14 Voorjaarsnota 2016

Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2016. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. We hebben het tijdens de afgelopen begrotingsbehandelingen veel gehad over de begroting van Veiligheid en Justitie; dat zal deze keer niet anders zijn. Er liggen drie aangenomen moties van de oppositie. Een heeft betrekking op de politie, een op het Openbaar Ministerie en een op de rechtspraak. In alle drie wordt de regering gevraagd om voor deze zaken naar extra middelen te zoeken. Alle partijen stemden hiermee in. Voor veel oppositiepartijen was het zelfs de voorwaarde waaronder ze voor de begroting van Veiligheid en Justitie voor 2016 konden stemmen. De oppositie was eensgezind en had de begroting in de Eerste Kamer kunnen tegenhouden, maar stemde voor de begroting en gaf daarmee het kabinet vertrouwen. Het kabinet heeft hierdoor tijd gekregen om naar mogelijkheden te zoeken. In de aangenomen moties is de afspraak verwoord dat het kabinet in de Voorjaarsnota de noodzakelijke middelen zou vrijmaken voor Veiligheid en Justitie. 

Het werd voorjaar en de Voorjaarsnota kwam, maar het geld kwam niet. Er kwam slechts 49 miljoen voor de politie, waar eigenlijk nog 134 miljoen nodig is. Niets voor de rechtspraak en niets voor het Openbaar Ministerie. Het vertrouwen dat de Kamer op dit dossier in het kabinet heeft gesteld, wordt door het niet uitvoeren van de moties ernstig beschadigd. Natuurlijk hoop ik dat we vandaag nog zaken kunnen doen om een en ander recht te zetten, maar nu doet zich het vreemde geval voor dat de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie naar voren is gehaald in verband met de geplande huwelijksreis van de minister van Veiligheid en Justitie. Daardoor moest de behandeling in de Eerste Kamer een week eerder plaatsvinden en moest er, als gevolg daarvan, een week eerder in de Tweede Kamer worden gesproken en gestemd. Daarbij hebben VVD en PvdA helaas tegen een gezamenlijk amendement van de oppositie gestemd. 

Ik hoop dat de minister nu niet denkt: zo, dat is op zak; de Kamer kan nu hoog of laag springen maar ik verander niets meer aan de begroting van Veiligheid en Justitie. De problemen zijn namelijk niet weg. Bij de politie, waar de coalitie er eerder voor heeft gekozen om 2.000 agenten weg te bezuinigen, stapelen de problemen zich op. De Algemene Rekenkamer zei het al: bezuinigen terwijl je nog aan het reorganiseren bent, is geen goed idee. Eerlijk gezegd hadden u en ik dat ook kunnen bedenken. Bezuinigen op ICT terwijl je juist een volledig nieuwe ICT-infrastructuur wilt opzetten: een slecht idee. Ik ben het ook nooit tegengekomen in al die jaren dat ik in de automatisering werkte. De kost gaat altijd voor de baat uit. Als je goede ICT-systemen hebt, kun je daarmee besparen, en niet andersom. Belangrijker is echter dat je ook een beter uitgeruste politie krijgt, die haar taken beter kan uitvoeren en daardoor het land veiliger kan maken. 

Ik wil ook in andere zin een beter uitgeruste politie. We zien veel stress en onzekerheid, en een enorme stijging van het ziekteverzuim. Gelukkig hebben we een korpsleiding die wel signalen afgeeft en dus voor haar mensen staat. Dan is toch niet je antwoord aan de politie: put je reserves maar uit? De reserves bij de politie zijn er toch niet voor het geval het kabinet weigert met geld over de brug te komen? Niet alleen korpschef Akerboom luidde de noodklok. Ook de baas van het Openbaar Ministerie, Herman Bolhaar, deed dat, juist omdat hij wil voorkomen dat bij het Openbaar Ministerie zaken op de plank blijven liggen. Ten slotte zond ook de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak een noodsignaal uit. Het is ook zijn verantwoordelijkheid dat de kwaliteit van de rechtspraak wordt geborgd. Daarbij hoort ook het afgeven van een signaal wanneer het niet meer mogelijk is om het toegenomen takenpakket uit te voeren binnen de bestaande middelen. De rechtspraak moet ook digitaliseren. Ook dat vergt in eerste instantie een investering, die zich later terugbetaalt. De problemen zijn bekend en we hebben het er vaak over gehad, maar toch is het goed dat deze heren, die waken over de kwaliteit van de veiligheidsketen, deze signalen geven. Is de minister het daarmee eens? Het is ook moedig. Het gebeurt immers ook dat hoge ambtenaren maar helemaal niets zeggen wanneer ze een onmogelijke opdracht krijgen van een minister, met te veel taken en te weinig geld. Ze verkopen liever geen nee, want dat hoort de minister niet graag. Het is ook geen leuke boodschap. Je staat liever te boek als iemand bij wie alles mogelijk is dan als iemand die alleen maar moeilijk doet. Het is daarom moedig dat men een signaal afgeeft. Vindt de minister dat ook moedig? 

Dat brengt mij uiteraard bij de recente uitspraak van deze minister. Hij zei dat hij wel een beetje klaar is met het gebedel van politie en justitie. Kan de minister bevestigen dat hij dat zo heeft gezegd? Of is hij misschien verkeerd geciteerd? Als hij het wel gezegd heeft, wil ik graag dat hij daar tekst en uitleg bij geeft. We hebben het in de Kamer namelijk nog niet met deze minister over deze uitspraken gehad. Heeft de minister spijt dat hij deze heren, die juist hun verantwoordelijkheid nemen en een signaal afgeven, heeft weggezet als bedelaars? Heeft hij hen eigenlijk daarna nog gesproken? En heeft hij excuses aangeboden? Is hij anders bereid om dat hier te doen? 

De minister zei verder: het is niet u roept en wij draaien. Betekent dit dat zij de problemen die dreigen zich voor te doen in verband met een tekort aan middelen niet mogen benoemen? Of hadden zij dat niet in het openbaar mogen doen? Mocht het alleen achter gesloten deuren? 

De minister vervolgt: ik ben er een beetje klaar mee; hier laat ik het maar bij, anders ga ik nog veel lelijkere dingen zeggen. De boosheid was kennelijk groot. Waarom eigenlijk die boosheid? Nu kan hij er gelukkig om lachen, maar toen was hij heel erg boos. Het roept bij mij de vraag op hoe er achter de schermen met deze mensen is omgegaan. Heeft bijvoorbeeld minister Van der Steur met hen gesproken? Ik hamer hier nogal op, omdat ik mij behalve over de continuïteit van deze organisaties ook zorgen maak over een ander punt. Als deze mensen een lesje wordt geleerd door hun een jaartje niets te geven, vraag ik mij het volgende af. Beseft de minister dat deze mensen dit niet doen voor zichzelf, maar in het algemeen belang? Beseft hij niet dat zijn woorden schade kunnen doen als hoge ambtenaren hierdoor niet meer in het openbaar de noodklok durven luiden? Indien de minister niet juist geciteerd is, mag hij dat zeggen, maar ik ga uit van wat er in de media staat. De minister mag dat weerspreken. Dan is er duidelijkheid over. De minister zal tekst en uitleg moeten geven. Misschien had hij een chagrijnige bui. Wellicht is hij volledig verkeerd geciteerd, maar dat horen wij dan van hem. Als het er wat ongelukkig is uitgekomen, zou hij een man moeten zijn en zijn excuses moeten aanbieden. 

Tot zover het onderwerp Veiligheid en Justitie. Ik wil het nu hebben over iets volledig anders, te weten de aanvullende posten, ofwel de reserveringen van de minister van Financiën waar de Kamer niet aan mag komen. Mijn fractie heeft al eerder bepleit om juist ook op dit punt het budgetrecht toe te passen. De aanvullende post algemeen loopt op tot maar liefst 867 miljoen euro in 2020. Waarom is dat bedrag zo hoog? Wij kunnen er niet bij komen. In antwoord op de schriftelijke vragen zegt de minister dat het de Kamer vrijstaat om een motie in te dienen over de gereserveerde middelen in de aanvullende post algemeen. Dat biedt perspectief. Ik overweeg dan ook om een motie in te dienen waarin wordt verzocht de gereserveerde middelen in de aanvullende post algemeen in te zetten voor het uitvoeren van de aangenomen moties tijdens de behandeling van de begroting voor Veiligheid en Justitie. 

Voorts wil ik een opmerking maken over twee kasschuiven die de minister heeft verwerkt in de Voorjaarsnota, namelijk de vooruitbetaling voor de ov-studentenkaart en de vooruitbetaling voor de Wereldbank. Hierdoor wordt door de minister op deze terreinen ruimte gecreëerd voor de begroting van 2017. Is dit een toevallige bijkomstigheid? Wij horen altijd het verhaal van het kasritme. In principe had die ruimte toch ook gebruikt kunnen worden om problemen in 2016 op te lossen? Ik denk dan onder andere aan de acute problemen in de zorg, waarover wij het later nog zullen hebben. De inspectie zegt dat er sprake is van onveiligheid in de verzorgingshuizen. Dat is niet iets waarvan wij kunnen zeggen dat wij dat volgend jaar wel zullen oplossen. Er is ruimte om dat probleem op te lossen. Laten wij dat dan ook dit jaar doen. 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. De boodschap van deze Voorjaarsnota is wat mij betreft: het gaat goed met Nederland. De klassieke vraag of wij beter af zijn dan vier jaar geleden kan voor heel veel Nederlanders met een overtuigend ja worden beantwoord. De economische crisis is voorbij en daar mogen wij best trots op zijn. Die trots geldt dan vooral de Nederlanders die in de afgelopen jaren zelf de schouders eronder hebben gezet: de moeder die is gaan werken, de student die extra is gaan studeren — al was dat soms omdat hij nog even geen baan kon vinden — en de zzp'er of de ondernemer die ondanks alles toch durfde te ondernemen. Zij verdienen alle lof; daarover zijn wij het volgens mij allemaal eens. 

Ook het kabinet en de Kamer hebben echter niet op hun handen gezeten. Er zijn meer hervormingen doorgevoerd dan in vele periodes hiervoor, op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt en op het vlak van de sociale zekerheid en de zorg. Het hoger onderwijs is klaargemaakt voor de toekomst. De belastingen zijn dit jaar eindelijk weer eens verlaagd. Het is voor veel mensen zeker niet makkelijk geweest, maar er zijn ook resultaten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Harbers begon met een opsomming van iedereen die er in de afgelopen vier jaar beter van is afgekomen. Er is een groep die precies doet wat de VVD vraagt, namelijk werken, maar door dat werken misschien juist in de armoede blijft of komt. Dat is de groep eenverdieners die al dan niet met een zieke partner te maken heeft, waardoor er ook geen mogelijkheid is dat twee personen verdienen. De slogan van de VVD was altijd: werken is de weg uit de armoede. Wat zegt de heer Harbers bijvoorbeeld tegen de beveiligingsbeambte met drie kinderen die bij Nieuwsuur te zien was? Want hij is in de armoede terechtgekomen terwijl hij werkt. 

De heer Harbers (VVD):

Tegen hem zeg ik dat er, hoewel veel mensen erop vooruitgingen, ook nog altijd mensen zijn die het op dit moment nog niet merken. Dat is overigens later in mijn tekst aan de orde, want dit blijft een opgave voor de komende jaren. Dit geldt zeker voor de mijnheer aan wie mevrouw Schouten refereert. Ik zag het verhaal ook. Wij moeten echt alles op alles zetten voor mensen in zijn positie en voor mensen die als zelfstandige werken. Want we doen hier in de Kamer wel heel vaak alsof het bestaan van iedere zzp'er zich in een soort luilekkerland afspeelt waarin je geen belasting hoeft te betalen. Dit verhaal toonde echter de realiteit van mensen die de voordelen die wij voor zelfstandigen hebben, heel hard nodig hebben en daar niet eens genoeg aan hebben. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

We moeten dit concreet maken, want dit is ook een beetje een vooruitblik op de begrotingsonderhandelingen die in de zomer zullen plaatsvinden. De heer Harbers geeft aan dat we daar inderdaad iets aan moeten gaan doen. Kunnen we nu dan gelijk boter bij de vis doen en het kabinet oproepen om bijvoorbeeld te zorgen voor een koopkrachtverbetering van de eenverdieners, een substantiële koopkrachtverbetering wat mij betreft? Heb ik de heer Harbers dan aan mijn zijde? 

De heer Harbers (VVD):

Hier lopen twee dingen door elkaar. Dat is klassiek. Aan de ene kant is er de koopkracht. Mijn fractie en ook het kabinet hebben al eerder gezegd dat we natuurlijk alles op alles gaan zetten om straks bij Prinsjesdag een begroting te hebben waarmee mensen iets terugzien in hun koopkracht, zeker de groepen die in de voorlopige cijfers op een min stonden. Ik vermoed dat mevrouw Schouten hier ook de klassieke politieke discussie doorheen haalt over de positie van eenverdieners en tweeverdieners in het belastingstelsel. Vorig najaar hebben wij daarover ook een indringende discussie met elkaar gevoerd. Ik zeg er gelijk bij dat mijn partij wel hecht aan de beweging van de afgelopen 30 jaar waarmee we het belastingstelsel steeds individueler hebben gemaakt. Het belastingstelsel gaat inderdaad niet meer altijd uit van de assumptie die er lange tijd was dat een traditioneel gezin een eenverdienersgezin is. 

De voorzitter:

Dat was al uw tweede interruptie, mevrouw Schouten, maar ga uw gang. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het was mij niet duidelijk dat het in tweeën ging, dus dank voor deze mogelijkheid. De woorden van de heer Harbers zijn een beetje leeg. Want hij zegt dat hij eraan hecht dat werkenden niet bijna in de armoede moeten vervallen, terwijl ze gewoon hard aan het werk zijn. Maar tegelijkertijd zegt hij: we gaan nu niets doen aan bijvoorbeeld de eenverdieners. Wat zegt de heer Harbers nou concreet tegen de beveiligingsbeambte bij Nieuwsuur over zijn koopkrachtpositie in — laten we zeggen — 2017? 

De heer Harbers (VVD):

Laten we dat bekijken op Prinsjesdag, want dan is dit echt aan de orde. We spreken vandaag niet over de koopkracht in 2017. Ik heb erbij gezegd dat deze mijnheer in ieder geval nog voordeel heeft van bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek en dat we daar niet aan moeten morrelen. Voor de rest moeten wij bij Prinsjesdag gewoon goed kijken naar de koopkracht van alle mensen, want dit geldt voor wel meer groepen, onder andere ouderen. Verder moeten wij goed bekijken hoe het komt dat mensen die hard werken, zoals deze zelfstandige ondernemer, in deze positie belanden. Zijn er regelingen die hij zelf laat liggen, omdat hij niet van het bestaan daarvan weet? Dat gaf deze mijnheer zelf ook aan in de tv-uitzending. Wat doen we om deze mensen met een eigen zaak daadwerkelijk als ondernemer te laten slagen? Maar vandaag gaat het niet over de koopkracht in 2017, om de simpele reden dat ik alleen wensen heb, maar nog niet weet waar we überhaupt staan met die koopkracht. Mevrouw Schouten weet ook dat dat pas met Prinsjesdag komt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is een zeer relevante vraag. Als mensen geen baan hebben, wordt er ook in de ogen van de VVD alles aan gedaan om te kijken hoe zij wel naar een baan toe kunnen. Maar deze persoon doet precies wat de VVD en overigens alle partijen hier willen, namelijk werken. De partner kan niet werken. Het is dan een politieke keuze dat deze persoon met een zieke partner en kinderen thuis, minder geld overhoudt dan zijn collega die alleenstaande ouder is. Die houdt honderden euro's per maand extra over, terwijl hij één mond minder hoeft te voeden. De man met een zieke partner thuis moet daar ook nog extra kosten voor maken. Dat heeft niks met individualisering te maken, dat heeft met prikkels te maken die in CPB-modellen passen waar vooral onze D66-collega's zo prat op gaan. 

De voorzitter:

Wilt u een vraag formuleren? 

De heer Omtzigt (CDA):

Vindt de VVD het gerechtvaardigd dat deze alleenverdiener met een partner honderden euro's minder overhoudt dan zijn collega die alleenstaande ouder is? 

De heer Harbers (VVD):

Ook hier lopen twee dingen door elkaar. Had ik met deze mijnheer te doen? Ja, maar ik kan niet precies in zijn situatie kijken. Ik weet niet op welke manier hij misschien meer omzet zou kunnen genereren. Misschien zitten daar belemmeringen. Er zijn twee soorten eenverdieners. De groep met een zieke partner en de groep die er in principe voor kiest. Bij die laatste groep sta ik meer aan de kant van D66. Wij hebben in Nederland een fiscaal systeem gebouwd waarin wij stimuleren dat zo veel mogelijk mensen, los van de vraag of hun partner werkt, aan het werk gaan. Dat zou ik ook niet zomaar overboord willen gooien. 

De heer Omtzigt (CDA):

De VVD zegt hier dus dat zij wel iets wil doen wanneer de partner ziek is en niet in staat is om te werken. Dat is wel een individuele prikkel. Hoewel wij niet in elk huishoudboekje hoeven kijken, zijn het de fiscale prikkels, zoals de inkomensafhankelijke combinatiekorting, waar een alleenverdiener nooit recht op heeft, die ertoe leiden dat je, hoewel je net zo veel verdient, minder overhoudt dan je collega als je met meer mensen thuis bent. Dat is het omgekeerde draagkrachtprincipe. Wil de VVD dat of is de VVD eindelijk bereid om hier iets aan te doen? Wij hebben hier met negen partijen een doorrekening gehad van het Centraal Planbureau. 

De heer Harbers (VVD):

Die discussie hebben wij vorig najaar uitgebreid met elkaar gevoerd. Wij kiezen voor het huidige belastingsysteem, ondanks de bezwaren die de heer Omtzigt vanuit zijn achtergrond aanvoert. Wij kunnen dit eindeloos blijven bespreken, maar wij kiezen principieel voor een systeem waarin werkenden in ieder geval terugzien dat zij erop vooruitgaan ten opzichte van mensen die uit een uitkering komen. Op het moment dat mensen werken, proberen wij ook te stimuleren dat de arbeidsdeelname op individueel niveau zo hoog mogelijk is. 

De voorzitter:

De heer Harbers vervolgt zijn betoog. 

De heer Harbers (VVD):

Alleen al het feit dat wij in de aanloop naar deze Voorjaarsnota en Prinsjesdag kunnen spreken over de vraag waar meer geld naartoe moet en hoeveel, is een teken aan de wand. De vraag was de laatste jaren vaak tegenovergesteld: waar kan nog meer geld af? Maar ook volgend jaar is er nog steeds een begrotingstekort. Wij geven nog altijd meer uit dan er binnenkomt. Hoewel voor het eerst in jaren een te hoog begrotingstekort niet meer onze grootste zorg is, komen er nu wel wat andere zorgen in de begroting voor terug. Het is nu een beetje een strijd met de realiteit geworden, een realiteit waarin wij te maken hebben met lage inflatie, dus een fikse ruilvoettegenvaller, met lagere gasbaten, waar wij overigens met zijn allen terecht voor hebben gekozen, en met de gevolgen van een onzekere wereld. Dat laatste zien wij bijvoorbeeld terug in stapsgewijs hogere defensie-uitgaven, maar ook in de kosten voor de opvang van asielzoekers. Zelfs al groeit de economie weer sneller dan de laatste jaren, zij groeit nog altijd minder snel dan de begrotingswensen en -verwachtingen. De astronomische groeicijfers van tien jaar en langer geleden zien wij voorlopig niet meer terug. De onzekerheid die kan voortvloeien uit de afwikkeling van de brexit en de groeivertraging in China zullen bepaald niet meehelpen. 

Als ik het tegen die achtergrond bekijk, vind ik het knap wat het kabinet in de Voorjaarsnota heeft neergezet. Net als tijdens de crisis zelf straalt het een beetje uit dat het zaak is om het hoofd koel te houden. Dat er nu weer wat geld is, betekent nog steeds niet dat er overal geld bij kan, want er zijn fikse tegenvallers: de ruilvoet van 500 miljoen, de huurtoeslag, een tegenvaller op de leerlingen- en studentenraming en fiks hogere kosten voor asiel en migratie. Dat laatste bewijst overigens eens te meer dat ook een rijk land als Nederland niet onbeperkt mensen kan opvangen. Ik ben het in dat opzicht eens met de opmerking van de minister vorig jaar: als dit zo doorgaat, blazen we bij deze instroomcijfers de welvaartsstaat op. Waar tot een paar jaar geleden de zorg en de sociale zekerheid altijd voor tegenvallers zorgden, zijn dat nu juist de onderwerpen die meevallers laten zien, dankzij het succesvolle beleid van de minister van VWS om de zorgkosten in de hand te houden en de lagere kosten voor de werkloosheidsuitkeringen. Ook hebben we weer eens een keer geen naheffing maar een terugbetaling van de Europese Unie gekregen en nemen de dividenden van staatsdeelnemingen per saldo toe. 

Het was ongetwijfeld al met al passen en meten om het weer sluitend te krijgen en om er desondanks voor de politie in 2016 in ieder geval al 188 miljoen euro bij te doen. Het was passen en meten, maar er komt dus in ieder geval wat meer geld voor veiligheid beschikbaar. Ik zou het zeer toejuichen dat het kabinet dat huzarenstukje op Prinsjesdag nog wat forser herhaalt in de begroting 2017, een begroting waarvoor de omstandigheden niet opeens makkelijker zullen zijn dan nu. 

Mij valt ook wat anders op. Hier, in de Haagse arena, zie ik de laatste maanden vooral dat politici die niet meer hoeven te bezuinigen, er allemaal geld bij willen hebben. Dat gaat eraan voorbij dat we niet voor niets orde op zaken hebben gesteld en dat we niet opeens de financiële sluizen weer open kunnen zetten. Het echte probleem is dan ook niet, of niet alleen, een discussie over geld. Hoewel de economie harder groeit dan de laatste paar jaar, het tekort aanzienlijk is geslonken en de werkloosheid afneemt, wordt dat nog niet door alle inwoners zo gevoeld. 

De heer Merkies (SP):

Ik verbaas me erover dat ik de heer Harbers hoor zeggen dat hij wil dat er volgend jaar forser wordt ingezet op veiligheid en justitie. Wat bedoelt hij daar eigenlijk mee? Kan hij concreet zijn door er getallen bij te noemen of te zeggen waaraan dat geld moet worden besteed? Waarom doet hij het niet al dit jaar? Waarom liet hij eerst een jaar een gat vallen? Hij wist toch zeker ook dat er daardoor mensen weg moesten en dat er daardoor later misschien wel weer andere mensen moeten worden opgeleid? We hebben de problemen gezien bij het Nederlands Forensisch Instituut, een voorbeeld van kennisverlies als gevolg van bezuinigingen. Waarom eerst een gat laten vallen en daarna weer gaan investeren? 

De heer Harbers (VVD):

Omdat het niet waar is. Er is geen gat gevallen, want ook dit jaar is er meer geld uitgetrokken voor de politie. Ik had ook graag gezien dat er meer geld naartoe was gegaan, maar dat laat onverlet dat er dit jaar meer geld beschikbaar is. Als de verwachtingen voor volgend jaar uitkomen, hoop ik dat er nog meer bij komt dan er dit jaar bij is gekomen. Er moet zo veel mogelijk geld naartoe, maar hoe het uitpakt zullen we op Prinsjesdag zien. Er zijn namelijk ook nog wel wat onzekerheden tot die tijd, vooral internationaal. Laat duidelijk zijn dat we ook hier proberen om er, net als we dat bij Defensie al een paar jaar doen, ieder jaar stapsgewijs geld bij te krijgen. Het is niet waar dat er een gat is gevallen, want ook dit jaar is er geld bij gekomen. 

De heer Merkies (SP):

Het is wel waar, want dat is precies wat er wordt aangegeven. We weten verder dat er heel veel is bezuinigd op het Openbaar Ministerie, de politie en de rechtspraak. Nu wordt er door deze instanties inderdaad gezegd dat er meer nodig is. Zo wil bijvoorbeeld de politie er 134 miljoen bij. De oppositie heeft daarvoor een amendement ingediend, maar de heer Harbers heeft wel tegen dat amendement gestemd, ook al zegt hij nu er wel voor te zijn. 

De heer Harbers (VVD):

Het was een beetje een vreemd amendement. In technisch opzicht was het gedekt, maar eigenlijk haalden de partijen die dit amendement indienden, een dekking uit de Voorjaarsnota zonder de vraag te beantwoorden waaraan dan minder moet worden besteed. Dat is vreemd. Als partijen hier pleiten voor meer geld voor Veiligheid en Justitie, dan verwacht ik dat ze hier ook concreet aangeven wat ze minder willen doen. Het knappe van dit kabinet is nu juist dat het gelukt is om, ondanks alle mee- en tegenvallers, per saldo alles te dekken en tegelijkertijd wat meer geld voor veiligheid vrij te maken. Ik vind het gratuit wat de heer Merkies doet door gewoon te zeggen dat ik dan maar voor dat amendement had moeten stemmen, want dat amendement haalde gewoon een stuk dekking uit de Voorjaarsnota weg. 

De voorzitter:

De heer Harbers vervolgt zijn betoog. Ga uw gang. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter, ik werd persoonlijk aangesproken. 

De voorzitter:

De heer Merkies. 

De heer Merkies (SP):

Het zou "gratuit" zijn. Ik vind het juist gratuit om de bal weer terug te spelen. Wij doen een poging. Het kabinet doet geen poging, terwijl dat wel was gevraagd, ook door uw partij. Ook uw partij heeft voor deze moties gestemd. Vervolgens zegt u: oppositie, los het maar op. Eigenlijk had het kabinet dit moeten oplossen. 

De voorzitter:

Wilt u spreken via de voorzitter? Ik geef de heer Harbers weer het woord. 

De heer Harbers (VVD):

Het kabinet lost het al voor een stuk op, en ik hoop dat het straks in de begroting voor 2017 nog verder wordt opgelost. Ik blijf bij mijn woorden: als je het anders wilt, moet je ook hier in de Kamer met voorstellen komen waarin staat waar het geld af moet. 

De voorzitter:

Ik zie nog een interruptie van de heer Grashoff. Ga uw gang. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Toch zit hier voor een deel een keuze achter die de heer Harbers niet meldt. Het lopende jaar levert bij elkaar een kleiner saldotekort op dan oorspronkelijk gepland, en dat tekort was al kleiner dan dat waarover in Europees verband afspraken waren gemaakt. De kwestie is dus toch of je uiteindelijk deze en andere prioriteiten, het investeren in de samenleving, uit economisch opzicht verstandiger acht. Als je dat vindt, is het geld er namelijk wel. 

De heer Harbers (VVD):

Het gaat om een, wat was het, 0,1% lager saldotekort. De heer Grashoff zou kunnen weten dat dit, als je het bij de Voorjaarsnota raamt, in de categorie afrondingsverschillen valt. Straks bij de Miljoenennota kan het zo weer 0,1% meer zijn. Zolang je een tekort hebt, en dat hebben wij nog steeds, vind ik het echt onverstandig om dat geld gelijk maar weer halverwege het jaar te gaan uitgeven. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het gaat om een bedrag van ongeveer 700 miljoen. Op zichzelf is het een logische vraag — die zou je je ten minste moeten stellen — of het alles overziende verstandiger is om het beleid te richten op investeren, al was het maar met het oog op een aantal bestaande knelpunten of op de werkgelegenheid die ermee geschapen wordt, of om dat nu maar niet te doen. 

De heer Harbers (VVD):

Is dat verstandiger, werd gevraagd. Nee, het is niet verstandig om dat te doen. 

Voorzitter. Ik was aan het vertellen dat er inderdaad nog steeds mensen zijn die de vooruitgang niet hebben gevoeld. Dat gaf ik ook zonet in het interruptiedebatje met mevrouw Schouten aan. Nog altijd te veel mensen vragen zich af of de overheid wel genoeg doet om mensen aan een baan te helpen en of de zorg, specifiek de ouderenzorg, wel goed genoeg is. Om daar iets aan te doen, hebben wij iets heel anders nodig. 

Ik noem drie dingen. Ten eerste: eraan bijdragen dat ondernemers banen kunnen creëren, namelijk door als overheid een stabiel fundament onder de economie te leggen, zodat dat weer een uitgangspunt is voor ondernemers om te investeren. Vandaag verscheen bijvoorbeeld het rapport van de Studiegroep Duurzame Groei, het vorig jaar genomen initiatief van collega Nijboer en mij om verder te kijken naar wat Nederland in de komende jaren kan gebruiken om verder te groeien. Men kan zich voorstellen dat wij niet alle voorstellen van de vele tientallen die worden gedaan, verstandig vinden. Na jaren van turbulente maatregelen is het, nu het stof is opgetrokken, soms ook handig dat mensen weer even kunnen bouwen op de zekerheden die zij vandaag de dag hebben. Er zitten echter ook zeker heel veel interessante punten tussen, die de kennisbasis van Nederland kunnen vergroten en die het gevoel kunnen vergroten dat mensen hun kennis op orde houden, zodat zij over tien, twintig jaar ook nog een baan hebben, alsook heel veel andere dingen die wel degelijk goed zijn om de komende jaren verder met elkaar te verkennen. 

Ten tweede: uitdragen dat wij het huidige niveau van zorg in Nederland ook in de komende generaties kunnen betalen. Dat is ons toch maar mooi gelukt. De overheidsfinanciën zijn weer houdbaar. Ten derde: in stappen het budget voor veiligheid, voor V en J en voor Defensie, verhogen; wij hadden het er zojuist al over. Dat helpt niet alleen om de criminaliteit op straat te bestrijden maar ook om de terroristen verder weg te bestrijden. Maar laat duidelijk zijn dat dat geen ongedekte beloftes moeten zijn. Wie onder de onzekerheid van de brexit na jaren van bezuinigen direct allerlei ongedekte beloftes doet aan Nederland, is onverantwoord bezig. In de VVD lossen wij problemen liever op een manier op waardoor Nederland er echt wat aan heeft. 

Dat gezegd hebbend, wil ik tot slot even een probleempje in de begroting van OCW noemen. In de bijlage bij de Voorjaarsnota troffen wij aan dat de minister van OCW het voornemen heeft om een deel van de redding van ROC Leiden volgend jaar te bekostigen uit middelen die bedoeld zijn voor kwaliteitsbekostiging. De redding van dit megalomane roc kon al niet op onze instemming rekenen, maar het gaat de VVD echt te ver dat deze redding betaald gaat worden uit deze begrotingspost, waar we heel veel waarde aan hechten en die belangrijk is voor de kwaliteit van alle mbo's in het land. Het gaat om een verschuiving van 8 miljoen in de middelen in 2017. Een amendement bij de huidige suppletoire begroting is daarom geen optie. Ik hoor echter wel graag hoe het kabinet hiertegen aankijkt. Eigenlijk weet ik het antwoord op mijn vraag al, want het voornemen stond immers niet voor niets in de bijlage van de Voorjaarsnota. Ik houd dus alvast een motie achter de hand voor de tweede termijn, om de kwaliteitsbekostiging in 2017 niet te verlagen en het totale bedrag voor de redding van ROC Leiden zoals ooit afgesproken met de Kamer te bekostigen uit het algemene macrobudget voor mbo-instellingen. 

Afrondend. Het gaat goed met Nederland. Veel mensen zijn steeds beter af dan vier jaar geleden. Het blijft echter onze taak om ervoor te zorgen dat de mensen die het nog niet merken en die zich afvragen of er wel voldoende banen bij komen en of de ouderenzorg wel goed is, het ook gaan merken. Volgens mij kunnen we op dat laatste onderwerp helpen door in deze zaal op tijd plaats te maken voor het debat over de verpleeghuizen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat debat duurt aanzienlijk langer! 

De voorzitter:

Nou, geef het goede voorbeeld. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. De Voorjaarsnota laat een beeld zien dat we al lange tijd zien. De economie groeit, hoewel minder hard dan gewenst, en er zijn mee- en tegenvallers. Er worden echter nog wel wat boekhoudkundige posten opgevoerd waar mijn fractie wat vraagtekens bij plaatst. 

Er is een meevaller van 0.9 miljard bij de in=uittaakstelling; dat betekent "dat vullen we straks wel een keertje in". Hoe gaan we dat bereiken? Een deel van de meevallers is incidenteel; ik noem de grote schikkingsopbrengsten. Hoe gaan we daar structureel mee dekken? Kan de regering bevestigen, ook gezien de ontwikkelingen in de ons omringende landen, dat we wel grote schikkingsopbrengsten hebben, maar dat we daar niet al teveel vrijwaring van vervolging inzetten? Het is opvallend dat de ons omliggende landen de Liborbankiers wel allemaal weten te vervolgen en wij de schikkingsopbrengst inboeken. Hetzelfde geldt voor SBM. Dus ja tegen schikkingen, maar als er grote dingen fout zijn gegaan, moet ook het recht zijn beloop hebben. 

