4 NOVI

Aan de orde is het VAO NOVI (AO d.d. 24/09).

De voorzitter:

Dan zijn we nu toegekomen aan het VAO NOVI. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom, en ook natuurlijk de Kamerleden.

Ik geef als eerste spreker mevrouw Regterschot namens de VVD het woord.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Gezien de tijd dien ik direct twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat energie-infrastructuur en buisleidingen als transportmodaliteit én als voorwaarde voor de energietransitie een prioriteit voor het kabinet zijn;

overwegende dat het kabinet een haalbaarheidsonderzoek gestart is naar het vervoer van gevaarlijke stoffen via een buisleidingentraject, zoals blijkt uit de MIRT-brief van juni 2020, van de haven van Rotterdam naar Chemelot;

constaterende dat het netwerk van buisleidingen tussen de belangrijke haven- en chemieclusters, zoals Rotterdam en Chemelot, van nationaal belang is;

verzoekt de regering het indicatieve tracé van buisleidingstrook Laarbeek-Echt/Susteren op basis van de uitkomst van dit haalbaarheidsonderzoek definitief en consistent op te nemen in de betreffende kaartbeelden van de NOVI;

verzoekt de minister vooruitlopend op het resultaat van een zorgvuldige afweging van belangen in het Programma Energie Hoofdstructuur geen alternatieven onmogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Regterschot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (34682).

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik verbaas me wel over deze motie. De Kamer heeft volgens mij nog geen jaar geleden een motie aangenomen die zich juist uitspreekt over het schrappen van precies hetzelfde traject. Nu verzoekt de VVD de Kamer weer om het erin te zetten. Wat is er veranderd in de tussentijd?

Mevrouw Regterschot (VVD):

We hebben geconstateerd dat dit buisleidingentraject niet consistent in de kaartbeelden is opgenomen en dat het haalbaarheidsonderzoek toch wordt uitgevoerd. Wij vragen daarom om het haalbaarheidsonderzoek af te wachten en het tracé er ook weer in op te nemen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Er is dus helemaal niks veranderd, waardoor de Kamer van gedachten is veranderd. Er wordt een haalbaarheidsonderzoek gedaan, maar er worden heel veel onderzoeken gedaan. Dat betekent niet dat de Kamer van gedachten is veranderd. Wat is er daadwerkelijk fysiek veranderd, waardoor de Kamer nu een ander besluit moet nemen dan een jaar geleden?

Mevrouw Regterschot (VVD):

Voor de locatie Chemelot, een van de vijf chemieclusters die we in de NOVI met elkaar onderkennen, is het van groot belang dat dit buisleidingentraject er komt om uiteindelijk te kunnen verduurzamen op de locatie. Die vraag leg ik via deze motie hier weer voor.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Voorzitter. De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ruimte in Nederland schaars is;

overwegende dat het inzetten van een brede energiemix van wind-, zonne-, kernenergie, geo- en aquathermie ruimtelijke gevolgen heeft;

constaterende dat in de NOVI te weinig aandacht uitgaat naar de ruimtelijke ordening van de energietransitie en de ruimtelijke gevolgen voor het landschap;

van mening dat het wenselijk is de identiteit van het Nederlandse landschap zo veel mogelijk te behouden;

verzoekt de regering in de eerste voortgangsbrief over de NOVI in 2021 met verschillende scenario's te laten zien wat de ruimtelijke gevolgen zijn van enkele alternatieve invullingen binnen de energietransitie, waaronder een energiemix met meer kernenergie in de opgave richting 2050,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Regterschot en Terpstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (34682).

Een korte vraag, mevrouw Van Eijs, want ik neem aan dat hierover uitgebreid is gesproken in het algemeen overleg.

Mevrouw Van Eijs (D66):

De NOVI gaat over de komende jaren en kernenergie gaat tot 2030 helemaal geen rol spelen in de energiemix. Dus waarom vraagt mevrouw Regterschot om dit al in 2021 in de brief op te nemen?

Mevrouw Regterschot (VVD):

De NOVI gaat over de komende 30 jaar, tot 2050. Dan zou kernenergie een mogelijkheid kunnen zijn. Ruimtelijke ordening gaat over 30 jaar en dan kijken wij verder vooruit. Daarom zou het toch goed zijn, zoals wij dat ooit ook met zonne- en windenergie in een vroegtijdig stadium hebben gedaan, de mogelijkheden ten aanzien van de ruimtelijke impact, dus de ruimtelijke gevolgen, met elkaar te schetsen en op basis daarvan afwegingen te kunnen maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • -de recreatieve fiets- en wandelnetwerken belangrijke kwaliteitsdragers zijn voor fietser en wandelaar;

  • -recreatieve fietsroutes en wandelnetwerken van grote economische waarde zijn voor stimulering van recreatie en toerisme;

  • -recreatieve fietsroutes vaak samenvallen met utilitair gebruik en zo bijdragen aan duurzame mobiliteitsdoelstellingen;

  • -de motie-Ronnes/Van Veldhoven/Smaling (33118, nr. 67) de borging van de instandhouding van fiets- en wandelnetwerken als rijkstaak benoemd heeft;

constaterende dat in de Nationale Omgevingsvisie de systeemverantwoordelijkheid voor deze netwerken nog niet belegd is bij het Rijk;

verzoekt het kabinet om de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk voor de instandhouding en verbetering van fiets- en wandelnetwerken beter te borgen in de Nationale Omgevingsvisie, NOVI, bijvoorbeeld door het formuleren van duidelijke, landelijke kwaliteitskaders en het leveren van (co)financiering voor de benodigde investeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (34682).

De heer Van Gerven (SP):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gewenst is dat met name lokale publieke en collectieve initiatieven rond de energietransitie worden gestimuleerd;

constaterende dat ook de RES'en inzetten op 50% lokale publieke en collectieve initiatieven rond de energietransitie;

verzoekt de minister te onderzoeken op welke wijze publieke en collectieve lokale initiatieven rond energietransitie een grotere kans kunnen krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (34682).

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Bij deze laatste motie nog de volgende aanvulling. Bijvoorbeeld in Zuid-Holland wordt in vijftien jaar tijd 300 miljoen euro overgemaakt naar buitenlandse investeerders. Dat is geld dat wij opbrengen, dat de samenleving opbrengt. Het zou goed zijn als wij ervoor zorgen dat er van het geld dat wij inzetten meer ten goede komt aan de lokale inwoners en omgeving.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Terpstra namens het CDA.

De heer Terpstra (CDA):

Dank u voor het woord, voorzitter. Ik heb een drietal moties. We praten over de NOVI, de bijbel der ruimtelijke ordening voor de aankomende 30 jaar, en daarover hebben we als CDA-fractie wat te melden. De eerste motie gaat over woningbouw.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een wooncrisis is in Nederland en woningbouw een economische katalysator is voor Nederland;

overwegende dat aan de aangenomen motie-Ronnes over het toevoegen van woningbouw als absolute topprioriteit aan de NOVI onvoldoende gehoor is gegeven;

verzoekt de regering alsnog boven de vier reeds bestaande prioriteiten "het realiseren van voldoende woningen tot 2050" als topprioriteit te benoemen en deze topprioriteit uit te werken in de uitvoeringsagenda van de NOVI,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Terpstra en Regterschot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (34682).

De heer Terpstra (CDA):

De tweede motie gaat over de bevolkingsgroei.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het NIDI en het CBS een aantal scenario's hebben doorgerekend over de bevolkingsgroei tot 2050;

overwegende dat de omvang van de behoefte aan locaties voor wonen, werken, natuur en recreatie sterk afhangt, mede afhangt, van de bevolkingsgroei en er zo veel mogelijk gestreefd moet worden naar regionale spreiding;

verzoekt de regering voor elk scenario van het CBS over de bevolkingsgroei tot 2050 een uitwerking te maken en dit te betreken bij het vervolgtraject van de NOVI, en de Kamer voor 17 maart volgend jaar over de mogelijkheden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Terpstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (34682).

De heer Terpstra (CDA):

De laatste motie gaat over de Regionale Investeringsagenda's.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • -over de uitvoeringstrategie van de Nationale Omgevingsvisie onvoldoende duidelijkheid bestaat;

  • -de Kamer eerder in de motie-Ronnes/Regterschot de regering heeft gevraagd om gemeenten en provincies te stimuleren met relevante maatschappelijke partners, waaronder investeerders, te komen tot beleidsagenda's;

  • -rijksregie op de in de NOVI benoemde grote opgaven concretisering vergt in de op te stellen Regionale Investeringsagenda's, de RIA's;

  • -in de uitvoeringsagenda's inmiddels zogenaamde "voorlopige NOVI-gebieden" benoemd zijn, evenals de Regionale Investeringsagenda's;

verzoekt de regering Regionale Investeringsagenda's een centrale plaats in de uitvoering van de NOVI toe te kennen;

verzoekt de regering tevens dat deze RIA's als voorwaarde worden gesteld binnen de zogenaamde "voorlopige NOVI-gebieden" en, omgekeerd, dat opgestelde RIA's in gebieden kunnen leiden tot toekenning van een nieuw NOVI-gebied in de komende jaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Terpstra, Regterschot en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (34682).

Dank u wel.

De heer Terpstra (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bromet namens GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Een van de redenen waarom GroenLinks tegen kernenergie is, gaat over de opslag van afval en daarover heb ik een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Nationale Omgevingsvisie richting wordt gegeven aan de grote ruimtelijke opgaven waarvoor Nederland de komende periode staat;

overwegende dat kerncentrales een grote impact zouden hebben op de ruimtelijke inrichting van Nederland;

van mening dat de opslag van kernafval onderdeel uitmaakt van deze grote ruimtelijke impact;

spreekt uit dat in ieder plan voor een nieuwe kerncentrale expliciet aangegeven moet worden waar voor de korte en langere termijn het afval wordt opgeslagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (34682).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Een tweede motie gaat over bodemdaling.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bodemdaling in veenweidegebieden een groot probleem is voor het klimaat, de natuur, landbouw, infrastructurele veiligheid en voor de constructieve veiligheid van gebouwen;

overwegende dat grootschalige aanpak van bodemdaling nog uitblijft en dat veel pilots blijven hangen in experimenteerfases;

overwegende dat de schade die door bodemdaling wordt veroorzaakt grote financiële impact heeft;

verzoekt de regering om via de NOVI, bijvoorbeeld via het opzetten van grondbanken als gebiedsinstrument en door een concrete koppeling te maken met het Hoofdlijnen Programma Natuur, de aanpak van bodemdaling te versnellen, en de Kamer over de uitwerking hiervan in het eerste kwartaal van 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (34682).

Neemt u de moties mee, mevrouw Bromet, en geeft u ze aan de griffier mee? Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heb ik aangegeven dat D66 zich zorgen maakt over de balans tussen beschermen en benutten. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het versterken van de omgevingskwaliteit met oog voor natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid in de NOVI centraal staat;

overwegende dat de beleidsdoelen op het gebied van natuur en milieu nu onvoldoende in uniforme, transparante en meetbare doelen en streefwaarden zijn uitgewerkt, en deze in bijvoorbeeld het Deltaprogramma 2021 en het concept Nationaal Waterplan 2022-2027 niet worden meegenomen en meegewogen;

overwegende dat dit het risico geeft dat deze beleidsdoelen in de praktijk onvoldoende worden meegenomen en gewogen in beslissingen over onze ruimtelijke omgeving en de balans tussen beschermen en benutten verkeerd uitslaat;

verzoekt de regering om de beleidsdoelstellingen voor natuur en milieu uit te werken naar streefwaarden, zodat deze als omgevingswaarde leidend kunnen zijn in overwegingen;

roept de regering op om op korte termijn voor natuur en biodiversiteit de beleidsdoelstelling uniform uit te werken naar streefwaarden, zodat deze als omgevingswaarde sturend kunnen zijn in alle onder de NOVI gerangschikte planfiguren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (34682).

Dank u wel, mevrouw Van Eijs. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Otterloo namens 50PLUS.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Helaas heeft het bij het algemeen overleg ontbroken aan een tweede termijn. Volgens mij spreek ik namens de collega's als ik zeg dat ons dat zeer spijt. We zijn dus gedwongen het samen te voegen in dit VAO. Mijn motie spreekt ook een beetje in die geest: je moet je aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden en daar flexibel mee omgaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het feit dat de Nationale Omgevingsvisie de basis moet leggen voor een betrouwbare overheid;

overwegende het feit dat de NOVI ziet op grote maatschappelijke issues, zoals de energietransitie en de woningmarkt, en alle bestuurslagen aangaat;

overwegende het feit dat, teneinde deze grote opgaven succesvol op te pakken, eendrachtigheid tussen de verschillende overheden noodzakelijk is;

verzoekt de regering te borgen dat flexibiliteit, samenwerking en oplossingsgerichtheid de uitgangspunten zijn en blijven voor de activiteiten gelieerd aan de NOVI, en daarin op zo gelijkwaardig mogelijke basis en zo nodig niet moet schromen om de regierol of een doorzettingsmacht op zich te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Otterloo. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (34682).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee korte moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de algemeen onderkende belangen van de kwaliteit van het landschap een essentieel onderdeel is van de fysieke leefomgeving;

overwegende dat tot nu toe concrete garanties ontbreken dat die kwaliteit daadwerkelijk wordt aangehouden, ondanks het principe dat integraal beleid het uitgangspunt is en de ontwikkeling van een aanvalsplan versterking landschappelijke identiteit;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat het aanvalsplan versterking landschappelijke identiteit via landschapselementen wordt opgenomen in het omgevingsbeleid, en te borgen dat de uitwerking van het plan wordt toegepast in de landelijke en decentrale instrumenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (34682).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet aangeeft dat een milieueffectrapportage bij bepaalde Regionale Energiestrategieën van toegevoegde waarde kan zijn en dat bij een aantal RES'en hier al voor wordt gekozen;

overwegende dat bij de besluitvorming rondom RES'en het van belang is milieueffecten tijdig in kaart te hebben en mee te laten wegen in de afweging;

verzoekt de regering met nadruk een MER-plan te adviseren wanneer de RES zich daarvoor leent en dit ook als instructie aan het Nationaal Programma RES mee te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (34682).

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De vraag is hoe wij een aantal cruciale belangen goed gaan borgen in het toekomstige systeem van de Omgevingswet, de algemene maatregelen van bestuur en de besluiten die daarop gebaseerd gaan worden. Ik realiseer mij heel goed dat je niet alles helemaal tot in detail kunt dichtregelen. Soms kun je ook via een motiveringsplicht toch een explicietere weging van belangen bevorderen, en daarom de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering op grond van de Omgevingswet een instructieregel uit te vaardigen die bepaalt dat gemeenten en provincies in de toelichting van het omgevingsplan motiveren hoe de drie principes van de NOVI:

  • -combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;

  • -kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal;

  • -afwenteling voorkomen;

als leidende principes zijn toegepast, gewogen en geborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (34682).

De heer Moorlag (PvdA):

De tweede motie ziet op het belang van het beschermen van drinkwater.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering op grond van de Omgevingswet een instructieregel uit te vaardigen die bepaalt dat gemeenten en provincies in de toelichting van het omgevingsplan motiveren hoe behoud en verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater is gewogen en geborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (34682).

Dank u wel ... O, u wou wat zeggen.

De heer Moorlag (PvdA):

Nog een enkele opmerking. Ik was voornemens om een motie in te dienen over de RIA's, de regionale investeringsagenda's. Dat zie ik als een buitengewoon krachtig instrument waarin publieke en private partijen hun investeringen en hun ontwikkel- en realisatiekracht kunnen bundelen. De heer Terpstra heeft daar een motie over ingediend, dus ik zal mijn motie niet indienen. Maar ik zou graag als mede-indiener van die motie fungeren om daarmee te onderstrepen dat het introduceren van het instrument RIA's van grote betekenis is.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de minister. Vijf minuten schorsen? Dat is prima. Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Ollongren:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal meteen beginnen met de moties, te beginnen met de motie op stuk nr. 57, die gaat over buisleidingen. Ik ga niet zo veel tijd nemen bij de andere moties, maar bij deze motie wel, omdat er bij de interruptiemicrofoon al vragen over werden gesteld. Wat deze motie volgens mij beoogt is om, afhankelijk van de uitslag van het haalbaarheidsonderzoek, te zeggen: we maken met wat er nu voorligt niks onmogelijk. Er worden geen alternatieven bij voorbaat onmogelijk gemaakt. Destijds — dat was toen de heer Smeulders van GroenLinks — ging het om de spanning die er zat tussen de reservering van een bepaald tracé en de woningbouw die niet zou kunnen worden gerealiseerd ten gevolge van die reservering. Inmiddels zijn we wat verder en weten we dat de woningbouw gewoon doorgaat. Dat is dus heel goed nieuws, en dat is ook heel belangrijk. Verder weten we dat er een haalbaarheidsonderzoek wordt gedaan, waarvan de uitkomst ertoe zou kunnen leiden — dat is nog geen besluit, want we hebben die uitkomst nog niet — dat het mogelijk is om wel met dat buisleidingentraject verder te gaan. Ik heb de motie zo begrepen — maar ik kijk even naar de indiener — dat hier eigenlijk staat: zorg ervoor dat er nu niets onmogelijk wordt gemaakt, want dat haalbaarheidsonderzoek is immers aan de gang. Op basis daarvan leek het mij mogelijk om hier oordeel Kamer te geven. Want je loopt eigenlijk nergens op vooruit. Je zegt: als het haalbaarheidsonderzoek die mogelijkheid zou bieden, dan willen we graag dat die mogelijkheid kan worden opgenomen. Dat begrijp ik, en om die reden zou ik graag, met deze uitleg, het oordeel aan de Kamer willen laten.

Dan de motie op stuk nr. 58, ook een motie van de VVD. Die houdt verband met de marktconsultatie die op dit moment wordt gehouden door het ministerie van EZK, dus door collega Wiebes. Wiebes heeft aan de Kamer toegezegd om de Kamer daar in het voorjaar over te informeren. Ik zou de indiener willen vragen, en ik hoop dat zij daarin wil bewilligen, of zij de motie wil aanhouden tot het moment dat er meer bekend is over de marktconsultatie van collega Wiebes.

Mevrouw Regterschot (VVD):

De vraag is of dit in de eerste voortgangsbrief van de NOVI kan worden opgenomen. Ik weet niet precies wanneer die brief gepland is, maar als die daarna gepland is zou er een eerste voorschot genomen kunnen worden op wat er daarna mogelijk wordt gemaakt in de NOVI.

Minister Ollongren:

Dat begrijp ik, maar als het mag zou ik toch willen zeggen dat er dan wel een voorschot wordt genomen op de uitkomst van een onderzoek. De marktconsultatie kan natuurlijk tot verschillende conclusies leiden: dit is kansrijk, mits, of dit wordt niks. In dat geval is het natuurlijk gek om, zoals in deze motie staat, om een energiemix met meer kernenergie te vragen. Dat is, los van de wenselijkheid, maar gewoon gelet op de inhoud — we weten niet of die marktconsultatie reden geeft om hier hoopvol over te zijn of juist niet — waarom ik het niet logisch vind om daarop vooruit te lopen, zodat het echt mijn voorkeur heeft om de motie nog even aan te houden.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Ik heb de beargumentering gehoord, en wil me nog even beraden op de vraag of ik de motie zal aanhouden of niet.

De voorzitter:

Goed. Daar heeft u alle tijd voor, want we gaan er volgende week dinsdag over stemmen.

Minister Ollongren:

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 59, een motie van …

De voorzitter:

Wat is het oordeel over de motie?

Minister Ollongren:

Ik dacht even dat u niet zat op te letten, maar dat is natuurlijk nooit het geval.

De voorzitter:

En anders weten de Kamerleden het wel.

Minister Ollongren:

Zo is het. Nogmaals, ik hoop heel erg dat de afweging leidt tot aanhouden. Mocht dat niet het geval zijn, dan kan ik denk ik niet anders doen dan de motie op dit moment te ontraden. Dat doe ik overigens met frisse tegenzin, omdat dit niet het moment is om dat oordeel uit te spreken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Ollongren:

Dan de motie-Van Gerven op stuk nr. 59, die gaat over de fietsinfrastructuur. Ik vind het een heel belangrijk onderdeel van het geheel wat we doen aan infrastructuur. Het is ook benoemd in de NOVI. Het is een onderdeel van het geheel als resultaatverantwoordelijkheid, maar wij gaan als Rijk helemaal niet over de aanleg, het beheer en het onderhoud van deze netwerken. We hebben ook in het besluit over de kwaliteit van de leefomgeving instructieregels opgenomen. Het maakt er dus wel onderdeel van uit, maar deze motie gaat eigenlijk een stuk verder en om die reden moet ik haar toch ontraden.

Dat geldt ook voor de motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 60. Die motie vraagt hoe we collectieve initiatieven voor duurzame energie een grotere kans kunnen geven. Ik vind dat heel sympathiek, maar we hebben eind november nog een AO over klimaat en energie en dan komen tal van dit soort vraagstukken aan de orde. Het lijkt me eigenlijk een beter moment om daarna een oordeel over deze motie te geven dan nu, dus wellicht wil de heer Van Gerven haar aanhouden.

De heer Van Gerven (SP):

Op dat laatste zal ik mij beraden, maar ik wil het nog even hebben over mijn eerste motie, de motie op stuk nr. 59. De Kamer heeft in meerderheid via de motie-Ronnes cum suis uitgesproken een soort systeemverantwoordelijkheid voor de wandel- en fietspaden te willen beleggen bij de landelijke overheid. Beluister ik de minister goed dat zij die motie naast zich neer wil leggen?

Minister Ollongren:

Nee, gelukkig niet, zou ik tegen de heer Van Gerven willen zeggen. Ik benadruk echt dat het een onderdeel is van de systeemverantwoordelijkheid maar niet van de resultaatverantwoordelijkheid, om maar even in het jargon te blijven. Ik doe dus niets af aan het belang ervan — dat onderschrijft het kabinet echt — maar ik wil wel de verantwoordelijkheden laten waar ze liggen. Hetzelfde geldt overigens voor de investering. Het kabinet investeert hier wel degelijk in, maar de motie roept op tot verdere financiering en cofinanciering. Via de NOVI kan ik niet vooruitlopen op dat soort investeringsbeslissingen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat natuurlijk ook om het resultaat. We hebben, net als bij de decentralisatie van de natuur naar de provincies, gezien dat het kan leiden tot spanningen en tot geen goede afstemming in overgangsgebieden tussen provincies. Zou het niet toch wenselijk zijn om dit wel te doen?

Minister Ollongren:

Ik spreek natuurlijk ook mede namens mijn collega van IenW. Wij zeggen dat we die resultaatverantwoordelijkheid voor fiets- en wandelnetwerken willen laten waar die ligt. Die willen we niet gelijktrekken met bijvoorbeeld het hoofdwegennet, het hoofdrailnet of het hoofdvaarwegennet. We zijn wel voor het resultaat op dit gebied, maar zonder een verschuiving van de verantwoordelijkheden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Ollongren:

De motie op stuk nr. 60 heb ik gehad.

De voorzitter:

Uw oordeel was?

Minister Ollongren:

Dat was aanhouden en dat ging de heer Van Gerven ook doen, dacht ik.

De voorzitter:

En anders?

Minister Ollongren:

Het is een onderzoeksmotie. Ik hoop heel erg dat hij haar aanhoudt, vanwege de inhoudelijke verbinding, maar ik probeer bij onderzoeksmoties altijd oordeel Kamer te geven. Maar nogmaals, ik dacht dat ik de heer Van Gerven zag aangeven dat het wel kon.

Dan de motie op stuk nr. 61 van het CDA over de woningbouw. Mag ik dit moment benutten om te zeggen dat we vorig jaar een bouwrecord hebben gebroken? We hebben 84.000 nieuwe woningen gebouwd in 2019. Dat is toch hartstikke mooi. Dat geeft ook aan dat de woningbouw voor dit kabinet en voor mij een topprioriteit is en dat we dat omzetten in actie. Ik ben heel blij met de voortdurende aandacht vanuit het CDA voor dit onderwerp. Ik heb in het AO ook al geprobeerd te zeggen dat het realiseren van voldoende woningen niet alleen een topprioriteit is voor dit kabinet, maar dat we ook weten dat we dat voor langere tijd met elkaar zullen moeten volhouden. We investeren daar vanuit het ministerie van BZK enorm in. Dat gebeurt trouwens ook vanuit andere begrotingen. Ik ben echt bereid om deze inzet, in samenwerking met al die andere onderwerpen die in de NOVI staan, ook steeds in de uitvoeringsagenda bovenaan te zetten. Ik wil hier echt heel graag prioriteit aan geven, ook in het kader van de NOVI. Als ik de motie zo mag lezen, dus dat ik het in die context blijf benadrukken, laat ik het oordeel graag aan de Kamer.

De heer Terpstra (CDA):

Dank voor de reactie van de minister. Het klopt dat er vorig jaar volop is gebouwd. Dat is heel goed; complimenten daarvoor. Dat is ook nodig, maar we zien dat de productie volgend jaar en het jaar daarop weer terugvalt. Ik vind het toch wel belangrijk dat in de nieuwe NOVI, dus de ruimtelijke agenda voor de aankomende jaren, boven de vier reeds genoemde prioriteiten, komt te staan dat woningbouw topprioriteit heeft. Dus ik geloof de intentie van de minister, maar ik wil ook echt dat ze het zwart-op-wit in die NOVI opschrijft. Is de minister daartoe bereid? Want dat is waartoe de motie oproept.

Minister Ollongren:

Ja, ik zal in de volgende voortgangsbrief nog explicieter benoemen dan ik tot nu toe heb gedaan dat woningbouw topprioriteit heeft, ook in het kader van de NOVI. Ik zou tegen de heer Terpstra willen zeggen: het is helaas waar dat we dit jaar en volgend jaar wat problemen zien in de woningbouw, maar dat komt natuurlijk door een aantal zaken die we kennen, zoals de stikstofproblematiek en daarmee samenhangend de vergunningverlening. We doen er natuurlijk alles aan om dat weer te corrigeren. Het verschil tussen de programma's voor de woningbouw en de NOVI is dat we voor de woningbouw naar de komende tien jaar kijken. Dat is de tijd die we hebben om in te halen wat we moeten inhalen. De NOVI kijkt natuurlijk nog veel verder vooruit. Mijn doel zou zijn dat het probleem van de woningbouw in de komende tien jaar wordt opgelost.

De motie op stuk nr. 62 is ook van het CDA en gaat over bevolkingsgroei. Ik zou de heer Terpstra het volgende willen meegeven. De tweede fase van de zogenaamde Verkenning Bevolking 2050 loopt nog en daarin wordt een vertaling van de demografische scenario's naar de woningbehoefte gemaakt. De minister van SZW heeft de Kamer daarover geïnformeerd in een brief van 9 juli jongstleden. Naar verwachting wordt de tweede fase begin 2021 afgerond. Dan worden de resultaten aan de Tweede Kamer aangeboden. Om die reden zou ik de heer Terpstra willen suggereren om de motie aan te houden tot dat moment.

De voorzitter:

Eerst even kijken of de heer Terpstra daartoe bereid is.

De heer Terpstra (CDA):

Op zich kan ik de redenatielijn van de minister volgen, maar de motie roept op om dat voor 17 maart volgend jaar te betrekken. Mijns inziens hoeft dat elkaar niet per se te bijten. Als de tweede fase begin volgend jaar komt, zou het toch mogelijk moeten zijn om dat voor 17 maart te koppelen aan die NOVI. Misschien kan de minister daar nog even op reageren.

Minister Ollongren:

Dat klopt. Maar ik heb die gegevens wel nodig, zodat ik op basis van de resultaten kan bezien hoe deze het beste bij het vervolgtraject van de NOVI betrokken kunnen worden. Dat is dan wel de volgordelijkheid der dingen.

De voorzitter:

En als de heer Terpstra de motie niet aanhoudt?

Minister Ollongren:

In dat geval geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zie u verbaasd kijken, meneer Terpstra. Gaat u maar gauw zitten.

Minister Ollongren:

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 63 over de Regionale Investeringsagenda's. Het lijkt wel of ik over iedere motie in discussie moet, maar een deel van wat hier staat kan ik zonder meer onderschrijven, namelijk het eerste dictum van de motie: de Regionale Investeringsagenda's een centrale plaats in de uitvoering van de NOVI toe te kennen. Daar ben ik het zeer mee eens. Het tweede dictum is iets waarvan ik me afvraag of de indiener het eigenlijk wel zo bedoelt. De uitwerking van de NOVI-gebieden is namelijk nog niet zo ver dat we — dat geldt ook voor onze medeoverheden — ook kunnen overzien of dit een realistische voorwaarde is. Dus als je dat nu al opneemt, denk ik dat we daarmee onze medeoverheden in een moeilijke positie brengen. Ik zou meneer Terpstra en mevrouw Regterschot dus willen suggereren om even te volstaan met dat eerste punt. Dat vind ik een goed punt, en dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Maar het tweede punt vind ik op dit moment echt niet verstandig om te doen. Dus ik weet niet of de indieners genegen zouden zijn om dat tweede dictum voor nu te schrappen.

De voorzitter:

Heel kort, de heer Terpstra.

De heer Terpstra (CDA):

Ik ben nog niet zo lang Kamerlid ...

De voorzitter:

Nou.

De heer Terpstra (CDA):

... maar ik vind het altijd mooi als de minister aangeeft: bedoelt meneer Terpstra dit wel in de motie? Dit bedoelen wij zeker, want een punt van discussie bij het debat was ook de concretisering van die uitvoeringsagenda, met name ten aanzien van die NOVI-gebieden. Ik zie het echt als een concretiseringsslag om de RIA's te koppelen aan die NOVI-gebieden, want zo weten gemeenten in mijn optiek juist waar zij aan toe zijn. Ik zou het tweede gedeelte van het dictum dus graag laten staan.

De voorzitter:

Oké.

Minister Ollongren:

Dan ben ik blij dat ik bij de motie op stuk nr. 62 van de heer Terpstra zo coulant was, want ik vrees dat ik deze motie op stuk nr. 63 ga ontraden. Ik geef echt iedereen mee om ervoor op te passen dat we onze medeoverheden met een onmogelijke opgave opzadelen. We hebben al criteria, we hebben afspraken gemaakt en we zien de toegevoegde waarde van de RIA's. Maar als je de RIA's nu als voorwaarde stelt, maken we het elkaar heel erg moeilijk.

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder.

Minister Ollongren:

We zijn bij de motie op stuk nr. 64, van mevrouw Bromet van GroenLinks, die gaat over het opslaan van afval van kernenergie. De NOVI gaat over heel veel. Ik begrijp best dat GroenLinks met dit punt komt, maar dit is echt iets wat u moet indienen bij een debat met collega Wiebes. Ik vind het heel ver gaan voor mij nu om hier een oordeel over uit te spreken. Ik hoop heel erg dat mevrouw Bromet zegt: ik houd de motie aan. Dan is er misschien een geschikter moment in een debat met Wiebes.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat lijkt me heel vreemd, want ik denk dat niemand zit te wachten op een opslag van kernafval in zijn achtertuin. De NOVI lijkt me bij uitstek de plek om het in op te nemen.

Minister Ollongren:

Dat u daar iets van vindt en dat dat misschien uiteindelijk in de NOVI en in onze ruimtelijkeordeningsplanning een plek krijgt, vind ik helemaal niet gek. Maar net zoals ik niet vooruit wil lopen op de marktverkenning die door het ministerie van EZK wordt gedaan, wil ik er ook niet op vooruitlopen dat er überhaupt een nieuwe kerncentrale komt en wat er vervolgens met het afval zou moeten gebeuren. Ik vind dat hiermee toch een groot aantal stappen wordt overgeslagen, alsof het kabinet hiermee zou uitspreken dat er inderdaad nieuwe kerncentrales komen. Ik was niet van plan dat hier te doen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat vind ik een goed verhaal. Daarom heb ik ook het woord "zouden" in de motie opgenomen. Ik zou de motie zo willen uitleggen dat in het geval dat er kerncentrales in de NOVI komen, er ook een opslag in genoteerd moet worden.

Minister Ollongren:

Ik ben blij dat mevrouw Bromet dat zo uitlegt. Tegelijkertijd zijn we het blijkbaar eens dat er nog nergens een voorstel ligt om tot nieuwe kerncentrales te komen. Ik vind de motie in deze fase en in deze context niet erg logisch. Zonder me verder uit te spreken over de inhoud, zou ik de motie om die procesmatige reden willen ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 65.

Minister Ollongren:

De motie op stuk nr. 64 gaat over …

De voorzitter:

65.

Minister Ollongren:

Sorry, stuk nr. 65. Excuus. De motie op stuk nr. 65 is ook van mevrouw Bromet. Deze gaat over bodemdaling en spreekt uit dat we de aanpak zouden moeten versnellen. Ik zou me kunnen voorstellen dat dit wordt gedaan in onder andere het NOVI-gebied het Groene Hart. Ik snap de urgentie van het probleem en het punt en geef de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer hè, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ja, dat weet ik, maar het gaat expliciet niet om alleen het Groene Hart. Een derde van Nederland bestaat uit veengebied, dus het gaat over álle veengebieden in Nederland.

Minister Ollongren:

Ik zei, als u heel goed had geluisterd, "bijvoorbeeld". Misschien slikte ik het een beetje in, maar dat was wel mijn bedoeling.

De motie op stuk nr. 66 van mevrouw Van Eijs gaat over biodiversiteit. We hebben al heel veel meetbare doelen hierin geborgd over natuur, geluid, geur, bodemkwaliteit. Daar zijn ook andere wetten voor. Om toch een positief oordeel over de motie te kunnen geven, doe ik de volgende suggestie aan mevrouw Van Eijs. Als mevrouw Van Eijs het goed vindt om "verzoekt de regering om de beleidsdoelstellingen voor natuur en milieu uit te werken naar streefwaarden" te veranderen in "verzoekt de regering om te onderzoeken of", dan wordt het een onderzoeksmotie met een hele positieve grondhouding van mijn kant. Dan wordt de motie uitvoerbaar en krijgt deze oordeel Kamer.

De voorzitter:

Nou, mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik ga het overwegen.

Minister Ollongren:

Heel fijn.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs gaat het overwegen.

Minister Ollongren:

Dan de motie op stuk nr. 67 is van de heer Van Otterloo. Er staan allemaal mooie woorden in, zoals "flexibiliteit", "samenwerken", "oplossingsgericht". Daar kan je bijna niet tegen zijn, dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

Kijk, zo kan het ook.

Minister Ollongren:

Dan de motie op stuk nr. 68 van mevrouw Dik-Faber. Ik denk dat ik de motie kan uitvoeren in het kader van het nationaal programma ONS Landschap. Ik denk niet dat mevrouw Dik-Faber het echt bedoelt als een juridische borging. Dus als ik het zo mag uitleggen, geef ik de motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 69, ook van mevrouw Dik-Faber, gaat over de MER-plicht. Er staat ook het woord "adviseren" in. Ik lees het dus als een advies. Dat is niet verplichtend. Het is natuurlijk wel duidelijk dat het de wens is. Met die duiding geef ik graag het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 70, van de Partij van de Arbeid. Die vind ik wel wat complicerend. We proberen natuurlijk toch ook te letten op uitvoerbaarheid. Deze wens zou echt leiden tot verdere juridificering. Dat maakt het heel complex. Dus ik moet haar helaas ontraden.

De heer Moorlag (PvdA):

Dat die complicerend is, vind ik niet zo'n argument, want volgens mij staat in de functiebeschrijving van de minister dat het een uitdagende functie is. Dus ook de wat complexere vraagstukken mag deze minister …

De voorzitter:

Maar dat complicerende past ook een beetje bij u. Of niet?

De heer Moorlag (PvdA):

Ik heb het hier heel simpel gemaakt. Het gaat juist niet om juridificeren. Het gaat om het opnemen en het toelichten van het bestemmingsplan, om een motiveringsplicht. Het gaat niet om gedetailleerd materieel regelen. Dus ik snap niet dat de minister dit ontraadt. Volgens mij zijn het twee heel bescheiden moties, vanuit de constructieve oppositie. Ik vind dat de minister hier wel heel veel koudwatervrees vertoont. Ik hoop dat ze de lenigheid opbrengt om haar oordeel te herzien.

Minister Ollongren:

Nou ja, ik probeer partijen inderdaad altijd constructief te bejegenen. Ik vind u allemaal heel erg constructief. Desalniettemin heb ik zelfs moties van coalitiepartijen ontraden. Dus ik benader het echt helemaal vanuit de inhoud, met in mijn achterhoofd dat dit gaat over al onze medeoverheden. We proberen toch in een best complex geheel een werkbaar systeem te maken. Ik kan dit toch niet anders lezen dan als extra administratieve lasten, die het toch ingewikkelder maken om datgene wat we met z'n allen bedacht hebben, uit te voeren. Ik waardeer dat de heer Moorlag het echt probeert, maar ik kan het niet anders lezen en daarom moet ik toch zeggen: liever niet.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 71.

Minister Ollongren:

De motie op stuk nr. 71 is de laatste. Dat is ook weer een extra verplichting voor gemeenten en provincies. De heer Moorlag zal niet blij met mij zijn. Althans, tenzij hij mij nu gaat zeggen dat het voldoende is als ik dit nog eens extra onder de aandacht breng van de medeoverheden. Daar ben ik wel toe bereid. Ik ga nu toch proberen de heer Moorlag tegemoet te komen.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik zie het niet als een extra verplichting, want een toelichting op het omgevingsplan moet sowieso geschreven worden. Het kan volgens mij geen kwaad om expliciet aandacht te besteden aan die cruciale belangen. Als de minister zegt dat zij eerst met de medeoverheden wil overleggen, wat uit het oogpunt van de goede bestuurlijke verhoudingen goed is, ben ik bereid om die moties aan te houden. Maar dan moet de minister mij wel toezeggen dat in de voortgangsbrief wordt meegenomen in hoeverre zo'n motiveringsplicht wel of niet geïntroduceerd kan worden.

Minister Ollongren:

Nou, het lijkt wel een markt vanochtend, maar laten we dat dan maar doen, zeg ik tegen de heer Moorlag.

De voorzitter:

Goed, dank u wel. Dan is bij dezen de motie op stuk nr. 71, neem ik aan, meneer Moorlag … Klopt dat? Ja.

Op verzoek van de heer Moorlag stel ik voor zijn motie (34682, nr. 71) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan is dat het geval. Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Voor nu schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken. O, meneer Moorlag?

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter, dat geldt voor beide moties.

De voorzitter:

O, beide moties.

De heer Moorlag (PvdA):

In mijn reactie ging ik ook uit van beide moties.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Moorlag stel ik voor zijn motie (34682, nr. 70) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dan schors ik nu echt de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven