Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2020
In maart 2018 heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld zo snel
als mogelijk volledig te beëindigen. Deze inzet is volgens het kabinet de beste manier
om de veiligheid in Groningen te garanderen. Het kabinet vond en vindt doorgaande
winning, geflankeerd door een grootschalige versterkingsoperatie, geen toekomstbestendig
scenario.
In het wettelijk vastgelegde proces om te komen tot een vaststellingsbesluit levert
de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) jaarlijks rond deze tijd een risicoanalyse
(HRA) op. Uit de meest recente risicoanalyse van 13 maart 2020 blijkt dat de afbouw
van de winning het beoogde effect voor de veiligheid heeft1. Uit de risicoanalyse komen geen gebouwen meer met een verhoogd risicoprofiel. Staatstoezicht
op de Mijnen (SodM) heeft in een korte review bevestigd dat bij de risicoanalyse de
juiste uitgangspunten zijn gehanteerd. De uitkomsten van de risicoanalyse licht ik,
mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in deze brief
toe.
Allereerst wil ik aangeven dat de uitvoering van de versterking doorgaat, conform
de gemaakte afspraken met de regionale overheden. De nieuwe risicoanalyse geeft geen
aanleiding om de huidige scope aan te passen. De risicoanalyse is geen geschikt instrument
om definitieve uitspraken te doen over de vraag of een specifiek huis aan de veiligheidsnorm
voldoet. Een gebouw moet altijd nog worden opgenomen en beoordeeld. Zoals geadviseerd
door het SodM en afgesproken met de regio worden steeds de actuele inzichten over
de gaswinning toegepast bij het beoordelen van huizen. De implementatie en communicatie
over het verwerken van die nieuwe inzichten wordt vooraf met de regio besproken. Voor
de zomer informeer ik uw Kamer over de verwerking van de nieuwste inzichten in de
versterkingsoperatie.
Resultaten risicoanalyse
Op 21 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies van Gasunie Transport
Services (GTS) over de nog benodigde productie voor komend gasjaar (Kamerstuk 33 529, nr. 726). Conform de Mijnbouwwet heb ik aan NAM verzocht om op basis van de raming van GTS
twee operationele strategieën op te stellen. Onderdeel van de uitwerking van de operationele
strategieën is een berekening van het seismische risico met een risicoanalyse.
De risicoanalyse laat zien dat met de afbouw van de winning het seismische risico
opnieuw sterk is afgenomen: uit de berekeningen komt dat er in het aardbevingsgebied
geen gebouwen meer zijn met een verhoogd risicoprofiel (P50). Dit is wat het kabinet
met de afbouw van de gaswinning altijd voor ogen heeft gehad. Rekening houdend met
de door SodM geadviseerde onzekerheidsmarge (de P90) zijn er 80 tot 160 gebouwen met
alleen een licht verhoogd risicoprofiel. Dit betreffen uitsluitend schuren bij boerderijen.
Dit aantal zal naar verwachting met de verdere afbouw van de winning verder afnemen.
Op 17 januari jl. heeft SodM mij geadviseerd om bij de berekening van de risicoanalyse
gebruik te maken van de versies van de modellen waarin de meest recente wetenschappelijke
inzichten zijn meegenomen2. Dit uitgangspunt heb ik overgenomen voor de op te stellen risicoanalyse (Kamerstuk
33 529, nr. 726). Net als vorig jaar heeft SodM een korte review uitgevoerd op de resultaten. In
zijn korte review bevestigt SodM dat de juiste uitgangspunten zijn gehanteerd en dat
de risicoanalyse voldoet aan de wettelijke vereisten. SodM geeft aan dat de verlaging
van de gaswinning heeft geleid tot een positief effect voor het seismisch risico en
dat door het toepassen van nieuwe inzichten de risico-inschatting is verbeterd. SodM
geeft aan dat indien de bovengenoemde gebouwen met een licht verhoogd risico reeds
onderdeel zijn van de scope er geen aanleiding is om het versterkingsprogramma aan
te passen. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) heeft aangegeven dat deze gebouwen
inderdaad allemaal al onderdeel zijn van de scope en dat de scope daardoor ongewijzigd
is3. De NCG geeft verder aan dat 60 procent van deze gebouwen reeds een opname heeft
gehad.
De korte review van SodM, het document van NCG en de twee operationele strategieën
heb ik voorgelegd aan mijn wettelijk adviseurs. Op basis van de adviezen van de wettelijke
adviseurs stel ik vervolgens een ontwerp-vaststellingsbesluit op. In juni leg ik het
ontwerpbesluit ter inzage, waarna ik voor 1 oktober 2020 een definitief besluit zal
nemen voor komend gasjaar.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes