Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 66, item 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 66, item 15 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling ( 34516 ).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties welkom. In dit debat zullen twee leden hun maidenspeech houden: de heer Koopmans en mevrouw Van Engelshoven. Wij zullen na iedere maidenspeech gelegenheid geven tot het feliciteren van degenen die hun maidenspeech hebben gehouden. Ik hoor zojuist dat de heer Van Raak aanbiedt dat mevrouw Van Engelshoven als tweede spreker optreedt. Dan kunnen we na beide maidenspeeches de felicitaties in één keer doen.
Als eerste geef ik het woord aan de heer Koopmans namens de fractie van de VVD voor zijn maidenspeech.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter. Wie bent u? Wie ben ik? Wie zijn wij hier in de Kamer? Wat doen we allemaal hier? En waarom doen we het? Dat zijn de vragen die ik wil beantwoorden. We zijn vandaag samen in debat over het toevoegen van een openingszin aan de Grondwet. Zo'n algemene bepaling moet uitleggen hoe ons land werkt. Daarvoor moeten we eerst even bij onszelf te rade gaan.
Voorzitter, wie bent u, behalve een zeer gewaardeerde collega? U staat samen met uw, door mij zeer geliefde, collega van de Eerste Kamer op de rotonde van het politieke verkeer. Alles wat wij hier doen, is eerst tot u gericht en pas daarna tot anderen. Daarmee bent u een centrale hoeder van de democratie. U ziet toe op de regels van de politieke strijd. Die regels zijn essentieel. Zij vinden hun basis in de Grondwet. U bent daarom niet alleen een geweldige collega, maar ook een verpersoonlijking van de democratische rechtsstaat.
Voorzitter, wie ben ik dan? Ik ben een gewone jongen uit Hoofddorp, die het geluk had om geholpen te worden door een hoogleraar mensenrechten, professor Schermers. Hij streed tegen nivellering in het onderwijs en wilde iedereen, ongeacht afkomst, een kans geven. Dankzij hem werd ik internationaal jurist. Ik ken dus de regels van het recht. Maar ik weet ook dat regels er niet zijn zonder leven, zonder inspraak, zonder saamhorigheid en zonder vertrouwen. Ik werkte mee aan de grondwet van het nieuwe Kosovo en ik zag Zuid-Sudan van nabij geboren worden. Ik onderhandelde voor vrede in verscheurde gebieden, zoals Oekraïne en Syrië. Ik heb daardoor de les geleerd dat een staat niet kan leven van juridische teksten. De grondwetten in veel conflictgebieden zijn heel fraai geschreven. Ze zijn zo mooi, maar wat meestal mist, zijn de geleefde realiteit, de erkenning dat mensen vrij moeten zijn, het duidelijke geloof in de democratische rechtsstaat en het vertrouwen in elkaar en in de staat.
En voorzitter, dan kom ik bij de vraag: wat doen wij allemaal hier in deze Kamer? Ik zou willen antwoorden: een bijdrage leveren aan de grondrechten en de democratische rechtsstaat. In dit parlement weten wij ook — wij allemaal hier aanwezig — uit persoonlijke ervaring hoe belangrijk grondrechten en de democratische rechtsstaat zijn. Alle leden hier aanwezig hebben op hun eigen persoonlijke wijze hiervoor gestreden. Daar vertrouw ik op. Dat weet ik.
De kern van de democratische rechtsstaat is vertrouwen, vertrouwen dat de rechten van meerderheden en van minderheden worden gerespecteerd, dat instituties meer zijn dan de mensen die ze tijdelijk bevolken, zoals wij, en dat de democratische rechtsregels leven in de hoofden en in de harten van mensen. In vergelijking met alle conflictgebieden waarin ik werkte, is Nederland natuurlijk een fantastisch land vol vertrouwen. In mijn eigen Haarlemmermeer wonen de mensen 7 meter onder zeeniveau en toch vertrouwt iedereen daar er volkomen op dat de overheid ons boven water houdt. Dat komt omdat Nederland een land is van respect en overleg, een waardengemeenschap van individuele rechten. Al in de Eerste Vrije Statenvergadering van 1572 spraken onze verre voorgangers niet alleen over de Spaanse onderdrukking en over inspraak, maar proclameerden zij ook de vrijheid van religie. Dat toont vertrouwen.
Maar toch zijn er ernstige zorgen over het vertrouwen in ons land. Mensen maken zich er zorgen over dat Nederland niet meer Nederland blijft, dat massale migratie onze wateren verwatert, dat terrorisme ons uiteenrijt, dat vrijheid van meningsuiting onmogelijk wordt, dat we niet meer veilig zijn om van een vrij leven te genieten en dat iedereen digitaal wordt bespied, zelfs door vreemde staten en ook door burgers en bedrijven. Nederlanders maken zich zorgen over de vraag of hun rechten, hun grondrechten en hun democratische rechtsstaat in een veranderde wereld nog wel kunnen blijven bestaan. Ze maken zich zorgen over de vraag of Nederland nog wel Nederland blijft.
De VVD wil dat Nederland Nederland blijft. Wij staan sterk voor het gelijkwaardigheidsbeginsel. Wij staan sterk voor persoonlijke vrijheden. Wij zijn hard tegen terroristen en tegen extremisten. Wij werken aan veiligheid, tegen massa-immigratie en aan het verwelkomen en snel integreren van degenen die wel hier mogen zijn. Wij eisen van nieuwkomers dan ook dat zij onze waarden en onze Grondwet omarmen. Dan is het wel nuttig dat wij in één zin duidelijk maken waar de Grondwet voor staat.
Het is waar, onze Grondwet spreekt voor zich. Hij doet wat hij zegt, maar het is allemaal nogal technisch juridisch. Onze Grondwet zegt nergens expliciet waar hij voor staat. Als hij dat wel zou doen, dan wordt het ook gemakkelijker voor het parlement, voor ons, om nieuwe wetten te toetsen aan de Grondwet. Als wij toevoegen dat de Grondwet de grondrechten en de democratische rechtsstaat waarborgt, kunnen wij voortaan nieuwe wetsvoorstellen tegen dat felle licht houden. Daarom steunen wij het toevoegen van een korte openingszin, een algemene bepaling, aan de Grondwet. Het is niet noodzakelijk maar wel wenselijk.
In ons land is het goed om veranderingen bewust een plaats te geven, maar dat moet dan wel op een manier die het goede versterkt en niet op een manier die twijfels oproept over wat er al is. Zo is het met nieuwkomers en zo is het ook met een nieuwe bepaling in de Grondwet. De VVD wil dan ook alleen een openingszin die gaat over wat de Grondwet doet. Zij wil geen juridisch bindende tekst over hoe Nederland is. Nederland is Nederland. Wij hebben geen identiteitscrisis. Wij weten en wij voelen wat Nederland is en dat is niet te vatten in een grondwetsartikel.
De algemene bepaling moet daarom uitsluitend gaan over wat de Grondwet doet. Zij moet sober zijn zoals de Grondwet is. Hoewel de VVD erg hecht aan het kerstfeest, mag de algemene bepaling geen boom worden waarin iedere politieke partij zijn eigen kerstbal gaat ophangen.
Op mijn persoonlijke tocht van de woestijn naar deze Kamer was mijn dierbare vriend de heer Ten Broeke een onmisbare gids. Ik hoop dat zijn realistische buitenlandse politiek ook een gids kan zijn voor ons beleid inzake de Grondwet. Laten wij bescheiden zijn in onze doelstellingen, maar assertief met onze middelen. Laten wij uit overtuiging doen wat werkt en dat met overtuiging.
Ik heb een amendement ingediend. De regering stelt als algemene bepaling voor: De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten. Mijn amendement stelt daarentegen voor: De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Hiermee beoog ik ten opzichte van het regeringsvoorstel:
1. De volgorde van de Grondwet aan te houden; eerst de grondrechten en dan de democratische rechtsstaat;
2. Aan te geven dat de grondrechten niet achtergesteld zijn aan de democratie en dat de grondrechten op die manier dus niet ten gronde kunnen worden gericht;
3. De voorstellen van de regering, de staatscommissie en anderen te verzoenen door niet apart te spreken over de democratie en de rechtsstaat, maar over de democratische rechtsstaat. De democratische rechtsstaat is meer dan de som der delen.
Tot slot de vraag: waarom doen wij dit allemaal. Mijn antwoord: omdat wij allemaal, hier en daarbuiten, geloven in de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Omdat wij elkaar respecteren. Omdat wij, ook als wij het niet met elkaar eens zijn, elkaar respecteren en elkaar het beste wensen. Omdat wij samen elkaar vertrouwen. Omdat wij vertrouwen hebben in Nederland en dat wij dat vertrouwen in Nederland samen willen versterken. En omdat wij allemaal op onze eigen manier willen dat de Grondwet zegt: Nederland moet Nederland blijven.
Voorzitter, en, via u, iedereen: dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel voor uw maidenspeech en van harte gefeliciteerd daarmee. Voordat ik schors voor de felicitaties, geef ik eerst het woord aan mevrouw Van Engelshoven namens D66 voor haar maidenspeech.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Voorzitter. Zo'n eerste keer het woord voeren vanaf dit spreekgestoelte is toch bijzonder en vraagt bij jezelf om enige overdenking. Wat is dan toch die eerste boodschap die je wilt meegeven? Op het Haagse stadhuis werd ik nogal eens gekarakteriseerd als bedachtzaam; iets minder van de makkelijke oneliner en iets meer van de goed doordachte woorden. Ik hoop dat in dit huis vol te houden, omdat ik vind dat in onze samenleving woorden betekenis hebben, zeker als zij door politici worden gebruikt, en daarom dus altijd met zorg gekozen moeten worden. Wat dat betreft val ik met dit wetsvoorstel met mijn neus in de boter, want de discussie gaat vandaag juist over de vraag of bewoordingen goed gekozen zijn. Ik kom daar straks in mijn bijdrage op terug.
Onze Grondwet speelt een opvallend kleine rol in het dagelijks leven van de meeste Nederlanders. Ik kan mij de eerste keer dat ik mij bewust werd van de Grondwet en de betekenis daarvan in ons dagelijks leven nog goed herinneren. Ik groeide op in België en toen ik 18 werd, had ik daar lang genoeg gewoond om de Belgische nationaliteit te krijgen, maar dan moest ik de Nederlandse opgeven, op grond van de Wet op het Nederlanderschap, die een basis vindt in artikel 2 van de Grondwet. Dat heb ik toen maar niet gedaan, maar ik had graag beide gehad. Een jaar later studeerde ik in Nijmegen en verdiepte me in onze Grondwet en het staatsrecht. Het handboek van Van der Pot, bewerkt door Donner, siert nog steeds mijn boekenkast.
Feit blijft dat de meeste Nederlanders zich niet dagelijks bewust zijn van de Grondwet en zijn betekenis. Meer dan de helft van de Nederlanders kan niet benoemen wat in artikel 1 van de Grondwet staat. Een op de vijf Nederlanders heeft zelfs geen idee welk recht in dat artikel zou kunnen staan, terwijl dat artikel, over het gelijkheidsbeginsel, juist om symbolische redenen vooraan is gezet. Dan is er dus iets mis en moeten wij oplossingen zoeken. Zoals bekend ziet D66 daarbij heil in constitutionele toetsing. Niets maakt de Grondwet levendiger en relevanter dan er een beroep op kunnen doen in de strijd voor rechtvaardigheid en gelijkheid. Het is toch eigenlijk van de zotte dat wie nu wetgeving aanvecht, zich enkel kan beroepen op Europese wetten en niet op onze eigen Grondwet en dat discussies in ons parlement daarom vaker gaan over strijd van een wet met het EVRM dan met onze eigen Grondwet?
Een ander element in die afstand tot de Grondwet zit in de zware en langdurige wijzigingsprocedure. Zo zitten wij nog steeds met het telegraafgeheim. Maar als de Grondwet gemakkelijk te wijzigen zou zijn, welke waarborg biedt deze dan nog?
De discussie komt dan al snel op een preambule of een algemene bepaling. Opvallend genoeg benoemt de Grondwet niet het meest voor de hand liggende: dat Nederland een democratische rechtsstaat is. Waarom dat niet het geval is, dat weet ik eigenlijk niet, maar wellicht heeft de minister er historisch onderzoek naar gedaan. Ondertussen bestaat de behoefte om de Grondwet met een preambule of algemene bepaling in te leiden wel. De Staatscommissie Grondwet deed daar al in 2010 een voorstel voor. Aan de hand van de motie-Engels is de regering aan de slag gegaan.
Wonderlijk genoeg is daarbij de suggestie van de staatscommissie terzijde geschoven en is de regering zelf met een voorstel gekomen. De staatscommissie stelde voor op te nemen: Nederland is een democratische rechtsstaat. De staatscommissie stelde voor dit uit te werken met vervolgzinnen waarin werd vastgelegd dat de overheid de menselijke waardigheid, de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen eerbiedigt en waarborgt, en dat openbaar gezag alleen kan worden uitgeoefend krachtens de Grondwet of de wet.
De regering stelt als alternatief voor: de Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten. Waarom toch deze formulering? De Raad van State zag geen goede reden voor het niet volgen van de staatscommissie. Ik zie die vooralsnog ook niet. Deze formulering roept namelijk meer vragen dan antwoorden op. Allereerst, hoezo kan de Grondwet dit waarborgen? Vormen wij, alle 17 miljoen inwoners van Nederland, niet tezamen die democratische rechtsstaat? Bestaat een democratie niet alleen bij de gratie van haar democratische deelnemers, mensen die zich laten leiden door democratische principes en al dan niet gedwongen door het openbaar gezag, binnen de lijnen van de rechtsstaat blijven? Moet de normadressaat, de groep tot wie de algemene bepaling zich richt, dan niet groter zijn dan de Grondwetgever? Niet stellen dat de Grondwet het een en ander waarborgt, maar gewoonweg voor eenieder neerzetten dat Nederland een democratische rechtsstaat is.
Worden de Grondwet en onze democratische rechtsstaat er niet levendiger van wanneer iedereen, niet alleen regering en parlement, erbij betrokken is en zich betrokken kan voelen bij de opgave om Nederland een democratische rechtsstaat te laten zijn? Waarom zou in dat geval de waarborgfunctie van de Grondwet ontbreken, zoals de regering in de toelichtende stukken stelt? Is het stellen dat de overheid de grondrechten waarborgt en dus actief de Grondwet naleeft onvoldoende? Dat lijkt mij niet.
Als de minister zich echt zorgen maakt over de waarborgende rol van de Grondwet, kan daaruit dan worden afgeleid dat de regering het voorstel om een constitutionele toetsing mogelijk te maken, steunt? Meer dan een algemene bepaling in de Grondwet zou die pas echt de waarborgfunctie vergroten.
Dan kom ik op een ander element ter waarborging van de grondrechten, namelijk de voorwaarden voor inperking ervan. Mensenrechtenverdragen kiezen vaak voor inhoudelijke beperkingsgronden, noodzakelijk in een democratische samenleving en niet verdergaand dan noodzakelijk. Men kiest voor het lichtst beschikbare middel. Het EVRM is daar een mooi voorbeeld van. Onze Grondwet kiest een andere weg. Het belangrijkste vereiste is dat de beperking bij wet geschiedt. Is zo'n procedureel vereiste eigenlijk wel voldoende om in materiële, feitelijke zin grondrechten te waarborgen? Ik betwijfel of dit de democratische stresstest zou doorstaan.
Ik kom tot een afronding. Zoals u wellicht gezien hebt, heb ik een amendement ingediend om de aanbeveling van de staatscommissie in grote lijnen alsnog over te nemen. Daarmee geef ik uitvoering aan de al genoemde motie-Engels c.s., waarin werd verzocht om een algemene bepaling op te nemen die benadrukt dat Nederland een democratische rechtsstaat is, aangevuld met nadere voorschriften. Die motie werd destijds gesteund door de PVV, de Partij van de Arbeid, de ChristenUnie, de SP, GroenLinks, de Partij voor de Dieren en 50PLUS. Daarmee zou dus ook een meerderheid in deze Kamer kunnen ontstaan. Ik geef het de minister maar alvast mee.
Voorzitter, dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat de aanwezigen in de gelegenheid zijn om mevrouw Van Engelshoven en de heer Koopmans te feliciteren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Raak namens de fractie van de SP.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. De heer Koopmans en mevrouw Van Engelshoven wil ik van harte feliciteren. Je bent pas echt Kamerlid als je hier gestaan hebt. Dat hebben jullie nu gedaan, en dan ook nog over een onderwerp dat heel belangrijk is, namelijk wijziging van artikel 1 van de Grondwet. Nou, er zijn weleens maidenspeeches geweest over kleinere onderwerpen. Volgens mij hebben we ook te maken met twee vredestichters, mevrouw Van Engelshoven als karakter en mijnheer Koopmans zelfs als beroep. Dus ik zie uit naar de samenwerking in de toekomst.
Onze Grondwet is een rommelig document en ook een weinig samenhangend stuk dat de sporen draagt van een lange geschiedenis. De huidige Grondwet kent een aantal elementen van de Grondwetten van 1798, 1814 en 1848, bepalingen die in een andere tijd vaak op een heel andere wijze werden geïnterpreteerd, zoals de positie van de Koning die in 1848 nagenoeg almachtig was maar nu bijna geen enkele politieke rol meer speelt. En dat allemaal binnen de grenzen van nagenoeg dezelfde Grondwet.
Onze Grondwet is geen politiek programma, zoals in sommige andere landen, maar vooral een scheidsrechtersboekje, waarin de spelregels van onze democratie, onze rechtsstaat en onze grondrechten zijn vastgelegd. Omdat het een scheidsrechtersboekje is, hebben we ook geen voorwoord of preambule, waar in andere landen soms gedeelde waarden worden vastgelegd, omdat die waarden juist aanleiding geven tot politieke tegenstellingen, omdat partijen er nu eenmaal anders over denken of omdat ze zo algemeen zijn geformuleerd dat iedereen het ermee eens is maar ze eigenlijk geen zeggenschap meer hebben.
Vandaag bespreken we een voorstel om aan de Grondwet een algemene bepaling toe te voegen waarin we stellen dat de Grondwet voortaan de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten waarborgt. Dat klinkt bijzonder sympathiek maar toch is het ook wel weer opmerkelijk omdat de Grondwet dit natuurlijk allang doet. Hoofdstuk 1 heeft zelfs als titel Grondrechten. De hoofdstukken 2, 3 en 4 gaan over de democratie en de hoofdstukken 5, 6, 7 en 8 over de rechtsstaat, maar eigenlijk gaan alle bepalingen van de Grondwet over de democratie, over de rechtsstaat en over de grondrechten. Kan de minister dan ook aangeven wat deze algemene bepaling precies gaat toevoegen?
Als je de memorie van toelichting leest, zie je wel dat ze er op het ministerie niet zo heel veel zin in hadden. Ik vind het een warrig en ongeïnspireerd stuk dat ik van de minister heb ontvangen. Ik moet ook eerlijk zeggen: dit heeft de minister natuurlijk niet allemaal zelf bedacht. Dit is een opdracht geweest aan de minister vanuit de Eerste Kamer. Die wilde al voor 1 oktober 2012 een voorstel. Ik vraag dan ook aan de minister waarom we dit voorstel van grondwetswijziging nu behandelen, zo vlak na de verkiezingen, zodat de tweede lezing pas weer na de volgende verkiezingen kan volgen.
De minister stelt dat deze algemene bepaling in de Grondwet toch van belang is omdat zij een normatief karakter zou hebben. Maar waarom zou deze bepaling meer normatief zijn dan de andere bepalingen over de democratie, rechtsstaat en grondrechten? De minister zegt zelf ook dat de bepalingen — ik citeer — "wellicht overvloedig lijken", maar dat ze verwijzen naar de bepalingen over democratie, rechtsstaat en grondrechten die vervolgens in de Grondwet aan bod komen. Dat bevestigt volgens mij slechts hun overvloedig zijn. Of ziet de minister dat anders?
De vraag is ook voor wie die algemene bepaling normatief is. Dat zijn volgens de minister wij, de grondwetgevers. Dus als ik het heel goed begrijp, leggen wij met deze algemene bepaling normen op aan onszelf, normen die ook al elders in diezelfde Grondwet staan. Deze algemene bepaling in de Grondwet heeft geen hogere werking boven andere artikelen en zal ook niet nader worden uitgewerkt, zo lees ik. Ze brengt ook geen veranderingen aan in de interpretatie van de andere artikelen van de Grondwet of in de interpretatie van andere wetten. Laat ik helder zijn: onze democratie, onze rechtsstaat en onze grondrechten kunnen niet genoeg worden beschermd, zeker niet nu we ook in de politiek bewegingen zien die steeds vaker roepen om maatregelen die antidemocratisch zijn. Dat kan echter alleen als deze algemene bepalingen moeilijker te veranderen zijn dan de bestaande bepalingen in de Grondwet en dat is niet het geval. Deze algemene bepaling maakt het niet moeilijker om de Grondwet te veranderen. Zij is dus geen extra bescherming tegen antidemocratische voorstellen. De Raad van State zegt dan ook niet voor niets dat dit voorstel vooral een symbolisch karakter heeft.
Ik rond af. In de motie van de Eerste Kamer werd verwezen naar het rapport van de staatscommissie die het voorstel deed om een algemene bepaling in de Grondwet op te nemen, maar de staatscommissie deed wel een heel ander voorstel. Waarom heeft de minister niet gekozen voor dezelfde formulering als die van de staatscommissie? Heeft de minister over zijn voorstel overlegd met de Eerste Kamer? Ik kan mij zomaar voorstellen dat de senatoren toch iets heel anders voor ogen stond met een algemene bepaling dan wat de minister nu aan ons voorlegt. Als wij een wijziging van de Grondwet behandelen, is het niet heel gebruikelijk dat er amendementen worden ingediend. Nu zie ik toch al vier amendementen. Misschien laat dat zien dat de discussie alle kanten op kan gaan. Ik vraag de minister wat zijn voorstel precies praktisch toevoegt. Tevens vraag ik zijn mening over de voorstellen die in de vier amendementen zijn gedaan.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb een korte vraag. De heer Van Raak stelt heel veel vragen aan de minister, zoals de vraag wat hij vindt van de formulering van de staatscommissie. Zou de SP-fractie willen dat de formulering van de staatscommissie wordt overgenomen en uiteindelijk een plek in de Grondwet krijgt?
De heer Van Raak (SP):
Ik sta niet per se te juichen voor een algemene bepaling, vanwege overbodigheid, maar wij staan hier omdat de Eerste Kamer iets wil. Ik wil respect tonen voor de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft een opdracht gegeven aan de regering en verwijst daarbij naar de Staatscommissie Grondwet. Als we al iets doen, zou ik er de voorkeur aan geven om iets te doen wat zo dicht mogelijk bij de formulering van de Staatscommissie Grondwet staat. Daarmee voeren we eigenlijk gewoon het huiswerk uit dat de Eerste Kamer ons gegeven heeft.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik mag hopen dat dit op iets meer enthousiasme kan rekenen dan alleen het uitvoeren van een motie van de Kamer aan de overkant. Het gaat over de Grondwet, ons aller Grondwet; het gaat om een bepaling die ons bindt en verder brengt. Wat mij betreft is dat een bepaling die iets meer is dan een heel karige opsomming, juist tegen de achtergrond die de heer Van Raak zelf schetste van de Grondwet, namelijk dat het een beetje een onsamenhangend en soms wat armetierig document is. Tegen die achtergrond mag ik toch iets meer enthousiasme verwachten van de SP-fractie voor een heel warme formulering waar we allemaal een beetje blij van worden?
De heer Van Raak (SP):
Ik wil er best warm voor worden, maar dan moet er wel iets voorliggen wat echt een verschil maakt. De formulering die de minister nu aandraagt, maakt volgens mij geen enkel verschil, dus daar ben ik niet blij mee. Ik zou niet weten waarom we daarvoor de Grondwet moeten veranderen. Je gaat de Grondwet veranderen als er echt iets aan de hand is. Morgen behandelen we een wet over het briefgeheim. We hebben ondertussen het internet uitgevonden. Dat kan een reden zijn om het briefgeheim wat aan te passen. Dat is prima, want dan is er ook echt iets aan de hand. We hebben nooit een preambule of algemene bepaling gehad, misschien juist omdat het rommelige, het onsamenhangende ook het krachtige is van onze Grondwet. Het is een historisch document, dat zich in de loop van de geschiedenis heeft ontwikkeld. Ook de interpretatie van bepalingen is door de tijd heen ontwikkeld. Ik noemde al de bepaling over de positie van de Koning. In de Grondwet is ten aanzien hiervan niet zo veel veranderd, maar de positie van de Koning is radicaal veranderd. Ik denk dat de kracht van onze Grondwet is dat het een scheidsrechterboekje is, een organisch document dat zich historisch ontwikkeld heeft en waar we redelijk goed mee uit de voeten blijken te kunnen.
Als we daar een normerende bepaling aan zouden toevoegen, zou het mijn voorkeur hebben om dat te doen in de vorm van een preambule en niet in de vorm van een eerste bepaling van de Grondwet. Als we dat doen, wat moet er dan in die preambule staan? Mijn partij gaat voor menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit. Nou, ik denk dat mijn fractie heel blij zou zijn met zo'n preambule. Maar misschien dat de preambule van de heer Segers en van de fractie van de ChristenUnie er toch net weer iets anders uitziet. Dat is ook een van de redenen waarom we ooit hebben besloten om niet tot een preambule over te gaan. Of die leidt tot blijvend politiek geharrewar, vanwege verschillende interpretaties, of die is zo algemeen en nietszeggend dat iedereen er weliswaar mee in kan instemmen, maar het een beetje een gênante vertoning wordt, omdat het niets zegt.
De heer Koopmans (VVD):
Ik begrijp de kritische vragen van de heer Van Raak. Begrijp ik ook goed dat hij het amendement dat ik zojuist heb ingediend, nog in overweging houdt?
De heer Van Raak (SP):
Ik ben eigenlijk het volgende van plan. Ik vind het voorstel van de minister niet goed. Laat ik dat maar gewoon zeggen. Ik zie dat er vier amendementen zijn ingediend. De ene komt wat dichter in de buurt van de staatsrechtcommissie dan de andere. Laten we het debat met de minister aangaan over wat hij precies wil en wat hij met de amendementen wil doen. Ik ben ook benieuwd om straks van u te horen wat u allemaal wilt. Laten we dan kijken of we een formulering kunnen vinden die wat meer rechtdoet aan een eerste artikel van een Grondwet.
Maar ja, dat doen we dan, wat mij betreft, uit respect voor de Eerste Kamer die hierom gevraagd heeft. Ik denk dat we ook zonder deze exercitie zouden kunnen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik wil me allereerst graag aansluiten bij alle waarderende woorden die de heer Van Raak al heeft uitgesproken aan het adres van de heer Koopmans en mevrouw Van Engelshoven. Zij hebben allebei een heel mooie, doorwrochte en persoonlijke maidenspeech gehouden, en er zelfs ook beiden een maidenamendement aan toegevoegd. Er werd nog even gerefereerd aan het Handboek van het Nederlandse staatsrecht van Van der Pot-Donner — dat heb ik ook nog in mijn kast staan — maar daarnaast heeft het Compendium van het staatsrecht van Koopmans mij wegwijs gemaakt in het staatsrecht. Ik weet niet of dat nog familie is van deze Koopmans? Ik zie dat hij met zijn hoofd schudt. Maar niettemin, Koopmans en het staatsrecht blijven voor mij daardoor toch onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De heer Van Raak had het over de Grondwet als een rommeltje. Dat klonk wat negatief, maar dat klonk aan het eind van zijn betoog eigenlijk wel wat positiever. Er zat iets in van een organische groei van zo'n staatsinrichting, van zo'n constitutie. Ik had toevalligerwijs het boek van De Savornin Lohman over onze constitutie bij me. Daarin staat ook een mooi citaat, een mooie formulering van een rommeltje. "Elke constitutie is het product van een samenloop van feiten en omstandigheden, niet van een vooraf ontworpen stelsel of theorie." Daar zat dus ook wel iets in van "het is niet: we hebben nu een mooie theorie, nu gaan we een grondwet maken en dat is het."
Eigenlijk wordt dat ook gezegd in het rapport van de staatscommissie-Thomassen van 2010, waar het voorstel dat we vandaag bespreken in zekere zin nog steeds uit voortvloeit na bespreking in Tweede en Eerste Kamer. Die staatscommissie zegt: de Grondwet als anker van het constitutionele bestel bestendigt en vormt zich immers als gevolg van vaak langdurige discussies en ontwikkelingen. Dat was wat het kabinet zes jaar geleden als reactie op het rapport van de staatscommissie naar voren bracht. Ik vind dat inderdaad een mooie wijsheid die daarin vervat is. De Grondwet bevat ook de wijsheid van generaties. Het betekent ook dat de SGP altijd de lijn heeft gevolgd van het stellen van hoge eisen aan een aanpassing van de Grondwet en dat zij dat eigenlijk alleen wil doen als ook overtuigend naar voren komt dat dat echt nodig is. Het is niet genoeg dat er mooie kanten of voordelen aan zitten.
Gemeten aan die maatstaf staan wij dus niet positief tegenover het voorstel dat voorligt. Er wordt nu in feite een soort van inhoudsopgave gemaakt die onvolledig is en ook niet echt duidelijkheid biedt. Voor degenen die het niet paraat hebben, ik heb het dan dus over de tekst van dit voorstel: "De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten." Ik zeg daar nadrukkelijk bij dat het ook wel uitmaakt waar die tekst staat. Als die in een folder bij de Grondwet zou staan of in een grondwetprogramma, dan zou het prima zijn. Het zijn zeker dingen die in de Grondwet naar voren komen. We hebben het hier echter wel over een bepaling met juridische kracht. Door het als een algemene bepaling in de Grondwet voorop te stellen, krijgt het in één keer toch een andere status. Er lag een rapport van de staatscommissie Grondwet waarin een dergelijk voorstel werd gedaan. De Tweede Kamer heeft in eerste instantie de regering gevolgd in het niet opvolgen van deze suggestie, maar de Eerste Kamer vond dat toch wat onbevredigend. Toen heeft de minister op aandringen van de Eerste Kamer drie varianten uitgewerkt: een beknopte, een middellange en een extensieve. Het resultaat is uiteindelijk een voorstel dat wel heel beknopt is.
Het is duidelijk dat minister Plasterk zelf ook niet heel enthousiast was over deze gedachte. Dat leid ik tenminste af uit een paar citaten uit het uitvoerige debat dat hij in de Eerste Kamer heeft gevoerd over het opnemen van de algemene bepaling. Hij zei toen, en ik citeer: "We hebben ook zonder die algemene bepaling 200 jaar een goede Grondwet gehad." Verder zei de minister: "Ik heb hier, evenals mijn voorgangers, betoogd dat de regering niet overtuigd is van de dringende noodzaak van de opname hiervan." Hij zei ook: "De vraag is niet of er bezwaar tegen is, de vraag is of het noodzakelijk is om dat toe te voegen." Ik moet bekennen dat die eerste redenering van de regering ons eigenlijk wel aansprak en overtuigde. Mijn geestverwant in de Eerste Kamer heeft de motie ook niet gesteund; de SGP-fractie heeft gezegd dat ze niet zo'n behoefte heeft aan zo'n algemene bepaling.
Onze fractie heeft eerder wel sympathie uitgesproken voor een preambule, dus niet zozeer een algemene bepaling met een juridisch karakter, maar meer een voorafgaand woord. Daarin zou iets kunnen worden gezegd over de waarden die ons land gestempeld hebben en een aantal kernbegrippen van ons staatsbestel. Dat is echter niet de keuze die gemaakt is. Men heeft gekozen voor een algemene bepaling, een concrete bepaling met normatieve kracht. In het advies van de Raad van State valt wel op dat een paar ogenschijnlijk onomstreden woorden, "de Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten" — wie is het daar nou niet mee eens? — toch veel juridische vragen kunnen oproepen. Dat is ook het geval bij de toetsing door rechters en dergelijke. Er zijn vragen over wat de bepaling betekent voor de interpretatie van de Grondwet. Ook de begrippen als zodanig kunnen heel verschillend geïnterpreteerd worden en daardoor aan zeggingskracht inboeten. Zo wordt het begrip "rechtsstaat" in debatten over terrorisme best vaak op een heel verschillende politieke wijze ingevuld. De zorg is dat de wat meer politieke invulling van zo'n begrip op die manier ook weer de uitleg van de constitutie, van de Grondwet, kan beïnvloeden.
Je kunt natuurlijk ook zeggen: als je pleit voor soberheid in de Grondwet, past zo'n sobere bepaling daar dan niet juist goed in? Maar eerlijk gezegd vind ik de bepaling zoals ze nu luidt eerder mager dan sober te noemen. Ik zie de minister alweer wat neerslachtig het hoofd schudden: het is ook nooit goed. Je kunt een zekere soberheid betrachten, waarbij zo'n bepaling door haar beknoptheid overtuigend is. Je kunt je echter ook afvragen: zegt ze nu niet te weinig en mis je nu niet allerlei onderdelen? Het College voor de Rechten van de Mens zegt nu ook dat de beknoptheid en woordkeuze een enigszins ambitieloze indruk maakt.
Met alle waarde die wij toekennen aan grondrechten, aan democratie en aan de rechtsstaat, valt het mij op dat zoiets als de constitutionele monarchie helemaal niet meer terugkomt in de algemene bepaling. Is dat iets van de tweede garnituur? Is dat wat minder belangrijk voor onze staatsinrichting? Bepaalde belangrijke kernbegrippen als "menselijke waardigheid", "recht op leven", "machtenscheiding", "onafhankelijkheid van de rechterlijke macht" komen niet terug in zo'n algemene bepaling. De SGP zou, om juridische problemen te voorkomen, in plaats van een algemene bepaling liever een preambule zien. Maar ik ben het ook met de heer Van Raak eens. Als wij onze wensen voor zo'n mooie, kleurrijke, krachtige preambule op tafel leggen over christelijke waarden die een stempel hebben gedrukt op ons land en over de belangrijke rol van het Huis van Oranje in ons land, dan zie ik ook weer anderen zenuwachtig op hun stoel schuiven. Dan komen we precies op het punt: doe het niet of doe het goed. Kunnen we het wel goed doen met zo veel verscheidenheid aan meningen als het gaat om de vraag wat je in zo'n preambule naar voren wilt brengen?
Er zijn van die voorstellen waarvoor geldt: hoe langer je erover nadenkt, hoe enthousiaster je erover wordt. Eerlijk gezegd geldt voor dit voorstel het tegendeel: hoe langer je erover nadenkt, hoe meer leeuwen en beren je op de weg ziet. Je bent geneigd te zeggen: de huidige tekst van de Grondwet is toch nog niet zo gek. Moeten we niet in mooie debatten over de Grondwet en in informatie over de Grondwet een aantal van de vitale begrippen verder voor het voetlicht brengen? Ik ben het graag met iedereen eens die dat zegt. In het verleden hebben we daar ook moties over aangenomen. Laten we ook in het onderwijs en dergelijke, bij lessen burgerschap en bij andere vakken, meer de kernelementen en de grondstukken van onze constitutie naar voren brengen en laten we proberen om leerlingen daarover enthousiast te maken.
Tot slot kom ik op de constitutionele toetsing. Dat onderwerp kwam in het betoog van mevrouw Van Engelshoven al even om de hoek kijken. In deze Kamer hebben we daar al heel wat woorden aan gewijd. Er liggen zelfs voorstellen hierover te wachten voor verdere bespreking, maar het gaat nooit meer gebeuren. Die voorstellen lijken een slapend bestaan te leiden. Ik zou heel graag op andere momenten in deze Kamer terugkomen op het idee dat de collega van de VVD-fractie in de vorige periode naar voren heeft gebracht. Die collega heeft mij daar ook enthousiast voor gekregen. Dan gaat het om het idee om, even los van de discussie over rechterlijke toetsing, in ieder geval de parlementaire toetsing aan de Grondwet de komende periode meer uit de verf te laten komen. Wij willen heel graag met de bestaande en ook met de nieuwe woordvoerders constitutionele zaken nadenken over de vraag hoe we dat in de komende periode meer invulling en meer kleur kunnen geven.
Tot zover mijn bijdrage.
De heer Koopmans (VVD):
Ik wil allereerst de heer Van der Staaij bedanken voor de aardige woorden die hij heeft gesproken over collega Van Engelshoven en mijzelf. Als laatste punt noemde hij het verder inkleuren van de parlementaire toetsing. Het voorstel dat wij in het amendement hebben voorgelegd, is een mogelijkheid om die parlementaire toetsing verdere invulling te geven. Het parlement kan dan toetsen aan het begrip democratische rechtsstaat, een begrip dat nu nog niet in de Grondwet staat. Wat vindt hij daarvan?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik begrijp de gedachte, maar als je zou kunnen toetsen of wetgeving in overeenstemming is met de democratische rechtsstaat, dan zou denk ik dezelfde politieke discussie naar voren komen die we nu al hebben in het terrorismedebat, namelijk over de vraag of het een inbreuk is op de grondrechten en zo ja, of die ook geoorloofd is in het stelsel. Als je wat meer inhoud wilt geven aan die toetsing, kom je toch heel snel terecht bij de concrete bepalingen die wat verderop in de Grondwet staan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Voorzitter. Voordat ik begin, wil ik graag de heer Koopmans en mevrouw Van Engelshoven feliciteren met hun maidenspeech. Ze hebben die vol passie en zorgvuldigheid naar voren gebracht, bij een belangrijk onderwerp vandaag. Ik kijk uit naar onze samenwerking.
Er is in dit huis al veel vaker over voorstellen van algemene bepalingen in de Grondwet gesproken, vaak op voordracht van een staatscommissie en altijd zonder succes. In de Kamer prevaleerde de behoefte aan een sobere grondwet zonder opsmuk. Voor GroenLinks is de Grondwet het belangrijkste document van ons land, waarin onze kernwaarden gevat zijn. Daarom is het van belang dat de Nederlandse waarden, normen en beginselen zo goed mogelijk in de Grondwet worden uitgedrukt. In dat kader bezien wij ook dit wetsvoorstel. Soberheid is belangrijk, maar niet als het om de fundamenten van onze samenleving gaat. Vandaag gaat het daarover. Wij hebben het hier vandaag niet alleen over een juridisch document, maar ook over een document met belangrijke sociaal-maatschappelijke waarden.
Aanvankelijk toonde de regering zich geen voorstander van algemene bepalingen of van een preambule, maar op aandringen van de Eerste Kamer — de breed gesteunde motie van de heer Engels — heeft de regering alsnog een voorstel ingediend. Een breed gedragen politieke oproep vanuit de Eerste Kamer is een uitdrukking van een maatschappelijke behoefte. Wij danken de regering voor het voorstel dat hier nu voorligt. Wel heeft GroenLinks vragen over de gekozen formulering. De motie-Engels riep ertoe op om, met inachtneming van het advies van de Staatscommissie Grondwet, een algemene bepaling te formuleren. Wij zien echter dat de soberheid weer in het voorstel is geslopen. Waarom is er voor deze formulering gekozen, ten opzichte van de formulering waar de Staatscommissie Grondwet zelf mee kwam?
Wat de maatschappelijke behoefte en de signalen uit de samenleving betreft, denken wij dat het goed zou zijn om ook mensenrechten in de tekst op te nemen. Hierop hebben wij een amendement ingediend. Dit willen wij, omdat mensenrechten breder zijn dan alleen grondrechten. Mensenrechten gaan over de rechten die in de internationale verdragen zijn vastgelegd. De Grondwet is het schakelpunt voor de verankering van deze mensenrechten in onze nationale wetgeving. Wat ons betreft moet de algemene bepaling helder uiteenzetten wat de fundamenten van onze samenleving zijn en wat GroenLinks betreft horen de mensenrechten daar onlosmakelijk bij. Graag vraag ik een reactie van de minister op mijn amendement.
De heer Van Raak (SP):
Het klinkt sympathiek, maar kunt u een voorbeeld noemen van een mensenrecht dat geen grondrecht is?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Er is een verwevenheid, maar ons gaat het juist om het leggen van de verbinding met de verdragen. Die verbinding is goed zichtbaar. Op dit moment kan ik niet op een concreet voorbeeld komen, maar het gaat echt om die verbinding. In die zin is het belangrijk om dit op te nemen. Ik hoop dat u dat steunt.
De heer Van Raak (SP):
Ik wil graag verbinding. Daarom stel ik ook deze vraag. U zegt dat er naast grondrechten ook mensenrechten moeten worden opgenomen, want mensenrechten zijn veel meer dan grondrechten. Daarin wil ik graag met u meegaan, maar ik kan niet zo snel bedenken welke rechten dat zijn. Ik vraag nogmaals welke mensenrechten geen grondrecht zijn. Anders klopt uw redenering niet.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik moet u het antwoord op deze vraag op dit moment schuldig blijven. Ik zal even in mijn stukken kijken en dan kom ik er zo bilateraal bij u op terug.
De heer Koopmans (VVD):
De verwarring die ontstaat, geeft aan dat dit niet zo'n goede suggestie is. Of wij nu een sobere of een rijk aangeklede Grondwet willen, we zullen vooral heel duidelijk moeten zijn. Dan kunnen wij het niet hebben dat er discussie ontstaat over de vraag of mensenrechten gelijk zijn aan grondrechten. Is dat een grotere of een kleinere categorie? Is er overlap of is het toch hetzelfde? Ik wijs er nog op dat mensenrechten voor een deel in het buitenland worden geïnterpreteerd. Mogelijk kunnen die dus een ander effect hebben. Ik wil maar zeggen dat er ruimte is. Er is nu al een zekere verwarring. Ik denk dat wij het er allemaal over eens zijn dat de Grondwet duidelijkheid moet geven. Als we een algemene bepaling opnemen, moeten wij voorkomen dat dit soort vragen nodig is.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik dring er toch op aan om het wel te doen. Ik denk dat het heel erg nodig is om de verbinding met de verdragen op te nemen. In tweede termijn kom ik graag terug op de vraag naar een voorbeeld.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Ook ik wil de heer Koopmans en mevrouw Van Engelshoven feliciteren met hun maidenspeech. Ik zou zeggen: welkom in ons midden.
DENK staat pal voor onze Grondwet. Maar onze Grondwet staat helaas steeds meer onder druk. De Nederlandse Orde van Advocaten onderzocht de verkiezingsprogramma's van politieke partijen. De uitkomsten waren niet mals. Sommige partijen lappen de Grondwet, internationale verdragen en de rechtsstaat aan hun laars. DENK maakt zich hier ernstige zorgen over.
Ik noem een aantal voorbeelden. De VVD maakt inbreuk op mensenrechten en wil mensen stateloos maken. Het CDA discrimineert omdat het de buitenlandse financiering van alleen islamitische organisaties wil aanpakken. De SGP discrimineert ook omdat zij een voorkeurspositie voor christenen bepleit. Het programma van de PVV is een volledige aanval op onze Grondwet, rechtsstaat en democratie. Geert W. die vandaag samen met zijn fractie hierbij niet aanwezig is, wil artikel 1 van onze Grondwet schrappen. Wat staat in artikel 1? "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan." Toch hebben wij hier een partij in ons midden die het grondbeginsel van onze Grondwet wil afschaffen. Wij hebben in deze Kamer urenlang gesproken over antidemocratische groeperingen, maar de meest concrete bedreiging van onze Grondwet en onze democratie zit hier in de Kamer, de tweede grootste partij. Een aantal andere partijen, die zogenaamd heel deftig en mooi praten, steunen die.
Ik denk dat we het gevaar moeten inzien dat zij onze Grondwet aan hun laars lappen. Ook de komende vier jaar zal DENK zich hiervoor inzetten en hiervoor strijden. Ik roep iedereen op om met ons mee te strijden, want DENK bewaakt de Grondwet. DENK staat voor onze Grondwet en onze rechtsstaat.
De heer Van Raak (SP):
Da's mooi om te horen. De heer Öztürk beschuldigt veel andere partijen. Dat mag, maar we hebben ook artikel 90 in de Grondwet, waarin staat dat de regering de ontwikkeling bevordert van de internationale rechtsorde. DENK heeft tegen een motie gestemd die ertoe opriep om bij de Turkse regering te klagen dat democratisch gekozen parlementariërs daar in de gevangenis zitten. Dus ja, heeft DENK ook niet zelf een klein beetje boter op het hoofd? Hij zegt voor de Grondwet te zijn, maar wil niet de internationale rechtsorde bevorderen en vindt het eigenlijk prima als in Turkije democratisch gekozen parlementariërs in de gevangenis zitten.
De heer Öztürk (DENK):
Dat is de eerste Turkijevraag die ik hier krijg. Er is een totale obsessie met Turkije; de Turkse politiek wordt hier, denk ik, meer bediscussieerd dan in het Turkse parlement. Ik denk dat de ontwikkelingen in Turkije hier beter in de media naar voren worden gebracht dan in de media in Turkije. Ik vind dat zo jammer. DENK is niet hier om alle moties van de SP te steunen. U hebt een oordeel over een ander land, mijnheer Van Raak, en vindt dat uw oordeel door DENK volledig gesteund moet worden. Dat hoeft niet.
De heer Van Raak (SP):
Nee, maar u zegt dat de SGP en de PVV en weet ik veel wat voor andere partijen u nog noemde, allemaal in strijd zijn met de Grondwet. Zij zouden geen respect hebben voor de Grondwet. Dat mag u vinden, maar ik zie dan wel allemaal boter van uw hoofd afdruppelen. Immers, als het gaat om de Grondwet, gaat het ook over het bevorderen van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Dan is het toch wel raar dat je namens een partij zegt: "ik ben parlementariër; ik ben democratisch gekozen; ik sta hier dankzij de rechtsstaat, maar ik ben niet bereid om in andere landen, in dit geval Turkije, de rechtsstaat te bevorderen zoals in de Grondwet staat. Parlementariërs die democratisch zijn gekozen, mogen wat mij betreft lekker in de gevangenis blijven." Dan vind ik wat de heer Öztürk zegt een beetje een jij-bak.
De heer Öztürk (DENK):
De Nederlandse Orde van Advocaten heeft de politieke partijen en hun programma's onderzocht en kwam met dit advies. Ik niet. Daar staat wat al die partijen tegen de rechtsstaat en de Grondwet in doen. Bovendien, als de SP de rechtsstaat en de Grondwet heel belangrijk vindt, zou ze moeten nadenken hoe zij haar relatie met een terroristische organisatie verder wil voortzetten. Ik denk dat u eerst moet constateren, mijnheer Van Raak, dat de SP hier in Nederland helaas nog steeds een aantal terroristische organisaties niet als terroristische organisaties ziet en dat zij waar nodig ook samenwerkt met die organisaties. Als u anderen ergens op wilt wijzen, kijk dan eerst naar uw eigen gedrag van de afgelopen jaren. Ik hoop dat dat gedrag vanaf nu verandert.
De voorzitter:
De heer Öztürk vervolgt zijn betoog.
De heer Öztürk (DENK):
Dank u wel, voorzitter. DENK is blij met het voorstel om een algemene bepaling toe te voegen aan de Grondwet. We moeten onze rechtsstaat, onze democratie en onze Grondwet beschermen tegen de grondwethaters van de PVV en tegen iedereen die de PVV napraat. Een algemene bepaling schept duidelijkheid over de vraag hoe onze Grondwet moet worden begrepen. Ze maakt duidelijk waar wij als land voor staan en beschermt ons tegen partijen die de Grondwet aan hun laars lappen voor het eigen belang.
Maar hier is meer voor nodig dan het voorstel van het kabinet. DENK vindt dat dat voorstel niet ver genoeg gaat. Het College voor de Rechten van de Mens zegt dat het voorstel een ambitieloze indruk maakt en dat het richtinggevende karakter gering is. De Raad van State noemt het vooral verklarend, symbolisch en zegt dat het hoogstens een zwakke normatieve betekenis heeft.
Mijn vraag aan de minister is dan ook wat hij vindt van deze opmerkingen van het College voor de Rechten van de Mens en de Raad van State. Waarom is er gekozen voor zo'n korte, sobere tekst? Hoe staan de opmerkingen van de Raad van State en het College voor de Rechten van de Mens in verhouding tot het doel van de regering om normatieve kracht te geven aan de verklaring? Kortom, is het voorstel eigenlijk geen lege huls?
Het grootste gemis is voor DENK dat er in de verklaring niks staat over gelijkwaardigheid. Volgens de Nederlandse Orde van Advocaten hebben verschillende partijen discriminerende voorstellen. Als zij zo doorgaan, creëren deze partijen eersterangs- en tweederangsburgers. Dat kan niet! Daarom vraag ik de minister: waarom wordt in de verklaring en in de toelichting geen aandacht besteed aan het feit dat alle mensen gelijkwaardig zijn? Zou dat geen welkome aanvulling zijn in een tijd waarin zelfs de VVD-premier "pleur op!" roept tegen mensen met een migrantenachtergrond? "Onze waarden staan onder druk." Ja, onze waarden staan inderdaad onder druk: er zijn partijen die in hun partijprogramma voorstellen doen die ingaan tegen onze Grondwet.
Ja, onze waarden staan onder druk. DENK vindt dat wij, in een tijd waarin de Grondwet onder druk staat, veel duidelijker moeten zijn over waar wij voor staan. DENK ziet daarom veel meer in de uitgebreide variant die door de ambtenaren van de minister is voorgesteld. Daarmee geef je de algemene bepaling tanden en maak je duidelijk dat Nederland een democratie is, een rechtsstaat met controlerende machten en met een overheid die grondrechten eerbiedigt en zich houdt aan de wet. Daarmee stellen we ook luid en duidelijk dat iedereen gelijk is voor de wet. Wat is precies de reden dat de minister niet meegaat met het uitgebreide voorstel? Met een uitgebreidere verklaring vermijden we toch discussie en zijn we toch duidelijker over onze Grondwet? Dat biedt toch veel meer houvast? Ik heb dan ook een amendement ingediend om het uitgebreide voorstel aan te nemen.
Tot slot. Buiten de discussie over een algemene bepaling is kennis van de Grondwet van groot belang. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het hieraan schort. Te veel mensen in het land weten niet wat in ons belangrijkste document staat. Wat gaat de regering doen om dit probleem op te lossen? Wij denken dat er, als wij dit met elkaar wat meer beseffen, steeds meer wederzijdse acceptatie komt in Nederland en dat we steeds dichter bij elkaar komen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijnheer de voorzitter. Ook mijn hartelijke felicitaties aan de heer Koopmans en mevrouw Van Engelshoven. Het was mooi om te horen hoe hun persoonlijke levensgeschiedenis doorklonk in de bijdragen. Van het Haagse stadhuis tot Zuid-Sudan en Kosovo, het klonk allemaal door in de vergaderzaal in een debat over onze eigen Grondwet. Dank daarvoor en hartelijk welkom in ons midden.
"Zet een algemene bepaling boven de Grondwet", was een van de aanbevelingen van het rapport van de Staatscommissie Grondwet uit 2010. Aanvankelijk is er niet veel met die aanbeveling gebeurd. Het hele rapport werd min of meer terzijde geschoven, maar op aandringen van de Eerste Kamer is er nu toch een wetsvoorstel dat aan de aanbeveling over een algemene bepaling gehoor geeft. De ChristenUnie-fractie is daar blij mee. Met de toevoeging van een algemene bepaling kunnen we het normatieve en declaratoire karakter van onze Grondwet versterken. Bij de ChristenUnie bestaat al langer de wens om dat te doen. De Nederlandse Grondwet is in internationaal perspectief ongewoon sober; collega Van Raak memoreerde daar al aan. De Grondwet heeft een juridische en een symbolische functie. Die laatste kan beter tot uitdrukking worden gebracht. Met een algemene bepaling maken we daarmee een begin.
Dat past ook bij de traditie die we op dat punt hadden, vóór de Grondwet van Thorbecke uit 1848. In de geboortepapieren van onze Staat en in onze eerste staatsregeling staat het nodige over wie we zijn. Dat was de vraag die collega Koopmans ons stelde: wie zijn wij, wie ben ik? Daarover staat het nodige in de Acte van Verlatinghe, maar ook in de Bataafsche Staatsregeling. Het is jammer dat delen van die teksten niet zijn opgenomen in de Grondwet van Thorbecke uit 1848. Dat had bijvoorbeeld in een preambule gekund. Verschillende vertegenwoordigers hebben hun steun daarvoor uitgesproken, of hebben de wens uitgesproken dat zoiets ooit aan onze Grondwet vooraf zou gaan. De ChristenUnie is daar altijd voorstander van geweest. Het is wat te veel gezegd dat de tekst die het kabinet nu voorstelt dat spoor alsnog inslaat. Daarvoor is de regel toch echt te sober, maar het is een begin.
Ik heb wel vragen bij de tekst van het kabinet. Het heeft voor een tekst gekozen die nog soberder is dan het voorstel dat de staatscommissie deed. Het stelt slechts: de Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten. Is dat niet heel erg mager? Het omschrijft slechts zichzelf, wat de Grondwet doet, terwijl in de rest van de Grondwet en ook in het voorstel van de staatscommissie juist een omschrijving en een normering worden gegeven van de werkelijkheid buiten die Grondwet. Kan het kabinet daarop eens reflecteren?
Ik vind het wel mooi dat ook in het voorstel van het kabinet de democratie en de rechtsstaat terugkomen. Die twee zijn met elkaar verbonden, hangen samen. Het maakt duidelijk dat het waarborgen van vrijheid meer vraagt dan een beslissing van de helft plus één. We kennen partijen en regimes die verkiezingen winnen — denk aan Moslimbroederschap in Egypte of Hamas in Gaza — maar die niets met een rechtsstaat hebben en niets met vrijheid hebben. In een door een rechtsstaat ingebedde democratie beschermen meerderheden minderheden. In een democratische rechtsstaat worden fundamentele rechtsbeginselen gerespecteerd. In een democratische rechtsstaat wordt gezocht naar de balans tussen persoonlijke en gemeenschappelijke vrijheden, tussen verantwoordelijkheid en recht. Dat is de enige manier om in een pluriforme democratie zoals de onze op een vreedzame manier te kunnen samenwonen. Het is goed dat we dat expliciet maken in de Grondwet. Waarom behandelt het kabinet dan democratie en rechtsstaat apart en noemt het die twee apart en niet samen?
Ik vind het ook mooi dat grondrechten worden genoemd, maar dat gebeurt wel weer heel kaal. In de kern van de erkenning van grondrechten staat de menselijke waardigheid, een universeel principe dat in het internationale recht een grote rol speelt. Ik wil daarom van het kabinet weten waarom de menselijke waardigheid in de huidige tekst van de bepaling niet terugkomt. De Staatscommissie Grondwet heeft een sober tekstvoorstel gedaan voor de algemene bepaling, dat tegelijkertijd wel meer inhoud geeft aan de intenties die ook het kabinet lijkt te hebben. De staatscommissie nam menselijke waardigheid op in haar tekstvoorstel en onderbouwde dat uitgebreid en overtuigend in haar rapport. Ik citeer de commissie: "Eigenlijk zijn alle mensenrechten, met inbegrip van de grondrechten die in de Grondwet zijn opgenomen, in meerdere of mindere mate te zien als een uitdrukking van het beginsel van eerbiediging van de menselijke waardigheid." Vandaar ook mijn subamendement op het amendement van collega Van Engelshoven om dat begrip alsnog op te nemen in aansluiting op het advies van de commissie. Waarom is niet gewoon aangesloten bij de tekst van de staatscommissie? Waarom is het kabinet zelf een summiere tekst gaan knutselen? Ik vind dat een gemiste kans om meer inhoud te geven aan de algemene bepaling. Nota bene, het gaat hier om de opening van onze Grondwet.
Het ideaal van de ChristenUnie is een Grondwet die zelfbewustzijn en identiteit uitstraalt, zonder dat onze Grondwet de kerstboom wordt waarin elke partij haar eigen politieke ballen probeert te hangen. Dat was de angst die collega Koopmans uitsprak. Het zou naast een juridisch-normatieve functie ook een declaratoire functie moeten vervullen. Het zou iets moeten zeggen over wie we zijn en wat we gemeenschappelijk hebben.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Ik wil de heer Segers nog een vraag stellen over de term "menselijke waardigheid". Hij heeft terecht opgemerkt dat die in mijn tekst niet terugkomt. Kan hij zich voorstellen dat de menselijke waardigheid niet inbegrepen is in de termen "grondrechten" en "fundamentele rechtsbeginselen"? Wat mij betreft, omvatten die de menselijke waardigheid. Zo zie je dat meestal ook terug in de internationale grondwetcatalogi.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik citeerde de staatscommissie: eigenlijk alles wat wordt opgenoemd, is een uitdrukking van de menselijke waardigheid. Dat is zo fundamenteel en zo belangrijk dat als je zo'n zin vooraf laat gaan aan de Grondwet, de menselijke waardigheid daarin ook een plek zou moeten hebben. De staatscommissie heeft een heel afgewogen voorbeeld aan ons voorgelegd. Daarom zou het mijn voorkeur hebben om daar niet in te gaan shoppen, maar die formulering over te nemen, hoe ingewikkeld dat ook is. We horen het vandaag al, want iedereen heeft zo zijn eigen wensen.
De heer Koopmans (VVD):
Ik deel met de heer Segers het belang dat, de waarde die hij hecht aan menselijke waardigheid. Hij zegt ergens zelf al dat het een aspiratie is, iets waar we allemaal naar streven, waarbij de Grondwet een middel is dat wij als stervelingen kunnen gebruiken om dat doel iets dichterbij te brengen. Als wij de menselijke waardigheid zouden toevoegen aan de algemene bepalingen en daarvoor dan staat "de Grondwet waarborgt de menselijke waardigheid", zijn wij dan niet een beetje te megalomaan? Ik begrijp dat de heer Segers dat niet is. Als wij dat zouden doen, zouden wij dan echter niet eigenlijk zeggen dat onze Grondwet de menselijke waardigheid waarborgt en dat wij dus in staat zijn om op enige manier de menselijke waardigheid daadwerkelijk te bereiken en volledig vorm te geven? Zouden wij niet juist een onderscheid moeten maken tussen enerzijds wat wij kunnen doen, namelijk de Grondwet aanpassen en zeggen wat die doet en beoogt te doen, en anderzijds dat wat ons hogere doel is in het leven?
De heer Segers (ChristenUnie):
In het leven zelfs.
De heer Koopmans (VVD):
In deze Kamer.
De heer Segers (ChristenUnie):
In deze Kamer. Daar hebben we onze handen al vol aan. Het was de heer Koopmans die zo mooi formuleerde dat het onze taak is om wetten die hier langskomen tegen het heldere licht van de Grondwet te houden en tegen bijvoorbeeld een waarde als menselijke waardigheid. Het verplicht ons extra om erop toe te zien dat de menselijke waardigheid hoog wordt gehouden in onze wetgeving en in wat wij hier beslissen. Dat is zijn taak en ook mijn taak. Als wij dat opschrijven, is dat niet megalomaan. Het is dan een dure plicht om onze wetgeving tegen dat heldere licht te houden. Juist omdat de menselijke waardigheid zo fundamenteel is en omdat de staatscommissie — als die er niet op was gekomen, was het misschien inderdaad wat curieus geweest om dit er nog in te fietsen — met een afgewogen advies en oordeel is gekomen, zou ik zeggen dat er geen enkele reden is om het eruit te halen. Sterker nog, ik ondersteun haar advies. Ik kan me daarin vinden, juist omdat de menselijke waardigheid zo fundamenteel is.
De heer Koopmans (VVD):
Iedereen hier deelt het streven naar menselijke waardigheid. Is de heer Segers het echter niet met mij eens dat er een verschil is tussen staatsrechtelijke waarden, zoals de grondrechten en de democratische rechtsstaat, enerzijds en de meer algemeen menselijke filosofische waarden, zoals de menselijke waardigheid, anderzijds?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik denk dat politieke waarden of rechten uiteindelijk een diepere oorsprong hebben, namelijk dieper liggende waarden zoals Recht met een hoofdletter. Als wij hier een rechtvaardige wet willen maken, vindt dat uiteindelijk zijn oorsprong in het Recht met een hoofdletter. Dat is iets wat fundamenteler is. Als wij hier streven naar goede zorg, gaat dat terug naar die fundamentele waarde van menselijke waardigheid. Er is dus een relatie tussen de politieke rechten die wij hier munten en de dieperliggende waarden waar we nu naar op zoek zijn en die ons kunnen samenbinden. Ik denk dat menselijke waardigheid daar zeker bij hoort.
De voorzitter:
De heer Segers vervolgt zijn betoog.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik zei net al dat wij op zoek moeten gaan naar die gemeenschappelijke waarden als uitdrukking van wie wij zijn en wat wij gemeenschappelijk hebben. Die moeten iets uitdrukken over onze gezamenlijke waarden, zoals de menselijke waardigheid, waar wij het net over hadden, en gelijkwaardigheid, naastenliefde, verdraagzaamheid, rentmeesterschap en geloofsvrijheid. Dat is niet iets wat we nu eventjes per amendement regelen. Dat vraagt om een breder maatschappelijk debat. Ik wil dus veel liever een bredere algemene bepaling of een preambule, maar de behandeling van dit wetsvoorstel is niet de gelegenheid om daar verder over te spreken. We zijn al blij met het eerste begin dat met dit wetsvoorstel is gemaakt. Ik beschouw het dan ook als een eerste stap, die kansen biedt om verder te werken aan versterking van onze Grondwet en onze democratische rechtsorde. Daarom wat de fractie van de ChristenUnie betreft: wordt vervolgd.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. "De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten." Zo luidt de algemene bepaling. De CDA-fractie is er echter van overtuigd dat de Grondwet dat allang doet. Een algemene bepaling die dat ten overvloede bevestigt, is daarom naar onze overtuiging geen zinvolle toevoeging aan de Grondwet. Het CDA hecht aan een sobere Grondwet, waarin alleen concrete, bindende rechtsregels zijn opgenomen.
De CDA-fractie vraagt zich dus af wat de meerwaarde zou zijn van een algemene bepaling in de Grondwet. Welk concreet probleem lost dit op? De regering noemt in de nota naar aanleiding van het verslag "de verbinding van de explicitering van genoemde drie beginselen ..." — democratie, rechtsstaat en grondrechten — "... aan de explicitering van de waarborgfunctie van de Grondwet". Kan de minister een voorbeeld noemen van een grondwetsartikel dat in het licht van de voorgestelde algemene bepaling anders uitgelegd zou kunnen worden dan in de huidige situatie?
De CDA-fractie vraagt zich af of de democratie weerbaarder zou zijn met een algemene bepaling in de Grondwet. In het verslag stelde de VVD-fractie de vraag in hoeverre de algemene bepaling een bijdrage levert aan het voorkomen van langs legale weg bewerkstelligen van een niet-democratische staatsinrichting in Nederland. De regering antwoordt in de nota naar aanleiding van het verslag, en ik citeer, dat "het Nederlandse rechtsstelsel op zichzelf voldoende waarborgen bevat om — als sluitstuk op het zelfreinigende vermogen van de democratie — omverwerping en afschaffing van de democratie te voorkomen. Er is geen ruimte voor groeperingen die de democratie misbruiken om deze omver te werpen en af te schaffen." Dat leidt tot de volgende vragen. Wat is dan op dit punt de toegevoegde waarde van een algemene bepaling? Bestaat er in algemene zin niet het risico met deze algemene bepaling dat die nieuwe interpretatieverschillen uitlokt?
De Raad van State onderstreept ook de rol van de rechter bij de toepassing en interpretatie van de voorgestelde bepaling. De rechter zal bestaande wetgeving, en dan niet wetgeving in formele zin, uitleggen in overeenstemming met de Grondwet, ook in het licht van de voorgestelde algemene bepaling. Wat zou dat volgens de minister kunnen betekenen voor de uitleg van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om politieke partijen te verbieden? Kan de minister ingaan op de mogelijkheid om op grond van artikel 2:20 een meer materiële invulling aan het democratiebegrip te geven, zodat anti- of ondemocratische partijen eerder dan voorheen kunnen worden verboden? Los van artikel 2:20 schrijft de Raad van State ook dat een dergelijke bepaling ertoe zou kunnen leiden dat de rechter vindt dat er meer eisen aan politieke partijen moeten worden gesteld in het kader van de democratie. Zou de rechter, vraag ik de minister, ook eisen kunnen opleggen aan de democratische structuur van een politieke partij, bijvoorbeeld het aantal leden dat een politieke partij minimaal moet hebben?
De algemene bepaling heeft eerst en vooral de grondwetgever als normadressaat. Kan de minister meer voorbeelden noemen van een norm in de Grondwet waarvan de grondwetgever de normadressaat is? De regering stelt ook dat de voorgestelde algemene bepaling de plicht bevat voor de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk als grondwetgever om de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten te waarborgen. Maar de regering voegt daar onmiddellijk aan toe dat deze plicht in vergaande mate eigenlijk al bestaat. Kan de minister dan ook aangeven waar dan precies de toegevoegde waarde van het voorstel uit bestaat?
De algemene bepaling houdt de grondwetgever ook een norm voor. Maar welke norm is dat nu precies? De regering stelt dat de algemene bepaling in zekere mate de bewijslast verzwaart voor het uit de Grondwet halen van onderwerpen of juist het in de Grondwet brengen van onderwerpen. Kan de minister op die constatering nog eens een keer dieper ingaan? Wat betekent de algemene bepaling bijvoorbeeld voor het grondwetsartikel over de aanstellingswijze van de burgemeester? Welk kader schept de algemene bepaling precies voor wat er wel en niet in de Grondwet thuishoort? En wat is nu eigenlijk die ondergrens waar de minister het over heeft als hij schrijft dat er een ondergrens is voor datgene wat je in de Grondwet wel of niet regelt?
Voorzitter, het zal u niet verrassen: de CDA-fractie is na bestudering van de nota naar aanleiding van het verslag nog steeds niet overtuigd van het nut, laat staan van de noodzaak van een algemene bepaling in de Grondwet. De CDA-fractie heeft zelfs nog meer vragen gekregen over de effecten van een dergelijke algemene bepaling.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw Bruins Slot zei: alles wat in die algemene bepaling staat, staat al in de Grondwet. Als ik de flauwe vraag zou stellen waar dat precies staat, dan denk ik dat het lastig is om dat precies na te gaan, omdat de Grondwet een niet zo toegankelijk document is. Laten wij eens kijken naar het functioneren van de grondwet in bijvoorbeeld een land als de Verenigde Staten, waar iedereen artikelen en amendementen kent. Daar is het echt een levend document. Onze Grondwet en het functioneren daarvan steken daar schril bij af. Zou dit, juist na een campagne waarin het ging over identiteit, over wie wij zijn, over integratie en over wat ons samenbindt, geen heel bescheiden stap kunnen zijn in het zoeken naar dat wat ons samenbindt en dat wat ons identificeert als Nederland, namelijk een aantal gemeenschappelijke waarden die ons samenbinden?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik kijk anders dan de heer Segers aan tegen hoe onze Grondwet leeft. Discussies zoals die over de vrijheid van meningsuiting en over de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer — artikel 10 van de Grondwet — worden niet alleen in de Kamer maar ook in de samenleving regelmatig gevoerd. Daaraan zie je dat de Grondwet wel degelijk een levend document is. Het karakter van onze Grondwet is in vergelijking tot de Amerikaanse grondwet altijd sober geweest, met concrete, bindende rechtsregels. Dat wil het CDA graag zo houden.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb in mijn bijdrage geschetst dat dat niet altijd en van oudsher het geval is geweest. Sinds 1848 hebben wij een heel sobere Grondwet. Daarvoor hadden wij veel rijkere documenten, waarin het ging over rechten, plichten, vrijheden en de manier waarop wij ons tot elkaar verhouden. Dat was een veel rijkere tekst. Daar zouden wij op terug kunnen vallen. Ik stel de vraag nog een keer: juist in een tijdperk waarin wij zoeken naar dat wat ons bindt, waarin wij onszelf eigenlijk opnieuw moeten uitvinden en duidelijk moeten maken wie wij zijn, moet de Grondwet daar toch een kleine bijdrage aan leveren? Waarom gaat de deur dan helemaal dicht bij de CDA-fractie en is zij niet bereid om mee te denken over de vraag hoe deze stap kan bijdragen aan de zoektocht naar zelfbewustzijn?
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Onze Grondwet levert daar juist wel een bijdrage aan omdat alle bepalingen die nu in de Grondwet staan, concrete, bindende rechtsregels zijn. Aan een algemene bepaling zit toch een bepaald symbolisch, declaratoir karakter vast. Het voegt niks toe. Het kan zelfs de ruimte vergroten voor interpretatieverschillen tussen de grondrechten die er nu in zitten. Wat de discussie betreft over het bestaan van onze grondrechten vind ik het interessant dat wij verderop in deze week met elkaar praten over artikel 13 van de Grondwet, dat gaat over het briefgeheim en het telegraafgeheim. Daaraan zie je juist dat onze Grondwet een levend geheel is omdat wij die nu techniekonafhankelijk willen maken. Dus ik kijk er echt anders tegen aan dan de heer Segers.
De heer Baudet (Forum voor Democratie):
Voorzitter. De Nederlandse democratie en de Nederlandse Grondwet worden sluipenderwijs uitgehold door een geniepig en vooropgezet mechanisme dat huist in de eindeloze burelen van Brussel, in de vijfsterrenrestaurants van Straatsburg en in de wolkenkrabbers in Frankfurt. Steeds meer van onze soevereiniteit wordt afgenomen van ons nationale parlement. Dit nationale parlement wordt steeds verder onderworpen aan supranationale paperassen, uitgevaardigd door de Europese Unie, het Europees Parlement en de ECB van Mario Draghi. De kartelpartijen werken daar volop aan mee. Het "Europese project", zoals het eufemistisch wordt genoemd, behelst niets minder dan de totale ondermijning van de democratische rechtsstaat, de culturele diversiteit en de schitterende individualiteit van onze oude natie.
De kartelpartijen versnellen dat proces nu waar ze kunnen en buigen telkens weer voor alle machtsgrepen van de eurocraten. Tijdens de verkiezingscampagnes spreken ze stoere woorden; een dag later zwichten ze weer voor de EU en voor Juncker. Telkens weer beloven politici om onze soevereiniteit te beschermen tegen de aanvallen door het Brusselse monster, door de supranationale carrièrepolitici, de internationale mensenrechtenhoven en juristencollectieven die denken vanuit hun mondiale quasi-wereldorde, een orde waarin het Nederlandse volk geen significante identiteit en geen significante stem meer heeft. De democratie, ónze democratie, dreigt te verdwijnen, want alles wat ons leven echt raakt, valt inmiddels geheel of gedeeltelijk onder EU-toezicht: immigratie, remigratie, ons geld, onze financiën, ons buitenlands beleid, onze grenscontroles, onze handelsafspraken, ons leger. In artikel 81 van de Grondwet is bepaald dat de vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal, daarbij uiteraard implicerend dat het aan onszelf en dus niet aan de EU is om onze wetten te maken. Ja, zo is onze democratie opgezet. Maar intussen is zij uitgehold. Terwijl wij, de Nederlandse bevolking, op 1 juni 2005 met overweldigende meerderheid nee zeiden tegen de voorgestelde Europese grondwet, die er vervolgens toch gewoon kwam, dankzij het CDA van Jan Peter Balkenende. Terwijl de Nederlandse bevolking op 6 april vorig jaar met 61% nee zei tegen het dramatische Associatieverdrag met Oekraïne, en ook dit verdrag gewoon door de Tweede Kamer werd geloodst.
De Tweede Kamer heft niet alleen zichzelf op, ze heft de soevereiniteit van de Nederlandse bevolking op. Datgene wat zij hoort te vertegenwoordigen, verkwanselt ze aan allerhande collectieven van internationale bureaucraten. Ze geeft dingen weg die ze helemaal niet weg kan geven, die ze helemaal niet bezit. Om verdere uitholling van onze soevereiniteit te voorkomen, moet er een preambule bij de Grondwet komen die onze fundamentele democratische rechten vastlegt. Daarom dient FvD een amendement in bij dit wetsvoorstel dat luidt: 1. Nederland is een democratische rechtstaat. 2. Het Nederlandse volk is soeverein, het stelt zelf via gekozen volksvertegenwoordigers en via referenda de wetten vast waaraan het onderworpen is.
Het is de allerhoogste tijd dat we onze democratie gaan beschermen tegen het politieke kartel en een perfide intelligentsia, die blijkbaar in de ban is geraakt van internationale gezelschapsspellen. Daarom is het van het grootste belang dat we in de Grondwet vastleggen dat het Nederlandse volk soeverein is en dat het zelf via gekozen volksvertegenwoordigers en via de nationale regeringen, via referenda de wetten vaststelt waaraan het onderworpen is. Zoals Gert-Jan Segers net ook al zei: in 1581 declameerden wij onze soevereiniteit in het Plakkaat van Verlatinghe. Ik heb het hier bij mij. Het inspireerde alle landen om ons heen om ook de lentewind van zelfbeschikking op te snuiven en democratische rechtsstaten te vestigen. Wij zijn nog altijd soeverein. Wíj zijn soeverein, en niemand anders.
De heer Öztürk (DENK):
Er wordt altijd over kartelpartijen gesproken. Ik neem aan dat mensen thuis dit debat volgen. Vandaar deze vraag: welke partijen in deze Kamer zijn die kartelpartijen?
De heer Baudet (Forum voor Democratie):
De kartelpartijen zijn de partijen die nu niet aanwezig zijn in deze zaal, die althans hun stoelen grotendeels leeg hebben gelaten. Dat zijn de grote partijen VVD, CDA, PvdA en D66, die in wisselende samenstellingen de afgelopen 30 à 40 jaar de regeringen van dit land hebben bepaald en die op hoofdlijnen — ik bedoel met name de aanval op de natiestaat — het structureel, van regeerperiode op regeerperiode ondermijnen van de nationale soevereiniteit steunen.
De heer Öztürk (DENK):
Dank.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Baudet (Forum voor Democratie):
Ik was klaar. Ik ben verheugd te constateren dat de rest van de Kamer het blijkbaar met mij eens is.
De voorzitter:
Dan zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef voor de beantwoording in eerste termijn het woord aan de minister.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik feliciteer allereerst — in de volgorde van de sprekers — de heer Koopmans en mevrouw Van Engelshoven met hun maidenspeech. Het was een genoegen om naar hen te luisteren. Mijn complimenten ook voor de inhoud.
We behandelen nu een wijziging van de Grondwet. Ook morgen — ik maak alvast reclame — zal een grondwetswijziging voorliggen, namelijk van artikel 13. Ik hoop ook dan weer velen van u te mogen zien. Ik word weleens meewarig aangesproken: goh, u bent nu demissionair, dus dan zal het wel rustig zijn. Ik kan u zeggen dat dit niet het geval is. Ten eerste heb ik van mijn collega voor Wonen en Rijksdienst een heel grote portefeuille overgenomen. Ten tweede gaan de zaken gewoon door, zoals deze week twee voorstellen tot wijziging van de Grondwet. Dat zijn serieuze zaken.
Laat ik, voordat ik aan het voorliggende voorstel toekom, een enkel woord zeggen over het karakter van onze Grondwet. Wie nu meekijkt, zal misschien het woord "rommeltje" hebben kunnen overhouden aan de bijdrage van de heer Van Raak. Ik wil dat in die zin overnemen dat de mens een product is van de evolutie. De mens is ook een rommeltje. Dat woord is eerder in 1977 gebruikt door François Jacob, een moleculair bioloog en filosoof. Ik realiseer mij dat ik waarschijnlijk de enige bioloog ben in dit debat met staatsrechtgeleerden, die hier allemaal met hun leerboeken staan te zwaaien. Hij publiceerde toen een artikel over evolution and tinkering, knutselen, waarin hij betoogde dat de mens het product is van allerlei gebeurtenissen in zijn ontwikkeling die zijn terug te vinden in het eindproduct. Ik wil niet in details treden, maar ik zal één voorbeeld noemen. Als iemand zich afvraagt wat bij mannen de functie is van de tepel, is het antwoord: geen. Die dingen zitten daar nu eenmaal als product van hoe het zo is gekomen. Ik zal stoppen met het noemen van voorbeelden uit de biologie, maar u begrijpt mijn punt. Je kunt in de Grondwet elementen terugzien waarvan je denkt: nou, als we hem opnieuw schrijven, zouden we het misschien anders opschrijven. Maar door de evolutie, en in dit geval door de wetsgeschiedenis, zijn we hiertoe gebracht.
De voorzitter:
Ik vermoed dat de heer Van Raak nog iets wil vragen over het vorige punt.
De heer Van Raak (SP):
Ik ben benieuwd naar wat volgens de minister de mannentepels in de Grondwet zijn.
Minister Plasterk:
Ik wil mijzelf niet al te veel in de voet schieten. Ik ben het eens met de stelling dat als we nu opnieuw gaan zitten, we de Grondwet misschien in een andere volgorde zouden opschrijven of hier en daar een ander woord zouden kiezen. Af en toe is het noodzakelijk om de tekst aan te passen. Morgen ligt artikel 13 voor, het briefgeheim, waarin de communicatie via brief, telefoon en telegraaf wordt beschermd. Het is even zoeken naar wat de telegraaf als communicatiemiddel is. We bedoelen niet het ochtendblad. Het is absoluut noodzakelijk dat daarin een wijziging optreedt.
Wat nu voorligt, is een voorstel tot het opnemen van een algemene bepaling. Zoals mij fijntjes werd ingewreven door een van de sprekers, heb ik mij, toen daar in de Eerste Kamer om werd gevraagd, aanvankelijk afgevraagd of dit echt noodzakelijk was. Ik moet eerlijk zeggen dat als ik de eerste termijn van de Kamer hoor, de opvattingen alle kanten op gaan. Ik denk daarom nog even terug aan het moment toen ik heb gezegd: je krijgt een welhaast theologische discussie over een tekst die uiteindelijk — dat is ook meteen het antwoord op de vraag van mevrouw Bruins Slot — geen groot rechtsgevolg gaat hebben. Het is niet zo dat als u deze wijziging van de Grondwet aanneemt, er opeens dingen niet meer mogen of worden toegestaan die anders niet het geval zouden zijn geweest. Het heeft inderdaad een declaratief, normatief en symbolisch karakter. Maar goed, de Eerste Kamer heeft er toen met klem op aangedrongen om dit toch nog eens te heroverwegen.
Ik heb toen een notitie gemaakt met verschillende varianten waarin je zo'n algemene bepaling zou kunnen opnemen. Dat kan uitgebreid of kort zijn. Het kabinet heeft dat nog eens goed bekeken, wetende dat een meerderheid in de Eerste Kamer — en als je de getallen erbij pakt wellicht ook in de Tweede Kamer — het wenselijk zou vinden om dit te doen. Het kabinet heeft toen geconcludeerd — ik kom daar zo nog op terug naar aanleiding van de amendementen — dat als we het al willen doen, we het een korte, algemene verklaring willen laten zijn. Anders hang je inderdaad namelijk steeds meer in die kerstboom. Dan wordt het de vraag: als je dit nou opneemt, waarom neem je dat dan ook niet op? We hebben toen dus uiteindelijk gekozen voor zo'n korte versie. Ik heb zelfs nog wel in een eerste schriftelijke reactie laten weten: dit zijn nu de bouwstenen, mocht er in de Kamer — dat moet dan volgens de Grondwet de Tweede Kamer zijn — behoefte zijn aan zo'n algemene verklaring, dan wacht ik het initiatief af. De Eerste Kamer heeft toen gezegd dat ze het op prijs zou stellen als ik het voortouw zou willen nemen. Uiteindelijk heb ik dat gedaan vanuit de overweging die ik zojuist gaf: ik zie wel de symbolische waarde in van een algemene bepaling die nog eens zegt wat vervolgens onze Grondwet in meer detail uitwerkt, en ben ook bereid een dergelijk voorstel hier ter tafel te brengen. De tekst ervan kent de Kamer. Die is inderdaad kort: "de Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten".
Als ik nou zo de bijdragen uit de eerste termijn heb gehoord, dan zijn er niet heel veel fracties die dicht bij deze formulering wensen te komen. Ik heb me dus ook even afgevraagd: ik kan, gehoord de eerste termijn van de Kamer, dit voor beraad hernemen naar het kabinet. Maar ja, dan lopen we in deze kabinetsperiode uit de tijd. En er is zo hard aan getrokken, dat het toch goed is dat we in ieder geval dit debat nu met elkaar hebben. We kunnen dan altijd nog na de eerste termijn van het kabinet bekijken hoeveel chocola er uiteindelijk van te maken is. Ik zal zo dus ingaan op de voorliggende voorstellen.
Misschien is het het beste als ik begin met het amendement van de heer Koopmans. Dat ligt namelijk vrij dicht bij het voorstel van de regering zoals het hier ter tafel is gebracht. De heer Koopmans zegt in dit amendement eigenlijk twee dingen. Ten eerste wil hij de volgorde veranderen, om recht te doen aan het feit dat de grondrechten voorop moeten staan en "niet achtergesteld zijn aan de democratie", zegt de toelichting. Ten tweede wil hij nog de rechtsstaat en de democratie samenvatten; daar kom ik zo apart op terug.
Laat ik allereerst zeggen dat, in de optiek van de regering, de volgorde waarin de drie bouwstenen in de algemene bepaling zijn genoemd, namelijk de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, geen achterstelling of vooropstelling van een van de drie elementen beoogt. Dat betekent omgekeerd ook dat het veranderen van de volgorde voor de regering geen groot bezwaar is, maar ik voeg dat er wel aan toe. Als ik dus het oordeel over die verandering van de algemene bepaling aan de Kamer laat, dan is dat niet omdat ik denk dat het van belang is om die grondrechten voorop te stellen, maar omdat ik het geen bezwaar vind. Ik begrijp ook wel weer de logica om te zeggen dat het dan wordt opgesomd in de volgorde waarin het in de Grondwet vervolgens ook wordt behandeld. Dat begrijp ik dus.
Iets ingewikkelder is de kwestie over het nevenstellen dan wel aan elkaar verknopen van democratie en rechtsstaat. Daar is, ook voor biologen, een hele bibliotheek over te lezen: kun je eigenlijk wel spreken over de democratie en de rechtsstaat als twee verschillende entiteiten, of zijn die onlosmakelijk met elkaar verbonden? Daar hebben we ons ook in het kabinet op beraden. Ook als je naar de geschiedenis kijkt, kun je die twee elementen in principe wel los van elkaar zien. Bijvoorbeeld het Romeinse Rijk was een rechtsstaat. Het had geschreven recht, het had de mogelijkheid om je in een rechtbank te verdedigen. Er werd dus recht gesproken. Ik geloof dat het zelfs onderdeel is van de rechtenstudie om als eerstejaarsstudent Romeins recht te leren. Het was dus een rechtsstaat, maar het was, in ieder geval in onze ogen, geen democratie, omdat er geen algemeen kiesrecht bestond. Omgekeerd: zou je kunnen spreken over een democratie los van een rechtsstaat? In theorie wellicht wel. Immers, als je "democratie" heel eng definieert, is het een systeem waarin de meerderheid beslist. Het zou kunnen dat die meerderheid dat doet zonder respect voor de minderheden die ontstaan. Dan is het wellicht een democratie, maar in ieder geval geen rechtsstaat.
Over die laatste opvatting wordt ook anders gedacht. Dan wordt er gezegd: onze moderne duiding van democratie is dat daar pas sprake van is als de elementen rechtsstatelijkheid en mensenrechten daar onderdeel van zijn. Ik wil daar vanuit vak-K wat praktisch in zijn. Ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan dat beide elementen volledig aanwezig moeten zijn, vandaar dat in het voorstel dat ik heb voorgelegd, democratie en rechtsstaat los van elkaar benoemd zijn. Er zijn echter ook andere stukken, internationaal en mensenrechtelijk, waarin sprake is van democratische rechtsstaat. Ook dat vind ik geen doorslaggevend bezwaar.
Al met al blijft het amendement zoals dat door de heer Koopmans is ingediend, dicht genoeg bij wat de regering intendeert om het oordeel erover aan de Kamer te laten.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Allereerst wil ik nog iets herstellen wat ik in mijn eerste termijn niet heb gedaan, namelijk mijn beide nieuwe collega's die hun maidenspeech hebben gehouden, hartelijk bedanken. Het komt maar zelden voor dat collega's niet alleen hun maidenspeech houden, maar meteen ook amendementen indienen die een wetsvoorstel verstrekkend veranderen. Dat doet zowel mijn collega van de VVD, als mijn collega van D66; ook daarvoor hartelijke felicitaties. Eigenlijk slaan mijn collega's nu dus twee vliegen in één klap.
In de beantwoording zei de minister net dat die algemene bepaling geen rechtsgevolg heeft en alleen maar normatief is. De manier waarop de minister net uitleg gaf over de democratische rechtsstaat ten opzichte van de democratie en de rechtsstaat, heeft echter wel gevolgen voor de duiding van de Grondwet. Ik snap dus eigenlijk niet zo goed dat de minister zegt dat het louter normatief is, want normen zijn natuurlijk ook vastgelegd in het recht.
Minister Plasterk:
We hebben geen constitutionele toets; artikel 120 houdt dat tegen. Ik kom daar nog op. Wat in de Grondwet staat, bindt de wetgever, en dat zijn we uiteindelijk met elkaar. De vraag naar het effect van zo'n algemene bepaling is tot op zekere hoogte dus ook een vraag naar de psychologie van de wetgever in de toekomst. Ik denk dat het een zekere symbolische waarde heeft. Als er een voorstel komt dat de democratie zou uithollen, dan zijn er ongetwijfeld andere artikelen in de Grondwet waarmee dat al in strijd komt, maar ik denk dat het voor de wetgever normatief kan werken als het daarenboven in strijd is met de algemene bepaling waarmee onze Grondwet nota bene begint. Ik zie daar dus wel een toegevoegde waarde in, maar dat is het dan ook.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De minister zegt letterlijk: ik zie daar wel een toegevoegde waarde in, maar dat is het dan ook. Waarom zou je een grondwet die zo sober is en die mooie concrete bindende rechtsregels neerlegt, dan vervuilen met een algemene bepaling?
Minister Plasterk:
Dat vind ik nou weer niet aardig. De nu voorliggende algemene bepaling is inderdaad buitengewoon sober. Daar komt kritiek op. We kunnen daar zo nog met elkaar over spreken. Deze bepaling is overigens wel in lijn met vergelijkbare bepalingen in de grondwetten van een aantal landen om ons heen. Ik heb er een hele internationale vergelijking over laten maken. Zo bizar is dat dus nu ook weer niet. Ik vind het niet vervuilend, maar ik denk inderdaad niet dat de aarde de andere kant op gaat draaien als deze algemene bepaling aan de Grondwet wordt toegevoegd.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik kan die aarde ook niet de andere kant op laten draaien, maar ik wil de minister toch voorhouden dat die verwevenheid tussen democratie en rechtsstaat een onderstreping is van de noodzaak van zo'n algemene bepaling. In Nederland was er eerst een rechtsstaat en pas later een democratie. Andersom is het ook zo dat bijvoorbeeld in het Midden-Oosten — ik heb net zelf het voorbeeld van het moslimbroederschap genoemd, maar je kunt ook denken aan Hamas in Gaza — groepen op een democratische manier aan de macht zijn gekomen, maar niets hadden met een rechtsstaat. We hebben zelf hier in ons land weleens discussie gehad over de vraag wat er gebeurt als 51% voor een sharia is waarin sprake is van een ongelijkheid tussen man en vrouw of niet-gelovige en gelovige, iets wat in strijd is met onze rechtsstaat. Als 51% dat wil, dan kan zo'n extra dam helemaal aan het begin van je Grondwet toch helpen. Het is dan toch heel belangrijk om die twee heel dicht bij elkaar te houden, zo niet onlosmakelijk met elkaar te verbinden.
Minister Plasterk:
Ik dank de heer Segers voor het onderstrepen van het symbolische belang dat dit in de praktijk zou kunnen hebben. De vervolgvraag is dan natuurlijk: moet je dat dan wel of niet democratisch als epitheton ornans aan de rechtsstaat hangen, dan wel als aparte entiteit opvoeren? Het kabinet heeft voor dat laatste gekozen, maar mijn zeer hooggeschatte voorganger Ernst Hirsch Ballin heeft, geloof ik, weleens gepubliceerd waarom dat in zijn ogen juist onlosmakelijk met elkaar verbonden is en je het net zo goed als één begrip kunt pakken. Dat is ook een respectabele opvatting. Ik moet ook nog een beetje praktisch blijven, want weinig sprekers hebben het voorstel ongewijzigd met grote trom binnengehaald — van alle sprekers hier zat de woordvoerder van de VVD daar het dichtst bij — en ik kan met die wijziging leven. Ik denk niet dat het er per se beter van wordt, maar ik denk dat het de essentie ook niet aantast, nogmaals, ook onder verwijzing naar de staatsrechtelijke literatuur die zegt dat in ons moderne begrip van democratie en rechtsstaat die twee eigenlijk wel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
De heer Segers (ChristenUnie):
Misschien was het goed geweest als we inderdaad wat meer overleg hadden gehad over die formulering, want nu staan we op een achternamiddag onze Grondwet te formuleren en dat is nogal wat. Ik zou toch die verwevenheid tussen democratie en rechtsstaat willen onderstrepen. Dat is inderdaad in lijn met het amendement en ook in lijn met wat de staatscommissie heeft gezegd. Het allermakkelijkst was het geweest als we dat advies hadden overgenomen, maar goed, de minister zal nog spreken over de vraag waarom hij dat niet op die manier heeft gedaan.
Minister Plasterk:
Ik ga eerst in op de opmerking over de achternamiddag. Mij werd terecht de vraag gesteld waarom het zo lang heeft geduurd. Er is jarenlang door staatsrechtgeleerden gedebatteerd over iedere komma van deze bepaling, maar er komt een moment waarop die in de Tweede Kamer komt. Dat moment is nu. Ik heb in mijn inleiding al gezegd dat ik mij kan voorstellen dat, gehoord de bijdragen in eerste termijn, niet onmiddellijk tot besluitvorming en stemming wordt overgegaan. Het hangt er ook van af hoe het debat zich ontwikkelt, want ik zal ook niet elke geamendeerde versie van dit voorstel verder willen brengen. Het kabinet is, alles afwegend, voorstander van een algemene bepaling, maar dan wel een sobere. Ik zal daar zo nog op terugkomen. In andere gevallen zou ik toch de ruimte willen hebben om er in het kabinet opnieuw over na te denken. We hebben nu het debat over het voorstel zoals het er ligt. We zullen het nu even hiermee moeten doen.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
De minister noemde in de uiteenzetting over de democratie en de rechtsstaat expliciet mensenrechten. Ziet hij in het benoemen van de mensenrechten toegevoegde waarde voor onze Grondwet, die ook de verwevenheid met de internationale verdragen kan aangeven? Waarom is dat eigenlijk gesneuveld?
Minister Plasterk:
Er moet geen misverstand over zijn dat waar het woord "grondrechten" staat, dat de mensenrechten behelst, ook in de internationale zin van het woord. Het bezwaar tegen het steeds verder uitspinnen van zo'n tekst is het volgende. Om een beeldspraak te gebruiken, ik heb weleens gezegd: als je een klein gebied hebt en je de grens daaromheen onduidelijk vindt, is de neiging om dat gebied groter te maken, maar dan wordt de grens ook groter en daarmee de onduidelijkheid. Ik denk niet dat we veel winnen door dit verder te specificeren. Het antwoord op de vraag is heel duidelijk: onder de grondrechten worden in de ogen van het kabinet — dat is dus onderdeel van de wetsgeschiedenis — de mensenrechten volledig gevat.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Toch zijn er verdragen die niet terugkomen in onze wetgeving. Zou het daarom niet goed zijn om juist de verbintenis met de verdragen aan te geven, bijvoorbeeld wat betreft het verdrag in het kader van de bescherming van het kind? Dat hebben wij niet in onze Grondwet verankerd. Dat zijn net de punten — ik heb er nu eentje genoemd, ook in antwoord op de heer Van Raak — die goed zijn om de verbinding te zoeken. Misschien heeft de minister een andere suggestie. Ik sta daarvoor open.
Minister Plasterk:
Dan vervallen we in voorbeelden. Bij kinderrechten ga je specifieke mensen benoemen. Ik weet dan nog wel een aantal categorieën. Ik ga daar nu niet over doordiscussiëren. De intentie van het kabinet is echt dat "grondrechten" ook de mensenrechten, zoals die in internationale verdragen gevat zijn, omvat.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Als ik de minister zo hoor, begrijp ik steeds minder waarom hij in zijn tekstkeuze niet heeft gekozen voor "de democratische rechtsstaat". Hij zegt terecht dat democratie en rechtsstaat een verschillende ontstaansgeschiedenis hebben, maar hij zegt ook dat die in het huidige tijdsgewricht wel bij elkaar horen. Een democratie die geen rechtsstaat is, vinden wij in dit land onacceptabel. Dat zegt de minister in andere woorden. Maar juist op dit moment, nu we een discussie hebben over de algemene bepaling, lijkt mij juist dat dit de toegevoegde waarde is van de algemene bepaling. Daarmee leggen we die normatieve uitspraak immers voor het eerst vast in de Grondwet. Dat heeft wel degelijk betekenis. Daarom begrijp ik de keuze niet om de democratie en de rechtsstaat los van elkaar te zien. Die dingen stonden inderdaad ooit los van elkaar, maar dat is nu juist niet meer het geval, en dat moeten we juist nu willen uitspreken.
Minister Plasterk:
Ik begrijp de vraag. In de toelichting bij het amendement-Koopmans is het precies het woordje "immers" waaronder ik een streepje heb gezet. Er staat: "De democratie en de rechtsstaat zijn immers in het Nederlandse staatsbestel onverbrekelijk met elkaar verbonden." Dat is ook de redenering van mevrouw Van Engelshoven. Ze zijn het immers, ze zijn het kennelijk, dat is het geval. Maar als je een algemene bepaling aan de Grondwet wilt toevoegen, dan wil je die in mijn ogen niet beschrijvend laten zijn over wat er immers het geval is, maar dan wil je die normatief maken voor wat er tot in principe in einde van dagen het geval zou moeten zijn. Als je dat wilt, heb je naar mijn gevoel een net wat bredere bedekking tegen alle misverstanden door te zeggen: nee, de democratie én de rechtsstaat moeten worden gewaarborgd in onze Grondwet; als er een misverstand zou zijn of iets in de overlap terechtkomt, dan pakken we dat altijd mee omdat beide volledig gewaarborgd moeten worden. Ik ben het dus eens met de duiding dat "kennelijk" of "immers" in Nederland eigenlijk een samenvattend begrip is.
De heer Koopmans (VVD):
Ik ben heel blij met de ondersteunende woorden van de minister over het begrip "democratische rechtsstaat". Ik wil daaraan toevoegen dat je de democratie natuurlijk apart kunt zien van de rechtsstaat. De minister gaf zelf het voorbeeld van het Romeinse Rijk; laat ik daar niets aan toevoegen. Het bijzondere in Nederland is natuurlijk dat die begrippen juist zo verweven zijn. Onze Grondwet is geen filosofische exercitie; die gaat juist over wat de Grondwet doet. Als wij zeggen dat de Grondwet de grondrechten en de democratische rechtsstaat waarborgt, hebben we het dus over het bijzondere en het unieke van Nederland. De vraag die ik vervolgens aan de minister wil stellen, is of hij, naast zijn steun voor een alternatief zoals "democratische rechtsstaat", het er ook mee eens is dat wij het in zo'n algemene bepaling niet moeten hebben over "Nederland", omdat we weten wat Nederland is. In zo'n algemene bepaling moeten we het dus alleen hebben over de Grondwet, zoals ook in zijn oorspronkelijke voorstel het geval is.
Minister Plasterk:
Ja, met dat laatste ben ik het eens. In die zin is dit een algemene bepaling die aangeeft dat dit vervolgens in de Grondwet gesteld gaat worden en niet weer een nieuwe norm om andere dingen toe te voegen aan de Grondwet. Daar ben ik het dus mee eens.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik wil ook graag doorvragen over de uitleg van het begrip "democratische rechtsstaat". Als zo'n amendement inderdaad een meerderheid zou krijgen — het spreekt mij persoonlijk aan om voor die vervlochten begrippen "democratische" en "rechtsstaat" te kiezen — zou ik nog wel van de minister willen horen of dat toegevoegde waarde heeft ten opzichte van wat er verder al in de Grondwet staat. Is er dus iets op een rechtsgevolg gericht wat meer is dan hoe "democratie" en "rechtsstaat" al in de Grondwet geregeld zijn?
Minister Plasterk:
Allereerst: juist over dit punt is in de boezem van het kabinet gesproken. Daarbij zijn die argumenten gewogen. Dit is voor mij dus niet een geheel nieuwe discussie. Ook in het traject hiernaartoe is in de adviezen gezegd: moet je recht doen aan het feit dat dit in Nederland twee vervlochten begrippen zijn of moet je ze los van elkaar als te waarborgen elementen opvoeren? Alles afwegend hebben we uiteindelijk voor dat laatste gekozen. Nogmaals, ik heb ook begrip voor de andere manier om die weging aan te brengen.
Is dit gericht op enig rechtsgevolg? Zoals ik al aangaf in antwoord op de vraag van mevrouw Bruins Slot, denk ik dat dat rechtsgevolg niet verandert, omdat dit in feite beschrijft wat de Grondwet waarborgt en niet beoogt om nu nieuwe elementen toe te voegen waaraan de wetgever vervolgens zijn wetten zal gaan toetsen. In de zichtbaarheid en ook in de presentatie van de Grondwet kan het natuurlijk wel van belang zijn om mensen die zelfs onze sobere Grondwet al een zwaar verhaal vinden, aan te geven dat het er in essentie op neerkomt dat de Grondwet dit waarborgt.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik kan mij die uitleg voorstellen, maar dat betekent ook concreet dat het niet zo kan zijn dat een bepaalde partij nu niet in problemen zou komen door de bepaling in de Grondwet — de heer Segers noemde als voorbeeld een bepaalde shariapartij — maar dat dat ineens wel het geval zal zijn als je daaraan voorafgaand aangeeft dat Nederland een democratische rechtsstaat is.
Minister Plasterk:
Dat klopt. Dat was ook de vraag van mevrouw Bruins Slot over de werking van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek. Daar verandert deze grondwetswijziging niets aan.
De heer Van Raak (SP):
Wat wij nu doen, is toch een beetje huiswerk dat wij hebben gekregen van de senaat, van de Eerste Kamer, maar we hebben het wel over de Grondwet. Als je de Grondwet wilt veranderen, moet je daar een goede reden voor hebben. Bijvoorbeeld: de uitvinding van internet, naast de brief; daar spreken we morgenochtend over. Dat is een reden om de Grondwet aan te passen, maar als je de Grondwet aanpast en zelfs een eerste artikel introduceert terwijl dat feitelijk en juridisch niets verandert, moet je dan wel op zo'n manier met de Grondwet omgaan?
Minister Plasterk:
Ik had daar apart op willen reageren, maar de heer Van Raak raakt nu ook aan de verhouding tussen de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Er is natuurlijk een volgordelijkheid in de wetsvaststelling. Het start dus hier. Het is aan de Tweede Kamer om te bepalen of zij daar in meerderheid voor voelt, al dan niet geamendeerd. Daarna gaan we naar de Eerste Kamer. In die volgorde moeten we het doen. Ik moet dit eigenlijk aan de overkant zeggen, maar het recht van initiatief ligt in de Grondwet natuurlijk bij de Tweede Kamer, net als het recht van amendement. Beide zijn in de afgelopen decennia iets uitgehold door de novelle en de motie die de regering uitnodigt met een wetsvoorstel te komen. Ik houd wel vast aan het feit dat het voortouw toch echt bij de direct gekozen Kamer der Staten-Generaal ligt: de Tweede Kamer dus.
De heer Van Raak (SP):
Dat is mooi. De minister heeft helemaal gelijk, maar ik kan mij toch niet aan de indruk onttrekken dat de motie van de Eerste Kamer en de manier waarop die was opgesteld, meer weg had van een opdracht aan de minister dan van een uitnodiging. Het was een opdracht om met wetgeving te komen, niet met een amendement. Sterker nog, zij vroeg om wijziging van de Grondwet. Dat is wel een dingetje. Ik wil dat respecteren en ik wil bekijken hoe we tegemoet kunnen komen aan die wens van de Eerste Kamer. Mijn meer algemene opmerking is wel dat er echt iets aan de hand moet zijn als je de Grondwet verandert. Het veranderen van de Grondwet is niet voor niks een moeilijk proces met verkiezingen en een tweederdemeerderheid in tweede lezing. Dat hebben we zo gedaan omdat we willen dat de Grondwet alleen veranderd wordt als daar breed draagvlak voor is, als het echt nodig is en als de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. Doet het het staatsrechtelijke hart van de minister niet ook een beetje pijn dat we de Grondwet gaan veranderen met iets wat eigenlijk niks verandert?
Minister Plasterk:
Het is voor de wetsgeschiedenis en de toekomst wel van belang om te benadrukken dat we hier geen wetsvoorstellen, laat staan grondwetswijzigingsvoorstellen, behandelen in opdracht van de Eerste Kamer. Dan zou onze constitutie op haar kop staan. Er is in de Eerste Kamer een motie aangenomen, waarin de regering werd verzocht om — zo heb ik het in ieder geval geduid — zich nog eens te beraden op het eerder ingenomen standpunt dat het niet noodzakelijk was om een algemene bepaling toe te voegen. Op die uitnodiging is het kabinet ingegaan. Dat heeft ertoe geleid dat ik, alles afwegende, heb besloten om een sobere algemene bepaling aan de Kamer voor te leggen. Overigens is de motie waarin de regering daartoe werd uitgenodigd, door de fractie van de SP in de Eerste Kamer gesteund.
De heer Öztürk (DENK):
De heer Segers van de ChristenUnie had het over Hamas en de Moslimbroederschap. De heer Van der Staaij had het over de sharia en dergelijke. Het grootste gevaar zit echter hier in de Kamer en wil artikel 1 van onze Grondwet afschaffen. In hoeverre is onze Grondwet daartegen gewapend? De PVV is nu de tweede grootste partij, maar het had de eerste en grootste partij kunnen worden. Een aantal mensen lopen achter de PVV aan. In hoeverre zijn er partijen in deze Kamer die onze Grondwet, ons artikel 1 waarop de Grondwet gestoeld is, willen afschaffen? Wil de minister daar onderzoek naar doen? Hoe kunnen we onze Grondwet daartegen wapenen?
Minister Plasterk:
Ik beperk me even tot het voorliggende voorstel. Het afschaffen van artikel 1 van de Grondwet is voor het kabinet onaanvaardbaar, dus een dergelijk voorstel zou ik niet meemaken.
De heer Öztürk (DENK):
Vindt de minister dan niet dat hij nu al maatregelen moet nemen of onderzoeken moet doen om die partijen die dat willen op enige manier tegen te gaan? Als die partijen groter worden, steeds meer zetels krijgen en partijen als ChristenUnie en SGP hen zouden kunnen steunen, hebben we een grote ramp.
Minister Plasterk:
Dit gaat volgens mij echt buiten het onderwerp van het debat. Ik ga hier geen spelletje van maken en via een interruptie over het voorliggende grondwetswijzigingsvoorstel een oordeel over politieke partijen uitspreken. Dat is niet aan mij.
De voorzitter:
Mijnheer Öztürk, u hebt al twee vragen gesteld. Ik stel vast dat u waarschijnlijk niet het antwoord hebt gekregen dat u wilt, maar ik geef u nog gelegenheid voor een korte opmerking.
De heer Öztürk (DENK):
Ik wil me tot u richten, voorzitter. Als er naar de sharia, de Moslimbroeders en andere zaken wordt gevraagd, komt er wel een volledig antwoord. Ik wil een gevaar dat in dit huis aanwezig is, aan de kaak stellen. Dat moet toch kunnen in dit debat?
De voorzitter:
U hebt uw vraag gesteld. Ik stel vast dat u een ander antwoord krijgt dan u waarschijnlijk beoogd had. Ik zie ook de heer Koopmans bij de interruptiemicrofoon, maar hij heeft al geïnterrumpeerd op dit punt. Ik stel dus voor dat de minister zijn betoog vervolgt.
Minister Plasterk:
Voordat ik toekom aan het gloedvolle betoog van mevrouw Van Engelshoven, wil ik nog iets zeggen over de rol van onze Grondwet en de constitutionele toets. Terecht is er door diverse leden gesignaleerd dat onze constitutie geen plaats kent voor het toetsen van wetten aan de Grondwet. Artikel 120 stelt dat ook. Ik heb ook een goed geheugen en ik kan me herinneren dat er inderdaad een initiatiefwetsvoorstel tot grondwetswijziging is aangenomen in eerste lezing. Dat wetsvoorstel werd, naar ik meen, door Femke Halsema ingediend. Het is misschien goed om bij deze gelegenheid te signaleren dat artikel 137 van de Grondwet stelt dat er na eerste lezing van een wijziging van de Grondwet Kamerontbinding plaatsvindt, waarna dé nieuw gekozen Tweede Kamer zich opnieuw buigt over de grondwetswijziging.
Een aantal jaren geleden is er gesignaleerd dat het met name in de korte opeenvolging van de kabinetten-Balkenende praktisch gezien eigenlijk niet goed mogelijk was om dat door dé nieuw samengestelde Kamer te laten doen, omdat die Kamer alweer was opgelost en vervangen. Toen is er advies gevraagd aan de Raad van State over de manier waarop artikel 137 gelezen moet worden. De Raad van State heeft toen gezegd dat hij zich inderdaad kon voorstellen dat "dé" gelezen moet worden in de zin dat dit gebeurt door de Kamer na verkiezingen, maar dat het ook wel de Kamer daarna zou kunnen zijn. Maar het mag niet zo zijn dat het blijft liggen om te wachten of er zich eens een keer een Tweede Kamer aandient die daar wel een meerderheid voor heeft. Ik wil in herinnering roepen dat de erfopvolger van mevrouw Halsema — ik meen dat dat de heer Grashoff was — een aantal jaren geleden al eens heeft gesteld: dat ligt er, want er is nu geen meerderheid voor. Er komt toch een moment waarop je moet signaleren dat, ook als je een royale duiding van artikel 137 van de Grondwet hanteert, dit voorstel tot wijziging van artikel 120 in eerste lezing inmiddels niet meer ter tafel ligt. Mocht er een wens bestaan om een grondwettelijke toets in te voeren, dan zal die opnieuw door de regering of door een initiatief aan de orde gesteld moeten worden.
De heer Van Raak (SP):
Dit is best wel een serieuze zaak. Er is een initiatiefgrondwetswijziging van mevrouw Halsema van de GroenLinks-fractie. Dat ligt hier, terwijl de Grondwet stelt — de minister zegt dat volgens mij terecht — of in ieder geval tot bedoeling heeft dat zo'n voorstel zo snel mogelijk na verkiezingen wordt ingediend, liefst op de eerste dag dat er vergaderd wordt. Dat hebben wij nu aan de hand met de referendumwet voor een correctief referendum. In een ander verband hoop ik de minister daar snel, voor 1 mei, over te spreken. Maar hier geldt de vraag: wat moeten wij dan met zo'n wet? Dit is volgens mij in ieder geval in strijd met de geest van de Grondwet. Komt dan niet het moment dat de regering zelf zo'n voorstel zal moeten indienen?
Minister Plasterk:
Dat laatste hangt er natuurlijk vanaf of de regering voorstander is van het wijzigen van zo'n grondwetsartikel. Maar wij kunnen feitelijk constateren dat het niet gelegen heeft aan de zittingsduur van het kabinet-Rutte II. Vandaar dat mijn conclusie is dat wij kunnen signaleren dat dit, hoe smal of ruim je artikel 137 van de Grondwet ook interpreteert, niet in tweede lezing door de Tweede Kamer is behandeld, laat staan aangenomen.
De heer Van Raak (SP):
Kunnen wij niet nog eens een briefje van de minister hierover krijgen? Hoe is zijn visie op dat proces? Kan het zomaar zijn dat Kamerleden zo'n initiatiefgrondwetswijziging laten liggen of is dat in strijd met de geest van de Grondwet? Wat voor procedure zouden wij daar dan voor moeten hebben? Want het steekt mij ook: je kunt zo'n wet niet zomaar laten liggen. Is de minister bereid om ons zin te informeren over wat in technische zin in dit soort gevallen een juiste procedure zou zijn?
Minister Plasterk:
We staan hier nu toch, dus ik doe het hier. Het is niet alleen in strijd met de geest, maar ook met de letter van artikel 137 van de Grondwet, want daar staat gewoon: dé nieuw samengestelde Tweede Kamer. Nogmaals, je kunt het begrip "de" iets oprekken door te zeggen dat het, als die Kamer heel snel alweer naar huis wordt gestuurd, ook nog de Kamer daarna kan zijn. Maar daar komt een keer een eind aan. Dat is de vaste duiding van de Raad van State. De regering voegt zich daar ook bij. Ik denk dat het einde in verband met dit initiatiefwetsvoorstel allang gepasseerd is.
De voorzitter:
Korte opmerking tot slot van de heer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Ja, maar wat gaan wij daar dan mee doen? Het is nu een weesgrondwetswijziging geworden. Dat is, zo zegt de minister, niet alleen in strijd met de geest, maar ook met de letter van de Grondwet. Wat doen we dan?
Minister Plasterk:
Dat heb ik eigenlijk zojuist geconstateerd. Mocht er op nieuw behoefte bestaan om een grondwetswijziging op dit punt aan te brengen, dan zal dat traject opnieuw gestart moeten worden.
De heer Van der Staaij (SGP):
Nog even over hetzelfde punt. Ik heb nog even de stukken erbij gepakt, te weten het verslag van een AO op 11 april 2012, waarin dit aan de orde is geweest. De heer Van Raak en ik waren daarbij. Toen vroegen wij aan de fractie van GroenLinks hoe het verdergaat met dit wetsvoorstel. Toen zei zij dat er geen meerderheid was, maar dat zij zich erop ging beraden. Eigenlijk is dit ook weer een grondwetsherziening die volgt op de bespreking van die staatscommissie. Ik zou ook willen vragen of de fractie van GroenLinks uitsluitsel zou willen geven in tweede termijn. Dan kunnen we misschien ook conclusies trekken over hoe het verdergaat met dit wetsvoorstel, en of zij het wil intrekken. Ik ben het met de minister eens dat het niet zo kan zijn dat dit weer wordt opgepakt en dat er wordt gezegd: we gaan nog even de tweede lezing rondmaken.
Minister Plasterk:
Ik weet niet of het in technische zin intrekken behoeft. Het doet mij denken aan die scène van Monty Python met de papegaai: this parrot is no more. Ik denk dat zonder actieve daad de feitelijke opvatting van het kabinet is dat deze grondwetswijziging in eerste lezing niet meer ter tafel ligt, want dan had dat wel moeten gebeuren.
De heer Van der Staaij (SGP):
Formeel gesproken is het een Kamerstuk, met een nummer. Er is ergens een verslag ingediend. Ik denk dat het wel goed zou zijn voor de rechtszekerheid en de duidelijkheid voor iedereen als het netjes van tafel zou zijn en niet ergens in de lucht blijft hangen, waarbij je moet zeggen dat het van rechtswege vervallen is.
Minister Plasterk:
Ik loop er in feite op vooruit. Stel dat men het hier in behandeling zou willen nemen, dan zou mijn standpunt zijn dat dit voorstel niet meer ter tafel ligt.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Nog even, niet over het proces, maar over de inhoud. U kiest voor de formulering dat de Grondwet waarborgt. Bent u met mij van mening dat als je mooi vorm wilt geven aan die waarborgfunctie die er nu alleen is door de Grondwetgever, een constitutionele toetsing niet zou passen? Dan geef je ook echt inhoud aan die waarborg in de Grondwet en maak je dat diegenen die vinden dat zij in hun grondrechten worden aangetast, daar ook een beroep op kunnen doen. Zou het in die formulering waar u zelf voor kiest, ook logisch zijn om te zeggen dat men daar actief een beroep op kan doen?
Minister Plasterk:
Dat zou in strijd zijn met het artikel 120 van de Grondwet. Daar sta ik ook voor. Daar hebben wij met z'n allen beloftes of eden op afgelegd, zoals dat er ligt. Dat betekent dat de algemene bepaling die nu voorligt, slechts een appel is aan de wetgever om datgene te waarborgen wat in die algemene bepaling staat en niet een entree om een procedure te starten bij andere instanties. Vervolgens kun je een discussie hebben of je artikel 120 wilt veranderen, maar daar heeft de regering op dit moment geen standpunt over. Ik geloof dat er in het verleden door onze rechtsvoorgangers neutraal is geadviseerd over dat voorstel.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Plasterk:
Dat brengt mij op het amendement van mevrouw van Engelshoven. Zij kiest inderdaad voor een uitgebreidere variant van die algemene bepaling. De regering is daar niet voor. Mocht de Kamer daarvoor kiezen, dan zal ik het echt even mee terugnemen naar het kabinet, om te kijken of we deze algemene bepaling dan nog wenselijk zouden achten.
Ik noem enkele argumenten. Allereerst komen er een aantal interpretatievraagstukken. Als je de menselijke waardigheid afzonderlijk gaat toevoegen, is de vraag of de menselijke waardigheid al niet is besloten in de grondrechten en in de rechtsstaat. Als je deze dan toch nog toevoegt, wellicht ten overvloede, zijn er dan niet andere elementen die je — ook wellicht ten overvloede — zou willen toevoegen?
Dat geldt ook voor extra elementen die geselecteerd worden. Dan laat je bijvoorbeeld onbenoemd het legaliteitsbeginsel, de scheiding van de machten of de onafhankelijkheid van de rechter. En dan is de vraag: als je dan toch een algemene bepaling opneemt waarin je al die belangrijke elementen van onze rechtsstaat en onze democratie nog eens kort samenvat, waarom voeg je die dan niet ook toe?
Ik geef toe dat de staatscommissie een uitgebreidere algemene bepaling had, waar de heer Segers naar vroeg. Dat was echter wel in de context van een voorstel waarin de Grondwet op een aantal andere punten op de schop werd genomen. Die andere punten zijn niet overgenomen. De regering is er dan niet voor om alleen die algemene bepaling in de extensieve variant over te nemen.
Dan kom ik op de normadressaat. Er wordt inderdaad beoogd om de soberheid van de Grondwet op dat punt te handhaven. Dat is dus nog een declaratieve bepaling die de grondwetgever bindt, maar deze biedt geen apart toetspunt voor de rechter om bijvoorbeeld te zeggen dat een waterschap gehandeld heeft in strijd met de algemene bepaling, of iets van dien aard. Dat is ook een deel van de overheid. Overigens wordt die normadressaat ook gevonden bij de formulering van de grondwet van Noorwegen en Finland. Ook in het noordelijke deel van Europa is het dus niet ongebruikelijk om een dergelijke algemene bepaling op te nemen. Alles bij elkaar ben ik geen voorstander van het uitbreiden van de algemene bepaling. Ik denk dat dit echt de grens is tot waar wij willen gaan.
Dat geldt ook voor het subamendement van de heer Segers op stuk nr. 11. De heer Öztürk heeft een amendement ingediend over de extensieve variant, op stuk nr. 8. Daar geldt eveneens hetzelfde voor.
Ten slotte is er het amendement van de heer Baudet, op stuk nr. 12, waarin aan de algemene bepaling wordt toegevoegd dat het Nederlandse volk via referenda wetten vaststelt. Dat is feitelijk niet juist. Het Nederlandse volk stelt via de representatieve democratie wetten vast. Ik weet dat er een grondwetswijziging in eerste lezing is aangenomen waarmee het correctieve referendum wordt ingevoerd. Die is kort geleden in eerste lezing aangenomen, maar heeft het Staatsblad nog niet bereikt. Om die reden ontraad ik het amendement op stuk nr. 12.
Ik kijk even naar een aantal vragen die ik nog niet heb beantwoord. Mevrouw Van Engelshoven heeft een vraag gesteld over een historisch onderzoek. In diverse rapporten is ingegaan op de mogelijkheid van een preambule, bijvoorbeeld in dat van de Nationale Conventie in 2006. Ik was er toen als eenvoudig burger lid van, net als de heer Van Raak. Die heb ik daar ook ontmoet. Daarnaast is er het rapport van de staatscommissie uit 2010. Uiteindelijk is er echter niet gekozen voor de structuur van een preambule.
Ik heb de vraag of het niet wat karig is, al beantwoord.
Mevrouw Bruins Slot hangt de andere kant op. Zij vraagt zich af of het echt noodzakelijk is om het zo te doen. Ik herken dat, want dat was ook mijn aanvankelijke standpunt. Dat verheel ik niet. Alle debatten gehoord hebbende, denk ik dat een sobere algemene bepaling toch wel tegemoetkomt aan de wens om symbolisch kort samen te vatten wat onze Grondwet waarborgt. Ik pleit ervoor dat de Kamer dit voorstel steunt. Wellicht zit in de soberheid voor het CDA ook ruimte om alsnog akkoord te gaan met het voorliggende voorstel. Ik zie aan de lichaamstaal van mevrouw Bruins Slot echter dat dit wellicht niet gaat lukken.
Over artikel 22 heb ik al gesproken. Er is gevraagd of de algemene bepaling consequenties zal hebben voor de benoemingswijze van burgemeesters en commissarissen van de Koning. Het antwoord is ontkennend. De algemene bepaling heeft geen invloed op kroonbenoemingen.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Maar de minister spreekt in de nota naar aanleiding van het verslag wel van een ondergrens ten aanzien van wat er wel en niet thuishoort in de Grondwet en hij geeft ook aan dat die algemene bepaling ook iets zegt over die ondergrens en dus ook gevolgen kan hebben voor de onderwerpen die je wel of niet uit de Grondwet haalt. Mijn vraag is dan ook waar precies die ondergrens ligt van wat er wel en niet in hoort.
Minister Plasterk:
Er loopt een debat over de vraag of de kroonbenoeming van de burgemeester grondwettelijk moet worden vastgelegd dan wel — dat is het initiatiefwetsvoorstel van onder andere D66 — dat die door de gewone wetgever kan plaatsvinden. Daarin heeft de regering zich tot dusverre neutraal opgesteld. Dus ik zou het eigenlijk daartoe willen beperken. Het punt dat mevrouw Bruins Slot maakt, illustreert wel dat je natuurlijk per keer moet beoordelen en afschatten wat bescherming via de Grondwet behoeft en wat door de Grondwet aan de gewone wetgever overgelaten kan worden. Waar het gaat om dit voorbeeld vind ik het lastig omdat we dan midden in een lopend debat komen waarbij strikt genomen de discussie over de benoemingswijze, namelijk de kroonbenoeming, en de vraag of de benoemingswijze in de constitutie moet vastliggen of in een gewone wet, door elkaar zouden kunnen lopen. Dus ik blijf daar nu even buiten.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Maar de minister creëert nu wel zelf dit probleem, omdat hijzelf in de nota naar aanleiding van het verslag heeft geschreven dat de komst van deze algemene bepaling adresseert dat er een ondergrens is aan wat er wel in de Grondwet staat en wat daar niet in staat. Bij het eerste voorbeeld waarbij ik aan de minister vraag hoe het dan precies zit, kan hij geen antwoord geven.
Minister Plasterk:
Dan geef ik dat antwoord wel.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Hoe zit het met al die andere onderwerpen? Waar ligt nu de ondergrens waarvan de minister zelf schrijft dat die er nu is waar hij het heeft over de algemene bepaling?
Minister Plasterk:
Ik geef dat antwoord wel. Ik denk dat het deconstitutionaliseren van de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning niet in strijd is met de democratie, niet in strijd is met de rechtsstaat en niet in strijd is met de grondrechten. Dat laat onverlet de vraag of je niet vindt dat er toch een reden is om het in de Grondwet vast te leggen. Daar blijf ik buiten, maar er kunnen ook andere redenen zijn om iets in de Grondwet te willen vastleggen. Je kunt niet zeggen, ook om ons heen kijkend, dat de landen waar geen kroonbenoeming plaatsvindt geen democratieën of rechtsstaten zijn.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voordat er zo'n algemene bepaling is, kunnen we theoretisch alles uit de Grondwet halen wat we willen, als we maar de wettelijke procedures volgen. Nu geeft de minister echter aan dat met de komst van deze algemene bepaling dat eigenlijk niet meer kan en ook niet meer alle dingen in de Grondwet kunnen worden opgenomen. Als de minister het erover heeft dat dit een soort feestelijke invulling is van onze Grondwet, is het dus de vraag of dit wel het geval is op het moment dat de minister zelf adresseert dat er nu een ondergrens is gekomen.
Minister Plasterk:
Dat is ook geen juiste weergave van wat ik heb gezegd. Ik zeg niet dat er nu een ondergrens is gekomen, want anders zou ik op de vraag of dit grote rechtsgevolgen heeft "ja" hebben moeten zeggen en dat heb ik niet gezegd. Ik zeg dat de ondergrens van de democratie en de rechtsstatelijkheid op diverse plekken verspreid over de Grondwet al aanwezig is, maar dat ik desalniettemin denk dat het een nuttige, normatieve en symbolische waarde heeft om dit in een algemene bepaling nog eens te onderstrepen. In antwoord op de vraag van mevrouw Bruins Slot heb ik gezegd dat ik verwacht dat ook in de toekomst, als er iemand met zijn grijpgrage vingers in de richting van de democratie zou willen komen, er een additioneel argument is om te zeggen dat de algemene bepaling stelt dat de Grondwet de democratie waarborgt.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Plasterk:
Ik meen eigenlijk dat ik daarmee alle vragen die in mijn richting zijn gesteld heb beantwoord en dat ik alle amendementen heb besproken.
De voorzitter:
Dank aan de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik zie de heer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
Gezien het feit dat er zo veel diverse amendementen voorliggen — ik hoorde wel steun voor elementen van het mijne maar er waren verschillen — wil ik voorstellen om de tweede termijn op te schorten tot een nader te bepalen moment.
De voorzitter:
Dank voor dit voorstel. Ik kijk even naar de woordvoerders van de andere fracties.
De heer Van Raak (SP):
Van harte steun. We zijn bezig met de Grondwet en een nieuw artikel 1. We hebben een motie van de senaat, een voorstel van de regering en zes amendementen. Ik vind het erg rommelig. De Grondwet is rommelig maar de manier waarop we met de Grondwet omgaan moet niet rommelig zijn.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Steun voor het voorstel.
De heer Segers (ChristenUnie):
Steun voor het voorstel.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ook mijn fractie steunt het voorstel om het debat op een later moment te vervolgen. Ik voeg eraan toe dat we daarmee geen haast hebben, omdat er na de eerste lezing een Kamerontbinding moet plaatsvinden voordat tot een tweede lezing kan worden overgegaan.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Mijn fractie steunt het voorstel. Het lijkt mij heel verstandig om hier prudent mee om te gaan.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Steun voor het voorstel.
De heer Öztürk (DENK):
Mijn fractie steunt het voorstel, maar het moet niet zo zijn dat de grote partijen even apart bij elkaar komen om de amendementen te bespreken. Het zou goed zijn, ook voor de grote partijen, om, als we gaan overleggen, dat gezamenlijk te doen, met alle partijen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel vast dat het ordevoorstel van de heer Koopmans in royale mate wordt gesteund.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Het wetsvoorstel zal op een nader te bepalen moment opnieuw worden ingepland voor de tweede termijn. Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.
De vergadering wordt van 18.04 uur tot 19.15 uur geschorst.
Voorzitter: Knops
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-66-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.