4 Noodhulp

Aan de orde is het VAO Noodhulp (AO d.d. 23/06). 

De voorzitter:

Welkom aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben een goed AO gehad over noodhulp. Dat is dringend, want er is veel aan de hand in de wereld: 60 miljoen vluchtelingen en ontheemden. Er zit ook nog eens een groep in het niemandsland tussen Jordanië en Syrië vast. Kan de minister de stand van zaken op dit punt geven? Voor die mensen ontbreken de basisbehoeften, ze zijn moeilijk te bereiken door de ngo's, dus die vraag leg ik de minister alvast voor. 

Ik wil de volgende twee moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat van het budget voor de Dutch Relief Alliance slechts 7,5 miljoen euro over is voor de rest van 2016 en 2017; 

constaterende dat de midtermevaluatie aantoont dat de Dutch Relief Alliance een efficiënt financieringskanaal is en aansluit bij het beleid van de regering om zo efficiënt mogelijke noodhulp te bieden; 

constaterende dat de Kamer het wenselijk acht om de Dutch Relief Alliance als financieringskanaal langjarig voort te zetten binnen het beleid voor humanitaire hulp (motie-Voordewind c.s., 32605, nr. 178); 

overwegende dat de noodhulporganisaties van de Dutch Relief Alliance hun activiteiten ver vooruit moeten plannen en dat de continuïteit van noodhulp in getroffen gebieden in gevaar komt als de Dutch Relief Alliance pas bij de publicatie van de begroting financiële helderheid krijgt; 

overwegende dat naar verwachting de humanitaire noden de komende jaren minimaal net zo hoog zullen zijn als in 2015 en 2016; 

verzoekt de regering, een soortgelijk budget voor de Dutch Relief Alliance voor 2017 beschikbaar te stellen als voor 2015 en 2016 en hierover zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 185 (32605). 

De heer Smaling (SP):

Ik ben het wel eens met wat de heer Voordewind voorleest, maar is dit niet een soort amendement? Nemen we niet een voorschotje op wat we in het najaar met z'n allen moeten doen? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De motie is bedoeld als een soort herinnering, of als een steun in de rug voor de minister, die zelf dit fonds heeft ingesteld. Zij is zelf enthousiast over het fonds. Het zou daarom een goed signaal zijn aan de organisaties dat het fonds overeenkomstig de aangenomen motie in de Kamer wordt voortgezet in 2017. Daarvoor is wel helderheid nodig van Kamer en minister dat het fonds volgend jaar nog bestaat, gezien de planningen die de organisaties nu al moeten maken voor volgend jaar. Het is dus een soort "heenwijzing" naar de begroting en een soort aanmoediging om daar nu alvast helderheid over te geven. 

De voorzitter:

U hebt nog zestien seconden. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de kosten voor eerstejaarsopvang in tijden van verhoogde asielinstroom kunnen oplopen tot ruim 20% van het beschikbare budget voor ontwikkelingssamenwerking; 

constaterende dat eerder de motie-Slob c.s. (34300, nr. 23) is aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om de extra kosten van de eerstejaarsopvang ten gevolge van de verhoogde instroom niet ten koste te laten gaan van de lopende OS-programma's; 

verzoekt de regering, het betalen van de opvang van asielzoekers in Nederland uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking de komende jaren af te bouwen, in 2018 in ieder geval niet meer dan 250 miljoen euro ten laste te brengen van de meerjarige begroting Ontwikkelingssamenwerking en voor eventuele resterende kosten een andere dekking te zoeken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 186 (32605). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. De wereld om ons heen staat in brand. Conflicten en natuurrampen vragen om noodhulp. Nederland heeft daaraan de afgelopen jaren bijgedragen door het Dutch Relief Fund en de Dutch Relief Alliance. Als CDA hechten we aan een efficiënt en ook effectief gebruik van deze noodhulpgelden, die met belastinggeld bij elkaar worden gebracht. Zoals de minister zelf ook al heeft aangegeven, is deze werkvorm van beide kanten goed bevallen. Daarom hebben we in februari samen met de ChristenUnie een motie ingediend om de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel te vragen om deze werkwijze en financiering ook langjarig voort te zetten. In het algemeen overleg kon de minister na onze overtuiging nog weinig duidelijkheid geven over hoe zij deze motie nu eigenlijk gaat uitvoeren, terwijl het voor de continuïteit wel van belang is dat het zo snel mogelijk duidelijk wordt. Daarom vraag ik de minister nogmaals: wanneer gaat u de Kamer en de noodhulporganisaties duidelijkheid verschaffen over de continuering van deze wijze van noodhulp? Dat vinden wij namelijk erg belangrijk. We hadden ook graag meegetekend. 

Tot slot vraag ik nog aandacht voor de zorgelijke situatie van de vele vluchtelingen in het niemandsland bij Jordanië. Dat zijn mensen die tussen de verschillende vuren moeten vrezen voor hun leven vanwege het conflict en de honger. De zorgen lopen daar hoog op, zo ook bij de CDA-fractie. Graag horen wij van de minister wat de huidige stand van zaken is en hoe de internationale gemeenschap daar samen op kan reageren en welke rol de minister voor haarzelf ziet. We hopen natuurlijk dat de minister glansrijk de net ingediende motie van collega's Van Laar en Voordewind gaat uitvoeren. We zullen die van harte steunen, want het is belangrijk dat we het op een goede manier gaan voortzetten. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik had bijna een aardbevingsmotie meegenomen, maar die is voor het volgende debat. 

Ik hoef niet te herhalen hoe belangrijk noodhulp is. Ik heb twee moties. Ik hoop dat de minister ze als ondersteuning kan zien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie aangeeft dat er het nodige is aan te merken op de efficiëntie van noodhulpbestedingen via de Verenigde Naties, onder andere door de hoge transactiekosten die gemoeid zijn met onderaanbesteding; 

verzoekt de regering, de middelen in te zetten op basis van effectiviteit en efficiëntie en daarbij een onafhankelijk vervolgonderzoek in te stellen naar welk investeringskanaal in welke situatie het meest geschikt is en hoe daarmee de efficiëntie en effectiviteit van de humanitaire sector verder verbeterd kunnen worden; 

verzoekt de regering verder, in de begroting 2017 zo precies mogelijk aan te geven waarom noodhulp wordt uitgegeven via de Verenigde Naties, via de Dutch Relief Alliance of via andere mogelijke uitvoerders, de verwachte efficiëntie en effectiviteit van deze kanaalkeuze te onderbouwen en hierop naderhand terug te komen bij de Verantwoording 2018, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 187 (32605). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de World Humanitarian Summit veel prioriteiten heeft gesteld, maar dat het vooralsnog allemaal papier is; 

van mening dat noodhulp helaas structureel van aard is geworden en daarmee meer vereist dan het sturen van dekens en medicijnen na een catastrofale gebeurtenis; 

verzoekt de regering, deskundigheid bij kennisinstellingen, de Dutch Relief Alliance en anderen zodanig te mobiliseren dat gebruik van het instrument "noodhulp" naar een hoger, integraler en mensgerichter plan wordt getild en de effectiviteit van onze inspanningen niet alleen gemeten wordt maar ook gedeeld met de Nederlandse bevolking, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 188 (32605). 

We wachten even tot de minister alle moties heeft. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Eerst ga ik in op de situatie in de Berm, het niemandsland bij Jordanië. Volgens sommigen ligt deze zone in Jordanië. Daarmee geef ik meteen een deel van het probleem weer. Het is een zone waarover Jordanië veel zorgen heeft wat de veiligheid betreft. Dat dit niet onterecht is, blijkt uit het feit dat daar onlangs een aanslag is gepleegd. De vluchtelingen zitten daar al heel lang vast. Nederland heeft zich vanaf het begin ingezet om de situatie van die vluchtelingen daar te verbeteren. Dat deed het enerzijds door het bepleiten van humanitaire toegang bij de Jordaanse counterparts. Minister Koenders en ik hebben daarvoor gepleit. In het gesprek dat premier Rutte en ik hadden met de koning van Jordanië, hebben we die kwestie ook aan de orde gesteld en anderzijds hebben we hulp vanuit Nederland aangeboden bij het adresseren van die veiligheidszorgen. Ik zeg nogmaals dat die niet imaginair zijn, getuige de aanslag. 

Gisteren heb ik met mijn ambtscollega van Jordanië, minister Fakhoury, over de kwestie gesproken. Mede op aandringen van Nederland en gelukkig ook op aandringen van anderen is er sinds 30 juni weer voedselhulp nodig. Die hulp was namelijk stilgelegd in de dagen na die aanslag. 

We blijven bij de Jordaniërs aandacht vragen voor de situatie en werken ook samen met de UNHCR. De afgelopen maanden zijn uit de Berm 20.000 mensen naar het vluchtelingenkamp Azraq gebracht. Dat gebeurde onder andere onder druk van de internationale gemeenschap en zeker ook onder druk van president Obama. Hij en Secretary of State Kerry hebben rechtstreeks contact met de Jordaniërs. 

Ik ga hier niet zeggen dat de situatie verbeterd is. Het enige wat ik zeg, is dat er sinds 30 juni jl. weer hulp aan de vluchtelingen kan worden verleend, dat we de internationale druk hoog houden en dat we de veiligheidszorgen van de Jordaniërs echt wel begrijpen. Er zijn analyses gedaan om te weten te komen wie er in die zone zitten. Daaruit blijkt dat het soms weerloze vluchtelingen zijn, maar daar blijkt ook uit dat er IS-sympathisanten onder hen zijn. Je kunt het Jordanië, dat zo veel vluchtelingen opneemt, niet kwalijk nemen dat men ook naar die veiligheidsissues kijkt. 

Nederland heeft ook aangeboden om samen met het Verenigd Koninkrijk een project te ontwikkelen om de grenswacht aan Jordaanse zijde te trainen, zodat men enerzijds beter in staat is om die hulpverlening te faciliteren en men anderzijds beter in staat is om de veiligheidssituatie te monitoren. 

Deze kwestie heeft nu dus absoluut onze aandacht en dat zal zo blijven. Mijn Jordanese ambtscollega Fakhoury neemt dit ook met zijn collega's in het kabinet op. We hopen daarmee te bereiken dat in ieder geval humanitaire toegang verzekerd blijft en dat de kwetsbaarste mensen vanuit die Berm naar veiligere plekken kunnen worden gebracht. Wat ons betreft zijn die veiligere plekken vooral vluchtelingenkampen in Jordanië. 

Er zijn vier moties ingediend. De motie op stuk nr. 185 van de ChristenUnie heeft betrekking op het voortbestaan van de Dutch Relief Alliance. In het debatje tussen de heer Voordewind en de heer Smaling werd al gerefereerd aan de begrotingsbehandeling in november. Ik hoor dat veel Kamerleden sympathie hebben voor deze motie, maar we bespreken dit soort dingen inderdaad in de begrotingsbehandeling in november. Dan is er genoeg tijd om een en ander te bespreken. Mijn verzoek aan de heren Voordewind en Van Laar is dan ook om de motie aan te houden. Anders rest mij niets anders dan het ontraden van de motie en ik kan mij voorstellen dat we dat liever niet zien. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb in mijn inbreng al aangegeven dat deze ngo's wachten op duidelijkheid. Zij kunnen niet tot november wachten. Per 1 januari aanstaande zullen ze hun projecten immers moeten voortzetten. Als ik de motie aanhoud, kan die straks als mosterd na de maaltijd worden beschouwd. Het is echt een soort signaal van de Kamer aan de minister. Ik zeg dan ook tegen haar dat ze deze motie moet zien als steun in de rug en verzoek haar om op zijn minst het oordeel aan de Kamer over te laten. 

Minister Ploumen:

Ik wil dat met alle liefde doen, maar wij moeten wel verantwoordelijkheid nemen voor wat wij hier zeggen. "Oordeel Kamer" zou betekenen dat ik nu actie ga ondernemen, en dat kan ik simpelweg niet toezeggen. Mijn verzoek is dan ook: houd de motie aan. Die organisaties zijn gewend om flexibel om te gaan met financieringsbehoeften. Voor 2017 staat nog een bedrag gereserveerd waarmee we flexibel kunnen omgaan. Dat zeg ik graag toe. Ik wil echt bepleiten om het te bekijken in het geheel van de begrotingsbehandeling. Anders moet ik de motie ontraden. Misschien ten overvloede: ik deel de zorg. 

De voorzitter:

Dat is duidelijk. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Op dit punt heb ik ook een vraag. Halverwege september komt de begroting naar de Kamer. Is het mogelijk dat wij dit onderdeel uit de begroting naar voren halen, zodat wij eind september hierover kunnen spreken? Anders duurt het lang — dat wordt november — voordat wij nog eens over dit onderwerp zullen spreken. Voor de organisaties is het wel heel lastig om dan nog alles op een goede manier te regelen. Is de minister daartoe bereid? 

