33 529 Gaswinning

Nr. 745 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 mei 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd over:

  • de brief van 31 maart 2020 inzake resultaten risicoanalyse 2020–2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 740),

  • de brief van 8 april 2020 inzake gevolgen van de coronacrisis voor de ombouwactiviteiten van L-gasinstallaties in België, Duitsland en Frankrijk (Kamerstuk 33 529, nr. 742) en

  • de brief van 10 april 2020 met antwoorden op vragen commissie over o.a. immateriële schade Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 744).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 april 2020 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 15 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.

De ondervoorzitter van de commissie, Azarkan

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over Mijnbouw/Groningen. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen en/of opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat mensen in Groningen zekerheid krijgen. Kan de Minister uitleggen hoe de risicoanalyse bijdraagt aan meer zekerheid? In hoeverre kan het voorkomen dat een bestaand risicoprofiel op basis van de nieuwe risicoanalyse naar beneden wordt bijgesteld? Wat betekent de verwerking van de nieuwste inzichten in de versterkingsoperatie voor eigenaren van gebouwen? Deze leden willen graag weten wat de verklaring is voor het feit dat de uitkomsten voor 2020/2021 afwijken van de verwachting voor 2020 die in 2019 zijn beschreven.

De leden van de VVD-fractie lezen dat uit de meest recente berekeningen geen gebouwen meer met een verhoogd risicoprofiel komen. Wat wordt daarmee bedoeld? Want zijn er niet meer gebouwen bij gekomen? Of zijn er helemaal geen gebouwen met een verhoogd risicoprofiel meer? Wat zijn de gevolgen voor een eigenaar van een gebouw dat eerst een verhoogd risicoprofiel had en nu niet meer?

Welk overleg heeft er plaats gevonden met de betrokken partijen in de regio over de resultaten van de risicoanalyse 2020–2021? Klopt het dat de uitvoering van de versterking doorgaat, conform de gemaakte afspraken met de regionale overheden?

Antwoord

De leden van de fracties van VVD, CDA en GroenLinks stellen enkele belangrijke vragen naar aanleiding van de risicoanalyse die op 31 maart 2020 aan uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 33 529, nr. 740). De resultaten worden hieronder nader toegelicht.

Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer van 31 maart jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 740) laat de risicoanalyse (HRA) die is opgesteld ten behoeve van het vaststellingsbesluit gasjaar 2020–2021 zien dat door de afbouw van de gaswinning het seismisch risico opnieuw sterk is afgenomen. Uit de berekeningen komt naar voren dat er geen gebouwen meer zijn met een verhoogd risicoprofiel (P50). Dit is wat het kabinet met de afbouw van de gaswinning altijd voor ogen heeft gehad. Rekening houdend met de door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) geadviseerde onzekerheidsmarge resteren 80–160 gebouwen met een licht verhoogd risico (P90). Dit betreffen uitsluitend schuren bij boerderijen. Dit aantal zal naar verwachting met de verdere afbouw van de winning verder afnemen. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) heeft aangegeven dat deze gebouwen allemaal al onderdeel zijn van de werkvoorraad van de versterkingsoperatie. Zodoende hoeven geen gebouwen aan de werkvoorraad te worden toegevoegd en wordt de prioritering als gevolg van de risicoanalyse niet aangepast. De NCG geeft verder aan dat circa 60% van deze gebouwen reeds een opname heeft gehad.

De uitvoering van de versterking gaat onverkort door overeenkomstig de gemaakte afspraken met de regionale overheden. De risicoanalyse is geen geschikt instrument om definitieve uitspraken te doen over de vraag of een specifiek huis aan de veiligheidsnorm voldoet. Een risicoprofiel geeft een verwachting of een adres onveilig zou kunnen zijn, een opname en beoordeling van een gebouw moet uitwijzen of een adres daadwerkelijk versterkt dient te worden. Met een beoordeling heeft de bewoner zekerheid welke versterkingsmaatregelen dienen te worden getroffen om zijn woning op norm te brengen. Zoals geadviseerd door het SodM worden conform bestuurlijke afspraken de actuele inzichten over de gaswinning toegepast bij het beoordelen van huizen. Daarnaast is besloten dat een adres nooit uit de werkvoorraad wordt verwijderd. Datzelfde geldt voor het risicoprofiel. Die wordt niet naar beneden bijgesteld.

In deze risicoanalyse is de afgesproken versnelde afbouw van de gaswinning betrokken. Daarnaast wordt de risicoanalyse jaarlijks conform de nieuwste wetenschappelijke inzichten geüpdatet. Dit gebeurt onder regie van een panel van internationale wetenschappers. Het SodM houdt hier toezicht op. De versnelde afbouw van de gaswinning heeft tot gevolg dat het veiliger wordt in Groningen. In combinatie met de verbetering van het model heeft dit als gevolg dat er meer gebouwen aan de veiligheidsnorm voldoen dan vorig jaar werd verwacht. Dit wordt door het SodM in haar review bevestigd.

Voorafgaand aan de publicatie van de risicoanalyse is er vanuit de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) contact geweest met de lokale bestuurders. Aan hen is toegelicht waar de verschillen in de risicoanalyse door worden veroorzaakt en dat de versterking volgens afspraken doorgaat. De risicoanalyse is nu verstuurd aan de wettelijke adviseurs, waaronder de lokale overheden, voor een advies ten behoeve van het volgende vaststellingsbesluit gasjaar 2020–2021.

De leden van de VVD-fractie vinden het zeer spijtig te lezen dat de ombouwactiviteiten van laagcalorische gasinstallaties in België, Duitsland en Frankrijk als gevolg van de Coronacrisis mogelijk vertraging op kunnen lopen. De vermindering van de vraag naar laagcalorisch aardgas in het buitenland is immers bedoeld om de gaswinning uit het Groningenveld snel naar nul te brengen. Hierdoor kan dus het naar nul brengen van de gaswinning in Groningen ook vertraging oplopen, en dat zou teleurstellend zijn. De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een overzicht kan geven van de planning van ombouwactiviteiten in de betrokken landen en de invloed daarvan op het afbouwen van de gaswinning Groningen. Is de Minister bereid om de betrokken landen te vragen om te kijken hoe de ombouwactiviteiten wel zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden met inachtneming van de nationale maatregelen in het kader van corona? Zo nee, waarom niet? In hoeverre wordt er ook nu al gekeken naar de mogelijkheden voor versnelling van de ombouwactiviteiten in de betrokken landen, zodat zodra er weer mogelijkheden zijn om de werkzaamheden op te starten de achterstand eventueel ingehaald kan worden?

Antwoord

Met mijn brief van 21 februari jl. heb ik uw Kamer het eerste rapport van de op mijn initiatief ingestelde Task Force Monitoring L-Gas Market Conversion aangeboden (Kamerstuk 33 529, nr. 726). Het is de opdracht van de Task Force de voortgang van de ombouwactiviteiten in België, Frankrijk en Duitsland te monitoren. Deze landen gezamenlijk zijn goed voor ongeveer de helft van de consumptie van L-gas en spelen dus een grote rol bij het verminderen van de vraag naar gas uit Groningen. In de Annex II van dit rapport staat een uitgebreide planning per land. Daar vindt u de L-gasvraag per land en de voorgenomen jaarlijkse reductie tot 2030.

Ik monitor de situatie in de landen nauwgezet. De betrokken landen hebben aangegeven er alles aan te doen om de ombouwactiviteiten doorgang te laten vinden waar mogelijk, ondanks de coronacrisis. Duitsland beziet momenteel in hoeverre de planning kan worden aangepast om de opgelopen achterstand in te halen en de voorgenomen reductie voor het gasjaar 2019–2020 alsnog te realiseren. Meer duidelijkheid hierover is nu nog niet te geven en is vooral afhankelijk van nog te nemen besluiten over (verdere) versoepeling van de coronamaatregelen. In België zal in september duidelijk worden in hoeverre de ombouwwerkzaamheden kunnen worden herstart. In Frankijk wordt onderzocht welke maatregelen kunnen worden genomen om het werk van het technische personeel mogelijk te maken nadat de lockdown-maatregelen zijn versoepeld. Zoals toegezegd tijdens het AO van 11 maart jl. zal ik uw Kamer voor de zomer informeren over de voortgang van de maatregelen die worden genomen om de gaswinning te verminderen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er pas eind juni meer duidelijkheid kan komen over de eventuele vertraging. Dat is vlak voor het zomerreces. Is het mogelijk eerder dan eind juni een completer beeld te geven van de vertragingen in de ombouw en de gevolgen, bijvoorbeeld begin juni? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Met mijn brief van 8 april jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 742) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het voor alle drie de landen momenteel nog te vroeg is om een duidelijk beeld te kunnen geven van de eventuele gevolgen van de impact van de huidige pandemie op de ombouw. De transmissiesysteembeheerders van de betrokken landen zijn momenteel bezig met het verzamelen van gegevens over de vertragingen in de ombouw. Zij verwachten per eind juni een completer beeld te kunnen geven. Ik ben afhankelijk van deze informatie om uw Kamer een betrouwbaar beeld te schetsen.

De leden van de VVD-fractie vragen welke alternatieven er zijn om op andere onderdelen de gaswinning in Groningen (sneller) te verminderen ter eventuele compensatie van het niet tijdig realiseren van de ombouwactiviteiten in België, Duitsland en Frankrijk. In hoeverre is er bijvoorbeeld sprake van een verminderde vraag naar Groningengas vanuit België, Duitsland en Frankrijk vanwege de coronacrisis? In hoeverre draagt dit bij aan de afbouw van de gaswinning in het Groningenveld?

Antwoord

Het is mogelijk dat er als gevolg van de coronacrisis sprake is van een lagere vraag naar Groningengas uit België, Frankijk en Duitsland. Dat moet blijken uit de cijfers van de Task Force. Een dergelijke lagere vraag zou echter tijdelijk zijn. Dit leidt niet tot een structurele vraagvermindering naar L-gas en draagt dus ook niet bij aan de structurele afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld. Structurele vraagvermindering kan alleen door L-gasinstallaties om te bouwen. Zoals ik heb aangegeven in mijn voornoemde brief van 8 april jl. zijn deze ombouwactiviteiten momenteel in meer of mindere mate vertraagd door de verschillende coronamaatregelen in België, Duitsland en Frankrijk. Hierdoor kunnen monteurs hun werkzaamheden niet uitvoeren. Binnen de Task Force hebben alle drie de landen onlangs duidelijk aangegeven alles op alles te zetten om de ombouwwerkzaamheden te herstarten na een versoepeling van de lockdown en voornemens zijn om de opgelopen achterstanden tot het minimum terug te brengen. Wanneer er eind juni een completer beeld is kan ook worden bezien of er in het huidige gasjaar een verminderde vraag is in België, Duitsland en Frankrijk als gevolg van de coronacrisis. Daarnaast blijft het kabinet er alles aan doen om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel mogelijk te beëindigen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de coronacrisis ook zorgt voor vertraging op andere onderdelen die moeten leiden tot de afbouw van de gaswinning in Groningen. Dus naast de nu aangekondigde mogelijke vertraging van deze ombouwactiviteiten, bijvoorbeeld bij de bouw van de stikstoffabriek in Zuidbroek of de veranderingen die de grootste negen afnemers van laagcalorisch gas moeten doen als gevolg van het wettelijk verbod voor deze bedrijven op het gebruik van laagcalorisch gas.

Antwoord

GTS heeft aangegeven dat de bouw van de stikstofinstallatie nog op schema ligt en dat de coronacrisis vooralsnog geen gevolgen heeft voor de ombouw van de negen grootste verbruikers van laagcalorisch gas. Samen met GTS blijf ik de situatie nauwlettend volgen. Indien er vertraging ontstaat, zal ik uw Kamer daar zo spoedig mogelijk over informeren.

Los van de coronacrisis zijn er enkele bedrijven van de negen grootste verbruikers die niet voor oktober 2022 aangesloten kunnen worden op het hoogcalorisch gasnet als gevolg van onder andere de problematiek rondom stikstofdepositie. Dit heb ik ook aangegeven in mijn reactie op de vragen van het vorige schriftelijke overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 744). In mijn reactie op de vragen van de leden van de SP-fractie ga ik hier nader op in.

De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister voor de antwoorden op de vragen in het vorige schriftelijk overleg, maar hebben daarover nog wel een aantal vragen.

Allereerst vinden de leden van de VVD-fractie het belangrijk dat naast de materiele schade, ook de immateriële schade ruimhartig wordt vergoed. Deze leden kijken daarom uit naar de definitieve werkwijze van de kwartiermaker Instituut Mijnbouw Groningen (IMG) voor immateriële schade. Zij lezen dat de kwartiermaker IMG, zoals hij heeft aangekondigd, invulling geeft aan het feit dat er ook immateriële schade kan zijn als men niet heeft hoeven verhuizen, bijvoorbeeld als er langdurig onzekerheid is geweest over de versterking of als er geen meervoudige schade is en dat de immateriële schade ook niet alleen betrekking heeft op het verleden. De kwartiermaker is voornemers om bij het verder ontwerpen en vaststellen van een werkwijze voor immateriële schade maatschappelijke organisaties te betrekken. Dit lijkt beperkt te worden tot het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging. De leden van de VVD-fractie zijn er voorstander van om dit breder te doen. Is de Minister bereid dit te bevorderen?

Antwoord

Zoals eerder aangegeven, bijvoorbeeld tijdens de behandeling van de Tijdelijke wet Groningen, stelt het IMG in oprichting (i.o.) zijn eigen werkwijze voor immateriële schadevergoeding vast. Het is daarmee niet aan mij maar aan de kwartiermaker IMG zelf om te bepalen hoe hij invulling geeft aan het organiseren van draagvlak. Wel zal ik het IMG i.o. attenderen op uw vraag en uw opvatting over het betrekken van maatschappelijke organisaties. Ten overvloede merk ik op dat het Groninger Gasberaad een collectief van maatschappelijke organisaties is, waarin verschillende sectoren zijn vertegenwoordigd, waaronder LTO Noord, FNV/CNV, VNO-NCW/MKB Noord en Woningcorporaties.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de gemeenten momenteel hun lokale plannen van aanpak in het kader van de versterking finaliseren. Hierin stellen gemeenten vast hoeveel en welke adressen binnen de gemeente per jaar opgenomen, beoordeeld en uitgevoerd kunnen worden. Wanneer zijn deze lokale plannen allemaal gereed? In hoeverre loopt het opstellen daarvan vertraging op door de coronacrisis? In hoeverre hebben (kleinere) gemeenten voldoende kennis, kunde en draagkracht om de lokale plannen van aanpak te maken?

Antwoord

De gemeenten hebben hun lokale plannen van aanpak opgesteld en een aantal zijn reeds door de gemeenteraad vastgesteld. Sommige gemeenten hebben ervoor gekozen om een uitgebreid participatietraject te starten voorafgaand aan vaststelling door de gemeenteraad. Door de coronamaatregelen is dit lastiger geworden maar de betreffende gemeenten zoeken naar passende alternatieven. De lokale plannen van aanpak zullen uiterlijk eind mei worden vastgesteld. Parallel voert het SodM een toets uit op de veiligheid en de NCG een toets op de uitvoering. Mogelijk vloeien daar nog aanpassingen uit voort. De NCG vraagt in het bijzonder aandacht voor de haalbaarheid van het totale aantal beoogde opnames en beoordelingen en voor voldoende locaties voor de realisering van wisselwoningen. Conform de bestuurlijke afspraken van juni 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 664) is een bureau opgericht dat de gemeenten waar nodig ondersteunt bij de planvorming en uitvoering. Ook de NCG en het Ministerie van BZK bieden waar nodig ondersteuning aan de gemeenten.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat alles op alles wordt gezet om de versterkingsoperatie voor te zetten binnen de mogelijkheden die de instructies van het kabinet en de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) bieden. Deze leden willen hierbij weten wat de coronacrisis voor invloed heeft op de versterkingsoperatie in brede zin (dus naast de taxaties). Kan de Minister aangeven wat er concreet aan wordt gedaan om vertraging bij de versterkingsoperatie tegen te gaan en te voorkomen? Welke vertraging lopen de bouwwerkzaamheden in het kader van de versterking op?

Antwoord

Ondanks de uitdagingen die de maatregelen tegen het verspreiden van het coronavirus met zich meebrengen is de voortgang van de versterkingsoperatie van groot belang. De leden van de fracties van VVD, CDA en SP vragen hier aandacht voor.

Omdat de versterking een veiligheidsoperatie is wordt ook tijdens de coronacrisis alles op alles gezet om het versterkingsproces zoveel mogelijk doorgang te laten vinden en eventuele vertraging te minimaliseren. Vanwege de crisis is heeft de NCG 167 geplande opnames en nog eens 40 opnames uit bijzondere projecten noodgedwongen afgezegd. Inmiddels zijn opnames op vrijwillige basis hervat. De NCG heeft om vertraging te voorkomen een alternatieve werkwijze getest, eveneens op vrijwillige basis. Bij deze alternatieve werkwijze wordt in een telefonisch gesprek met de eigenaar bepaald welke vorm van opname mogelijk is voor het pand en geschikt is voor de bewoner. Dit kan zijn een opname door de bewoner zelf met een camera eventueel onder begeleiding van een deskundige of een fysieke opname waarbij het inspectiebureau langskomt binnen de kaders van de RIVM-richtlijnen. De eerste ervaringen zijn positief. De NCG onderzoekt of deze wijze van opnemen mogelijk ook op langere termijn kan worden toegepast. Het maken van beoordelingen is werk dat voornamelijk vanachter een bureau wordt gedaan; hieraan wordt op normaal tempo doorgewerkt. Voor concrete bouwprojecten geldt, evenals voor bouwprojecten in de rest van het land, dat hieraan wordt doorgewerkt conform het protocol «Samen veilig doorwerken» (Kamerstuk 28 325, nr. 211). De Versterkingspunten van de NCG, waar bewoners terecht kunnen met vragen, zijn of worden coronaproof ingericht. Ook is inmiddels de eerste digitale bewonersbijeenkomst georganiseerd via een app waarmee bewoners geïnformeerd kunnen worden over de plannen in hun straat of wijk. Deze vorm van communicatie is door de bewoners goed ontvangen. Deze vorm van informatieverstrekking zal de NCG vaker inzetten. De NCG heeft extra bewonersbegeleiders aangesteld om bewoners te begeleiden in alle stadia van het versterkingsproces. Het doel blijft om het afgesproken aantal van opnames en beoordelingen voor 2020 te halen.

De leden van de VVD-fractie vinden het een goede zaak dat de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) recent is gestart met een kleinschalige proef met schade-opnames op afstand via smartphone of tablet bij woningen. Wat zijn de ervaringen met deze proef? In hoeverre kan deze proef verder opgeschaald worden?

Antwoord

In de afgelopen drie weken zijn, bij wijze van pilot, ruim 200 schademeldingen op afstand opgenomen. Hierbij vindt via een videoverbinding (met smartphone of tablet) samen met de onafhankelijk deskundige en de zaakbegeleider een opname plaats. De deskundige is daarbij in staat de bewoner bij de opname te begeleiden en instructies te geven. Bij de betrokken bewoners en deskundigen is sprake van tevredenheid over deze pilot. Deze pilot wordt verder opgeschaald en onder meer ingezet bij kwetsbare groepen waar als gevolg van de coronacrisis geen fysieke schade-opname mogelijk is. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat de variant haar beperkingen kent. De opname kost bijvoorbeeld niet minder tijd, eerder meer tijd. De bewoner moet bovendien instemmen met de wijze van opnemen.

In het vorige schriftelijk overleg hebben de leden van de VVD-fractie een aantal vragen gesteld over het stop zetten van taxaties in het kader van de versterking in verband met de coronacrisis die erg globaal zijn beantwoord. De vraag over of andere taxaties in de rest van het land ook gestopt zijn, is niet beantwoord. Graag ontvangen deze leden alsnog de beantwoording van deze vraag. Aanvullend: hoe zijn of worden de taxaties elders in het land anders wel gecontinueerd? Hoe doen makelaars en/of taxateurs hun werk in deze tijd van de coronacrisis? Welk overleg heeft er plaats gevonden met het RIVM om de taxaties wel op een verantwoorde manier door te kunnen laten gaan, zoals ook overleg met andere sectoren plaats vindt in het kader van de anderhalve meter economie?

Antwoord

Zoals hiervoor aangegeven vinden de werkzaamheden in het kader van de versterkingsoperatie, opname, beoordeling, informatievoorziening en bouwwerkzaamheden, binnen de mogelijkheden zo veel mogelijk doorgang binnen de richtlijnen van het RIVM en het protocol «Samen veilig doorwerken». De taxaties die dienen voor de waardebepaling en de bezichtigingen voor de aan- of verkoop van woningen vinden ook zoveel mogelijk doorgang. De brancheverenigingen hebben met inachtneming van de RIVM-richtlijnen sectorspecifieke richtlijnen opgesteld. Zo zijn bijvoorbeeld bezichtigingen beperkt tot maximaal twee personen, is bij een bezichtiging de huidige bewoner (en eigenaar) niet aanwezig, worden geen handen geschud en worden deurklinken en leuningen gedesinfecteerd. Waar het niet nodig is om fysieke bezoeken af te leggen wordt virtueel gewerkt door het maken van filmpjes en foto’s die online kunnen worden bekeken.

De leden van de VVD-fractie vragen of aangegeven kan worden hoeveel van de huizen inmiddels zijn geïnspecteerd. Wat is de planning voor de komende tijd qua aantallen inspecties? In hoeverre zijn de resultaten van de inspecties ook al gedeeld met de bewoners (om welke percentages gaat het dan)? Wat is de stand van zaken van de verschillende batches? Wat is bijvoorbeeld ook de stand van zaken van batch 1581? Deze zijn in 2016/2017 geïnspecteerd, maar daar weet het dorp blijkbaar nog van niets.

Antwoord

Op de website van de NCG is het dashboard te vinden met cijfers over de voortgang van de versterkingsoperatie. Het dashboard wordt inmiddels maandelijks geüpdatet. Tot en met 31 maart 2020 zijn 15.730 adressen van de 26.272 adressen uit de werkvoorraad opgenomen. De ambitie blijft om in 2020 4.000 opnames en 4.000 beoordelingen uit te voeren, zoals Rijk en regionale overheden in de zomer van 2019 overeen zijn gekomen. Gekeken naar de realisatie in het laatste kwartaal van 2019 lijkt dit haalbaar. Dit is ook het uitgangspunt dat de gemeenten en de NCG hanteren ten behoeve van hun planvorming. Het doel is om ook de uitvoeringscapaciteit verder te vergroten. Het kabinet zet samen met de NCG en de regio alles op alles om ook de uitvoering te versnellen, door bijvoorbeeld de praktijkvariant en de Bouwimpuls (Kamerstuk 33 529, nr. 718). Hierbij moet worden opgemerkt dat de gebouwen die op dit moment gereed zijn om in uitvoering te worden gebracht veelal fors versterkt moeten worden. De complexiteit van deze projecten betekent dat de planfase en de daadwerkelijke uitvoering de nodige tijd kosten. De verwachting is dat naarmate de gaswinning verder daalt de noodzakelijke versterkingsmaatregelen minder vergaand worden en de planning en uitvoering sneller zal gaan.

Voor de stand van zaken per batch verwijs ik u graag naar de tabel in bijlage 1 van de beantwoording van de schriftelijke vragen van het SO Mijnbouw-Groningen van 18 maart jl. De leden van de VVD-fractie vragen voorts naar de stand van zaken met betrekking tot batch 1581. De NCG heeft, in overleg met het Rijk en de regiobestuurders, besloten om voor batch 1581 de adressen met een normaal risicoprofiel in uitvoering te nemen op basis van de versterkingsadviezen die in het verleden zijn gemaakt (Kamerstuk 33 529, nr. 701). Bewoners zijn via de Versterkingspunten van de NCG geïnformeerd over dit besluit. Om de uitvoering van bestaande versterkingsadviezen versneld in uitvoering te brengen is de Bouwimpuls in het leven geroepen. Een groot deel van de versterkingsadviezen uit batch 1581 wordt in dat verband in uitvoering gebracht. Gelet op de omvang van de groep gaat dit in afstemming met de gemeenten in fases. De eerste fase is inmiddels gestart en de betreffende bewoners zijn daarover aanvullend geïnformeerd.

De leden van de VVD-fractie willen graag weten wanneer de versterking van de agrarische panden gereed kan zijn.

Antwoord

Bij agrarische panden is er vaak meer aan de orde dan alleen de versterking. Zo is er in veel gevallen ook sprake van schade en spelen andere facetten een rol, zoals de stikstofcrisis, plannen van de boeren om uit te breiden of in te krimpen, verduurzaming van de landbouw en behoud van erfgoed. Deze combinatie van uitdagingen vraagt om een integrale aanpak. Regio en Rijk hebben daarom besloten een agroprogramma op te stellen om het handelingsperspectief van de agrariër te verbeteren of herstellen. Deze uiteenlopende uitdagingen maken dat moeilijk te zeggen is wanneer de versterking van alle agrarische panden volledig zal zijn afgerond.

De Minister geeft aan dat de tijdelijke reparatieregeling en de bijbehorende voorwaarden breed zijn gecommuniceerd. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het dan kan dat er maar 100 van de 6.000 gevallen gebruik hebben gemaakt van de regeling. Waarom hebben de meeste mensen afgezien van een aanvraag? Hoe heeft de communicatie plaatsgevonden, welke communicatie is er geweest en wat is het bereik geweest?

Antwoord

Het initiatief tot de regeling is ontstaan na de presentatie van de resultaten van het onderzoek van AHA! naar de tevredenheid van acceptanten van het «6.000-aanbod» van NAM. Het was niet de verwachting dat de ruim 6000 gevallen een aanvraag zouden indienen. Niet elke bewoner die een aanbod van NAM in het kader van de resterende 6.199 openstaande schademeldingen heeft ontvangen voldeed automatisch aan de voorwaarden van de reparatieregeling. Bewoners konden tussen 6 januari 2020 en 1 maart 2020 een verzoek indienen bij de provincie Groningen als:

  • Zij de schade gemeld hebben vóór 31 maart 2017;

  • Zij behoorden tot de ruim 5000 bewoners die het aanbod van NAM in het kader van de resterende 6.199 openstaande schademeldingen hebben geaccepteerd zonder tussenkomst van de Arbiter Bodembeweging of burgerlijk rechter;

  • Zij konden aantonen dat zij de schade niet (volledig) hebben kunnen laten herstellen van het door NAM betaalde bedrag.

Verzoeken van bewoners die wel onder de doelgroep vielen én die een eventueel tekort konden aantonen tussen het aanbod van NAM en de daadwerkelijke kosten voor het herstel van die betreffende schade ontvangen een vergoeding van dat verschil.

Zoals ik uw Kamer eerder heb aangeven heeft de provincie de communicatie over deze regeling serieus aangepakt. Daarin is zij actief bijgestaan door gemeenten en maatschappelijke organisaties. Er zijn door de provincie meerdere advertenties geplaatst in het Dagblad van het Noorden en in huis-aan-huiskranten: voor aanvang van de regeling in december, in de eerste week van januari, begin en half februari (twee weken voor sluiting). De Groninger Bodembeweging en het Gasberaad hebben de regeling in hun nieuwsbrieven en op hun website onder de aandacht gebracht. Dit geldt ook voor Stut en Steun en de aardbevingsgemeenten. Ook andere organisaties, zoals de TCMG en de Onafhankelijk Raadsman, hebben bewoners op de regeling gewezen. De pagina over de regeling op de provinciewebsite is meer dan 2000 keer bezocht. De provincie kreeg dagelijks telefoontjes over de regeling en ondersteunde bewoners bij hun verzoek.

De leden van de VVD-fractie wijzen op de berichtgeving van 1Limburg op 15 april 2020 dat de Raad van State heeft geoordeeld dat mijnschade niet verjaard. Wat is de uitspraak van de Raad van State precies en wat zijn daarvan de gevolgen? Zijn er consequenties voor het schadeprotocol voor kleine velden?

Antwoord

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft op woensdag 15 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over twee verzoeken om schadevergoeding uit het Waarborgfonds Mijnbouwschade. In het hoger beroep heeft de ABRvS geoordeeld dat de schade niet verjaard is. Ik zal de uitspraak binnen de gestelde termijn uitvoeren. De uitspraak kan ook relevant zijn voor andere mijnbouwsectoren en bedrijfsactiviteiten buiten deze sectoren. Ik ben op dit moment de uitspraak en de gevolgen daarvan nader aan het bestuderen. Ik zal uw Kamer hierover voor het zomerreces nader informeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik een inbreng te leveren naar aanleiding van de agendastukken voor het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen. De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de resultaten van de risicoanalyse 2020–2021. Uit de meest recente risicoanalyse (HRA) van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) blijkt dat de afbouw van de winning van Groningengas het beoogde effect op de veiligheid lijkt te hebben. Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) bevestigd dat er geen gebouwen met een verhoogd risicoprofiel zijn. Het valt deze leden overigens wel op dat de uitkomsten zeer sterk afwijken van de verwachting voor 2020 die in 2019 zijn beschreven. Kan de Minister deze afwijking nader uiteenzetten? Het is goed dat de Minister aangeeft dat de uitvoering van de versterking doorgaat, conform de gemaakte afspraken met de regionale overheden en dat de nieuwe risicoanalyse geen aanleiding geeft om de huidige scope aan te passen. Kan de Minister bevestigen dat er niets aan de prioritering en de volgorde van versterken verandert?

Antwoord

Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de meest recente risicoanalyse.

De leden van de CDA-fractie vragen aan de Minister hoeveel gebouwen er nog beoordeeld moeten worden voor de versterkingsopgave. Worden hierbij de richtlijnen van de laatste HRA gebruikt of van analyses uit eerdere jaren?

Deze leden lezen in de brief dat, rekening houdend met de door SodM geadviseerde onzekerheidsmarge (de P90), er 80 tot 160 gebouwen zijn met alleen een licht verhoogd risicoprofiel. Dit betreffen uitsluitend schuren bij boerderijen. Welke effecten heeft dit op de veiligheid en op de bedrijfsvoering van deze agrariërs?

Antwoord

Voor de voortgang van de opname en beoordeling van gebouwen met het oog op versterking verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie hierover. Bij de beoordeling van gebouwen, waaronder agrarische panden, wordt de HRA-analyse niet gebruikt, maar wordt de op dat moment actuele versie van de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) gehanteerd.

De bedrijfsvoering van de agrarische ondernemer is door de aardbevingsproblematiek in sommige gevallen de afgelopen periode onder druk komen te staan. Daarom werken Rijk en regio samen aan een integraal programma voor agrariërs om het handelingsperspectief van de boer te verbeteren of te herstellen.

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over het dashboard. Deze leden zien dat het dashboard meer en meer gevuld wordt, maar het is nog steeds niet inzichtelijk hoe de relatie is met de gemeentelijke plannen. Daarmee is het volstrekt onduidelijk of die gehaald worden en ook niet te controleren voor zowel lokale volksvertegenwoordigers als ook de Kamer. Hoe gaat de Minister dat oplossen? Kan de Minister dit voor het volgende algemeen overleg of schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen inzichtelijk maken? Daarnaast vragen zij of de Minister bij de werkvoorraad ook een tijdsplanning kan geven: welke projecten moeten over een maand, half jaar en over een jaar voltooid zijn? Kan de Minister aangeven hoe zij hierop gaat sturen? De eerder genoemde leden zijn ook benieuwd naar de doorlooptijden van de werkvoorraad. Wordt er daarnaast bij de prioritering ook gekeken naar hoe lang een aanvraag al in de werkvoorraad zit?

Antwoord

Voor de voortgang van de opname en beoordeling van gebouwen met het oog op versterking en uw vraag over de lokale plannen van aanpak verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie hierover. Gemeenten bepalen de prioritering in de lokale plannen van aanpak aan de hand van risicoprofielen en houden hiernaast rekening met hoe lang de bewoner in de versterkingsopgave zit.

De leden van de CDA-fractie vragen of de bewoners geïnformeerd worden over de status van hun woning met betrekking tot schadeherstel en/of versterken. Kan de Minister aangeven hoe dat contact verloopt? Via welke middelen en hoe vaak? Deze leden vragen dat ook in relatie tot de musical van Edith die nog vers in het geheugen zit. Zij ontvangen signalen dat het niet voor iedereen duidelijk is in welk versterkingsregime (bijvoorbeeld welke procedures en kaders er zijn) de woning zit. Kan de Minister aangegeven hoe de Minister dit duidelijk maakt aan de inwoners in Groningen?

Antwoord

De TCMG (die alleen gaat over schadeherstel) streeft ernaar bewoners zo goed mogelijk te informeren over de status van de behandeling van hun schademelding door het gehele schadeproces heen. Zo wordt er na de schademelding zo snel mogelijk een persoonlijke zaakbegeleider toegewezen. Deze helpt de bewoner tijdens het hele proces en dient als eerste aanspreekpunt bij vragen. Daarnaast kunnen bewoners via «Mijn Schadedossier» te allen tijde inzage verkrijgen over de status van hun dossier in het schadeproces. Hierin staan o.a. alle gedane aanvragen, verstuurde correspondentie, adviesrapporten en eventuele zienswijzen. Uiteraard kunnen bewoners voor vragen ook dagelijks terecht bij het Serviceloket van de TCMG. Een volledig overzicht van de schadeafhandeling en de vaste contactmomenten met bewoners hierin is te vinden op de website van de TCMG.

Voor bewoners-eigenaren van wie de woning in aanmerking komt voor opname, beoordeling en eventueel versterking geldt dat allereerst een kennismakingsgesprek wordt gehouden tussen een bewonersbegeleider van de NCG en de bewoner op het op te nemen adres. Vervolgens wordt op afspraak de opname uitgevoerd door een ingenieursbureau onder begeleiding van een bewonersbegeleider van de NCG. Het adres wordt vervolgens beoordeeld door een ingenieursbureau. Het resultaat hiervan is nu nog een Versterkingsadvies (VA); dit wordt binnenkort een normbesluit waartegen bezwaar en beroep open staan. Het VA, en straks het normbesluit, wordt besproken met de bewoner/eigenaar. Gedurende dit proces wordt de bewoner/eigenaar begeleid door een bewonersbegeleider.

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de tijdelijke beleidsregel voor de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Klopt het dat het normbesluit en het versterkingsbesluit samengevoegd worden? Kan dan ook worden gesteld dat het versterkingsbesluit hiermee in grote mate bepalend is voor de versterking van woningen? Kan de Minister de rol van de eigenaar of bewoner schetsen in deze? Hoeveel invloed en inspraak heeft de bewoner op het besluit? Deze leden hebben altijd gezegd dat zij onze inwoners weer aan het stuur willen hebben en dat de inwoners dus invloed hebben op het versterkingsplan. Het gaat immers om hun woning en deze leden vragen dan ook wat de Minister gaat doen om ze bij dit plan te betrekken. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat door het vroegtijdig betrekken van de inwoners niet al bij het normbesluit vele bezwaren en beroepen worden aangetekend waardoor het proces wederom (onnodig) wordt vertraagd?

Antwoord

Allereerst is het belangrijk om te benadrukken dat wij de mening van de leden van de CDA-fractie delen dat de bewoners regie moeten kunnen voeren over de versterking van hun woning. Deze is ruimte is er nu al op basis van de beleidsregel die op 5 juni 2019 in werking is getreden, maar de Minister van BZK en ik zetten ons in om deze ruimte verder te vergroten. Dit komt ook tot uitdrukking in het wetsvoorstel Versterken dat op dit moment voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State ligt.

Er zijn geen voornemens om het norm- en versterkingsbesluit samen te voegen. Dit is niet opportuun omdat de besluiten een ander karakter hebben. In het normbesluit wordt vastgesteld of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet. Als het gebouw niet voldoet wordt in het normbesluit ook vastgesteld welke soort maatregelen noodzakelijk zijn om het gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. Hiermee kent het normbesluit een globale beschrijving van het soort maatregelen dat noodzakelijk is in het kader van veiligheid. Een soort maatregel uit het normbesluit is bijvoorbeeld dat versterking van het plafond noodzakelijk is. Door deze globaliteit blijft er ruimte om de voor de veiligheid noodzakelijke maatregelen in te passen op een manier die voor de eigenaar wenselijk is. De precieze uitwerking van de maatregelen landt in het versterkingsbesluit. In het traject richting de aanvraag van het versterkingsbesluit wordt de eigenaar begeleid door de bewonersbegeleider van de NCG. Op basis van een uitgewerkt bouwplan kan vervolgens een versterkingsbesluit worden genomen. Dit versterkingsbesluit is bepalend voor de wijze van versterking van het gebouw en laat tevens ruimte om aanvullende wensen van een bewoner te betrekken, mits daar financiering voor is. Zoals voorgaand beschreven zijn de wensen van de eigenaar hierbij het uitgangspunt.

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat door de coronapandemie de opnames van schade en versterkingen voor een groot gedeelte stil ligt, in ieder geval tot 6 april 2020. Hoe is het regime sinds 6 april? Dit treft de bewoners die in een onveilig huis wonen extra hard, gelet op het dringende advies van de overheid om thuis te blijven. Is de Minister bereid om, waar dat veilig en verantwoord kan, de opnames en herstelwerkzaamheden spoedig op te starten? Deze leden vragen daarnaast welke maatregelen de Minister van plan is te nemen om de opgelopen vertraging zo spoedig mogelijk weer in te lopen.

Antwoord

Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van de coronacrisis voor de voortgang van de versterkingsoperatie en de schadeafhandeling.

De coronapandemie heeft ook invloed op de ombouwactiviteiten van L-gasinstallaties in België, Duitsland en Frankrijk, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Deze ombouwactiviteiten zijn nodig om de vraag naar Groningengas te reduceren, zodat het Groningenveld zo spoedig mogelijk kan sluiten. Kan de Minister bij een verdere vertraging van deze ombouwactiviteiten de Kamer zo spoedig mogelijk informeren? Daarnaast vragen de eerder genoemde leden of er nog meer maatregelen die noodzakelijk zijn om de gaswinning in Groningen te beëindigen door de coronapandemie vertraging oplopen en welke stappen de Minister(s) hierop gaan nemen om deze zo spoedig mogelijk – gelet op de veiligheid van de Groningers – in te lopen?

Antwoord

Er is regelmatig contact tussen de leden van de Task Force over de stand van zaken in de verschillende landen. Op die manier wordt, in nauw overleg met de Nederlandse overheid en GTS, de situatie in alle drie de landen nauwlettend gemonitord door de overheden en netbeheerders. Met betrekking tot de overige noodzakelijke maatregelen verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen bij het jaarverslag van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG). Deze leden zijn blij dat de tevredenheidsscores van de schadeafhandeling er goed uitzien en dat het persoonlijk contact met schade-opnemer of schadedeskundigen zeer wordt gewaardeerd. In het verslag komen de processtappen goed in beeld (aantal opnames, beoordelingen en besluiten), maar graag ontvangen deze leden ook een overzicht van geheel of gedeeltelijk toegekende of afgewezen schadevergoedingen. Is het daarnaast ook mogelijk om inzichtelijk te maken welke herhaalde schademeldingen er zijn gedaan? Hoe verhouden alle meldingen zich met voorgaande jaren?

Antwoord

Nadat een aanvrager een schademelding heeft gedaan bij de TCMG volgt een schadeopname uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige. Bij woningen wordt tijdens deze schadeopname naast de gemelde schade ook alle overige zichtbare schade opgenomen. Alle opgenomen schade wordt vervolgens door een deskundige beoordeeld in een adviesrapport, waarna de TCMG uiteindelijk een besluit neemt. In 2019 nam de TCMG in totaal 21.043 besluiten. De TCMG voert momenteel een analyse uit naar geheel/gedeeltelijk toegewezen of afgewezen meldingen en zal daarover dit jaar publiceren en betrekken bij het jaarverslag 2020.

In 44% van de ontvangen schademeldingen in 2019 ging het om een herhaalde schademelding. Hiervan is sprake indien er op hetzelfde adres eerder een schademelding is gedaan bij NAM en/of er eerder een schademelding is gedaan bij de TCMG, waarmee de nieuwe schademelding niet kan worden samengevoegd. Ten opzichte van 2018 is er in 2019 een lichte afname te zien in het aantal herhaalde schademeldingen (van 50% naar 44%). Deze trend lijkt zich voort te zetten in 2020.

De leden van de CDA-fractie hebben in eerdere overleggen bij herhaling aandacht gevraagd over de situatie van de huurders uit Middelstum. Kan de Minister hierover een actuele stand van zaken geven? Deze leden vragen of de Minister ervoor kan zorgen dat voor deze huurders spoedig een passende oplossing wordt gevonden.

Antwoord

Aan de Groensingel en de Coendersweg te Middelstum worden in verband met de versterkingsopgave 16 woningen gesloopt door Woongroep Marenland. In overleg met de bewoners is gekozen om aan de Groensingel en Coendersweg elf levensloopbestendige woningen en twee gezinswoningen terug te bouwen. Daarnaast is de bewoners de mogelijkheid geboden om van oud naar nieuw te verhuizen zonder gebruik te hoeven maken van een wisselwoning. In dat kader worden acht woningen gebouwd dichtbij de oude locatie, aan de Ticheldobbe te Middelstum. Deze woningen worden in juni dit jaar opgeleverd. Alle nieuw te bouwen woningen zijn minimaal even groot, hebben een hoog kwaliteitsniveau en worden gasloos. Tevens krijgen de bewoners woonlastengarantie, wat inhoudt dat de woonlasten gelijk zijn aan woonlasten in de huidige woning of lager uitvallen. Met vijf huurders is nog geen overeenstemming bereikt. Er wordt overleg gevoerd tussen Woongroep Marenland en de betreffende huurders om de laatste knelpunten op te lossen. Vanuit het ministerie is hiervoor herhaaldelijk aandacht gevraagd bij deze woningcorporatie.

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen over schade door mijnbouw bij agrariërs. In de beantwoording van de Kamervragen van de leden Agnes Mulder, Geurts en Von Martels (Aanhangsel Handelingen 2019/20, nr. 2431) over schade aan mestkelders, ventilatiekanalen en funderingen veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten in Groningen geeft de Minister aan dat een aanvrager van schadevergoeding (waaronder ook agrariërs) gedurende de gehele procedure van de behandeling van zijn aanvraag wordt bijgestaan door een persoonlijk zaakbegeleider. Hoe kijkt de Minister aan tegen het advies van de agrotafel om hier aanvullend op ook een rechtsbijstand fonds voor agrariërs in te stellen? Aanvullend vragen deze leden hoe de Minister aankijkt tegen een opkoop/saneringsfonds voor agrariërs.

Antwoord

Zoals per brief van 5 februari 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 722) aangegeven werken Rijk en regio momenteel een programma uit voor de agrarische sector in het aardbevingsgebied. Doel van dit programma is om het handelingsperspectief van de agrariër te verbeteren of herstellen. Hiertoe wordt een integrale afweging gemaakt. Daarop kan op dit moment nog niet worden vooruitgelopen. De Agrarische Tafel heeft aangegeven behoefte te hebben aan een rechtsbijstandsfonds. Doordat de afhandeling van schade door de overheid (thans door de TCMG, straks door het IMG) is overgenomen is dit nu echter niet meer nodig. Daardoor krijgen gedupeerden, waaronder ook agrariërs, voldoende ondersteuning bij de afhandeling van hun schade en hoeven zij niet meer naar de burgerlijk rechter om hun schade te vorderen. De afhandeling van schade door de TCMG (straks IMG) roept dan ook minder klachten en bezwaren op dan de oude schadeafhandeling door NAM. Daarnaast heeft de NCG in het verleden onderzoek gedaan naar de vraag naar een rechtsbijstandsfonds. Uit dit onderzoek bleek dat het voor gedupeerden mogelijk is een rechtsbijstandsverzekering af te sluiten waaronder ook de verzekering voor juridische procedures ten gevolge van schade door bodembeweging valt. De NCG heeft naar aanleiding hiervan geconcludeerd dat het niet nodig was om een afzonderlijke rechtsbijstandsvoorziening te treffen voor gedupeerden van aardbevingsschade. Het ligt dan ook niet voor de hand om voor de laatste gevallen in de private afhandeling een rechtsbijstandsfonds op te richten.

De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat als de «zichtbare» schade aan mestkelders in een NAM/CVW-rapport al beoordeeld is, deze schade door de TCMG gezien wordt als een beoordeelde schade waardoor de oorzaak niet wordt aangepakt. Hierdoor blijven agrariërs met een forse schadepost én een onveilige situatie zitten. Deze leden vragen of agrariërs waarbij de schade aan de mestkelders is ondergebracht in een mestkelderdossier, zoals NAM zegt: «een onverplichte regeling dus geen schadeafhandeling», hun schade aan de mestkelder opnieuw morgen laten beoordelen door TCMG? Omdat TCMG niet eerder een schade in behandeling neemt voordat alle oude NAM/CVW schaden afgehandeld zijn, kan het door agrarische ondernemers ervaren worden dat dit NAM in de onderhandeling over de afhandeling in een machtspositie lijkt te zetten. Hoe kijkt de Minister hier tegen aan? De leden van de eerder genoemde fractie vragen aan de Minister om hier specifiek aandacht voor te hebben en spoedig met een oplossing te komen voor deze agrariërs.

Antwoord

Zoals ook in de beantwoording van vragen van de CDA-fractie over de afhandeling van schademeldingen bij onder andere mestkelderdossiers (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2431) is opgenomen, is TCMG op grond van het Besluit mijnbouwschade Groningen bevoegd aanvragen om schadevergoeding te behandelen die zien op schades die ná 31 maart (12:00 uur) 2017 zijn gemeld. Schades die eerder door NAM of het CVW, bijvoorbeeld op basis van het door NAM met LTO afgesloten mestkelderprotocol, zijn afgehandeld worden niet (opnieuw) door de TCMG beoordeeld. De TCMG heeft nog geen schade aan mestkelders afgewikkeld. Hiervoor is de TCMG in afwachting van het advies van een panel van experts. Dit advies wordt in juni verwacht. Aan de hand van dit advies kan de TCMG haar werkwijze vaststellen en de schademeldingen ten aanzien van mestkelders per geval beoordelen.

In drie Arbiterzaken waarin sprake is van schade aan mestkelders hebben de gedupeerden de zaak tegen NAM ingetrokken en bij de TCMG gemeld. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd. Mocht sprake zijn van meer van dergelijke zaken, de leden van de CDA-fractie maken daar melding van, dan zou de TCMG pas bevoegd zijn deze af te handelen indien de procedure jegens NAM wordt ingetrokken.

De Minister schrijft bij de beantwoording van de schriftelijke vragen bij vraag zes dat elke zes weken vanuit de TCMG een overleg plaats vindt met vertegenwoordigers vanuit de Agrarische sector over de schadeafhandeling. De leden van de CDA-fractie vragen wie aan dit overleg deelnemen en wat hun expertise is? Worden naar de mening van de Minister en van de Groningers met de juiste personen gesproken? Waar blijkt dat uit?

Antwoord

De TCMG voert iedere zes weken samen met de NCG overleg met de agrarische sector. Bij dit overleg zijn namens de sector de voorzitter van de Agrarische Tafel, vertegenwoordigers van stichting Boerenbelang Mijnbouwschade en vertegenwoordigers van LTO Noord aanwezig.

Kan de Minister aangeven of en zo ja, wanneer het Agroteam opgericht wordt? Tot slot op dit punt vragen deze leden hoe het staat het met de aangedragen pilots voor het versterken van agrarische panden.

Antwoord

Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van het vorige schriftelijke overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 744) wordt op advies van de Agrarische Tafel op dit moment door Rijk en regio gewerkt aan een programmatische aanpak voor agrariërs in Groningen. In de ontwikkeling van de programmatische aanpak wordt bezien welke rollen partijen als de provincie, het Rijk, de TCMG en de NCG binnen deze aanpak krijgen en in welke vorm het eerdergenoemde agroteam daar het beste bij past. Er wordt onverkort doorgewerkt om in de pilotdossiers tot een goede uitkomst te komen. De aangedragen dossiers bleken uitermate complex en kennen een lange historie. Mede daarom geven zij helaas geen representatief beeld van de agrarische problematiek. De leerpunten die uit de behandeling van deze dossiers naar voren komen worden meegenomen in de vormgeving van de programmatische aanpak.

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen over de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Van der Lee c.s. over een geactualiseerd zeespiegelstijgingsscenario over de Waddenzee (Kamerstuk 32 849, nr. 199). Is er inmiddels contact geweest met het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) over de uitvoering van het onderzoek? Zo ja, wat waren de uitkomsten hiervan? Kan de Minister aangeven of en zo ja, wanneer de KNMI bereid is om dit onderzoek uit te voeren? Klopt het dat voor 1 januari 2020 er een nieuw zeespiegelscenario voorgelegd moet worden en of dat op dit moment nog haalbaar is?

Antwoord

Ja, ik heb contact gehad over de uitvoering van dit onderzoek met het KNMI. Conform de afspraken in het kader van het «hand aan de kraan» principe moeten de zeespiegelscenario’s voor de Waddenzee elke 5 jaar geactualiseerd worden. De periode die nu voorligt is 2021–2025. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat dit niet lukt voor 1 januari 2021.

Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie nog enkele vragen over de gaswinning in Pernis. Kan de Minister aangeven of hij (recent) met de bewoners van Pernis en omgeving heeft gesproken over de gaswinning? Deze leden ontvangen signalen van burgers dat zij ongerust zijn over mogelijke bevingen en bodemdalingen naar aanleiding van de gaswinning. Zij zijn bang om in een onveilige situatie te komen. De leden van de eerder genoemde fractie vragen wat de Minister gaat doen om onrust bij de bewoners weg te nemen en of de Minister nog eens goed naar het winningsplan wil kijken. Zijn alle risico’s goed in kaart gebracht en goed besproken met inwoners en lokale en provinciale bestuurders? In de beantwoording van het schriftelijk overleg van 18 maart 2020 schrijft de Minister dat over de uitkomst van de seismisch risicoanalyse (SRA) met de gemeente geen verschil van mening is. Het seismisch risico in het winningsplan is conform de leidraad van SodM uitgevoerd door de NAM. Zowel TNO als SodM hebben hierover geadviseerd. De gemeente heeft in haar advies enkele vragen gesteld die met de experts van de gemeente zijn besproken. De leden van de CDA-fractie vragen wat er uit dit overleg met de gemeente is gekomen. Is dit aanleiding geweest om de plannen aan te passen of nader toe te lichten aan de bewoners van Pernis? Kan de Minister dit nader toelichten?

Antwoord

De wijziging van het instemmingsbesluit Pernis betrof de duur van de winning. Bij een dergelijke wijziging is het niet gebruikelijk om een informatiemarkt te organiseren waardoor er geen (recent) contact geweest is met bewoners van Pernis. Bij de behandeling van het winningsplan Pernis zijn gedurende de procedure wel alle stukken gedeeld en besproken met de decentrale overheden, dit is gebruikelijk. Het overleg dat met de gemeente is gevoerd had tot doel enkele technische vragen van de gemeente te beantwoorden. De vragen hadden betrekking op de modellering van bodemdaling en de gegevens van een observatieput. In het instemmingsbesluit zijn zowel de vragen als de antwoorden daarop verwerkt. De vragen noch de antwoorden waren aanleiding om de plannen aan te passen. Er is geen aanleiding om nogmaals het winningsplan te beoordelen. Om ook los van vergunningprocedures informatie beschikbaar te hebben heb ik de website www.mijnbouwvergunningen.nl laten bouwen. Op die website is ook informatie over de gaswinning bij Pernis-West, het winningsplan en het instemmingsbesluit te vinden. Tevens wordt op deze website ingegaan op veel gestelde vragen over bodemdaling en mogelijke aardbevingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties horende bij het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen van 15 april 2020. Deze leden willen de Ministers nog enkele vragen stellen. De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de resultaten van de risicoanalyse en zijn verheugd dat de seismische dreiging en risico’s voor bewoners sneller afnemen dan uit eerdere berekeningen bleek. Helaas begrijpen deze leden van de Minister uit de antwoorden uit het vorige schriftelijk overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 725) dat dit gedaalde seismische risico leidt tot verschillen in de versterkingsmaatregelen die nodig zijn. Woningen die nu beoordeeld worden, komen minder in aanmerking komen voor sloop-nieuwbouw en vaker voor oplossingen zoals steunbalken, dit terwijl eerder beoordeelde woningen wel in aanmerking kwamen voor sloop-nieuwbouw. Als de versterkingsoperatie sneller was afgerond, dan hadden al deze bewoners een nieuw huis gehad. Er ontstaat nu ongelijkheid in de gemeenschap doordat de overheid traag opereert. Het grote verschil doet geen recht aan het lange wachten op een onveilig huis. Het gaat bovendien ten koste van het draagvlak voor de versterkingsoperatie. Daarom vragen deze leden hoe de Minister recht wil doen aan de lange periode van onzekerheid waarin deze bewoners al zitten bij de omgang met de ongelijke versterkingsmaatregelen bij gelijke woningen.

Antwoord

De primaire doelstelling van het kabinetsbeleid ten aanzien van gaswinning in Groningen is het verbeteren van de veiligheid en toekomstige schade zoveel mogelijk te voorkomen. Bovendien is het versterken van een woning voor een bewoner vaak een ingrijpend en langdurig proces. Om die reden is het besluit genomen om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk te beëindigen. De veiligheidssituatie is als gevolg van de fors lagere gaswinning verbeterd waardoor de verwachting is dat steeds minder ingrijpende maatregelen nodig zijn om een huis op norm te brengen. Voor sommige bewoners kan dit betekenen dat er veel minder versterkingsmaatregelen nodig zijn dan tot nu toe verwacht. Het kabinet overlegt met de regionale bestuurders hoe we de nieuwe inzichten op een logische en uitlegbare wijze kunnen implementeren in de versterkingsoperatie. De uitkomst van dit overleg zal aan uw Kamer worden gemeld.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de voortgang van de versterkingsoperatie nu de TCMG heeft besloten om het werk van de schadetaxateurs stil te leggen tot 6 april 2020. Deze leden vragen de Minister of het werk inmiddels hervat is binnen de richtlijnen van het RIVM. Zij vragen de Minister wat er nodig is om de doelen van 2020 te halen binnen de RIVM-richtlijnen en de anderhalvemetersamenleving. Deze leden vragen de Minister hoe eventuele belemmeringen door deze nieuwe situatie zo snel mogelijk opgelost kunnen worden.

Antwoord

De TCMG heeft op 16 maart jl. besloten de fysieke schadeopnames bij bewoners thuis stop te zetten. Aanleiding vormde de toen bekendgemaakte adviezen van het RIVM en het kabinet. Er werden op dat moment al veelvuldig door schademelders zelf schadeopnames afgezegd. Van geheel stopzetten is vervolgens geen sprake geweest. Er zijn opnames in leegstaande gebouwen (scholen, kerken, e.d.) uitgevoerd en er is een pilot met de opnames op afstand gestart.

De TCMG heeft de afgelopen periode gekeken op welke wijze, binnen de richtlijnen van het RIVM en met maximale zorgvuldigheid voor de Groningers, de fysieke opnames weer op een verantwoorde wijze kunnen worden uitgevoerd. Recent heeft de TCMG besloten om per 11 mei 2020 de fysieke opnames te hervatten. Dit gebeurt op basis van vrijwilligheid en vanzelfsprekend staat de volksgezondheid voorop. Voor het hervatten van de schadeopnames is een protocol opgesteld, waarbij ook is gekeken naar het protocol dat de bouw- en installatiebranche hanteert. Dat betekent onder andere dat de ruimte vooraf 15 minuten door de eigenaar geventileerd dient te worden. In eerste instantie worden om het aantal reisbewegingen te minimaliseren alleen schade-experts uit de drie noordelijke provincies ingezet. In de week van 11 mei staan 450 fysieke opnames gepland. De zaakbegeleider is standaard niet aanwezig bij de schadeopname maar houdt wel telefonisch contact. Fysieke schadeopnames zijn niet mogelijk bij mensen uit kwetsbare groepen. Vooraf worden diverse checks gedaan om dat te voorkomen. Voor hen, en voor anderen die een fysieke schadeopname niet zien zitten, zijn blijft er de mogelijkheid voor een digitale schadeopname.

Het risico van vertrekkende schade-experts is door de TCMG onderkend en hiervoor zijn maatregelen genomen. Daarom zijn deze deskundigen ingezet voor de schadeopnames op afstand en de schadeopnames in leegstaande panden. Daarnaast heeft de TCMG afspraken met de schade-experts gemaakt over een werk- en volumegarantie bij hervatting van de schadeopnames na de coronacrisis.

De leden van de D66-fractie zijn verbaasd over de reactie van de Minister in het vorige schriftelijk overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 725) dat het «like-for-like»-beginsel geen absoluut begrip of regel is. Dit geeft de indruk dat de Minister wederom verwachtingen heeft gewekt die niet waargemaakt gaan worden. Deze leden benadrukken dat de bewoner te allen tijde op één moet staan en dat we tot het uiterste moeten gaan om de mensen te bedienen met oplossingen die teruggeven wat ze hadden. Deze leden vragen de Minister hoe hiervoor alles in het werk wordt gesteld.

Antwoord

Het kabinet deelt de mening van de leden van de D66-fractie dat de bewoner op één moet staan. Zoals aangegeven in de beantwoording in het vorige schriftelijk overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 744) is het streven om bewoners na de uitvoering van versterkingsmaatregelen (of sloop en nieuwbouw) zoveel mogelijk dezelfde woningkwaliteit als voorheen terug te geven. Daarom bieden we een bewoner de mogelijkheid om, als er sprake is van ingrijpende versterking maar uit het versterkingsbesluit/normbesluit geen sloop-herbouw voortvloeit, te kiezen voor sloop-nieuwbouw. In dat geval zijn de kosten voor de nieuwbouw echter gemaximeerd en moeten ze in verhouding staan tot de kosten die voor versterking gemaakt zouden worden. Datzelfde geldt voor woningbouwcorporaties die de versterking koppelen aan een bredere opgave. Als er geen andere optie is dan herbouw geldt uiteraard wel dat men een gelijkwaardig huis terugkrijgt. Het is belangrijk dat de bewoner in Groningen inzicht heeft in het proces waar hij of zij mee geconfronteerd wordt. Hiervoor zijn door de NCG de stappen in het versterkingsproces in een bewonersvriendelijke toelichting weergegeven.

De leden van de D66-fractie ontvangen signalen dat bewoners niet worden geïnformeerd waarom zij moeten wachten op de versterking van hun huis. Bewoners weten opnieuw niet waar ze aan toe zijn, nadat deze groep al jaren aan het wachten is. Wachten zonder te weten waarop is frustrerend en voedt de achterdocht. Deze leden benadrukken dat bewoners goed betrokken moeten worden bij de planning en voortgang van de versterkingsoperatie. Dit gebeurt nu onvoldoende en er is een extra handicap bijgekomen door COVID-19. Deze leden vragen hoe de Minister de regie pakt in de communicatie naar bewoners, ook nu door COVID-19 fysieke bijeenkomsten niet mogelijk zijn.

Antwoord

Het is belangrijk dat bewoners duidelijkheid krijgen over de versterkingsoperatie. Ook tijdens de coronacrisis wordt hierop ingezet. Zo zijn er extra bewonersbegeleiders aangesteld om bewoners te begeleiden in alle stadia van het versterkingsproces. Ook zijn en worden innovatieve mogelijkheden bedacht om fysieke bijeenkomsten om te zetten in digitale bijeenkomsten. Zo heeft het Versterkingspunt Appingedam via een PowerPointvideo de bewoners van de 155 Bronswoningen geïnformeerd over de plannen voor hun woningen. Bewoners konden de video thuis bekijken via een beveiligde website en konden tijdens de digitale bijeenkomst (anoniem) vragen stellen via de chat. De video is op de avond zelf door 166 bezoekers bekeken. De bewoners hebben positief gereageerd en aangegeven vaker op deze manier geïnformeerd te willen worden. De NCG gaat daarom deze vorm van informatie delen vaker inzetten.

De leden van de D66-fractie vragen verder of de Minister bekend is met het besluit van de TCMG om het werk van de schadetaxateurs stil te leggen tot in ieder geval 1 juni 2020. Waarom is dit werk stilgelegd, terwijl in de bouwsector wel kan worden doorgewerkt binnen de richtlijnen van het RIVM? Waarom is het werk direct tot 1 juni stilgelegd en is niet eerst gekozen voor stillegging tot een eerdere datum, bijvoorbeeld 6 april zoals in de reactie op het eerdere schriftelijk overleg stond vermeld? Deze leden zijn bezorgd dat het stilleggen van de schadetaxaties ertoe kan leiden dat de taxateurs, veelal zelfstandigen zonder personeel, op zoek zullen gaan naar ander werk en niet zullen terugkeren als schadetaxateurs wanneer het werk tot 1 juni blijft stil liggen. Hoe voorkomt de Minister deze situatie?

Antwoord

Ik verwijs u naar het eerdere antwoord op de vraag van uw fractie over schadeopnames gedurende coronacrisis.

De leden van de D66-fractie benadrukken dat gaswinning onder de Waddenzee geen schade mag toebrengen aan het werelderfgoed de Waddenzee. Hierbij moet zowel voor bestaande projecten als voor toekomstige winningen worden uitgegaan van onafhankelijke wetenschappelijk onderbouwde informatie. Deze leden vragen daarom de Minister wanneer het wetenschappelijk panel zijn oordeel over alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan heeft afgerond en wanneer het KNMI-zeespiegelscenario verwacht wordt. Deze leden vragen de Minister ook hoe in de tussentijd wetenschappelijke inzichten worden meegenomen in beslissingen rondom bestaande en toekomstige winningen.

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de vragen van het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen van 18 maart 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 744) ben ik gestart met het formeren van een wetenschappelijk panel en heb hierbij aangegeven dat ik het advies van het panel verwacht voor 1 december 2020. Het advies over de actualisatie van de zeespiegelscenario’s voor de Waddenzee verwacht ik, zoals ook aangegeven bij de vraag van fractie van het CDA hierover, voor 1 januari 2021. Bij het nemen van besluiten op (aanpassingen van) winningsplannen worden altijd adviezen ingewonnen bij TNO, het SodM, Tcbb, decentrale overheden en de Mijnraad en wordt gebruik gemaakt van de meest recente modellen die in het kader van het «hand aan de kraan»-beleid zijn opgesteld voor bodemdaling, sedimentatie en zeespiegelstijging.

De leden van de D66-fractie benadrukken de urgentie voor de investeringsaftrek mijnbouw op zee, zodat projecten van de grond komen wat tevens bijdraagt aan het energieonafhankelijker worden. Deze leden vragen de Minister wanneer de Wijziging Mijnbouwwet over het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en de investeringsaftrek mijnbouw op zee naar de Kamer wordt gestuurd.

Antwoord

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet in verband met het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en de investeringsaftrek zal naar verwachting in de eerste helft van mei naar de Kamer worden gestuurd.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat met het dichtdraaien van de gaskraan in Groningen naar alternatieven voor het Groningse gas moeten worden gezocht. Deze leden benadrukken dat deze alternatieven zo duurzaam mogelijk moeten zijn en zijn daarom verheugd dat de gemeente De Wolden Ansen beschikbaar stelt als proeftuin voor groen gas. Deze leden vragen de Minister of en hoe dit soort initiatieven ondersteund en gestimuleerd worden.

Antwoord

Groen gas is een belangrijke energiedrager voor de verduurzamingsopgave van Nederland. Op dit moment wordt groengasproductie primair gestimuleerd via de SDE+/++. Gezien het belang dat ik toeken aan groen gas heb ik uw Kamer recentelijk een brief over de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) gestuurd. In deze brief schets ik een beleidsagenda met aanvullende stappen die ik ga nemen om de productie van groen gas verder te ondersteunen en stimuleren. Deze stappen omvatten onder meer het analyseren van alternatieve stimuleringsinstrumenten, het bevorderen van innovatie en het onderzoeken of het hergebruiken van mijnbouwlocaties bijdraagt aan een betere ontsluiting van het groengaspotentieel.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over de toevoeging van de coronacrisis aan de opeenstapeling van problemen in het aardbevingsgebied in Groningen, met name op mentaal gebied. Wordt er extra aandacht besteed aan huishoudens die onder spanning staan en waarbij gedwongen thuisblijven hieraan bijdraagt? Op welke wijze gebeurt dit?

Antwoord

De coronacrisis zorgt voor extra druk op bewoners in het aardbevingsgebied die al kampen met mentale problemen als gevolg van de gaswinning. Het kabinetsbeleid van de intelligente lockdown, waardoor iedereen wordt geacht zoveel mogelijk thuis te blijven, is voor hen extra lastig. Voor de sociale en emotionele ondersteuning bij de gaswinningsproblematiek zijn eerder extra middelen vrijgemaakt die verschillende gemeenten hebben ingezet om (extra) aardbevingscoaches in te zetten. Deze aardbevingscoaches zijn extra alert op de gevolgen van de coronacrisis op de huishoudens die door de bevingsproblematiek extra ondersteuning nodig hebben.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat de risicoanalyse van de NAM met scepsis is ontvangen. Begrijpt de Minister dat gedupeerden erg sceptisch zijn over onderzoek van de NAM, waaruit blijkt dat er plotseling aanzienlijk minder risico is voor bewoners? Deze leden benadrukken dat deze risicoanalyse geen invloed moet hebben op de versterkingswerkzaamheden en deze onverminderd door moeten gaan en vragen de Minister nog eens expliciet dit te bevestigen. Zij zijn namelijk ernstig bezorgd over het gevaar dat er met een snel en drastisch veranderend model gedupeerden weer in verschillende groepen worden verdeeld, waarbij de ene straat onder een ander regime valt dan een andere straat in hetzelfde dorp. Kan de Minister toezeggen dat een huis dat in 2021 wordt beoordeeld in het kader van de versterkingsopgave op basis van dezelfde modellen en richtlijnen wordt beoordeeld als een huis dat nu wordt beoordeeld, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn en er geen enorme verschillen zijn binnen een gemeenschap?

Antwoord

Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de meest recente risicoanalyse.

Verder vragen deze leden waarom de Wet Versterken nog niet op de website van Raad van State als aanhangig zijnde te vinden is, terwijl de Minister heeft aangegeven dat dit wel het geval is.

Antwoord

Het wetsvoorstel staat op de website van de Raad van State1 onder de titel «voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen», aanhangig sinds 24 februari 2020. Per abuis is het hier geregistreerd onder het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat het dashboard voor het laatst is geüpdatet in februari en dat de informatie nog niet gedetailleerd genoeg is. Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Van der Lee en Agnes Mulder hierover (Kamerstuk 33 529, nr. 730)?

Antwoord

Voor de voortgang van de opname en beoordeling van gebouwen met het oog op versterking, en uw vraag over het dashboard verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie hierover. Zoals daar gemeld zullen de gemeentelijke plannen van aanpak, die uiterlijk eind mei worden vastgesteld, inzicht moeten bieden in de uitvoering in de komende tijd. Dit wordt vervolgens inzichtelijk gemaakt in het dashboard van de NCG, conform de motie van de leden Van der Lee en Agnes Mulder (Kamerstuk 33 529, nr. 730).

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de voortgang van de schadeafhandeling in Groningen als gevolg van de coronacrisis. Deze leden lezen dat er wordt geëxperimenteerd met video-opnames. Deze leden begrijpen dat de situatie lastig en uitzonderlijk is, maar zijn sceptisch over deze methode. Vaak zien schade-experts meer dan bewoners zelf en als er via video wordt geïnspecteerd, hoe goed bedoeld ook, zal er veel informatie missen. Deelt de Minister deze zorgen? Hoe worden deze zorgen opgevangen? Kan er niet worden gekeken naar andere oplossingen? Kunnen buiteninspecties bijvoorbeeld in ieder geval doorgaan op een normale manier?

Antwoord

Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de D66-fractie over schadeopnames gedurende coronacrisis.

Deze leden vragen tevens wat de gang van zaken is rondom de uitvoering van herstel in natura. Klopt het dat dit nog niet op gang is gekomen? Waarom is dit zo? Wat zijn de obstakels?

Antwoord

De TCMG is gestart met twee kleinschalige pilots om ervaring op te doen met Herstel in Natura (HiN). In beide pilots wordt de mogelijkheid tot HiN toegevoegd aan het bestaande proces. De ene pilot richt zich op HiN vanuit opnames uit de aannemersvariant, de andere pilot richt zich op gegronde AOS-meldingen. De dossiers voor beide pilots zijn geïnventariseerd en de betrokken aanvragers worden momenteel benaderd. Daarnaast zijn de pilotovereenkomst tussen de TCMG en de uitvoerende aannemers en de pilotovereenkomst tussen de TCMG en de schademelders, inclusief bijbehorende correspondentie, gereed. Voor beide pilots worden aannemers ingezet, waarmee de TCMG al eerder afspraken maakte. Op basis van ervaringen uit de pilots wordt de werkwijze in de komende maanden uitgewerkt en geïmplementeerd. Na evaluatie van de pilots en bij het besluit tot voortzetting, dan wel uitbreiding van de aanpak, zal ook een traject voor Europese aanbesteding worden gestart.

De leden van de GroenLinks-fractie blijven wijzen op de waarde van de Waddenzee en het feit dat eventuele baten van mijnbouw onder de Waddenzee bij lange na niet opwegen tegen de mogelijke risico’s van mijnbouw onder Waddenzee. Het voorzorgsprincipe dient leidend te zijn. In de beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen van 18 maart 2020 lezen deze leden dat de Minister naar aanleiding van de gewijzigde motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk 32 849, nr. 199) over een geactualiseerd zeespiegelstijgingsscenario over de Waddenzee een scenario uitwerkt in samenwerking met Deltares, KNMI en TNO. De motie vraagt echter om een geactualiseerd zeespiegelstijgingsscenario van KNMI alleen. Zal het KNMI op onafhankelijke wijze een zeespiegelstijgingsscenario maken die ter input dient voor het scenario van de Minister, en zal dit scenario van KNMI op onafhankelijke wijze tot stand komen zonder inhoudelijke inmenging van het ministerie of andere organisaties? Zal het scenario van KNMI afzonderlijk worden verstuurd naar de Kamer?

Antwoord

In mijn brief over het «hand aan de kraan»-principe van 20 april 2020 aan uw Kamer (Kamerstuk 29 684, nr. 204) heb ik aangegeven dat ik voor de actualisatie van de zeespiegelscenario’s een samenwerkingsverband voor ogen heb tussen de drie onafhankelijke instituten KNMI, Deltares en TNO. Om tot een actualisatie te komen moet kennis van de kortetermijnzeespiegelscenario’s (5 jaar) gecombineerd worden met de kennis van de langetermijnzeespiegelscenario’s en op basis hiervan moet een geactualiseerde gebruiksruimte voor mijnbouwactiviteiten vastgesteld worden. De kennis en expertise over het kortetermijngedrag van de zeespiegel in de Waddenzee ligt bij Deltares, het langetermijngedrag van de zeespiegel op basis van klimaatmodellen ligt bij het KNMI en de expertise van het verwerken van deze scenario’s tot een geactualiseerde gebruiksruimte ligt bij TNO. De uitkomsten van de actualisatie en de onderliggende adviezen zullen aan uw Kamer toegestuurd worden.

Deze leden vinden het verder belangrijk dat UNESCO wordt betrokken bij het panel dat de effectiviteit van het hand-aan-de-kraan principe beoordeelt, aangezien de Waddenzee een bijzonder werelderfgoed is en de expertise van UNESCO welkom is. Deze leden zijn van mening dat er überhaupt geen mijnbouwprojecten onder de Waddenzee plaats dienen te vinden en dat er absoluut geen nieuw mijnbouwproject gestart kan worden zolang het nieuwe zeespiegelstijgingsscenario van het KNMI en de beoordeling van het hand aan de kraan-principe er nog niet zijn. Is de Minister bereid dit toe te zeggen?

Antwoord

Ik ben op dit moment bezig het wetenschappelijk panel samen te stellen. Daarbij ben ik op zoek naar een evenwichtig panel waarin de verschillende wetenschappelijke disciplines, die nodig zijn voor de evaluatie van het «hand aan de kraan» principe, vertegenwoordigd zijn. Daarbij zal ik bekijken of UNESCO daarin mede kan voorzien. Ik ben gelet op de zorgvuldige werkwijze niet voornemens besluiten over mijnbouwprojecten onder de Waddenzee, indien aan de orde, uit te stellen. Ik wijs in dit verband op het feit dat de Waddenzee als werelderfgoed is aangewezen op het moment dat reeds gaswinning onder de Waddenzee plaatsvond en dat dit toen geen beletsel is gebleken om de status van werelderfgoed te verkrijgen. Ook is vastgesteld dat mijnbouwactiviteiten onder de Waddenzee geen negatieve effecten hebben gehad op natuurwaarden. Overigens is op dit moment geen start van een nieuw mijnbouwproject voorzien voordat het geactualiseerde zeespiegelstijgingsscenario beschikbaar is.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de NAM vorig jaar is geconfronteerd met corrosieproblemen op injectielocatie in Rossum (Tramweg) en heeft hier ook Kamervragen over gesteld (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1172). Op die locatie is vorig jaar begonnen met het aanbrengen nieuwe coatings, reparaties en vervangingen. In december zou de wanddikte worden gemeten van put ROW7, zo werd gemeld in de antwoorden. De NAM kondigt nu opnieuw werkzaamheden aan2. Wat is de huidige stand van zaken in de aanpak van de corrosie? Wanneer worden de andere injectielocaties onder handen genomen? Kan de Minister aangeven wat de uitkomsten zijn van het onderzoek naar de wanddikten van de putten? Hebben de zojuist aangekondigde werkzaamheden van de NAM relatie met de meting die eind vorig jaar zou plaatsvinden in put ROW7?

Antwoord

Na reguliere inspecties in 2019 heeft NAM geconstateerd dat er corrosie aan de bovengrondse flensverbindingen aanwezig is. Uit onderzoek door NAM is gebleken dat het een corrosie betreft aan de koolstofstalen materialen die aanwezig zijn op de injectielocatie. NAM heeft een project opgestart om de koolstofstalen materialen voor zover noodzakelijk te vervangen door resistent materiaal. Zolang deze materialen nog niet zijn vervangen zullen er periodieke inspecties uitgevoerd worden en zullen onderdelen die eerder dan gepland vervangen moeten worden direct worden vervangen.

De aangekondigde werkzaamheden van NAM betreffen regulier, preventief onderhoud aan de bovengrondse installatie van de waterinjectielocatie ROW2, zoals hierboven beschreven. De waterinjectielocatie ROW2 is de eerste locatie waar dit reguliere groot onderhoud is uitgevoerd. In de komende maanden, doorlopend tot in 2021, zal soortgelijk onderhoud op alle waterinjectielocaties worden uitgevoerd.

Wat betreft de ondergrond geven de resultaten van de wanddiktemetingen uit 2019 van de putten ROW-2, ROW-4 en ROW-5 geen aanleiding tot ongerustheid. De wanddiktemeting van put ROW-7, die in december 2019 niet voltooid kon worden zal in 2020 volgens plan worden herhaald. De put is momenteel ingesloten en in juli 2020 worden de metingen opnieuw uitgevoerd. Conform het geactualiseerd waterinjectiemanagementplan worden de wanddiktemetingen van de putten jaarlijks uitgevoerd. De aangekondigde onderhoudswerkzaamheden aan de bovengrondse locatie staan los van de metingen die zijn uitgevoerd aan de verschillende putten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven, bijlagen en beantwoording op de agenda van dit schriftelijk overleg. Deze leden hebben daar nog een aantal vragen over.

Tienduizenden Groningers wachten, vaak al jaren, op schadeherstel en versterking. Keer op keer liep dit vertraging op. Juist op het moment dat thuisblijven het veiligste is wat we kunnen doen, loopt het herstellen en veilig maken van woningen in Groningen weer vertraging op.

De leden van de SP-fractie verbazen zich over de afwachtende houding die de Minister aanneemt tijdens deze coronacrisis betreffende de voortgang van schadeherstel en versterking. De Minister lijkt zich er in te berusten en wil afwachten. Deze leden verwachten een grote inzet van de Minister. De leden van de SP-fractie constateren dat zowel bij het verlagen van de gaswinning als bij de versterking en het herstel van schade nu vertraging ontstaat vanwege de coronacrisis. In antwoord op de vragen van het vorige schriftelijk overleg geeft de Minister aan dat het niet zeker is dat de gaswinning uit het Groningenveld stopt in 2022. De buurlanden hebben in de taskforce aangegeven dat de ombouw in het buitenland vertraging heeft opgelopen. Hoeveel vertraging verwacht de Minister dat hierdoor ontstaat? Hoeveel vertraging verwacht de Minister dat er ontstaat doordat een aantal bedrijven niet uiterlijk voor oktober 2022 kunnen worden aangesloten op het hoogcalorisch gasnet? Heeft de Minister van Gasunie Transport Services (GTS) reeds signalen gekregen dat de bouw van de stikstoffabriek in Zuidbroek vertraagd is vanwege de coronacrisis? Hoe voorkomt de Minister dat er vertraging ontstaat bij het vergroten van de opslagcapaciteit bij Norg?

Antwoord

Het is nu nog te vroeg om in te schatten wat de impact van de vertraging op de ombouw zal zijn. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie verwacht ik eind juni een completer beeld te kunnen geven van de gevolgen wanneer er via de Taskforce nieuwe data beschikbaar is. België, Duitsland en Frankrijk hebben binnen de Task Force aangegeven alles op alles te zetten om de opgelopen achterstanden tot een minimum terug te brengen.

Wat betreft de ombouw van de negen grootverbruikers heeft Gasunie Transport Services (GTS) aangegeven dat vier bedrijven ongeveer zes maanden vertraging oplopen. Samen met de overige maatregelen zorgt de ombouw van de grootverbruikers ervoor dat het benodigde Groningenvolume vanaf 2022 naar nul kan in een gemiddeld jaar. Het effect van de vertraging die nu wordt opgelopen lijkt vooralsnog beperkt en het is nog steeds de verwachting dat het benodigde Groningenvolume vanaf 2022 op nagenoeg nul kan uitkomen. Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de voortgang van alle maatregelen. Met betrekking tot de bouw van de stikstofinstallatie in Zuidbroek verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie. Tenslotte is de verruiming van de opslagcapaciteit van gasopslag Norg niet vertraagd. Afgelopen zomer heb ik met het instemmingsbesluit Norg reeds een besluit genomen over de verruiming van de opslagcapaciteit. Het besluit heb ik op 10 september 2019 met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 33 529, nr. 678).

De leden van de SP-fractie vrezen dat de NAM voor iedere stap die de Minister zet, extra compensatie wil. Wat is de huidige staat van de overleggen tussen de NAM en het kabinet? Hoeveel publiek geld gaat er nog betaald worden aan de NAM in het kader van het Interim-Akkoord, waarvan al 90 miljoen euro als voorschot in 2019 is betaald? Voor hoeveel Nm3 gas is de NAM gecompenseerd? Gaat de Minister een arbitragezaak starten wanneer het compensatiebedrag te hoog uitvalt? Wat vindt de Minister «te hoog»? Welk bedrag vindt de Minister acceptabel?

Antwoord

Het Interim-Akkoord voorziet in een voorlopig bedrag van € 90 miljoen netto voor de NAM, dit bedrag zal verrekend worden met definitieve afspraken over de zo snel mogelijke afbouw van de winning uit het Groningenveld. Momenteel vinden hierover onderhandelingen plaats tussen de Staat en de aandeelhouders van de NAM (Shell en ExxonMobil). De afspraken zullen worden vastgelegd in een Addendum bij het Akkoord op Hoofdlijnen van 2018. De onderhandelingen hierover lopen nog. Over lopende onderhandelingen doe ik zoals gebruikelijk geen mededelingen.

Eind maart kwam de NAM met de opmerking dat zij weinig ziet in het openhouden van het Groningerveld na 2022. «Een uitzonderlijk grote piekvraag kan ook anders worden opgevangen,» aldus het bedrijf. De NAM stelt ook dat de kraan niet straffeloos open en dicht gedraaid kan worden. De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister hierop heeft gereageerd. Welke alternatieven ziet de Minister om er toch voor te zorgen dat een belofte van de Minister wel wordt nagekomen en dat de winning na oktober 2022 hoogstens nihil zal zijn?

Antwoord

Er is tussen het Rijk en NAM geen verschil van opvatting of inzicht dat de gaswinning uit het Groningenveld vanaf medio 2022 moet en kan worden teruggebracht tot nul in een normaal jaar. Zoals aangegeven in mijn brief van 21 februari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 726) is het Groningenveld na 2022 mogelijk nog nodig op momenten van een uitzonderlijk hoge piekvraag in combinatie met een verstoring in het systeem. Ik heb hierbij ook aangegeven te blijven zoeken naar alternatieven die deze hoge piekvraag kunnen opvangen. NAM heeft in haar operationele strategie, die ik met mijn brief van 31 maart 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 740) aan uw Kamer heb gestuurd, enkele mogelijke alternatieven aangedragen, zoals het in standhouden of uitbreiden van gasopslagcapaciteit. Ik ben deze alternatieven momenteel aan het onderzoeken. Voor de zomer zal ik uw Kamer over de voortgang van de afbouw van de gaswinning informeren.

Ten aanzien van de versterking, wijzen de leden van de SP-fractie erop dat op 1 april 2020 de motie van de leden Beckerman en Moorlag (Kamerstuk 35 328, nr. 10) getiteld «Duidelijkheid voor iedereen in het aardbevingsgebied voor eind 2020» met algemene stemmen is aangenomen. Het dictum van deze motie luidt: «Verzoekt de regering iedereen in het bevingsgebied nog voor het einde van 2020 duidelijkheid te geven of hun pand wel/niet voor versterking in aanmerking komt, en een planning te maken zodat zij weten wanneer die versterking zal plaatsvinden.». Deze leden willen graag van de Minister weten hoe deze motie gaat worden uitgevoerd. Op dit moment staan 26.000 woningen op de lijst voor inspectie. Hoe gaat de Minister zorgen dat alle bewoners en eigenaren van deze 26.000 panden nog in 2020 duidelijkheid krijgen of hun pand wel/niet voor versterking in aanmerking komt, en dat zij weten wanneer die versterking zal plaatsvinden? Hoeveel inspecties zullen dit jaar plaatsvinden? Hoeveel opnames? Bij hoeveel panden kan al begonnen worden aan de versterking? Hoeveel zullen er worden opgeleverd?

Antwoord

De inzet van de Minister van BZK en regionale overheden is om de inwoners van Groningen zo snel mogelijk duidelijkheid te geven of voor hun woning versterking nodig is. De afgelopen jaren hebben wij verschillende maatregelen genomen om de beoordelingscapaciteit te vergroten en dit proces te versnellen. Door de capaciteit bij de NCG en de markt zo efficiënt mogelijk te benutten kunnen momenteel 4.000 beoordelingen per jaar worden uitgevoerd. Daarnaast wordt er aan verdere versnelling gewerkt door bijvoorbeeld de invoering van de typologie-aanpak. De gemeentelijke plannen van aanpak, die uiterlijk eind mei worden vastgesteld, zullen in belangrijke mate inzicht moeten bieden in de uitvoering in de komende tijd. Dit wordt vervolgens inzichtelijk gemaakt in het dashboard van de NCG. Of en welke versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn aan een specifieke woning en wanneer deze kunnen plaatsvinden volgt uit de opname en beoordeling. Dit dient zorgvuldig te gebeuren en kost tijd. Wij stellen alles in het werk om zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk de gewenste duidelijkheid te verschaffen, maar dit zal, zoals ook in eerdere overleggen in uw Kamer toegelicht, naar verwachting niet al in 2020 lukken voor alle bewoners van adressen in de werkvoorraad.

De leden van de SP-fractie vinden dat er snel een crisisaanpak voor de versterkingsoperatie moet komen, zoals SodM vorig jaar juni adviseerde. Wat heeft de Minister precies gedaan met het advies om de NCG meer mandaat en eigen budget te geven? In hoeverre zijn afspraken, regels en procedures aangepast, zodat het resultaat voor de inwoners voorop is gesteld?

Antwoord

In lijn met het advies van het SodM is in het bestuurlijk overleg van 5 juni 2019 tussen Rijk en regio afgesproken om een crisisaanpak te ontwikkelen. Rijk, regio en de NCG zijn in onderling overleg gekomen tot een maatregelenpakket dat de versterking versnelt wat bewoners merkbaar gaan terugzien. Het Versnellingspakket is op 23 januari 2020 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 529, nr. 718). Met het wetsvoorstel Versterken dat momenteel voor advies bij de Raad van State aanhangig is wordt beoogd de positie van de eigenaar en die van de gemeenten in het proces te versterken en op verschillende onderdelen versnelling te bereiken. De NCG moet voldoende ruimte en slagkracht hebben om daadkrachtig en snel te kunnen handelen. Deze inzet is verwoord in het mandaat van 5 juni 2019 en is voortgezet door de Minister van BZK. Op grond van dit mandaat kan de directeur van de NCG met inachtneming van de veiligheidskaders zelfstandig beslissingen nemen voor het versnellen van de uitvoering van de versterking van gebouwen in Groningen en daarmee doen wat nodig is voor de veiligheid.

Op 10 april heeft de Minister de vragen van het vorige schriftelijk overleg beantwoord. Meermalen wordt daarin aangegeven dat door corona vertraging zal ontstaan en wordt verwezen naar maatregelen die tot 6 april lopen en op het moment van antwoorden dus al niet meer gelden. Welke maatregelen zijn op dit moment van kracht? Welke vertraging wordt verwacht? Hoe wil de Minister de opgelopen vertraging inlopen? Is hier reeds een plan voor gemaakt?

Antwoord

Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van de coronacrisis voor de versterkingsoperatie.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister ook hoe het mogelijk is dat de versterkingsoperatie in Appingedam nu vertraging oploopt doordat de NCG geen akkoord heeft met de aannemer over de financiën. Waar loopt dit akkoord op vast? De Minister geeft altijd aan dat geld geen probleem is, hoe kan het dan dat daar een akkoord op vastloopt? Hoe bestaat het, zo vragen deze leden ook, dat er onenigheid is over de taxatie van bepaalde woningen? Wat gaat de Minister eraan doen dat het wonen in een bouwput voor omwonenden niet onnodig lang gaat duren?

Antwoord

De besteding van gelden binnen de versterkingsoperatie moet voldoen aan doelmatigheidsvereisten en rechtmatigheidsvereisten. Dat geldt zowel voor het contracteren van aannemers door de NCG, als voor de waardering van zelf aangebrachte voorzieningen door bewoners. De opname van de woningen in dit specifieke project heeft inmiddels plaatsgevonden.

Waarom hebben bouwbegeleiders van Eigen Initiatief van de NCG minder bevoegdheden en mogen zij geen opdrachtbevestigingen meer accorderen? Waarom moet dat via het inkoopbureau van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, sinds 1 januari 2020? Hoe zit dat met bouwbegeleiders van andere batches en groepen? Welke bevoegdheden gaat de Minister de bouwbegeleiders teruggeven zodat deze projecten niet weer meer vertraging oplopen?

Antwoord

De uitvoering van de versterkingsoperatie is per 1 januari 2020 publiek gemaakt en belegd bij de NCG. Het private bedrijf CVW is opgehouden te bestaan. Voor de NCG en diens medewerkers geldt dat deze, als onderdeel van het Ministerie van BZK, gehouden is aan de regelgeving voor mandaten en inkoop die gelden voor de rijksoverheid. Dit proces is evenwel zo ingericht dat de versterkingsopgave geen vertraging oploopt.

De leden van de SP-fractie zijn blij met het NCG-loket waar mensen een opname op verzoek kunnen doen. Van de 500 beschikbaar gestelde opnames per jaar, zijn er inmiddels na een maand al 250 vergeven. Is de Minister bereid het aantal mogelijke opnames uit te breiden, zodat in ieder geval iedereen de mogelijkheid heeft zo snel mogelijk te weten of hun huis veilig is?

Antwoord

Er hebben zich bij dit loket inmiddels bewoners van circa 300 adressen gemeld die aan de voorwaarden voldoen. Deze opnames worden ingepland. Indien de animo het aantal van 500 beschikbare opnames op verzoek in 2020 overschrijdt dan zal de Minister van BZK in overleg met de NCG bezien of de capaciteit kan worden uitgebreid.

De beantwoording van de overige vragen die door de leden van de SP-fractie bij het vorige schriftelijk overleg over de wisselwoningen waren gesteld, is theoretisch prima. Het blijkt echter in de praktijk anders te gaan. Deze leden hebben met meerdere mensen in Groningen contact over de leegstand van de wisselwoningen. Wanneer een groep bewoners het heft in eigen hand neemt, is er voor hen geen ruimte in de wisselwoningen. Wanneer gezinnen in nood zijn in hun onveilige huis, mogen ze niet naar een wisselwoning. Een voorbeeld: de woning van een gezin uit Ten Post staat voor fase 1 op de nominatie voor sloop/nieuwbouw. De planning was om in september 2020 naar de wisselwoning te gaan, maar de NCG heeft hen laten weten vijf maanden vertraging te hebben opgelopen. Nu vraagt het gezin of een van hen alvast naar de wisselwoning kan. De vrouw van het echtpaar heeft een zeldzame longziekte en de man werkt in een vitaal beroep. Om elkaar niet te besmetten zou eerder naar de wisselwoning gaan uitkomst bieden, dit verzoek wordt echter geweigerd. Wat gaat de Minister dan doen om er voor te zorgen dat mensen in nood toch terecht kunnen in een wisselwoning?

Antwoord

Wisselwoningen worden gerealiseerd om de versterking te kunnen uitvoeren. Het is dan ook van belang om deze woningen beschikbaar te hebben op het moment dat versterkingswerkzaamheden starten. De wisselwoningen zijn niet aan een specifiek versterkingsproject gekoppeld maar moeten beschikbaar zijn voor meerdere versterkingsprojecten; hierop is de vertraging van één project niet van invloed. Wisselwoningen maken geen deel uit van het maatregelenpakket tegen de verspreiding van het coronavirus. Voor deelnemers aan het project Heft in Eigen Hand geldt dat de eigenaar een budget toegewezen heeft gekregen waarmee hij zelf tijdelijke huisvesting kan regelen.

Bij het vorige schriftelijk overleg stelden de leden van de SP-fractie ook vragen over de functie van WIJ-teams in het aardbevingsgebied in Groningen, deze zijn niet beantwoord. Waarom bepaalt het WIJ-team mede of mensen naar een wisselwoning mogen terwijl de huisarts bereid is deze mensen te helpen door het schrijven van een indicatie?

Antwoord

Een WIJ-team is een sociaal-maatschappelijk instrument van de gemeente Groningen dat mensen adviseert en ondersteunt om zelf grip te krijgen en te houden op hun leven. De teams verzorgen de indicaties voor de Wmo en Jeugdwet binnen de gemeente. Ook andere gemeenten in het aardbevingsgebied kennen soortgelijke teams. Het WIJ-team bepaalt niet of mensen eerder of tijdelijk gebruik kunnen maken van een wisselwoning maar kan wel de eigenaar ondersteunen en adviseren in de vraagstelling en onderbouwing naar de NCG zodat een goede afweging kan worden gemaakt. Een indicatie van het team of een huisarts kan onderdeel zijn van deze onderbouwing. De NCG en WIJ-teams werken zo samen om de sociaal maatschappelijke effecten van het versterken in goede banen te leiden en tegemoet te komen aan die situaties waar bewoners door de versterkingsoperatie grip op hun leven dreigen kwijt te raken.

De leden van de SP-fractie lezen in het jaarverslag van de TCMG dat meer dan 850 mensen al langer dan twee jaar wachten op vergoeding van hun bevingsschade. De TCMG geeft aan steken te hebben laten vallen. Hoe wordt ervoor gezorgd dat deze schademeldingen zo snel mogelijk – bij voorkeur voor de zomer – worden uitbetaald? Hoe wordt voorkomen dat vanaf nu mensen niet meer dan twee jaar hoeven wachten?

Antwoord

TCMG heeft een project opgezet om alle dossiers die ouder zijn dan 1 jaar met extra inspanning af te handelen. Dat werpt inmiddels zijn vruchten af. Per 11 mei 2020 zijn van alle dossiers die in behandeling er 6% ouder dan 1 jaar. Een jaar geleden betrof dat nog 56%. 22% van de dossiers bij TCMG in behandeling kent een meldingsdatum tussen 0,5 en 1 jaar, het restant (72%) is niet ouder dan een half jaar. TCMG streeft naar een afhandelingstijd van maximaal een half jaar voor de reguliere dossiers en slaagt daar de afgelopen periode grotendeels in, hierover wordt wekelijks gecommuniceerd.3

Van de 850 dossiers waar de leden van de SP-fractie naar vragen resteren er nog 163. Daarbij spelen vaak complexe redenen een rol of is het een zeer complex (een zogenaamd «special» dossier). Soms is de doorlooptijd ook verlengd omdat op verzoek van de aanvrager er meer tijd is genomen voor de afhandeling. Al deze dossiers zijn bij TCMG onder permanente aandacht met als doel ze zo spoedig mogelijk, maar met de vereiste zorgvuldigheid, tot een besluit te brengen.

De leden van de SP-fractie vragen welke vertragingen bij de schadeafhandeling worden verwacht vanwege de coronacrisis. Hoe wil de Minister de opgelopen vertraging inlopen? Is hier reeds een plan voor gemaakt?

Antwoord

Het is op dit moment niet te zeggen welke vertraging er als gevolg van de coronacrisis precies op zal treden. Net als alle andere organisaties in Nederland zijn ook de medewerkers van de TCMG thuis aan het werk met alle ongemakken van dien. Daarnaast zijn er minder opnames gedaan dan gebruikelijk. De TCMG heeft een plan opgesteld om haar werkzaamheden weer op te schalen maar is daarbij vanzelfsprekend in hoge mate afhankelijk van het verloop van de coronacrisis en de daarbij behorende restricties. Ook is merkbaar dat veel schademelders op dit moment geen opname willen in hun huis. Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de D66-fractie over de werkzaamheden die wel doorgang vinden. Zo heeft de TCMG de afgelopen weken (sinds 16 maart jl.) wekelijks niet minder besluiten genomen dan voorheen (in totaal ruim 4.000), dit waren dossiers waarvoor al een schadeopname had plaatsgevonden.

Bij het loket Oude schades in Groningen zijn nog niet alle aangemelde gevallen van de reparatieregeling afgehandeld. De leden van de SP-fractie krijgen signalen van mensen die nog steeds wachten op restitutie van hun voorgeschoten geld. De belofte dat het afgehandeld zou zijn voor 31 maart wordt niet nageleefd. Deze leden vragen welke belemmeringen er zijn om deze mensen duidelijkheid te verschaffen. Welke vragen worden er door wie gesteld, zodat een uitspraak uitblijft? Wat gaat de Minister doen om hier nog langere wachttijden te voorkomen?

Antwoord

De reparatieregeling is op 1 maart jl. gesloten. Een aantal verzoeken die voor 1 maart jl. zijn ingediend, waren op onderdelen onvolledig. Om de beoordeling in gang te kunnen zetten en/of goed af te kunnen ronden heeft de provincie de betreffende bewoners gevraagd de ontbrekende informatie aan te vullen. Inmiddels zijn ook deze verzoeken beoordeeld. Ik heb uw Kamer eerder aangegeven (Kamerstuk 33 529, nr. 737) dat het merendeel van de voor 1 maart ingediende verzoeken voor 1 mei 2020 inhoudelijk zal zijn afgerond. Ik kan u melden dat alle verzoeken inmiddels zijn beoordeeld en alle bewoners over de uitkomst zijn geïnformeerd.

De Minister heeft de vraag in het vorige schriftelijk overleg van de leden van de VVD-fractie over de na 1 maart terecht ingediende verzoeken niet beantwoord. Waarom is de Minister niet bereid de ruim 6000 oude schadegevallen actief te benaderen?

Antwoord

De commissaris van de Koning, de heer Paas, en ik zijn van mening dat bewoners die gebruik wilden maken van de regeling, de regeling goed hebben kunnen vinden. Er zijn geen signalen bekend dat de regeling niet goed vindbaar was. Er is actief gehandeld en breed gecommuniceerd. Zie ook het antwoord op vraag van de VVD-fractie. Een aantal bewoners heeft zijn oude schadetraject bewust afgesloten en wordt door een actieve individuele benadering hier mogelijk ongewenst mee geconfronteerd. Daarnaast is het individueel aanschrijven van de bewoners door de provincie ook niet wenselijk gezien de geldende privacywet- en regelgeving. Zoals ik al eerder heb aangegeven zal de provincie, wanneer er nieuwe bewoners zijn die zich melden bij de provincie, bekijken waarom de desbetreffende bewoners niet eerder een verzoek hebben ingediend. Zij zal vervolgens onderzoeken of er aanleiding is om de bewoner op enigerlei andere wijze hulp te bieden.

De vraag van de leden van de SP-fractie of de arbiters wiens zaak nog niet is afgerond, verbonden mogen blijven aan de zaak tot die is afgerond, is ook niet beantwoord. Deze leden verwachten ook een toelichting bij het antwoord.

Antwoord

Zoals ik eerder heb aangegeven (Kamerstuk 33 529, nr. 737) ben ik door de voorzitter van de Raad van Arbiters Bodembeweging middels een brief geïnformeerd dat de Arbiter drie mestkelderzaken niet binnen afzienbare termijn kan afhandelen. De Arbiter geeft aan dat in deze drie zaken nog onderzoek dient plaats te vinden naar de aard en omvang van de schade, alsook naar waar deze schade door is veroorzaakt. De Arbiter beschikt niet over een werkwijze voor de behandeling van deze specifieke vorm van schade; de Arbiter heeft op dit punt geen kennis en expertise opgebouwd. Gezien de kennisopbouw ten aanzien van dit onderwerp bij de TCMG zijn de gedupeerden volgens de Arbiter beter geholpen door de TCMG. De Arbiter heeft hier overleg over gehad met de gedupeerden en met de TCMG en na dit contact hebben de schademelders besloten hun zaak in te trekken en voor te leggen aan de TCMG. De Arbiters die eerder met deze zaken belast waren kunnen niet meer verbonden blijven aan deze drie zaken nu deze zijn ingetrokken.

De elf verder op dit moment openstaande zaken worden zo snel mogelijk afgewikkeld door de Arbiter, er wordt nog gewacht op de oplevering van de rapporten van deskundigen en de reactie van partijen hierop. In sommige zaken zijn partijen nog in overleg ten behoeve van een schikking. In één zaak moet nog een schouw en een zitting plaatsvinden. In verband met corona heeft dit vertraging opgelopen.

Verder vragen zij meer informatie over het meldpunt van de Minister en de commissaris van de Koning voor zorgen over procedures bij de Arbiter, dat de Minister beschrijft in het antwoord aan de leden van de VVD-fractie. Wanneer wordt of is dit officieel geopend? Tot wanneer? Hoe zijn mensen daarover geïnformeerd? Hoeveel mensen hebben zich daarbij gemeld? Wat zijn daarvan de uitkomsten? Waarom worden ook die zaken weer doorgeleid naar de NAM?

Antwoord

De commissaris van de Koning de heer Paas en ik hebben naar aanleiding van ontvangen signalen over de opvolging van uitspraken van de Raad van Arbiters Bodembeweging door NAM in juli 2019 gezamenlijke oproep aan bewoners gedaan om zich te melden bij de provincie. Bewoners zijn hier destijds via verschillende wegen over geïnformeerd: in het weekend van 13 juli 2019 is er een advertentie geplaatst in het Dagblad van het Noorden. Vervolgens is hier ook via Twitter aandacht aan besteed, onder andere door de commissaris van de Koning.

Al met al hebben ongeveer 40 inwoners zich in de loop der tijd bij de commissaris van de Koning gemeld. Vervolgens is bij de bewoners en bij de verschillende betrokken instanties, waaronder NAM, informatie opgevraagd over de desbetreffende gevallen. Het is niet zo dat zaken per definitie aan NAM doorgeleid worden. De ontvangen signalen over de Arbiter, een tiental zaken, is bij NAM onder de aandacht gebracht om eventuele belemmeringen weg te nemen aangaande de opvolging van de Arbiteruitspraak. Daarnaast heeft de provincie naar aanleiding van de oproep andere signalen ontvangen die niet binnen de oorspronkelijke kaders van de oproep vielen maar wel door de provincie zijn bekeken. Ook hier is geprobeerd belemmeringen weg te nemen. Sommige bewoners zijn inmiddels geholpen door hen in contact te brengen met de organisatie waar ze het beste terecht konden, het betrof soms versterkingskwesties of vragen over zogeheten «nieuwe» schade die gemeld kunnen worden bij de TCMG. Een enkele melding is nog in behandeling, bijvoorbeeld wanneer er sprake was van een samenloop tussen schade en versterken. De provincie blijft dit volgen en is bij een paar zaken op afstand betrokken bij het afhandelingsproces.

De hierboven beschreven werkwijze past bij de werkzaamheden van de commissaris van de Koning waarbij bewoners de commissaris van de Koning kunnen benaderen over verschillende onderwerpen aangaande schade en versterken. Het geheel moet gezien worden als een continu proces; van een einddatum is dus geen sprake.

De leden van de SP-fractie willen ook aandacht vragen voor de mensen in en rondom Pieterzijl. Uit het gasveld blijkt in 2019 gas gewonnen te zijn. Omwonenden waren hiervan niet op de hoogte. Zij waren in de veronderstelling dat de NAM met fracken zou wachten tot de zeven beroepen behandeld zouden zijn. Nu de coronacrisis heerst, zal die behandeling op zich laten wachten. Deze leden vragen of de overheid bereid is het fracken in Pieterzijl door de NAM te laten stoppen tot na de behandeling, omdat men de schade aan de huizen ziet toenemen.

Antwoord

Vanaf het moment dat het instemmingsbesluit met het winningsplan in werking is getreden (27 juli 2019) mag NAM gas winnen uit het gasveld Pieterzijl-Oost. De NAM heeft direct bij beide gemeenten en plaatselijke belangenorganisaties aangegeven de gasproductie te starten (zonder fracken) en eerst tijd en ruimte te nemen om met de omgeving in gesprek te gaan over de bezwaren tegen het fracken. Ik heb destijds een afschrift van deze brief ontvangen. Er zijn dus geen frackoperaties geweest of bezig die ik zou kunnen stoppen.

Als NAM in het gasveld Pieterzijl-Oost daadwerkelijk wil gaan fracken moet NAM hiervoor een werkprogramma en een veiligheids- en gezondheidsdocument indienen bij het SodM. De NAM heeft dergelijke documenten niet aangeleverd. Het is om die reden ook niet mogelijk dat NAM binnenkort zal beginnen met fracken. Mocht NAM dergelijke documenten wel aanleveren dan zal het SodM beoordelen of de frackoperaties veilig kunnen plaatsvinden en toezicht houden op de frackoperatie.

Tot slot hebben de leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de Minister onderzoekt of er alternatieven zijn om de maatregelen voor investeringsaftrek voor gas- en oliebedrijven bij investeringen op de Noordzee uit te breiden. Bij die maatregel gaat het om het verhogen van de investeringsaftrek van 25% naar 40%. Omdat bij het huidige plan mogelijk sprake zou zijn van staatssteun, wil de Minister de maatregel minder selectief maken door ook de investeringsaftrek voor investeringen op land te laten gelden. Deze leden vragen de Minister hoeveel publiek geld dit gaat kosten. Ook vragen zij welke andere maatregelen de Minister overweegt. Het mag bekend zijn dat de leden van de SP-fractie vinden dat de gas- en oliebedrijven voldoende kapitaal bezitten om zelf de investeringen te bekostigen. Welke gevolgen ziet de Minister wanneer de regelingen voor investeringsaftrek blijven zoals ze zijn?

Antwoord

De investeringen in opsporing en winning van aardgas in Nederland zijn zeer sterk gedaald omdat het niet of nauwelijks rendabel is te investeren in nieuwe projecten in Nederland.

Door het uitblijven van investeringen vertoont de afname van de gaswinning een te sterk dalende lijn, terwijl Nederland de komende decennia nog behoefte heeft aan aardgas en het kabinet de voorkeur geeft aan gaswinning uit eigen bodem. Om de tendens van een afnemend investeringsniveau en een te snelle afname van de gaswinning af te remmen is er noodzaak en urgentie om op kortetermijnmaatregelen te treffen om het doen van investeringen te stimuleren. Daarom zal ik in een wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet voorstellen de bestaande investeringsaftrek te verbeteren en generiek te maken. Indien deze maatregel niet zou worden genomen zal de bestaande infrastructuur voortijdig worden ontmanteld en opgeruimd en is deze dan ook niet meer beschikbaar om te worden ingezet voor meer duurzame vormen van energievoorziening. Ten algemene kan gesteld worden dat de investeringsaftrek en de verhoging daarvan geen publiek geld kost. De investeringsaftrek is immers nodig om uitblijvende investeringen in de gaswinning te doen plaatsvinden die zonder die maatregel niet gedaan zouden worden en kan alleen worden toegepast als er ook daadwerkelijk geïnvesteerd wordt in mijnbouwactiviteiten. Daarmee worden extra gasbaten voor de Staat gegenereerd die er zonder de investeringsaftrek niet zouden zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen aandacht voor de situatie van ondernemers en boeren. Wanneer worden voor hen eindelijk oplossingen gerealiseerd? Erkent de Minister dat de terugval vanwege de coronacrisis voor sommige ondernemers de doodsteek kan betekenen, temeer als zij al te maken hadden met derving door aardbevingsschade? Welke extra acties onderneemt de Minister om Groningse ondernemers niet dubbel het slachtoffer te laten worden?

Antwoord

Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de VVD-fractie en CDA-fractie over de programmatische aanpak voor agrariërs. Zoals ik uw Kamer in de beantwoording van het vorige schriftelijk overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 744) heb aangegeven stuurt de TCMG deskundigen op pad voor de schadeopnames in leegstaande panden zoals horeca. Daarnaast zijn voor ondernemers (waaronder agrariërs) die geraakt zijn door de coronacrisis verschillende regelingen ingesteld. Hierover is uw Kamer middels diverse brieven en briefings door het kabinet geïnformeerd.

De leden van de PvdA-fractie is ter ore gekomen dat subsidieregelingen voor monumenten niet altijd toegankelijk zijn voor monumenten buiten de voormalige aardbevingscontouren. Hoe is het mogelijk dat in provinciale of Rijksregelingen nog altijd wordt uitgegaan van contouren (in deze specifieke casus gaat het om grootschalige schade aan een monumentale boerderij in Pieterzijl)? Erkent de Minister dat juist in Groningen waar het cultureel historisch erfgoed al zo onder druk staat het zaak is dit zo goed mogelijk te beschermen? Wil de Minister ervoor zorgdragen dat ook alle regelingen voor instandhouding van monumentale panden in de hele regio toegankelijk zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het Erfgoedprogramma is tot stand gekomen in het kader van het Meerjarenprogramma dat indertijd door de NCG is opgesteld. De NCG ging hierbij uit van de gemeenten en de gemeentegrenzen in het aardbevingsgebied. Voor het Erfgoedprogramma worden dan ook de gemeentegrenzen voorafgaand aan de laatste herindeling gehanteerd. Voor onderhoud en restauratie van erfgoed binnen deze gemeentegrenzen zijn budgetten beschikbaar via twee subsidieregelingen. Het gaat om de subsidieregeling Regulier Onderhoud Rijksmonumenten Groningen (RORG) en een subsidieregeling voor Groot onderhoud en restauratie Rijksmonumenten Groningen (GRRG). Voor beide regelingen kunnen eigenaren van Rijksmonumenten uit het aardbevingsgebied een subsidie aanvragen. Het gaat voor de regeling RORG om Rijksmonumentale woonhuizen en voor de GRRG gaat het om alle categorieën gebouwde Rijksmonumenten.

Buiten het bevingsgebied is de GRRG-subsidieregeling voor Rijksmonumenten van toepassing uitgezonderd de Rijksmonumentale woonhuizen. Tot op heden hebben wij nog geen aanvraag buiten het bevingsgebied moeten weigeren. Dus ook eigenaren uit Pieterzijl kunnen, onder gestelde voorwaarden, gebruik maken van de GRRG-regeling. Daarnaast kan de eigenaar gebruik maken van een aantal rijksregelingen zoals Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM) en de landelijke woonhuisregeling voor de hele scope van onderhoud.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel panden er nog dit jaar verstevigd en versterkt. Wat waren de oorspronkelijke ramingen en hoeveel gebouwen zullen er uiteindelijk versterkt worden? Wat is het toekomstperspectief dat de Minister voor ogen heeft voor de dorpen in Groningen, nu de onzekerheid over de maatregelen nog verder toeneemt?

Antwoord

Voor de voortgang van de opname en beoordeling van gebouwen met het oog op versterking en de planning daarvan verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie hierover.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister bereid is om een uitsplitsing te maken van alle gemaakte aardbevingsgerelateerde kosten in Groningen sinds 2012 en daarbij de categorieën procedures, experts, consultants en daadwerkelijk vergoede bouwkosten te hanteren. Deelt de Minister de mening van deze leden dat deze verhouding totaal uit balans is, er veel teveel is tegengewerkt, er te veel contra-expertises zijn geweest, er te veel is geprocedeerd en vertraagd en veel te weinig de handen daadwerkelijk uit de mouwen zijn gestoken?

Antwoord

Zoals ik uw Kamer ook in de beantwoording van de feitelijke vragen bij de begrotingsbehandeling van november 2019 (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 9) heb aangegeven kan de gevraagde uitsplitsing niet worden gemaakt. Dit omdat NAM alle aardbevingsgerelateerde kosten ten aanzien van schadeafhandeling en versterking voor de veiligheid draagt en deze niet uitsplitst in verschillende categorieën. Hierbij geldt overigens dat uitvoeringskosten nooit ten koste gaan van de schadevergoedingen en de uitgaven die nodig zijn voor de versterking.

Door het op afstand plaatsen van NAM en de publieke aanpak van de schadeafhandeling en de versterking zullen alle uitgaven via de Rijksbegroting gaan lopen. Voor fysieke schade is dat nu al het geval. Ik zal daarbij onderscheid maken tussen de uitvoeringskosten en kosten van schadeafhandeling en van versterking. Hierdoor worden de uitvoeringskosten veel meer zichtbaar dan in het verleden. Ook dan blijft NAM de kosten dragen. De uitgaven voor versterking die nodig zijn voor de veiligheid zullen in eerste instantie bij NAM worden gedeclareerd. Zodra de wetgeving voor versterking in werking is getreden zullen deze uitgaven via een jaarlijks op te leggen heffing worden gefinancierd.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister snapt dat sommige Groningers wrange gevoelens hebben nu tijdens de coronacrisis alles uit de kast wordt gehaald en Groningen al bijna acht jaar in de ellende zit. Waarom is niet voor een soortgelijke crisisaanpak gekozen? Is de Minister bereid dat alsnog te doen om te voorkomen dat Groningers het vertrouwen in de overheid niet volledig verliezen? Zo nee, waarom blijft het zo stroperig, wordt er zo weinig voortgang geboekt en voelen Groningers zich in de steek gelaten?

Antwoord

Het kabinet heeft de afgelopen jaren grote stappen gezet om de veiligheid in Groningen te verbeteren en het geschade vertrouwen van de inwoners in de overheid te herstellen. De winning uit het Groningenveld wordt zo snel als mogelijk volledig beëindigd en met de versterkingsoperatie, het Versnellingspakket en het wetsvoorstel Versterken wordt de bouwkundige veiligheid van huizen in het gebied zo snel als mogelijk op norm gebracht. De inzet is nu gericht op verdere uitvoering van deze operatie conform de gemaakte afspraken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van het kabinet over onder andere de antwoorden van de Minister op de eerder gestelde vragen van de commissie. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van ChristenUnie-fractie zijn opgelucht te lezen dat de meest recente risicoanalyse laat zien dat de inspanningen om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk te minderen en te beëindigen resultaat lijken te boeken. Deze leden willen echter benadrukken dat de risicoanalyses voor de toekomst nog geen oplossing bieden voor het veiligheidsvraagstuk van de Groningers nu. Het is daarmee zaak dat de inspanningen om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk af te bouwen onverminderd wordt doorgezet en dat de veiligheid van de Groningers prioriteit is en blijft. Bovengenoemde leden vinden het dan ook van het grootste belang dat behandeling van de Wet Versterking Groningen ook in de coronacrisis doorgang vindt. De leden van ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister over de vergoeding van immateriële schade, die ook de geestelijke gezondheid omhelst. Deze leden vragen hoe het staat met de feitelijke toegang tot geestelijke zorg (niet te verwarren met psychologische hulpverlening). Naar aanleiding van de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 713) is er meer geld beschikbaar gekomen voor geestelijke zorg in het aardbevingsgebied. Heeft de Minister zicht op de extra hulp die beschikbaar is gekomen?

Antwoord

Op de uitvoering van de motie van het lid Dik-Faber c.s. en de toezegging van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om in gesprek te gaan met onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen (AO Mijnbouw 6 februari jl.) zal, conform het verzoek in de motie, worden ingegaan bij de Voorjaarsnota. Het Ministerie van VWS laat weten dat, in verband met de coronacrisis, de toezegging van een brief over dit onderwerp in april (Kamerstuk 33 529, nr. 721) komt te vervallen. De toegang tot geestelijke verzorging tijdens de coronacrisis is aan de orde geweest in de wekelijkse coronadebatten van 1, 8 en 16 april 2020 en in dat kader beantwoord in Update stand-van-zaken-brieven Covid19 (Kamerstuk 25 295, nrs. 219 en 249).

De leden van ChristenUnie-fractie merken op dat eerder al 5,3 miljoen euro beschikbaar is gesteld, verspreid over gemeenten en de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD). Kan de Minister toelichten hoe deze 5,3 miljoen euro is besteed? Herkent de Minister signalen van het onderzoeksteam van de Rijksuniversiteit Groningen (Gronings Perspectief) dat er geen coherente aanpak is, dat iedere gemeente wel wat doet, maar dat de aanpak sterk verschillend is? Deelt de Minister het standpunt van deze leden dat een coherente aanpak wenselijk is, zodat ieder de zorg krijgt die nodig is? Heeft intussen al een gesprek plaatsgevonden tussen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onderzoekers? Zo ja, wil de Minister zijn bevindingen delen?

Antwoord

Per eind 2019 is € 5,4 miljoen ter beschikking gekomen voor het project «Sociale en emotionele ondersteuning inwoners in het aardbevingsgebied». Het geld is naar de aardbevingsgemeenten (via een decentralisatie-uitkering bij de decembercirculaire 2019) en de GGD overgemaakt, die in onderlinge afstemming bepalen hoe elke organisatie afzonderlijk de middelen besteedt.

De zeven aardbevingsgemeentes besteden hun deel aan directe ondersteuning van inwoners door de inzet van een scala aan ondersteuningsmogelijkheden, zoals aardbevingscoaches, welzijn op recept, zorg nabij en projecten gericht op kinderen. In de decentralisatie-uitkering is ervoor gekozen om maatwerk per gemeente mogelijk te maken omdat de impact van de versterkingsoperatie in de ene gemeente groter is dan in de andere en maatregelen die voor het stedelijke deel van de provincie werken niet het gewenste effect hebben in de meer landelijke delen van het gebied. Bovendien zijn de middelen bedoeld als aanvulling op de sociaal-emotionele ondersteuning die gemeenten ook op hun eigen wijze georganiseerd hebben. In het jaarverslag NPG 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 743, pagina 55 e.v.) wordt de financiële inzet per gemeente omschreven. Naast dit maatwerk is ook samenwerking en coördinatie van belang zodat gemeenten van elkaar kunnen leren en bewezen aanpakken gedeeld kunnen worden. De GGD heeft daarom € 1,9 miljoen beschikbaar voor het coördineren van kennisuitwisseling tussen de gemeenten, het monitoren van de voortgang van het project en het organiseren van ondersteuningstrajecten voor professionals. Op deze manier vindt een goede onderlinge afstemming plaats en leren de organisaties van elkaar zodat iedere gemeente de middelen op de meest doelmatige wijze kan inzetten. Op de vraag over het gesprek tussen de Minister van VWS en de onderzoekers zal wegens de coronacrisis worden teruggekomen bij de Voorjaarsnota.

Ook de coronacrisis zal impact hebben op de toegang tot geestelijke zorg, zoals deze dat doet op de geestelijke zorg in heel Nederland. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ervoor zorgt dat mensen ondanks de beperkende maatregelen toch toegang krijgen tot de zorg die nodig is? Hoe houden de verantwoordelijke instanties de meest kwetsbare mensen in beeld?

Antwoord

De toegang tot geestelijke verzorging tijdens de coronacrisis is aan de orde geweest in de wekelijkse coronadebatten van 1, 8 en 16 april jl. en in dat kader beantwoord in Update stand-van-zaken-brieven Covid19 (Kamerstuk 25 295, nrs. 219 en 249). Ook is hierop ingegaan bij eerdere antwoorden op de vragen van de leden van de fractie van GroenLinks met betrekking tot de huishoudens in het aardbevingsgebied die onder spanning staan.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrip voor het feit dat de huidige coronacrisis onzekerheid met zich meebrengt en dat een vollediger beeld over de ombouwactiviteiten in binnen- en buitenland nog op zich laat wachten. Deze leden vragen de Minister de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren zodra de analyses wel beschikbaar zijn. Tevens vragen zij de Minister met het oog op de veiligheid van mensen in Groningen al het mogelijke te doen om de voortgang in de ombouwactiviteiten te houden.

Antwoord

Het verzoek van de leden van de ChristenUnie ligt geheel in lijn met mijn inzet. Zoals aangegeven in de brief van 8 april jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 742) en in mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie zal ik uw Kamer informeren zodra de gevolgen bekend zijn. Dat hangt af van nieuwe data van de Task Force. Binnen de Task Force hebben alle drie de landen aangegeven er alles aan te doen om de opgelopen achterstanden tot een minimum terug te brengen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat de Minister in uitvoering van gewijzigde motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 739) een wetenschappelijk panel gaat instellen dat de effectiviteit van de hand aan de kraan om de natuur van Werelderfgoed Waddenzee te beschermen beoordeelt. Deze leden lezen dat de Minister wil bekijken welke rol UNESCO hierin kan spelen. Aangezien de Waddenzee al meer dan tien jaar UNESCO Werelderfgoed is, lijkt het deze leden evident dat de expertise van UNESCO bij dit onderzoek betrokken wordt net als de expertise binnen het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ). Deelt de Minister dat standpunt?

Antwoord

De bovengenoemde motie vraagt om een wetenschappelijk panel in te stellen. Ik ben nu bezig daar invulling aan te geven. Daarbij ben ik op zoek naar een evenwichtig panel waarin de verschillende wetenschappelijke disciplines, die nodig zijn voor de evaluatie van het «hand aan de kraan» principe, vertegenwoordigd zijn. Daarbij zal ik bekijken of bovengenoemde partijen daarin mede kunnen voorzien. Het wetenschappelijk panel zal zeker verdere inhoudelijke ondersteuning nodig hebben, waarbij ik ervanuit ga dat het panel bovengenoemde partijen, het SodM, Deltares en TNO, daarbij zal betrekken.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook of de cumulatieve schadelijke effecten van alle mijnbouwprojecten op de Waddenzee in beeld zijn of worden onderzocht. Het baart deze leden zorgen dat de Minister niet voornemens is procedures op te schorten en geen vergunningen meer te verlenen in afwachting van de resultaten van dit onderzoek. In hoeverre heeft de Minister het feit dat de Waddenzee UNESCO Werelderfgoed is waar Nederland zorgplicht voor heeft, meegewogen in zijn besluit? In hoeverre acht de Minister het voorzorgsprincipe hier van toepassing? Heeft de Minister al een gesprek gevoerd met de Waddenvereniging? Zou de Minister een terugkoppeling van dat gesprek naar de Kamer willen sturen zodra deze heeft plaatsgevonden?

Antwoord

Ja, in de jaarlijkse meet- en monitoringscyclus en de beoordeling in het kader van het «hand aan de kraan»-principe daarvan wordt altijd naar de cumulatieve effecten van alle mijnbouwactiviteiten onder de Waddenzee gekeken. Deze hebben geen aanleiding gegeven om mijnbouwprojecten op te schorten of stil te leggen. Ook de evaluatie en het advies van de Auditcommissie geven hier geen aanleiding toe. Zoals ik reeds bij de beantwoording van GroenLinks-fractie heb aangegeven vond reeds gaswinning plaats op het moment dat de Waddenzee als werelderfgoed werd aangewezen. Dit is toentertijd geen aanleiding geweest om niet de status van werelderfgoed te verlenen.

Het gesprek met de Waddenvereniging heeft nog niet plaatsgevonden, op dit moment wordt in overleg met de Waddenvereniging gekeken naar een geschikte datum. Ik zal een terugkoppeling van het gesprek aan uw Kamer toesturen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben signalen ontvangen dat het KNMI nog geen verzoek heeft ontvangen om een nieuw scenario voor de zeespiegelstijging uit te werken. De Minister voldoet dan hiermee niet aan hetgeen gevraagd is in de gewijzigde motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk 32 849, nr. 199), welke nadrukkelijk vraagt om een onafhankelijk onderzoek door het KNMI. Kan de Minister bevestigen dat het KNMI op zeer korte termijn gevraagd zal worden een onderzoek in te stellen en af te ronden voor 1 januari 2021?

Antwoord

Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie en CDA-fractie over het instellen van een onderzoek op korte termijn.


X Noot
3

In de weken 17, 18, 19 en 20 bedroeg het percentage waarin nagestreefde doorlooptijd van 6 maanden behaald werd respectievelijk 83,1%, 84,5%, 74,6% en 68,6%.

Naar boven