13 Gaswinning Groningen

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de omkering van de bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk in verband met aanpassing van de bepaling inzake een wettelijk bewijsvermoeden voor mijnbouwschade in Groningen en enkele andere bepalingen (Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen) ( 34390 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen) ( 34348 ).

De voorzitter:

Ik zie dat de woordvoerders allemaal in de zaal aanwezig zijn. Minister Kamp was in ons midden gebleven. Als eerste geef ik het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren. Ik heb van de echte Kamervoorzitter begrepen dat u zich allemaal zult inspannen om het bondig te houden, hoe belangrijk het onderwerp ook is. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn antwoorden en reacties op de amendementen. De gaswinning in Groningen heeft grote problemen veroorzaakt. Daarover hebben we vorige week al uitgebreid gesproken. Vandaag hopen we met aanpassingen van de Mijnbouwwet de gedupeerden van de gaswinning te helpen. Maar voor de lange termijn is dat niet voldoende. De Mijnbouwwet die we morgen een heel klein beetje kunnen moderniseren, blijft in beginsel een wet uit de vorige eeuw, de fossiele eeuw, ontoereikend voor de eenentwintigste eeuw, waarin we de transitie moeten maken naar een duurzame energievoorziening. We hebben een wet nodig die zich richt op de toekomst. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende de noodzaak om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5˚C en de daarvoor noodzakelijke transitie naar duurzame energie; 

constaterende dat het beleid van de rijksoverheid daarom gericht is op het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen; 

overwegende dat de Mijnbouwwet een transitieperiode moet overbruggen van het tijdperk van fossiele brandstoffen naar een tijdperk van duurzaam opgewerkte energie; 

constaterende dat de huidige Mijnbouwwet de focus legt op doelmatige winning van delfstoffen als olie en gas en niet op de effecten van de winning en het gebruik van fossiele brandstoffen op veiligheid, milieu en klimaat; 

overwegende dat mijnbouwactiviteiten eveneens effecten kunnen hebben op veiligheid, volksgezondheid, milieu en natuur, maar dat de Mijnbouwwet ten onrechte geen afwegingskader biedt om deze effecten zwaar mee te wegen in de vergunningverlening voor mijnbouw; 

verzoekt de regering, met een voorstel voor een transitiewet te komen die de Mijnbouwwet zal vervangen en die gericht is op het faciliteren van de transitie van fossiele naar duurzame energie, waarmee de regering de mogelijkheid krijgt om een expliciete afweging te maken tussen mijnbouwbelangen en de belangen van een gezond klimaat en een veilige leefomgeving, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 70 (34348). 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voor de transitie naar een duurzame energievoorziening is het in ieder geval heel onverstandig om schaliegasboringen toe te staan. Want elke euro die wordt geïnvesteerd in fossiele energie gaat niet naar duurzame energie. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er tot 2020 een moratorium is afgekondigd op commerciële winning van schaliegas in Nederland; 

constaterende dat de mijnbouwwet de gelegenheid biedt om middels een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) te bepalen dat een bepaalde delfstof niet mag worden gewonnen in Nederland; 

verzoekt de regering, het moratorium op schaliegaswinning te borgen middels een AMvB, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 72 (34348). 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Dat er nog kolencentrales in ons land zijn, is ook al zo vorige eeuw, eigenlijk zelfs nog negentiende eeuw. Kolencentrales kunnen nog zo hard schreeuwen dat ze modern zijn, feitelijk en technisch zijn ze niet veel moderner dan een stoomlocomotief, ook een uitvinding uit de negentiende eeuw. We moeten af van de kolencentrales. Het afvangen en opslaan van CO2 is geen oplossing, maar symptoombestrijding. Het kost veel geld en het geeft kolencentrales een geforceerd langer leven, kolencentrales die sowieso de overgang naar de eenentwintigste eeuw niet hadden mogen overleven. CCS is niet meer dan een moderne aflaat: het kost geld, je hebt er niks aan en je houdt er even een prettig gevoel aan over, totdat je je realiseert dat je er bent ingetuind. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat elke euro die wordt geïnvesteerd in fossiele energie niet besteed kan worden aan de noodzakelijke transitie met duurzame energie; 

overwegende de brede wens om zo snel mogelijk de kolencentrales in Nederland te sluiten; 

constaterende dat financiële steun aan de ondergrondse opslag van CO2 van kolencentrales het voortbestaan van deze centrales kunstmatig verlengt; 

verzoekt de regering, niet meer financieel bij te dragen aan de winning en productie van fossiele energie, ook niet via financiële bijdragen aan CO2-opslagprojecten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 73 (34348). 

De heer Bosman (VVD):

Ik hoor de heer Wassenberg spreken over CCS in relatie tot kolencentrales. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja. 

De heer Bosman (VVD):

Is dat een harde verbinding, of zegt de heer Wassenberg dat CCS voor industrie een prima optie is, dus dat dit mogelijk is? Ik hoor hem daar niet over spreken. Dat zou mij in ieder geval goed in de orden klinken. Volgens mij hebben wij daar in eerste termijn ook over gesproken. Bij de industrie zou CCS ook prima kunnen, bijvoorbeeld om de werkgelegenheid daar in Nederland te behouden. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, de heer Bosman zei dat CCS prima bij de industrie kan. Daarmee was de Partij voor de Dieren het helemaal niet eens. Nu gaat het project over CCS bij een kolencentrale. Daar zijn wij het ook niet mee eens. Wat de Partij voor de Dieren betreft gaat CCS helemaal niet door, in elk geval moet de overheid daar niet in investeren. Zij moet dus niet investeren in CCS bij kolencentrales en ook niet in CCS bij industriële projecten. Wat ons betreft gaat de industrie ook minder CO2 en broeikasgas uitstoten. CO2-opvang is, zoals ik zei, niet meer dan een aflaat. Het is symptoombestrijding en dus geen maatregel. 

De heer Bosman (VVD):

Het bijzondere is dat, in alle rapporten die we krijgen staat dat we niets kunnen uitsluiten. Daarin staat dat, zodra we dingen gaan uitsluiten, we de transitie zelfs in gevaar brengen. Dat mag dan niet. Zegt de heer Wassenberg dat die rapporten niet voldoende zijn en dat de Partij voor de Dieren het beter weet? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Volgens mij staat de naam "Partij voor de Dieren" niet onder al die rapporten. Ik zeg dat er heel veel zinnigs in die rapporten staat. Als daarin staat dat CCS een manier is om die transitie dichterbij te brengen, staan wij daar niet achter. Er zijn heel veel maatregelen die goed zijn. Er zijn heel veel maatregelen die genomen moeten worden, maar CCS hoort daar wat de Partij voor de Dieren betreft niet bij. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

D66 deelt de kritische opstelling als je het hebt over de combinatie CCS en kolencentrales. Ik leg de heer Wassenberg echter het volgende voor. Als je door middel van CCS zou kunnen komen tot negatieve emissies, dus als je CO2 uit de lucht zou kunnen halen door bijvoorbeeld de combinatie met biomassa te leggen, wijst de Partij voor de Dieren dit dan nog steeds categorisch af? Wijst zij dat dus ook af als dit zou kunnen leiden tot negatieve CO2-emissies? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Het blijft een methode, een techniek, waaraan vooral veel vraagtekens zitten. Dit geldt zowel voor de veiligheid als de kosten. Die vraagtekens rijzen vooral als het de veiligheid betreft: het is een niet bewezen techniek en die wordt nergens in de wereld op grote schaal gebruikt. Voordat ik dit soort vragen kan beantwoorden, moet ik daarvan meer weten. Dan zou daarover meer bekend moeten zijn. Wat ons betreft gaan we daar niet in investeren. Wat ons betreft gaan we investeren in echte manieren om die CO2-productie omlaag te krijgen en dus niet in dit soort symptoombestrijding. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Uiteraard moeten we op alle fronten investeren in het realiseren van zo veel mogelijk CO2-reductie. Maar de mogelijkheid is er dat je nog verder kunt gaan, namelijk zelfs naar negatieve CO2-emissies. Als je dan zegt dat je er meer van wilt weten, zul je daarnaar onderzoek moeten doen. Of zie ik dat verkeerd? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Nou, wat ons betreft moet de nadruk, zeker vanuit de overheid, volledig liggen op het voorkomen van die uitstoot. We kunnen niet alle projecten tegenhouden, maar ik zeg dat de Partij voor de Dieren vindt dat de overheid daar niet in moet investeren. Je kunt elke euro immers maar één keer uitgeven. Euro's die je uitgeeft aan het opslaan van CO2, kun je dus niet besteden aan het echt duurzamer maken van onze energievoorziening. 

De voorzitter:

De heer Wassenberg gaat verder. Of is hij klaar? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Nee, de heer Wassenberg gaat nog even verder, want hij mag maar drie minuten … Ik kom op methaan, een ander broeikasgas dat extreem krachtig is. Als we ervoor zorgen dat er ook minder methaan in de atmosfeer komt, hebben we een heel grote klimaatklapper gemaakt. Aardgas bestaat immers voornamelijk uit methaan, namelijk voor meer dan 80%. Ik heb de minister daarom gevraagd hoeveel methaan er lekt bij de gaswinning in Nederland. De minister kon het niet vertellen, maar zou het navragen bij het SodM. Het is eigenlijk heel logisch dat hij dat niet kan vertellen, want afgelopen week las ik in Het Financieele Dagblad dat de laatste metingen voor de methaanuitstoot twintig jaar geleden werden gedaan door TNO. TNO stelt voor om een onderzoeksprogramma in te stellen naar de methaanuitstoot van de gaswinning in Nederland. Dat lijkt mij erg nodig. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het bijzonder sterke broeikasgas methaan in grote hoeveelheden kan ontsnappen bij de winning van aardgas; 

overwegende dat door die sterke broeikaswerking zelfs een beperkte uitstoot van methaan het voordeel van het vervangen van olie en kolen door gas al teniet kan doen; 

constaterende dat Shell, NAM en Gasunie weigeren om deel te nemen aan de Climate & Clean Air Coalition (CCAC), een initiatief van de Verenigde Naties, overheden, bedrijven en ngo's om methaanemissies vast te stellen en te reduceren; 

constaterende dat de laatste methaanemissiemetingen ten gevolge van olie- en gasactiviteiten in Nederland ruim twintig jaar geleden verricht zijn; 

verzoekt de regering, een onderzoekprogramma — inclusief veldonderzoek — op te zetten naar de Nederlandse methaanemissies en -lekkages, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 74 (34348). 

De heer Wassenberg (PvdD):

Mijn laatste woorden in dit debat wil ik wijden aan de Wadden. Dat is een heel bijzonder en heel belangrijk gebied. Niet voor niets is het een UNESCO Werelderfgoed. Ik wil de minister daarover een vraag stellen. Kan hij bevestigen dat er al in januari verwachtingswaarden voor de zeespiegelstijging hadden moeten worden gepubliceerd, maar dat die verwachtingswaarden er nog niet zijn? Hoe kan het dat de minister dan toch beslist over aanvragen voor boringen onder het Wad? Het gaat namelijk om gebieden waar centimeters verschil al het verschil kunnen maken of zandplaten wel of niet droogvallen. Graag opheldering daarover. 

Laat me helder zijn, in de Wadden hoort geen mijnbouw thuis. Over twintig jaar zullen we ons afvragen hoe we in hemelsnaam zo zot waren dat we dat überhaupt hebben toegestaan. De Partij voor de Dieren vraagt zich dat nu al af. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. De klimaatproblematiek is de grote uitdaging voor deze tijd. Ook GroenLinks onderschrijft dat en ook wij hebben scenario's waarin sommige technieken, zoals kernenergie, maar ook CCS voor kolencentrales, uitgesloten zijn. Wij willen graag minder fossiele en meer schone energie. Een compliment aan deze minister voor de wijze waarop hij met Wind op Zee aan de slag is. Daar zien we heel graag meer van. Wij zien natuurlijk graag dat er wat van de voorraden van fossiel ook onder de Nederlandse bodem of de Nederlandse zee blijft zitten waar ze zit, want dat moet de hele wereld gaan doen. 

Net als de heer Wassenberg kwam ik op de gedachte over meting van methaanemissies. Ik ga hem vragen of wij dat samen kunnen doen. De minister en GroenLinks hebben al in verschillende debatten gesprekken gehad over de vraag hoe we dat met die advisering en die inspraak het beste kunnen regelen. De minister heeft mijn amendement ontraden. Ik heb daarom nu een motie gemaakt, waarmee ik denk hetzelfde te beogen. Ik hoop dat deze motie wel op een Kamermeerderheid kan rekenen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft geadviseerd om het burgerperspectief een meer herkenbare plaats te geven bij besluitvorming over gaswinning; 

verzoekt de regering om geen opsporingsvergunning te verlenen zonder dat de relevante gemeente en provincie en het relevante waterschap een inspraakmogelijkheid hebben gehad, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 75 (34348). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In diezelfde energietransitie is GroenLinks een warm voorstander van waar dat mogelijk is geothermie. Daarover heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de commerciële ontwikkeling van kleine geothermieprojecten gehinderd wordt door administratieve lasten als gevolg van gebrek aan standaardisering en certificering; 

verzoekt de regering om te onderzoeken of certificering van de betrokken geothermiebedrijven de administratieve lasten voor ondiepe geothermieprojecten kan verlagen en de doorlooptijd verkorten, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 76 (34348). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat laatste zou vooral de tuinders uit de brand helpen die vergelijkbare projecten hebben op vergelijkbare plekken. Bij certificering maken ze dan minder kosten en kunnen ze hun projecten ook sneller realiseren, zo vertellen ze mij. Volgens mij is dat iets wat wij hier in deze Kamer allemaal willen. 

Vanuit diverse fracties hebben wij op verschillende wijzen pogingen gedaan om de Waddenzee te beschermen. Ook ik heb hierover een motie. Die luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Waddenzee werelderfgoed is; 

overwegende dat de NAM onderzoekt of afvalwater van de oliewinning in Drenthe op de Waddenzee geloosd kan worden; 

verzoekt de regering om lozing van afvalwater in de Waddenzee te ontmoedigen en alleen toe te staan als het afvalwater voldoet aan alle wet- en regelgeving met betrekking tot lozing op oppervlaktewater, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 77 (34348). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben bijna aan het einde van mijn betoog. Aanleiding om zo kritisch te zijn op de Mijnbouwwet en er zo veel aandacht aan te besteden waren onder andere de grote gevolgen van de aardgaswinning in Groningen voor de burgers daar. Er zijn allerlei initiatieven gekomen, sommige mede geïnitieerd door GroenLinks. Een van de zaken die de minister nu geregeld heeft, betreft de arbiters. Over die arbiters dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de arbiters aardbevingsschade niet zijn aangesteld op grond van de Arbitragewet, maar op privaatrechtelijke gronden; 

overwegende dat de arbiters aardbevingsschade bedoeld zijn om geschillen die betrekking hebben op mijnbouwschade in het gaswinningsgebied op een onafhankelijke en laagdrempelige manier te beslechten; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de arbiters aardbevingsschade onder de Arbitragewet vallen, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 78 (34348). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

We hebben in Nederland niet voor niets arbitrage bij wet geregeld: hoe dat moet en onder welke voorwaarden. Dan is het voor iedereen helder en inzichtelijk. Het is mijn fractie niet duidelijk waarom we dat niet doen met de arbiters in Groningen, vandaar het verzoek om ervoor te zorgen dat deze speciale arbiters ook onder de Arbitragewet vallen. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Het is een hele klus, zo'n wetsbehandeling. Iedereen heeft zich flink ingespannen. Dat geldt niet alleen voor mijn collega's, maar ook voor de medewerkers en al helemaal voor Bureau Wetgeving, dat hieraan een behoorlijke kluif heeft gehad. Misschien is het op zijn plaats om dat hier te melden. 

Een aantal zaken wil ik graag aan de orde stellen. Dank aan de minister voor zijn heldere en adequate beantwoording van alle amendementen. Het valt niet altijd mijn kant op, maar de beantwoording is wel zeer deugdelijk. Ik wil het amendement op stuk nr. 53 nog eens onder de aandacht van mijn collega's brengen. Dat gaat over de verjaring, die met name op Limburg slaat. Ik heb moeite met de manier waarop de minister zich verweert. Zelf geeft hij in een brief van 20 juni 2014 aan: "In Duitsland is de overheid eeuwigdurend aansprakelijk voor schade ten gevolge van (voormalige) mijnbouw." Dat is wel de crux. We hebben dus een brief gekregen waarin dit staat en nu komt er een rapport van de Universiteit Utrecht waarop de minister zich baseert. Ik houd hier staande dat er alle reden is om de verjaringstermijn te schrappen. Dan kunnen we natuurlijk weer gaan discussiëren over de vraag of het 1974 is met de sluiting van de mijnen, of 1994 met het stoppen met pompen. Fundamenteler is echter de vraag of verjaring wel aan de orde is, gezien de manier waarop er in Duitsland mee om wordt gegaan. 

Ik heb een amendement ingediend op stuk nr. 18. Dat is inmiddels gewijzigd in stuk nr. 69. Daarin wordt voorgesteld om een onafhankelijk wetenschappelijk kennisprogramma wettelijk vast te leggen. Dat is nu onder artikel 5a gebracht. Ik ben er wel erg blij mee dat het gelukt is om dat te maken en daar ook oordeel Kamer over te krijgen. Ik hoop echt dat dit zich zal vertalen in een wetenschappelijke club die echt los staat van de olie-industrie en die zich zal bezighouden met belangrijke meetprogramma's, de hele gedachte achter hoe je gaat meten, wat je meet en die slepende conflicten op het gebied van metingen weet te doorbreken. Ik hoop dat dat het geval zal zijn. Daar lopen we namelijk steeds tegenaan en daar moeten we vanaf. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik deel van harte de mening van de heer Smaling dat het goed zou zijn om dat kennisprogramma wettelijk te borgen. Op dit moment staat echter in de brief van de minister dat hij het secretariaat daarvan wil neerleggen bij TNO, dat weer gelinkt is aan het ministerie van Economische Zaken. Hoe staat de SP tegenover een vraag aan de minister of hij dat wellicht zou kunnen onderbrengen bij een niet aan zijn ministerie gelinkte institutie? Zou dat de onafhankelijkheid niet nog verder versterken? 

De heer Smaling (SP):

Dit inkoppertje gebruik ik graag. Zoals het nu is geformuleerd wordt TNO niet genoemd in het amendement en de toelichting. Het woord "onafhankelijk" komt er heel vaak in voor. Dat mag van mij in hoofdletters, want juist daar is nu grote behoefte aan in Groningen. 

De voorzitter:

Goed, de heer Smaling gaat verder. 

De heer Smaling (SP):

Er komt nog een amendement over een nulmeting. De minister heeft daar al wat over toegezegd, maar ik dien toch een motie in om dat ergens vast te leggen, omdat ik nog niet weet wat de minister daarvan vindt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de veiligheid en rechtszekerheid van burgers in mijnbouwgebieden verbeterd moet worden; 

van mening dat een nulmeting van de fysieke leefomgeving hier sterk aan kan bijdragen; 

verzoekt de regering, een verplichte nulmeting op te nemen bij het verlenen van nieuwe winningsvergunningen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 79 (34348). 

De heer Smaling (SP):

Dan heb ik nog een motie over schade. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat vele honderden Groningers verwikkeld zijn in eindeloze discussies over schadeafwikkeling; 

verzoekt de regering, te bespoedigen dat men gebruikmaakt van een burgerschadeprotocol, niet zijnde opgesteld door de NAM, en een Fonds Mijnbouwschade in te richten waaruit herstelbetalingen worden gedaan en een uitkoopregeling wordt gefinancierd, voor te schieten door het Rijk en te verhalen op de NAM, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 80 (34348). 

De heer Smaling (SP):

Dan heb ik nog een motie over de aansturing of die governance, zoals ik dat in de eerste termijn noemde. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid aangeeft dat de governance van het gasgebouw en de wirwar aan toezichthouders, commissies en organisaties die er omheen hangt op de schop moet; 

verzoekt de regering, de plannen hiertoe in het najaar 2016 gereed te hebben en naar de Kamer te sturen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 81 (34348). 

De heer Smaling (SP):

De laatste gaat over een onderwerp waar we niet zo veel aandacht aan hebben besteed, maar het is toch wel weer belangrijk: de Structuurvisie Ondergrond en de positie van drinkwater daarin. Mevrouw Dik-Faber heeft daar uitvoerig aandacht aan besteed, maar voor het geval het amendement het niet mocht halen, heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Mijnbouwwet wordt gewijzigd waarmee het mogelijk wordt om ruimtelijke afwegingen te maken; 

overwegende dat het voeren van ruimtelijk beleid vergt dat uitsluitingen van gebieden voor mijnbouwactiviteiten eerst in de Structuurvisie Ondergrond (Strong) worden opgenomen en vervolgens bij Algemene Maatregel van Bestuur worden vastgelegd; 

overwegende dat motie-Jacobi/Van Veldhoven (27625, nr. 319) is aangenomen waarmee drinkwater als nationaal belang is aangemerkt en die oproept om dit in de Structuurvisie Ondergrond te verankeren; 

verzoekt de regering om ruimtelijke keuzes voor veiligstelling van de drinkwatervoorziening in relatie tot mijnbouwactiviteiten in Strong en regelgeving van de Mijnbouwwet te verankeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 82 (34348). 

De heer Smaling (SP):

Dan rest mij nog de minister te feliciteren met de aanbestedingen voor wind op zee. We zijn nog lang niet uitgepraat over Groningen, mijnbouw en alles wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit. Dat is plagiaat. Doctor Fop I. Brouwer zit nog altijd wel een beetje in mijn systeem. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Wassenberg een korte opmerking wil maken. Het gaat niet om een interruptie, maar slechts om een korte opmerking. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Dit is inderdaad geen interruptie. Ik wil alleen even zeggen dat mijn motie op stuk nr. 74 over de lekkage van methaan medeondertekend wordt door mevrouw Van Tongeren. 

De voorzitter:

Dat is helder. Dat wordt toegevoegd. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor alle antwoorden. Ik vind het mooi dat de minister heeft aangegeven dat hij de reacties op de amendementen niet schriftelijk wilde geven, maar dat hij die onderdeel wilde maken van het debat. Dat geeft het debat een bepaalde kleur en dat valt absoluut te waarderen. Een aantal van mijn amendementen of van de amendementen waaronder mijn naam staat, hebben oordeel Kamer gekregen. Ik hoop dat de Kamer deze amendementen zal aannemen. Dat maakt de wet misschien niet helemaal zoals wij hem graag hadden gezien, maar het gaat wel een eind in de goede richting. Ik ben dus hoopvol over de stemmingen. 

Dat neemt niet weg dat ik een aantal moties wil indienen om toch nog zaken aan te scherpen en in een motie te verankeren voor het geval een enkel amendement het niet haalt. Ik begin met een motie waarin ik de regering verzoek om het Staatstoezicht op de Mijnen onder de verantwoordelijkheid van I en M te brengen. Ik heb hier een pagina uit het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Daarop zie je een heel mooie grafiek staan waaruit blijkt dat de taken beleid, toezicht en staatsdeelneming aan het ministerie van EZ zijn toebedeeld. Wat ons betreft zou dat uit elkaar moeten worden gehaald. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid adviseert om de onafhankelijkheid van het Staatstoezicht op de Mijnen ten opzichte van het ministerie van Economische Zaken te vergroten; 

overwegende dat versterking van het veiligheidsbelang ook betekent dat de structuur van het gasgebouw fundamenteel wordt aangepast; 

overwegende dat de rollen van aandeelhouder en beleidsmaker (verantwoordelijk voor de veiligheid) te veel verweven zijn geraakt bij het ministerie van Economische Zaken; 

overwegende dat het onderbrengen van het Staatstoezicht op de Mijnen bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu de ministeriële verantwoordelijkheid voldoende waarborgt, zoals ook bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) het geval is; 

verzoekt de regering, het Staatstoezicht op de Mijnen onder formele verantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu te brengen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Van Veldhoven en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 83 (34348). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn volgende motie gaat over een exitplan voor fossiele energie. Ik waardeer de inspanningen van de minister om duurzame energie te realiseren. De heer Smaling sprak in dat kader net over de windparken op zee. Wat mij betreft gaan die inspanningen hand in hand met een exitplan. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het klimaatakkoord moet leiden tot een afbouw van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen; 

constaterende dat de Nederlandsche Bank waarschuwt voor grote schokken voor de economie als niet tijdig wordt ingezet op een CO2-neutrale economie; 

van mening dat olie- en gaswinning in Nederland niet passen bij een schone en circulaire economie; 

verzoekt de regering, een exitplan voor fossiele energie te ontwikkelen en het "nee, tenzij"-principe te hanteren voor nieuwe winningslocaties voor olie en gas, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 84 (34348). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Vanwege de tijd ga ik snel verder. Mijn volgende motie gaat over de Waddeneilanden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Kamer zich heeft uitgesproken tegen proefboringen en winning bij Terschelling en Schiermonnikoog bij moties van de heer Jan Vos; 

overwegende dat een boor- of winningsverbod op de Waddeneilanden er desondanks toe kan leiden dat relatief dicht bij de eilanden booractiviteiten zichtbaar zijn; 

van mening dat het wenselijk is dat de regering in trilateraal overleg met Duitsland en Denemarken tot afstemming komt over het vastleggen van de grens van 20 kilometer vanaf de eilanden om niet te boren of te winnen; 

verzoekt de regering, boringen en proefboringen naar olie en gas onder de Waddeneilanden en in een straal van 20 kilometer rondom de Waddeneilanden niet toe te staan en hierover ook in overleg te treden met Duitsland en Denemarken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 85 (34348). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn volgende motie gaat over CO2-opslag. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat permanente CO2-opslag tot doel heeft om CO2-emissies uit de atmosfeer te halen; 

overwegende dat het effect van permanente CO2-opslag op de ondergrond onbekend is; 

verzoekt de regering om geen permanente CO2-opslag toe te staan in nog in werking zijnde gas- en olievelden totdat dit in ieder geval technisch veilig en betrouwbaar mogelijk is en overtuigend is aangetoond dat dit netto leidt tot aanzienlijke reductie van CO2 in de atmosfeer, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 86 (34348). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De volgende motie gaat over de staatsinkomsten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de memorie van toelichting bij de Mijnbouwwet staat dat mijnbouwactiviteiten van nationaal belang zijn in het kader van de Rijkscoördinatieregeling, onder meer vanwege de "staatsinkomsten"; 

overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft geconcludeerd dat de veiligheid van burgers in de besluitvorming ondergeschikt is geweest aan een maximale financiële opbrengst; 

van mening dat het belang van de staatsinkomsten nooit doorslaggevend mag zijn bij besluiten over het winnen van delfstoffen; 

verzoekt de regering, de "staatsinkomsten" te schrappen als wegingsfactor bij de Rijkscoördinatieregeling, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 87 (34348). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dan mijn laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat meer dan de helft van de 179 aanmeldingen voor de opkoopregeling in Groningen aan de voorwaarden voldoet, maar dat slechts 55 woningen worden toegelaten vanwege het beperkte budget; 

constaterende dat een deel van de toegelaten woningen via loting is geselecteerd; 

overwegende dat de NAM financieel verantwoordelijk is voor oplossingen om huiseigenaren te helpen die vastzitten in hun eigen woning vanwege de aardbevingsproblematiek; 

van mening dat de omvang van het budget en een loterij niet leidend mogen zijn voor de opkoopregeling, maar de inhoudelijke criteria, zoals sociaal-maatschappelijke en economische criteria; 

verzoekt de regering, de huiseigenaren die aan de voorwaarden van de tijdelijke opkoopregeling voldoen alsnog toe te laten en bij de NAM aan te dringen op uitbreiding van het budget, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Klever en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 88 (34348). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. We hebben met elkaar uitgebreid, lang en intensief gesproken over de aanpassing van een wet uit 1810. Er was dus alle reden toe om daar eens goed en fundamenteel naar te kijken. Die reden was er sowieso al, maar de hele problematiek in Groningen heeft dat voor ons allemaal des te belangrijker gemaakt en de noodzaak daartoe des te meer onderstreept. Ik dank de minister zeer voor de manier waarop hij het debat heeft gevoerd met de Kamer en voor zijn beantwoording. Het is mooi dat we als collega's met elkaar hebben gezocht naar de manier waarop we voor met name de mensen in Groningen op het punt van de omkering van de bewijslast een oplossing hebben kunnen vinden waarbij we zo veel mogelijk rechtszekerheid bieden aan de mensen om wie het gaat. 

Aan het einde van de behandeling heb ik nog een aantal korte vragen en puntjes die ik wil onderstrepen. Over de onafhankelijkheid van het Staatstoezicht op de Mijnen is door de ChristenUnie een motie ingediend, die mede door mij ondertekend is. Mijn fractie hecht namelijk aan het punt van de Raad van State dat deze inspectie vergaande bevoegdheden krijgt, waarbij het van belang is dat er een bijbehorende ministeriële verantwoordelijkheid is voor de uitoefening van die bevoegdheden. Het is heel goed mogelijk om het Staatstoezicht op de Mijnen onafhankelijk te maken van het ministerie waar het beleid wordt gemaakt en toch de ministeriële bevoegdheid, langs de lijnen zoals de Raad van State die graag ziet, te hebben terwijl daarover verantwoording wordt afgelegd aan de Kamer. Dat kan door het SodM onder te brengen bij een ander ministerie, zoals ook met de ANVS is gebeurd. Hoewel er geen internationaal verdrag ligt dat ons daartoe verplicht, geeft het advies van de Raad van State wel alle reden om dat serieus te overwegen. Daarom heeft mijn fractie de betreffende motie meeondertekend. 

Ik heb in eerste termijn een korte vraag gesteld over het gasgebouw. Er is een motie ingediend waarin de minister gevraagd wordt om per dan en dan met een voorstel te komen. Ik stel hem de meer open vraag wanneer hij daarmee naar de Kamer wil komen. 

Dan een inhoudelijke vraag. Wij hebben niet kunnen terugvinden of al wettelijk geborgd is dat het gemeld moet worden wanneer er bij een mijnbouwactiviteit een lekkage optreedt. Weet de minister waar dat wettelijk geborgd is? Met zo'n lekkage kunnen immers milieueffecten gepaard gaan. Het is van belang dat we weten dat er een standaardprocedure is voor het melden daarvan. Ik vraag de minister daar dus om. Wij hebben dit zelf en met behulp van Bureau Wetgeving nog niet kunnen vinden. Ik zeg tegen de collega's dat als dit een lacune blijkt te zijn, ik daarover nog een amendement zal indienen om dit wettelijk te borgen. 

Een heel belangrijk punt in deze behandeling was de bescherming van natuur en van bijzondere gebieden, zoals het Waddengebied. Laat heel helder zijn dat D66 heel blij is dat we een structurele oplossing hebben gevonden voor het Waddengebied, dat prachtige gebied dat we met elkaar willen beschermen vanwege de rust, de ruimte en de natuurkwaliteit. We moeten ook af van ad-hocbesluitvorming in de Kamer. Wij moeten als Kamer niet op basis van elke vergunning gaan bepalen waar dit wel of niet gebeurt. Die lijn doortrekkend, vind ik dat we ook geen onderscheid moeten maken tussen het ene UNESCO-werelderfgoedgebied of het ene Natura 2000-gebied en andere gebieden. Vandaar dat ik met mijn amendement op stuk nr. 31 (34348) vraag om die bescherming te bieden voor alle Natura 2000-gebieden en alle UNESCO-werelderfgoedgebieden. Dat betekent niet dat de gaswinning daaronder onmogelijk wordt. Voor de gasbaten betekent dit dus niets. Dit betekent ook niet dat bestaande installaties gesloopt moeten worden, maar nieuwe installaties willen wij echt aan banden leggen. Nederland loopt ontzettend achter met het behalen van onze internationale doelstellingen ten aanzien van natuurkwaliteit. De provincies hebben dit duidelijk aangegeven: zij kunnen niet aan de internationale verplichtingen voldoen. Daarmee lopen wij risico's op infractieprocedures. Dat kunnen we nu voor een klein gedeelte uitsluiten door dit amendement aan te nemen. 

Over methaan hebben enkelen van ons volgens mij met dezelfde mensen gesproken. Zij hebben ons inderdaad onder de aandacht gebracht dat het rapport van TNO over methaanemissies twintig jaar geleden voor het laatst is geactualiseerd. Ook ik heb daarover een motie voorbereid. Ik bekijk graag met de collega's of de moties in elkaar verlengde liggen of aanvullend zijn. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, het TNO-onderzoek naar methaanemissies bij zowel de productie als de levering van gas te actualiseren, en dat onderzoek voor het einde van het jaar aan de Kamer te doen toekomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 90 (34348). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De toekomst ligt natuurlijk in de transitie naar duurzame energie. Zolang we nog fossiele brandstoffen winnen, ook om die transitie mogelijk te maken, moeten wij ervoor zorgen dat daarbij als eerste de veiligheid van de in de buurt wonende mensen gewaarborgd is en dat we dit verder doen met zo weinig mogelijk schade voor natuur en milieu. Ik dank de collega's en de minister hartelijk voor de beraadslaging op dit punt. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en ook voor de toezeggingen in de eerste termijn over het centrale loket, zodat ook mensen die buiten het aardbevingsgebied in Groningen wonen maar die wel overlast ondervinden van mijnbouwschade, nu ergens centraal terechtkunnen. 

Ik dank de minister ook voor het opschorten van de vergunningverlening om op deze basis de wetswijziging te behandelen en voor de door hem toegezegde nulmetingen, die zojuist ook zijn vastgelegd in een motie van collega Smaling. Dat was een toezegging van de minister, zowel aan collega Smaling van de SP als aan het CDA. Wij zijn daar blij mee. Misschien kan de minister het oordeel over die motie straks gewoon overlaten aan de Kamer. Dan kunnen we die ook nog steunen. Dat zou hartstikke mooi zijn. 

Ik dank ook alle medewerkers van de Tweede Kamer en ook van mijn eigen fractie, want ik kan vertellen dat dit echt pittige trajecten zijn. We smullen er natuurlijk ook van, want dit is echt het mooie handwerk van de Tweede Kamer. Dan is het ook heel fijn dat je bij zo'n wetsbehandeling echt een goed gesprek met deze minister hebt over de omkering van de bewijslast en dat de Tweede Kamer en de minister op dezelfde lijn blijken te zitten. Dat doet mij echt deugd. Ik ben ook blij met het oordeel van de minister over het amendement op stuk nr. 17 (34390) van een groot aantal partijen in deze Kamer. Wij zullen dat amendement medeondertekenen en dus ook steunen. 

Wat kan er dan nog beter? In onze ogen komt de NAM nog iets te gemakkelijk weg met het ondeugdelijke meet- en regelprotocol. Dit sleept gewoon al jaren. Verwacht de minister dat dit volgend jaar echt geregeld is? Wat als dat niet het geval is? Hoe houdt de minister de vinger dan aan de pols, zodat dit protocol wel wordt opgesteld? Mede omdat dit zo moeizaam gaat, dien ik een motie in ten behoeve van een onafhankelijke instantie voor het berekenen van seismische dreiging en risico's. Dit wordt ook aanbevolen door het SodM. De minister heeft wel iets met die aanbeveling gedaan, maar dat mag nog wel iets scherper. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het Staatstoezicht op de Mijnen adviseert om de berekeningen voor seismische dreiging- en risicokaarten te beleggen bij een onafhankelijke instantie; 

overwegende dat de minister zich heeft voorgenomen hier werk van te maken, maar hier niets meer over is vernomen; 

verzoekt de regering, een onafhankelijke instantie op te richten in gesprek met SodM, TNO en KNMI ten aanzien van ondergrond en seismologie, die in ieder geval tot taak heeft de berekeningen te maken voor seismische dreiging- en risicokaarten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 91 (34348). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik zie dit in het verlengde van het amendement van de heer Smaling op stuk nr. 69 (34348). Mijn fractie ondersteunt dit van harte. 

Ik heb de brief van de minister over de verontreiniging die in Twente is opgetreden bij AkzoNobel, goed gelezen. Die wordt op dit moment onderzocht en ik ben heel benieuwd naar de uitkomst van dat onderzoek. Hoe kan in het vervolg worden voorkomen dat zo'n lek zo lang niet wordt gedetecteerd? Ik meen dat mevrouw Van Veldhoven hier ook op doelt als zij zegt dat zij nog een amendement overweegt. Wij hebben hierover ook een amendement ingediend en daarover heb ik zojuist een kort debat met de minister gevoerd. 

De vragen over de Structuurvisie Ondergrond zijn nog niet helemaal beantwoord. Wil de minister ingaan op de stand van zaken van de structuurvisie? Hoe is hij hierbij betrokken? Zijn er voldoende inspraakmogelijkheden voor decentrale overheden en inwoners? Hoe verlopen de gesprekken in de regio over het ontwerp van de structuurvisie? Ik wijs erop dat dit uiteindelijk een van de punten is waarom mijn fractie het amendement van de VVD steunt om dit allemaal wat meer in lijn te krijgen. Ik verwacht dat het amendement van GroenLinks dat nog wordt voorgesteld, ook de goedkeuring van mijn fractie kan wegdragen. Het past in het goed regelen van het geheel van zaken waaraan moet worden voldaan. 

Wij willen natuurlijk dat de veiligheid bij mijnbouwactiviteiten en gaswinning goed is geborgd. Daarvoor hebben wij het Staatstoezicht op de Mijnen. Wij willen dat dit toezicht onafhankelijk is en daarom hebben wij de motie ondersteund die mede namens de ChristenUnie en D66 is ingediend. 

Dan nog over de Wadden. De minister vindt heel Nederland mooi en zo'n dankbare houding is natuurlijk een genoegen voor het leven. Toch moeten wij ook bekijken hoe wij die gebieden kunnen behouden en beschermen. Het Waddengebied is zo'n gebied. Wij dienen hierover samen met de VVD een motie in. Daarnaast steunen wij het amendement op stuk nr. 67 (34348) van de Partij van de Arbeid en enkele andere fracties op dit punt. De minister is er duidelijk over: wij moeten dit als één gebied bekijken. Zeker zaken als de toevoeging over de structuur voor wat op welk moment gaat gebeuren en wanneer de MER wordt uitgevoerd om te voorkomen dat die twee keer wordt gedaan, moeten goed op elkaar worden afgestemd. 

Dan nog een laatste motie, want ik zie dat mijn spreektijd bijna verstreken is. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat volgens de Commissie Bodemdaling Friesland bij overdracht verborgen of nog niet geclaimde schades ten gevolge van mijnbouw op het conto komen van de nieuwe eigenaar; 

overwegende dat hierover grote onzekerheid is ontstaan in Friesland; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat ook na overdracht nog onbekende of niet geclaimde schades vergoed worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 92 (34348). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb dit niet meer kunnen toelichten, maar ik heb deze motie ingediend naar aanleiding van het debatje met de minister in eerste termijn over de overdracht van grond. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de zorgvuldige en uitgebreide beantwoording van de vragen en de behandeling van bijna 60 amendementen. Ik maak de minister een compliment. Hij is bezig om de mijnbouw nog veiliger te maken voor de toekomst en ervoor te zorgen dat de inspraak goed is geregeld en omwonenden en bedrijven weten waar zij aan toe zijn. Dat de minister de lat hoog legt en doelen weet te bereiken, zien wij aan de invulling van de eerste tender bij Borsele voor wind op zee. De besparing van 40% is nu al binnengehaald, terwijl de planning voor deze besparing pas was beoogd in 2030. Dat is klasse! 

Met de twee voorliggende wetten wordt invulling gegeven aan de zorgen van zowel de inwoners als de Kamer. Mijnbouw is een activiteit die wij nog vele jaren nodig hebben. De VVD is zich terdege bewust van de zorgen over de winning van gas, olie en andere grondstoffen. Ik heb mijn zorgen geuit over het kwetsbare gebied op en rond de Wadden. Ik ben blij dat mijn collega Jan Vos en anderen met een amendement zijn gekomen om dit gebied speciaal te beschermen; dat kan zeker op onze steun rekenen. Ik zie echter ook dat het amendement misschien beter kan worden opgenomen in de Structuurvisie Ondergrond of dat daar in dat kader in ieder geval aandacht aan kan worden besteed. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Waddeneilanden en de Waddenzee samen een uniek natuurgebied vormen; 

overwegende dat de Waddeneilanden en de Waddenzee aan een brede diversiteit van flora en fauna ruimte geven; 

constaterende dat de Structuurvisie Ondergrond binnenkort aan de Kamer wordt toegestuurd; 

verzoekt de regering, in de Structuurvisie Ondergrond rekening te houden met de Waddeneilanden wat betreft mijnbouw en verzoekt de regering de Kamer hierover per brief te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bosman, Agnes Mulder, Jan Vos en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 93 (34348). 

De heer Bosman (VVD):

De VVD maakt zich zorgen over het voorstel voor de omkering van de bewijslast: is dit wel de oplossing voor de zorgen van de mensen in Groningen? Zoals ik in mijn eerste termijn heb gezegd, voorzie ik een verdere juridisering en problemen met het werkingsgebied en zal moeten worden bezien welke schade er wel of niet onder gaat vallen. Ik weet echter ook dat de zorgen in Groningen groot zijn en dat echt stappen gezet moeten worden om de schadeafhandeling steeds verder te verbeteren. 

Ik ben blij met de aanpassingen en de verbeteringen van het amendement over de omkering van de bewijslast. Daarom zal de VVD-fractie voor dit amendement stemmen. Daaraan verbindt zij wel de voorwaarde dat er een harde afspraak is over de evaluatietermijn. Ik zal dan ook vragen om over het desbetreffende amendement te stemmen voordat wordt gestemd over de omkering van de bewijslast. Het gaat immers niet om de wetten die wij hier samen maken, maar om het resultaat dat de mensen in Groningen zien. Het doel van de wet is niet de wet, maar een betere schadeafhandeling voor de inwoners van het Groningse gaswinningsgebied. 

De voorzitter:

Mevrouw Klever heeft zich wegens verplichtingen elders afgemeld. Het woord is daarom tot slot aan de heer Jan Vos. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben vandaag gesproken over de Mijnbouwwet. Het meest bijzondere is echter dat gisteren bekend werd dat het harde werk van de minister en van alle mensen die met en voor hem werken, heeft geresulteerd in een werkelijk revolutionair resultaat. Ik kan het niet anders zeggen. Nederlandse windenergie zal straks worden opgewekt tegen een kostprijs van 7,3 cent per kilowattuur. Dat klinkt een beetje als jargon en technisch, maar vier jaar geleden was de prijs van diezelfde windenergie 18,4 cent per kilowattuur. Dankzij dit kabinet — ik kan geen andere constatering doen — en dankzij de slimme wijze waarop deze minister de aanbesteding heeft georganiseerd, is deze prijs onvoorstelbaar omlaaggegaan. 

Waarom is dat zo belangrijk? Dat is zo belangrijk omdat deze prijs daardoor concurreert met de prijs van fossiele energie. Dat is belangrijk omdat deze prijs drie keer lager is dan de prijs van de kernenergie die op dit moment in het Verenigd Koninkrijk wordt ontwikkeld. Dat is wereldwijd van groot belang. Wat Duitsland heeft gedaan voor zonnepanelen, doet Nederland nu voor offshore windenergie. Ik ben daar onvoorstelbaar blij mee. Het is echt een heel grote stap vooruit, en niet alleen voor Nederland — ik zeg het in alle bescheidenheid — maar ook voor andere landen in de wereld. Ik denk dat wij heel veel werkgelegenheid gaan zien in onze offshore-industrie, die deze projecten wereldwijd zal kunnen gaan realiseren. 

Het is bijzonder dat wij vandaag nog de Mijnbouwwet behandelen terwijl wij eigenlijk al met één been in een toekomst staan waarin wij de fossiele brandstoffen niet meer nodig zullen hebben en onze energie op heel andere manieren gaan opwekken. Ik vind het heel mooi om dat vandaag in dit debat te constateren. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Is de heer Vos nu aan het voorsorteren op steun aan de motie waarin wordt gevraagd om het optuigen van een transitiewet? 

De heer Jan Vos (PvdA):

Nee. Ik laat het aan de minister over om over die motie het woord te voeren. 

De heer Wassenberg (PvdD):

De minister zal daar het woord over voeren. De heer Vos zegt echter dat de transitie zo belangrijk is en wij zijn het erover eens dat de Mijnbouwwet eigenlijk wat achterhaald is. Ik vraag de heer Vos dan ook of hij dadelijk het voorstel voor de transitiewet gaat steunen. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Alle voorstellen van de Partij voor de Dieren steun ik. Vandaag hebben wij samen een amendement ingediend om de omkering van de bewijslast voor de mensen in Groningen te realiseren. Wij hebben dat ook nog eens behoorlijk aangescherpt. De Partij voor de Dieren en de Partij van de Arbeid hebben samen, gesteund door andere partijen, voorgesteld om ervoor te zorgen dat het gebied wat groter is dan het gebied dat de minister nu heeft gedefinieerd. Het effectgebied dat de minister had beschreven, was erg klein. Wij vonden dat eigenlijk een beetje benepen. Wij hebben gezegd dat wij opkomen voor de Groningers. Alle mensen in Groningen moeten daarvan profijt trekken. Dat hebben wij samen kunnen doen. Ook op andere terreinen hebben we veel samengewerkt. Ik ga de motie van de heer Wassenberg dan ook goed bestuderen en ik zal haar ook in mijn fractie zeer zorgvuldig bespreken. De heer Wassenberg zal vervolgens bij het handopsteken vanzelf merken of wij deze motie steunen. Wij lopen in ieder geval hand in hand met de Partij voor de Dieren wat betreft de transitie en de transformatie van fossiele energie naar duurzame energie. 

Voorzitter. Ik heb eigenlijk al heel veel gezegd en ik heb hiermee ook gelijk dat belangrijke amendement behandeld, maar er resteert nog één punt: de winning van gas bij de Waddeneilanden. Heel veel Nederlanders willen de Waddeneilanden graag beschermen, want het is een uniek natuurgebied, niet alleen in Nederland, maar ook in de wereld. Aan de Kamer werden recentelijk nog 12.000 handtekeningen overhandigd. We hebben het vandaag met alle partijen in de Kamer voor elkaar gekregen om op dat punt een stap vooruit te zetten. Er mag voortaan niet meer naar gas geboord worden op de Waddeneilanden, in de Waddenzee, in Natura 2000-gebieden ten noorden van de Waddeneilanden en in het UNESCO-werelderfgoedgebied. Dat is een enorme winst voor onze samenleving, maar dat is ook erg belangrijk voor de natuur daar. Het symboliseert daarnaast de transitie en de transformatie die wij doormaken van fossiele energie naar duurzame energie. Ik ben heel blij, en ik kijk met heel veel plezier terug op het debat dat wij hier gevoerd hebben en op de zorgvuldigheid waarmee alles is behandeld. 

De heer Bosman (VVD):

Ik wil nog even opmerken dat mevrouw Van Veldhoven mijn motie op stuk nr. 93 ook medeondertekent. 

De voorzitter:

Dat wordt genoteerd. We zijn hiermee gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. Er zijn heel wat moties ingediend en dat is ook terecht, maar dat betekent ook dat de minister nog even wat tijd nodig heeft alvorens hij aan zijn beantwoording kan beginnen. Ik wil alvast met de leden afspreken dat als er een vraag is, alleen de eerste ondertekenaar van de motie reageert. Iedereen is tot op heden heel zakelijk geweest, dus laten we die lijn vasthouden. 

De vergadering wordt van 16.14 uur tot 16.33 uur geschorst. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik heb in totaal 22 moties te behandelen. Verder moet ik een aantal vragen beantwoorden en nog iets zeggen over een aantal amendementen. 

De heer Smaling heeft een amendement ingediend op stuk nr. 69 (34348). Daarover heb ik al aangegeven dat ik het nuttig vind om te doen wat de heer Smaling c.s. voorstellen, namelijk het onafhankelijke wetenschappelijke kennisprogramma, begeleid door een onafhankelijke wetenschappelijke commissie bestaande uit onafhankelijke nationale en internationale wetenschappers en deskundigen, een wettelijke verankering geven. Ik ben het eens met de heer Smaling en de andere indieners en dat betekent dat ik het oordeel over zijn amendement op stuk nr. 69 (34348) aan de Kamer laat, zeker als hij in de laatste zin de woorden "inzicht geven" zou invoegen. 

De heer Bosman heeft op stuk nr. 39 een amendement ingediend, maar dat amendement is inmiddels vervangen door het amendement op stuk nr. 68 (34348). Ook dit amendement gaat over de coördinatie. Het verschil tussen beide moties is de ondertekening en daarom kan ik mijn oordeel over het amendement handhaven, namelijk dat ik het oordeel graag aan de Kamer laat. 

Mevrouw Van Veldhoven zegt dat er in Twente nogal wat aan de hand is en daarom wil zij de zekerheid dat een mijnbouwmaatschappij wettelijk verplicht is om onverwijld melding te maken van een eventuele lekkage. Dat is het geval, want de artikelen 17.1 en 17.2 van de Wet milieubeheer bepalen dat het betrokken bedrijf bij ongewone voorvallen — daar horen lekkages zeker bij — twee dingen moet doen: onmiddellijk maatregelen nemen en het voorval zo spoedig mogelijk melden bij het bevoegd gezag. Het wordt in die twee wetsartikelen geregeld en daarmee is dus ook geregeld hetgeen mevrouw Van Veldhoven noodzakelijk achtte. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Kan de minister mij verzekeren dat er bij het melden van lekkages geen uitzondering wordt gemaakt voor de Mijnbouwwet? Ik vraag dat, omdat dat op sommige andere plaatsen wel het geval is. Kan de minister verder bevestigen dat het bevoegd gezag in dezen de minister is? Zo niet, is het dan de provincie of de gemeente? Waar moet het met andere woorden worden gemeld? Ik vraag dat, omdat mensen natuurlijk moeten weten waar ze het in de gaten kunnen houden. 

Minister Kamp:

Ik zal de details waarnaar mevrouw Van Veldhoven vraagt, uitwerken en haar die doen toekomen. Het is een belangrijk punt, want als er een lekkage is, zeker als het even heeft geduurd voordat die lekkage is ontdekt, moet duidelijk zijn waar men zich aan heeft te houden. Ik zal even uitschrijven hoe het geregeld is en het vervolgens meenemen bij de eerstvolgende gelegenheid dat ik de Kamer moet informeren. 

Voorzitter. De heer Wassenberg verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 70 om met een transitiewet te komen. Ik denk dat de Kamer er niet op uit is om meer wetten te maken dan noodzakelijk is. We zijn met z'n allen immers druk aan het werk om ervoor te zorgen dat er minder regels komen en dat regel verdwijnen die op dit moment als overbodig worden ervaren. De heer Vos zei terecht over de overgang naar duurzame energie dat we al met één been in de toekomst staan. De afspraken die wij maken, gaan niet meer over fossiele energie maar over duurzame energie. Dat is vastgelegd in de verkiezingsprogramma's van alle politieke partijen en vervolgens ook in het regeerakkoord en het energieakkoord. Ten slotte is het door mij vertaald in de Wet windenergie op zee en de STROOM-wet. Die laatste wet is weliswaar door de Eerste Kamer afgestemd, maar inmiddels kent die wet een eerste opvolger. De tweede opvolger komt dit jaar en de derde volgend jaar. We hebben verder ook het hele SDE-complex ingericht om ervoor te zorgen dat we de transitie naar duurzame energie kunnen maken. 

We passen nu de Mijnbouwwet aan en dat betekent dat we alle noodzakelijke wettelijke voorzieningen hebben getroffen. Om het in een logische handelingsvolgorde te zetten komen we met de Energieagenda. Dat is mogelijk, omdat ik de Energiedialoog twee dagen geleden heb kunnen afronden. Die dialoog heeft drie maanden geduurd en in die tijd is er van vele kanten input geleverd. Wij zijn nu bezig om de energieagenda op te stellen. Die komt dit jaar naar de Kamer. Onderdeel van de energieagenda zal zijn dat wij de dialoog gedurende de verdere uitvoering van de overgang naar duurzame energie zullen voortzetten. Nog een wet boven alles wat al is geregeld, heeft dan ook geen meerwaarde. Om die reden ontraad ik deze motie van de heer Wassenberg. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Wassenberg een interruptie wil plaatsen. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik ben het met de minister eens dat wij geen overbodige wetten moeten hebben en dat er al regelingen zijn. In dit geval gaat het echter om de Mijnbouwwet, waarvan ik heb betoogd dat die feitelijk een wet uit de negentiende eeuw is, alleen wat geactualiseerd. Op dit moment gaat het erom dat wij een overkoepelend geheel hebben met het oog op vragen als: hoe komen wij van de delfstoffen af? Hoe komen wij van olie en gas af? Hoe kunnen wij dat uiteindelijk omzetten naar duurzame energie? Daar moeten wij naartoe. Dat zou vastgelegd kunnen worden in zo'n transitiewet. Ik betoog dus dat deze Mijnbouwwet feitelijk achterhaald is en vervangen zou moeten worden door een transitiewet. Dat is toch iets anders. 

Minister Kamp:

Ik ben het er absoluut niet mee eens dat dit een wet uit de vorige eeuw of de eeuw daarvoor is. Het is een wet uit het jaar 2003, die nu helemaal actueel is gemaakt. Ik herhaal heel kort wat ik hierover de vorige keer al heb gezegd. Als wij de zaken goed regelen wat betreft fossiele energie, zijn wij niet met iets geks of iets overbodigs bezig. Op dit moment draait nog steeds 94% van onze samenleving op fossiele energie. Dat betekent dat er een transitieperiode is van tientallen jaren tot het jaar 2050, waarbij 80% tot 95% CO2-reductie ten opzichte van 1990 moet zijn gerealiseerd. In die transitieperiode hebben wij een verantwoordelijkheid tegenover de mensen die hun huizen willen verwarmen. De ziekenhuizen, de kantoren, het vervoer, het moet allemaal door kunnen gaan en daar moeten wij ook aandacht aan geven. Wij hebben nu een complex van wetgeving, gericht op duurzame energie. Onze beleidsagenda hebben wij helemaal daarop gefocust. Wat betreft de fossiele energie hebben wij de Mijnbouwwet gemoderniseerd. Dit alles wordt met elkaar in verband gebracht in de energieagenda. Ik denk dat wij het hiermee naar behoren hebben geregeld en ik zie er absoluut geen meerwaarde in om daarbovenop een transitiewet te stapelen. Ik zou ook niet weten wat daarin moet komen te staan. Ik kan hier dus niet mee uit de voeten. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb niet betoogd dat de Mijnbouwwet uit de negentiende eeuw is. Ik heb gezegd: de voorloper van de Mijnbouwwet is uit 1810. Die wet is in 2003 wat opgekalefaterd, waarbij de grootste verandering was dat de Franse taal Nederlands is geworden, naast wat andere kleine dingen. Wat ik heb gezegd is dat de hele idee achter deze wet wel heel erg negentiende- of twintigste-eeuws is, dat dat allemaal moet worden gemoderniseerd en dat dat in een transitiewet zijn plek zou kunnen vinden. 

Minister Kamp:

Het is niet zo dat die wet in 2003 vertaald is uit een Franse tekst uit 1810. Dat is allemaal flauwekul. Het is een complete herziening van de Mijnbouwwet geweest, die daarna nog een aantal keren is geactualiseerd. De Mijnbouwwet is nu helemaal op orde gebracht naar aanleiding van een advies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en naar aanleiding van ingrijpende, diepgaande discussies die wij in de Tweede Kamer hebben gevoerd. Op grond daarvan hebben wij de Mijnbouwwet nu ook op die punten helemaal up-to-date gebracht. Nogmaals, onze agenda betreft met name duurzame energie. Zoals de heer Vos zei, staan wij al met één been in de toekomst wat betreft duurzame energie. Wij hebben dat zowel beleidsmatig als qua wetgeving allemaal op orde gebracht. Wij hebben ook verantwoordelijkheid wat betreft de fossiele energie, en wij moeten een en ander met elkaar in verband brengen in de energieagenda. Daarmee hebben wij het echt goed geregeld. 

In de motie van de heer Wassenberg op stuk nr. 72 wordt de regering verzocht om een moratorium op schaliegaswinning te borgen middels een AMvB. Dat is absoluut niet noodzakelijk. Wij hebben dat goed met elkaar afgesproken, in het kabinet en met de Kamer, en dat wordt nu uitgevoerd. Er is niemand die denkt dat wij die afspraken niet zouden moeten uitvoeren. Daarvoor weer extra regels maken is dus niet nodig. De motie op stuk nr. 72 ontraad ik dus. 

In zijn motie op stuk nr. 73 zegt de heer Wassenberg dat wij niet financieel moeten bijdragen aan de winning en productie van fossiele energie, ook niet via een financiële bijdrage aan CO2-opslagprojecten. Laat ik alleen over dat laatste iets zeggen. Ik vind dat wij de financiële bijdrage aan CO2-opslagprojecten wel moeten doen. Ik werk daar al lang aan. Ik doe dat omdat CCS, de opvang en opslag van CO2, algemeen erkend wordt in Europa en in de wereld. Het moet een bijdrage leveren aan de CO2-reductie. Als dat niet gebeurt, halen we de doelstellingen niet. We hebben in Nederland echt de verantwoordelijkheid om een grootschalig demonstratieproject te realiseren. Die verantwoordelijkheid hebben we ook naar Europa toe op ons genomen. Europa draagt er ook in sterke mate financieel aan bij. Dus om nou te zeggen dat we dat niet meer moeten doen; ik kan niet anders dan de motie op stuk nr. 73 ontraden. 

De motie op stuk nr. 74 van de heer Wassenberg gaat over onderzoek dat gedaan zou moeten worden naar methaanemissies en -lekkages. Ik heb al gezegd dat ik daarover zal spreken met SodM. Ik zal zijn visie op dit punt vragen. Dat TNO twintig jaar geleden daarnaar voor het laatst een onderzoek heeft gedaan en er nu weer een onderzoek naar gaat doen, zal wel, maar er is in de tussenperiode natuurlijk al veel gedaan door degenen die gas winnen om dit soort lekkages niet te laten plaatsvinden of maximaal te beperken. Dat is hun belang. Daar heeft SodM ook op toegezien. Maar ik zal overleggen met SodM, gezien de huidige situatie en de voorgeschiedenis, of hier sprake is van nieuwe ontwikkelingen waarover we een nieuwe opvatting zouden moeten hebben. Ik zal de Kamer informeren over hetgeen SodM mij adviseert met betrekking tot het meten van methaanemissies. Ik zal het expliciet de vraag voorleggen of naar zijn mening nader onderzoek noodzakelijk is en, zo ja, wie dat dan het beste zou kunnen uitvoeren. Ik heb hiermee ook meteen de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 90 behandeld. Ik geef zowel de heer Wassenberg als mevrouw Van Veldhoven in overweging om hun motie aan te houden totdat ik de informatie van SodM heb gekregen en de Kamer daarover heb kunnen informeren. 

De voorzitter:

Dan kijk ik eerst naar de heer Wassenberg. 

De heer Wassenberg (PvdD):

De minister horende, houd ik deze motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor, zijn motie (34348, nr. 74) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Dan mevrouw Van Veldhoven. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben er graag toe bereid als de minister nog kan aangeven wanneer hij ongeveer denkt hierover iets aan de Kamer te kunnen melden. 

Minister Kamp:

Het lijkt mij dat ik dat in het derde kwartaal moet doen. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (34348, nr. 90) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Van Tongeren, de heer Vos en anderen voor hun waardering voor de uitkomst van de aanbesteding voor het eerste windmolenpark voor de kust van Borssele. We gaan voor de Zeeuwse, Zuid-Hollandse en Noord-Hollandse kust de vijf grootste windmolenparken van de wereld bouwen. We hebben nu ook de laagste prijs van de wereld voor dat windmolenpark. Zoals de heer Vos zei, ligt die tientallen procenten lager dan wat tot nu toe de laagste prijs was. De heer Vos vergeleek het met een aantal jaren geleden, toen we nog over 18 cent voor wind zaten te praten. Nu gaat het alles inclusief om 8,7 cent. Er is dus het nodige op gang gekomen. Dat komt doordat wij met elkaar, de Kamer en het kabinet, hebben kunnen zorgen dat er een heldere casus is neergezet. We hebben de ruimtelijke ordening met elkaar geregeld; we hebben de wettelijke basis eronder gelegd; we hebben de roadmap vastgesteld, we hebben overeenstemming bereikt over de manier waarop we de tender het beste kunnen organiseren, en we hebben alle onderzoeken gedaan en de locaties aangewezen. Ook hebben we gezegd dat als je een vergunning krijgt, je ook meteen een subsidietoezegging krijgt. Alle onduidelijkheden voor het bedrijfsleven zijn dus weggenomen. Dat heeft ertoe geleid, met een aantal andere factoren, dat deze uitkomst er gekomen is. Ik ben dan ook zeer dankbaar voor de ondersteuning die ik van de zijde van de Kamer heb gekregen voor dit proces. 

In de motie-Van Tongeren op stuk nr. 75 wordt de regering verzocht om geen opsporingsvergunning te verlenen zonder dat de relevante gemeente en provincie en het relevante waterschap een inspraakmogelijkheid hebben gehad. Ik denk dat het zo is als mevrouw Van Tongeren in deze motie uitspreekt. Die gelegenheid moet er zijn. Dit betekent dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laat. 

In de motie-Van Tongeren op stuk nr. 76 wordt de regering verzocht om te onderzoeken of certificering van de betrokken geothermiebedrijven — het gaat dan om kleine projecten — de administratieve lasten voor ondiepe geothermieprojecten kan verlagen en de doorlooptijd verkorten. Ik denk dat mevrouw Van Tongeren daar een belangrijk punt bij de kop heeft. Het is van belang dat de veiligheid altijd geborgd is. Dat geldt zeker voor geothermieprojecten. Maar we moeten ook bekijken, op grond van de ervaringen die inmiddels hebben opgedaan met geothermie, of er aanpassingen en vereenvoudigingen mogelijk zijn, zodat de geothermie zich verder kan uitbreiden en ook de kleine projecten op een redelijke manier de procedure door kunnen komen. Ik ben dus van plan om dat allemaal uit te gaan zoeken en uit te gaan werken en om de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2017 te informeren. Ik geef mevrouw Van Tongeren, gelet op mijn toezegging, in overweging om haar motie aan te houden totdat ik in het eerste kwartaal van 2017 met mijn bevindingen zal zijn gekomen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan bereiken we samen het doel dat GroenLinks graag wil bereiken: dat er meer schone geothermie mogelijk is. Ik houd deze motie aan en ben blij dat de minister het idee uit die motie overneemt. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (34348, nr. 76) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Kamp:

In de motie op stuk nr. 77 spreekt mevrouw Van Tongeren over lozingen op de Waddenzee. Zij spreekt over "afvalwater"; ik noem het "productiewater". Zij verzoekt om de lozing in de Waddenzee van wat zij afvalwater noemt, te ontmoedigen en alleen toe te staan als het water voldoet aan alle wet- en regelgeving met betrekking tot lozing op oppervlaktewater. In het onderzoek naar mogelijke alternatieven voor de waterinjectie in Twente heb ik met actievoerders gesproken. Zij zijn ook betrokken bij dat onderzoek, dat op dit moment wordt uitgevoerd. Ik heb samen met hen een aantal alternatieven gedefinieerd, alle mogelijke alternatieven. Er wordt nu uitgezocht wat wij van die alternatieven zouden moeten vinden. Ik zal tot in detail in kaart brengen wat de mogelijke effecten van die alternatieven op mens, natuur en milieu zijn. Samen met de geldende regelgeving zal dit tot een optimale optie leiden. Ik wil daar niet op vooruitlopen door nu al een van de mogelijkheden formeel of materieel uit te sluiten. Daarom ontraad ik deze motie. 

In de motie op stuk nr. 78 vraagt mevrouw Van Tongeren mij om ervoor te zorgen dat de arbiters aardbevingsschade onder de arbitragewet vallen, en de Kamer hierover te informeren. De arbitragewet maakt het volgens mij wat ingewikkelder dan voor Groningen noodzakelijk is. Ik vind het belangrijk dat wij in Groningen, waar in veel zaken knopen doorgehakt moeten worden, een praktische aanpak kiezen. De aanpak voor arbitrage die wij gekozen hebben, is de aanpak die voor de Groningers het gemakkelijkst is, ook qua uitkomst. Als die arbitrage negatief uitpakt voor de NAM, moet de NAM zich daaraan houden, maar als die negatief uitpakt voor de bewoners, hebben zij altijd nog de mogelijkheid om naar de rechter te gaan. Wij hebben het dus op de makkelijkste manier voor de Groningers opgezet. Als wij het alsnog onder de arbitragewet brengen, wordt het minder gemakkelijk voor de Groningers. Ik denk dat mevrouw Van Tongeren dat niet beoogt. In ieder geval moet ik de motie, voor zover zij daaraan vasthoudt, ontraden. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Hoor ik het goed en is dit een oproep van de minister om de arbitragewet aan te passen en te versimpelen? Die is er nou juist om arbitrage goed te regelen voor wie naast het gerechtelijke traject iets anders wil. Die wet is ongetwijfeld goed tot stand gebracht door mensen die er verstand van hebben. Als de minister die wet eigenlijk te ingewikkeld vindt, moet ik dat dan horen als een oproep om die wet aan te passen? 

Minister Kamp:

Ik vind die wet verdedigbaar. Daarmee wordt bedrijven de gelegenheid geboden om niet naar de rechter te gaan, maar voor arbitrage te kiezen. Daaraan is een wettelijke invulling gegeven. In Groningen hebben wij echter te maken met burgers. Er is veel onrust in het gebied. Er zijn ook flinke discussies in de Kamer geweest. Het vertrouwen moet herwonnen worden. Daarom heb ik in Groningen, gezien de voorgeschiedenis, gezien de specifieke situatie en gelet op het feit dat wij in dit gebied te maken hebben met getergde burgers, voor de meest praktische invulling gekozen. Die arbiters zijn overigens geen mensen die dit er op een achternamiddag bij doen. Het zijn ervaren oud-rechters die gepokt en gemazeld in het vak zijn en die kunnen zorgen voor kwaliteit, maar hun werkwijze is zo praktisch mogelijk gemaakt. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Er is nog steeds veel wantrouwen onder de Groningse bevolking. De Groningers denken: "ze" willen ons niet bij de rechter hebben, want dan is het transparant en vorm je een precedent, en "ze" willen geen echte arbiters, want dan kan er makkelijk wat geregeld worden. Dat is de achtergrond van deze motie. Ik wil het dus net zo doen als op allerlei andere plekken in Nederland. Zowel die gang naar de rechter en de precedentwerking als de arbitrage volgens de regels die wij afgesproken hebben, spelen daarin mee. Dat beoog ik voor de Groningers die op alle vlakken met uitzonderingen te maken hebben en aan wie wordt uitgelegd: ja, maar het is voor jullie praktischer. Het geloof daarin is daar weg. Daarom kom ik met deze motie. 

Minister Kamp:

Ik hoop nog mee te maken dat als er in het gebied over "ze dit" en "ze dat" gesproken wordt, wij dat niet napraten, het niet ondersteunen en er niet aan tegemoetkomen. Het is de verantwoordelijkheid van ons, degenen die sturing geven aan de overheid in Nederland, om voor kwaliteit te zorgen en de goede dingen te doen. "Ze", dat zijn wij. Wij doen hier onze best. Wij spreken er met elkaar over. Wij voelen ons verantwoordelijk voor de Groningers en proberen daar op de allerbeste manier invulling aan te geven. Wat wij gedaan hebben met die arbiters, kan volgens mij iedere toets der kritiek weerstaan. Het is een voorziening op hoog niveau, die voor de Groningers zo gemakkelijk gemaakt is en die hun extra mogelijkheden biedt zonder dat zij op de een of andere manier worden beperkt. Ik denk dat er geen reden is om degenen die zeggen "ze dit" en "ze dat" na te spreken. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 79 van de heer Smaling, waarin wordt verzocht om een verplichte nulmeting voor nieuwe winningsvergunningen. Een nulmeting komt niet aan de orde als je de markt aan het ordenen bent, maar als er een winningsplan moet komen. Er komt een winningsplan, ik moet een instemmingsbesluit nemen en dan moet worden bekeken: er gaat nu wat gebeuren, er wordt gewonnen in het gebied, maar wat was de beginsituatie en als er problemen zijn, hoe verhouden die zich tot die beginsituatie? Aansluitend op het voorbeeld dat Vermilion in Friesland heeft gegeven met een representatieve nulmeting, ben ik van plan om dat standaard te maken. Het betreft dus het winningsplan en het instemmingsbesluit bij het winningsplan, niet de winningsvergunning. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 79 van de heer Smaling. 

De heer Smaling (SP):

Dat is dan meer een slordigheid mijnerzijds. Ik pas de motie graag aan in de bewoordingen die de minister gebruikt. Er circuleert nog een amendement dat hetzelfde beoogt, maar ik weet niet of de minister dat al heeft. 

Minister Kamp:

Nee. Zou u, voorzitter, of iemand anders mij kunnen zeggen om welk amendement het gaat? 

De voorzitter:

Welk nummer zou dat zijn? Op stuk nr. 71 heb ik de naam Smaling staan. 

De heer Smaling (SP):

Ik zie net een hoofd schudden dat het amendement nog niet binnen is. Dan houd ik het even bij het commentaar op de motie. 

Minister Kamp:

Dan laat ik het even bij deze motie van de heer Smaling. De heer Smaling en ik hebben op dit punt geen verschil van opvatting. De heer Smaling vindt een nulmeting van belang. Wij hebben in Friesland goede ervaringen opgedaan met een representatieve nulmeting. Het lijkt mij goed om dat iedere keer bij een winningsplan te doen. Ik koers daarop aan en voel mij daarin gesteund door wat de heer Smaling zegt, maar heb er verder geen behoefte aan dat de Kamer dat opnieuw uitspreekt. De Kamer en ik vinden dat nodig en zijn het daarover eens. De motie op stuk nr. 79 is echt niet nodig. Dit gaat gebeuren bij het winningsplan en het instemmingsbesluit bij het winningsplan. 

In zijn motie op stuk nr. 80 zegt de heer Smaling dat er een burgerschadeprotocol moet komen in Groningen, niet zijnde opgesteld door de NAM, en dat er een fonds mijnbouwschade moet komen waaruit herstelbetalingen worden gedaan. Ik dring er bij de Kamer zeer op aan om rust te geven aan het schadefront in Groningen. Wij hebben de afhandeling van de schade weggehaald bij de NAM en op afstand geplaatst. Daarvoor hebben wij het Centrum Veilig Wonen ingesteld, met mensen uit het gebied onder een leiding die er helemaal op gericht is om dat werk goed te doen en die een ruim mandaat heeft om dat werk goed te doen. Wij hebben geregeld dat complexe schades door de Nationaal Coördinator worden behandeld. Die blijven dus niet hangen bij het Centrum Veilig Wonen, maar komen direct voor rekening van de NCG. Wij hebben geregeld dat de Nationaal Coördinator toezicht houdt op het Centrum Veilig Wonen. Daarmee hebben we de zaak nu goed geregeld. We kunnen wel weer een andere structuur opzetten, maar daar wordt het echt niet beter van. Dan blijven we in die structuren hangen. We hebben nu een structuur opgezet, met Centrum Veilig Wonen en de Nationaal Coördinator, die heel goed kan werken. Laten we het daarbij laten. De motie op stuk nr. 80 ontraad ik dus. 

Dan heb ik de motie op stuk nr. 81 van de heer Smaling, waarin hij zegt dat de governance van het gasgebouw op de schop moet en dat ik in het najaar van 2016 de plannen gereed moet hebben en naar de Kamer moet sturen. Het zou zeer onverstandig zijn om dat te doen. Aan het gasgebouw zitten zeer grote financiële belangen vast. Er zijn afspraken uit de jaren zestig die helemaal gezet zijn. Daar moet ik absoluut niet lichtvaardig mee omgaan, zoals ook de andere partijen, NAM, Shell en ExxonMobil, daar niet gemakkelijk mee omgaan. We moeten daar met elkaar over praten. Ik moet er in dat overleg voor zorgen dat het belang van de Staat behartigd wordt. Als ik onder druk kom te staan om in het najaar van 2016 al met resultaten te komen, gaat dat ten koste van het behartigen van de belangen van de Staat. Om die reden ontraad ik deze motie. 

De heer Smaling (SP):

Heeft de minister dan een andere termijn voor ogen? Dit is immers wel een belangrijk advies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid geweest. 

Minister Kamp:

Dat heeft mevrouw Van Veldhoven mij ook gevraagd. Ik wil zowel de heer Smaling als mevrouw Van Veldhoven graag antwoorden. Ik kan dat echt niet zeggen. Als ik ga zeggen dat ik het in het eerste kwartaal van 2017 klaar wil hebben, heb ik hetzelfde probleem als wanneer ik nu zou zeggen dat het in het najaar van 2016 klaar moet zijn. Die ingewikkelde onderhandelingen, waarin beide partijen grote belangen hebben en ik voor het belang van de Staat moet opkomen, kun je alleen maar goed voeren als je je helemaal op de inhoud kunt richten en als je dat zo snel mogelijk kunt doen zonder dat je tijdsdruk hebt. Ik wil die tijdsdruk dus niet krijgen. Ik zeg echter wel tegen de heer Smaling dat ik zelf ben begonnen met het ter discussie stellen van het gasgebouw. Ik heb daaraan gewerkt en ik heb daar een onderzoek naar laten doen. Ik ben met de onderhandelingen bezig op dit moment. Ik werk er dus hard aan en ik zal het zo snel mogelijk doen. Ik kan echter geen tijdsindicatie geven, want dat verdraagt zich niet met het goed behartigen van het staatsbelang in dit geval. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 82 van de heer Smaling en mevrouw Dik-Faber. Zij zeggen dat de ruimtelijke keuzes voor veiligstelling van de drinkwatervoorziening in de relatie tot mijnbouwactiviteiten in STRONG, dat is de Structuurvisie Ondergrond, en in regelgeving van de Mijnbouwwet moeten worden verankerd. Deze twee woordvoerders lijken daarmee aan te sturen op het verankeren van ruimtelijke keuzes voor drinkwatervoorziening in rijksbeleid en in nationale regelgeving. Ik zou er ongelukkig mee zijn als we dat zouden doen, omdat wij dan de provincies niet serieus nemen. Ik heb gemerkt dat de provincies dit soort taken bijzonder serieus nemen, net zo serieus als wij dat doen. Zij hebben de bevoegdheden voor de drinkwatervoorziening, zoals ik al heb aangegeven. Zij moeten zorgen voor duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening. Dat betreft winningen, grondwaterbeschermingsgebieden en het aanwijzen van aanvullende strategische voorwaarden. Zij pakken dat heel serieus op en doen dat in overleg met drinkwaterbedrijven. Ik heb daar geen zorgen over. Mocht blijken dat zij het niet goed doen, zal ik het alsnog oppakken en het op rijksniveau regelen. Ik heb echter geen indicaties dat dat nodig is. Ik vind ook niet dat we deze medeoverheden onnodig negatief moeten benaderen. Dat verdienen zij niet. Ik zou dus de motie op stuk nr. 82 willen ontraden. 

Dan ben ik toegekomen aan de motie op stuk nr. 83. Daar kan ik kort over zijn. Mevrouw Dik-Faber zegt dat SodM naar I en M moet worden gebracht. Ik heb daar in het debat uitgebreid met de Kamer over mogen spreken en gezegd waarom dat volgens mij niet moet. Ik heb ook gezegd dat we invulling hebben gegeven aan wat in het advies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid staat, door het Staatstoezicht op de Mijnen op allerlei manieren nog onafhankelijk te maken. We hebben nu allerlei dingen met betrekking tot het Staatstoezicht op de Mijnen in de wet vastgelegd. Daarnaast heb ik aangegeven dat er bij mijn weten nog nooit, en zeker niet tijdens mijn periode, op enige wijze druk op Staatstoezicht op de Mijnen is uitgeoefend of dat het zijn werk niet goed heeft kunnen doen. Integendeel. De Arbeidsinspectie valt onder SZW, de Inspectie voor de Gezondheidszorg valt onder VWS en de Inspectie Leefomgeving en Transport onder I en M. Al die inspecties vallen gewoon onder het ministerie dat daar verantwoordelijk voor is, dat daarmee bezig is. Dat kan ook heel goed blijven gelden voor Staatstoezicht op de Mijnen. Door dat weg te halen en het naar een ander ministerie te brengen, lossen wij echt helemaal niks op. Deze maatregel is materieel betekenisloos. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 83 ontraad. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik weet zeker dat de minister het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid goed gelezen heeft. Daar zit een tabel in die heel helder duidelijk maakt dat er te veel geconcentreerd is rondom het ministerie van EZ. De minister probeert dat op te lossen in deze wet, maar vervolgens zegt de Raad van State dat deze oplossing zich lastig verhoudt tot de ministeriële verantwoordelijkheid. Volgens mij kunnen wij beide problemen oplossen door het SodM onder het ministerie van I en M te hangen. Wij kunnen hier heel lang over blijven spreken, maar ik hecht eraan om nog een keer te benadrukken dat wij twee belangrijke rapporten hebben die mijns inziens voldoende aanleiding geven om wat positiever te zijn over deze motie. 

Minister Kamp:

Ik voer die rapporten uit in de eerste plaats door mij te gedragen. Ook mijn voorgangers hebben zich gedragen. Er is met de onafhankelijkheid van de SodM geen materieel probleem. In de tweede plaats stel ik het SodM in staat om rechtstreeks met de Kamer te communiceren. Ik heb niet de mogelijkheid om het daarbij op enige wijze in de weg te staan. Ik wil dat niet, maar ik kan het ook niet. Belangrijke taken die het vervult, krijgt het straks niet meer door mij opgedragen, maar vloeien dan rechtstreeks uit de wet voort. Dat betekent dat zijn positie, die in de praktijk al onafhankelijk was, ook in theorie nog verder is versterkt en onafhankelijk gemaakt. Als je het SodM bij het ene ministerie weghaalt en het bij het andere onderbrengt, doorbreek je de normale structuur die geldt voor ministeries voor wat betreft hun toezichthoudende instanties. Daar is geen enkel redelijk inhoudelijk argument voor. Daarom heb ik dat ontraden in het debat en doe ik dat nu ook. 

In haar motie op stuk nr. 84 vraagt mevrouw Dik-Faber om een exitplan voor fossiele energie. Ik heb geen exitplan voor fossiele energie nodig. Ik haal voor de derde en nu voor de laatste keer de heer Vos aan, die zei dat wij al met ons been in de toekomst staan wat betreft duurzame energie. Ons beleid is één groot exitplan voor fossiele energie. Dat staat aan alle kanten onder druk: onder druk van Europa, van COP21 in Parijs, van de regeringscoalitie in Nederland en van de Tweede Kamer. Wij zijn op volle kracht bezig met de overgang van fossiele energie naar duurzame energie. Daar is geen enkele twijfel over. Alleen hebben wij in de tussenperiode verantwoordelijkheid voor de samenleving als geheel. Dat betekent dat wij ook fossiele energie aandacht moeten geven. Daar hebben wij een zorgvuldige balans in gevonden. Die balans ligt niet in het midden, maar is gericht op duurzame energie, waarbij wij fossiele energie niet uit het oog verliezen omdat wij ook het belang van alle Nederlanders hebben te behartigen in de transitieperiode. Het amendement op stuk nr. 84 ontraad ik. 

Het amendement op stuk nr. 85 … 

De voorzitter:

Het is weer de motie op stuk nr. 85. 

Minister Kamp:

Voorzitter, ik word wat slordig en dat spijt mij. Ik ga mij weer corrigeren. U zegt terecht dat het een motie is. Ik zal proberen dat niet opnieuw door elkaar te halen. 

Dan kom ik op de motie-Dik-Faber op stuk nr. 85. In hetgeen nu besproken is in de Kamer, kan iedereen zich vanuit verschillende invalshoeken vinden. Dat is ook verwoord in het amendement van de heer Vos; in dit geval verspreek ik mij niet. Mevrouw Dik-Faber zegt: ik weet het nog beter; wij gaan er een straal van 20 kilometer rondom leggen. Wat wij nu hebben opgezet, is heel goed en verantwoord. Daarbij wordt de Waddenzee als één geheel, inclusief de Waddeneilanden en de Noordzeekustzone, onder een gelijk regime gebracht. Ik denk dat wij nu niet alsnog moeten overgaan tot de aanvulling die mevrouw Dik-Faber voorstelt in haar motie op stuk nr. 85. De motie op stuk nr. 85 ontraad ik. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Zou de minister ook willen ingaan op het argument in de motie dat Duitsland en Denemarken een bepaald beschermingsregime hebben dat Nederland niet heeft? Ik ben natuurlijk heel blij met het amendement van de heer Vos. Dat ga ik van harte steunen en misschien nog wel meetekenen. Wij gaan even bekijken hoe dat allemaal loopt, maar deze motie laat nadrukkelijk zien dat Duitsland en Denemarken een ander regime hebben gekozen. Als wij het hebben over één Waddenzee, dan zouden wij ook iets verder over de Nederlandse grens moeten kijken. 

Minister Kamp:

Wanneer heeft mevrouw Dik-Faber voor de laatste keer vanaf Schiermonnikoog richting Duitsland gekeken? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Anderhalf jaar geleden. 

Minister Kamp:

Dan ziet ze daar de grote windmolens staan. Ik weet niet precies hoe het met de regimes daar zit, maar ik weet wel dat wij al een vergaand regime hadden voor de Waddenzee; we hadden ook een vergaand regime voor de Noordzeekustzone. Wat we nu doen, is daar één geheel van maken en het meest vergaande regime op het geheel toepassen. Ik denk dat dat elke vergelijking met andere landen en elke toets der kritiek kan doorstaan. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 86 van mevrouw Dik-Faber. Daarin zegt zij dat wij geen permanente CO2-toeslag moeten toestaan in nog in werking zijnde gas- en olievelden. Deze motie bemoeilijkt alleen maar wat toch al moeilijk is, namelijk de realisatie van het CCS-project ROAD. Ik heb absoluut geen behoefte aan verdere problemen op dat gebied. Het is al moeilijk genoeg, dus ik ontraad de motie op stuk nr. 86. 

In de motie op stuk nr. 87 stelt mevrouw Dik-Faber dat de staatsinkomsten geschrapt moeten worden als wegingsfactor bij de rijkscoördinatieregeling. Mijnbouwactiviteiten zijn primair van nationaal belang voor onze energievoorziening, in ieder geval zolang de transitie naar duurzame energie nog loopt. In eerste termijn heb ik aangegeven dat ik het alleszins reëel vind om vast te stellen dat er een nationaal belang is gelegen in de staatsinkomsten. Als overheid hebben wij de verantwoordelijkheid om voor onze burgers goede voorzieningen op te tuigen en in stand te houden, betaalbaar te laten zijn en om de kosten op een eerlijke manier te verdelen. We kunnen alles proberen binnen te halen via belastingen, maar we kunnen het voor een deel ook proberen binnen te halen met delfstoffen, zolang we daarmee gezegend zijn. Zolang we daar op een verantwoorde manier gebruik van kunnen maken, is dat in het belang van de Nederlandse burgers en dus in het nationale belang. Dat is iets wat bij mij niet vooropstaat. Ik heb in de eerste plaats de veiligheid vooropstaan, in de tweede plaats de beperking van de schade en in de derde plaats de leveringszekerheid. "staatsinkomsten" is geen vies woord, omdat je daarmee de nuttige staatsvoorzieningen kunt financieren. De motie heeft ook betrekking op de memorie van toelichting. Het is niet gebruikelijk dat wij bij motie tekstwijzigingen in de memorie van toelichting voorstellen. Ook in formele zin kan ik dus niet zo goed met die motie uit de voeten. Ik vind het gewoon niet goed om dit te schrappen als iets wat geen aandacht zou mogen hebben. Daarom ontraad ik deze motie van mevrouw Dik-Faber. 

De motie van mevrouw Van Veldhoven heb ik … 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 88. 

Minister Kamp:

Motie nr. 88? 

De voorzitter:

Dat is de motie over opkoopregelingen. 

Minister Kamp:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Deze motie van mevrouw Dik-Faber is medeondertekend door mevrouw Klever en mevrouw Van Tongeren. Daarin wordt verzocht om alsnog alle huiseigenaren toe te laten tot de opkoopregeling, die voor Groningen is opgezet, en de NAM het budget uit te laten breiden. Ik denk dat we dit niet moeten doen. Wij hebben een pilot opgezet waarvoor een bedrag beschikbaar is gesteld. Wij hebben de pilot gepubliceerd. Iedereen kon daarop inschrijven. We hebben een flink aantal van degenen die zich hebben aangemeld — ongeveer de helft — in die pilot kunnen betrekken. We zullen nu ervaringen opdoen in de pilot en bezien hoe het is gegaan, wat we daarmee hebben bereikt, wat het gekost heeft, welke lessen we daaruit kunnen trekken en hoe we daaraan gevolg kunnen geven. Het lijkt mij niet goed om nu alweer te zeggen dat het anders moet, terwijl wij die pilot nog niet hebben kunnen effectueren en daar nog geen lessen uit hebben kunnen trekken. Ik ontraad daarom de motie op stuk nr. 88. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil hier toch nog even op ingaan. Er zijn mensen in Groningen die hebben ingetekend en voldoen aan de criteria, maar het geld is beperkt. Vervolgens is bij loting bepaald wie wel en wie niet in aanmerking komt. Ik vind het niet fatsoenlijk naar de mensen in Groningen toe als we de opkoopregeling op deze manier uitwerken. Het budget was te laag en vervolgens vallen mensen er door loting buiten. Ik snap dat de minister zegt: laten we evalueren. Dat wil ik ook heel graag, maar ik wil ook heel graag recht doen aan de mensen die gewoon aan alle criteria van deze regeling voldoen. 

Minister Kamp:

Er is daar een spectaculaire pilot uitgevoerd. Er kwamen in totaal 117 panden in aanmerking om mee te doen. We hebben maar liefst 50, ik geloof 51, van die panden onder de regeling kunnen brengen. Het was een pilotregeling. We gingen daar niet elk huis opkopen van iedereen die zijn huis wil verkopen. Nee, het was een pilotregeling om te bekijken hoe het gaat als we een aantal huizen opkopen, wat we ermee bereiken, wat we met die huizen kunnen doen, hoe het in de praktijk uitpakt en wat voor effect dit op de woningmarkt heeft. Daar moeten we van leren voor de toekomst. Van de gevallen die er zijn, hebben we bijna de helft, ruim 40%, in de pilot betrokken. Ik denk dat we dat heel netjes gedaan hebben. Het is echt heel raar om dan te zeggen dat het alweer anders moet als de zaak net op gang is gekomen. Ik vind dat echt verkeerd. Het is niet raar om te loten. Je kunt natuurlijk ieder geval gaan bekijken, maar dan krijg je altijd discutabele dingen. Dan is de vraag of iedereen wel netjes behandeld wordt. Als je een pilot doet waarbij je uit 117 gevallen op een eerlijke manier 50, 51 huizen moet kiezen, lijkt mij er helemaal niks mis mee als je dat via loting doet. Deze motie ontraad ik dus echt. 

Ik kom nog niet toe aan de motie op stuk nr. 91. Ik ga eerst even in op wat mevrouw Van Veldhoven heeft gezegd. Ik ben ingegaan op SodM, dat volgens mij niet naar I en M moet. Ik ben ingegaan op het gasgebouw. Ik ben ingegaan op de lekkages. Over haar amendement over Natura 2000 kan ik niet meer zeggen dan het nodige dat ik er al over heb gezegd. Haar motie op stuk nr. 90 over methaan heb ik gelijktijdig behandeld met de motie op stuk nr. 74 van de heer Wassenberg en mevrouw Van Tongeren. 

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 91 van mevrouw Mulder, waarin zij stelt dat de regering een onafhankelijke instantie moet oprichten in gesprek met SodM, TNO en KNMI ten aanzien van ondergrond en seismologie, die in ieder geval de taak heeft om berekeningen te maken voor seismische dreiging- en risicokaarten. Ik begrijp niet goed waarom we elkaar op dit punt met moties bestoken. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft namelijk geadviseerd om zo'n onafhankelijk kennisprogramma op te zetten. Ik heb gezegd dat ik dat ook wil doen. Ik heb ook gezegd dat ik daar een wetenschappelijke commissie boven zet, die ik onafhankelijk zal laten zijn en waarvoor ik desnoods mensen uit het buitenland zal halen. De heer Smaling heeft met zijn amendement gezegd: dat is mooi, maar ik wil het ook wettelijk verankeren. Ik heb gezegd dat ik het oordeel daarover aan de Kamer laat. Nu vraagt mevrouw Mulder mij per motie om zo'n instantie op te richten, maar ik heb het allang gezegd en de heer Smaling heeft al het voorstel gedaan om die wettelijk te verankeren. Met alle respect voor mevrouw Mulder denk ik dus dat haar motie dit keer geen meerwaarde heeft. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 91. 

In de motie op stuk nr. 92 zegt mevrouw Mulder dat er onzekerheid is in Friesland, omdat grondeigenaren schade kunnen hebben die mogelijk niet vergoed wordt. Als die schade zich uiteindelijk materialiseert en ook geclaimd wordt door een opvolger die het gekocht heeft, is het volgens haar onduidelijk of die opvolger daar dan ook nog een vergoeding voor kan krijgen. Ik heb al gezegd dat dat het geval is. Als er schade is, moet die vergoed worden. Of dat nou voor of na de verkoop is, maakt mij niet uit. Ik ga niet de schade twee keer vergoeden, maar één keer moet die wel vergoed worden. Ik vind dat we dat uitgepraat hebben in de eerste termijn. In deze motie wordt gesuggereerd dat er nog een probleem resteert, dat er volgens mij niet is. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 92. 

Mevrouw Mulder sprak over het meet- en regelprotocol. Ik denk dat we daarmee de zaak goed hebben opgezet. We hebben dat ook met de Kamer gewisseld bij verschillende gelegenheden. Ik heb ook tegen de heer Smaling al gezegd dat we een tweetal onderzoeken hebben lopen naar de tiltmeters. Ik geloof dat we het nu dus goed hebben opgezet, kijkend naar het belang van het meet- en regelprotocol, de betrokkenheid van SodM en de voortgang daarin. 

Mevrouw Mulder vraagt naar de stand van zaken betreffende de Structuurvisie Ondergrond. Ze vraagt met name hoe het loopt met de gesprekken die daaromheen gevoerd moeten worden. De gesprekken met de andere overheden zijn op dit moment gaande. Ze vraagt wanneer de uitkomst daarvan aan de Kamer zal worden gepresenteerd. Ik weet niet precies wanneer, maar in ieder geval zal het in het tweede halfjaar van 2016 zijn. Ik durf niet te zeggend dat het in het derde kwartaal zal zijn, omdat het ook in het vierde kwartaal kan zijn. Daarom geef ik mezelf iets meer ruimte. Het hangt ook af van de gesprekken die gaande zijn en het werk dat nog moet worden gedaan. In ieder geval komt het nog dit jaar bij de Kamer. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik kom nog even terug op mijn motie op stuk nr. 91. Ik vind het een heel goed voorstel van collega Smaling om een en ander wettelijk te verankeren. Ik had echter zo graag een onafhankelijke instantie gezien, niet alleen maar een commissie. Op dit moment is voor ons nog niet duidelijk of die commissie dan ook echt die berekeningen gaat maken voor de seismische dreiging- en risicokaarten. Daarom wilde ik dit in een motie vastleggen. Als de minister nu zegt dat de commissie absoluut al die berekeningen gaat maken, dan neemt dat bij de CDA-fractie een zorg weg. Misschien kan de minister hier gewoon zeggen dat dat het geval is. 

Minister Kamp:

Ik heb vertrouwen in de berekeningen van de NAM. Ik heb sowieso vertrouwen in de NAM, maar ook in de berekeningen van de NAM. Met de Onderzoeksraad Voor Veiligheid vind ik het echter belangrijk dat we niet afhankelijk daarvan zijn en dat er ook onafhankelijke berekeningen worden gemaakt. Het is dus inderdaad een taak van dit programma en van de commissie die dit programma aanstuurt, om die onafhankelijke berekeningen te maken. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik vind het fijn dat de minister nu heeft gezegd dat het op die manier moet gaan werken en dat het ook onafhankelijk moet zijn. Dan is de vraag: wil je daar een onafhankelijke instantie of een commissie voor hebben? De minister kiest voor een commissie. Ik zou het fijn vinden als bij de evaluatie van deze wet in ieder geval ook wordt bekeken of een commissie voldoende sterk is of dat er toch een instantie zou moeten komen. Dat is de worsteling waar onze fractie mee zit. 

Minister Kamp:

Ik vind dat we al te veel instanties hebben in Groningen. Ik maak me daar zorgen over. Samen met de Nationaal Coördinator probeer ik dat ook te stroomlijnen. Ik wil er dus niet nog een nieuwe instantie bij. Mevrouw Mulder heeft volgens mij wel gelijk dat dit punt bij de evaluatie aandacht moet krijgen. We moeten dan bekijken of de invulling die we eraan hebben gegeven, de optimale invulling is. Ik zeg graag toe dat we dat zullen doen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank voor deze toezegging. 

Minister Kamp:

Ik ben gekomen bij de motie op stuk nr. 93 van de heer Bosman. Daarin wordt de regering verzocht om in de Structuurvisie Ondergrond rekening te houden met de Waddeneilanden wat betreft mijnbouw en om de Kamer hierover per brief te informeren. De Kamer heeft ervoor gekozen om een amendement over de Waddeneilanden in te dienen. Dat is het amendement van de heer Vos. Dat sluit nieuwe mijnbouwactiviteiten op de Waddeneilanden uit. In de Structuurvisie Ondergrond moet rekening worden gehouden met dit nieuwe regime, als deze wet en daarmee ook het amendement van de heer Vos wordt aangenomen. Ik heb het oordeel over dat amendement aan de Kamer gelaten. Ik laat ook het oordeel over deze motie aan de Kamer, omdat deze met dat amendement in lijn is. Dat wat betreft motie-Bosman c.s. op stuk nr. 93. 

Terwijl ik aan het spreken was, is er nog een aantal amendementen rondgegaan. Deze hebben echter inhoudelijk geen wijziging ondergaan, want het betreft veranderingen in de ondertekening. Alles wat ik over de betreffende amendementen heb gezegd, geldt ook voor de vervangende amendementen. De heer Smaling sprak over een amendement over de nulmeting. Dit amendement is nog niet bij ons is binnengekomen; ik kan er inhoudelijk dus nog niets over zeggen. 

De heer Vos heeft in zijn inbreng een aantal dingen gezegd waarop ik al eerder ben ingegaan. Ik geloof dat ik daarmee, en met het andere wat ik in reactie op de moties en amendementen van de Kamer heb gezegd, de zaak hier heb afgehandeld. Ik hoop van harte dat wij brede steun kunnen geven aan deze wijziging van de Mijnbouwwet en dat we snel tot uitvoering kunnen overgaan, omdat hier een aantal belangrijke verbeteringen in zit, zowel vanwege mijn voorstellen als vanwege de amendementen van de Kamer. Het wordt nu tijd om dit allemaal zo snel mogelijk te effectueren. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Wij zijn hiermee aan het einde gekomen van de beraadslaging over deze wetsvoorstellen, die terecht veel tijd hebben gekregen. Wij gaan hierover morgen stemmen. Ik dank de minister. 

De vergadering wordt van 17.23 uur tot 17.28 uur geschorst. 

Voorzitter: Ypma

Naar boven