Minister Ploumen:

Ik zeg niet graag nee tegen mevrouw Mulder, maar dat ga ik nu toch zeggen. Ik probeer het een beetje vriendelijk te verpakken. Mijn pleidooi is: laten wij het behandelen in samenhang met alle andere issues die rondom de begroting ongetwijfeld naar boven komen. Ik wil graag het officiële rapport afwachten in het kader van de evaluatie van dit instrument. Naar wat ik heb gehoord, zijn de eerste tekenen positief. Het lijkt mij goed om dit gesprek te voeren in het kader van "meten is weten" — daar stellen wij allemaal prijs op — zodat wij ook beargumenteerd het debat kunnen voeren. Ik zou er echt voor willen pleiten om het in samenhang te bezien met de rest van de begroting. Nogmaals, zeker op het terrein van noodhulp zijn organisaties gewend om flexibel te moeten zijn. Ik ben van mijn kant ook bereid om flexibel te zijn met het resterende bedrag voor 2017, mocht dat nodig zijn voor de organisaties. 

Ik kom op de tweede motie van de heer Voordewind, op stuk nr. 186. Het is niet de dag van de heer Voordewind en mij, geloof ik. Deze motie zou ik willen ontraden. Wij hebben al eerder gesproken over de druk die de kosten van de eerstejaars asielopvang op de begroting leggen; daarover is geen misverstand. Vorig jaar of het jaar ervoor is de motie-Slob/Samsom aangenomen waarin richting wordt gegeven aan de vraag hoe om te gaan met deze kosten, waarbij ervoor wordt gewaakt dat er additionele bezuinigingen moeten plaatsvinden. Die motie wordt uitgevoerd, elke dag, om het zo te zeggen. Ik zie geen reden om wijzigingen aan te brengen in de OESO/DAC-criteria die wij hanteren. Ik zeg er tegelijkertijd bij dat de motie-Slob/Samsom wel steeds op het netvlies staat. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als ik de minister zo mag verstaan dat zij de motie-Slob/Samsom ook van toepassing acht op de komende begroting en er alles aan zal doen om de extra kosten voor eerstejaars asielopvang buiten de begroting te houden, althans niet ten koste te laten gaan van de lopende programma's, dan ben ik bereid om mijn motie aan te houden. 

Minister Ploumen:

Mijn begrip van een motie is dat die geldt totdat de indiener zegt "stop er maar mee" of totdat de situatie zodanig is veranderd, dat de motie niet meer van toepassing is. Dat is hier niet het geval. 

De voorzitter:

Daarmee is de motie ingetrokken? Aangehouden, hoor ik de heer Voordewind zeggen. 

Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (32605, nr. 186) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Ploumen:

Ik kom op de moties van de heer Smaling. Ook wij hebben weleens blijdere dagen gehad, de heer Smaling en ik. Wat hij voorstelt, ga ik nu niet omarmen. Zijn eerste motie, op stuk nr. 187, gaat over het rapport van de IOB. De aanbevelingen zijn helder. Eerder hebben wij gewisseld dat wij die gaan uitvoeren. Daar zijn we ook mee bezig. De manier waarop we over de resultaten rapporteren komt aan die behoefte tegemoet. Ook voor noodhulp gaan we in het kader van de resultatenrapportage aangeven wat we hebben bereikt met de inzet van financiële middelen. Eigenlijk is de motie dus overbodig en zou ik haar willen ontraden. 

Dat geldt ook voor de volgende motie. De heer Smaling zegt daarin: zorg nou dat die noodhulp naar een hoger plan getild wordt. Dat is ook wat we doen. De heer Smaling heeft gelijk dat dat nodig is. Daarmee is ook die motie overbodig, want we hebben dit al eerder gewisseld. In mijn herinnering hebben we daar ook wel moties over aangenomen. Dit is dus wat we doen. Op verzoek van de Kamer ben ik wat preciezer in mijn oordeel dan eerder, want als het niet nodig is, is het overbodig. Ik ontraad haar, maar met deze toelichting. 

De heer Smaling (SP):

Dan houd ik beide moties aan en volg ik in de loop van de maanden wel hoe het zich ontwikkelt. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn moties (32605, nrs. 187 en 188) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Ploumen:

Ik lette al op mijn tellen, maar ik zal dat nog extra doen met die moties in de rug. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog één motie die in stemming zal worden gebracht. Dat is de eerste motie. Daar stemmen wij morgen over bij de aanvang van de middagvergadering. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven