetsbaren terechtkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299 (33 625).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken in zijn advies van 11 mei jongstleden waarschuwt voor een verdere inperking van mensenrechten in lage-inkomenslanden als gevolg van de coronacrisis, en steun aan mensenrechtenactivisten, maatschappelijke organisaties en sociale ondernemingen daarom randvoorwaardelijk noemt;

van mening dat de ruimte voor mensenrechten begint bij een sterk maatschappelijk middenveld met organisaties die opkomen voor de meest gemarginaliseerden, waaronder vrouwen en meisjes, lhbti-personen, dissidenten en mensen met een beperking;

verzoekt de regering bij haar kabinetsreactie op het AIV-advies minstens 25% van het vrij te komen budget te alloceren voor maatschappelijke organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 300 (33 625).

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan kunnen we naar de heer Van den Nieuwenhuijzen. Gaat uw gang.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dank u wel ook aan de Minister voor haar uitgebreide beantwoording. Een ding delen we denk ik enorm, en dat is dat we allemaal vinden dat er snel een reactie moet komen. Wellicht kan de Minister dadelijk nog zeggen wanneer zij verwacht dat die zal komen, want «snel» is een rekbaar begrip.

Ook wij hebben de Minister goed gehoord. Zij heeft gesproken over de betaalbaarheid van voedsel en onderwijs. Het is goed als het beschikbaar is, maar als het niet betaalbaar is, dan missen we het. Ik heb een motie daarover. Daarnaast heb ik nog een drietal andere moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de COVID-19-pandemie en de economische gevolgen daarvan de armste mensen in de armste landen hard raken en dat grote groepen daarom niet meer in hun basisbehoeften kunnen voorzien;

overwegende dat het bieden van een tijdelijk sociaal vangnet, via cash transfers, het direct geven van geld aan arme huishoudens die geld tekortkomen, een snelle en effectieve methode is om hen te ondersteunen;

verzoekt de regering om het inzetten op cash transfers een uitdrukkelijk onderdeel te laten zijn van de Nederlandse respons en dit mee te nemen in de kabinetsreactie op het AIV-advies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301 (33 625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de COVID-19-pandemie grote gevolgen heeft voor ontwikkelingslanden, niet alleen op de korte, maar ook op de middellange termijn en dat het belang van ontwikkelingssamenwerking daarom alleen maar zal toenemen de komende jaren;

overwegende dat de verwachte economische recessie in Nederland en de koppeling van het budget voor ontwikkelingssamenwerking aan het bruto nationaal inkomen ervoor zorgen dat het budget zou dalen zonder beleidswijziging;

overwegende dat het onwenselijk is dat schaarse tijd wordt besteed aan het uitwerken van scenario's voor automatische bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking;

verzoekt de regering om, in afwachting van de volledige kabinetsreactie op het AlV-advies, in ieder geval vast toe te zeggen dat het absolute budget voor ontwikkelingssamenwerking op de begroting voor 2020 zal worden gehanteerd als absoluut minimum, ook bij economische krimp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van den Hul en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 302 (33 625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de coronacrisis en de economische gevolgen van de pandemie hard aankomen in de armste delen van de wereld;

overwegende dat honderden miljoenen mensen hierdoor dreigen terug te vallen in extreme armoede en hongersnood;

overwegende dat het AlV-advies over de wereldwijde COVID-19-aanpak helder uiteenzet dat Nederland als rijk land aan die aanpak dient bij te dragen, uit medemenselijkheid maar ook uit eigenbelang;

verzoekt de regering om het AIV-advies in volledigheid op te volgen wat betreft de budgettaire aspecten, door een bedrag van 1 miljard beschikbaar te maken uit de algemene middelen voor het lenigen van de acute noden in de armste landen en voor de armste groepen, en door toe te zeggen dat het huidige reguliere budget voor ontwikkelingssamenwerking niet zal worden verlaagd, ook niet bij een daling van het bnp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 303 (33 625).

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Mijn laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de COVID-19-pandemie leidt tot grote en acute humanitaire nood in ontwikkelingslanden;

overwegende dat de Verenigde Naties een oproep hebben gedaan voor meer dan 6 miljard dollar voor de wereldwijde humanitaire respons, en dat pas minder dan 20% daarvan is opgehaald;

overwegende dat het kabinet zich nog beraadt op het AIV-advies;

verzoekt de regering, gezien het acute karakter van de humanitaire nood, in afwachting van een volledige reactie op het AIV-advies nu alvast extra middelen beschikbaar te stellen voor humanitaire hulp, en de Kamer hier zo spoedig mogelijk over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 304 (33 625).

Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan is het woord aan de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik heb net met de medewerker kunnen bijpraten over die beantwoording. Ik was daar helaas zelf dus niet bij. Dank onder meer voor de toezegging om in een brief terug te komen op hoe de eerste stap met 100 miljoen is besteed om het coronavirus internationaal te bestrijden.

Ik heb twee moties, waarvan ik me heb laten vertellen dat die nog relevant zijn. Die wil ik dus graag indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een groot aantal ontwikkelingslanden een te grote schuldenlast heeft, waardoor zij hun beperkte financiële middelen niet volop kunnen inzetten om het coronavirus te bestrijden;

overwegende dat de G20 reeds heeft afgesproken om schulden- en rentebetalingen te bevriezen voor de minst ontwikkelde landen tot het eind van 2020;

verzoekt de regering zich in te zetten in alle relevante internationale instellingen, zoals de Wereldbank, IMF en de Club van Parijs, voor de verlenging van de bevriezing van de schuldafbetalingen tot het einde van de coronacrisis,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya, Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 305 (33 625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat geen enkel land veilig is, zolang het coronavirus zich blijft verspreiden;

overwegende dat de crisis inmiddels alle elementen in zich heeft die de grondoorzaken van armoede kunnen versterken;

overwegende dat andere uitdagingen blijven bestaan, zoals de strijd tegen hiv, malaria en tuberculose;

verzoekt de regering het huidige ontwikkelingsbudget te handhaven én extra geld uit de algemene middelen vrij te maken voor de internationale aanpak van corona, zodat andere ontwikkelingsprogramma's daar niet onder lijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 306 (33 625).

Dank u wel, meneer Alkaya. Het woord is aan de heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

«Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf; zo doet gij wel.» Het is mooi dat die woorden door de Minister werden uitgesproken. Ik vind het ook heel mooi dat die woorden taal geven aan een volgens mij gemeenschappelijk gevoel van zorg voor datgene wat zwak is en wat niet zelfredzaam kan zijn.

Voorzitter. Die woorden inspireerden mij weer om te komen tot de volgende moties, die ik nu wil indienen. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) noodzaak ziet tot het beschikbaar stellen van 1 miljard euro voor de internationale coronabestrijding;

overwegende dat een dergelijk bedrag geen norm of doel op zichzelf is maar wel van waarde kan zijn als richtlijn, en dat concrete projecten het uitgangspunt moeten vormen;

verzoekt de regering op basis van concrete voorstellen voor effectieve projecten op het vlak van onder meer gezondheidszorg en voedselzekerheid de benodigde hulpbudgetten beschikbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 307 (33 625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wereldwijde corona-epidemie de allerarmsten en meest kwetsbaren in ontwikkelingslanden – waaronder veelal ook mensen met een beperking – hard raakt in hun bestaanszekerheid en levensonderhoud;

verzoekt de regering bij het vormgeven van de internationale coronabestrijding zorg te dragen dat juist de meest kwetsbaren effectief ondersteund worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 308 (33 625).

Dan is het woord aan de heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal het kort houden. Het doet me veel plezier om te zien dat er in de Kamer in ieder geval brede steun is voor een internationale inzet voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking en dat dit breed in de Kamer gedragen wordt. We zien ook dat die internationale steun toeneemt. Dat is wat mijn partij betreft een goede zaak. We hebben eerder uit de pers vernomen dat Minister Hoekstra van Financiën heeft gezegd dat het kabinet diepe zakken heeft. We kijken wat dat betreft dan ook uit naar een kabinetsreactie.

Mijn collega Voordewind zal zo dadelijk ook namens mij een motie indienen

Ik dank de Minister voor haar goede bijdrage aan dit prettige debat.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bouali. Dan is het woord aan mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Ook wij kijken uit naar de kabinetsreactie. De ChristenUnie dient straks ook namens mij een motie in om het AIV-advies als leidraad te gebruiken voor zowel de financiering van de wereldwijde aanpak van covid als het opstellen van het budget van BuHa-OS.

Ik heb zelf nog twee moties. Die luiden als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland jaarlijks voor 27 miljard euro zaken in Afrika doet waarbij nauw wordt samengewerkt met bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen;

constaterende dat de coronapandemie de export van Afrikaanse landen sterk doet teruglopen, waardoor handelsrelaties worden verzwakt;

overwegende dat inzet van de Nederlandse agro- en logistieke kennis kan helpen een nieuwe voedselcrisis en hongersnoden te voorkomen en een sterke economische basis op te bouwen;

overwegende dat het in de toekomst herstellen van waardeketens veel kostbaarder is dan nu inzetten op instandhouding daarvan;

constaterende dat de voorman van VNO-NCW en meer dan 30 bedrijven met een handelsrelatie met Afrika naar aanleiding van het AIV-advies de overheid oproepen volop in te zetten op het belang van duurzame handel en samen te werken in een te vormen Afrikacoalitie;

verzoekt de regering om gehoor te geven aan deze oproep van meer dan 30 bedrijven om tot een publiek-private initiatief-Afrikacoalitie te komen, en de Kamer hiervoor voorstellen te doen voor Prinsjesdag 2020,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik, Bouali, Voordewind en Amhaouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 309 (33 625).

Dan uw volgende motie.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Mijn volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er wordt gewerkt aan een vaccin tegen het coronavirus;

van mening dat wanneer er een werkbaar vaccin gevonden is bij de verdeling van het vaccin niet het recht van de sterkste maar solidariteit leidend moet zijn;

verzoekt de regering een strategie op te stellen voor een solidaire verdeling van een COVID-19-vaccin wanneer dit is gerealiseerd en daarbij aan te sluiten bij internationale initiatieven die deze mondiale solidaire verdeling voorstaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik, Voordewind en Bouali. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 310 (33 625).

Ik kan nu gelijk het woord geven aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter, na alle aankondigingen. Wij hebben als indieners maar één motie, als het gaat om een positieve kabinetsreactie op het AIV-advies. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Minister-President Rutte in de Financial Times aangaf dat de strijd tegen COVID-19 alleen te winnen is als het virus wereldwijd wordt bestreden;

overwegende dat landen over de hele wereld hard zijn geraakt door COVID-19 en dat veel ontwikkelingslanden niet de middelen hebben om het virus te bestrijden en de economische gevolgen op te vangen;

overwegende dat de Kamer met de motie van Van der Staaij reeds het kabinet heeft opgeroepen ernaar te streven de bestaande hulp en ondersteuning aan ontwikkelingslanden ook in de huidige omstandigheden te handhaven en waar mogelijk uit te breiden;

overwegende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) recent adviseerde om vanuit medemenselijkheid én vanuit welbegrepen eigenbelang het budget voor ontwikkelingssamenwerking niet te verlagen en 1 miljard euro beschikbaar te stellen uit de algemene middelen voor de leniging van de meest acute noden;

overwegende dat het departement Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking helpt om de gevolgen van de pandemie wereldwijd te bestrijden en de Nederlandse handel weer op gang te krijgen;

verzoekt de regering het AlV-advies als leidraad te gebruiken voor zowel de financiering van de wereldwijde aanpak van COVID-19 als voor het opstellen van het budget voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor de jaren 2020 en 2021, en daarbij een oplossing aan te dragen voor het tegengaan van dreigende vergaande korting door daling van het bni,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Kuik, Bouali en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 311 (33 625).

Gelet op de ondertekening dacht ik dat deze motie voldoende ondersteuning had. Ik checkte het nog even, maar ik zag meer dan genoeg handen voor deze motie. Dank.

Er is een vraag van mevrouw Van den Hul. Ga uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ja, voorzitter, dank. Ik heb nog een verhelderende vraag. Hoe moeten we dat precies duiden, dat «als leidraad»? Ik bedoel, we proberen, ik en meer collega's, in het hele debat duidelijk te krijgen hoe de coalitie er nu in staat. En ik moet heel eerlijk zeggen: dat voelt een beetje als een wandeling over een grindpad na een behoorlijke regenbui; dat is echt even zoeken. Dus hier een heel duidelijke vraag: wat moeten wij verstaan onder «leidraad»? Is dat «overnemen», is dat «kijken wat het wordt»? Het klinkt mij nogal vrijblijvend in de oren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We laten het aan het kabinet hoe de precieze vertaling zou moeten zijn van het AIV-advies. Want daar wachten we nog steeds op, anders hadden we dat niet hoeven afwachten. Maar u heeft ook gezien en gehoord dat er nog een zin na volgt, die zegt: «oplossingen aan te dragen voor het tegengaan van dreigende vergaande kortingen door daling van het bni.» Dus zo concreet is de motie. Die zegt dus: kabinet, kom met oplossingen, om de dreigende korting op het bni vanwege de koppeling van het bni tegen te gaan; en kom met een brede reactie, en gebruik daarvoor het advies als leidraad, op het AIV-advies.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dan blijft dus toch wel een heel wezenlijk punt van het AIV-advies nog rijkelijk vaag, en blijf ik nog steeds glibberen op dat grindpad. Wat is nou precies de appreciatie van dat miljard? Want over dat bni zijn we het hier volgens mij behoorlijk breed eens, van links tot midden. Maar we zijn vandaag nou juist met elkaar in discussie over dat andere wezenlijke onderdeel van het AIV-advies, namelijk dat miljard, waarvan uw buurman ter rechterzijde letterlijk en figuurlijk zegt: dat gaan we niet doen. Nou hebben we hier een motie die door een deel van de coalitie is ondertekend. Ik probeer duidelijk te krijgen hoe hard deze motie is, en wat straks de duiding is als het kabinet komt met een reactie, als het straks – ik noem maar eens wat – 500 miljoen is, of 400, en niet wat er staat in dat advies, namelijk 1 miljard. Dat probeer ik helder te krijgen. En dan vind ik «leidraad» nog steeds wel echt rijkelijk vaag. Dus: wat is nou precies de inzet van de indieners van deze motie als het gaat om dat AIV-advies en dat heel cruciale punt van 1 miljard op korte termijn voor de bestrijding van corona wereldwijd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil nogmaals benadrukken dat we niet moeten onderschatten wat hierin staat. Als we dit niet zouden adresseren via deze motie, zouden we namelijk wel degelijk geconfronteerd kunnen worden met een daling van het OS-budget. Die daling zou zelfs weleens meer dan een miljard kunnen bedragen. Dat is één.

Twee. Hoe moeten we dat extra miljard dan interpreteren? Daarover zeggen in ieder geval de ondertekenaars: gebruik nu het AIV-advies als leidraad. Maar we pinnen ons op dit moment niet vast op een bedrag. Ik heb collega's, bijvoorbeeld de heer Stoffer, horen zeggen: kijk vooral waar er nood is – waar is er extra financiering nodig? – en kom daarna met een voorstel naar de Kamer. Ik ga er daarbij van uit dat dit kabinet deze motie ter harte neemt en niet met nul euro tevoorschijn komt. Ik laat het nu dus aan het kabinet. Het signaal is helder. Er zijn vier partijen die hun naam onder deze motie hebben gezet en ik hoop dat uw partij ook positief zal zijn. Het is nu aan het kabinet om deze motie te vertalen.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Het was een interessante middag in de Oude Zaal, mooi om hier met elkaar ook een keer een debat te mogen voeren.

Het zal helder zijn. Ik heb namelijk vanmiddag al gememoreerd dat die 100 miljoen wat ons betreft een mooi bedrag is. Dat bedrag wordt nu ook al uitgegeven aan covid in Afrika. Daarnaast doet de EU ook miljarden. Wij vinden dat voldoende, want wij zijn er niet van overtuigd dat er extra geld naar ontwikkelingssamenwerking moet. We zijn dan ook benieuwd naar het oordeel van de Minister over de verschillende moties.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Weverling. Hiermee is de tweede termijn van de Kamer afgerond. De moties moeten nu allemaal vermenigvuldigd worden en dat heeft enige tijd nodig. Ik schors de vergadering daarom voor tien minuten.

De vergadering wordt van 16.28 uur tot 16.41 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de beantwoording van de Minister en haar beoordeling van de ingediende moties. Het woord is aan de Minister.

Minister Kaag:

Dank, meneer de voorzitter. Dank ook voor de oprechte vragen en commentaren, en voor de inzet om samen vorm te geven aan deze moeilijke tijd, ook voor de mensen die fysiek het verst van ons zijn, maar niet ver van ons af staan.

Ik ga meteen over op de beoordeling van de moties. De motie op stuk nr. 298, van de leden Van den Hul, Van den Nieuwenhuijzen en Alkaya, is eigenlijk ondersteuning van beleid. Ik laat haar oordeel Kamer.

Dan de motie-Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen op stuk nr. 299. Aangezien we nog steeds met de kabinetsreactie op het advies van de Adviesraad moeten komen, zou ik de indieners willen vragen of zij deze motie kunnen aanhouden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik snap het verzoek van de Minister, maar ik zou de motie toch – ik kijk ook even naar mijn collega – gewoon willen laten staan, omdat die nu juist is bedoeld om de Minister aan de voorkant daarvan iets mee te geven om mee te wegen bij de totstandkoming van dat advies. Dus ik laat de motie vooralsnog even staan.

Minister Kaag:

Als mevrouw Van den Hul en de heer Van den Nieuwenhuijzen de motie niet willen aanhouden, dan ontraad ik deze motie puur op procesmatige gronden. We komen met een reactie op het AIV-advies en dat zal uiteraard inzichtelijk maken wat we allemaal gaan doen. Kwetsbaarheid is altijd een leidraad in alles wat we doen bij BuHa-OS, maar er zijn heel veel moties die vooruitlopen op de kabinetsreactie en in het kader van de consistentie lijkt mij dit de betere weg.

Dan de motie op stuk nr. 300, van de leden Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen. Ik verzoek ook hen weer... Ik herken helemaal de strekking van de motie. De ruimte voor mensenrechten, maatschappelijk middenveld, lhbti, vrouwen en meisjes, dissidenten, mensen met een beperking: alles waar het hele OS-beleid ook over gaat, inclusief het opkomen voor deze groepen. Ik vraag u weer om in afwachting van de kabinetsreactie deze motie aan te houden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nogmaals, beide moties zijn juist bedoeld om het kabinet te vragen bij die appreciatie van dat advies deze punten mee te wegen en mee te nemen. Dus nee, wij voelen er niet voor om die motie nu aan te houden. Wij zouden deze punten juist graag teruglezen in die appreciatie.

Minister Kaag:

Als u terugkijkt naar de agenda Investeren in perspectief, dan vindt u heel veel van deze thema's terug. U vindt ze terug in de jaarrapportage van BuHa-OS en u vindt ze terug in alles wat wij doen, inclusief de keuzes en de afronding van Power of Voices. Heel veel komt terug. Sowieso gaat al het werk daaraan door, ook de toekenning daarvan. Als de indieners de motie niet kunnen aanhouden, ontraad ik haar, puur op basis van proces en techniek, want ik kan nu nog niet vooruitlopen op welke organisaties een percentage kunnen verwachten in een mogelijke advisering en een mogelijke financiering. Maar ik neem de strekking van de motie sowieso mee, want dat is eigenlijk de kern van ons beleid. Ik waardeer dan ook het signaal dat hiervan uitgaat.

Dan is er een motie van Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul, of we in het bijzonder cash transfers kunnen meenemen en onderdeel kunnen laten zijn van de Nederlandse respons. Ik verzoek u om ook deze motie aan te houden en daar geldt weer dezelfde argumentatie voor: ik wil niet voor het kabinet uitlopen. We komen met een appreciatie waar alles in zit – in de andere moties komt dat ook terug – wat we gaan doen, voor wie en mogelijk ook waar. Als het kabinet iets kan doen, dan zal dat goed opgetekend worden rondom de twee pijlers van het advies. Als u de motie op dit moment niet wilt aanhouden, dan moet ik haar ontraden. Zoals ik eerder zei: al deze thema's worden gewogen in de reactie van het kabinet, maar ik kan daar niet op vooruitlopen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

In het verlengde van wat mijn collega Van den Hul zei: dit zijn juist oproepen om mee te nemen in de appreciatie. Ook de Kamer heeft daarin een rol, dus wij verzoeken u om hier wat aan te doen. Wij willen de motie graag wel onderdeel laten uitmaken van de beraadslaging.

Minister Kaag:

Ik neem de inhoud zeker tot mij, zoals u al merkt, maar puur op basis van de timing en het feit dat het kabinetsadvies nog niet is afgerond, moet ik de motie ontraden als u haar niet wilt aanhouden. Maar de inhoud speelt sowieso een belangrijke rol in alles wat we doen. Financial inclusion is natuurlijk ook iets waar Hare Majesteit Koningin Maxima mee bezig is. Zij is daarvoor de Speciaal Gezant van de SGVN en het is een van de middelen die heel effectief zijn. In EU-verband wordt daar ook gebruik van gemaakt.

Dan de motie op stuk nr. 302, van de heer Van den Nieuwenhuijzen, mevrouw Van den Hul en de heer Alkaya. Een heel belangrijke constatering natuurlijk: de gevolgen van de recessie en de koppeling zoals ook in het regeerakkoord is vastgesteld tussen het bni en het percentage van ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben hier ook gewisseld over het belang van ontwikkelingssamenwerking, maar ik wil u verzoeken deze motie aan te houden. Mocht de Kamer overwegen dat juist het signaal belangrijk is, dan is mijn reactie weer dezelfde: ik neem het signaal mee en geef het door aan het kabinet, maar procesmatig moet ik de motie ontraden als u deze niet wilt aanhouden.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik vind het een beetje vreemd worden. Er zijn een hele rits moties vanuit verschillende leden. Ik denk dat wij iedere keer te horen zullen krijgen «hou de motie aan». Het zijn moties die oproepen om input te geven om te komen tot een betere kabinetsappreciatie en de Minister geeft bij al die moties aan: stem daar maar over op het moment dat wij ons standpunt hebben bepaald. Ik wil nu weten hoe de Kamer daarover denkt. Ik vind het een beetje een vreemde gang van zaken, gezien het feit dat er nog geen kabinetsappreciatie is. Die had er vandaag kunnen zijn. Ik weet niet zo heel goed wat ik hier mee aan moet, want ik denk dat we voor de komende tien moties hetzelfde antwoord gaan krijgen.

De voorzitter:

Ik wil daar niet op vooruitlopen, het gaat nu over deze motie. Ik begrijp uit uw bewoordingen dat u haar niet wilt aanhouden, maar corrigeer me maar als ik het niet goed heb.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dat heeft u goed geconcludeerd, voorzitter.

Minister Kaag:

Ik vrees dat de heer Van Nieuwenhuijzen mogelijkerwijs gelijk gaat krijgen. Dat is ook omdat er nog geen AIV-reactie ligt. Wij horen de oproep van de Kamer, ik neem die zeker tot mij, een groot deel van het beleid van Buitenlandse Handel en OS is hierop gebaseerd. Het zijn geen nieuwe elementen, maar procesmatig is het niet correct nu er nog geen afstemming is, om nu al mee te gaan met een groot aantal moties die toch wel een strekking en een duiding vragen die nog niet is vastgesteld door het kabinet.

Dan kom ik op motie op stuk nr. 303, van Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul. Die verzoekt de regering om het AIV-advies in volledigheid op te volgen wat betreft de budgettaire aspecten et cetera. Ook hier weer vraag ik u die aan te houden, want er is nog geen kabinetsreactie. Hier is het wel heel bijzonder en gaat het ook over geld; niet alleen over de richting of inhoud van het beleid, maar ook over de beschikbaarheid van de middelen. Als u die niet kunt aanhouden, dan ontraad ik de motie.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Wij houden haar niet aan.

Minister Kaag:

Dan de motie op stuk nr. 304 van Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul om nu alvast extra middelen beschikbaar te stellen voor humanitaire hulp. Ik verzoek u ook deze motie aan te houden, want de kabinetsreactie moet nog komen. Maar als het nu zou moeten gebeuren: er is geen geld meer beschikbaar op mijn begroting voor humanitaire hulp. Ik heb niet meer, ik heb alles beschikbaar gesteld wat er is. Dat was die 100 miljoen euro. Ik verzoek u deze motie aan te houden en zo niet, dan moet ik haar ontraden.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

De strekking van de motie gaat juist over de acute noden van humanitaire hulp, vooruitlopend op het AIV-advies, dus we houden haar niet aan.

Minister Kaag:

Ik kan geen geld beschikbaar stellen dat ik niet heb.

De motie op stuk nr. 305 van Alkaya, Van den Nieuwenhuijzen en Van den Hul verzoekt de regering zich in te zetten in alle relevante internationale instellingen, zoals de Wereldbank, IMF en de Club van Parijs, voor de verlenging van de bevriezing van de schuldafbetalingen tot het einde van de coronacrisis. Ik herken de inzet, dat heeft u ook in mijn mondelinge beantwoording gehoord. Ik heb ook gezegd dat wij zullen onderzoeken wat er eventueel nog mogelijk is voor Nederland, ook wat niet financieel is, maar met anderen. Bescheidenheid past enigszins in ons geval. Maar de motie bevat een open einde, het einde van de coronacrisis. Ik weet niet wanneer dat is, en op basis daarvan is de motie voor mij niet specifiek genoeg en moet ik haar ontraden. Maar misschien zien de indieners nog een kans om haar aan te passen.

De heer Alkaya (SP):

Ik kan die afweging aan het kabinet laten. Volgens mij kunnen we allemaal aanvoelen dat zoals het nu loopt de coronacrisis dan nog niet voorbij is. Ik laat het aan het kabinet.

Minister Kaag:

Misschien kan de heer Alkaya met de heer Van den Nieuwenhuijzen en mevrouw Van den Hul nog even kijken naar de laatste paragraaf, want wij zetten ons al in voor een schuldenmoratorium. Ik moet dan nog even ruggespraak houden met mijn collega van Financiën, want ik kan geen verplichting tot extra kredietverlening doen namens Nederland. Ik verzoek u deze motie aan te houden. We kunnen dan nog ruggespraak houden.

De heer Alkaya (SP):

Gaan we doen. We houden deze aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Alkaya stel ik voor zijn motie (33 625, nr. 305) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de volgende motie, Minister.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 306, van de heer Alkaya, verzoekt de regering het huidige ontwikkelingsbudget te handhaven én extra geld uit de algemene middelen vrij te maken et cetera. Ik herken de strekking en de steun voor de internationale inzet door Nederland in deze tekst uit het debat. Ik verzoek u deze motie aan te houden, op basis van de eerdere gesprekken omdat de kabinetsreactie nog moet komen.

De heer Alkaya (SP):

Nee. Hiervoor geldt hetzelfde als wat mijn voorganger zei. Deze motie is juist bedoeld om de gesprekken te beïnvloeden die nu aan de gang zijn. Het is dan gek om op een fait accompli te wachten en er vervolgens over te stemmen. Deze motie zal ik dus gewoon in stemming laten brengen.

Minister Kaag:

Dan ontraad ik deze motie, maar puur op basis van de timing, zoals ik net al zei, omdat we nog met het advies en de overweging bezig zijn.

Dan de motie op stuk nr. 307 van de heer Stoffer met dezelfde systematiek, vrees ik: verzoekt de regering op basis van concrete voorstellen voor effectieve projecten op het vlak van onder meer gezondheidszorg, voedselzekerheid de benodigde hulpbudgetten beschikbaar te stellen. We hebben natuurlijk al de middelen gealloceerd op basis van de beschikbaarheid van het budget, zeker dit jaar. Ik vraag de heer Stoffer of hij deze aan kan houden, want ik begrijp ook dat velen in de Kamer willen gaan richting effectieve, meetbare, tastbare projecten die mensen bereiken die het het meest nodig hebben. Ik denk daarbij aan de cash transfers, aan andere suggesties die al zijn gedaan of aan een indicatief percentage voor maatschappelijk middenveldorganisaties. Dit is allemaal heel belangrijk en we nemen dit echt allemaal mee in de brede afweging. Qua timing verzoek ik ook de heer Stoffer om deze motie aan te houden, maar u heeft misschien dezelfde redenering.

De heer Stoffer (SGP):

Ik ga er heel even over nadenken en wellicht maak ik morgen een keuze of ik haar aanhoud of niet.

De voorzitter:

Dan is de motie op dit moment niet aangehouden, wat betekent dat ik een oordeel van de Minister wil horen.

Minister Kaag:

Ik gaf al een voorwaarschuwing aan de heer Stoffer. Ik ontraad de motie als die niet aangehouden kan worden. Via de voorzitter wens ik de heer Stoffer veel wijsheid.

Dan de laatste motie van de heer Stoffer. Deze verzoekt de regering bij het vormgeven van de internationale coronabestrijding zorg te dragen dat juist de meest kwetsbaren effectief ondersteund worden. Ik geef deze oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 309, van de leden Kuik, Bouali, Voordewind en Amhaouch: verzoekt de regering om gehoor te geven aan deze oproep van meer dan 30 bedrijven om tot een publiek-privaat initiatief Afrikacoalitie te komen en de Kamer hierover voor Prinsjesdag voorstellen te doen. Ik lees deze motie zo dat er in principe op dit moment geen financiële verwachtingen aan zitten. Het is een manier van werken, een manier van ambassadepersoneel inzetten en het bestaande instrumentarium door te lichten om te kijken of het allemaal coronaproof is, wat we overigens doen. Op basis van deze kanttekening geef ik deze motie oordeel Kamer.

De motie-Kuik c.s. op stuk nr. 310 verzoekt de regering een strategie op te stellen voor een solidaire verdeling van een COVID-19 vaccin wanneer dit is gerealiseerd en daarbij aan te sluiten bij internationale initiatieven die deze mondiale solidaire verdeling voorstaan. Deze paragraaf is heel belangrijk. Het is inderdaad een geprobeerd recept bij eerdere vaccins. Het gaat uiteindelijk om toegang, eerlijke verdeling en betaalbaarheid. Ik heb ruggespraak gehouden met mijn collega van VWS. Gelet op het feit dat VWS al een aantal initiatieven trekt en probeert daarbij een eerlijke verdeling te realiseren, wordt deze motie alsnog ontraden.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik begrijp dat VWS al bezig is met de inhoud van mijn motie. Als dat klopt, houd ik de motie aan.

Minister Kaag:

Ja, zeker wat betreft de strategie. Het verdelingsvraagstuk is minder aan de orde.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dan kom ik er later op terug. Ik breng haar nu in beraadslaging en mocht ik anders besluiten, laat ik dat nog weten.

De voorzitter:

De Minister ontraadt de motie in ieder geval.

Minister Kaag:

Dan de motie op stuk nr. 311. Misschien is het een brede samenvatting van het debat. Het startpunt de oproep van onze premier samen met een aantal andere regeringsleiders tot solidariteit en internationale samenwerking in de bestrijding van het virus. Een constantering dat iedereen geraakt is, maar dat juist diegenen ook hard geraakt zijn, niet de middelen hebben om het virus te bestrijden en de economische gevolgen op te vangen, in tegenstelling tot Nederland. Verder staat er in: «overwegende dat de Kamer met de motie Van der Staaij reeds het kabinet heeft opgeroepen ernaar te streven de bestaande hulp en ondersteuning aan ontwikkelingslanden ook in de huidige omstandigheden te handhaven en waar mogelijk uit te breiden». Voor die motie was brede Kamersteun, als ik mij goed herinner. Verder wordt overwogen dat de AIV ondanks de spoed toch een weloverwogen advies heeft kunnen geven, gebaseerd op medemenselijkheid en welbegrepen eigenbelang, en natuurlijk dat wij kijken naar de weging van het AIV-advies en alle andere elementen die eraan vooraf zijn gegaan en dat wij het eigen budget al hebben ingezet om een eerste stap te zetten in de bestrijding van de gevolgen van het coronavirus, of het nu op het terrein van gezondheidszorg is of dat van sociaaleconomische gevolgen. Ik vind het een hele sympathieke motie. Net als bij de thema's die zijn aangehaald in andere moties waarvan ik heb verzocht om ze aan te houden, puur op grond van timing, omdat er nog geen kabinetsappreciatie ligt en er dus nog geen feitelijke richting is gegeven, mogelijkerwijs, aan het AIV-advies, verzoek ik de leden die de motie hebben ingediend om de motie aan te houden. Dat vraag ik mede op basis van de hele specifieke conclusie en de opdracht om budget op te stellen «voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor de jaren 2020 en 2021, daarbij een oplossing aan te dragen voor het tegengaan van dreigende vergaande korting door daling van het bni». We hebben nog geen kabinetsreactie en daarom vraag ik, mede ook gezien alles wat ik hiervoor gezegd heb, of deze motie kan worden aangehouden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nee, de indieners hebben de motie bedoeld om richting te geven aan de kabinetsreactie. Wij zullen de motie dus in stemming brengen.

Minister Kaag:

Dat begrijp ik, net als bij veel andere moties ben ik u zeer erkentelijk voor de richting en voor de brede erkenning dat de Nederlandse welvaart, dat het Nederlandse welzijn ook baat heeft bij het welzijn van anderen ver weg. Ook vanuit de optiek van het regeerakkoord over grondoorzaken van armoede, migratie, klimaat en terreur zijn dit belangrijke elementen. Als de motie niet kan worden aangehouden, moet ik die helaas ontraden.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de Minister. De veertien ingediende moties komen volgende week dinsdag, 23 juni, in stemming. Ik heb nog één toezegging genoteerd – althans, de griffier heeft die voor mij genoteerd – en die lees ik even voor:

– De Minister heeft toegezegd dat de Kamer een schriftelijke update krijgt over de uitvoering van de 100 miljoen euro voor de aanpak van COVID-19.

Meneer Van den Nieuwenhuijzen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik had in mijn tweede termijn ook nog een vraag gesteld aan de Minister, namelijk wanneer de kabinetsreactie zal komen en of zij daar al iets over kan zeggen. We zijn het er allemaal over eens dat die er snel moet komen, maar wanneer is «snel» in de ogen van het kabinet?

De voorzitter:

Ik heb geen bezwaar gehoord tegen de toezegging zoals die is voorgelezen, dus ik neem aan dat dat akkoord is van uw kant en van de kant van de Minister.

Dan kan de Minister reageren op de opmerking van de heer Van den Nieuwenhuijzen.

Minister Kaag:

Ja, ik kijk bijna naar de heer Stoffer: één dag was als duizend jaar. En dan is de tweede variant op deze aarde natuurlijk: zo spoedig mogelijk. Ik begrijp het ongeduld van de Kamer. Er wordt over gesproken, zoals u kunt raden. Er zijn verschillende perspectieven. Dit blijft van alle besluiten die zijn genomen, vooral vanuit binnenlands perspectief, er een waar nog even over gesproken gaat worden. Zo spoedig mogelijk. U heeft recht op een termijn en die verloopt, meen ik, op 11 augustus. Maar ik hoop echt voor die tijd. Het is geen toezegging dat het pas op 11 augustus komt. Mijn inzet is zo spoedig mogelijk, omdat er al veel tijd overheen is gegaan.

De voorzitter:

Voordat ik deze bijeenkomst sluit, merk ik op dat we de procedurevergadering van deze commissie, die vandaag is voorzien om 18.15 uur, wat eerder gaan doen, namelijk om 17.10 uur. Daar had u al mee ingestemd, maar ik zeg dat nog even voor degenen die via internet meeluisteren.

Ik dank de leden voor hun inbreng en de Minister voor de beantwoording.

Sluiting 17.02 uur.

Naar boven