3 Vragenuur: Vragen Helder

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Helder aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht "Aantal meldingen identiteitsfraude verdubbeld". 

De voorzitter:

Ook hier gaat het werk gewoon verder, gelukkig. Mevrouw Helder staat al klaar namens de PVV. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Het aantal meldingen van identiteitsfraude is vorig jaar ruimschoots verdubbeld; een trieste ontwikkeling. Bij identiteitsfraude maken criminelen misbruik van valse of gestolen identiteitsgegevens. Zij kopen bijvoorbeeld goederen op naam van iemand anders zonder te betalen of geven bij aanhouding de gestolen identiteit op. Dat levert financiële en soms ook psychische ellende op voor degene wiens identiteit is gestolen. 

Mijn fractie gelooft niet dat de enige oorzaak van die ruimschootse verdubbeling is dat het melden eenvoudiger is geworden. Daarom is de eerste vraag aan de minister welke oorzaken hier nog meer aan ten grondslag liggen. Als de minister die al kent, wat gaat hij daar dan aan doen? 

Ook hoor ik graag van de minister of hij bekend is met de situatie van het slachtoffer dat in het betreffende bericht wordt genoemd. Is de minister indien dit niet het geval is, bereid contact op te nemen met de advocaat van het slachtoffer, want het slachtoffer leeft al meer dan vijf jaar in deze ellendige situatie en de dader is bekend? 

Daarnaast nog twee vragen. Hoe zal de minister ervoor zorgen dat overheidsinstanties zoals het Openbaar Ministerie, het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en het Centraal Justitieel Incassobureau de slachtoffers actiever gaan helpen, zeker als de identiteit van de dader bekend is? Is de minister ook bereid te regelen dat bijvoorbeeld het CBR en het CJIB het recht van een slachtoffer te worden geïnformeerd, in acht nemen en daarnaar willen handelen? 

Tot slot, het is niet handig dat de identiteit meestal niet goed wordt gecontroleerd door de politie, bijvoorbeeld bij een aanhouding. Er schijnt alleen te worden gekeken of de opgegeven identiteitsgegevens bestaan, maar niet of het ook werkelijk de gegevens van de betreffende persoon zijn. Door dat wel te doen, kan een hoop ellende worden voorkomen. Dit is natuurlijk een vraag voor de minister van Veiligheid en Justitie, maar dan toch de vraag aan deze minister of hij het ermee eens is dat de politie dat moet gaan doen zoals ik net schetste. Is hij bereid dit aan zijn collega van V en J door te geven? 

Minister Plasterk:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank mevrouw Helder voor het feit dat zij de aandacht vestigt op dit belangrijke onderwerp van identiteitsfraude. Ik ben het volledig met haar eens dat dit in het verleden ook wel een beetje een probleem was. Iemand kon onder valse naam een auto huren en er daarmee vandoor gaan, maar nu steeds meer interacties digitaal verlopen, neemt de mogelijkheid enorm toe om bestellingen te plaatsen en dingen te doen onder valse naam. Om die reden is het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al eerder een campagne gestart om mensen op dit risico te attenderen, bijvoorbeeld op het feit dat zij hun identiteitsgegevens niet zomaar moeten delen. Wij hebben ook een app gemaakt waarmee nummers kunnen worden doorgehaald als het überhaupt nodig is om een kopie van een rijbewijs of een paspoort ergens te laten zien. Daarnaast is een centraal meldpunt ingesteld: het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten(CMI). 

Ik heb het bericht niet gezien, maar ik begreep dat bij WNL een bericht is geweest dat het aantal meldingen bij het CMI is verdubbeld. Ik heb dit nagevraagd en het klopt. In 2016 waren er 1.724 meldingen en het jaar daarvoor 805. Ik heb geen enkele reden om te denken dat dit komt doordat het aantal fraudegevallen is verdubbeld. Ik ga ervan uit dat dit komt doordat men de weg naar het Centraal Meldpunt inmiddels weet te vinden. Dat is in principe goed nieuws. 

Het meldpunt ondersteunt mensen ook en adviseert hen om aangifte te doen als daartoe aanleiding is. Dat is ook gebeurd. In 2016 zijn er 456 verdachten van identiteitsfraude bij het OM aangeleverd. Ook daar is een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. Het bewustzijn en de aangiftebereidheid zijn dus gegroeid. 

Het CMI ondersteunt slachtoffers ook. Mevrouw Helder vroeg specifiek naar één geval. Ik moet even navragen of betrokkene is of kan worden ondersteund. Het is mogelijk dat dit langzamerhand in de sfeer van het ministerie van V en J terechtkomt. Ik ben bereid om dit dan door te geleiden naar mijn collega van V en J en daarmee ook de vraag over de aanhoudingen. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Dank aan de minister voor het antwoord op drie van mijn vragen. Ik blijf de minister even geloven dat de verdubbeling komt doordat het melden eenvoudiger is geworden vanwege de instelling van het meldpunt. Ik zeg de minister toe dat ik dat natuurlijk wel namens mijn fractie in de gaten blijf houden. Identiteitsfraude moet op de agenda blijven staan. 

Dan blijven er twee vragen over, die ik toch maar even herhaal. Ik vroeg de minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat de overheidsinstanties die ik noemde de slachtoffers actiever gaan helpen. Nu wordt er bijvoorbeeld in deze situatie gezegd: dan had die mijnheer maar bezwaar moeten maken. Maar deze mijnheer is wel zijn rijbewijs kwijt en er wordt toch nog steeds door rood licht gereden. Dat kan natuurlijk niet. Dan moet bij zo'n organisatie een lampje gaan branden dat dit niet kan. Dus actief handelen. Is de minister dat met mij eens? Zo ja, wat gaat hij daaraan doen? Is de minister bereid om de instanties er actiever op te wijzen dat inmiddels op basis van de richtlijn voor het slachtoffer de rechten van het slachtoffer in acht moeten worden genomen en dat slachtoffers actief geïnformeerd moeten worden over het doen van aangifte, et cetera? 

Minister Plasterk:

Dat laatste is de kerntaak van het CMI, het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude. Dat eerste neem ik mee terug naar dat meldpunt, want ik kan mij voorstellen dat als men daar patronen herkent dat andere overheidsinstanties er onvoldoende op reageren, men de kat de bel aan zal binden en dat men het daar aan de orde stelt. Mocht daar niet op gereageerd worden, dan kan het uiteindelijk op ministerieel niveau worden aangekaart. Ik ben het ermee eens dat het niet zo hoort te zijn. 

Mevrouw Helder (PVV):

Afrondend, voorzitter. Dank aan de minister vooral voor het antwoord op de laatste vraag. Het is mooi als het tussen instanties gebeurt, maar het gebeurt ook binnen dezelfde instantie. Als bepaalde handelingen die bij dezelfde organisatie horen op het ene bureau belanden en vervolgens op het andere, moet men intern natuurlijk ook goed blijven oppassen of men niet dingen dubbel aan het doen is en dat men mensen aanschrijft die niet aangeschreven kunnen worden. 

Minister Plasterk:

Eens. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Naar boven