Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33576 nr. 129 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33576 nr. 129 |
Vastgesteld 6 april 2018
De vaste commissie voor Landbouw, en Voedselkwaliteit heeft op 8 maart 2018 overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 december 2013 inzake handhaving en toezicht in natuur (Kamerstuk 28 286, nr. 703);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 18 mei 2015 met een reactie op het rapport «Stropen met lange honden in Nederland» van de Stichting Dutch Galgo Lobby (Kamerstuk 28 286, nr. 812);
– de voortgangsbrief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 21 november 2016 over natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 93);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 december 2016 over de uitvoering van de motie van de leden Rudmer Heerema en Geurts over het overdragen aan de provincie Flevoland van het dierenwelzijn in de Oostvaardersplassen (Kamerstuk 32 563, nr. 58) (Kamerstuk 32 563, nr. 65);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 januari 2017 inzake de evaluatie Natuurpact (Kamerstuk 33 576, nr. 96);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 februari 2017 over de maatschappelijke betrokkenheid Staatsbosbeheer en uitvoering motie-Lodders over een systeem van vouchers in natuur (Kamerstuk 29 659, nr. 146);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 17 maart 2017 over de uitvoering motie van de leden Grashoff en Leenders over een nationaal plan van aanpak voor weidevogels (Kamerstuk 33 576, nr. 97);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 22 maart 2017 over het evaluatierapport WOT Natuur en Milieu (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 132);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 6 april 2017 over de tweede voortgangsrapportage Natuur van de provincies (Natuurpact) en uitvoering van enkele moties (Kamerstuk 33 576, nr. 99);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 13 april 2017 inzake het rapport bevindingen verbeteren implementatie Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) in Nederland (Kamerstuk 33 576, nr. 100);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 1 juni 2017 over het Integraal Managementplan Eems-estuarium (Kamerstuk 30 195, nr. 44);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juni 2017 met het fiche: Een actieplan voor de natuur, de mensen en de economie (Kamerstuk 22 112, nr. 2356);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 juni 2017 over een toezegging schriftelijke reactie op kritiek van groene organisaties op het actieplan Vogel- en Habitatrichtlijn (Kamerstuk 33 576, nr. 107);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 6 juli 2017 over de voortgang Programma Nationale Parken (Kamerstuk 33 576, nr. 112);
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 juli 2017 ter aanbieding van antwoorden op vragen commissie over het rapport bevindingen verbeteren implementatie Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) in Nederland (Kamerstuk 33 576, nr. 113 );
– de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 12 juli 2017 over de herschikking GLB-budget (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) (Kamerstuk 28 625, nr. 249);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 22 september 2017 met een reactie op het verzoek van het lid Grashoff, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 5 september 2017, over het bericht «Weidevogels in Nederland kunnen met juiste maatregelen worden gered» (Kamerstuk 33 576, nr. 116);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 11 oktober 2017 met een reactie op het verzoek commissie op de Tussenbalans van de Leefomgeving 2017 en de PAS Monitoringsrapportage Stikstof: Stand van zaken 2016 (Kamerstuk 32 670, nr. 127);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 16 november 2017 over de uitvoering motie van het lid De Groot over de rol, positie, bestuurlijke inbedding en financiering van de OBN, NEM en de NDFF (Kamerstuk 32 670, nr. 128);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 30 november 2017 over de evaluatie Natuurpact en Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 118);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 5 december 2017 over de uitvoering motie van de leden Grashoff en De Groot over verfijning van het landsdekkende meetnet voor stikstofdepositie (Kamerstuk 32 670, nr. 120) (Kamerstuk 32 670, nr. 129);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 19 december 2017 met een reactie op het verzoek van commissie om commentaar op een brief van de Dierenbescherming over het rapport «Kruidenmengsels of saladebuffetten: maatregel om ganzenschade te beperken en biodiversiteit te stimuleren?»;
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 5 februari 2018 met een reactie op het verzoek commissie over de petitie van VBN «De rode lijst broedvogels vraagt actie» en de Sovon Vogelbalans, Thema Rode Lijst.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Haveman-Schüssel
Voorzitter: Graus
Griffier: Konings
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Arissen, Futselaar, Geurts, Grashoff, Graus, De Groot, Moorlag en Weverling,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Als iedereen wil gaan zitten, open ik dit algemeen overleg over natuur, dat voor een groot deel over de problematiek in de Oostvaardersplassen zal gaan. Ik heet de mensen op de publieke tribune van harte welkom, alsmede de mensen thuis die kijken of luisteren via het digitale kanaal. Ook de Kamerleden en de Minister met haar hele team heet ik van harte welkom. Ik stel voor een spreektijd van zes minuten per fractie en twee interrupties. Ik geef nu al aan dat er mogelijk stemmingen zijn. Wij weten nog niet hoe laat die precies zullen plaatsvinden, maar dan zullen wij gaan schorsen. Dat is noodzakelijk. Ik heb vernomen dat de stemmingen rond 15.00 uur worden verwacht.
Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ondanks de beperkte grootte van Nederland wordt een kleine 500.000 hectare grond in ons land gebruikt voor natuur. Voor de VVD is het uitgangspunt: behoud, versterking en duurzame benutting van de natuur en de soorten die erin leven. Natuur is een belangrijke publieke waarde die toegankelijk en leefbaar moet zijn. Aangezien er niet vaak een AO over natuur wordt georganiseerd, is het goed dat we er nu met elkaar over spreken. Met deze volle agenda kies ik enkele belangrijke focuspunten voor de VVD.
Allereerst iets over de Oostvaardersplassen. De situatie in de Oostvaardersplassen heeft de afgelopen weken zeer terecht veel aandacht gevraagd. We hoorden schrijnende verhalen en zagen verschrikkelijke beelden. Dat is ook de reden dat de VVD al begin februari vragen heeft gesteld om de provincie meer beleidsruimte te geven om dit op te lossen. De Minister heeft hier gisteren op geantwoord, maar voordat ik daarop inga, eerst even het volgende. Dat deze situatie ook leidt tot het bedreigen van boswachters is wat de VVD betreft echt ontoelaatbaar. Beslissingen moeten niet worden genomen op basis van bedreigingen. Dit brengt mij tot de antwoorden van de Minister op onze vragen. De provincie geeft aan dat zij niet alles kan en de Minister zegt weer iets anders. De VVD wil niet dat dit tafereel zich volgend jaar in de winter herhaalt. Ik roep de Minister dan ook op om voor de zomer een gesprek met de provincie te hebben en te zorgen dat er een oplossing komt, waarbij het uitgangspunt is: gedegen beheer en geen schrijnende gevallen. Kan de Minister toezeggen dat de Kamer voor de zomer over dit gesprek wordt geïnformeerd?
De heer Futselaar (SP):
Ik zit nog niet zo lang in de Kamer, dus ik ben een klein beetje in de geschiedenis gedoken. Je ziet dan dat het onder andere de VVD is geweest die erop heeft aangedrongen dat het beheer van de Oostvaardersplassen naar Flevoland ging en dat toenmalig Staatssecretaris Dijksma expliciet heeft gezegd «dan moet u niet elk jaar beginnen over de Oostvaardersplassen in de Kamer». Dan constateer ik toch dat de woordvoerder van diezelfde VVD dat weer doet. Ik vraag de heer Weverling of hij dat niet een klein beetje inconsequent vindt of – en daar valt met mij over te praten – dat hij het eerdere besluit misschien wil terugdraaien.
De heer Weverling (VVD):
Nou, dat eerdere besluit terugdraaien is volgens mij niet de bedoeling. Het gaat er ook om dat we de SP-gedeputeerde in Flevoland helpen en de schrijnende gevallen onder de dieren in Flevoland helpen. Wij hebben het gevoel dat er een omissie zit tussen wat hier ooit is afgesproken en hoe het op papier is gekomen richting gedeputeerde staten. Dat is allemaal technisch. Laten we er gewoon voor zorgen dat we door een open gesprek tussen gedeputeerde staten van Flevoland en ons ministerie dit soort situaties voorkomen, want niemand wil deze schrijnende gevallen van dierenleed.
De heer Futselaar (SP):
Dan is mijn conclusie toch dat de VVD-fractie in de Kamer wel grote woorden wil spreken, maar in de praktijk geen vuile handen wil maken door daadwerkelijk zelf het heft in handen te nemen. Ik vind dat niet consequent. Of je zegt dat Flevoland erover gaat; dan moeten wij hier er ook niet steeds over praten. Of je zegt dat wij erover moeten gaan; dan moet je ook die stap zetten. Wel zeggen en niet doen is niet wat ik vaak op VVD-posters zie staan.
De heer Weverling (VVD):
Dan kom ik bij het Natuurpact. Het PBL concludeert dat provincies hun verantwoordelijkheid nemen en de uitvoering van de afspraken voortvarend ter hand hebben genomen. Er wordt een forse toename...
De voorzitter:
Meneer Weverling, excuses, maar het is gebruikelijk dat u antwoord geeft...
De heer Weverling (VVD):
Ik hoorde geen vraag bij de heer Futselaar, dus ik dacht: ik neem het ter kennisgeving aan.
De heer Futselaar (SP):
Vindt u dat niet ook?
De voorzitter:
Maar u wilt ook geen reactie geven? U bent uiteraard tot niets verplicht. Er is nog een interruptie van de heer Grashoff. Meneer Grashoff?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter, u vroeg net of de heer Weverling in elk geval op de heer Futselaar wilde reageren, dus daar wachtte ik even beleefd op.
De voorzitter:
Dat was ook uw verzoek? Meneer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Zoals gezegd vinden wij het heel goed dat het natuurbeheer en ook het dierenbeheer zijn overgedragen aan de provincie Flevoland. Wat voor ons heel vervelend is – niet alleen voor ons, maar voor iedereen die die beelden ziet – zijn de schrijnende gevallen van dierenleed. Daar moet een oplossing voor komen. Er is een heel technische discussie over de afspraak tussen het ministerie en de provincie. Daar wordt naar gekeken. Daarvan hebben we de antwoorden gezien en de Minister zegt heel duidelijk dat het aan de provincie is. Wij hebben eigenlijk het idee dat de Minister toch nog een keer moet praten met de provincie, want we willen dit de volgende winter niet nog een keer zien. Laten we dat proberen op te lossen. Daar gaat het in dit geval om.
De voorzitter:
Laat duidelijk zijn dat een Kamerlid inderdaad over zijn eigen antwoord gaat en ook óf hij of zij wil antwoorden. Dat is nou eenmaal zo. Meneer Weverling, gaat u door met uw betoog.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het PBL concludeert dat provincies hun verantwoordelijkheid nemen en de uitvoering van de afspraken voortvarend ter hand hebben genomen. Er wordt een forse toename verwacht van de biodiversiteit, alsmede een flinke impuls aan de realisatie van de Europese natuuropgaven. Sinds 2011 is er volgens de eigen voortgangsrapportage van de provincies bijna 34.000 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. Tot 2027 zullen er dus nog 46.000 hectare nieuwe natuur moeten worden gerealiseerd. Verwacht de Minister dat dit gaat lukken? Zijn we op de goede weg? Herkent de Minister het beeld dat sommige provincies op hun geld blijven zitten en dit niet besteden aan de natuur, terwijl dat wel in het Natuurpact is afgesproken? Indien dat het geval is, wat kan eraan worden gedaan? In 2015 heeft collega Lodders een motie ingediend voor een systeem van vouchers in natuur. Staatsbosbeheer is hiermee aan de slag gegaan, maar wat is de stand van zaken van de uitvoering van deze motie?
Dan handhaving en toezicht. Er is een toenemende druk op het buitengebied en een toenemende criminaliteit in natuurgebieden. Groene boa's ervaren daarbij een toenemend gevoel van onveiligheid in de groene ruimte. Het is zorgelijk dat het aantal groene boa's drastisch is afgenomen. Groene boa's voeren namelijk met handhaving en toezicht een belangrijke maatschappelijke taak uit en wij zijn van mening dat het probleem vraagt om een bredere oplossing dan uitsluitend toegang tot portofoons. Het lijkt de VVD goed dat de Minister samen met de Minister van J en V en de groene beheersorganisaties komt tot een gezamenlijk plan om toezicht en handhaving te verbeteren. Is de Minister hiertoe bereid?
Dan de weidevogels. De Minister heeft aangegeven dat het in stand houden en verbeteren van de weidevogelpopulatie voor haar een belangrijke zaak is. Wij vinden dat uiteraard ook. Vogels als de grutto worden nog steeds met uitsterven bedreigd. Er is twee keer 20 miljoen euro vrijgemaakt voor investeringen in weidevogelbeheer. Dit geld moet uiteraard goed worden besteed. Aan de Minister de vraag in hoeverre de koppeling wordt gelegd met de afname van de predatiedruk. De vos eet nog steeds veel vogeljongen of -eieren. Er mag op de vos gejaagd worden, maar alleen gedurende de dag. De vos is echter meestal 's nachts actief. Vindt de Minister het wenselijk dat er ook 's nachts op de vos gejaagd zou kunnen worden, bijvoorbeeld met kunstlicht? Daarnaast wordt in verschillende provincies onderzoek gedaan naar het effect van de steen- en boommarters op het opeten van vogeljongen en -eieren. Wat is de stand van zaken van dit onderzoek? Ziet de Minister aanleiding om de marter op de landelijke vrijstellingslijst te zetten?
In de wintermaanden kan het aantal ganzen in Nederland oplopen tot 2,5 miljoen. Deze ganzen veroorzaken veel schade aan gewassen. Boeren lopen aan tegen bureaucratische drempels. Ganzenbescherming en -beheer wordt samen met andere landen gedaan onder de vlag van de AEWA. Nederland is echter een van de weinige landen waar stakeholders niet worden gehoord voor inbreng in dit overleg. Wij vinden het wenselijk dat dit wel gebeurt, aangezien dit kan bijdragen aan het beter beheren en beschermen van ganzen. Is de Minister hiertoe bereid?
Tot slot de nationale parken. In februari is een advies uitgebracht door de Commissie Realisatie Natuurverkiezing. Zij doet een aantal aanbevelingen aan de rijksoverheid met betrekking tot de nationale parken. Kan de Minister hier straks alvast een reactie op geven en ons in een later stadium een bredere beleidsreactie toezenden?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Weverling van de VVD. Ik zie dat er geen interrupties meer zijn, dus u kunt plaatsnemen. We gaan het stokje doorgeven aan de heer De Groot van D66.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. D66 is verheugd dat na jaren van afbraak van het natuurbeleid weer geïnvesteerd mag worden in ons mooie Nederland, vooral via een structurele verhoging van het Provinciefonds. Gisteren maakten de Ministers bovendien bekend dat er 275 miljoen extra wordt geïnvesteerd in natuur- en waterkwaliteit. Maar om dit geld goed te besteden, verwacht de fractie van D66 van deze Minister dat de regie op het natuurbeleid wordt versterkt.
Een paar opmerkingen over de lerende evaluatie. Deze geeft een duidelijke winstwaarschuwing. De makkelijke hectares zijn verworven en voor het verwerven van de moeilijke hectares zullen provincies hun bestuurlijke ballen moeten tonen door het grondinstrumentarium volledig te benutten. Hoe gaat de Minister het gesprek hierover aan? Nog een ander probleem. Na de volledige uitvoering van het voorgenomen beleid resteert een opgave van 35% van de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten. Ik citeer: «De verantwoordelijkheid voor deze gezamenlijke opgave is echter niet duidelijk belegd. Een effectieve aanpak hiervan vergt afspraken tussen het Rijk en de provincies over wie precies wat doet.» Graag een reactie.
Graag had D66 een toelichting van de Minister op de aanbiedingsbrief over de twee evaluaties van 30 november. De collega van de VVD zei het al: daar staat in dat het PBL, na een periode van achteruitgang, een forse toename van biodiversiteit verwacht en een flinke impuls aan de realisatie van de Europese opgave. De vraag is: waar in de lerende evaluatie worden dat «forse» en «flinke» geconcludeerd?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Grashoff van GroenLinks.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Terecht merkt de heer De Groot kritisch op dat het doelbereik voor de komende jaren tot 2027 bescheiden is; van 55% naar 65% doelsoorten van de Vogel- en Habitatrichtlijn is een bescheiden winst, zeker ten opzichte van de 35% die dan resteert. Maar is de heer De Groot het met mij eens dat we ook in de periode tot 2027 een inspanning zouden moeten leveren om ten minste een deel van die resterende 35% te gaan pakken? Is hij het ermee eens dat we niet moeten gaan wachten tot na 2027, om dan nog resterende opgaven te gaan aanpakken?
De heer De Groot (D66):
Nee. Dat is ook de exacte reden waarom ik dit nu aan de Minister vraag. We halen onze doelen eigenlijk niet; dat weten we nu. Het zijn ook internationale afspraken. Het is dus heel verstandig om nu alvast te gaan nadenken over hoe we die 35% wel gaan halen. Dat is ook exact de reden van mijn vraag. Het begint dan met het gesprek over wie wat doet en wie er verantwoordelijk is voor die laatste 35%. Het lijkt me niet verstandig om daar pas in 2027 met elkaar over te gaan bakkeleien. Regeren is vooruitzien.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ben blij met dit antwoord, dat is me uit het hart gegrepen. Dan gaan we dus de verdere beantwoording van de Minister afwachten. Ik denk dat dit betekent dat we tot 2027 een heel forse opgave hebben. Dat lijkt mij geen sinecure. Ik kijk nu ook in de richting van de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Tja, de vraag van D66 aan de Minister is in eerste instantie hoe ze dat gaat organiseren. Daarna gaan we bekijken hoe ze dat eventueel kan gaan doen. Maar er ligt inderdaad nog een opgave.
De voorzitter:
Dat vernemen we dadelijk van de Minister. U vervolgt uw betoog, meneer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Voorzitter. Met de Programmastart IBP zijn afspraken gemaakt over de verhoging van het Provinciefonds, onder andere met extra geld voor natuur. Nu mijn vraag aan de Minister. Er is 620 miljoen extra voor het Provinciefonds. Dat is een mooi bedrag, maar D66 hoort graag wat haar financiële inzet is voor de realisatie van haar doelen, de natuurdoelen uit het regeerakkoord. Dus: welk deel van dat bedrag is in de verdere gesprekken haar inzet, om de doelen toch te kunnen gaan realiseren? Het kan niet zo zijn dat dit met een algemeen verhaal over de spreekwoordelijke heg wordt gegooid.
Dan de vraag wie er verantwoordelijk is voor de verbindingszones tussen provincies. In het bijzonder: wie doet wat als het gaat om de aanleg van een ecoduct tussen twee provincies? Ik noem maar een voorbeeld: tussen Gelderland en Utrecht moet op de A1 bij Terschuur een ecoduct worden aangelegd. Wie gaat dat nou eigenlijk doen? Ook daar een vraag om regie.
Voorzitter. De volledige realisatie van de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn vergt een verregaande verduurzaming van de landbouw nabij Natura 2000-gebieden. Het is goed dat de Minister hiervoor 40 miljoen extra uittrekt, maar hoe gaat zij met dit toch weer relatief geringe bedrag de gewenste effecten bereiken? Een andere vraag is of deze maatregelen kunnen aansluiten op de private biodiversiteitsprogramma's van de zuivelsector.
Het zal niemand zijn ontgaan dat er deze week publiekelijk een discussie is gevoerd over de relatie tussen landbouw, jacht en natuur. Die spitst zich toe op weidevogels. Zolang er geen schuttersputjes worden betrokken, lijkt mij dit heel goed. Maar als het verdergaat, schiet de weidevogel daar – letterlijk – helemaal niets mee op. De vraag aan de Minister is: wilt u met de partijen om de tafel gaan zitten, gewoon achter gesloten deuren, om eens met elkaar te spreken over een aantal thema's rond het beheer? Ik noem bijvoorbeeld de ganzen: hoe ga je daarmee om, en hoe ga je om met de bureaucratie op provinciaal niveau?
In het regeerakkoord is afgesproken dat het beleid ten aanzien van nationale parken wordt voortgezet. D66 roept de Minister op om de regie ook op dit punt te versterken door het vastleggen van een standaard voor nationale parken, het bieden van een wettelijke basis voor nationale parken nieuwe stijl en het zekerstellen van basisfinanciering. De vraag aan de Minister is: hoe gaat zij dat doen? Tijdens de begrotingsbehandeling heeft de Minister gezegd dat zij de aanvraag van nieuw land als nationaal park welwillend zou gaan beoordelen. Ik hoor graag hoe het daarmee staat. En is de Minister ook bereid om een deel van het geld voor natuur en water voor het park in te zetten, vooral in relatie tot de Marker Wadden, met Trintelzand eigenlijk als volgende fase? En misschien nog een aardig idee: Nieuw Land zou het eerste nationale park kunnen zijn met een eigen ov-verbinding. Er is namelijk al een station, dus wat zou er nog mooier zijn als daar ov-fietsen zouden komen? Het is straks vijf minuten fietsen. Misschien kan de Minister dat met collega Van Veldhoven bespreken.
Voorzitter. Voor het IJsselmeer en Markerwaard besteden we veel geld aan vismigratie en waterkwaliteit. En laatst, of eigenlijk gisteren nog, 70 miljoen voor Grevelingen. Maar er zit bijna geen vis meer in het IJsselmeer.
De voorzitter:
Nog één minuut.
De heer De Groot (D66):
De provincie Friesland moet die Natuurbeschermingswetvergunning afgeven; dat doet de Minister niet. Maar de provincie blijft dat maar doen. Het is echt de vraag hoe dat nou verder moet. We geven heel veel geld aan de natuur, maar als er geen vis meer zit dan doen we dat toch ook voor... Hoe zijn wij dan bezig? Graag een reactie.
Over handhaving heeft de VVD al een aantal zaken gezegd. Daar sluit ik mij kortheidshalve bij aan. En voorzitter, als u mij toestaat, noem ik nu nog een aantal punten namens de ChristenUnie over monitoring. ChristenUnie en D66 pleiten al langer voor het behoud van het Nederlandse landschap. Dat is ook nodig, want alleen met het NNN gaan we het niet redden. Dat pleit ook voor een financiële betrokkenheid van het Rijk bij het Landschapsobservatorium.
Tot slot. We hebben al eerder vastgesteld dat de monitoring van biodiversiteit eigenlijk tussen wal en schip is geraakt. De Minister zou in 2018 met de verschillende betrokkenen om de tafel gaan zitten om alles goed opnieuw in de steigers te zetten. Hoe staat het daarmee? De begroting voor 2019 wordt nu geschreven, dus ik zou graag een heldere toezegging van de Minister willen hebben over het volgende. Als er extra rijksgeld nodig is voor het OBN, het NEM, de NDFF en het Landschapsobservatorium, moet dat plan nu wel duidelijk worden.
Ik rond af. D66 is akkoord gegaan met de decentralisatie van het natuurbeleid, op voorwaarde dat de monitoring goed wordt geregeld. Regie is van belang. Toen was het 2015, het is nu 2018. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot van D66. De volgende spreker is de geachte afgevaardigde Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. «Een vogel in de wei is vogelvrij». Dit was een kop boven een krantenartikel. Ik vind hem wel toepasselijk om de CDA-bijdrage te duiden, althans voor het eerste deel. Gevoelsmatig was ik er al van overtuigd, maar nieuw onderzoek bewijst het: legsels worden opgevreten door met name de vos. Als je logisch nadenkt, is het duidelijk dat de jacht op de vossen dan noodzakelijk zal worden. De vraag die ik daarbij heb, is: is de Minister met mij van mening dat zonder jacht de weidevogel verdwijnt? Dat geldt zeker nu dit kabinet twee keer 20 miljoen euro, dus 40 miljoen, gaat investeren in weidevogelbeheer. Deze week kwam het bericht waarin de Jagersvereniging een gidsdocument aankondigde met voorstellen om de predatiedruk te verlagen. Ik wil de Jagersvereniging complimenteren met haar inzet. Ook zij willen de vogelmiljoenen maximaal laten renderen, om zo de weidevogels in ons landschap te houden. Zou de Minister kunnen reflecteren op de drie acties die door hen zijn benoemd? Kort samengevat: gelden voor weidevogelbeheer onlosmakelijk verbinden aan een significante afname van de predatiedruk, en alle grondeigenaren en -gebruikers moeten hun verantwoordelijkheid nemen. En: is de Minister bereid om de nachtelijke jacht op de vos met lichtbakken en het gebruik van de kraaienvangkooi mogelijk te maken?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Grashoff van GroenLinks.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ja, voorzitter. Ik vraag me soms af of de heer Geurts aandelen heeft in jachtgeweren. Ik heb de CDA-fractie nog nooit een positief woord horen zeggen over weidevogelbeheer. Het CDA heeft mijn weidevogelmotie, gelukkig wel door een meerderheid in de Kamer aangenomen, destijds niet gesteund. En nu krijgen we ineens krokodillentranen over de grutto. En waar gaat het om? Of we er niet nog meer mogen schieten, of er niet eens gejaagd zou mogen worden op de vos. Dat gebeurt allang. En dat weet de heer Geurts toch ook, zou ik bijna aan hem vragen. Mijn vraag aan de heer Geurts is: aan welke kant van het touw wil hij nou eigenlijk trekken? Wil hij nou echt en oprecht weidevogels beschermen? Dan kunnen wij met elkaar zakendoen, en kunnen we naar een integraal programma kijken, en niet alleen naar een advies van de Jagersvereniging dat een hoog wc-eendgehalte heeft.
De heer Geurts (CDA):
Het is een bekende tactiek om een heel aantal elementen in een interruptie te doen en dan aan het eind een mening te geven waar geen vraag in zit. Even een paar stukken eruit halen. In het kader van transparantie kunt u gewoon zien dat de heer Geurts geen aandelen daarin heeft. Ik ben geen eigenaar van een wapenfabriek of iets dergelijks. Dat staat tegenwoordig allemaal keurig geregistreerd. Kijk, het CDA kijkt ook naar wat de oorzaken zijn. In de rapporten zie je bij de verliesoorzaken van nesten dat dat voor 24% tot 27% – dat is ongeveer de bandbreedte – door roofdieren komt. En dan weet ik wel weer wat de volgende vraag van de GroenLinks-fractie wordt: ja maar, agrariërs en beweiding... Nou, dan zeg ik tegen de GroenLinks-fractie: dat is 6% tot 9%. Het CDA wil zich juist richten op die grote percentages, die ik net genoemd heb, en die nu aanpakken.
De heer Grashoff (GroenLinks):
A: die cijfers komen niet uit onverdachte hoek. En B: de heer Geurts zou zich nog eens moeten informeren bij mensen die echt al jarenlang als specialist bezig zijn met weidevogelbeheer. Ik nodig hem uit – en misschien wil hij daar zo antwoord op geven – om dit voorjaar, als het er echt toe doet, samen met mij op werkbezoek te gaan bij het weidevogelbeheer. Dan gaan we de experts, meneer Piersma en dergelijken, opzoeken en dan gaan we ons eens echt laten vertellen hoe het in elkaar zit. Niemand in de natuurwereld ontkent dat in de nijpende situatie op dit moment een zekere mate van jacht nodig is. Dat gebeurt ook allang, bijvoorbeeld samen met natuurorganisaties en agrariërs. Maar tegelijkertijd is alleen dit pleidooi het paard achter de wagen spannen. Ik hoop dat de heer Geurts zich eens een keer echt zou willen laten informeren. Ik ben benieuwd of hij samen met mij op werkbezoek wil gaan.
De voorzitter:
Wat is daarop uw antwoord, meneer Geurts? Trekt u samen met de heer Grashoff de weide in?
De heer Geurts (CDA):
Als u het zo formuleert, dan ga ik daar nog eens een nachtje over slapen.
Waar het even om gaat, is dat de GroenLinks-fractie nu ook een adviesbureau, in dit geval een Fries ecologisch onderzoeksbureau, in het verdachtenbankje zet, en dit ook koppelt ook aan de Jagersvereniging. Dat is niet het geval, want dit is niet in opdracht van de Jagersvereniging gebeurd. Dat Friese ecologische onderzoeksbureau heeft drie weidevogelgebieden bekeken, waaronder Lierderbroek van 1.500 hectare en de Tolhuislanden van 500 hectare. Ik zie collega Futselaar naast mij knikken. Ja, meneer Futselaar, ook het Staphorsterveld, dus het is allemaal in Overijssel. Er zijn 2 miljoen foto's nagekeken en stuk voor stuk bestudeerd. Daar is uit gekomen dat tussen de 44% en 67% van de legsels wordt opgevreten, en met name door de vos. Dus welke verbindingen u allemaal legt... Misschien kunnen we eerst eens samen even die rapporten goed doornemen, en dan bekijken of we nog in het veld moeten gaan kijken. Ik mag gelukkig zijn dat ik in het buitengebied woon. Ik kan u vertellen dat ik regelmatig over vossen struikel.
De voorzitter:
Meneer Geurts, u kunt uw betoog vervolgen. Het is altijd een goed advies om samen met collega's op werkbezoek te gaan, ook omdat dat een band schept. Iedereen die met de Minister mee is geweest naar de Grüne Woche kan dat beamen. Mevrouw Arissen?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ja, voorzitter. Ik zit met stijgende verbazing te luisteren naar de woorden van de heer Geurts. Ik kan me van harte aansluiten bij hetgeen de heer Grashoff heeft gezegd, behalve dat jacht op een bepaald moment nodig zou zijn. Wij hebben hier in Nederland de natuurlijke balans volledig aan gort geschoten. De weidevogelstand is zoals hij is. De heer Geurts weet ook dat hij eerder nooit iets positiefs voor de weidevogels heeft gedaan. Het is een feit dat de intensieve landbouw zorgt voor een monocultuur, voor een «groene woestijn» zoals wij dat noemen, van Engels raaigras.
De voorzitter:
U dient nu wel uw vraag te stellen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dank, voorzitter, maar de heer Grashoff heeft ook een wat langere inleiding gehouden. Ik zal misschien niet heel vaak interrumperen, maar dit gaat mij heel erg aan het hart, want dit is vuil spel. Dit is de jagerslobby in de kaart spelen. Het is een wc-eendrapport. Het is wetenschappelijk slecht onderbouwd. Ik vind dit zeer treurig. Als het CDA echt wil opkomen voor de weidevogel, dan moet het eens heel goed kijken wat er met de intensieve veehouderij moet gebeuren.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb geen enkele vraag gehoord. Ik heb gewoon een betoog gehoord van de Partij voor de Dieren, of eigenlijk een plaat die een beetje grijsgedraaid is. Ik wil de Partij voor de Dieren erop wijzen dat zij nog eens even de inbreng moet nalezen, want de heer Grashoff heeft een heel mooie initiatiefnota over weidevogelbeheer gemaakt in een vorige kabinetsperiode. Daar hebben wij ook een notaoverleg over gehad. Daar kwam al enige verbroedering tussen mij en de heer Grashoff tot stand, in die zin dat wij samen moesten concluderen dat er op enig moment toch echt jacht nodig was. U neemt daar afstand van, maar kortheidshalve wijs ik er nog even op dat u dat verslag nog eens goed moet nalezen. Dan zult u gaan zien dat u uw woorden eigenlijk te vroeg gesproken heeft.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Hier heb ik niet zo veel op te zeggen, behalve dat het zeer treurig is. Ik hoop dat het CDA een keertje gaat kijken wat echt goed is voor de natuur, als hoeder van de christelijke waarden en pleitbezorger van goed rentmeesterschap over de natuur. Ik vind het werkelijk schandalig.
De heer Geurts (CDA):
Dit is ook een verminking. Eigenlijk moet ik er gewoon niet op reageren, maar het is bouwen en bewaren, en bij bouwen en bewaren hoort beheren. Ik wil mevrouw Arissen er nog een keer op wijzen dat predatie door roofdieren 24% tot 27% is en werkzaamheden en beweiding, zeg maar landbouwgerelateerde agrarische activiteiten, 6% tot 9%. Ik heb geen enkele motivatie gehoord dat ik dat anders moet zien.
De voorzitter:
Meneer Geurts, er is nog een interruptie van de heer De Groot, D66.
De heer De Groot (D66):
Er lijkt hier een beetje een fittie te worden uitgevochten over de rug van de weidevogel. Die is daar in de aller-, allerlaatste plaats bij gediend. Ik denk dat het heel goed is om zakelijk te kijken wat er nodig is. Uit alle rapporten blijkt dat het ook gaat om de voeding voor de jonge vogels. Er moeten voldoende insecten zijn, er moeten voldoende wormen zijn. Dat heeft ook te maken met het grasland. Ziet de heer Geurts dus ook een rol voor de grondgebonden veehouderij om de onrustbarende stand van de weidevogels te verbeteren?
De heer Geurts (CDA):
Ik ben blij met de interruptie van de heer De Groot. Hij maakt het debat weer vliegend op deze manier. Kortheidshalve is het antwoord ja. Er zijn natuurlijk meerdere partijen die daar een bijdrage aan moeten leveren, maar de cijfers en percentages die ik noem, worden op geen enkele wijze door ander partijen onderuitgehaald, dus daar blijf ik voor staan.
De heer De Groot (D66):
Ik ben blij met het antwoord «ja». Dat is de basis voor verdere actie.
De heer Geurts (CDA):
Ik had nog gehoopt dat de heer De Groot zou vragen hoe kuikens ook nog geraakt worden. Dan is mijn antwoord: door verwilderde katten. Maar die vraag stelde hij niet. Misschien kom ik daar op een ander moment nog op terug om eens te kijken hoe wij omgaan met die aangenomen motie.
Voorzitter. Het mag duidelijk zijn: het gaat steeds beter met de natuur in Nederland. De grote zilverreiger is een goed voorbeeld van de positieve ontwikkelingen. Deze vogel was verdwenen uit Nederland. Hij komt nu weer hier voor. Wij leven in een zeer druk, dichtbevolkt land waar de natuur toch zijn weg in vindt. In Europa wordt dit ook gezien. Nationaal Park De Hoge Veluwe heeft de Europese prijs gewonnen voor best beheerder van biodiversiteit. Als Gelderlander ben ik trots op De Hoge Veluwe. Ze werken ongelofelijk goed samen met boeren, vakantieparken, overheden en jagers. Ze ontvangen een half miljoen bezoekers en leveren intussen enorme inspanningen voor de natuurbescherming.
Voorzitter. We moeten ook eerlijk onder ogen zien dat het met sommige populaties in Nederland goed gaat en, gezien de bedreigingen, te goed. Dan heb ik het over de populatie-explosie van wilde zwijnen, terwijl de Afrikaanse varkenspest oprukt naar het westen. In Duitsland zijn beheermaatregelen verruimd en zijn jagers opgeroepen om 70% van de wilde zwijnen te schieten vanwege deze bedreiging. In Limburg wordt de noodklok geluid omwille van de grote toename van wilde zwijnen. Wat gaan wij in Nederland doen, zo vraag ik de Minister. Is de Minister bereid om bewegingsjacht landelijk toe te staan zodat de populatie in toom gehouden kan worden?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Het CDA weet toch ook dat dieren meer jongen krijgen als je ze intensief bejaagt, dat wilde zwijnen vier keer meer jongen krijgen als ze intensief bejaagd worden, zoals dat nu gebeurt, dan als ze met rust gelaten worden? Het CDA weet toch ook dat 5.000 van de 6.000 wilde zwijnen op de Veluwe jaarlijks afgeschoten worden en dat steeds meer dieren worden afgeschoten omdat de populatie explosief groeit? Dat komt door de jacht. Wat vindt de heer Geurts daarvan?
De heer Geurts (CDA):
Ik heb mijn twijfels bij de bewering dat de populatie extra toeneemt door de jacht. Ik denk dat het veel meer te maken heeft met de omstandigheden waarin de wilde zwijnen in Nederland mogen bivakkeren. Er is veel voedselrijkdom voor wilde zwijnen aanwezig. Daar heeft het volgens mij meer mee te maken dan met dat de jacht – laat ik het netjes zeggen – het aantal nakomelingen bevordert.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dan heeft de heer Geurts alle onderzoeken daarover niet goed gelezen, want het is daadwerkelijk wetenschappelijk aangetoond dat dieren een natuurlijk mechanisme hebben waardoor ze meer jongen krijgen als je ze intensief bejaagt om de instandhouding van de populatie te garanderen. Ik zou de heer Geurts willen vragen om kennis te nemen van deze onderzoeken en deze – ik zal het vriendelijk zeggen – nergens op gebaseerde feiten verder niet meer te verkondigen.
De heer Geurts (CDA):
Dat is een diskwalificatie die ik uiteraard helemaal niet verdien. Maar goed, ik reik de hand aan mevrouw Arissen: ik ga blijkbaar aan tafel zitten met de heer Grashoff van GroenLinks om nog eens even een aantal rapporten door te nemen. Misschien gaan wij ook wel het veld in. Het is misschien goed dat wij gedrieën het veld in gaan in het gebied waar ik woon: de Veluwe. Dan kan zij zien dat je daar over de wilde zwijnen struikelt en dat het niet door de jagers komt dat er zo veel wilde zwijnen bij komen.
De voorzitter:
Mevrouw Arissen, die toezegging kunt u ook in uw zak steken: u bent uitgenodigd om met meneer Geurts en meneer Grashoff de weide in te gaan. Meneer Geurts, vervolgt u uw betoog.
De heer Geurts (CDA):
Precies. Het is vandaag wereldvrouwendag, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft nog drie minuten en vijftien seconden.
De heer Geurts (CDA):
Dank. Ik moet thuis ook nog uitleggen dat ik op zaterdag met collega's op pad ben.
Waar was ik? Voorzitter. Gisteren heeft het kabinet een brief gestuurd over de besteding van middelen voor natuur- en waterkwaliteit. Forse bedragen worden ingezet voor de natuur. Ik heb nog wel zorgen over de daadwerkelijke besteding van deze middelen. Ik lees bijvoorbeeld dat 3 miljoen euro naar programmakosten gaat. Hoe gaat de Minister bewerkstelligen dat deze kosten zo laag mogelijk zijn? In het regeerakkoord staat: «In samenwerking met boeren wordt in de directe omgeving van Natura 2000-gebieden bekeken of agrarisch natuurbeheer een bijdrage kan leveren aan minder intensieflandgebruik en daarmee aan de klimaatopgave en natuurherstel.» Worden deze extra middelen voor natuur ook besteed aan boerennatuur, zodat de boer ook iets terugkrijgt voor zijn werk en inkomensverlies? Boerennatuur is gewoon agrarisch natuurbeheer, voor degenen die daar een nadere duiding van willen.
Voorzitter, afrondend. Nederland is een klein land waarin wij als mensen de natuur moeten beheren. Terecht hebben wij in oktober 2015 – ik citeer weer een zin van toenmalig Staatssecretaris Dijksma – «min of meer de stilzwijgende afspraak gemaakt dat het debat over het beheer niet meer in dit huis wordt gevoerd maar in de Staten van de provincie Flevoland.» Toch hebben wij vandaag een AO Natuur. Met het beheer heeft het weinig of slechts zijdelings te maken. Het heeft niets te maken met wat wij overgedragen hebben met de motie-Rudmer Heerema/Geurts. Het CDA is tegenstander van de uitbreiding van het gebied van de Oostvaardersplassen. We leven in een overbevolkt land. De Oostvaardersplassen is een natuurgebied dat je moet beheren. Als wij dat uitbreiden met 500 hectare, 1.000 hectare, 1.500 hectare, noem maar op, wat denk je dat dan gebeurt met die dieren? Dan breidt het aantal zich uit en hebben we over een paar jaar hetzelfde probleem, alleen in nog grotere mate en met nog meer dierenleed. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand dat wil.
Daarnaast is de situatie bedreigend voor de beschermde planten en dieren in het Natura 2000-gebied. Wilgenbossen, vlierstruwelen en rietpercelen zijn verwoest door de wanhopige grote grazers. Hongerige herten trekken het moeras in waardoor de unieke Natura 2000-waarden in het geding komen. Hoe gaat de Minister voorkomen dat we hier problemen mee gaan krijgen? De Minister is immers politiek verantwoordelijk voor de Natura 2000-waarden in de Oostvaardersplassen. Krijgen wij de Europese Commissie op deze manier niet in onze nek?
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, meneer Geurts van het CDA. De volgende spreker bent u, meneer Grashoff van GroenLinks, tenminste als u daar behoefte aan heeft.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter, ik twijfelde nog even maar dacht: toch maar wel. Het is goed dat we vandaag spreken over de natuur. Dit AO Natuur heeft zo veel onderwerpen en aspecten in zich dat je de vraag kunt stellen of je dat in redelijkheid in een middagje kunt doen, maar ik ga een poging doen.
Laat ik als eerste over het natuurbeheer als geheel beginnen. Gaat het de goede of de slechte kant op? Gaat het hard genoeg of niet hard genoeg? Er bestaat altijd het risico dat je de vraag hebt of het glas halfvol of halfleeg is. En daar ben ik ook onderdeel van; dat zal ik niet onder stoelen of banken steken. Ik zou willen proberen dat te vermijden. Er zijn een aantal positieve ontwikkelingen. Die blijken ook uit de natuurrapportages van de provincies. Er wordt gewerkt aan de verdere aanleg van Natuurnetwerk Nederland. Als je daar genuanceerd naar kijkt, is uiteindelijk de vraag wat het beeld is. In dat opzicht wil ik mij aansluiten bij het pleidooi van de heer De Groot om nog eens heel kritisch te kijken of de voortgang van de aanleg van Natuurnetwerk Nederland niet cosmetisch aan het worden is, aangezien de grondverwervingen elk jaar teruglopen en je dus kunt uitrekenen dat het aan het vastlopen is. Terwijl de historische gegevens nog redelijk gunstig zijn – ja, er is behoorlijk veel aangelegd – kun je eigenlijk voorzien dat het de komende jaren toch stagneert. Er zijn echt krachtigere maatregelen nodig om te zorgen dat dat uiteindelijk op z'n pootjes terechtkomt. Het PBL zegt dat ook.
Dat laat onverlet dat naar de mening van GroenLinks de ambitie die destijds onder Rutte I naar beneden is gebracht, maar een klein beetje is gecorrigeerd en dat we het natuurnetwerk verder moeten uitbreiden. Dat laat onverlet dat we er al tien jaar meer tijd voor hebben genomen dan we ooit van plan waren. Maar het neemt niet weg dat we het in 2027 wel echt gerealiseerd zouden moeten hebben om dan na te denken over verdere ambities. Zou de Minister daar wat uitgebreider op willen ingaan?
Er gaat 275 miljoen naar natuur. Dat is een positief punt in het regeerakkoord. In grote lijnen kan de fractie van GroenLinks de bestedingen ook volgen, op twee uitzonderingen na. Daar zou ik althans een relativerende opmerking bij willen maken met het verzoek aan de Minister om daarop in te gaan. 70 miljoen wordt ingezet om de rioolwaterzuivering te versterken vanwege medicijnresten en hormoonverstorende stoffen. Natuurlijk moet dat aangepakt worden. Dat is een belangrijke prioriteit, maar je kunt je wel afvragen of dit natuur- en waterkwaliteitgeld zou moeten zijn of dat dat veel meer een kwestie zou moeten zijn die je via tarieven bij bedrijven en huishoudens ophaalt onder het motto «de vervuiler betaalt». Per saldo is het gewoon de vervuiling die we met elkaar betalen. Alle onderdelen van die vervuiling betalen we via de rioolheffing. Dat zou betekenen dat er 70 miljoen meer beschikbaar zou zijn voor echte intensiveringen op het gebied van natuur. Die zitten er namelijk heel weinig in. Ik zie geen Markerwadden terugkeren. Dat is heel jammer. Ik zie geen mogelijkheden op het belangrijke project Haringvliet, waar veel natuurorganisaties samenwerken. Natuurlijk, als het geld op is, is het op, maar het geeft eens te meer aan wat voor een enorme achterstand we hebben en hoeveel we zouden moeten investeren.
Het tweede waar ik mijn twijfels bij heb, is de 60 miljoen voor de goede landbouwpraktijk in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Het is misschien een beetje een herhaling van zetten, maar ik heb nadrukkelijk in debatten daarover aangegeven dat ik het een ineffectief plan vind. Als je 60 miljoen steekt in een ineffectief plan, wordt het nog niet direct effectiever. Dus de vraag is of die 60 miljoen daadwerkelijk gaat bijdragen aan natuur- en waterkwaliteit, maar misschien kan de Minister mij overtuigen.
Het paragraafje Oostvaardersplassen heb ik weggelaten. Dat zal eenieder hier begrijpen. Wel wil ik zeggen dat het OostvaardersWold uit Natuurnetwerk Nederland is geschrapt onder Rutte I. Dat had wel degelijk een bijdrage kunnen leveren aan het lenigen van deze problematiek. En dat was wél een landelijke verantwoordelijkheid. Die is met name door CDA en VVD onder aanvoering van natuurvernietigers Bleker en Koopmans geschrapt; ik blijf dat elke keer zeggen, meneer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter, even een punt van orde; als u het niet maakt, dan maak ik het. Ik vind het niet netjes dat de heer Grashoff van GroenLinks praat over mensen die niet aanwezig zijn en die daar niet op kunnen reageren.
De voorzitter:
Meneer Geurts, met alle respect; u kent mij als voorzitter. Ik heb dat al een paar keer gedaan, maar u gaf mij de kans niet, want meneer Grashoff zat nog in zijn zin toen u zelf al de microfoon aanzette. Het is inderdaad niet netjes als er namen worden genoemd van mensen die zich niet kunnen verdedigen. We hebben ook afgesproken met z'n allen om dat niet te doen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Daar wil ik best nog weleens een ordedebatje over voeren, want volgens mij gaat het hier om voormalige bewindspersonen, in elk geval wat Bleker betreft. Het is niet ongebruikelijk om daar een naam bij te noemen. Het gaat natuurlijk over het functioneren als Kamerlid. Ik weet dat zij in de persoon van de heer Geurts een snoeiharde verdediger hebben. Zij spreken via de mond van de heer Geurts.
De voorzitter:
Een oplossing is dan vaak over de partij te praten of over de «voormalige bewindspersoon». Zo doen we dat normaal, maar gaat u gerust verder.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik maak graag één uitzondering en dat is deze.
Voorzitter. De weidevogels. Er zijn positieve ontwikkelingen naar aanleiding van de motie-Grashoff/Leenders, die ik samen met de voorganger van de heer Moorlag van de PvdA heb ingediend en waar een ruime Kamermeerderheid voor heeft gestemd. Er zijn een aantal goede aanzetten gedaan. Er is een stuk geld gereserveerd, nog niet continu maar in elk geval wel voor twee jaar. Men heeft een start kunnen maken. Er is een scenariostudie geweest waaruit een conclusie is getrokken door de ambtsvoorgangers van deze Minister rondom scenario 2 en 3, maar die verschillen niet zo heel erg. Maar daarmee is de motie nog niet afgedaan, want die vraagt toch echt om een nationaal plan. Betekent dat dat de Minister de provincies moet overrulen? Nee, natuurlijk niet. Dat kan ook heel goed in samenspraak met provincies. Sterker nog, het gaat er uiteindelijk om provincies zo effectief mogelijk met die middelen in positie te brengen om de doelen van het scenario vorm te geven. Dan gaat het over echt weidevogelbeheer en niet over schieten. Zou de Minister daarop in willen gaan? Is zij bereid om een duidelijk plan te maken in samenspraak met de provincies waarmee zij de indieners van de motie overtuigt dat daarmee een goede koers is ingezet?
Ik ben blij met de reactie van de Minister op de uitvoering van de motie van de heer De Groot en mij over het meetnet. We hebben net een brief gehad van het RIVM. Daarin kwam eens te meer naar voren dat het meten van de droge stikstofdepositie op dit moment echt onder de maat is. Daardoor worden de onzekerheidsmarges zo groot dat we eigenlijk niet goed weten wat we doen. In het kader van de PAS-evaluatie wordt dat heel erg belangrijk. Is de Minister bereid om de Kamer te informeren hoe het meetwerk versterkt wordt voordat wij de tussenevaluatie van de PAS gaan bespreken?
Ik ben ook blij met de reactie van de Minister van J en V en de Minister van Landbouw over de boa's en de beschikbaarheid van de portofoons. Maar ik dacht dat het de heer Weverling was die aangaf dat het daar niet mee ophoudt. Die groene boa's zijn echt heel belangrijk; wij zijn het soms ook nog eens van harte eens met de VVD. Daar moet echt een versterking plaatsvinden. Hoe ziet de Minister dat de komende tijd voor zich? Hoe kun je het aantal en de kracht van de groene boa's in het landelijk gebied en in natuurgebieden versterken? Er ligt trouwens nog een aangehouden motie van de hand van de heer Smaling, de voorganger van de heer Futselaar, en mij over de groene boa's. In afwachting van het kabinetsbeleid en het antwoord van de Minister zal ik overwegen die motie alsnog in stemming te laten komen.
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Tot slot, als het gaat om «het glas halfvol is of halfleeg», zou ik deze Minister van niet alleen Landbouw maar ook van Natuur willen aansporen om niet te makkelijk en te snel te zeggen: het gaat eigenlijk allemaal wel de goede kant op. Op sommige aspecten hebben we een stilstand, op sommige hebben we een heel lichte vooruitgang en op biodiversiteit hebben we nog een heel groot probleem, zo hebben we laatst met elkaar mogen vaststellen. Het zou deze Minister waardig zijn als we op het gebied van natuurbeleid echt tot een versnelling kunnen komen met name gericht op het integrale herstel van onze biodiversiteit.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grashoff. Dan gaan we luisteren naar de inbreng van het lid Moorlag, PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn excuses aan de Minister en de collega's dat ik dit algemeen overleg niet helemaal kan bijwonen omdat de Nationale Energieverkenning straks plenair wordt behandeld. Maar ik lees de antwoorden van de Minister graag na in het verslag.
Voorzitter. Er is veel geïnvesteerd in de natuur de afgelopen jaren. Maar als je de Balans voor de Leefomgeving ziet, dan moet je vaststellen dat de natuur nog steeds zwaar onder druk staat. De biodiversiteit neemt af. De achteruitgang is niet gestopt, niet in gebieden met hoge natuurkwaliteit en ook niet in het agrarisch gebied. De druk van landbouw op de natuur blijft onverminderd groot. Het is goed dat er extra middelen zijn voor natuur, maar de natuur is gedecentraliseerd: de provincies zijn primair verantwoordelijk. Mijn vraag aan de Minister is dan ook of zij in het kader van het Interbestuurlijk Programma dat onlangs is gesloten met koepelorganisaties IPO en VNG, gemeenschappelijk met de medeoverheden een plan wil gaan maken om de natuurkwaliteit en de biodiversiteit te verbeteren en te verhogen.
Voorzitter. Enkele sprekers hebben al gewezen op de problematiek in de Oostvaardersplassen. De Kamer gaat daar niet over. Dat is inherent aan de decentralisatie, maar met terugwerkende kracht moet je vaststellen dat het skippen van het plan voor de OostvaardersWold in 2010, 2011 wellicht dit probleem van de afgelopen tijd mede heeft veroorzaakt. Wil de Minister in haar denken toch de vraag toelaten of die verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe op termijn toch gerealiseerd kan worden? Ik vind niet dat wij ons als Kamer moeten gaan bemoeien met het heen en weer slepen van balen hooi naar dat gebied. Dat is de verantwoordelijkheid van de provincie, maar een echt structurele, robuuste oplossing – een aantal Kamerleden spreken hier hun zorgen en betrokkenheid over uit – zou weleens het tot stand brengen van die verbinding kunnen zijn, waardoor de taferelen die wij de afgelopen periode hebben gezien, zich niet hoeven te herhalen.
Voorzitter. Ik noemde het Interbestuurlijk Programma al. Ik vind daarin veel tekst over landbouw en betrekkelijk weinig tekst over natuur. Mijn vraag aan de Minister is: wat zijn haar ambities om samen met de provincies de natuurdoelen te realiseren? Hoe wil zij samen met de medeoverheden de achteruitgang van de natuur stoppen? Hoe wil zij de teruggang in biodiversiteit stoppen en ten goede keren? Is de Minister bereid om echt afrekenbare doelen te gaan formuleren in de uitwerking van het Interbestuurlijk Programma? Ik heb ook in het programma gezien dat er een enorme gezamenlijke uitwerkingsopgave ligt. Wat is de inzet van de Minister, wat zijn haar doelen en wat wil zij in deze kabinetsperiode samen met medeoverheden gaan realiseren?
Voorzitter. De heer Grashoff noemde al het onderwerp weidevogels. Hij sprak ook over een motie die hij samen met mijn voorganger Leenders heeft ingediend. Ik voel mij als opvolger verantwoordelijk voor die Kameruitspraak. In het dictum van die motie wordt gevraagd om een nationaal plan op te stellen om de teruggang van de weidevogels aan te pakken. Er is een drietal scenario's geformuleerd, maar scenario's formuleren stopt de teruggang niet. Er zijn middelen beschikbaar. Mijn vraag is om die middelen en die scenario's bij elkaar te brengen en een van de scenario's uit te werken in een plan van aanpak. Is de Minister daartoe bereid?
De heer De Groot noemde al het onderwerp nationale parken. Dat is mij ook zeer uit het hart gegrepen. Ieder zichzelf respecterend land is trots op zijn nationale parken, maar de organisatie die de nationale parken beheert en de koepelorganisatie zijn toch een beetje op water en brood gezet. Nu er wat meer middelen beschikbaar zijn voor natuur zou het mij een lief ding waard zijn als de Minister een inspanning doet om de beheerder van de nationale parken en de koepelorganisatie iets ruimer in het jasje te zetten, zodat de nationale parken geen leeg begrip blijven maar ze de status en betekenis krijgen waar een zichzelf respecterend land trots op zou zijn.
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
De heer Moorlag (PvdA):
Oké. Wij komen nog te spreken over de visserij, maar het IJsselmeer is echt een wat levenloze plas geworden. Wil de Minister, vooruitlopend op het algemeen overleg dat wij daar nog over gaan voeren, gaan overleggen met visserijorganisaties en de provincies om te kijken of de natuurkwaliteit daar naar een hoger plan kan worden getild?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank meneer Moorlag, die zich straks moet verontschuldigen wegens plenaire verplichtingen. De fans zaten al te draaien op hun stoeltjes, maar hier is hij dan: meneer Futselaar van de Socialistische Partij.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Een groot deel van het debat tot nu toe leek te gaan over welke collega's met wie de wei in gaan. Om deze reden is de SP voorstander van verplichte weidegang. Dan voorkom je die hele discussie, maar dat is een ander punt, voorzitter.
«En dan: wat is natuur nog in ons land? Een stukje bos, ter grootte van een krant. Een heuvel met wat villaatjes ertegen.» Dat zijn dichtregels van J.C. Bloem uit 1949, die gelukkig niet geheel naar waarheid zijn. Nederland heeft mooie natuurgebieden, al zijn ze vaak beperkt in omvang en is hun toekomst onzeker. Ik wil in mijn bijdrage vandaag kort ingaan op de tussenbalans van het PBL, de brief van de Minister van gisteren, de nationale parken en Natura 2000.
Als wij kijken naar de tussenbalans, dan moeten we constateren dat de seinen op rood staan. Over het algemeen gaat in Nederland de vlag uit als we een insecten- of vogelsoort weten te stabiliseren en dat lukt soms, maar soms ook niet. Wat dat betreft is de tussenbalans hard: internationale biodiversiteitsdoelen zijn ver buiten bereik en de milieudruk van de landbouw onverminderd groot. Ja, er is hier en daar licht natuurherstel door vergroting en versterking van Natuurnetwerk Nederland, maar dat is eindig en de uitvoering verschilt per provincie. Die is ook niet gemakkelijk, want onder andere het PBL stelt dat de verwerving van de laatste gronden lastig is door gebrek aan medewerking van grondeigenaren. Maar ik heb ook wel wat twijfels over de medewerking bij provinciebesturen zelf. Daar hebben sommige collega's ook al iets over gezegd. Ik zou graag willen dat de Minister daarop ingaat. Heeft zij het idee dat alle provincies even hard gaan voor het afmaken van Natuurnetwerk Nederland? Hoe ziet zij haar rol daar uiteindelijk in? En dan bedoel ik vooral in het eindpunt als provincies bijvoorbeeld niet bereid zijn om de middelen in te zetten die ze daarvoor zouden kunnen inzetten.
Naast reden tot zorg binnen gebieden die wij natuurgebieden noemen, is er nog veel meer reden tot zorg daarbuiten. Goed beschouwd is het onderscheid dat wij gedwongen maken tussen natuurgebied en agrarisch gebied absurd. Akkers en veenweiden bestaan uit natuur, maar door het intensieve gebruik, de extreme monocultuur en de bestrijding van landschapselementen, van gewassen en dieren die ook maar enigszins de efficiëntie van de landbouw zouden kunnen verstoren, wordt het agrarisch landschap in de praktijk een zwart gat voor veel soorten in plaats van de snelweg voor biodiversiteit die het eigenlijk ooit was. Daar hebben we al eerder met de Minister over gesproken in debatten. Daarin heeft zij zinnige dingen gezegd over vergroening van het GLB en de Nationale Bijenstrategie, maar ik betwijfel of dat genoeg is. Ik vraag mij af of zij misschien wat meer ambitie voor het vergroenen van agrarisch landbouwgebied zou kunnen tonen.
Gisteren hebben wij een brief gekregen over de besteding van 275 miljoen euro. De SP is blij met die 275 miljoen. Laten we dat gewoon vaststellen. 80 miljoen gaat naar het zuiveren van water in het algemeen. Dat is linksom of rechtsom noodzakelijk. Investeringen in het Grevelingenmeer en het Eems-Dollardgebied zijn nodig. Het gaat eigenlijk om achterstallig onderhoud, maar het is goed als je eindelijk achterstallig onderhoud pleegt. Dat is niet verkeerd, maar het ligt wat ons betreft wat anders als het gaat om de 60 miljoen voor de Nitraatrichtlijn en 40 miljoen voor Natura 2000.
Het begint met 60 miljoen onder andere voor kennisverspreiding van goede landbouwpraktijken. Zo staat het geloof ik in de brief. Voor ons is onduidelijk waar dit bedrag nou heen gaat. Gaan wij vergulde folders drukken? Ik probeer het niet belachelijk te maken, maar waarom zo'n groot bedrag voor kennisverspreiding? Ik zie gewoon niet voor mij wat daarmee bedoeld wordt. Zou de Minister dat wat meer kunnen schetsen? Als daar een programma aan ten grondslag moet liggen, dan wil ik dat zij toch een tipje van de sluier licht, want het gaat hier wel om 60 miljoen.
Andersom is er 40 miljoen voor kansrijke gebieden rond Natura 2000 én de veenweidegebieden én gebieden met een hoge veedichtheid. Dat is nogal een opdracht voor 40 miljoen, zou ik bijna zeggen. Alleen al voor de veenweidegebieden zou je een groot bedrag willen hebben als je voortgang wilt maken. Dus waar ik schamper deed over 60 miljoen als hoog, vind ik 40 miljoen wel heel erg beperkt. En eerlijk gezegd doen termen als «integraal» en «rol voor de provincie» mij vermoeden dat het hier weleens om heel taaie, langzame processen zou kunnen gaan. Ik ga mij bijna afvragen of dit een richting is van de oude landinrichtingen.
Dan de nationale parken. We hadden ooit de ambitie om te komen tot nationale parken van wereldklasse. Wat we hebben gekregen, is een verkiezing voor het mooiste natuurgebied van Nederland. Daar is niets mis mee. De Waddenzee heeft terecht gewonnen, maar het is wel cynisch om te constateren dat de Waddenzee geen nationaal park is en dat dus niet een nationaal park heeft gewonnen. Je zou verwachten dat nationale parken het hoogtepunt van de Nederlandse natuur vormen, niet alleen in natuurwaarde maar ook in de publieke perceptie, dat het iets is waar Nederland achter staat. In andere landen zijn nationale parken attracties van nationale en internationale allure. Er is een handvol in Nederland waarbij dat misschien ook het geval is, maar dat geldt zeker niet voor alle nationale parken in Nederland. Vorig jaar hebben verschillende maatschappelijke organisaties, waaronder de ANWB en Natuurmonumenten, opgeroepen om 100 miljoen extra te investeren in de nationale parken.
In het regeerakkoord staat één zin over nationale parken: «Het beleid ten aanzien van nationale parken wordt voortgezet.» Dit moet toch wel een van de minst ambitieuze zinnen in een regeringsverklaring in de geschiedenis van het Koninkrijk zijn. Ik vraag hier niet om 100 miljoen, want ik begrijp de budgettaire beperking, maar ik vraag wel om enige ambitie van het kabinet op dit gebied. De potentie die in die parken zit, zowel ecologisch als toeristisch, is gewoon groot. Wat wil de Minister nu met de nationale parken?
Voorzitter. Ik zag gisteren dat de provincie Overijssel een nationale toerismetop wil om toeristen te spreiden vanuit de Randstad en dat dit initiatief door Staatssecretaris Keijzer enthousiast is omarmd. Ik zou zeggen: begin met het stimuleren van de nationale parken, want die zijn weliswaar zeer verschillend, maar ze liggen vrijwel allemaal buiten de Randstad. Ze kunnen een mooie trekker voor toeristen zijn. Als er dan bij LNV geen geld voor is, kunt u misschien bij EZK aankloppen.
De voorzitter:
Uw tijd is op.
De heer Futselaar (SP):
Voorzitter, dan schrap ik mijn deel over Natura 2000. Dat ga ik dan bij de PAS behandelen.
Ik heb één opmerking over de Oostvaardersplassen. Ik wil toch dat de coalitiepartijen, die daarover zijn begonnen, ook rekening houden met de positie van de Minister. Want wat moet de Minister nu doen? Die zal moeten zeggen: de heer Futselaar heeft gelijk; ik ga er niet over. Ik vind dat u de Minister niet in die positie zou moeten plaatsen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Mevrouw Arissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Misschien kunnen de collega's ietsje stiller zijn voordat ik begin.
De voorzitter:
Het is hier geen tupperwareavond. We moeten inderdaad gaan luisteren naar de inbreng van mevrouw Arissen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Er wordt ongelofelijk gesold met dieren in de natuur. Jaarlijks worden zo'n 2 miljoen weerloze dieren naar de eeuwige jachtvelden geschoten. En nog eens zoveel dieren worden aangeschoten, ver uit het zicht van de bezorgde dierenliefhebber. Het gebeurt zelden op klaarlichte dag. Ze worden vanaf grote afstand beschoten. Slechts een op de vier dieren wordt bij het eerste schot gedood. De dieren creperen minuten, uren, dagen, soms zelfs weken- of maandenlang voordat zij een ellendige, pijnlijke dood sterven. Er zijn ook dieren die verder leven met uitvalsverschijnselen of kreupelheid of die rondvliegen met verdwaalde kogels in hun lijf. Dat gebeurt zonder nut of noodzaak, want de natuur is heel goed in staat om zichzelf te beheren, als we haar maar met rust laten, in balans laten komen en de natuurlijke vijanden laten leven.
Jagers houden door de jacht hun eigen speeltje in stand, want het natuurlijke populatie-evenwicht wordt ook aan gort geschoten. Dieren krijgen meer jongen, en dat betekent dat er meer dieren zijn om op te jagen. Zo worden op de Veluwe enorme aantallen dieren afgeschoten: jaarlijks rond de 70% van de edelherten en 80% tot 90% van de zwijnen. Vandaag staat er toevallig een stuk in Trouw over de jacht op de Veluwe. Van de 6.000 zwijnen die op dit moment in het gebied leven, worden er ongeveer 5.000 afgeknald. Nogmaals, dat gebeurt ver buiten het zicht van de mensen. Inmiddels gebeurt het ook buiten het zicht van de rijksoverheid, want de verantwoordelijkheid voor het natuurbeheer ligt nu bij provincies. Voor de volstrekt zonder nut of noodzaak volledig vrij bejaagbare diersoorten zijn er nog steeds geen afschotcijfers vanuit de jagers tot ons gekomen, ook al was dat wel de afspraak. Die afspraak was minimaal, want het betreft slechts een controle achteraf. Jagers mogen namelijk zelf bepalen hoeveel zij mogen schieten. De afspraak was ook dat dierenbeschermers zitting zouden nemen in de faunabeheereenheden voor een tegengeluid, mensen die tegenwicht kunnen bieden aan een schietverslaafde jagersclub, maar nu wordt van hen geëist dat zij akkoord gaan met «duurzaam beheer van dierenpopulaties». Dat is een prachtige term voor ordinaire jacht. Dat gaat zo niet. Tot zover de transparantie van de jacht en het toezicht op de jacht, die de nieuwe Wet natuurbescherming zou bieden.
Voorzitter. We moeten ophouden met het sollen met dieren in de natuur. De Partij voor de Dieren is tegen het uitzetten van dieren. Wij zeggen: eerst de natuur verbinden; dan komen de dieren vanzelf, inclusief natuurlijke vijanden. Daarom zouden wij nooit voorstander zijn geweest van de Oostvaardersplassen. Maar de dieren staan er nu en wij constateren dat het overheidsbeleid voor herten, heckrunderen en konikpaarden faalt. Het natuurgebied is een speelbal geworden van kortetermijnbelangen van mensen, waarbij de belangen en het welzijn van de dieren totaal ondergeschikt gemaakt worden aan mensenwensen. Het is een gotspe, echt een gotspe. De adviezen van internationale dierenwelzijnsexperts werden door de partijen van tafel geveegd die nu het hardst bij de hekken, die zij overigens zelf gesloten houden, staan te roepen dat er bijgevoerd moet worden, terwijl zij weten dat bijvoeren een zeer dieronvriendelijke schijnoplossing is, die de dieren niet op korte termijn en zeker niet op lange termijn zal helpen. De jagerspartijen, die met het bijvoeren straks een explosief groeiende populatie grote grazers zullen afschieten, misbruiken de zeer terechte zorgen van mensen over het dierenwelzijn in de Oostvaardersplassen voor hun eigen agenda. Oud-CDA-staatssecretaris Henk Bleker – ik zeg het toch, voorzitter...
De voorzitter:
Ik moet dan herhalen dat het niet netjes is om namen te noemen van mensen die zich hier niet kunnen verweren. Dat is gewoon een verzoek. Uiteraard kan ik het niet tegenhouden, maar ik heb het wel gezegd als voorzitter.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Het gaat om een oud-bewindspersoon die ik graag bij de naam wil noemen, voorzitter. Hij zei deze week nog in een praatprogramma: de sterrenrestaurants staan al te popelen voor de aanvoer van Oostvaarders-heckrund en -hert.
Het bijvoeren van de dieren lijkt sympathiek, maar het is in wezen heel dieronvriendelijk. Het is een schijnoplossing. Dat wil ik graag uitleggen. Net als de Dierenbescherming en de Faunabescherming stelt de Partij voor de Dieren dat bijvoeren de dieren niet helpt, want tijdens de winter hebben de dieren in de natuur te maken met voedselschaarste en is hun vetreserve belangrijk om de winter door te komen. De stofwisseling van de dieren staat in deze periode op de zuinige stand. Wordt er plotseling voedsel aangeboden, dan komen de dieren uit hun zogenoemde winterspaarstand. Rangordegevechten en onrust in de kudde zorgen voor de wrange situatie dat juist de zwakste dieren slechter af zijn. Zij gaan wel meer vet verbranden, maar komen niet bij het voedsel dat door de sterkste dieren zal worden gekaapt. Die sterke dieren, die het voer dus niet eens nodig hebben, gaan zich als gevolg van het extra voer sneller voortplanten. Door extra groei en ontregeling van de populatie zijn er volgend jaar meer dieren en zal de concurrentie om het beschikbare voedsel alleen maar groter worden.
Het was van meet af aan de bedoeling van de ontwerpers van de Oostvaardersplassen dat de overheid zou zorgen voor natuurlijke beschutting en vergroting van het gebied door een corridor naar de Veluwe, het Rivierengebied en het Duitse achterland.
De voorzitter:
U heeft nog één minuut.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Dit is een belangrijke voorwaarde voor goed dierenwelzijn. Het zou een probleemloos functionerende natuur, zonder jacht, zonder bijvoeren, zonder onnatuurlijke beperkingen voor de dieren hebben betekend. Alle stukken grond om dat mogelijk te maken waren aangekocht of gereserveerd. Er was overeenstemming onder wetenschappers en natuurbeheerders. Kortom, er was geen vuiltje aan de lucht. Het advies van internationale dierenwelzijnsexperts, die lovend waren over het experiment, was om het gebied na lang dralen van de politiek eindelijk te vergroten en om meer beschutting te bieden voor de dieren, onder meer door openstelling van de aanpalende bossen. Maar – daarmee, sluit ik ook af, voorzitter – een meerderheid van deze Kamer, onder aanvoering van CDA, VVD en PVV, wilde deze adviezen niet opvolgen. Daarom staan die hekken er nu. Daarom hebben de dieren te weinig beschutting. Daarom kunnen de dieren niet migreren en staan ze op die ene kale vlakte. Nu willen de jagerspartijen de jacht openen en schreeuwen zij moord en brand, terwijl zij zelf het probleem hebben gecreëerd. In het belang van het dierenwelzijn, is er geen tijd meer te verliezen. De hekken moeten weg.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer De Groot van D66 heeft nog een... O nee, het woord is aan de heer Geurts. Sorry, meneer De Groot.
De heer Geurts (CDA):
Het is wel mijn week. De heer Ziengs werd door de voorzitter in de plenaire zaal al de heer Geurts genoemd. En nu word ik de heer De Groot genoemd.
De voorzitter:
Dat scheelt wel een paar kilo!
De heer Geurts (CDA):
Ik bedoel maar! Dit grapje is al zo oud. Ik zat in de plenaire zaal naast de heer Graus, dus ach... We hebben nog wel goed contact.
De vraag aan mevrouw Arissen is de volgende. Ik beluisterde van de week een uitzending van Dit is de Dag, waar uw collega, de heer Koffeman, van de Eerste Kamer aanwezig was. Ik weet niet of hij daar als Eerste Kamerlid van de Partij voor de Dieren sprak of vanuit zijn betrokkenheid bij de faunabescherming, maar hij zei zoiets als: de grutto moet maar uitsterven als zijn voortbestaan samenhangt met het bejagen van de vos. Zou mevrouw Arissen eens kunnen reflecteren op deze uitspraak? Deelt zij die mening?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Natuurlijk gaat de heer Koffeman, die uiteraard sprak als senator, als lid van de Eerste Kamer, over zijn eigen uitspraken. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat ik daar volledig achter kan staan. Het gaat slecht met de weidevogels. De heer Geurts weet ook dat dat te wijten is aan de intensieve veehouderij, waardoor er een monocultuur ontstaat – ik herhaal het nog maar een keertje – van Engels raaigras, waar niets bloeit of groeit, waar geen insecten meer leven. Een grootschalig Duits onderzoek heeft uitgewezen dat 65% tot 75% van de insecten er ook in Nederland niet meer zijn vanwege de intensieve veehouderij en de manier waarop wij het landschap hebben ingericht, waardoor de weidevogel zijn langste tijd gehad heeft. Nu de vos gaan bejagen lijkt mij een zeer slecht plan. Je komt van de regen in de drup. De vos heeft er niets mee te maken, maar de landbouw heeft er alles mee te maken.
De heer Geurts (CDA):
Ik krijg nu een heel lang antwoord, maar goed, ik heb het daar blijkbaar mee te doen. De cijfers kloppen niet, maar dat hebben we in een interruptiedebatje ook al met elkaar gewisseld. Ik ga dat niet herhalen. In een interruptie hintte mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren ook op allerlei rapporten. Is zij bereid om die linkjes even naar mij toe te sturen? Wij zijn druk aan het zoeken om bewijs te vinden voor de bewering die mevrouw Arissen deed. Ik kan dat nog niet vinden in die korte tijd. Misschien kunt u ons daarbij helpen, mevrouw Arissen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Met alle liefde! Dat is prima.
De voorzitter:
Meneer Weverling, u heeft geen interruptie?
De heer Weverling (VVD):
Zeker niet. Ik dacht dat ik u ging vervangen.
De voorzitter:
Dat klopt. Ik zou dat heel graag willen. Ik heb mijn imago niet mee, want ik kom uit Zuid-Limburg, dus ik moet even waargenomen worden als ik zelf ga spreken.
Voorzitter: Weverling
De voorzitter:
Ik geef de heer Graus graag het woord.
De heer Graus (PVV):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik vraag al elf jaar lang om bijvoeren van de dieren in de Oostvaardersplassen ten tijde van aanhoudende vorst en koude. De toenmalige Minister heeft mij dat in 2010 ook toegezegd. Dat is ook gebeurd. Toen waren er geen demonstraties. Toen was er geen Britt Dekker. Maar toen is het ook al toegezegd. Juridisch gezien zijn het geen gehouden dieren, maar feitelijk gezien zijn ze dat wel. Ik ben ook heel blij dat ik mag reageren op de jarenlange aanvallen van de Partij voor de Dieren op de PVV. Wij waren destijds gedoogpartner. Ik meen zelfs dat meneer Bleker onlangs bij Pauw heeft gezegd dat het ging om 80 tot 100 miljoen. Die dekking was er helemaal niet. Wij kunnen niet iets steunen waar geen financiële dekking voor is. Bovendien is het ook een fabeltje, want dieren kunnen niet klimatologisch migreren in Nederland. Je kan wel een bosje daarnaast open gaan gooien, maar daar zijn de dieren niet mee geholpen, want als het aan de ene kant vriest, vriest het ook aan de andere kant. Dat is logisch.
Op het punt van de beschutting is er een motie-Graus aangenomen, maar die is niet uitgevoerd. Ze hebben, geloof ik, één of twee houtwallen gemaakt. Er is dus echt een aangenomen motie. Toen was het nog echt een regeringsaangelegenheid. Ik vind wel dat dit moet gebeuren. Mij is toegezegd door Staatsbosbeheer dat het zou gebeuren, maar het gebeurt niet. In één keer kunnen we ervan af zijn dat dieren niet klimatologisch kunnen migreren. Iedere keer wordt de schuld bij ons gelegd. Ik wil graag 100.000 dierenpolitiemensen, maar daar is geen geld voor en er zijn geen mensen voor, dus dan houdt het op. Dan kan ik wel zeggen: de Partij voor de Dieren steunt ons niet. Maar het is ook iets wat niet kan. Dan houdt het op.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter...
De voorzitter:
Mevrouw Arissen, helaas moet ik constateren dat u al twee interrupties hebt gehad. Dus ik geef het woord weer aan de heer Graus.
De heer Graus (PVV):
Ik ga wel een keer een gevulde koek met haar eten. We bespreken het wel bilateraal, maar ik ga niet mee de weide in.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. Mijn partij werd aangevallen en ik zou daar toch heel graag op willen reageren.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, u weet ook dat wij de PVV altijd van harte steunen op het punt van de dierenpolitie. Maar dat geldt niet wat het bijvoeren betreft. De kosten om alles in gereedheid te brengen waren 19,5 miljoen. Zo stond het in de stukken van 2010. Het gaat natuurlijk niet om een heel klein bosje. Het gaat om de hele corridor naar de Veluwe, naar het Rivierengebied en uiteindelijk naar het Duitse achterland.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Graus (PVV):
Dat klopt allemaal wel. Maar dan nog was het niet haalbaar. Dat is duidelijk gezegd. Ook de regering heeft gezegd dat het financieel niet haalbaar was. Bovendien wordt de veterinaire regie dan nog moeilijker. Als je moet gaan bijvoeren, wordt het nog moeilijker. We hebben al een gebrek aan groene boa's en veterinairs; laten we daar heel eerlijk in zijn. Daar los je het dus niet mee op. Wat heb ik nou gezegd? Bijvoeren, geboortebeperking middels hormoondarten en beschutting. Hoe kan dat?
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen. Wij starten de tijd weer.
De heer Graus (PVV):
Dank u wel. Je kan namelijk de dieren bijvoeren in boma's. Zo doen ze dat ook in Afrika. Ik heb niet gesproken met Nederlandse deskundigen, want die hebben wij niet. We hebben in Nederland geen ervaringsdeskundigen met kuddes grote grazers. Die hebben we helemaal niet. Dus ik ben mijn kennis uit Afrika vandaan gaan halen. Daar zeggen ze: het kan. Als ze honger hebben gaan ze in die boma's, die kan je dichtsluiten, van boven met planken of aan de zijkant, en dan kun ze hormoondarten met een anticonceptievaccin. Mijn vraag aan de Minister is: wil de Minister daar een veldproef mee wagen? Ik heb dierenartsen die gratis willen meewerken aan die veldproef, omdat het geen extra geld kost om aan te tonen dat het wel kan, dat we dieren onvruchtbaar kunnen maken en op die manier aan een soort sterfhuisconstructie kunnen gaan beginnen, want die dieren horen er niet. Ze komen er van nature niet voor en ze willen er ook helemaal niet zijn. Ze zijn doodongelukkig. Ik heb daar geen enkel gelukkig dier gezien. Dus we moeten daar gewoon eens mee stoppen. Het was voor vogels bedoeld; die kunnen wegvliegen als ze willen en die hoefdieren niet. Dus we moeten er echt mee stoppen.
Mijn vraag is dus allereerst – dan hoef ik daar ook geen motie voor in te dienen – of de Minister bereid is om, ook met meneer Bertschinger uit Afrika, gewoon een veldproef te beginnen met een paar dierenartsen om te gaan hormoondarten en dat anticonceptievaccin toe te laten, al is het voor de proef. Het bestaat namelijk al. Je kan de dieren merken door middel van een fluorescerende spot en je kan ze ook op een andere manier merken, met herkenning, maar daar ga ik niet over uitweiden. Dat wordt te technisch en daar heb ik de tijd niet voor, maar dat laat ik dan wel aan de deskundigen van het ministerie toekomen, als ze daar informatie over willen. Daar zijn namelijk ook al veldproeven mee gedaan in Afrika.
Ik wil mevrouw Arissen wel gelijk geven, want ik moet nog even iets goed maken voordat we een gevulde koek gaan eten; anders wordt het een gespannen sfeer. Ze heeft gelijk over het bejagen, dat ze dan meer jongen gaan werpen. Dat is een feit. Ik heb aan een Minister van het CDA in het verleden gezegd: jullie kunnen zwijnen schieten tot jullie een ons wegen, maar ze gaan meer jongen werpen en het probleem wordt alleen maar groter en ook het aantal aanrijdingen wordt groter. Dat werd groter en de dieren gingen meer jongen werpen, want ze gaan vanzelf meer jongen werpen. Het zijn paniekdieren, vluchtdieren, dus ze rennen ook in blinde paniek kilometers ver, woonwijken in, de straat op. De jacht brengt dus echt niet veel goeds. Mijn vraag is zelfs: als er euthanasie moet worden toegepast in de Oostvaardersplassen moet dat enkel door dierenartsen gebeuren, of in ieder geval onder toeziend oog van dierenartsen, en ook met een demper. Het is schandelijk dat daar wordt geschoten als het moet, als een dier bijvoorbeeld helemaal in de kreukels zit en gebroken benen heeft en dan uit zijn lijden wordt verlost, maar dat moet wel met een demper. Want je gaat toch niet die hele kudde zonder geluidsdemper schieten, als het al om euthanasie gaat?
Ik deel alles over de groene boa's. Ik heb het ook gevraagd: de portofoons voor groene boa's, meer groene boa's. Ik heb zelfs gevraagd: ga groene boa's ondersteunen met arrestatieteams. Dat gebeurt in Brabant. In Brabant is dat ook een paar keer gebeurd. Ik vind ook dat je inderdaad respect moet hebben. Ik had laatst ook onenigheid met een paar groene boa's, maar ik ben wel netjes «meneer de boswachter» blijven zeggen. Ik ga ze niet voor alles en nog wat uitmaken, alhoewel ik daar misschien best wel een keer reden toe had, maar dat heb ik niet gedaan. En je gaat ze zeker niet bedreigen. Dat deel ik dus ook met iedereen die dat zegt. Dat behoor je niet te doen, want die mensen voeren immers ook een beleid uit.
Wat mij heel erg dwarszit is de veterinaire regie. Hoe kan een boswachter beslissen dat een dier 1 mei niet gaat halen? Dat kan een boswachter helemaal niet. Dat kan een dierenarts zelfs niet. Dus dat preventief afschieten is echt onzin. Mijn hondje was opgegeven vier jaar voor haar dood, voor haar euthanasie, door de faculteit voor diergeneeskunde. Drie specialisten zeiden: die gaat de kerst niet halen. Ik ben naar de faculteit in Gent gegaan en dat diertje heeft nog vier jaar geleefd, met kwaliteit van leven, en uiteindelijk heb ik haar moeten laten inslapen. Dus zelfs een arts, een veterinair specialist kan ernaast zitten en niet bepalen of een dier het wel of niet gaat halen. Dus hoe kan een boswachter dat wel? Dat gaat natuurlijk niet.
Tot slot doe ik een beroep op de Minister, ook als gelovig mens. Ik ben ook een gelovig mens. Of je nu in de evolutieleer of in het scheppingsverhaal gelooft, dieren waren er eerder. Maar geen enkele god wil dat we zo met dieren omgaan. Dus ik doe ook een beroep op de Minister als gelovig mens.
Dank u wel, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Graus. Ik zie geen interrupties. Ik stel voor dat wij gaan schorsen. Wij moeten zo in de plenaire zaal stemmen. Na het stemmen gaan we door met de beantwoording van de Minister. Ik schors de vergadering en ik geef het voorzitterschap weer terug aan de heer Graus.
Voorzitter: Graus
De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.53 uur geschorst.
De voorzitter:
Als iedereen plaatsneemt, heropen ik dit algemeen overleg Natuur. We gaan dadelijk luisteren naar de beantwoording van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik hoop dat de Minister weer in blokjes gaat werken en, zo ja, dat zij dan mogelijk eerst aangeeft welke blokjes dat zijn. Ik stel voor dat we dan aan het einde van ieder blokje van de Minister vragen stellen met een maximum van twee per fractie. Het woord is aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Minister Schouten:
Dank u wel. Ik ga zeker in blokjes werken, voorzitter! Zal ik meteen even toelichten welke blokjes dat zijn zodat de leden mee kunnen schrijven?
De voorzitter:
Graag, mevrouw de Minister.
Minister Schouten:
Het eerste blokje is het blokje algemeen, natuurpact, nationale parken en natuurbescherming. Het tweede blokje gaat over landbouw, natuur en weidevogels. Het derde blokje gaat, laat ik het zo maar zeggen, over de soorten, de ganzen en de jacht. Maar ook de Oostvaardersplassen zal ik daarin behandelen. Het laatste blokje is «overig» en daarin ga ik in op de handhaving en monitoring.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw toelichting.
Minister Schouten:
Voorzitter, staat u mij toe even wat inleidende woorden te spreken, want dit is het eerste echte AO Natuur dat wij houden. Toen ik de convocatie las, zag ik dat ik zelfs nog vragen had beantwoord over 2016. Ik vroeg me bijna af: wat is er met de natuur gebeurd in de afgelopen anderhalf jaar? Ik zal proberen zo zorgvuldig mogelijk te zijn en een beetje een overzicht te geven van waar we staan.
De Nederlandse natuur is een belangrijk goed voor de gehele Nederlandse samenleving. Iedere Nederlander is gebaat bij een gezonde natuur en om dat te bereiken moeten we samenwerken. Iedere dag zetten allerlei mensen zich in voor de natuur: natuurorganisaties, talloze vrijwilligers, gemeenten, provincies, en het Rijk. De provincies hebben sinds de decentralisatie van het natuurbeleid een flinke kluif gehad aan het vormgeven van hun natuurbeleid, maar ik wil benadrukken dat ze dat bijzonder goed hebben opgepakt. Samen kunnen we ervoor zorgen dat de natuur zich verder herstelt. Ik zeg bewust «verder herstelt», omdat de eerste tekenen van herstel zich voorzichtig laten zien. De Rode Lijst wordt niet meer langer, soorten die hier niet meer voorkwamen, komen zelfs terug en binnen natuurgebieden lijkt de afname zich te stabiliseren.
Tegelijkertijd zijn er ook verontrustende signalen. Ik denk daarbij vooral aan de insectensterfte, de nog steeds verder afnemende weidevogelpopulatie en de bodemdieren in de Noordzee. Gebruikmaken van de natuur is goed. Dat doen we ook al sinds mensenheugenis, maar we moeten het wel op een goede manier doen. De gebieden buiten de natuurgebieden spelen een cruciale rol in het herstel van de natuur.
Samen met vele partners wil ik mij de komende periode gaan richten op drie speerpunten. De verbinding tussen natuur en landbouw is een speerpunt in mijn beleid, want natuur en landbouw moeten met elkaar in balans zijn. Ten tweede, de gebiedsgerichte aanpak. Ik ben in overleg met de provincies over de invulling van het Interbestuurlijk Programma. Een aantal van uw leden heeft daar ook al aan gerefereerd. Het derde speerpunt is natuur en water. Samen met mijn collega van I en W investeren we in de natte natuur, die zowel nationaal als internationaal van grote betekenis is. Vanochtend mocht ik bij de Grevelingen staan om ook daar het plan toe te lichten dat we gisteren aan de Kamer hebben gestuurd. Ik heb daar zelf gezien dat heel veel partijen enthousiast bezig zijn om te zorgen dat de natuur onder water, en daarmee ook boven water, weer echt een impuls krijgt in dat gebied. Ik vind het mooi om te zien dat we dat zo met elkaar kunnen oppakken.
Het beschermen. De stand van zaken is dat er binnen de natuurgebieden herstel optreedt en dat de beleidsmaatregelen, gericht op meer en betere natuur, resultaat opleveren. Het Natuurnetwerk Nederland vordert gestaag en ook de biodiversiteitsdoelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn komen weer stappen dichterbij. Uit de recent door mij gepubliceerde Rode Lijst Vogels blijkt dat een deel van de soorten in een minder zorgwekkende categorie is geplaatst en dat er verdwenen soorten zijn teruggekeerd, zoals de zeearend, de oehoe en de kraanvogel. Ook enkele zoogdiersoorten gaan vooruit, zoals de bever, en ondanks grote verkeerssterfte gaat ook de otter vooruit. Zelfs een bijzonder veeleisende soort als de wolf is enkele malen in ons land gesignaleerd. Alle Natura 2000-gebieden zijn aangewezen en we zijn goed op weg met de beheerplannen, aangezien waarschijnlijk alle plannen op land dit jaar nog worden vastgesteld.
Voorzitter, ik zal na deze algemene inleiding ingaan op de eerste vragen in dit blokje. De heer Weverling vraagt: hoe staat het nou eigenlijk met het Natuurpact? Zijn er extra maatregelen nodig? Een aantal andere leden heeft dat ook gevraagd. Staan we er nou goed voor of staan we er nou niet goed voor? Het PBL heeft laten zien dat met het voorgenomen pakket maatregelen een flinke verbetering van de biodiversiteit bereikt kan worden. Dus we zijn zeker op de goede weg. Maar het PBL laat ook zien dat we er nog niet zijn. Daarom zullen we gezamenlijk gaan verkennen aan welke knoppen er verder gedraaid kan worden om een hoger doelbereik te behalen. Daarbij zal de komende tijd aandacht uitgaan naar de rol van de landbouw in relatie tot de natuur en ook naar hoe landbouw en natuur elkaar kunnen versterken. Ik zal in het kader van het Interbestuurlijk Programma met de provincies afspraken maken over hoe we kunnen werken aan het versterken van de verbinding tussen landbouw en natuur en daarnaast ben ik ook in afwachting van het aangekondigde herstelplan biodiversiteit, waar door maatschappelijke partijen aan gewerkt wordt. Ik heb vernomen dat daar echt concretere invulling aan wordt gegeven en dat men daar druk mee bezig is. Dat heb ik al eerder aangegeven, maar ik herhaal dat want ik waardeer zeer hoe dat opgepakt wordt.
In het Natuurpact is afgesproken dat de provincies gezamenlijk 80.000 hectare natuur zullen realiseren voor 2027, de eindtermijn van het Natuurpact. Een aantal van uw leden heeft gevraagd hoe het er nu voor staat. Gaat het snel genoeg? Zijn we nu echt goed op gang? Jaarlijks realiseren de provincies van de afgesproken 80.000 hectare gemiddeld bijna 5.400 hectare. Eind 2016 stond de teller in totaal op 33.739 hectare. Ik heb ook geen reden om aan dat getal te twijfelen; dat zijn gewoon de cijfers die opgeleverd worden. De provincies zijn bijna op de helft en liggen dus goed op schema. Ik heb er daarom ook vertrouwen in dat dat goed gaat. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. Het vordert en er worden nog steeds stappen gezet. Dat gaat dus goed!
De heer Weverling vraagt of ik het idee heb dat de provincies op hun geld blijven zitten bij het realiseren van die doelen. Dat beeld herken ik niet. Mijn beeld is juist dat de provincies hard aan het werk zijn om die natuurdoelen te halen, onder andere via het Natuurwerk Nederland, Natura 2000 en de PAS-maatregelen. En ik ga niet over het geld van de provincies, want de besteding daarvan is aan de provincies zelf. Mochten daar nog twijfels over zijn, dan zouden daarover via de Staten vragen kunnen worden gesteld. Maar ik heb het beeld dat de provincies daarmee goed op weg zijn.
De heer De Groot heeft onder andere gevraagd hoe ik omga met de provincies om de grondinstrumenten volledig te benutten. Zoals ik net aangaf is de realisatie van het Natuurnetwerk bijna op de helft en liggen we daarmee op schema. Daarom heb ik er ook vertrouwen in dat dat goed gaat. Ik heb het nu niet nodig, maar als het nodig is om een steviger instrument als onteigening in te zetten, dan kunnen de provincies dat echt zelf heel goed bepalen. De provincie Zuid-Holland heeft dat instrument bijvoorbeeld ook in het grondbeleid opgenomen. Kortom, ik zie niet in waarom de provincies dat niet zelf kunnen en ik heb ook aanwijzingen dat dat nu ook gewoon gebeurt.
De heer De Groot vraagt waar in de lerende evaluatie van het Natuurpact wordt geconcludeerd dat het PBL een forse toename van de biodiversiteit verwacht en een flinke impuls aan de realisatie van de Europese natuuropgave. Hij zit echt precies op die woorden. Het PBL verwacht een toename van 55% in 2015 naar 65% in 2027 van het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Met de provincies ben ik van mening dat we dan dus kunnen spreken van een forse toename van de biodiversiteit en van een flinke impuls aan de realisatie van de Europese natuuropgaven. Het is een sprong van 10% en dat is een behoorlijk grote sprong. Er worden dus echt stappen gezet op dat punt.
De heer Grashoff vraagt of ik in kan gaan op de doelen van het Natuurnetwerk Nederland voor 2027. Gaan we die halen? Zoals ik net al heb aangegeven, gaat de realisatie voorspoedig. We zijn op de helft. We? De provincies! Het kan natuurlijk zo zijn dat het later lastiger wordt en dat we nu het laaghangende fruit hebben gehad. Maar de provincies hebben wel een voldoende stevig instrumentarium in handen om deze doelen te realiseren en dat instrumentarium kunnen ze ook gewoon inzetten. Met de jaarlijkse voortgangsrapportages kunnen de provincies, en daarmee ook ik, de Tweede Kamer informeren, zodat zij de vinger aan de pols kan houden. Maar we liggen op schema en ik heb dus ook geen reden om nu allerlei doemscenario's te gaan schetsen. Het loopt.
De voorzitter:
Ik dacht even dat u aan het einde van uw blokje was, vandaar. Excuses, gaat u rustig door, mevrouw de Minister.
Minister Schouten:
Voorzitter, ik ga nu wel over het IBP beginnen, het Interbestuurlijk Programma. Ik weet niet of... Het blokje met de beantwoording over het Natuurwerk heb ik dus gedaan.
De voorzitter:
Met uw goedvinden sta ik dan nu vragen toe. Meneer Grashoff.
De heer Grashoff (GroenLinks):
De Minister zegt geen reden te zien om nu doemscenario's te schetsen. Scenario's schetsen was niet de impact van mijn vraag, maar het omgekeerde is natuurlijk ook wel relevant. Er is evident een aantal provincies die zeer terughoudend zijn en die soms zelfs expliciet in hun beleid hebben opgenomen dat ze onteigeningen niet doen, gewoon niet doen, terwijl ze wel nodig zijn om deze doelen te gaan halen. Welk signaal geeft de Minister nu af in de richting van de provincies? Ik zou wensen, en ik hoop dat de Minister dat met mij eens is, dat zij de provincies duidelijk maakt: hoe je het doet moet je zelf weten, maar je moet het wel doen, want ik accepteer niet dat we vertraging gaan oplopen. Ik denk toch dat dat een belangrijk signaal zou kunnen zijn, want juist nu moet je een tikje proactief zijn. We zien die grondverwerving jaarlijks afnemen. Dat kun je nu al in de cijfers terugzien en het zou daarom dus een duidelijk signaal zijn richting de provincies.
Minister Schouten:
Ik zou dat signaal moeten afgeven als ik zie dat ze niet op schema liggen, maar ze liggen op schema. Ik zou dan dus eigenlijk al preventief met mijn strenge vinger gaan zwaaien van: u zult de doelen moeten halen. De heer Grashoff begint zelf over de onteigening. Dat is een middel. Ik zeg niet hoe ze het moeten doen, precies wat de heer Grashoff vraagt, maar ik zeg wel: we hebben afspraken gemaakt over de doelen die in 2027 gehaald moeten zijn. Ik zie dat ze op schema liggen en dan vind ik het wel een beetje belerend om nu al te zeggen: let op dat u het allemaal wel gaat halen! Ze zijn ermee bezig.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Je ziet dat de realisatie op schema ligt, maar tegelijkertijd zie je ook dat de grondverwervingen gewoon elk jaar afnemen. Dat kan de Minister ook gewoon in de cijfers zien. Er is niks mis mee om de zorg daarover kenbaar te maken aan de provincies en duidelijk te maken: het is aan jullie, maar, let op, als ik de cijfers goed zie, gaat de realisatie straks opdrogen. Dat is een volstrekt normaal en redelijk signaal. Dat is geen doemdenken, dat is geen vingertje, maar de provincies wijzen op hun verantwoordelijkheden. Wil de Minister dat doen?
Minister Schouten:
Ik moet zorgen dat we aan het eind de doelen hebben gehaald en dat we de afspraken daarover zijn nagekomen. Ik zie nu geen reden om daarvoor extra inspanningen te gaan doen of om daarop extra commentaar te leveren. Als het zo is dat bepaalde provincies achterop dreigen te raken, dan lijkt het me aan de Staten om te zeggen: luister, wij hebben ook gewoon doelen die we met elkaar moeten realiseren. Op dit moment liggen we op schema en ik vind dat we ook onze waardering mogen laten blijken over wat er wel wordt gerealiseerd in plaats van alleen maar te benoemen welke mogelijke leeuwen en beren wij op de weg gaan vinden.
De heer De Groot (D66):
Dan toch misschien een reden om wel het gesprek met de provincies aan te gaan. Die reden geeft namelijk het PBL, want het PBL geeft aan dat we maar 65% van de doeleinden gaan halen. Ik heb daar een vraag over gesteld en daarop zou ik graag nog het antwoord horen. Het PBL is ook aanzienlijk minder positief dan de woorden die ik noemde, namelijk «een forse toename van de biodiversiteit» en «een flinke impuls». Dat is niet wat het PBL concludeert in die evaluatie en dat wil ik wel even duidelijk gesteld hebben. Het PBL is wel degelijk kritisch, ook als het gaat om het gebruik van het grondinstrumentarium. Het is natuurlijk mooi dat de provincie Zuid-Holland dat doet. Daar zit een D66-gedeputeerde die vol voor de natuur gaat. Maar toch een vraag aan de Minister: biedt de evaluatie van het PBL niet voldoende aanleiding om toch een goed gesprek te hebben met de Minister over de doelrealisatie?
Minister Schouten:
Dan moeten we ook even helder zijn over welke doelen we met elkaar hebben afgesproken. Dat zijn namelijk de doelen voor het aantal hectares dat gerealiseerd moet worden en niet het aantal doelen dat we met de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten gaan realiseren. Het PBL constateert dat die 65% de realisatie is die we zouden kunnen behalen met de gemaakte afspraken. Dat zegt helemaal niets over de afspraken die wij met de provincies hebben gemaakt. Dat gaat gewoon over het aantal hectares en dat is een soort feitelijk gegeven, een soort feitelijke constatering van hun kant. Ik zie alleen maar dat de provincies op schema liggen bij de doelen die wij met hen hebben afgesproken.
De heer De Groot (D66):
Dat klopt, dat is een feitelijke constatering over die 65%. Maar ja, regeren is wel vooruitzien. Dus ik ben toch wel benieuwd wat de Minister gaat doen met die feitelijke constatering. Daarnaast hebben ze ook feitelijk geconstateerd dat de provincies hun wettelijk instrumentarium niet volledig benutten en dat nu eigenlijk alleen de makkelijke hectares zijn verworven. Onder het mom van regie en regeren is vooruitzien zou ik aan de Minister willen vragen om dit in ieder geval te agenderen in het gesprek met de provincies.
Minister Schouten:
Ik ben altijd bereid om in het bestuurlijk overleg met de provincies te spreken over dit soort aspecten. Natuurlijk spreken we daar over dit soort onderwerpen, maar doe ook even recht aan wat de provincies hebben gedaan! Ze liggen op schema met het aantal hectares. Wat ik zei over de doelstellingen voor het halen van de Vogel- en Habitatrichtlijn, is gewoon een feitelijke constatering op basis van het aantal hectares. En daarover hebt ook u als Kamer gezegd: dat is wat wij moeten afspreken met de provincies. Als u vindt dat daar meer moet gebeuren, dan is dat aan u. Dit is gewoon de afspraak die wij hebben gemaakt en ik zie dat de provincies daarmee aan de slag zijn.
De voorzitter:
Zijn er nog gegadigden voor interrupties? Nee, dan kan de Minister haar beantwoording in blokje één vervolgen.
Minister Schouten:
Zeker, want we komen nu op het Interbestuurlijk Programma dat we onlangs met provincies, waterschappen en de VNG hebben afgesproken. Dat is een programma met heel veel onderwerpen, waaronder ook natuur.
De heer De Groot vraagt welk deel van de in totaal 620 miljoen euro van de verhoging van het Provinciefonds voor het natuurbeleid is. Ook wil de heer De Groot graag weten wat de financiële inzet is voor de realisatie van onze doelen in het regeerakkoord. In het Interbestuurlijk Programma is niet opgenomen hoeveel accresmiddelen provincies en gemeenten inzetten voor de verschillende opgaven. Dat is ook altijd natuurlijk wel een beetje de discussie tussen de medeoverheden. Ik denk dat de heer De Groot dat zelf ook heel goed weet. Het feit dat we afspraken hebben gemaakt over de Agenda Vitaal Platteland, een gezamenlijke opgave van de provincies en LNV, betekent ook dat dat gaat gebeuren. Dat is daarin opgenomen en dat is best wel een stap, want normaal is dat we bij wijze van spreken alleen maar geld overmaken en dat het vervolgens de bestuurlijke vrijheid van de provincies, de gemeenten en de waterschappen is om daaraan invulling te geven. We hebben dus al enigszins gezegd dat dit iets is wat we moeten gaan realiseren. Dat hebben ze ook met elkaar onderkend, maar dan is het nog steeds echt de vrijheid van de provincies om daar vervolgens zelf invulling aan te geven. Zo liggen de verantwoordelijkheden tussen de bestuurslagen. Uiteraard hebben we daar ook weer controle op via de Staten. Dus daar worden geen harde afspraken gemaakt over het deel van het geld van het accres dat daarnaartoe zou moeten gaan voor dit doel. Wel is afgesproken dat we met elkaar een opgave hebben op dit punt.
De heer De Groot vraagt ook welk deel van de middelen wij voor onze rekening nemen. Voor een integrale aanpak van de veranderingsopgave in het landelijk gebied wil ik vanuit de enveloppe Natuur- en Waterkwaliteit, waarover ik gisteren uw Kamer heb geïnformeerd, 40 miljoen inzetten voor het onderdeel «naar een vitaal platteland». Dat is dus ook de bijdrage die wij op dit punt leveren.
De heer Moorlag vraagt of ik in het kader van dat Interbestuurlijk Programma met medeoverheden een plan wil uitwerken om de biodiversiteit en de natuurkwaliteit te verbeteren. Ik ga in het kader van het onderdeel Vitaal Platteland ook met de provincies aan tafel, iets wat we overigens sowieso al regelmatig doen. Hierbij speelt ook de verbinding tussen landbouw en natuur een belangrijke rol en dat gesprek zullen wij dus voeren met elkaar.
De heer Moorlag vraagt ook wat mijn ambities zijn ten aanzien van de natuur in het kader van het Interbestuurlijk Programma. Hij stelt de vraag of ik daarvoor afrekenbare doelen wil formuleren. Ik heb periodiek overleg met de provincies en daarin gaan wij natuurlijk het gesprek aan over wat wij precies gaan doen om echt invulling te geven aan Vitaal Platteland. Het uitgangspunt daarbij is dat de verbinding landbouw en natuur versterkt wordt om ook de biodiversiteit te versterken. Afrekenbare doelen: de verhouding tussen de bestuurslagen is niet zo dat ik allerlei afrekenbare doelen kan opleggen. Ik ga wel zeggen: wat zijn de zaken die we met elkaar gaan oppakken? Daar zal ik uw Kamer ook over informeren.
De heer Futselaar zegt dat hij heeft gelezen dat er 60 miljoen voor kennisverspreiding is gereserveerd. De foldertjes van de heer Futselaar! Wat wordt hiermee bedoeld? Als de heer Futselaar de brief even goed leest, dan ziet hij dat er ook wel wat meer wordt gezegd over de kennisverspreiding. Het gaat natuurlijk ook over de uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Een onderdeel daarvan is de kennisverspreiding over maatregelen voor goede landbouwpraktijken, maar we hebben bijvoorbeeld ook andere zaken uit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer daarin gerealiseerd. Het is dus eigenlijk een samenstel van maatregelen om te zorgen dat ook de waterkwaliteit verbetert op basis van de afspraken die we hebben gemaakt in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Het geld is bedoeld om daar invulling aan te kunnen geven en het zijn dus niet alleen de foldertjes, zeg ik maar tegen de heer Futselaar.
Het gaat niet helemaal op chronologische volgorde, want ik ga nu eerst in op de vraag van de heer Geurts naar de natuur- en watermiddelen. Hoe ga ik ervoor zorgen dat de programmakosten zo minimaal mogelijk zijn? Voorzitter, wij vonden het wel zo fair om daarin ook op te nemen wat op zo'n groot bedrag de programmakosten zijn. Dat zijn de kosten die Rijkswaterstaat moet maken om de zaken te kunnen realiseren die we met elkaar hebben afgesproken. Uiteraard is het niet ons doel om die middelen zo hoog mogelijk te maken, maar wij vonden het wel zo gepast om aan te geven dat dat het deel is dat naar Rijkswaterstaat gaat.
De heer Futselaar heeft een vraag over het Natuurnetwerk Nederland. Heb ik het idee dat de provincies meewerken om dat te realiseren en wat ga ik doen als dat niet zo is? Zoals ik al heb aangegeven, zijn de provincies hiermee bezig. De voortgangsrapportages laten dat ook zien. De provincies hebben ook het instrumentarium en het budget om dat te realiseren. Daarover wordt u ook periodiek in de voortgangsrapportages geïnformeerd.
De heer Futselaar vraagt ook naar de 40 miljoen voor de versterking van het gebied rondom de Natura 2000-gebieden. Is dat niet te weinig? Ik heb met de provincies afspraken gemaakt over de versterking van deze gebieden. Deze 40 miljoen betreft dus alleen het rijksgeld. Of het voldoende is, moet nog blijken, maar het is een substantieel bedrag om te experimenteren en praktijkervaring op te doen. Het is dus een deel van het budget waarmee we echt meters kunnen gaan maken. We blijven natuurlijk kijken hoe het staat met de realisatie van de Natura 2000-gebieden. Het is geen klein bedrag!
De voorzitter:
Minister, bent u klaar met dit blokje?
Minister Schouten:
Ja, want ik ga nu naar de nationale parken.
De voorzitter:
De heer Futselaar heeft dan nog een interruptie voor u.
De heer Futselaar (SP):
Als ik de brief goed lees, is de vlagtitel volgens mij «kansrijke gebieden». Als voorbeelden daarvan worden de gebieden gegeven rondom Natura 2000. Dat is op zichzelf al een uitgebreide problematiek. Verder worden gebieden genoemd met een hoge veedichtheid. Dat dat een uitgebreide problematiek is, hoef ik niet uiteen te zetten. Ten slotte worden de veenweidegebieden genoemd en dat is waar ik een beetje op aansloeg. Dat is zo'n brede problematiek en die wordt hier naar mijn idee toch een beetje op één hoop gegooid als er wordt gezegd «hier hebben we een budget voor». De problematiek is zo groot dat ik me afvraag of zo'n budget, ook al is het een rijksbijdrage, niet bijna symbolisch is als je zulke grote dingen wilt aanpakken.
Minister Schouten:
Dit is natuurlijk niet het enige wat we doen. De provincies hebben hier gewoon ook middelen voor. Laat ik het voorbeeld van de veenweidegebieden nemen. De heer Futselaar heeft ook gelezen dat wij aan de klimaattafel bezig gaan met deze problematiek. Ik ben verder pas in de omgeving van Gouda geweest, waar dit heel erg speelt. Daar heb ik gezien dat zowel de provincie als de gemeente hiermee bezig is. Er zijn dus meerdere partijen met deze problematiek bezig. Het is ook niet zo dat wij met die 40 miljoen alle problematiek gaan oplossen. Dat zeg ik ook niet, maar ik denk wel dat we een substantiële bijdrage kunnen leveren aan deze problematiek. Daarbij komt dat er ook op andere tafels, ook op rijksniveau, discussies en middelen zijn. Het is een bijdrage hieraan, maar het klopt dat iedereen ook zijn deel zal en moet pakken. En ik zie dat dat gebeurt.
De heer Futselaar (SP):
Als ik het goed begrijp zullen er dus nadere overleggen met de provincies en met eventuele andere partners moeten plaatsvinden, omdat het een gezamenlijk iets is. Kan de Minister dan misschien toezeggen dat wij iets meer informatie daarover en over de lijnen daarbinnen krijgen? Ik blijf het namelijk wel een heel breed kader vinden om dit bedrag aan te besteden. Kansrijke gebieden: ik zou zeggen «vul het maar in». Ik heb er toch behoefte aan om op een gegeven moment in het proces iets meer concrete informatie te krijgen, zonder dat ik meteen een ingevuld programma krijg, als u begrijpt wat ik bedoel. Kunnen wij iets meer informatie krijgen?
Minister Schouten:
In de loop van de tijd gaan we sowieso meer invulling geven aan deze middelen. Om weer terug te komen op die weideveenproblematiek: het is een onderdeel dat meeloopt op de klimaattafel en in het Interbestuurlijk Programma hebben we er ook een aantal opmerkingen over gemaakt. Wij zetten er zelf geld tegenaan, maar het is nu nog wat prematuur om iets te zeggen over hoe dat allemaal precies gaat uitpakken. Maar op het moment dat wij daar meer zicht op hebben, zal ik de Kamer daar natuurlijk over informeren.
De voorzitter:
Zijn er nog interrupties? Meneer De Groot? Dat is wel uw tweede interruptie.
De heer De Groot (D66):
Als de Minister klaar is met het blokje.
De voorzitter:
De Minister was aan het einde van blokje één. Er volgen nog drie blokjes.
Minister Schouten:
Ik was nog niet aan het einde van blokje één, maar wel aan het einde van het blokje over het Natuurnetwerk. Ik ga nu binnen dit blokje door naar de nationale parken.
De voorzitter:
Ah, zo! Meneer De Groot, u heeft al één interruptie opgesnoept. Houdt u daar rekening mee?
De heer De Groot (D66):
Ik zal zuinig zijn, maar ik kijk ook of de vragen goed beantwoord zijn. Dat is misschien iets anders dan een interruptie, maar ik wacht even af.
Minister Schouten:
Ik heb nog heel wat vragen te gaan, voorzitter. Dus ik ga mijn best doen.
De nationale parken. De heer Weverling zegt dat de Commissie Realisatie Natuurverkiezing net een advies heeft uitgebracht. Dat klopt, want dat heb ik net ontvangen. Wij noemen het altijd de commissie-Van Vollenhoven en die heeft inderdaad een rapport uitgebracht met aanbevelingen voor de transitie naar nationale parken van de toekomst. Ik ben blij met dat advies, want er zitten echt waardevolle aanbevelingen in die we mee kunnen nemen bij de verdere ontwikkeling van de nieuwe standaard. Ik zal dit ook bespreken met de provincies en andere betrokken partijen. Ik zal ook een reactie naar de Kamer sturen op basis van deze aanbevelingen. Daarvoor moeten we het nog wel even goed bekijken en daarvoor was nu de tijd net te kort. Ik heb binnenkort ook nog een gesprek met de heer Van Vollenhoven en daarin nemen we het allemaal mee. We zullen de Kamer daarvan vervolgens op de hoogte stellen. Daarbij zal ook een reactie worden gegeven op het rapport.
De voorzitter:
Wanneer mogen we dat verwachten, mevrouw de Minister?
Minister Schouten:
Dat moet ook in overleg met de provincies en dat wil ik zorgvuldig doen. Twee maanden? Twee maanden!
De voorzitter:
Twee maanden. De griffier zal dat noteren. Dank u wel.
Minister Schouten:
De heer De Groot vraagt de regie te versterken voor het vastleggen van de standaarden voor de nationale parken, een wettelijke basis van de nationale parken nieuwe stijl te bieden en de basisfinanciering zeker te stellen. In het programma «Naar Nationale Parken van Wereldklasse» en in de nationaleparkendeal zijn afspraken gemaakt over de samenwerking bij de transitie naar nationale parken voor de toekomst. De uitwerking daarvan en het overleg met de provincies en andere betrokken partijen zijn volop gaande. De standaard met de criteria voor de nationale parken van de toekomst en de borging daarvan zijn belangrijke onderdelen. Dus dit wordt ook al uitgewerkt, voorzitter. Ik kan de Kamer hier ook nader over informeren wanneer ik haar informeer over wat wij gaan doen met de aanbevelingen voor de nationale parken. Ik zal dan aangeven wat de stand van zaken is op dit punt.
De voorzitter:
Meneer De Groot, u zit me de hele tijd zo vragend aan te kijken. Wilt u wat vragen?
De heer De Groot (D66):
Gaat de Minister dan ook in op de basisfinanciering? Dat is bij de nationale parken toch even de vraag.
Minister Schouten:
Daar zijn nog meer vragen over gesteld. Meer leden hebben gevraagd of er nog meer geld naar de nationale parken gaat en dat impliceert dat dat geld er is. De provincies gaan over het natuurbeleid en de nationale parken. We hebben net een Interbestuurlijk Programma afgesproken en daarin gaat wederom veel geld naar de provincies voor natuur. Het is dus niet zo dat wij nu extra geld naar de nationale parken gaan sturen. Het is echt de verantwoordelijkheid van de provincies zelf. Wij hebben net afspraken gemaakt over nieuwe standaarden en laten we die nu eerst eens gaan uitvoeren voordat we daarover weer allerlei discussies gaan voeren. Ik zeg dat ook in reactie op een vraag van de heer Futselaar hierover.
De voorzitter:
Meneer De Groot wacht even, net als meneer Futselaar. Minister, vervolg uw betoog.
Minister Schouten:
De heer De Groot heeft gevraagd of ik de aanvraag van Nieuw Land als nationaal park welwillend wil beoordelen en of ik een deel van het geld voor natuur en water voor het park wil inzetten en dan vooral voor de voltooiing van de Marker Wadden. Verder vraagt hij of ik wil bekijken of dat het eerste nationale park zou kunnen worden dat bereikbaar is met de ov-fiets.
De voltooiing van de Marker Wadden. We hebben net een brief gestuurd over wat we gaan doen en daar staat niet in dat we de Marker Wadden gaan voltooien. We gaan wel een onderzoek doen naar de waterinlaatconnectie met de Oostvaardersplassen. Met de middelen die we nu beschikbaar hebben gesteld, gaan wij dus niet nu de Marker Wadden voltooien. Er komt een aanvraag aan voor Nieuw Land, naar ik meen. De provincie Flevoland is bezig met het voorbereiden van de aanvraag. Er is ambtelijk overleg geweest en als die voordracht binnen is, zal ik de Kamer daarover informeren. Ik zal de Kamer dan ook informeren over mijn beoordeling van de voordracht. Over de ov-fiets zal ik overleggen met mijn collega Van Veldhoven, maar ik wil er nu toch ook op wijzen dat veel parken al wel bereikbaar zijn met de ov-fiets. Het is dus ook niet zo dat dit niet het geval is.
De heer De Groot vraagt wie er verantwoordelijk is voor de verbindingszones tussen de provincies. De provincies zijn zelf verantwoordelijk voor de verbindingszones tussen hun provincies. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat ze dat kunnen. Het zijn grote mensen die goede afspraken met elkaar kunnen maken. In het voorbeeld dat de heer De Groot gaf, is er sprake van een rijksweg en dat is de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. Utrecht en Gelderland dienen in dit geval dus afspraken te maken met Rijkswaterstaat.
De heer Moorlag heeft gevraagd of ik wil kijken of de verbinding... O, dit is een vraag over de Oostvaardersplassen. Die vraag neem ik straks mee.
Zijn er inspanningen gedaan via de extra middelen om het beheer voor de nationale parken iets ruimer in hun jasje te laten zitten? Ik heb budget beschikbaar voor een nationaleparkenbureau en ondersteuning om de nationale parken te helpen om door te ontwikkelen. Hiermee lever ik al een belangrijke bijdrage. Daar doen we dus al het een en ander aan.
Voorzitter, dit was blokje één.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Nogmaals, meneer Moorlag heeft ons moeten verlaten wegens plenaire verplichtingen. Hij wordt waargenomen en het zal hem dus allemaal ter ore komen. Zijn er interrupties naar aanleiding van het volledige blokje één? Dat is niet het geval en daardoor kunnen we doorgaan met het blokje «landbouw, natuur en weidevogels». Ik stel voor dat de Minister eerst echt het hele blokje afhandelt en dat we daarna pas gaan interrumperen. Dat is wat overzichtelijker.
Minister Schouten:
Prima. Ik begin met de weidevogels. De heer Weverling vraagt of er in acties voor de bescherming van de weidevogels een koppeling wordt gemaakt met de predatie. Ja is het antwoord. Ik heb Sovon opdracht gegeven om perspectiefrijke maatregelen die predatie tegengaan in het veld te onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek worden meegenomen bij de besteding van de vrijgemaakte middelen voor de weidevogels, de twee keer 20 miljoen. Bij het tegengaan van predatie is de eerste afweging bepalen wat de waarde van het gebied is voor de weidevogels. Vervolgens kan worden nagedacht over manieren om de predatoren te weren. Daarbij is het wel een aandachtspunt dat het weren van één predator vaak leidt tot de toename van een andere predator. Met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming in 2017 beschikken de provincies over de mogelijkheid om binnen de kaders van de wet een regionaal passende aanpak te kiezen om predatie te beperken.
De heer De Groot vraagt of ik bereid ben om achter gesloten deuren met partijen om de tafel te gaan zitten om te kijken wat er echt nodig is voor de weidevogels. De bescherming van de weidevogels is een onderdeel van het Nederlandse natuurbeleid en de provincies hebben de verantwoordelijkheid om hieraan invulling te geven en zij nemen die ook. Het doel is de stabilisatie van de weidevogelstand. Zij zijn bezig met het opstellen van een gezamenlijke aanpak voor de boerenlandvogels. Ik weet dat zij daarover deze maand zullen spreken.
Provincies investeren gericht in weidevogels door het intensiveren van het weidevogelbeheer. Daarbij spelen de overhevelingsgelden een belangrijke rol. Provincies vinden het net als ik van belang om andere betrokkenen goed te betrekken bij het zoeken naar duurzame oplossingen. Wij trekken daarom als overheden ook gezamenlijk op met gebiedspartijen als agrarische collectieven, terreinbeheerders en de Vogelbescherming. Voorzitter, ik vind het dan ook niet nodig om het achter gesloten deuren te doen. Wij overleggen daarover en dat zijn gewoon overleggen waarover we wat mij betreft open en transparant kunnen zijn. Er gebeurt dus al het een en ander op dit gebied.
De heer Geurts pleit voor meer mogelijkheden voor de jacht. Ik zou willen verzoeken om dat punt eventjes mee te nemen in het blokje jacht. Dat blokje krijgen wij later, want dat zit wat verder naar onderen in de stapel. Het komt; we zijn er mee bezig!
De heer Geurts zegt dat in het regeerakkoord staat dat in samenwerking met boeren in de directe omgeving van Natura 2000-gebieden wordt bekeken of agrarisch natuurbeheer een bijdrage kan leveren. Hij vraagt of deze middelen voor natuur ook worden besteed aan de boerennatuur. Ja, de extra inzet van agrarisch natuurbeheer leidt tot minder intensief landgebruik en daardoor tot een vermindering van de milieudruk op de natuurgebieden. Steeds vaker wordt het agrarisch natuurbeheer ook gecombineerd met natuurbeheer. De doelstelling van het agrarisch natuurbeheer is een eerlijke prijs voor de boer. De inkomensderving maakt dan ook onderdeel uit van het agrarisch natuurbeheer, maar het loopt wel via de provincies, zeg ik tegen de heer Geurts.
De heer Grashoff zegt over de weidevogels dat er een paar goede stappen zijn gezet maar dat daarmee zijn motie nog niet is uitgevoerd, omdat die motie om een nationaal plan vraagt. Ook de heer De Groot heeft volgens mij een dergelijke vraag gesteld: ben ik bereid om een nationaal plan uit te gaan werken? Op dit moment zijn juist de provincies heel erg bezig, allemaal, stuk voor stuk, om hiervoor plannen op te stellen. In die plannen laten ze zien wat voor hen de manieren zijn om te zorgen dat we de ambities rondom de weidevogels kunnen gaan realiseren. Ik vind het niet zo zinvol dat ik daar nog een plan bovenop ga leggen. Ik denk juist dat het heel goed is dat die provincies al die plannen gaan maken. Op die manier wordt er dus wel een invulling gegeven aan de motie, niet zozeer doordat ik dat ga doen maar doordat de provincies dat gaan doen. Dat lijkt mij de goede weg.
De voorzitter:
Is dat het einde van het blokje?
Minister Schouten:
Nee, ik ben er bijna. Nog een paar vragen. De heer Moorlag vraagt naar de verschillende scenario's die gekoppeld zijn aan de middelen. Ik heb net een stap gezet voor de overheveling van de middelen voor de weidevogels. Ik heb dat gedaan in combinatie met scenario 2. Zoals ik al zei zijn de provincies bezig met het opstellen van die plannen. Verder kan ook de inzet vanuit het Interbestuurlijk Programma een bijdrage leveren aan de akker- en weidevogels. Ik meen dan ook dat we al doen wat de heer Moorlag op dit punt heeft gevraagd.
Mevrouw Dik-Faber is hier niet, maar ik denk dat de heer De Groot ook een vraag heeft gesteld over haar punt van de pilots rond de boerenlandvogels. Klopt dat?
De voorzitter:
Dat klopt, maar de heer De Groot heeft dan ook mede namens mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie gesproken.
Minister Schouten:
De motie van mevrouw Dik-Faber over die pilot boerenlandvogels is in uitvoering. Ik ben bezig met de collectieven om pilots op te zetten voor de akker- en weidevogels. We zijn bezig met de selectie van de gebieden. Verder bekijken we of financiering van deze pilots mogelijk is. We hadden het al even over het punt van de predatie en dat punt zal ook in die pilots worden meegenomen, iets wat ook werd gevraagd in de motie.
Dan heb ik nog één vraag van de heer De Groot over de 40 miljoen die wordt uitgetrokken voor de verduurzaming van de landbouw. Hij vraagt mij hoe ik de gewenste effecten ga bereiken en of ik kan aansluiten op de maatregelen die al worden genomen vanuit het private domein. Het Interbestuurlijk Programma is op 14 februari ondertekend door het kabinet, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen. Ik gaf al dat Vitaal Platteland een van die opgaven is. Ik ben dus bezig met de provincies om daaraan invulling te geven.
Ik denk dat een gebiedsgerichte aanpak bij deze opgave een kansrijke route is omdat het de mogelijkheid biedt voor een integrale benadering. We staan daarbij een aanpak voor waarbij er kan worden geëxperimenteerd met nieuwe vormen van landbouw. Juist op gebiedsniveau zullen belemmeringen die boeren en andere partijen ervaren, naar boven komen. We zoeken hierbij ook de verbinding met andere trajecten, zoals de sectorale klimaatopgave. Ik had het net al over de opgave voor landbouw en natuur, de pilots voor natuur en inclusieve landbouw en de investering uit de diverse enveloppen, enveloppen die we gisteren hebben gepresenteerd bij natuur en waterklimaat. Daarbij is ook aansluiting mogelijk bij private initiatieven.
Voorzitter, dit was het tweede blokje.
De voorzitter:
Blokje twee over landbouw, natuur en weidevogels. Zijn er liefhebbers? Meneer Grashoff.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik heb mijn best gedaan in mijn eerste termijn om duidelijk te maken dat ik niet van de Minister vraag om boven op een plan van de provincie of boven op wat dan ook een eigen plan te leggen. Dat zou wat onlogisch zijn. Ik vroeg juist om in samenspraak met de provincies invulling te geven aan de motie. Het is een goed gebruik dat Kamermoties worden uitgevoerd. Daar zijn een aantal goede stappen voor gezet, maar een borging is er niet. Het is op dit moment ook niet duidelijk dat het scenario dat in opdracht van de ambtsvoorganger van deze Minister als wenselijk naar voren is gebracht en omarmd is door de ambtsvoorganger en de optelsom van waar provincies nu mee bezig zijn, ook leiden op nationale schaal tot het realiseren van dat scenario. En dat is wel realistisch. Dat is wel de vraag die voorgelegd moet worden. Ik zou de Minister dus toch willen vragen om in samenspraak met de provincies gewoon eens het mandje op te halen. Waar zijn ze nu mee bezig en hoe wordt de extra rijksbijdrage besteed? Dat lijkt me een logische vraag. Wordt die bijdrage effectief of ineffectief besteed en binden de provincies zich nu ook in gezamenlijkheid aan het realiseren van dat scenario? Zou de Minister een brief aan de Kamer willen sturen waarin dit bij elkaar genomen wordt? Ik wil dan graag met die brief in de hand kijken of ik het gevoel heb dat dit een echte invulling is van onze motie.
De voorzitter:
Dat was een korte en puntige vraag!
Minister Schouten:
Mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven een stap te willen zetten naar scenario 2 en dat hij daar ook de middelen voor heeft vrijgemaakt. De provincies zijn die plannen nu aan het opstellen. Daar wordt nog aan gewerkt en die middelen zijn ook pas vrijgekomen. We moeten daar echt nog even invulling aan gaan geven. Op het moment dat daar meer zicht op is, zal ik uw Kamer daarover kunnen informeren. Maar het is nu toch een beetje prematuur. We zijn net begonnen en we willen nu eerst de provincies die plannen laten opstellen. Op het moment dat we daar meer zicht op hebben, kan ik uw Kamer daar uiteraard over informeren.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik kan mij prima voorstellen dat de provincies nog even tijd nodig hebben, maar zou de Minister ons voor de zomer willen informeren? Dat lijkt me een logische en zou de Minister dat wat kwantitatiever willen doen en wel zodanig dat we met elkaar kunnen bekijken of het scenario, dat ook kwantitatief was uitgewerkt, uiteindelijk gedekt wordt door de bij elkaar opgetelde plannen van de diverse provincies?
De voorzitter:
Zou dat nog lukken voor de zomer?
Minister Schouten:
Voor de zomer is, denk ik, een beetje te vroeg, voorzitter. Dat is geen onwil, zeg ik erbij, want ik ben afhankelijk van wat de provincies aan het doen zijn. Wij kunnen in het najaar daar de informatie over geven. Alles wat ik daarvoor geef, geeft wat te weinig informatie. Ik geef liever in een keer de goede informatie. Dat is wat ik kan toezeggen, voorzitter, maar als dat...
De voorzitter:
Deze toezegging zullen we noteren, want meneer Grashoff knikt tevreden. Niet helemaal tevreden, maar een beetje tevreden! Zijn er nog interrupties naar aanleiding van blokje twee? Dat is niet geval en de Minister gaat daarom nu verder met soorten, jacht, ganzen en de Oostvaardersplassen.
Minister Schouten:
Voorzitter. Laat ik maar beginnen met het laatste onderwerp dat u noemt: de Oostvaardersplassen. Het is wel bijzonder, laat ik het zo maar noemen, dat de Kamer nu heel veel opmerkingen en zaken te benoemen heeft waarvan ze zelf heeft gezegd: dat is niet meer onze verantwoordelijkheid. Het is niet zozeer dat wij er niet over willen gaan als wel dat de Kamer zei: u gaat er niet meer over. Dat hebben we namelijk neergelegd bij de provincie Flevoland.
De heer Weverling geeft aan dat het heel ingewikkeld is, omdat de provincie Flevoland met ons afspraken heeft gemaakt die niet overeenkomstig zijn met wat wij zouden hebben afgesproken over hoe daaraan invulling zou kunnen worden gegeven. Voorzitter, ik heb weleens contact met de provincie Flevoland en mijn ambtenaren hebben ook weleens contact met de provincie Flevoland en in al die tijd dat die maatregelen en de overheveling werden afgesproken, heeft Flevoland nog nooit aan de bel getrokken omdat het te beperkt zou zijn. Dat is bijzonder, want als zij dat zouden vinden, dan zouden zij dat eerst bij ons moeten melden. Ik denk dat een aantal mensen mijn telefoonnummer wel heeft en als dat nodig is, dan wil ik ze dat nog wel een keertje geven als ze dat dwars zit. Maar ik heb nooit wat gehoord van de provincie Flevoland. Sterker nog, de provincie Flevoland heeft zelf besloten dat zij een onderzoek laten doen door de commissie-Van Geel om te kijken of er bepaalde beleidswijzigingen nodig zijn voor de manier waarop zij met de Oostvaardersplassen omgaan. Mochten zij de indruk hebben dat zij te weinig beleidsmatige ruimte hebben, dan is het wel bijzonder dat ze iemand vragen om te kijken of het beleid gewijzigd moet worden. Dan zouden ze ook weer eerst naar ons toe moeten komen.
Dus, voorzitter, we hebben hierover afspraken gemaakt. Dat heb ik niet gedaan, maar dat heeft u gedaan. U heeft als Kamer gezegd: de verantwoordelijkheid voor de Oostvaardersplassen ligt bij de provincie Flevoland. Daar moeten de besluiten worden genomen. Zij hebben beleidsruimte en als ze die niet voldoende zouden vinden, dan zou ik dat graag gehoord hebben. Ik heb dat niet gehoord. Vervolgens kunnen zij zelf bepalen hoe ze daarmee omgaan. Dat doen ze ook, want ze hebben zelf de commissie-Van Geel ingesteld. Voorzitter, is het dan nu nog nodig om inhoudelijk op allerlei verhalen over de Oostvaardersplassen in te gaan? Ik zou bijna het voorstel willen doen om al uw vragen daarover door te geven aan de Statenleden van de provincie Flevoland. Die kunnen ze mogelijk inbrengen bij gedeputeerde staten. Dat is écht de volgorde en het is niet aan mij om hier nu allerlei beschouwingen te houden en meningen te hebben. Dat is niet mijn verantwoordelijkheid.
Ik sluit me wel aan bij een oproep van de heer Weverling en wel die over de boswachters, hoe er over Staatsbosbeheer is gepraat en gesproken en hoe sommige mensen van Staatsbosbeheer zijn behandeld. Laat ik daar duidelijk over zijn: ik verwerp dat volledig. Ik vind het onacceptabel dat de pijlen worden gericht op degenen die het beleid uitvoeren dat politici en beleidsmakers opstellen. Die pijlen zouden natuurlijk moeten worden gericht op degenen die die afspraken hebben gemaakt en het is dan ook onacceptabel dat diegenen die die afspraken uitvoeren, zelfs bedreigd worden. Ik vind het volledig onacceptabel! Voor zover dat nog niet duidelijk is, wil ik iedereen oproepen om met hun handen van die mensen af te blijven. Als ze kritiek hebben, moeten ze bij de politici zijn en niet bij degenen die het beleid uitvoeren. In die zin steun ik de oproep van de heer Weverling.
Dan is er gevraagd, bijvoorbeeld door de heer Moorlag, of de verbinding tussen de Veluwe en de Oostvaardersplassen gerealiseerd kan worden. De commissie-Van Geel, zo heb ik begrepen, komt met een advies, maar ik weet niet wat daarin komt te staan. Ik heb de opdracht daartoe niet gegeven en het is dus ook niet mijn advies. Als daaruit komt dat men vindt dat daar wat moet gebeuren, dan hoor ik wel wat daar dan uit komt. Maar dan is het nog steeds aan de provincie Flevoland en niet aan mij om daar conclusies uit te trekken.
Ik ga dus op heel veel vragen en opmerkingen over de Oostvaardersplassen niet meer in, maar ik wil nog wel iets aangeven richting de heer Graus. Hij heeft aangegeven dat het wellicht mogelijk is om te komen tot anticonceptie en dergelijke. Wij hebben naar de specifieke punten die de heer Graus noemt, zoals de mogelijke toepassing van geboortebeperking, al onderzoek laten doen door Alterra. Daarbij is de wetenschappelijke kennis over het beheer van grote populaties hoefdieren in Afrika gebruikt. De conclusie van dat onderzoek was dat er inderdaad mogelijkheden bestaan voor populatiebeheer door middel van contraceptie maar dat er in de praktijk nog veel onderzoek nodig zou zijn. De resultaten van dat onderzoek heb ik ook aan de Kamer toegestuurd en ook ter kennis gebracht van de provincie Flevoland. Ik denk dat we juist op dit punt al heel veel hebben gedaan van wat de heer Graus heeft gevraagd.
Voorzitter, dan ga ik door naar de soorten. Over de vos hebben we vragen gehad. De heer Weverling zegt dat die nog steeds vogeljongen en -eieren eet en dat er op de vos mag worden gejaagd maar alleen gedurende de dag. Hij zegt dat de vos echter meestal 's nachts actief is. De heer Geurts heeft op zijn beurt gezegd: kunnen we nou niet de mogelijkheden uitbreiden voor de jacht, bijvoorbeeld door met kunstlicht te gaan jagen? Het is aan de provincies om ontheffingen te verlenen op grond van de Wet natuurbescherming voor het beperken van de stand van de vos ten behoeve van de weidevogelstand. Daarbij kan de provincie de plaatselijke situatie bij haar overwegingen betrekken en maatwerk leveren. Dat gebeurt ook, zoals een aantal leden hier al heeft aangegeven.
Het gebruik van kunstlicht om 's nacht te jagen vereist echter een uitbreiding van de wet, want dat mag nu niet van de wet. Als de provincies daar met mij over in gesprek willen, dan kan dat. Maar het is niet zo dat ze het nu zouden kunnen doen, want daarvoor zou de wet aangepast moeten worden. Ik geef ook alvast mee dat ik terughoudend ben in het uitbreiden van de huidige mogelijkheden, want volgens mij hebben op dit moment de provincies voldoende mogelijkheden om zo nodig de stand van de vos te beperken. Jagen 's nachts met kunstlicht geeft veel onrust en heeft ook het risico op ongelukken tot gevolg. Ik zou er daarom zelf terughoudend mee willen zijn. Het vereist een wijziging van de wet en daarom kan het op dit moment dus niet.
De heer Weverling merkt op dat er in verschillende provincies onderzoek wordt gedaan naar het effect van steen- en bosmarters op het opeten van vogeljongen en -eieren. Hij vraagt mij wat de stand van zaken van dat onderzoek is. Ik weet dat de provincies onderzoek doen naar het effect van de martersoorten op vogels. Wat precies de stand van zaken is, weet ik niet. Ik zal dat navragen bij de provincies. Zij kunnen op basis van een faunabeheerplan ontheffing verlenen voor schadebestrijding door marters ten behoeve van de bescherming van de stand van bepaalde vogelsoorten. Als dit in bepaalde provincies een groot probleem vormt, dan kunnen deze provincies de steen- en/of de boommarter op de provinciale vrijstellingslijst zetten. Die vrijheid hebben ze al en daarom zie ik vooralsnog geen aanleiding om deze soorten op de landelijke vrijstellingslijst te zetten. Ze hebben daar zelf ruimte voor.
De heer Weverling vraagt ook naar de ganzenbescherming. Hij zegt: Nederland is een van de weinige landen waar de stakeholders niet gehoord worden voor de inbreng in het overleg over hoe daarmee om te gaan in het beheer. De heer Weverling wil graag dat dat wel gaat gebeuren. Mijn inbreng in de internationale samenwerking met betrekking tot het beheer van verschillende ganzensoorten over hun gehele trekroute wordt afgestemd met de provincies en heel specifiek met de provincie Friesland. Deze provincie trekt namelijk dit internationale ganzenplatform. Ik ben bereid om in overleg met de betrokken provincies hierbij ook de stakeholders te betrekken, maar daarbij denk ik aan een brede vertegenwoordiging van de besturen van de provinciale faunabeheereenheden, met name uit de provincies waar de ganzenproblematiek prominent speelt.
De heer Geurts heeft een iets bredere vraag gesteld, namelijk of ik wil reflecteren op de drie acties die in het plan zijn genoemd voor het predatorenbeleid. Hij noemde drie punten: dat de gelden voor weidevogelbeheer onlosmakelijk moeten worden verbonden aan een significante afname van de predatiedruk, dat grondeigenaren en -gebruikers hun verantwoordelijkheid moeten nemen en of ik bereid ben om die nachtelijke jacht mogelijk te maken. Het blijkt dat de predatiedruk op eieren en kuikens van weidevogels toeneemt. Dat geldt voor de vos maar dat zal ook voor een heel ander scala van predatoren gelden, want het is niet exclusief de vos.
Ik ben mij ervan bewust dat boeren en natuurbeheerders die zich inzetten voor weidevogelbeheer door de predatiedruk behoorlijk gedemotiveerd kunnen raken. Zoals ik al heb aangegeven heb ik daarom Sovon Vogelonderzoek Nederland opdracht gegeven om perspectiefvolle maatregelen die predatie tegengaan in het veld te onderzoeken. Bij het tegengaan van predatie is de eerste afweging bepalen wat de waarde is van het gebied voor weidevogels. Daarna volgt de vraag of het leefgebied van voldoende kwaliteit is en of elementen als bomen, die het predatiesucces bevorderen, zijn verwijderd. Vervolgens kan worden nagedacht over de manieren om predatoren te weren. Daarbij is een punt van aandacht dat het weren van de ene predator vaak leidt tot de toename van een andere predator. Om het maar heel even rechttoe, rechtaan te zeggen: als we het probleem van de vos zouden oplossen, betekent dat niet dat we van het hele probleem af zijn, want er zijn dan weer andere predatoren die vrij spel krijgen.
Provincies kunnen de resultaten van het onderzoek dat ik gevraagd heb, gebruiken bij hun afwegingen om regionaal een passende aanpak te kiezen voor het weidevogelbeheer in relatie tot predatie. Op de nachtelijke jacht heb ik net al een reactie gegeven, ook in reactie op een eerdere vraag van de heer Weverling. Ik heb verder ook al aangegeven dat in de pilots die nu gestart gaan worden naar aanleiding van de motie-Dik-Faber, de predatiedruk en hoe daarmee om kan worden gegaan, mee zullen worden genomen. Ik doe, zoals ik net al heb aangegeven, al het een en ander en ik zie dan ook geen aanleiding om hier nu meer actie te ondernemen dan ik al doe.
De heer Geurts zegt dat in Limburg de noodklok wordt geluid over de grote toename van het aantal wilde zwijnen. Wat gaan wij doen, vraagt hij mij. Ben ik ook bereid om de bewegingsjacht landelijk toe te staan? De stand van wilde zwijnen in Limburg neemt toe, mede inderdaad door de zwijnen die uit Duitsland en België komen. Als er sprake is van schade aan de landbouw of aan de natuur, dan kan in dit geval de provincie Limburg in het kader van een goedgekeurd faunabeheerplan toestaan dat de stand van de wilde zwijnen wordt beperkt. De grensoverschrijdende samenwerking op regionaal niveau kan bijdragen aan het beperken van de toestroom naar ons land. De wet biedt de provincie Limburg al mogelijkheden en wat mij betreft zijn dat voldoende mogelijkheden om desgewenst een regionaal toegesneden planmatige aanpak voor beperking van de wildezwijnenstand te realiseren. De mogelijkheden zijn er.
Voorzitter, dit was het derde blokje.
De voorzitter:
Een interruptie van meneer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter, er is inderdaad een aantal elementen waarop ik een interruptie wilde plegen, maar ik heb er maar twee. Even terugkomend op de Oostvaardersplassen, ik heb de Minister indirect ondersteund door te citeren wat we in oktober 2015 hierover in de Kamer hebben gewisseld. Ik heb het dus zelf ook niet over het beheer gehad, maar wel over de instandhouding van Natura 2000. Daar is de Minister voor verantwoordelijk en daar komt de Minister niet onderuit door te zeggen: ik ga de rest van de vragen niet beantwoorden, want dat is aan de provincie. Nee, hier gaat de Minister over. Hier kan ik geen vragen over stellen via mijn collega's in de provincies en daarom zou ik toch graag een antwoord van de Minister krijgen.
Minister Schouten:
Ik ga eens even kijken wat ik daarover... De heer Geurts heeft gevraagd hoe ik, zeg maar, ga voorkomen dat we daar ook die problemen krijgen. Staatsbosbeheer voert het beheer van de Oostvaardersplassen uit, conform het beheerplan Natura 2000. De doelen voor het gebied zijn gericht op bijzondere vogelsoorten als de lepelaar. De provincie Zeeland ziet toe op de uitvoering van het beheerplan en de realisatie van de vogeldoelstellingen. Het beheer van de kudde grote grazers draagt daar ook aan bij. De vogels zitten vooral in het moerasgebied waar de grote grazers niet komen. Hij zegt dus dat de situatie bedreigend is voor de beschermde planten- en diersoorten. Daar wordt op gemonitord en daar wordt naar gekeken, maar met name de vogels zitten in een gebied waar die grote grazers niet komen, want het is daar veel te drassig voor die beesten.
De heer Geurts (CDA):
Ik snap dat de Minister vol is van Zeeland, maar het is wel de provincie Flevoland die daarvoor verantwoordelijk is! Dat hindert niet, hoor, want het is goed dat de mooie provincie Zeeland in de notulen komt te staan. Dat ben ik wel met de Minister eens.
De Minister geeft aan dat er wordt gemonitord. Kan zij de Kamer op enig moment van die monitoring op de hoogte stellen, want ik maak me daar toch wel wat zorgen over. Laat ik het maar zo zeggen: de Minister stapt er volgens mij met een paar grote stappen snel overheen door te zeggen dat het allemaal wel meevalt. Maar wij hebben als CDA aanwijzingen dat we een probleem hebben met onze opgave voor Natura 2000 en dan met name op het gebied van beschermde planten.
De voorzitter:
Ik heb de Minister overigens niet horen zeggen dat het wel meevalt. Maar zij gaat nu zelf antwoorden.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter, dat was mijn interpretatie van het geheel.
Minister Schouten:
Nee, ik heb aangegeven dat de provincie Zeeland, o nee, Flevoland... Sorry, weer Zeeland. Er zit inderdaad iets... Het staat er echt, Flevoland. Dit is mijn eigen bias.
Flevoland ziet ook echt toe op de uitvoering van het beheerplan en het realiseren van die doelstellingen. Dus het is wel de verantwoordelijkheid van de provincie om dat te doen. Dat gebeurt ook en het is dus niet zo dat ik dat monitor of iets dergelijks. De verantwoordelijkheidsverdeling ligt echt zo en dat is overigens wat voor alle Natura 2000-gebieden geldt. Wij gaan daar niet over! Het is niet onze verantwoordelijkheid, want het ligt ook hier echt bij de provincies. Als de heer Geurts aanwijzingen heeft dat dat niet goed gaat, dan zou ik hem toch echt willen verwijzen naar de provincies. Daar moet hij dit aankaarten, want zij zijn degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn. Dus als de heer Geurts aanwijzingen heeft dat het niet goed gaat, zou ik hem willen doorverwijzen naar de provincie. Daar kan hij het aankaarten, want zij zijn degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn.
De heer Geurts (CDA):
Mijn tweede interruptie – ik help u even, voorzitter – gaat over de vos en het beheer daarvan. De Minister gaf aan dat de wet dan aangepast moet worden. De vos staat op de landelijke vrijstellingslijst. Daar gaat de Minister over. Binnen de huidige wet is het gewoon mogelijk om dat aan te passen met een ministeriële regeling of een besluit. De wet hoeft daar niet voor aangepast te worden. De Minister heeft daarin een eigen, zelfstandige bevoegdheid.
De voorzitter:
Mogelijk is het woordje «nacht» hierbij nog van betekenis.
Minister Schouten:
Juist. Het klopt dat de vos op de vrijstellingslijst staat. Daar staat hij al op, dus de provincies kunnen het besluit nemen om jacht op de vos toe te staan. De specifieke vraag ging over de nachtelijke jacht en daar is een wetswijziging voor nodig. Dat kan ik niet met een ministeriële regeling voor u besluiten.
De heer Geurts (CDA):
Ik zal dit nog even verder uitzoeken, want volgens mij zit het iets anders in elkaar. Ik kom erop terug, op een ander moment.
Minister Schouten:
Dat wacht ik dan af.
Voorzitter. Dan heb ik nog een paar vragen in het blokje «overig».
De voorzitter:
Dat is uw laatste blokje, toch?
Minister Schouten:
Ja.
De heer Weverling heeft gevraagd hoe het staat met de door zijn collega Lodders ingediende motie voor een systeem van vouchers. Naar aanleiding van die motie hebben we Staatsbosbeheer gevraagd welke activiteiten we zouden kunnen toevoegen aan de lopende activiteiten om de maatschappelijke betrokkenheid van Staatsbosbeheer verder uit te breiden. Staatsbosbeheer gaf aan vooral kansen te zien via het in 2014 opgerichte Buitenfonds. Dit fonds biedt particulieren en bedrijven de mogelijkheid bij te dragen aan projecten waarvoor geen reguliere financiering is. In dat kader is ook gestart met Club Groeneveld, een netwerk van toonaangevende bedrijven met hart voor de natuur. Binnen dit netwerk voert het Buitenfonds de discussie over maatschappelijke betrokkenheid bij financiering van natuur. Ik ben heel blij dat Staatsbosbeheer op deze manier zijn band met de maatschappij verstevigt. Dat hebben we op deze manier dus opgepakt.
Over de groene boa's hebben een aantal leden vragen gesteld. De heer Weverling vroeg of we niet wat meer kunnen doen om die groene boa's wat meer op te stuwen, om het zo maar te zeggen. Zoals ik al heb aangegeven – volgens mij was dat in de schriftelijke beantwoording van vragen – is mijn collega van Justitie en Veiligheid met dit punt bezig. Dat hebben we serieus opgepakt. Binnenkort gaan ambtenaren van onze ministeries gezamenlijk op werkbezoek bij de terreinbeheerders om de problematiek te bespreken en te bezien hoe de samenwerking verder versterkt kan worden. Dan gaan we ook kijken wat de situatie is en of er andere oplossingen mogelijk zijn. Binnen mijn mogelijkheden zal ik meewerken aan een gezamenlijk plan om de effectiviteit van toezicht en handhaving in de natuurgebieden te verstevigen, maar meer principieel is het wel zo dat de groene boa's als eerste onder de verantwoordelijkheid van de collega van Justitie en Veiligheid vallen. Ik zou de heer Weverling dus aanraden om dit punt, als hij dat belangrijk vindt, ook bij hem in te brengen.
De heer De Groot heeft vragen gesteld over het IJsselmeer en het feit dat de provincie Friesland hiervoor een vergunning blijft afgeven. Ik wil voorstellen dat we deze punten meenemen in het AO Visserij, dat we aan het eind van de maand hebben. Ik denk dat dat een gepaste plek is om deze discussie te voeren.
De heer De Groot heeft ook vragen gesteld over de OBN, het NEM, de NDFF en het geld dat daar eventueel nodig is voor de natuurmonitoring. Zoals ik al tijdens de begrotingsbehandeling heb gezegd, zie ik inderdaad het belang van natuurmonitoring. We moeten goed kijken naar de trends, zodat we daar effectief natuurbeleid op kunnen vaststellen. Daarom was ik blij om in de laatste kwaliteitsrapportage van het CBS over het NEM, over 2017, te lezen dat de kwaliteit onverminderd hoog is. Ik zou dan ook niet willen zeggen dat de natuurmonitoring door het ijs dreigt te zakken. Voor dit jaar, 2018, is voor het NEM ook voldoende budget geregeld. Ik weet inderdaad dat er discussie is over het jaar 2019. Het punt daarbij is onder andere dat er onvoldoende inflatiecorrectie heeft plaatsgevonden. Die correctie zal ik voor 2019 dan ook regelen. Over de hoogte van het bedrag en over een eventuele extra verhoging om de meetnetten op peil te houden, ben ik in gesprek met de opdrachtnemer van het NEM. Daarover zal ik later een beslissing nemen en dan zal ik de Kamer daarover ook informeren.
De heer Grashoff vroeg naar de natuur- en waterenveloppe, naar de 70 miljoen voor drinkwaterkwaliteit; de medicijnresten, noem ik het maar eventjes. Hoort dat nou wel bij natuurbeheer? Ik zou erop willen wijzen dat de post in het regeerakkoord «natuur- en waterkwaliteit» heet. Het gaat dus ook over de kwaliteit van het water en de kwaliteit van ons drinkwater. Het is, denk ik, van het grootste belang dat we de kwaliteit van het drinkwater borgen. Ik steun deze investering dus, maar voor de volledigheid zeg ik erbij dat dit valt onder de verantwoordelijkheid van mijn collega van I en W. De heer Grashoff zou dit punt dus ook daar nog in kunnen brengen.
De heer Grashoff vindt dat de 60 miljoen voor het zesde actieprogramma niet effectief is, omdat het actieprogramma niet effectief is. We kunnen een hele discussie gaan voeren over het zesde actieprogramma, maar de maatregelen die daarin genomen worden, gaan echt bijdragen aan de waterkwaliteit. Ik vind het dus wel een zinvolle investering. Ik denk dat wij daar mogelijk verschil van mening over houden, maar de maatregelen zijn echt gericht op de waterkwaliteit. Daar gaat het geld ook naartoe.
De heer Grashoff is blij met de reactie op de motie over het meetnet. Hij vraagt of wij voor de bespreking van de tussenevaluatie van de PAS kunnen aangeven hoe het meetnet wordt verbeterd. We hebben volgende week een algemeen overleg over de PAS. Ik stel voor om dit punt daarin mee te nemen.
Op de groene boa's, waar de heer Grashoff ook een vraag over stelde, evenals de heer Weverling, ben ik al ingegaan.
Tot slot de vraag van de heer Moorlag. Hij vroeg of ik, vooruitlopend op het AO Visserij, wil kijken of de natuur in het IJsselmeer kan worden verbeterd. Ik heb nu middelen beschikbaar gesteld uit de enveloppe voor natuur- en waterkwaliteit. Daar hebben we de Kamer over geïnformeerd. We onderzoeken ook wat nodig is voor het Markermeer. De opgave die we hiermee oppakken is al groot. Over de punten over het IJsselmeer zullen we bij het AO Visserij nog wel komen te spreken, dus ik zou adviseren om deze discussie daar te voeren.
Voorzitter, volgens mij heb ik nu alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Ik dank de Minister voor de beantwoording. Zijn er nog interrupties in dit laatste blokje? Ik zie van niet. Dan gaan we over tot de tweede termijn van de Kamer: een spreektijd van maximaal anderhalve minuut en ik sta geen onderlinge interrupties meer toe. Als eerste is het woord aan meneer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Veel vragen zijn wat ons betreft op een heldere manier beantwoord, maar ik maak van de gelegenheid gebruik om toch nog even iets over de Oostvaardersplassen te zeggen. Ik respecteer uiteraard het antwoord van de Minister. Zij zei: het is gedecentraliseerd naar de provincies en zolang gedeputeerde staten geen geluid maakt, voel ik mij niet geroepen om er iets van te vinden. Ik begrijp dat, technisch en principieel gezien, maar toch gaat het mij aan het hart. Het frustreert mij eigenlijk om te zien dat die dieren zo creperen. Het gaat er toch om dat een eigenaar van dieren goed voor z'n dieren moet zorgen? Ik heb zelf geen dieren, maar ik vind dat gewoon een morele verplichting. Dat gaat heel veel mensen aan het hart. Dat wilde ik hier toch graag nog even gedeeld hebben.
Dan handhaving en toezicht. Ik had het idee om daarvoor iets met een motie te doen, maar ik wacht toch even af hoe het gaat lopen. Uw mensen gaan binnenkort op bezoek bij de verschillende organisaties. Laten we afwachten waar zij mee komen om de samenwerking te versterken. U bent wel enthousiast over een gezamenlijk plan met het Ministerie van J en V, dus laten we dat gewoon afwachten. Het is natuurlijk van belang dat de groene boa's hun werk kunnen doen, dat we er boa's bij krijgen en dat zij zich niet onveilig voelen in de groene ruimte, want het is van enorm belang dat het een prettige, fatsoenlijke, groene ruimte blijft.
Tot zover in tweede termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u, meneer Weverling. Meneer De Groot, D66.
De heer De Groot (D66):
Dank u, voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitvoerige en precieze beantwoording van de vragen. Daar ben ik werkelijk zeer tevreden over. Dat geldt niet altijd voor de antwoorden, maar dat kan ook niet anders, denk ik. D66 roept de Minister op – en blijft dat ook doen – om de regie te blijven voeren over het natuurbeleid en die desnoods te versterken waar dat mogelijk is. U bent verantwoordelijk, zeg ik via de voorzitter, voor de internationale doelen en de provincie moet die uitvoeren. Uw betrokkenheid is dus nog steeds van belang, ook richting de Kamer.
Ik heb nog een paar opmerkingen. De Minister zei dat ze best wil spreken over die 35% die niet wordt gerealiseerd, maar dat was een beetje vaag. Zou de Minister dat gewoon willen agenderen?
Het gesprek achter gesloten deuren waar ik op doelde, ging niet over de weidevogels, maar over de predatie, de jacht en het beheer. Gezien de emotie, is het misschien toch goed om dat te doen.
Ik denk dat het goed is om de vragen over het IJsselmeer bij het AO Visserij te bespreken, maar zou de Minister de problematiek van wat daar aan de hand is toch nog eens willen schetsen in een brief, te ontvangen voorafgaand aan dat AO? Want het is een ongelofelijk vervelende, langlopende problematiek met het IJsselmeer.
Ik dank de Minister voor haar toezegging over de ov-fiets en Nieuw Land, het nationaal park to be, hopelijk. Tot slot zeer veel dank voor de toezegging over de monitoring, om in ieder geval de inflatiecorrectie alvast toe te passen en nu met betrokkenen te gaan kijken of extra budget nodig is. Zeer goed.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer De Groot van D66. Het lid Geurts, CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ook ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik sluit me gemakshalve aan bij wat collega De Groot zei over de precieze beantwoording. Ik heb dat ook zeer gewaardeerd en ik heb dat ook opgemerkt. Ik heb nog twee punten. De Minister zal volgens mij binnenkort weer een brief sturen over natuur. Zou zij daarin de verantwoordelijkheid voor Natura 2000 nog eens kunnen schetsen? Ik heb de stelling betrokken dat de Minister verantwoordelijk is voor de doelstellingen en dat er onder haar verantwoordelijkheid gerapporteerd moet worden aan Brussel. De uitvoering kan op andere plekken zitten, maar de Minister blijft hoofdelijk verantwoordelijk. Ik denk dat het goed is om dat nog even goed op papier te hebben. Ik hoor de heer Grashoff van alles opmerken, dus we hebben vandaag weer verbinding met hem, merk ik. Hij is heel blij dat ik deze vraag stel. Voor mij is die heel technisch en inhoudelijk, maar blijkbaar is de heer Grashoff daar heel tevreden mee, dus dat wil ik graag koesteren.
Dan het tweede punt, voorzitter, voordat ik door mijn tijd heen ben. Zou de Minister, om een motie te voorkomen, bereid zijn om het gidsdocument van de Jagersvereniging bij Sovon onder de aandacht te brengen? Want zij hebben een opdracht gekregen van de Minister. Ik neem aan dat de Kamer op enig moment geïnformeerd wordt over de uitkomsten van de opdracht die aan Sovon gegeven is. Kan het gidsdocument van de Jagersvereniging daarbij betrokken worden, zodat we kunnen zien wat er wel of niet mee gebeurd is?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts van het CDA. Meneer Grashoff van GroenLinks.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de goede inhoudelijke beantwoording. Het zal duidelijk zijn dat het voor GroenLinks niet hard genoeg ging en gaat met het realiseren van de doelen voor en de ontwikkeling van de natuur in Nederland. De aanleg van Natuurnetwerk Nederland moet in mijn ogen gezien worden in het licht van de gemaakte afspraken. Het Natuurnetwerk Nederland zouden we oorspronkelijk in 2019 al afgerond hebben, maar dat is uitgesteld tot 2027. Gezien die historische context is het niet zo vreemd dat de provincies nu nog op schema liggen. Ik zou de Minister in ieder geval nogmaals willen adviseren om bij de provincies het volgende aan te geven: als zij niet hun volledige beleidsinstrumentarium inzetten om te zorgen dat dat natuurnetwerk er komt, kan dat niet worden vertaald als overmacht vanwege het beleidsuitgangspunt dat zij nu eenmaal nooit iets willen onteigenen.
Voorzitter, dan de 65%-doelstelling voor de Vogel- en Habitatrichtlijn in 2027. Is de Minister het met mij eens dat je eigenlijk moet uitgaan van een doelstelling van pak «m beet 95% tot 100% voor de VHR in 2027? Is zij bereid om die ambitie over te nemen?
Voorzitter, dan de weidevogels. Ik ben blij met de toezegging dat we een brief krijgen na de zomer. Die zie ik dan als het nationaal plan weidevogels. Ik ben sinds 2015 bezig met dit onderwerp, dus ik moet nog weer even geduld hebben, maar dat zal ik dan maar weer even hebben. Intussen gaat het nog steeds slecht met de weidevogels. Ik wacht met spanning de brief af. Ik hoop dat die goede en kwantitatieve informatie bevat over wat de Minister met de provincies is overeengekomen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grashoff van GroenLinks.
Meneer Futselaar van de Socialistische Partij.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ik wil me in warme bewoordingen aansluiten bij het principiële punt van de heer Geurts: als provincies door hun beheer de natuurdoelen van Natura 2000 niet dreigen te halen, is er een verantwoordelijkheid voor de Minister en dient de Minister in te grijpen. Dat geldt uiteraard voor alle Natura 2000-gebieden en niet voor één specifiek gebied.
In het verlengde daarvan wijs ik op de problemen in Oost-Nederland; het laatste punt dat ik in mijn eerste termijn niet kon maken. RTV Oost had een interessante rapportage deze week, waarin wordt geconstateerd dat de enorme herstelmaatregelen die nu in Natura 2000-gebieden plaatsvinden, eigenlijk ongedaan worden gemaakt doordat de grote ammoniakuitstoot – de bron – onverminderd hoog is. Een voorbeeld is de Lemelerberg. Daar heb je stuifzand. Daaromheen wordt mos weggegraven omdat dat het stuifzand bedreigt, maar dat groeit zo weer terug, want er is zo veel ammoniak, zo veel stikstof, dat de natuurlijke habitat dreigt te verdwijnen. Wat uit het verslag komt, is dus eigenlijk: we zijn aan het repareren, maar zolang de bron niet weg is, ben je eigenlijk geld aan het weggooien. RTV Oost zegt heel expliciet: dit verschilt per provincie; dit is in Oost-Nederland, in Overijssel en Gelderland, anders dan elders. Ik zou graag willen weten wat de reactie van de Minister is op zoiets. Is zij bereid om daar met provincies over te praten? Nog los van de vraag of je wel of niet voor Natura 2000, natuur et cetera bent, moet je je afvragen of we niet gewoon geld aan het weggooien zijn als we wel honderden miljoenen in herstelmaatregelen van Natura 2000 steken, maar de bron niet aanpakken. Dat is toch een principieel punt.
De voorzitter:
Dank, meneer Futselaar van de Socialistische Partij.
Mevrouw Arissen, Partij voor de Dieren.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Minister geeft terecht aan dat de partijen die zich nu zorgen maken over de Oostvaardersplassen – de VVD en het CDA voorop – er zelf voor hebben gezorgd dat het natuurbeheer en de verantwoordelijkheid voor de Oostvaardersplassen is overgedragen aan de provincies. Hetzelfde geldt, zo vul ik aan, voor de jacht. Deze partijen hebben ervoor gezorgd dat de hekken om de Oostvaardersplassen dichtzitten. De Minister zegt: ik ga er niet meer over; ik verwijs u naar de provincies. En dat is nu juist het probleem. De natuur en de biodiversiteit zijn voor ons en voor toekomstige generaties van onschatbare waarde, maar de provincies komen nu met eigen beleid. De natuur raakt volledig uit balans, ten eerste door gif en mest van de intensieve veehouderij, met tot gevolg biodiversiteitsverlies, een massale insectensterfte en het verdwijnen van de weidevogels, en door de intensieve jacht. Die is volledig onnodig, maar daarnaast wordt daardoor ook de natuurlijke balans in onze natuur volledig aan flarden geschoten. Laat dit alles eens stoppen.
Het beheer van de Oostvaardersplassen faalt, niet omdat het moeilijk zou zijn om in het wild levende dieren adequaat te beschermen, maar omdat er gewoon grote politieke onwil is om de grote grazers de omstandigheden te bieden waar ze recht op hebben. Hierbij zijn de dieren weer het kind van de rekening. En dat is echt een schande.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Arissen.
Meneer Weverling, wilt u mij heel even vervangen? Ik wil ook als Kamerlid en woordvoerder dierenwelzijn nog iets zeggen.
Ik draag het voorzitterschap voor even over aan de heer Weverling.
Voorzitter: Weverling
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Graus.
De heer Graus (PVV):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik begrijp eigenlijk wel dat de Minister verwijst naar de provincies, want daar heeft de Kamer inderdaad om gevraagd. Maar waar het om gaat is dat, als de gemeenten en provincies te laat betalen aan mkb'ers, de regering zich daarmee gaat bemoeien. Minister Kamp – nu maak ik dezelfde fout, want ik moet zeggen: een oud-minister van Economische Zaken – heeft ooit een keer tegen mij gezegd dat hij zeker zou ingrijpen als die problemen er zouden zijn. En dat heeft hij ook gedaan. Dat is dus in positieve zin. Als de dieren vandaag een hongerdood sterven en zelfs sterven door watersnood, dan moet je wel iets gaan doen. Dan zal de regering ook moeten ingrijpen. Ik heb gesproken met de gedeputeerde die daarover gaat. Ik heb die beste man ontmoet. Hij zei: ik vind het mooi die tips van jou; ik ga die meenemen. Maar die man krijgt het vaccin niet toegelaten. Dat ligt echt bij deze Minister. De Minister en de huidige regering gaan over de toelating van een anticonceptievaccin. Alterra heeft dus niet de ter zake deskundige geraadpleegd. U kunt wel wijzen naar Alterra, maar Alterra heeft niet de enige ter zake deskundige geraadpleegd. Dus ik wil graag dat die wel wordt geraadpleegd. Het is nota bene een hoogleraar die hierop is gepromoveerd. Hij moet hier echt bij betrokken worden. Dat is de enige deskundige. Ik zou graag zien dat het vaccin wordt toegelaten voor een veldproef.
Dank u wel, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Graus namens de PVV. U heeft nog een kleine zes seconden over. Ik geef het woord weer aan de heer Graus en ik denk dat hij het woord geeft aan de Minister.
Voorzitter: Graus
De voorzitter:
Dat is een goede suggestie, meneer Weverling. Ik ga inderdaad het woord geven aan de Minister.
Minister Schouten:
Nou, wat goed dat u dat toch voorzag.
Dank u wel, ook voor de complimenten voor de beantwoording. Die geef ik graag door aan de ambtenaren, want zij hebben het grootste deel van het werk daarvoor gedaan.
Ik heb van de heer Weverling geen concrete vragen meer gehoord.
De heer De Groot zegt dat de provincies het beleid uitvoeren. Ik wil toch nog een keer benadrukken dat de provincies geen uitvoerders zijn. De provincies vormen een eigenstandige bestuurslaag en zijn ook zelf beleidsbepalers op het terrein van natuur. Zijn er bijvoorbeeld doelstellingen die door Europa zijn opgelegd, dan hebben zij zich gecommitteerd aan die doelstellingen; zij maken dus zelf beleid en bepalen zelf hoe zij dat gaan uitvoeren. Het is niet zo dat ik ten opzichte van de provincies in een hiërarchische positie sta. Het is weer uw Kamer geweest die het natuurbeleid gedecentraliseerd heeft en daarmee de provincies een eigen rol heeft gegeven. Ik wil dat toch nog een keer benadrukken. De provincies zijn niet de uitvoerders.
Dan het punt dat 35% van de Vogel- en Habitatrichtlijn niet is gerealiseerd. Natuurlijk spreken wij hier ook over met de provincies, maar ik wil toch nog een keer benadrukken wat ik net heb gezegd. Het PBL heeft feitelijk geconstateerd dat met de afspraken die wij wel hebben gemaakt over het aantal te verwerven hectares, 65% van die doelstellingen worden gerealiseerd. Het zegt dus voor de rest niets over de vraag of wij de 100% wel of niet gaan halen. Dit is gewoon de consequentie van de afspraak die wij gemaakt hebben. Maar goed, wij hebben daar dus ook wel gesprekken over met de provincies als wij een bestuurlijk overleg hebben.
Dan het punt van de weidevogels en de jacht en de vraag of wij dat achter gesloten deuren doen. Op een aantal punten heb ik aangegeven welke stappen we zetten en welke pilots wij aan het uitvoeren zijn. Laten we gewoon eens in alle rust kijken wat daaruit komt. Eerlijk gezegd vond ik dat daar in uw Kamer toch op een soort realistische manier over werd gesproken. Ik hoorde bijvoorbeeld de heer Grashoff daar heel realistisch in zijn: op sommige punten zul je de jacht inderdaad nodig hebben om bepaalde situaties te voorkomen. Ik zag dat daar in alle rust over gesproken werd. Laten we even kijken hoe de maatregelen die we hebben voorgesteld, in de praktijk gaan uitwerken.
Dan de situatie op het IJsselmeer. De heer De Groot vraagt of ik daarop in een brief kan ingaan. Ik zou toch echt willen aanraden om dit bij het AO over visserij ter sprake te brengen. Dat lijkt me echt wel gewoon de manier waarop we deze discussie verder kunnen voeren.
De heer Geurts vraagt of ik nog een keer kan aangeven wat precies de verantwoordelijkheidsverdeling is rondom Natura 2000. Daartoe ben ik bereid. Ik zal dat in een brief nog een keer nader toelichten. Hij vraagt ook of het gidsdocument van de Jagersvereniging ook bij Sovon onder de aandacht kan worden gebracht. Dat zal ik doen.
De heer Grashoff heeft een vraag gesteld over de 35%. Daar heb ik net ook over gesproken. Inzake het nationale plan voor weidevogels is gezegd: ik wacht al zo lang. Ik denk dat we nu gewoon echt aan de slag zijn. We hebben geld beschikbaar gesteld. De provincies zijn die plannen aan het maken. Ere wie ere toekomt: u heeft daar erg aan getrokken. Er worden daarbij nu echt zaken in gang gezet. We blijven daar dus mee bezig en ik zal de Kamer daar ook over informeren.
De heer Futselaar vraagt of ik ze daarop ga aanspreken als ze de doelen van Natura 2000 niet halen. Ook hier zeg ik weer: het is een eigenstandige bestuurslaag; ik sta niet in een hiërarchische relatie tot de provincie. De provincie heeft hierbij gewoon een eigen verantwoordelijkheid. Als we het niet gaan halen, dan hebben wij gewoon onderling een volwassen discussie over hoe het daarmee staat. Maar het is dus echt niet zo dat ik hen daarbij aanstuur of zo. Zij doen dit gewoon zelf.
Hij vraagt verder of je geen geld aan het weggooien bent als je de primaire bron van de problemen – zijn woorden – niet wegneemt. Ik heb hier aangegeven dat ik voor een gebiedsgerichte benadering ga, maar ik denk dat we deze meer principiële discussie ook nog wel volgende week, in het AO over de PAS, voeren.
Van mevrouw Arissen heb ik voor de rest geen vragen gehoord. Zij heeft haar visie gegeven op hoe om te gaan met de Oostvaardersplassen. Mogelijk heeft de provincie Flevoland meegeluisterd. Dan hebben zij ook kunnen kennisnemen van alle inzichten die hier leven op dat punt.
De heer Graus heeft nog gewezen op de ter zake doende deskundige op het gebied van de anticonceptie. Ik heb begrepen dat wij hebben gesproken met de persoon uit Zuid-Afrika. Door de Graus werd ook verwezen naar de situatie in Zuid-Afrika. Op dit punt is gewoon contact opgenomen met Zuid-Afrika. Dus ik denk dat we echt wel naar alle eer en geweten hebben gedaan wat de heer Graus indertijd heeft gevraagd. We hebben daarbij aangegeven dat er inderdaad mogelijkheden zijn, maar dat het niet zo heel eenvoudig is dat het daarmee zomaar gerealiseerd is. Naar mijn weten hebben we met die deskundige echt contact gehad.
Voorzitter, ik denk dat ik alle vragen op dit punt beantwoord heb.
De voorzitter:
Dank voor de beantwoording, Minister. Meneer De Groot heeft nog een nabrander, en de heer Futselaar ook.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter, dat ik even deze gelegenheid krijg. Ik heb in mijn tweede termijn van net het Landschapsobservatorium niet herhaald. Dit punt werd mede namens de ChristenUnie ingebracht. De vraag was of de Minister bereid is om het Landschapsobservatorium te betrekken bij de gesprekken over monitoring. Die vraag lag er dus nog eventjes. Ik ben blij dat ik die alsnog even mag stellen. Dank u wel.
Minister Schouten:
Ik begrijp hier net – ik had even snel contact met mijn ambtenaren – dat de verantwoordelijkheid voor het Landschapsobservatorium niet bij ons, maar bij OCW ligt en dat we het daarom niet meenemen. Dat is wat ik hier zo snel hoor.
De heer De Groot (D66):
Zou de Minister er anders nog even rustig over na kunnen denken en daar misschien even in een brief op terug kunnen komen? Het zit bij meer ministeries en provincies en bij Staatsbosbeheer, en dat is ook een beetje een deel van het probleem. Er zijn verschillende organisaties bij betrokken.
Minister Schouten:
Ik heb net al tegenover de heer Geurts aangegeven dat ik in de eerstvolgende brief over natuur het een ander zal uiteenzetten over de verantwoordelijkheid inzake Natura 2000. Staat u mij toe om ook dit punt daarbij mee te nemen. Dat is dus gewoon de eerstvolgende reguliere brief die wij over natuur zullen sturen.
De voorzitter:
Meneer De Groot, tot uw geruststelling: de griffier heeft dat al genoteerd als een toezegging. Ik ga dat dalijk allemaal oplezen. Meneer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
Toch nog heel even over de verantwoordelijkheden bij Natura 2000. Ik wil daar niet oneindig over bakkeleien met de Minister, maar volgens mij is het nog steeds zo dat de Minister moet instemmen met een beheerplan van Natura 2000. In het verleden was dat sowieso zo. Het lijkt mij niet meer dan logisch dat, als die beheerplannen mede door LNV worden vastgesteld, LNV dan ook iets vindt van de uitvoering van die beheerplannen. Anders zou ik bijna zeggen: wat heeft de betrokkenheid van LNV nog voor zin?
Minister Schouten:
Wij stellen die beheerplannen niet meer vast. Dat is nou het punt van de nieuwe wet.
De heer Futselaar (SP):
Ik heb gezegd: ingestemd met. Dat is iets anders dan vaststellen.
De voorzitter:
Meneer Futselaar, de Minister had het woord. De Minister was klaar?
Minister Schouten:
Wij praten met elkaar daarover. Dat is toch echt de verantwoordelijkheidsverdeling. Wij zijn daarover in gesprek met elkaar. Door de nieuwe wet zijn wij echt in een soort gelijke verantwoordelijkheidsverdeling terechtgekomen. De provincies geven hierbij zelf invulling aan beleidsdoelstellingen; zij doen dat hierbij niet als uitvoerder. Zij committeren zichzelf aan doelstellingen. Dat doen zij niet omdat wij hun dat opdragen of iets dergelijks. Dus dat is echt de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling onder de nieuwe wet. Ik ga het nog toelichten in de brief die werd gevraagd door de heer Geurts. Laat mij daarin dan ook dit verduidelijken, want ik merk dat het wat discussie uitlokt over de precieze relaties en verhoudingen. Ik ga dat al toelichten op vragen van de heer Geurts.
De heer Futselaar (SP):
Zou dat op korte termijn, twee weken, kunnen?
Minister Schouten:
Ik heb dit nou juist toegezegd voor de eerstvolgende reguliere brief over natuur. Om nou in een aparte brief alleen maar de verantwoordelijkheidsverdeling uiteen te gaan zetten: ik zie niet helemaal in wat daar nou de noodzaak van is. Dus ik zou dat toch willen doen in de reguliere brief over natuur die wij gaan sturen.
De voorzitter:
Meneer Futselaar, is alles oké?
De heer Futselaar (SP):
De heer Grashoff stelt een goede vraag buiten de microfoon, namelijk: wanneer komt die dan? Als er mist bij ons blijft hangen, zullen wij hierover mistig blijven praten. Dat is een consequentie. Ik zou bijna zeggen: de Minister kan de Kamer informeren en het zichzelf gemakkelijker maken de komende weken, of het moeilijk houden. Ik zie van verschillende zijden van de Kamer dat hiermee wordt ingestemd.
Minister Schouten:
Als ik de Kamer helemaal blij kan maken door binnen een maand een brief te sturen waarin wij de verantwoordelijkheidsverdeling van Natura 2000 nog eens toelichten en waarin ik ook het punt van de Landschapsobservatoria meeneem, zodat wij ook weten wie daarvoor verantwoordelijk is, dan heb ik volgens mij alles gedaan wat ik de Kamer kan bieden.
De voorzitter:
Dank u wel voor deze toezegging.
Ik zal even de toezeggingen voorlezen. Ik vraag de Minister en de Kamerleden om even mee te luisteren of het allemaal goed is verwoord.
– De Minister zal de Kamer binnen twee maanden een reactie sturen op het advies van de Commissie Realisatie Natuurverkiezing «Op weg naar nieuwe Nationale Parken».
– De Minister zal de Kamer dit najaar informeren over de uitwerking van de plannen voor het verbeteren van de weidevogelstand door de provincies.
– De Minister zal de Kamer informeren over de voordracht van Nieuw Land als nationaal park.
Minister Schouten:
Als die voordracht is ingediend, maar dat is nog niet gebeurd. Wij moeten wel even wachten tot men die voordracht indient.
De voorzitter:
Dat voegen wij toe, mevrouw de Minister, dank u wel.
– De Minister zal de Kamer nader informeren over de financiering van de OBN NEM en NDFF, inclusief het Landschapsobservatorium.
Ik vind die afkortingen altijd lastig. Voor de mensen thuis wil ik ze toch even opnoemen. OBN staat voor Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit, NEM staat voor Netwerk Ecologische Monitoring en NDFF staat voor Nationale Databank Flora en Fauna. Ik zeg dat voor degenen die daar behoeft aan hebben. Ik denk dat het er weinigen zijn, maar die kunnen in ieder geval wat rustiger slapen vanavond.
Minister Schouten:
Om de toezegging scherp te krijgen. Wat die drie organisaties betreft die over de monitoring gaan: dat doen wij later, want wij voeren nog gesprekken. Wij komen daar later op terug. Ik heb net aangegeven dat ik de Landschapsobservatoria zal betrekken in de brief die wij over een maand sturen.
De voorzitter:
Het staat allemaal genoteerd.
Dan de laatste toezegging: de Minister zal de Kamer nader informeren over haar positie en verantwoordelijkheid ten aanzien van de doelen van Natura 2000. De Minister heeft toegezegd, dat binnen een maand te zullen doen.
Dank voor al deze toezeggingen. Iedereen gaat tevreden naar huis? Er zijn geen nabranders meer? Dan dank ik eenieder op de publieke tribune en de mensen die thuis hebben geluisterd en gekeken via het digitale kanaal. Ik dank alle Kamerleden en de Minister en haar gevolg. Ik wens iedereen een heel gezegende avond.
Sluiting 17.26 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33576-129.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.