Wat betreft de opmerkingen over het ministerie van Veiligheid en Justitie sluit ik mij aan bij de collega van de SP. Eigenlijk heb ik maar één vraag. Denkt de regering echt dat we in de nadere suppletoire begrotingen op V en J niet opnieuw de noodzaak zullen hebben om het plan van de oppositie alsnog uit te voeren? Acht de minister van Financiën de begroting zoals die is, een beste schatting van wat er nodig is? Of hebben we hier te maken met een politiek compromis tussen twee partijen die dingen nog niet willen toegeven? We hebben gezien wat dat betekent voor de AIVD, waar eerst te veel bezuinigd werd, uiteindelijk de bezuiniging werd teruggedraaid en er nu een vernietigend rapport ligt over de schade die dat toegebracht heeft aan die dienst. Lopen we hetzelfde risico bij onderdelen — ik noem het NFI — op de begroting van V en J? 

Dan kom ik te spreken over de brexit. Is er, nu die gaat plaatsvinden, een update van de schatting dat die 10 miljard gaat kosten? Hoe moeten we de opmerking van de premier duiden, die zei: ach, die Londense bankiers kunnen hier best komen; ik heb een heleboel manieren om dat bonusplafond van 20% te omzeilen? Zei hij dat ook namens de minister van Financiën? Ik zeg het natuurlijk wat liederlijker dan de premier het zei … 

Er zijn nog meer risico's voor de economie. De groei vertraagt tot 1,8%. Dat wordt deels natuurlijk veroorzaakt door de lagere gasopbrengsten, maar ziet de regering er geen noodzaak in om echt werk te maken van de hervorming van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door de mkb-loondoorbetaling bij ziekte echt eens te gaan aanpakken? 

Volgens ons vormt de Italiaanse bankensector op dit moment het grootste risico. De Italiaanse banken staan garant voor 150 miljard. Ik wil graag weten welke risico's Nederland loopt als gevolg van wat zich nu in Italië afspeelt. De Italiaanse economie is vele malen groter dan de Griekse, en dat geldt ook voor onze verbindingen met dat land. Heeft deze minister, die in dit dossier zeer veel petten op heeft, reden om te denken dat de Italiaanse banken op de juiste wijze zijn toegelaten tot de bankenunie, dat er wél een bail-in zal plaatsvinden en dat de juiste regels gevolgd zullen worden? 

Een ander risico is het ECB-beleid. De tienjarige staatsleningsrente is onder de 0% gedaald, oftewel je moet constant geld betalen aan de minister van Financiën. Dat betekent dat een heleboel problemen de komende tijd verborgen zullen worden. In Zuid-Europa zullen we dat zien, want daar kan men tegen 0% rente lenen, maar ook andere slechte leningen worden niet opgeruimd. Hoelang mag de ECB in de ogen van deze minister doorgaan met dit beleid? 

DNB treft nu een extra risicovoorziening van 4 miljard en die wordt over een aantal jaren opgebouwd. Is deze 4 miljard voldoende om alle risico's op te vangen, met een grote mate van waarschijnlijkheid? Of zal deze risicovoorziening met miljarden tegelijk gaan oplopen door alle risico's die de Nederlandse banken lopen als gevolg van de Italiaanse bankencrisis en het 0%-rentebeleid, waarbij enorm met QE, quantitative easing, wordt opgekocht? 

Ik kom op een specifiek probleempje van het ministerie van Financiën: de Belastingdienst. Daar is 230 miljoen euro extra voor nodig. Er hebben zeel veel mensen gebruikgemaakt van de vrijwillige vertrekregeling. Er is structureel 80 miljoen extra nodig bij de Belastingdienst, en dat is ook broodnodig. Maar die vele miljoenen voor de vertrekregeling leiden tot een ander probleem. Welke mensen zijn weggegaan en welke mensen houden we over? Vormen de mensen die zijn weggegaan een precieze afspiegeling of zijn we precies de verkeerde mensen kwijtgeraakt, waardoor we grote problemen gaan krijgen bij bijvoorbeeld de handhaving? Ik wil daarop graag een reactie. 

Het CDA blijft vraagtekens houden bij de begrotingsreserve voor duurzame energie, waar inmiddels meer dan 1 miljard in zit. De minister van EZ heeft de Kamer vorige week een lange brief gestuurd waarin hij schreef hoe het precies zit met alle miljarden die naar duurzame energie gaan, maar het werd er voor ons niet duidelijker op. Hoe duidt de minister van Financiën het beheer van de letterlijk tientallen miljarden die naar de verduurzaming van onze energievoorziening gaan? Hebben we daar grip op? Wat gebeurt er met projecten die wel beschikbaar zijn, maar niet tot uitvoering komen? Daar werd in de brief van minister Kamp geen duidelijkheid over verschaft. Is de minister bereid de Kamer jaarlijks een helder overzicht te verstrekken waarin staat welke middelen die voor de SDE+-regeling gebruikt worden, juridisch verplicht zijn en voor welke er nog geen bestemming gevonden is? Op die manier kan de Kamer haar controlerende taak beter uitoefenen. 

De NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, staat ook op de begroting van EZ. Daar wordt intern geen orde op zaken gesteld. Bedrijven moeten meer bijdragen betalen voor bijvoorbeeld keuringen en wijken in bepaalde gevallen uit naar het buitenland. Wij vinden dat zeer onwenselijk. Zolang de NVWA haar zaken niet op orde heeft, moeten die lasten niet bij het bedrijfsleven terechtkomen. Om die reden heb ik op dit punt samen met de collega's Geurts, Dijkgraaf en Dik-Faber het amendement op stuk nr. 5 ingediend. 

Mijn collega van de VVD deed net alsof het inmiddels weer beter gaat bij Defensie, maar wij zien nog steeds een krijgsmacht in zorgwekkende staat. De Algemene Rekenkamer heeft dat ook bevestigd. Er is sprake van een enorm lage paraatheid. Het is verontrustend dat de beloofde trendbreuk van de daling van de defensie-uitgaven ten opzichte van het bbp maar niet van de grond komt. Uit de beantwoording van de feitelijke vragen blijkt dat de uitgaven gedaald zijn van 1,13% naar 1,10% van het bbp. Klopt het dat dit het laagste niveau is in 100 jaar? Wanneer gaat dat stijgen? Het krappe budget knelt. Eerder moest minister Hennis de bij de begroting voor 2016 toegezegde middelen voor reservisten al naar beneden bijstellen. Door deze bezuinigingen wordt het herstel van de krijgsmacht vertraagd in wat mijn collega "een onzekere internationale wereld" noemde. Opnieuw vallen de investeringen lager uit dan geraamd. Er wordt 200 miljoen aan investeringen met een kasschuif overgeheveld naar 2019, 2020 en 2021. Weer uitstel en een veel te lage investeringsquote! Wat gaat de minister van Financiën doen om de investeringen in defensie en daarmee de paraatheid op peil te houden? 

Ik blik nu kort vooruit op het Belastingplan 2017. Volgens de minister en de staatssecretaris levert de afschaffing van het pensioen in eigen beheer 2 miljard op. Dat is erg veel op korte termijn, want opbrengsten uit de toekomst worden naar voren gehaald. Klopt dat? Zo niet, wat is de regering dan van plan om te doen met die meevaller van 2 miljard? Wat is de regering überhaupt van plan met het belastingplan voor volgend jaar? Lastenverlichting zal er niet zo in zitten, maar dat betekent niet dat lastenverlichting niet noodzakelijk is. Denk alleen al aan de gepensioneerden die jaar na jaar hun koopkracht achteruit zien hollen en nu ook nog zorgen hebben over een rapport van een aantal ambtenaren. 

Hetzelfde zien we bij de eenverdieners, die er ten opzichte van tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen jaar op jaar op achteruitgaan. Ik heb net al het voorbeeld gegeven van die eenverdiener die honderden euro's minder overhoudt dan de collega die precies hetzelfde verdient, maar alleenstaande ouder is. Ik zeg niet dat die laatste categorie geen extra ondersteuning verdient, maar als je een extra mond moet voeden en precies hetzelfde inkomen hebt, is het heel raar dat je netto-inkomen honderden euro's lager is. Acht de regering dat gewenst wanneer die tweede persoon niet kan werken en onvrijwillig thuiszit? Wat heeft dat nog te maken met het draagkrachtprincipe? Is de regering bereid en in staat om in kaart te brengen waar dat draagkrachtprincipe in Nederland niet gehanteerd wordt? 

De voorzitter:

Wilt u afronden? 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja. In het geval dat ik net noemde is het heel beroerd, want als de partner van die alleenverdiener overlijdt, schiet het netto-inkomen omhoog. Dat kan in een sociale staat niks te maken hebben met draagkracht. Deelt de minister dat dit onwenselijk is? Is hij bereid om dit in kaart te brengen? Wat wil hij hieraan doen? 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Kiezen voor duurzame groei, dat is de titel van het rapport dat de Studiegroep Duurzame Groei vanochtend presenteerde. Ik wil daar vandaag mee beginnen. Daarna ga ik vanzelfsprekend wat zeggen over de Voorjaarsnota, want dat is ook de titel van dit debat. Daarna heb ik nog een tweetal technische vragen. 

Ik begin met Kiezen voor duurzame groei. Dat rapport is er op verzoek van de PvdA en de VVD maar met brede steun van de Kamer gekomen, naast het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte, dat afgelopen vrijdag verscheen. Daarin stonden traditiegetrouw bezuinigingsvoorstellen. De focus is gelukkig wat verlegd, want de overheidsfinanciën zijn weer gezond, de welvaartsstaat is bij de tijd gebracht en er is weer ruimte om te investeren. Nu liggen er ook voorstellen om investeringen te doen die de economie in de toekomst sterker maken. De fiscale opties kregen vandaag in de media de meeste aandacht, maar in het rapport staan heel veel opties en voorstellen om scholen en kinderopvang te verbeteren, om te investeren in wetenschap en een duurzame economie. De PvdA-fractie is heel blij met deze voorstellen, want ze zijn heel bruikbaar en nodig om de economie in de toekomst te versterken en vooral om de werkgelegenheid verder te stimuleren, want dat blijft het grootste probleem van deze tijd. 

Er zijn ook voorstellen gedaan, niet zozeer door deze studiegroep, maar wel in de afgelopen tijd, om een investeringsbank op te richten om investeringen van het mkb, waar de kredietverlening nog altijd stokt, mogelijk te maken en te verbeteren, om scholen te verduurzamen, om te investeren in de isolatie van huizen, om huizen duurzamer te maken en om woningcorporaties daarbij te ondersteunen. Zo'n investeringsbank heeft de warme belangstelling en steun van de PvdA. Wij zijn daar een voorstander van. Hoe kijkt het kabinet naar dat advies? Het is omvangrijk. Het betekent ook institutioneel nogal wat. De Waterschapsbank en de Bank Nederlandse Gemeenten zouden daarin moeten opgaan. De PvdA-fractie voelt daar veel voor, juist om de investeringen op de wat kortere termijn aan te jagen. Ook hier heeft de overheid een belangrijke rol. Het komt niet alleen maar uit de markt. 

Ik kom op de Voorjaarsnota en licht er een aantal punten uit, bijvoorbeeld de extra middelen voor opvang in de regio rondom Syrië. De brexit hield ons in de afgelopen tijd erg bezig, maar het vluchtelingenprobleem is het grootste probleem van Europa als je het over humanitaire crises hebt. Het kabinet draagt daar ook internationaal zijn steen aan bij. De PvdA-fractie heeft daarvoor gepleit, want het is een goede zaak. Dat geldt ook voor de opvang van asielzoekers en mensen die voor oorlog zijn gevlucht. Daarvoor is geld gevonden in deze Voorjaarsnota. 

De PvdA-fractie wil vervolgens de nadruk leggen op het niet doorgaan van voorziene bezuinigingen op de huurtoeslag. Het gaat om groot geld: 400 miljoen dreigde boven de markt te hangen, maar dat gaat niet door. Dat is goed voor de koopkracht van huurders. Het is ook goed voor de koopkracht van ouderen, die veelal een huis huren. De PvdA-fractie is daar gelukkig mee. Ik heb in de afgelopen jaren elke keer bij dit debat samen met mevrouw Schouten aangegeven: bij de begroting moet het van tafel zijn. Gelukkig heeft het kabinet besloten om nu al duidelijkheid te geven, zodat dat zwaard van Damocles niet boven de markt hangt. 

Een andere moeilijke bezuiniging, die van 400 miljoen op de zorg en de verpleeghuizen, is ook van tafel. Dat is allemaal gevonden binnen deze Voorjaarsnota. 

U zult het mij niet euvel duiden dat ik als Groninger, woonachtig midden in de aardbevingsproblematiek, benadruk dat het goed is dat er 280 miljoen is uitgetrokken voor Groningen, voor het versterken en verduurzamen van huizen, voor de waardevermeerderingsregeling en voor het opnieuw bouwen van scholen — sommige scholen worden samengevoegd — zodat je weer een beetje naar de toekomst kunt kijken. Dat laat zien dat het kabinet de problemen in Groningen, die nog heel serieus zijn en die nog lang niet zijn opgelost, serieus neemt in deze Voorjaarsnota. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is inderdaad goed dat er geld voor Groningen is gekomen, ook voor de waardevermeerderingsregeling, maar ik wil toch nog iets zeggen over het gasbesluit. Ik twijfelde er even over, maar als Groninger weet de heer Nijboer daar alles van. Het gasbesluit impliceert nu dat de kap wordt gelegd op 24 miljard m3, maar wel voor een periode van vijf jaar. We moeten toch de ambitie hebben om dat naar beneden te krijgen? Dan moeten we toch niet tegen de Groningers en tegen de heer Nijboer zelf zeggen dat we vijf jaar lang niet de ambitie hebben om dat te verlagen? Is de heer Nijboer het met mij eens dat we toch die ambitie moeten hebben en dat we dat niet voor vijf jaar moeten vastleggen? 

De heer Nijboer (PvdA):

Jazeker. Vandaag was de Mijnbouwwet aan de orde en vorige week het gasdebat. Mijn collega Vos heeft voorgesteld om volgend jaar en het jaar daarop te bekijken of het nog verder naar beneden kan. Wat de PvdA-fractie betreft, is er maar één richting voor de gaswinning, namelijk naar beneden. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dan kunnen we dat dus aan het kabinet meegeven en nu ook aan de minister van Financiën, zodat hij daar in de begroting voor 2017 alvast rekening mee houdt. En verder? 

De heer Nijboer (PvdA):

Voor 2017 staat het op 24. Ik meen dat de fractie van de ChristenUnie dat ook steunt. Dat moet voor volgend jaar in de begroting. Daarna is het natuurlijk aan het nieuwe kabinet. De PvdA-fractie is voorstander van nog verdere verlaging van de gasboringen. Althans, voor zover de leveringszekerheid dat toestaat. We moeten natuurlijk wel allemaal ook nog gewoon kunnen functioneren. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het pleidooi van de heer Nijboer om weer meer naar investeringen te gaan, is me uit het hart gegrepen en zeker als die investeringen gericht zijn op een verduurzaming van de economie. Daar hebben we nog heel veel te doen, want we moesten een tijdje geleden vaststellen dat er van die ontkoppeling van economische groei en CO2-uitstoot nog niets terecht was gekomen. Dat moet wel gebeuren. Is de heer Nijboer het met mij eens dat we er, als we dat met elkaar vinden en we kijken naar het hele begrotingsbeeld op dit moment bij deze Voorjaarsnota, verstandiger aan doen om geen dag te wachten met een steviger investeringsbeleid dan het huidige van dit kabinet? Moeten we niet gewoon zeggen dat we er wel degelijk een extra schep bovenop moeten doen, ook al in de loop van dit jaar, op een aantal terreinen? Het gaat om het scheppen van werkgelegenheid en om het inzetten van de verduurzaming van de economie. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ja. Ik doe daar ook vandaag weer voorstellen voor. Ik heb het kabinet gevraagd hoe het tegenover een investeringsbank staat. Daar hoeft het wat mij betreft niet mee te wachten. Sterker nog, ik hoop dat het kabinet er snel mee aan de slag gaat. 

Ik heb met de heer Harbers een motie ingediend over kansengelijkheid in het onderwijs en de regering verzocht om daar bij de begroting op terug te komen. Ik verwacht daarbij dus voorstellen van het kabinet om die kansen te vergroten. Dat is een van de grootste thema's van deze tijd. Geef iedereen de kans om alles uit zichzelf te halen. Maakt het uit wat voor opleiding je ouders hebben voor de school waarop je terechtkomt of kan iedereen er iets van maken? Daar zijn hier grote debatten over geweest. Er is een motie over ingediend door de heer Harbers en mij. Het kabinet moet daar bij de begroting op terugkomen. De PvdA doet dus bij voortduring voorstellen om investeringen te doen, zowel in duurzaamheid als in het verbeteren van de economie. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Mijn vraag ging over het lopende jaar 2016. We hebben het nu over de vraag of we nu nu wel of niet gedurende het lopende jaar 2016 een stap extra moeten zetten op de investeringsagenda. Ik moet vaststellen dat ten aanzien van het gehele vraagstuk rond Veiligheid en Justitie een kans voor open doel lag om daarmee te beginnen, maar er zijn er een aantal meer. Als we snel van het gas af moeten — de heer Nijboer noemde net de leveringszekerheid — zouden we nu kunnen gaan beginnen met ervoor zorgen dat die woningen versneld geïsoleerd worden en in plaats van daarmee wachten tot 2017. Dan heb je ook nog een aantal resultaten voor het eind van deze kabinetsperiode. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ten aanzien van die investeringsbank zeg ik niet tegen het kabinet: ga dat maar eens even rustig bekijken en begin maar niet aan, ook niet nu. Ik snap het probleem dat de heer Grashoff schetst dus niet helemaal, want ik roep juist op tot urgentie en snelheid. Daar zijn we het gewoon over eens. 

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mijnheer Nijboer. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik kom op een volgend punt, maar ik zie de heer Merkies nog staan. 

De heer Merkies (SP):

Het is duidelijk dat de PvdA en de VVD allebei iets mochten presenteren dat volgend jaar aan de orde komt. De VVD heeft dat op het gebied van veiligheid gedaan, waar het natuurlijk flink is misgegaan voor de VVD, en de PvdA op het gebied van de zorg, waar enorm op is bezuinigd de afgelopen jaren. Het is mooi dat dat is uitgelekt. De Voorjaarsnota gaat echter over dit jaar. Het is ook niet zo dat er volgend jaar 400 miljoen bij komt. Het gaat er alleen niet af, laten we wel wezen. Kan de heer Nijboer ook zeggen wat wij wil voor dit jaar? We hebben vandaag gehoord over dat alarmerende rapport waarin staat dat de veiligheid op het spel staat, dat mensen niet veilig kunnen leven in verzorgingshuizen. Kan hij kijken hoe dat acuut kan worden aangepakt? 

De heer Nijboer (PvdA):

Voor dit jaar is er extra geld voor de kinderopvang uitgetrokken en er is extra geld voor peuteropvang uitgetrokken. Er is een lastenverlichting van 5 miljard voor mensen met lage en middeninkomens. Er komt lage-inkomensvoordeel voor werkgevers om zo veel mogelijk werknemers in dienst te kunnen nemen. De heer Merkies doet net of het kabinet vorig jaar bij de begroting geen voorstellen heeft ingediend, met steun coalitiefracties. Er is heel veel gebeurd om werkgelegenheid te stimuleren en we zien ook resultaten. De koopkracht heeft jaren onder druk gestaan en gaat dit jaar een stuk omhoog. De uitgaven aan werkloosheid zijn 600 miljoen minder dan een halfjaar geleden voorzien. Dat is echt enorm, mijnheer Merkies. Ik probeer nog meer voorstellen doen. Hij doet echter alsof er niets gebeurt dit jaar. Dat is dan toch totaal onjuist? 

De heer Merkies (SP):

Ik merk dat de microfoon steeds wordt uitgedaan. 

Ja sorry, dit is gewoon geen antwoord. De heer Nijboer geeft een antwoord op een compleet andere vraag. Mijn vraag ging over de verzorgingstehuizen, over dat alarmerende rapport. Wij weten dat er sinds 2012 al meer dan 60.000 plekken zijn verdwenen. Het is dus heel alarmerend. Het enige wat er volgend jaar gaat gebeuren, is dat er niet nóg meer afgaat. Dan houdt de heer Nijboer een heel verhaal over hoe wij de werkgelegenheid aanpakken. Dat is ook zeer interessant, maar daar ging mijn vraag niet over. 

De heer Nijboer (PvdA):

De vraag was of er nu werd geïnvesteerd en wat er werd gedaan. Daar gaf ik antwoord op, maar de heer Merkies lijkt een beetje in verschillende debatten te zitten: justitiedebatten de afgelopen week, een zorgdebat vanavond. Maar ik ben er blij om dat de bezuiniging van 400 miljoen op verzorgingstehuizen niet doorgaat. Dat is voor de zomer besloten. Dat is een goede zaak. Daar verwacht ik ook warme steun voor van de SP. Ik kan mij niet voorstellen dat dat anders is. 

De voorzitter:

De heer Nijboer vervolgt zijn betoog. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik kom op twee wat meer technische punten, maar die zijn daarmee niet helemaal onbelangrijk. De heer Koolmees loopt zich al warm; ik kom nu op het punt waar wij vorig jaar samen aandacht voor hebben gevraagd. Dat zijn de dividendramingen. Vorig jaar vielen die 600 miljoen euro mee. Dit jaar is voorzien dat ze al 700 miljoen euro meevallen. Dat is mooi, want die kun je gebruiken als dekking voor tegenvallers of andere zaken, maar voor de Kamer vind ik het goed als die ramingen zo dicht mogelijk tegen de realiteit zitten. Dan kan de Kamer haar budgetrecht ook optimaal uitoefenen. Ik vraag de minister om die ramingen te verbeteren. Dat hebben wij vorig jaar ook gedaan, maar het verschil is eerder groter dan kleiner geworden: het was 600 miljoen; het is nu 700 miljoen. 

De tweede vraag is of die dividendramingen niet gewoon per deelneming kunnen worden gemaakt. Het argument dat vorig jaar werd gebruikt, namelijk dat het zou gaan om bedrijfsvertrouwelijke gegevens, overtuigt mij niet op voorhand, want er komen gewoon jaarverslagen uit. Het percentage van het dividend dat naar de Staat toevloeit, is ook openbaar. Het is dus altijd na een jaar openbaar. Waarom zo'n raming dan zo vreselijk geheimzinnig moet zijn, is mij nog niet helemaal duidelijk. Ik geef de minister graag de gelegenheid om daarop te antwoorden. Het zou een goede zaak zijn, ook voor het budgetrecht van de Kamer, als wij daar preciezere en betere ramingen van krijgen. 

Het tweede punt ziet op de raming van de gaswinningsinkomsten. Je zou zeggen dat je minder inkomsten hebt omdat het volume en de prijs naar beneden gaan. Het was 12 miljard een paar jaar geleden. Nu is 2 miljard voorzien. Maar zelfs als je bij elkaar optelt dat de winning in Groningen en de prijzen fors zijn gedaald, dan is het nog veel minder dan je zou verwachten. Hoe kan dat? Wat is daar de oorzaak van? Hoe kan het zo ver uit elkaar lopen? Het gaat van 12 miljard naar 2 miljard, maar het is niet zo dat de prijzen helemaal niks meer zijn. De totale winning uit het Groningerveld is dan wel fors verminderd, maar er wordt ook op de Noordzee gewonnen. Dat zijn mijn twee technische vragen over de Voorjaarsnota. 

Tot slot. De afgelopen jaren zijn veel moeilijke maatregelen genomen, maar je ziet dat het beleid van het kabinet zijn vruchten afwerpt. De werkgelegenheid stijgt. De werkloosheid daalt, al zijn er meer investeringen nodig. Misschien nog wel het belangrijkste is dat de verzorgingsstaat weer bij de tijd is gebracht. Ook in de toekomst, zeg ik ook tegen de heer Merkies, kan Nederland de zorg, het onderwijs en de pensioenen blijven betalen. Dat heeft veel gevergd. Dat heeft gedisciplineerd begrotingsbeleid gevergd. Dat is gevoerd. Dat wordt ook bij deze Voorjaarsnota weer gevoerd. Ik ben er als sociaaldemocraat trots op dat wij daar de komende jaren verder op kunnen bouwen. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. De behandeling van de Voorjaarsnota is de laatste jaren weleens spannender geweest. Dat is een goed teken, want de begroting begint op orde te raken. Langzaam komen wij hopelijk aan het einde van de crisis. Nu heeft het er alle schijn van dat ontwikkelingen buiten Nederland op dit moment relevanter zijn dan wat er in ons land gebeurt. Daarom wil ik het zo eerst over de brexit hebben. Daarna heb ik nog een aantal vragen, ook een aantal technische vragen, zeg ik ook tegen de heer Nijboer, over de Voorjaarsnota. 

De brexit laat duidelijk zien hoe snel onzekerheid haar werk doet. Terwijl in Engeland de ene na de andere politieke pyromaan zijn hielen licht, is de kredietstatus direct afgewaardeerd, is het pond naar het laagste punt in 30 jaar geduikeld en dreigt er een recessie in het Verenigd Koninkrijk. Dat is een reality check. Johnson en Farage hadden een grote mond maar geen enkel plan, geen enkel idee. Het lijkt de PVV wel. Op dit punt had ik een splijtende interruptie van de heer Van Dijck verwacht, maar die is er helaas niet. 

De minister van Financiën geeft wisselende signalen af over de impact van de brexit. Vorige week bij RTL Z zei hij nog dat het effect onzeker is en dat hij het moeilijk kan voorspellen, maar in de NRC van afgelopen zaterdag zegt hij te verwachten dat het allemaal wel meevalt. Een analyse van het Centraal Planbureau verwacht structureel 0,9% tot 2% groeiverlies vanwege een brexit. Dat gaan we echt wel voelen. Ik vraag de minister om de gevolgen van de brexit voor de Nederlandse economie en de begroting te schetsen. Wat betekent dit bovendien voor het extra geld dat naar verluidt is gereserveerd voor de begroting van 2017? In dat interview met RTL Z zei de minister dat "dat geld in potlood is en je dat nog kunt uitgummen". Op de vraag of dat geld op het spel staat, zegt hij in NRC: dat hoeft helemaal niet, we kunnen ook op iets heel anders bezuinigen. Ik verneem graag wat de bedoeling is. Is de bezuiniging van 500 miljoen op de langdurige zorg definitief van tafel? En kan de minister garanderen dat er extra geld naar Veiligheid en Justitie gaat en er niet wordt bezuinigd? Ik ken de minister een beetje, dus hij gaat vast zeggen dat we dat gaan zien in de begroting op Prinsjesdag. Maar als de minister een voorbeschouwing kan geven in de media, dan kan hij dat vast ook in de Kamer. 

Dat brengt mij op de inhoud van de Voorjaarsnota. Ik begin met de asieluitgaven. In de voorjaarsnota wordt fors extra geld uitgetrokken voor de asielketen. Dat is noodzakelijk, want de opvang moet betaald worden. Mijn fractie mist echter investeringen in vluchtelingen. Een groot deel van de vluchtelingen zal, of we het leuk vinden of niet, voor langere tijd in Nederland wonen. D66 wil dat deze mensen snel kunnen meedoen en snel kunnen integreren, zodat ze snel hun eigen brood kunnen verdienen en niet afhankelijk zijn van een uitkering. Kinderen die hun vaderland hebben moeten verlaten, moeten direct naar school toe kunnen. D66 heeft vorige week een amendement ingediend om vluchtelingen snel taallessen aan te bieden. Dat is helaas gesneuveld en niet gesteund door de Partij van de Arbeid. We geven de Partij van de Arbeid echter graag de kans om alsnog iets voor de vluchtelingenkinderen te doen. Mijn collega Van Meenen heeft een amendement ingediend om alle vluchtelingenkinderen direct onderwijs te bieden. Het is namelijk doodzonde wanneer kinderen die huis en haar hebben verlaten, ook nog eens moeten duimendraaien in een azc. Kinderen horen op school om te leren. Dat is deze minister toch met D66 eens? 

Vorige week werd een dekking van de amendementen van D66 ontraden, omdat de asielreserve hiervoor niet bedoeld zou zijn. De kern van een amendement lijkt mij te zijn dat de Kamer geld anders wil inzetten dan het kabinet heeft bedoeld. Ik wil de minister er echter op wijzen dat na dit amendement de asielreserve nog steeds veel hoger is dan begin 2015, terwijl het kabinet verwacht dat de grote piek van de instroom juist in 2015 en 2016 ligt. Met andere woorden: kan de minister de omvang van de asielreserve beargumenteren? 

Ik ben ook best bereid om naar een alternatieve dekking te kijken; zo kent de minister mij. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het geld dat het kabinet nu gebruikt om de Wereldbank en de ov-studentenkaart vooruit te betalen. Terwijl het kabinet absoluut geen financiële ruimte ziet om te investeren in vluchtelingen, is er dit jaar blijkbaar wel 400 miljoen beschikbaar om rekeningen vooruit te betalen. Waarom moet er dit jaar al geld worden gereserveerd om rekeningen voor volgend jaar te betalen? Volgend jaar is er toch wel extra ruimte, als we de kranten moeten geloven. Gelukkig ben ik niet cynisch aangelegd, ander zou ik bijna denken dat het kabinet geld vrijmaakt om in het verkiezingsjaar aan goede en leuke dingen voor de mensen uit te kunnen geven. Maar de minister kan mij vast uitleggen hoe het echt zit. 

Ik zou het amendement ook kunnen dekken uit een hoger dividend op de staatsdeelnemingen. De heer Nijboer had het daar net ook over. Want jaar op jaar blijkt dat de dividenden honderden miljoen hoger uitvallen dan geraamd. Vorig jaar hebben de heer Nijboer en ik daarvoor aandacht gevraagd, maar volgens de minister was de raming uiterst prudent en realistisch. Met "prudent" ben ik het zeer eens, maar aan realisme schortte het nogal. Als de opbrengst jaar op jaar namelijk meer dan 50% hoger is dan geraamd, vind ik dat echt twijfelachtig. Het gaat om heel veel geld, honderden miljoenen, 700 miljoen dit jaar, waarover de Kamer vooraf niks kan zeggen. Wat vindt de minister ervan om de dividendraming bijvoorbeeld eens goed door te lichten en de Tweede Kamer daar op Prinsjesdag over te informeren? De suggestie van de heer Nijboer om te bekijken hoe de dividendraming is opgebouwd, vind ik ook interessant, maar ik krijg graag een reactie van de minister van Financiën. 

Tot slot zou ik het amendement ook kunnen dekken door het domweg buiten het kader te plaatsen, want blijkbaar kunnen de begrotingsregels zo ver worden opgerekt dat ook dit mogelijk is. Als ik de Voorjaarsnota namelijk goed begrijp, wordt het extra geld voor de aardbevingsproblematiek in Groningen buiten het kader geplaatst. Ik vind het een prima besteding. De minister kijkt nu heel fronsend; ik ben benieuwd naar zijn antwoord zo meteen. Nogmaals: ik vind het een prima besteding. Maar waarom gaat dit geld buiten het uitgavenkader? Ja, de gasbaten vallen buiten dit kader, maar dit zijn geen lagere baten. Dit zijn hogere uitgaven, en die horen toch onder het uitgavenkader? Ik krijg graag een reactie van de minister van Financiën. 

Tot slot wil ik, net als de heer Nijboer, de minister vragen hoe hij omgaat met het advies over de Nederlandse financieringsinstelling voor economische ontwikkeling. Uit de analyse blijkt dat door bundeling van bestaande instellingen — de BNG, de NWB Bank en het bestaande instrumentarium op de begroting van EZ — meer geld en expertise beschikbaar kunnen komen om op een efficiëntere manier te investeren. Dat klinkt bijna te mooi om waar te zijn, maar misschien is het dat wel niet. Het kabinet heeft bij monde van minister Kamp en deze minister enthousiast gereageerd. Volgens het rapport kan zo'n organisatie, zo'n investeringsinstelling, al begin 2017 op de rails staan. Mijn vraag is: gaat het kabinet hiermee aan de slag en komt er bijvoorbeeld dit najaar ook een concreet voorstel? Ik krijg graag een reactie. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Het debat over deze Voorjaarsnota gaat eigenlijk niet alleen over de Nederlandse begroting, want we voeren dit debat in een situatie van grote onzekerheid in Europa. Het gaat uiteraard over de brexit en de consequenties daarvan, die in hoge mate onzeker zijn. Het is weer eens wat anders: een zomer die niet over een grexit gaat, maar over een mogelijke brexit. Het CPB heeft in een aantal scenario's ook al geschetst wat voor gevolgen een brexit zou kunnen hebben voor de Nederlandse begroting. Ik vraag de minister van Financiën: waar rekent het kabinet nu mee? De brexit lijkt namelijk toch wel realiteit te gaan worden. Wat betekent dat dan voor de begroting voor 2017? 

In de Voorjaarsnota pakt het kabinet een paar uitdagingen aan. Dat is goed. Tegelijkertijd laat het kabinet ook een heel aantal uitdagingen liggen. Ik denk daarbij aan de groeiende problematiek van de werkende armen; ik noemde het net al in de interruptie bij de heer Harbers. Ik denk aan de loodgieter met drie kinderen, die voor zijn chronisch zieke vrouw moet zorgen en daardoor onder de armoedegrens leeft. Ik denk aan de inwoners van Groningen, die nog altijd wachten op de versterking van hun woningen of die hun woningen niet verkocht krijgen. Ik denk aan de kinderen van laagopgeleide ouders, die op school niet de kansen krijgen die ze verdienen. Ik denk aan de ouderen, die hun pensioenen verlaagd zien worden. Ik denk aan de mensen die zich afvragen of de kwaliteit van de zorg in ons land nog wel gegarandeerd is. Ik denk aan de mensen die zich terecht zorgen maken over de vraag of we in Nederland wel voldoende investeren in veiligheid. Over dit laatste punt is vorige week al uitgebreid gedebatteerd. Gisteren is er ook in de Eerste Kamer over gedebatteerd en zijn er ook een aantal moties over ingediend. Ik sluit me aan bij de vragen die al door collega's zijn gesteld over de begroting van Veiligheid en Justitie. 

Deze onzekere tijd vraagt om een politiek die mensen zicht biedt op een hoopvolle toekomst, waarin mensen die al lang werkloos zijn weer zicht krijgen op een baan, waarin we voor iedereen een goede oude dag kunnen garanderen, waarin we daadwerkelijk werk maken van energietransitie en waarin we oog hebben voor de talenten van mensen, maar ook omzien naar hen die onze hulp nodig hebben, dichtbij en veraf. Dat vraagt om principiële keuzes, ook met het oog op de toekomst van onze kinderen. 

Ik kom nu op mijn eerste punt: de gaswinning in Groningen. Ik noemde dat net ook al bij de inbreng van de heer Nijboer. Het kabinet wil de gaswinning in de komende vijf jaar vastleggen op 24 miljard kuub. Hiermee regeert het kabinet over zijn graf heen. Sinds wanneer leggen we een plafond voor vijf jaar vast? Met dit niveau is het risico op aardbevingen nog steeds groot. Daarom moeten we niet kiezen voor stilstaan tot 2022 maar wel voor een duurzaam plan met stapsgewijze afbouw. Het doet mij deugd om te horen dat de PvdA daar kennelijk ook zo over denkt. Ik ben wel benieuwd wat dat betekent voor het al dan niet goedkeuren van het gasbesluit in september. We zullen dat goed gaan volgen. 

Mijn tweede punt betreft de werkende armen, specifiek ook de eenverdieners. Het adagium van dit kabinet was altijd: werken is de weg om uit de armoede te komen. Voor de eenverdieners is werken bijna de weg naar de armoede geworden. En dan trekt dit kabinet wel 200 miljoen euro extra uit voor nota bene de rijkste tweeverdieners! Sinds wanneer gaat de PvdA 200 miljoen uitgeven aan kinderopvangtoeslag en gaat zij niet bekijken hoe zij werken lonender kan maken voor de eenverdieners, die nu heel erg de rekening gepresenteerd krijgen? Ik vraag het kabinet dan ook om bij de begroting voor 2017 extra aandacht te besteden aan de eenverdieners, zodat deze groep niet al werkend nog armer wordt. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik werd heel direct aangesproken door mevrouw Schouten. Ik waardeer op zichzelf het pleidooi van de christelijke partijen, maar ook wel van andere partijen, om eenverdieners meer aandacht te geven. Dat is een politieke keuze. De PvdA-fractie is er een groot voorstander van dat je onafhankelijk bent. Daar ligt ook een emancipatie-ideaal aan ten grondslag. Ik snap niet zo goed waarom mevrouw Schouten er zo tegen is om meer uit te trekken voor kinderopvangtoeslag, om het werken, het leven en het zorgen voor je kinderen te combineren en dat beter mogelijk te maken. Ik ben daar echt een groot voorstander van. Ik had eigenlijk verwacht van de fractie van de ChristenUnie, die toch ook heel kindvriendelijk is, dat ze dat soort voorstellen wel zou steunen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Misschien moet dan ook even worden gekeken naar waar het grootste deel van dat bedrag neerslaat. Dat is bij de gezinnen die pak hem beet rond de €120.000 per jaar verdienen. Is dat dan het eerlijke delen dat de PvdA altijd voorstaat? Voor de PvdA is de kinderopvangtoeslag blijkbaar de weg om ervoor te zorgen dat mensen gaan werken. Ik noemde zonet ook al de voorbeelden waarin dat helemaal geen optie is, omdat een van de partners chronisch ziek is. Als je die weg kiest, waarom ga je dan de hoogste inkomens het meest subsidiëren? Ik snap dat niet. 

De heer Nijboer (PvdA):

Mevrouw Schouten is woordvoerder Sociale Zaken en zij weet alles van de kinderopvangtoeslag. Zij weet ook dat je, als je een laag inkomen hebt en rond het minimumloon verdient, echt nog geen euro per uur betaalt voor kinderopvang. Het is heel inkomensafhankelijk. Voor de kinderopvangtoeslag geldt: hoe meer je verdient, hoe meer je betaalt. Er is in totaal meer geld beschikbaar gekomen voor de kinderopvangtoeslag. Iedereen profiteert daarvan, zowel de lage als de hoge inkomens. De PvdA-fractie steunt dit vol overtuiging. Het gaat om werken, zorgen, beter combineren en het beter betaalbaar houden van kinderopvang voor gezinnen, die het ook niet altijd makkelijk hebben. Ik had hiervoor meer steun van de ChristenUnie verwacht. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik kaats de bal terug. Ik begrijp werkelijk niet waarom de Partij van de Arbeid nu kiest voor gezinnen waarvan beide partners kunnen werken en ook nog eens gaat kijken naar het extra tegemoetkomen van de nog hogere inkomensgroepen, terwijl er een groep gezinnen bestaat waarbij het vaak niet mogelijk is dat beide partners werken, bijvoorbeeld omdat een van beide ziek is, en die door alle fiscale maatrelen bijna arm dreigt te worden. Ik ken de PvdA als een partij die altijd opkwam voor de zwaksten in de samenleving. Ik zie niet in waarom het extra subsidiëren van gezinnen die niet bepaald onder modaal zitten zo veel socialer is dan het tegemoetkomen aan mensen die er bijna op achteruitgaan als ze gaan werken. Ik snap dat werkelijk niet. Ik hoop dat het kabinet dat punt wel vat en ervoor zorgt dat werken ook écht lonender wordt voor een groep die nu vaak al bijna richting de armoede gaat. Het Nibud zegt dit ook. 

De voorzitter:

Mevrouw Schouten vervolgt haar betoog. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn derde punt is de opvang van vluchtelingen en het beslag dat deze legt op het ODA-budget. Mijn fractie is blij dat er voor 2016 dekking is gevonden om de flink hogere kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers op te vangen. Het is belangrijk dat wij op dit punt aan onze verplichtingen kunnen blijven voldoen. Het heeft er wel toe geleid dat momenteel een vijfde van het budget dat is bedoeld voor de allerarmsten in de wereld, wordt gebruikt om in Nederland migranten op te vangen. Daarmee is Nederland de grootste ontvanger van het eigen ontwikkelingshulpbudget geworden. Dit jaar worden de hogere kosten wederom deels gedekt uit bni-ruimte in 2016-2020. Dat is een hypotheek op de toekomstige economische groei en die haalt alle rek uit de OS-begroting tot en met 2020. Eerder hebben wij samen met de PvdA al de vinger gelegd op de vervuiling van het ODA-budget via de motie-Slob/Samsom. Is het kabinet bereid om met een structurele oplossing te komen die niet ten koste gaat van de hulp aan de allerarmsten? 

Ik kom bij mijn vierde punt, onderwijs. De Kamer heeft de motie van de heren Nijboer en Harbers aangenomen over gelijke onderwijskansen voor ieder kind — ik ben het daar zeer mee eens — en om daarmee in de begroting rekening te houden. De tweedeling in het onderwijs zien we met name bij de mensen die met hun handen werken. Wij willen daarom graag investeren in vakonderwijs. Er moet een herwaardering komen voor vakmanschap, praktische vaardigheden en werknemers die een reële bijdrage leveren aan onze economie. Het is van belang om daarbij de focus te leggen op de praktische vaardigheden in het po, het vo, en op de mbo's, vmbo's en praktijkscholen en te zorgen voor een behoorlijke bekostiging van de technische opleidingen. Wat ons betreft moet iedereen het recht worden gegeven op evenveel jaren bekostigd onderwijs, zoals wij al hebben voorgesteld met de scholingsbeurs in de leerrechtendiscussie. Ik hoop dat de coalitie dit inziet en het kabinet zal verzoeken om in 2017, als wij naar de bekostiging van het onderwijs kijken en de tweedeling tegengaan, extra aandacht te schenken aan het vakmanschap en het vakonderwijs. 

Tot slot heb ik nog wat vragen over de kasschuiven. Het kabinet heeft ervoor gekozen om uitgaven voor 2017, de ov-studentenkaart en de bijdrage aan de Wereldbank, naar voren te halen. Hiertegenover staat een kasschuif bij Defensie: uitgaven van 350 miljoen euro voor 2016 en 2017 worden nu verschoven naar 2019 en verder. De reden hiervoor is dat deze dan beter kunnen worden aangepast aan het investeringsritme dat er is. Wij voeren hier alleen maar discussies dat er te weinig budget is voor Defensie en wat gebeurt er dan? Wij passen kasschuiven toe bij Defensie en schuiven het naar achteren. De Algemene Rekenkamer heeft niet voor niets gezegd dat wij niet eens in staat zijn om onze eigen landsgrenzen te bewaken. Mij ontgaat volledig de logica van deze kasschuif. Wat is hiervan nou eigenlijk de echte reden? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. We zijn dit jaar uit de economische recessie. We hebben acht kwartalen van economische groei gehad en in 2015 was het bbp voor het eerst weer op het niveau van voor die recessie, dus van voor 2008. Maar intussen is de werkloosheid nog ongeveer twee keer zo hoog als op het moment waarmee we nu het bbp vergelijken. Er is dus toch iets scheefgegroeid in de loop van de jaren. De CO2-uitstoot is in het eerste kwartaal van dit jaar een heel klein beetje gedaald nadat die in 2015 over het hele jaar was gegroeid. Ik heb dat eerder ook aan de orde gesteld. Van ontkoppeling tussen economische groei en CO2-uitstoot is nog geen sprake. Dat zou wel het geval moeten zijn en zelfs heel erg snel, anders is duurzamere groei echt een farce. 

Intussen circuleren er plannen om in 2017 meer te investeren. Mijn partij denkt dat dit verstandig is als die ruimte er is, en dat het erom gaat waarín dat precies gebeurt. Dat zal ongetwijfeld bij de begroting aan de orde komen, en wij zullen ongetwijfeld positief staan tegenover sommige van die signalen. Maar waar wij niets over horen in die plannen of geruchten, is of er iets extra's gedaan zal worden op het gebied van CO2-reductie, met die doelstellingen die we niet halen en die ontkoppeling die er niet komt. Wij maken ons daar grote zorgen over, heel grote zorgen. 

Vertaald naar dit jaar — we bespreken immers de Voorjaarsnota en nog niet de begroting — zou GroenLinks graag nu starten met gericht investeren. Kan dat? Ja, dat kan. Er was geen specifieke aanleiding om het EMU-saldo meer dan gepland naar beneden bij te stellen. Van die ruimte moet je je afvragen of het niet verstandiger is om die juist met wijsheid te investeren, dan om te incasseren op de hoogte van de staatsschuld. We hebben nog een aantal vraagstukken die dermate urgent zijn, en een vraagstuk rondom werkgelegenheid dat dermate traag gaat, dat we daar tot nu toe weinig resultaten zien. Ik kan mij haast niet voorstellen dat het kabinet daarmee, in deze laatste fase van zijn bestaan, geen fikse slag zou willen maken. In die zin verbazen sommige beslissingen mij hogelijk. 

De heer Nijboer (PvdA):

In een debat met financieel woordvoerders gaat het ook om het voeren van een beetje een degelijk begrotingsbeleid. Wil de heer Grashoff nou echt op basis van 0,1%, wat echt een afrondingsverschil is, 700 miljoen extra uitgeven en als het straks in het najaar 0,1% tegenvalt, weer 1,5 miljard bezuinigen? Wat voor begrotingsbeleid staat de heer Grashoff nou eigenlijk voor? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik probeer duidelijk te maken dat je niet nu op de ultrakorte termijn zou moeten bekijken of je dit in kas houdt. Het zou verstandig zijn als ook de Partij van de Arbeid dat zou delen. Je moet bekijken welke dingen nu nodig zijn, en wat de investeringen die nu nodig zijn, opleveren. Met hetzelfde argument kan ik tegen de heer Nijboer zeggen: als je nu in 2016 investeert, zou je aan het eind van 2016 kunnen constateren dat er daadwerkelijk iets is verbeterd op het gebied van de werkgelegenheid, en dat je dat ook terugziet in verminderde uitgaven aan uitkeringen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, maar ik begreep toch echt dat we nu meer geld moeten uitgeven. De heer Grashoff zegt: ten opzichte van het saldopad dat voorzien was, is er ruimte. Maar als dat de basis is voor GroenLinks om begrotingsbeleid te voeren, kijk je dus elke keer naar die cijfertjes van de koppeling met het bbp, waar de heer Grashoff niet zo'n liefhebber van is, als ik het goed heb begrepen. Dan kun je toch geen fatsoenlijk begrotingsbeleid voeren? Ik verwacht dus van GroenLinks dat er gewoon een dekking bij zit als zij voorstellen doet om misschien wel honderden miljoenen meer te investeren, of dat er een deugdelijk begrotingsbeleid achter zit. GroenLinks moet niet zeggen: het valt nu 0,1% mee en het valt misschien straks wel weer tegen, en we kunnen het geld nu wel verjubelen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik had deze reactie wel verwacht, want het gaat om een cijferkwestie die nu heel belangrijk wordt gevonden. Er wordt een wereld aan creativiteit toegepast met kasschuiven. Kasschuiven gaan de ene kant en de andere kant op, en uiteindelijk komt daar een resultaat uit dat wij hier als een keurslijf met elkaar moeten blijven nastreven. Wij kunnen echter beter goed kijken naar de doelen die wij stellen. Ik zou een discussie met de heer Nijboer willen aangaan over de wijze waarop wij verstandig kunnen investeren, zodat wij de duurzame groei, die hij zelf ook wil, echt dichterbij brengen. Hoe kunnen wij dat doen zonder de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn te schaden, maar die juist te stimuleren? Dat zou de discussie moeten zijn, in plaats van het uitgangspunt dat wij nu geen 700 miljoen mogen uitgeven. Wij hebben nu eenmaal het begrotingsregeltje bedacht dat dit absoluut not done is, en als je dat wel wil doen, word je aan de muur genageld omdat dit slecht begrotingsbeleid zou zijn. Dat is nu net het keurslijf waarin wij niet zouden moeten zitten. Wij zouden moeten bekijken welke visie wij hebben op de ontwikkeling van dit land in de komende tijd. 

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Grashoff vervolgt zijn betoog. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ga nu in op de vluchtelingen. Het is goed dat er bekostiging is gevonden, maar wij hebben grote moeite met de manier waarop dat gebeurt, waardoor er een enorme druk ontstaat op het ODA-budget. Mevrouw Schouten heeft er al een aantal opmerkingen over gemaakt, waarbij ik mij van harte aansluit. Ook vreemd is dat het BOR, het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven, aan ons meldt dat het voor de Tweede Kamer lastig is om een totaalbeeld te krijgen van de asielgerelateerde budgetten, om in samenhang te zien waar verschuivingen plaatsvinden en om te zien hoe optredende tegenvallers in de raming van dekking worden voorzien. Het komt erop neer dat wij het eigenlijk niet goed weten. Dat is raar. Ik verzoek de minister van Financiën dringend om ons op korte termijn een heel helder overzicht te geven van de wijze waarop die bedragen aan elkaar hangen en wat ten laste van wat wordt gebracht, want wij komen er niet helemaal uit. Ik vind dat wij dit inzicht wel moeten hebben. 

Een aantal zaken zou wat ons betreft al op kortere termijn dan 2017 moeten worden aangepakt. Uit de brief van de staatssecretaris en uit het geruchtencircuit hebben wij begrepen dat vanaf 2017 het tweede jaar bekostiging onderwijs vluchtelingenkinderen eraan zit te komen. Dit betekent wel dat wij het gevaar lopen van een jojobeleid: een wegvallende financiering in de loop van 2016 en een zich weer herstellende financiering vanaf 2017. Dat lijkt mij niet verstandig. Het zou kunnen betekenen dat faciliteiten worden afgebroken in de loop van het jaar, om daarna weer opgebouwd te worden. Dit zou wat ons betreft oplosbaar zijn. Daarvoor hebben wij een amendement ingediend. Overigens loopt ons amendement in hoge mate parallel met het amendement van D66, maar wij komen er met elkaar wel uit over de wijze waarop wij het gaan doen. Dat zou uitstekend kunnen. 

Op het vlak van het investeren in vluchtelingen doen wij een aantal dingen niet goed. Ik heb dat eerder al gezegd. Wij maken hoge kosten — dat zullen wij ook moeten doen, want dat is onze morele plicht — maar wij investeren echt onvoldoende in het op weg helpen van deze mensen naar opleiding en arbeidsmarkt. Ik maak aan den lijve mee hoe mensen in een moeras terechtkomen als zij willen weten wat hun diploma waard is, hoe zaken in elkaar zitten en welke opleiding zij zouden moeten volgen. Hoe verhoudt die opleiding zich met het taalniveau dat zij zouden moeten beheersen? Daar is echt te weinig aandacht voor. Als wij daar nu niet mee beginnen, zijn wij te laat, want elk halfjaar of jaar dat wij later beginnen, wordt er meer talent verspild. Dit betekent op de lange duur een grotere groep die gebruik zal moeten blijven maken van onze sociale voorzieningen in plaats van op eigen benen te staan en deel uit te maken van het draagvlak in onze samenleving. 

Ook voor het klimaatakkoord van Parijs geldt dat we geen dag kunnen wachten met het uitvoeren daarvan. Wij lopen echt achter op onze ambities. Wij moeten nu beginnen, wij moeten nu aan de slag en de middelen die er zijn beter en effectiever inzetten. Hier en daar liggen er middelen op de plank die simpelweg niet uitgegeven worden omdat zij zijn toebedeeld aan projecten die vervolgens niet van de grond komen. Wij zullen op dit punt een slag moeten maken. Wat ons betreft zou daar extra in geïnvesteerd kunnen worden. Het is heel goed voor de houdbaarheid van onze economie, voor onze welvaart op de lange termijn en voor het tegengaan van de carbon bubble dat wij, alle opmerkingen van de heer Nijboer ten spijt, die stappen nu zetten en het geld heel verstandig investeren. 

Op het vlak van Veiligheid en Justitie speelt een beetje dezelfde kwestie. Het probleem had gewoon opgelost kunnen worden via de oppositiebrede motie. Dan hadden wij nu een start kunnen maken met de noodzakelijke stappen in het verhaal van Veiligheid en Justitie, waar volgend jaar mogelijk wel geld voor is. Dat is een gemiste kans. Ik zou eigenlijk toch nog steeds de oproep van onder meer de heer Merkies willen ondersteunen: we moeten we die kans niet laten liggen, maar het gewoon nu doen. Wij hebben in elk geval op drie ons aanliggende punten amendementen ingediend om het investeringsniveau omhoog te brengen. Dat kan niet door in te boeten op een zorgvuldig begrotingsbeleid, maar juist door in te zetten op houdbaarheid, versterking en duurzame groei. Dat zou de uitdaging moeten zijn. 

De voorzitter:

Hartelijk dank, collega's. Ik stel voor om dit debat te schorsen voor de dinerpauze. Dan gaan we straks door met de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik zie instemmend geknik, dus dat gaan we doen. 

De vergadering wordt van 18.54 uur tot 19.37 uur geschorst. 

De voorzitter:

Wij zijn toe aan de reactie van het kabinet in eerste termijn. Ik geef graag het woord aan de minister van Financiën. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik weet dat u haast hebt, althans dat er nog een debat is vanavond. De heer Omtzigt heeft daar al van gezegd dat dat veel langer gaat duren dan dit debat. Ik zal proberen kort en snel te antwoorden. 

Het gaat goed met de economie, maar er zijn absoluut risico's. Die risico's komen vooral van buiten. Ik noem de ontwikkeling van de wereldhandel en brexit, waar verschillende vragen over zijn gesteld. Dat is de context. De heer Omtzigt heeft zijn zorgen uitgesproken. Hij ziet vertraging in de groei. Hij vraagt of de regering geen noodzaak ziet om verder te hervormen. Zeker, wij zijn nog niet klaar op dat punt. Wij blijven maatregelen nemen. Er is nog zeker potentie om de groei in Nederland verder te verhogen. In het rapport van de Studiegroep Duurzame Groei vindt u voor eigen gebruik en verkiezingsprogramma's interessante voorstellen. Het antwoord is dus: ja, het is mogelijk om het, in reactie op bedreigingen van buiten, zelf beter te doen. 

Dan de verwachtingen rondom de brexit. Moeten we daar zeer somber of wat optimistischer over zijn? De kosten voor Nederland op de korte termijn zijn onzeker. Het CPB heeft ook niets gezegd over de kosten op korte termijn. Het heeft gezegd dat de effecten op langere termijn 10 miljard euro kunnen zijn. Daar zitten echter heel veel onzekerheden in. De effecten voor het Verenigd Koninkrijk zijn wel direct zichtbaar. De devaluatie van het pond is historisch gezien zeer groot. Er zijn verschuivingen in investeringsfondsen gaande. Beurskoersen, zeker in sommige sectoren, hebben een forse tik gehad. Wij zien al die bewegingen met zorg aan. De effecten zijn dus in de eerste plaats en vooral voor het Verenigd Koninkrijk, en die zijn tastbaar. 

Wat betekent het voor bedrijven? Gaan bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk richting Europa? Komen ze ook naar Nederland? Dat is heel goed denkbaar. De eerste gevallen van interesse zijn er, om het maar zo te zeggen. Wij staan bedrijven die met vragen bij ons komen natuurlijk met raad en daad terzijde, maar we gaan daarvoor niet het beleid aanpassen. Dat geldt ook voor het beloningsbeleid in de financiële sector. Dat heeft de premier overigens ook niet gesuggereerd. Als er financiële partijen naar Nederland willen komen, dan kunnen wij hun uitleggen hoe de wetgeving in Nederland in elkaar zit. Daar zijn wij natuurlijk graag toe bereid en dan zullen partijen serieus geïnteresseerd zijn om zich in Nederland te vestigen. Wij hebben namelijk een heel goed vestigingsklimaat. 

De heer Omtzigt heeft naar het beleid van de ECB gevraagd. Hoelang kan de ECB daarmee doorgaan? De ECB heeft een helder mandaat. Daarbinnen is er veel vrijheid om middelen in te zetten, maar de bank legt zichzelf daarbij beperkingen op. De invulling van het mandaat is een aantal keren juridisch getoetst en goedgekeurd. Ik vind dat de ECB binnen het mandaat in onafhankelijkheid moet kunnen opereren om de ontwikkeling van de eurozone te ondersteunen. Naar mijn oordeel doet de bank dit ook in de huidige moeilijke omstandigheden van lage rentestanden. Zoals gezegd, binnen het opkoopprogramma zijn er allerlei kwaliteitseisen, waarborgen, maxima et cetera gesteld om binnen het mandaat te blijven. 

De heer Omtzigt (CDA):

De minister zegt: binnen het mandaat. Acht de regering het nog steeds binnen het mandaat dat de rentes op alle staatsleningen naar negatief terrein toe zijn gedreven door het massale opkoopprogramma en dat als je dingen opkoopt met een negatieve rente, je erop toe moet leggen? Ondersteunt dit de economische groei of ondersteunt dit nieuwe bubbels en zwakke banken in Zuid-Europa, waar de rotzooi niet opgeruimd wordt. 

Minister Dijsselbloem:

De effecten zijn zeer verschillend per sector. Er zijn ook heel veel banken die last hebben van de lage rente. Overigens wordt de lage rente niet veroorzaakt door het ECB-beleid. De rente is al twintig jaar aan het dalen, is al lange tijd zeer laag en mogelijk blijft zij dat ook nog lange tijd. In dat lagerenteklimaat moet de ECB haar mandaat vervullen met de mogelijkheden die zij heeft. Blijft men binnen het mandaat? Het is aan rechters om dat te toetsen. Men is daar onafhankelijk in. Het wordt zo nu en dan door een rechter getoetst. Tot nu toe hebben de rechters steeds gezegd dat men binnen het mandaat blijft. We hebben eerder met elkaar de discussie gevoerd, althans de heer Omtzigt en ik, over wat de bank nu precies wel en niet mag. Ik heb gezegd dat de ECB, gegeven het mandaat, in onafhankelijkheid moet kunnen opereren en dat, als er twijfels zijn, dat aan de rechter kan worden voorgelegd. Dat is een paar keer gebeurd. Gegeven de eisen en beperkingen die de ECB zichzelf oplegt, heeft de rechter nog steeds gezegd dat de ECB binnen het mandaat blijft. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat klopt, zeker nu de ECB nog steeds de mogelijkheid openhoudt tot helikoptergeld. Zou de Nederlandse regering dan twijfels hebben over het mandaat en bereid zijn om zelf naar de rechter toe te stappen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik vind het echt niet zinvol om het te hebben over mogelijk nog verdergaande maatregelen van de ECB. Daar ga ik ook niet op in. De vraag of wij dan naar de rechter gaan, zal ik al helemaal niet beantwoorden. Punt. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Dijsselbloem:

Dan kom ik automatisch bij de vraag over Italiaanse banken. Er zijn nog veel problemen bij een aantal Italiaanse banken. Dat heeft te maken met grote portefeuilles van leningen die niet meer worden afgelost, waar verliezen op worden geleden of verliezen op moeten worden genomen. Op zichzelf willen Italiaanse banken dat daar voorzieningen tegenover staan, maar de problematiek verbetert niet of veel te langzaam. De Italiaanse regering heeft verschillende initiatieven genomen om te proberen die portefeuilles geleidelijk van de balans te krijgen, zoals dat dan heet, zodat de bankbalansen weer gezonder worden. Op dit moment is dat bij een aantal banken echt problematisch. De Europese toezichthouder voert een stresstest uit. Dat wordt deels ook gedaan door de centrale bank van Italië onder Europees toezicht. Op basis daarvan zullen Italiaanse banken maatregelen moeten nemen om gewoon hun balans te versterken. De regels zijn helder. Ik denk dat de kern van de vraag is of de regels overeind blijven. Ja, die regels blijven overeind en zijn door verschillende hoofdrolspelers onderstreept. De bankenunie is gebouwd op basis van wetgeving, niet zo maar op vertrouwen, maar op wetgeving. Die is ook in Italië geïmplementeerd. De banktoezichthouder, de Europese Centrale Bank, heeft het belang van bijvoorbeeld de bail-inregels de afgelopen weken een aantal keren onderstreept. Hetzelfde geldt voor de Europese Commissie, die nog eens in een communicatie duidelijk heeft gemaakt wat nu vanuit mededingingsperspectief de zogenoemde staatssteunregels voor banken zijn. Die zijn vastgelegd in wetgeving en binnen dat kader kan de Italiaanse regering of kunnen in de eerste plaats de banken zelf hun problemen aanpakken. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het is goed om te weten dat we ons aan de regels zullen houden bij de crisis die nu gaat uitbreken in Italië. Al deze banken hebben een stresstest ondergaan voordat zij de bankenunie zijn binnengekomen. Zijn er sinds die stresstesten signalen, op welk niveau dan ook, naar voren gekomen dat die stresstesten niet goed zijn uitgevoerd of dat banken ten onrechte toegelaten zijn tot de bankenunie in de eurozone? 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister, maar verwijs ook naar een AO dat morgen gehouden wordt en dat over dit onderwerp gaat. 

Minister Dijsselbloem:

Die signalen heb ik niet. Als je naar die banken kijkt, moet je vaststellen dat er op dit moment geen liquiditeitsprobleem is. De Italiaanse overheid heeft als extra voorzorg een liquiditeitsloket geopend. Dat kan, dat mag. Dat heeft Nederland ook gehad en dat heeft de Commissie goed gevonden. Maar je ziet dat deze banken eigenlijk geen liquiditeitsproblemen hebben en ook geen acute solvabiliteitsproblemen. Zij hebben een vastzittende grote portefeuille waar verliezen in zitten. Op enig moment zullen die van de balans af moeten c.q. zullen die verliezen moeten worden genomen. Dat is er aan de hand, tenzij straks de resultaten van de nieuwe stresstest laten zien dat die problematiek groter is geworden. Dan zullen ze opnieuw in de zin van extra voorzieningen of afschrijvingen maatregelen moeten nemen. Maar dat is echt aan de banken zelf. De banken krijgen van de toezichthouder te horen: zo beoordelen wij uw balans en daar moeten die voorzieningen, buffers et cetera tegenover staan. Dat heeft men ook eerder gedaan. Bij de start van de bankenunie hebben ook de Italiaanse banken de opdracht gehad om extra kapitaal aan te trekken. Sommige banken hebben dat al gedaan voordat zij die opdracht kregen, omdat zij wisten dat het gewoon nodig was. Het kan zijn dat het nu weer nodig is. 

De heer Omtzigt zegt nu al dat er een crisis gaat komen. Daar zit een sterk voorspellende gave in. Het is niet een crisis in de zin van acute liquiditeitsproblemen of acute solvabiliteitsproblemen. Het is een structureel probleem van vastzittende portefeuilles dat moet worden aangepakt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Indien er niet genomen verliezen op de balans staan, is er natuurlijk gewoon sprake van een solvabiliteitsprobleem omdat je je eigen vermogen eigenlijk kwijt bent en je af moet schrijven op je leningen. Dus de vraag blijft openstaan: zijn de stresstesten bij de invoering van de bankenunie goed uitgevoerd of zijn er sindsdien op enige wijze binnen de eurogroep of met andere zaken — daarom heb ik de minister van Financiën ook op meerdere functies aangesproken — onregelmatigheden aan het licht gekomen die doen denken dat er problemen onbenoemd zijn gebleven in de afgelopen jaren die nu naar boven komen? 

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat is niet zo. Dat is ook niet aan de orde gekomen. Ik heb daar ook helemaal geen indicatie van. De problematiek van leningen waar niet of onvoldoende op wordt afgelost, was natuurlijk al bekend maar die verbetert nog niet, omdat de Italiaanse economie niet uit de startblokken komt. Banken hebben al extra kapitaal moeten opnemen en hebben voorzieningen getroffen voor deze problematiek. Maar het kan zijn dat uit de stresstest die naar ik meen later deze maand wordt afgerond, blijkt dat men daar nog extra voorzieningen voor moet treffen c.q. extra afschrijvingen op moet doen. Het is niet zo dat men die hele portefeuille in één keer moet afschrijven. De toezichthouder kan zeggen dat het in een bepaalde omvang en in een bepaald tempo moet gebeuren, en dat daar bepaalde voorzieningen voor getroffen moeten worden. Zo gaat dat. 

De voorzitter:

We gaan verder met de Voorjaarsnota en ik geef weer het woord aan onze minister. 

Minister Dijsselbloem:

Dan stap ik over naar de vraag over de gevolgen van de brexit voor de Nederlandse begroting voor 2017. Ik kan het oprecht niet zeggen. Daarvoor wachten wij de CPB-cijfers af. Het CPB komt in de zomer met nieuwe ramingen en nieuwe verwachtingen. Het CPB zal de internationale ontwikkelingen daarin meenemen, inclusief de gevolgen van de uitslag in het Verenigd Koninkrijk. Dus dat moeten wij afwachten. 

Ik heb nog een aantal vrij brede vragen over de begroting en dan kom ik daarna op wat meer specifieke aandachtspunten dit jaar. De heer Merkies heeft gevraagd naar de aanvullende post. Hij vroeg of het budgetrecht daarbij in het geding is en waarom het bedrag zo hoog is. Hij overweegt een motie op dat punt. De systematiek van de aanvullende post is dat daarin middelen gereserveerd zijn die nog niet aan begrotingsartikelen zijn toegedeeld, maar die wel een bestedingsdoel hebben, bijvoorbeeld veiligheid, onderwijs of de Belastingdienst. Het kan gaan om middelen uit het regeerakkoord, maar ook om middelen die later zijn toegevoegd. Bij de Belastingdienst gaat het bijvoorbeeld om de investeringsagenda die nodig is voor de reorganisatie en de modernisering van de IT van de Belastingdienst. Die reeks van investeringen in de Belastingdienst staat vooralsnog op de aanvullende post. Dat geldt ook voor de onderwijsmiddelen die door het sociaal leenstelsel vrijkomen voor het onderwijs, want die staan ook nog deels op een aanvullende post. Als die middelen op een ander terrein zouden worden ingezet, bijvoorbeeld door er een motie over in te dienen, gaat dat ten koste van de bestedingsdoelen die nu zijn aangemerkt. 

De heer Merkies (SP):

De heer Koolmees zei terecht dat de Kamer een ander idee kan hebben over de bestedingsdoelen. Daarom wil je natuurlijk budgetrecht op de aanvullende posten hebben. 

Het potje voor de EU-afdracht moest worden geleegd voor die naheffing. Het wordt nu opnieuw gevuld: 360 miljoen dit jaar en in de jaren daarna 105 miljoen per jaar. Dat telt best wel op en daarom roept het bij mij de vraag op of het soms de verwachting is dat er over een paar jaar weer een grote naheffing komt. 

Minister Dijsselbloem:

Nee. Het is gewoon bekende informatie: we weten zeker dat die er gaat komen. 

De heer Merkies (SP):

De minister zegt dus dat hiermee wordt geanticipeerd op een nieuwe naheffing. 

Minister Dijsselbloem:

Nee. Ik moet in tweede termijn even terugkomen op de vraag hoe deze reeks is opgebouwd. Dat lijkt me beter. Maar als het even met een briefje kan worden toegelicht, doe ik het nog in eerste termijn. 

Voorzitter. De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de in=uittaakstellingen. Die zijn voor een belangrijk deel ontstaan doordat de departementen eind vorig jaar door de eindejaarsmarge in staat waren om bedragen door te schuiven naar dit jaar. Om het kader daarmee dit jaar niet onevenredig te belasten, zet je het in een in=uittaakstelling, want dat wil zeggen dat het kader aan het einde van het jaar met onderuitputting of een nieuwe schuif weer wordt gesloten. Het afgelopen jaar hebben de departementen in totaal 0,9 miljard doorgeschoven. Zoals ik zojuist beschreef, boeken we dat tegen in de in=uittaakstelling. Is dat een groot bedrag om uit de onderuitputting te halen? Ik denk het niet, want de afgelopen jaren hebben we grotere bedragen aan onderuitputting gehad. Ik denk dan ook dat het realiseerbaar zal zijn. 

Zijn er kasschuiven? Er is een kasschuif van defensie-investeringen. Die gaan naar achteren in de tijd. Daartegenover staan twee kasschuiven, de uitgaven voor de ov-jaarkaart voor studenten en de afdracht aan de Wereldbank, want die hebben we naar voren gehaald. De reden waarom die investeringsprojecten zijn vertraagd, is de voorbereiding van die projecten. Soms duurt dat langer en dan blijft het geld op deze manier gewoon beschikbaar voor Defensie. Ik weet niet of het sneller had gekund. Dat moet de Kamer met de minister van Defensie bespreken. Het zijn soms grote en complexe projecten zijn en het betekent dat ze later in de tijd zullen plaatsvinden. 

Je moet tegelijkertijd andere dingen versnellen om het kader glad te strijken, want je wilt het kader in latere jaren niet onevenwichtig belasten. Het is ook geen vrij geld, want als we het niet doen, hebben we niet opeens geld over. Althans, je creëert dan extra uitgaven met de bijhorende saldoproblemen in latere jaren. 

De heer Merkies (SP):

Ik kan me die uitleg voorstellen bij de ov-studentenkaart. Als die vertraagd is, zegt men: oké, dan moet het later. Maar ik begreep dit niet helemaal bij de Wereldbank. Ik zeg het trouwens verkeerd. Het moet zijn: dan gaat het naar voren. Maar waarom zou je vooruitbetalen bij de Wereldbank? De uitleg daarvoor heb ik nog niet gehoord. 

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat hoeft niet. Het probleem, de aanleiding, is het vertraagde investeringsritme bij Defensie. Defensie wil dingen uitschuiven in de tijd. Om dat glad te trekken over de jaren heen, moeten we bepaalde uitgaven uit het latere jaar, bijvoorbeeld 2017, naar voren halen. Anders belasten we het saldo van 2017 onevenredig. Dan gaan we dus op zoek naar de uitgaven die wij al in dit jaar zouden kunnen laten vallen. Daarvoor zijn er twee mogelijkheden. Die zijn overigens niet ongebruikelijk, want wij doen dit vaker. We moeten betalen voor de ov-jaarkaart voor studenten. Dat is een fors bedrag. Een deel daarvan kun je al betalen in het jaar daarvoor. Voor de afdracht aan de Wereldbank geldt hetzelfde. Die kun je ook al eerder doen. Wij zijn dus gewoon op zoek naar de dingen die wij eerder kunnen doen, zodat we in 2017 ruimte creëren waardoor de uitgaven en investeringen van Defensie juist in 2017 kunnen vallen. 

De heer Merkies (SP):

Goed. Ik begrijp dat het eigenlijk niet met de betaling aan de Wereldbank te maken heeft, maar met iets anders, namelijk Defensie. Daardoor zegt men: laten we de afdracht aan de Wereldbank dan maar vooruit betalen. Dit zijn mogelijkheden die de minister ter beschikking heeft. Het zou mooi zijn als de Kamer hetzelfde zou kunnen doen, want de Kamer zit natuurlijk zelf ook af en toe te zoeken naar ruimte. 

Minister Dijsselbloem:

Ja, maar het is geen ruimte. Ik heb deze discussie ook vaak in de ministerraad. Collega's hebben een diepgevoelde wens en zeggen dat ze die willen dekken met een kasschuif. Maar een kasschuif is geen ruimte. Een kasschuif wil alleen maar zeggen dat je bepaalde uitgaven uitstelt en tegelijkertijd andere uitgaven versnelt. Soms doe je dat binnen een begroting en soms doe je een schuifje op de ene begroting naar achteren en op de andere begroting naar voren. Dat doe je omdat je zo je uitgavenplafonds niet opblaast, om het plastisch te zeggen. 

De heer Koolmees heeft gevraagd naar de extra middelen voor Groningen. Ik dacht dat D66 die extra middelen steunde. Dit is boven op de 1,2 miljard die al door het kabinet is vrijgemaakt voor de problematiek in Groningen. Uit de gasbaten hebben wij er dus extra middelen voor gereserveerd. In principe zijn alle uitgaven kaderrelevant. In de begrotingsregels — de heer Koolmees weet het en maakt er soms ook gebruik van — zitten uitzonderingen op dit uitgangspunt. De gasbaten en de rente-uitgaven vallen niet onder het kader. In een breed gesteunde motie-Bosman is gevraagd om extra middelen, met name voor de waardevermeerderingsregeling c.q. verduurzaming in Groningen. Dat hebben wij gedaan door rechtstreeks uit die niet-kaderrelevante gasbaten daarvoor geld beschikbaar te stellen. Dat is die 244 miljoen. Vanwege de sterke samenhang die wij zien tussen de niet-kaderrelevante baten, de gasbaten, en deze uitgaven, die rechtstreeks plaatsvinden ter compensatie van de negatieve effecten van die gasbaten, vallen ze niet onder het uitgavenkader. Dat geldt overigens voor het gehele programma. 

De heer Koolmees (D66):

Ik had al gezegd dat ik het een prima besteding vind. D66 steunt het programma. De 1,2 miljard die eerder is uitgetrokken voor het herstelprogramma in Groningen is ook buiten het uitgavenkader geplaatst, zo begrijp ik. En dit gebeurt in het verlengde daarvan. 

Minister Dijsselbloem:

Zo is het. 

Mevrouw Schouten constateert dat het kabinet de gaswinning voor vijf jaar wil vastleggen, en noemt dat regeren over het graf heen. Waarom doet het kabinet dat? Wij hebben een aantal adviezen gehad van de Mijnbouwraad, het SodM en nog een speler. Een van die adviezen was om de termijn van vijf jaar te hanteren van het zogenaamde instemmingsbesluit. De combinatie van die adviezen was dat je eigenlijk een termijn zou moeten hebben voor die planning van vijf jaar. Na twee jaar zou er een ijkmoment moeten zijn om te kijken of alle ontwikkelingen, waaronder nieuw verworven kennis, waarin veel wordt geïnvesteerd, aanleiding geven om tussentijds aan te passen. Er is dus sowieso een ijkmoment na twee jaar. Dit is gewoon rechtstreeks overgenomen uit het advies van de Mijnbouwraad en het SodM. Gegeven de gevoeligheid van het onderwerp hebben wij dat heel bewust gedaan. 

De heer Nijboer vroeg naar de ramingen van de gaswinningsinkomsten. Het volume is naar beneden bijgesteld — dat is een beleidsbeslissing geweest — en de prijs is omlaag gegaan. Die laatste ontwikkeling kunnen wij niet beïnvloeden. De heer Nijboer vroeg waarom de inkomsten nog veel scherper zijn gedaald. Het gaswinningsniveau is met circa de helft verlaagd, terwijl de gasbaten met 80% zijn afgenomen. De vaste kosten voor de winning zijn niet naar rato verlaagd. De gasbaten van het Rijk zijn niet enkel afhankelijk van de omzet, maar vooral van de winst. De winsten in de gaswinning zijn als gevolg van de gedaalde prijs sterk afgenomen, omdat de kosten veel minder zijn gedaald. 

Bij het zeker ten opzichte van de kleine velden zeer winstgevende Groningenveld hebben de volume- en prijsdaling het grootste effect. De afdracht voor het Rijk in de hoogste afdrachtsschijf bedraagt 95%. Daarbij zijn voor de gaswinning in dit veld ook de kosten voor schadeherstel en versterken aanzienlijk toegenomen. Die kosten komen voor circa twee derde voor rekening van het Rijk. De factor die de heer Nijboer mist, is die van de kostenontwikkeling. 

De heren Nijboer en Koolmees hebben enthousiast gesproken over de dividenden en de raming van de dividendinkomsten. Zij hebben alvast aangekondigd dat zij hierin vasthoudend zullen zijn, omdat zij stellig van mening zijn dat deze kunnen worden verbeterd. Ik neem aan dat zij het positief vinden dat de dividenden zich positief ontwikkelen, maar zij hadden dat graag van tevoren met zekerheid geweten. Dat is natuurlijk moeilijk bij dividendramingen. Die zijn natuurlijk gebaseerd op verwachtingen. Wij kijken ernaar en wij toetsen op realisme. Wij maken inderdaad een prudente raming; dank voor het compliment van de heer Koolmees. Het is echter geen beleidsknop die je in handen hebt. Wij runnen de bedrijven niet. De sectoren waarin de bedrijven actief zijn, zijn althans voor een deel open economische sectoren. Er zit risicodragend kapitaal in die bedrijven. Ik kan dus niet, zoals bij andere onderdelen van de begroting, met een soort schijnzekerheid zeggen: ik verwacht dat de dividenden van de Gasunie zich in het komende jaar als volgt zullen ontwikkelen. Wij doen dat zo goed mogelijk, maar ik ga de Kamer geen schijnzekerheid beloven. Dat is onmogelijk. 

De heer Koolmees (D66):

Ik vraag zeker geen schijnzekerheid van de minister maar wel meer realisme. Prudent is het zeker. Het is nu al twee jaar achter elkaar zo dat de uiteindelijke raming 50% hoger is dan de oorspronkelijke raming. Vorig jaar ging het om 600 miljoen, zo zeg ik uit mijn hoofd, en dit jaar om 700 miljoen. Dat is 50% hoger, en dat zijn wel forse bedragen. Ik vind het terecht dat de minister prudent raamt, aangezien het onzekere inkomsten zijn. Het gaat over deelnemingen, en dat is altijd iets lastiger voorspelbaar dan bijvoorbeeld de ambtenarensalarissen. Dat begrijp ik. Dat je dus niet helemaal spot-on kunt ramen, begrijp ik ook. Maar een verschil van 700 miljoen vind ik wel heel erg veel geld. 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb al eerder aangegeven dat wij het preciezer willen gaan doen door echt per staatsdeelneming een zogenaamd normrendement te ontwikkelen. Daarbij kijken wij naar vergelijkbare bedrijven en vergelijkbare sectoren. Wat zou je van een bedrijf met deze balans en met deze risico's mogen verwachten? Dat normrendement maken wij ook bekend en dat staat gewoon in het jaarverslag van de staatsdeelnemingen. Per staatsdeelneming staat er: dit is de afspraak die wij hebben gemaakt. Dat is echter langjarig. Wij gaan bedrijven daarop dus niet jaarlijks beoordelen of afrekenen, maar als ze er langjarig van afwijken, hebben wij natuurlijk wel een gesprek te voeren met elkaar. Anderzijds heb ik al eerder toegezegd dat wij op het totaal van de portefeuille minder prudent zullen ramen. Dat zullen de leden ook zien in de ontwerpbegroting voor 2017. Misschien kunnen wij elkaar op dat punt ook tegemoetkomen. Wat ik niet wil doen, is per staatsdeelneming ramen. Op portefeuilleniveau, op basis van een onderliggende, betere analyse en de benadering van het normrendement kunnen wij, onderliggend, een betere inschatting maken. Die vatten wij dan geaggregeerd samen met een raming op portefeuilleniveau. Dat zal minder prudent zijn, maar ik blijf erbij dat er een grote onzekerheidsmarge is. Het karakter van bedrijven is niet zodanig dat je van tevoren kunt zeggen: ik ga dit garanderen. Dat is niet mogelijk. 

De heer Koolmees (D66):

Met deze ontwikkeling ben ik blij, maar ik zou nog één stapje verder willen gaan. Zou de minister dan ook kunnen analyseren waardoor het komt? Er zijn ook weleens tegenvallers geweest. Dat heb ik de afgelopen jaren ook gezien. De ontwikkeling van de laatste drie jaar liet echter iedere keer forse meevallers zien. Zou de minister bijvoorbeeld samen met de Miljoenennota bij Prinsjesdag een analyse kunnen sturen over hoe dit komt? 

Minister Dijsselbloem:

Dan lijkt het mij een logischer plek om dat in het volgende jaarverslag te doen. Het jaarverslag bestaat altijd uit een meer algemeen deel en een deel per staatsdeelneming. In het algemene deel kunnen wij dan een beschouwing opnemen over vragen als: hoe ramen wij? Hoever zijn wij ervan afgeweken in de afgelopen jaren, en wat waren de verklarende factoren daarvoor? 

De heer Harbers heeft gevraagd naar de redding van het ROC Leiden. Hij heeft ook een motie daarover aangekondigd. Het is waar dat van de 40 miljoen die nodig was om het ROC Leiden te redden, iets wat de VVD inderdaad niet heeft willen steunen, het grootste deel uit, naar ik meen, de macrobudgetten voor mbo-scholen komt en een kleiner bedrag van 8 miljoen wordt gehaald uit middelen voor kwaliteitsafspraken in het mbo. Toch is dat wel te motiveren. Diezelfde 8 miljoen is namelijk niet helemaal willekeurig. 8 miljoen van de benodigde middelen voor ROC Leiden was echt bedoeld als directe investering in de kwaliteit van het onderwijs bij ROC Leiden. Dat maakt dat wij het redelijk en acceptabel vinden om dat deel van het budget te halen uit de middelen voor kwaliteitsafspraken. Ik zeg erbij dat dit is besproken met de sector, want het overige deel van het budget komt uit het macrobudget van alle scholen. Alle scholen moeten dus een stukje van hun budget inleveren om het roc te kunnen redden. Dat is buitengewoon pijnlijk, maar dit is hoe het is gedekt. De sector heeft ons gevraagd ook een stukje te mogen financieren uit de kwaliteitsmiddelen om zo de andere roc's iets te ontzien in hun macrobekostiging. Wij hebben dit in overleg met hen zo gedaan. Het is ook inhoudelijk legitiem. 

Ik kom te spreken over Defensie. De heer Omtzigt zei over de Defensie-uitgaven dat de trendbreuk er nog niet is. Hij zei dat de uitgaven gaan naar 1,1% bbp en vroeg of het klopte dat dit het laagste niveau in 100 jaar is. De uitgaven van Defensie stijgen dit jaar naar 1,15% van het bbp. Daarmee is de trend gekeerd, want de twee jaren daarvoor was het 1,09% en zelfs 1,07%. Dit was voor onze kabinetsperiode. We zitten nu weer iets hoger, op 1,15%. Afhankelijk van wat we op Prinsjesdag aan extra ruimte kunnen maken voor het versterken van de Defensieorganisatie komt daar weer een klein plusje bij, maar daar kan ik natuurlijk nog niet veel over zeggen. Tot nu toe hebben we in deze kabinetsperiode circa 670 miljoen toegevoegd aan de begroting van Defensie, in een aantal stappen die begonnen met de motie van de heer Van der Staaij. 

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de regeling voor vrijwillig vertrek bij de Belastingdienst. Ik dacht dat recent uitgebreid met de staatssecretaris is gesproken over de situatie bij de Belastingdienst, inclusief de vertrekregeling. De Kamer heeft hier op 29 juni ook nog een brief over ontvangen. De continuïteit van het werk van de Belastingdienst is niet in gevaar. Dat geldt ook voor de handhaving, waar de heer Omtzigt naar vroeg. Maar om continuïteitsrisico's voor de toekomst te voorkomen, we hebben immers nog een aantal jaren aan Investeringsagenda te gaan, zijn de eerder gemaakte afspraken aangepast, in overeenstemming met een voldoende meerderheid van de vakbonden. Dit betekent dat de regeling voor vrijwillig vertrek per 1 september 2016 zal worden gesloten. 

Ik kom nog even terug op de vraag van de heer Merkies over de reeks EU-afdrachten op de aanvullende post. Die is structureel voor de effecten van de CBS-bijstelling op de EU-afdrachten voor de jaren 2016 en verder. De Kamerleden weten nog wel dat in 2015 het CBS met DNB gezamenlijk een studie heeft uitgevoerd, omdat het steeds verschillende cijfers had. Ze hebben dit gezamenlijk opgelost. Dat heeft geleid tot een opwaartse bijstelling van het Nederlandse bni. Dit is het verwachte bruto-effect van die bijstelling. De reservering zal worden geactualiseerd in de Miljoenennota, op basis van de laatste cijfers op dat moment. 

Dan kom ik te spreken over de begroting van V en J. Deze heeft op verschillende momenten veel aandacht in de Kamer gehad. Ik pak de cijfers er even bij, want daar gaat de Kamer vast naar vragen. Mij staat bij dat toen wij in het najaar een debat voerden en de Kamer zei dat er evidente risico's en problemen zaten in de begroting van V en J, ik heb toegezegd, met name naar aanleiding van een verzoek van mevrouw Schouten, om een analyse te maken. Die analyse hebben we aan de Kamer gestuurd. Wij hebben toen de begroting van V en J fors en structureel verhoogd. De oppositie riep op tot een investering van ten minste 300 miljoen voor 2016 en de jaren daarna, en die hebben we ook geleverd. Maar dat vond men vervolgens niet genoeg. Dat kan al dan niet terecht zijn, maar het was wel vreemd aangezien het in het debat dat wij in het najaar met elkaar hebben gevoerd nog om 300 miljoen ging. Uit de bedragen die in het najaar zijn vastgesteld, is 139 miljoen bestemd voor de politie en daar komt nu nog 49 miljoen bij in verband met de extra taken op dit moment. In de begrotingsbrief uit het najaar werden tevens extra middelen genoemd voor de rechtspraak en het OM, en ook die zijn dit jaar beschikbaar gesteld. De financiële problemen in 2016 zijn hierdoor beheersbaar, maar er zal tegelijkertijd op het ministerie van V en J en bij de onderdelen die daaronder vallen, hard moeten worden gewerkt aan het financieel beheer. Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt immers dat er op dat punt forse problemen zijn en die moeten echt worden aangepakt. Wij zullen vervolgens op Prinsjesdag bekijken wat er verder nog nodig en mogelijk is. 

De heer Omtzigt vroeg specifiek naar de incidentele meevallers uit schikkingen en naar de manier waarop die structureel gedekt worden. Ik heb vorig najaar een afspraak gemaakt met de minister van V en J over de incidentele inkomsten uit grote schikkingen. Die kwamen altijd binnen op de begroting van V en J, maar het is natuurlijk moeilijk om je begrotingsbeleid daar structureel op te voeren. Wij hebben daarom de afspraak gemaakt dat de inkomsten uit hoofde van die grote schikkingen voortaan ten gunste komen van het generale beeld en in ruil daarvoor is er 100 miljoen structureel toegevoegd aan de begroting van V en J. Er is dit jaar een grote schikking van 358 miljoen — 258 miljoen hoger dan geraamd — binnengekomen van het bedrijf VimpelCom. Zo'n meevaller is inderdaad incidenteel, maar dat past ook bij het karakter van schikkingen. We hebben daar geen structurele ramingen voor opgenomen, maar dat gebeurde vroeger ook niet. Als je echter zeker weet dat zo'n schikking binnenkomt en je dus zeker bent van je inkomsten, kun je die natuurlijk wel inzetten bij je begroting voor het lopende jaar. 

De voorzitter:

Voordat ik de heer Omtzigt het woord geef, wil ik erop wijzen dat het nu 20.15 uur is. Er staat nog een belangrijk debat gepland om 21.00 uur, dus ik wil zowel de minister als mijn collega's vragen om daar een beetje ruimte voor te bieden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zal mijn twee vragen in één keer stellen. Acht de minister de begroting van V en J op dit moment realistisch of moet er volgens hem bij de volgende suppletoire begroting weer geld bij voor problemen die we nu al kennen? 

Mijn tweede vraag gaat over de schikkingen. Wordt er bij die schikkingen alleen gewerkt aan winstmaximalisatie of zorgt men er ook voor dat er bij serieuze overtredingen geen vrijspraak of sepot beloofd wordt? Dit lijkt immers wel onwenselijk gebeurd te zijn bij Libor. 

Minister Dijsselbloem:

De heer Omtzigt vroeg of de begroting deugdelijk is of dat er meer geld bij moet. De begroting is deugdelijk, maar zij is niet vrij van financiële spanning. Dat geldt overigens overal voor. Ik vind de extra middelen die dit jaar naar V en J gaan, substantieel, ook al moet dat geld natuurlijk nog goed besteed worden. Tegelijkertijd moet het financieel beheer echt verbeterd worden. We zullen op Prinsjesdag bekijken wat er verder nog nodig en mogelijk is, maar we gaan er niet ad hoc nog veel geld bij doen, anders dan de gemotiveerde extra middelen die we in de Voorjaarsnota al beschikbaar stellen. 

Op het tweede punt ben ik het zeer eens met de heer Omtzigt. De inkomsten uit schikkingen mogen nooit een prikkel zijn om meer in te zetten op schikkingen dan op strafvervolging, zeker als dat laatste wel op zijn plaats is. Door die inkomsten weg te halen bij V en J, kun je dat soort conflictvermenging voorkomen. Die inkomsten kwamen vroeger binnen bij V en J, terwijl het OM onder datzelfde ministerie ressorteert. Die spanning is nu opgelost. V en J heeft er structureel 100 miljoen bij gekregen, maar de schikkingen komen bij de minister van Financiën binnen. Die heeft geen relatie met het OM, en dat hoopt hij ook zo te houden. Tenminste, hij heeft wel een relatie met het OM, maar geen verantwoordelijkheidsrelatie. 

Dat brengt mij op heel natuurlijke wijze op de vraag van de heer Merkies naar wat ik zou hebben gezegd over justitie en politie. Hij vraagt of ik kan bevestigen dat ik heb gesproken over "bedelen" en "bedelaar". Zo ja, dan wil hij graag excuses. Ik las in de krant ook dat ik die woorden gebruikt zou hebben. Ik heb het opgezocht, maar ik heb die woorden niet gebruikt. Ze zijn in het Algemeen Dagblad geïntroduceerd in een samenvatting van wat ik zou hebben gezegd of bedoeld, aldus het Algemeen Dagblad. Ik heb die woorden niet gebruikt. Ik heb na een ministerraad gezegd dat ik een beetje klaar ben met de aanhoudende roep om meer geld. Overigens is dat een bredere verzuchting van deze minister. Niet alleen in de wereld van V en J, maar overal moeten de sluizen weer open, zoals de heer Harbers dat al noemde. Dat kan gewoon niet. Zo breed staan we er helemaal niet voor. Overigens moet je ook in heel riante jaren keuzes maken. Ik vind het buitengewoon verwarrend voor de burger als hij van de baas van een belangrijke overheidsdienst hoort: "Als wij het gevraagde geld niet krijgen, is dat het begin van het einde van …", gevolgd door een heel zware term. Daar ben ik wel buitengewoon kritisch over. Ik vind dat … Voor de baas van een overheidsdienst vind ik dat buitengewoon ingewikkeld. Het waren zware woorden en dat vond ik niet correct. We zijn gewoon met elkaar in overleg over de vraag wat er de komende jaren nodig is, en dat is meer dan alleen geld. 

De heer Merkies (SP):

De minister zegt dat hij verkeerd geciteerd is. Het AD heeft het woord bedelen gebruikt, terwijl hij dat zelf niet genoemd heeft. Hij heeft wel gezegd dat hij er klaar mee was, zoals hij nu zelf ook toegaf. Hij heeft ook gezegd dat hij het daar maar bij moest laten, want dat hij anders veel lelijkere dingen zou gaan zeggen. Dat zag er wel uit als een reactie op die oproep vanuit politie en justitie om meer geld; zo is het in ieder geval gepresenteerd. Klopt dat? 

Minister Dijsselbloem:

Er waren oproepen om meer geld vanuit hele reeksen overheidsdiensten. Je ziet het gewoon gebeuren. De baas van de eerste dienst gaat in de krant staan en zegt dat hij grote problemen heeft en dat hij zijn taken niet meer kan uitvoeren als hij niet direct meer geld krijgt. Dan denkt de baas van de tweede dienst binnen een week: wacht even, dan moet ik dat ook zeggen, want anders gaat al het geld naar die eerste dienst. Dat gebeurde ook prompt. De tweede dienst stond in de krant: als wij niet krijgen wat wij hebben gevraagd, stort alles in! Prompt volgde daarna de derde dienst. Dat patroon is gewoon niet goed. Het helpt ook niet. Het kabinet neemt geen besluiten op basis van interviews in de krant, zeker niet wanneer die zijn gegeven door mensen die gewoon onder de verantwoordelijkheid van het kabinet vallen. Het is raar om in de krant te zeggen dat je er geld bij moet krijgen. Het was echt een concurrentieslag tussen deze verantwoordelijke overheidsmanagers. Dat is niet goed. 

De heer Merkies (SP):

De minister presenteert het nu als een concurrentieslag. Volgens mij hebben wij hierover eerder debatten gehad. Wij hebben erop gewezen dat het probleem zich voordoet op meerdere punten in de veiligheidsketen. In die zin denk ik dus niet dat het een concurrentieslag is. Zegt de minister dat zij dat dus niet in het openbaar mogen zeggen? Het is toch juist goed dat als jij erachter komt dat je veel taken hebt, dat je het niet redt en dat er zaken op de plank blijven liggen en als jij als hoge ambtenaar denkt dat dat aan de middelen ligt, je je daarvoor verantwoordt en dat je dat publiekelijk doet? 

Minister Dijsselbloem:

Dat is een interessant punt waar je wel een boom over kunt opzetten. Als je leiding geeft aan een belangrijke dienst in de veiligheidsketen in Nederland en je op de dag van je benoeming, de dag na de aanslagen in Parijs, zegt "ik moet nu meer geld erbij krijgen, want anders kan ik de veiligheid niet garanderen", dan is dat een enorme uitspraak. Ik vind dat zo'n uitspraak in de eerste plaats intern moet worden gedaan richting de minister tot en met de ministerraad. Het is nogal wat. Ik heb gelukkig geen herhaling van die uitspraak gehoord, maar ik denk dat het zo niet werkt. Daarmee veroorzaken we onnodig grote onrust onder mensen die zich grote zorgen gaan maken op een moment dat er meer geld komt voor de diensten. In deze Voorjaarsnota komt er weer meer geld voor de dienst. Tegelijkertijd moeten er problemen intern worden opgelost. Niet elk probleem is oplosbaar met geld en dat weet de SP ook. We pakken deze problematiek de komende tijd constructief verder aan. 

De heer Omtzigt heeft nog gevraagd naar de maatregel pensioen in eigen beheer. De Kamer heeft daarover een brief ontvangen. Daarmee worden de belastinginkomsten die anders over een lange periode uitgesmeerd zouden binnenkomen, naar voren gehaald. Dat is de systematiek. Het totaal van die reeks, dus de netto contante waarde daarvan, is nog net een plusje. Het betekent niet dat we hier ineens een geldmachine hebben gevonden. Je haalt gewoon een aantal toekomstige inkomsten naar voren. De heer Omtzigt heeft gevraagd hoe de inkomsten worden aangewend. We komen daar op Prinsjesdag op terug. De staatssecretaris heeft deze brief vooruitlopend op Prinsjesdag gestuurd, omdat hij dat had toegezegd aan de Kamer en de Kamer al meerdere keren had gerappelleerd hoe het zit met het pensioen in eigen beheer. Nogmaals, op Prinsjesdag komen we terug op de besteding van deze middelen. 

Het volgende punt betreft de inkomensontwikkeling voor eenverdieners, in het bijzonder een eenverdiener met een chronisch zieke partner. Mevrouw Schouten en de heer Omtzigt hebben hierover gesproken. De crux is natuurlijk dat de partner niet kán werken en dus niet in staat is eigenstandig een inkomen te verwerven. Wat is de inkomensontwikkeling voor deze specifieke groep? Wij beslissen in augustus over het koopkrachtbeeld. Dan kijken we ook naar groepen, vooral groepen die het moeilijk hebben. Ik zeg toe dat we dan ook aandacht zullen hebben voor deze groep. We moeten wel realistisch zijn — we hebben deze discussie vaker gevoerd — omdat het buitengewoon lastig is om zo'n zeer specifieke groep af te bakenen en op een effectieve manier te bereiken. Ik kan dus geen resultaatsverplichting aangaan, maar ik herken het probleem. We bekijken of er haalbare oplossingen zijn en komen op Prinsjesdag daarop terug. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik vind het al winst dat het kabinet het probleem onderkent. We hebben vorig jaar urenlang hierover gediscussieerd bij de herziening van het belastingstelsel, maar toen werd het probleem niet onderkend. Hoor ik de minister nu zeggen dat hij mogelijk alleen maar wil kijken naar de inkomenspositie van eenverdieners die een chronisch zieke of gehandicapte partner hebben en dat hij het gewoon accepteert dat er bij eenzelfde inkomen een verschil in de belastingheffing kan ontstaan van €8.000 à €11.000 tussen een- en tweeverdieners? 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb heel goed geluisterd naar mevrouw Schouten. Zij heeft tegen de achtergrond van het grotere issue van de inkomensontwikkeling van alleenverdieners ingezoomd op deze heel specifieke groep. Het kabinet is niet voornemens om in algemene zin in ons belastingstelsel weer van individuele belastingplichtigen naar huishoudens te gaan, naar het aanslaan van huishoudens in de belastingen. Die stap, die emancipatoir is en zich richt op arbeidsparticipatie, is jaren geleden gezet en die gaan we niet terugdraaien. Daar zullen wij het dus over oneens blijven. Wij zullen het ook oneens blijven over het belang van kinderopvang, wat mevrouw Schouten blijkbaar iets elitairs vindt en wij belangrijk vinden vanuit een oogpunt van emancipatie en arbeidsparticipatie. Daarbinnen heeft zij een heel specifiek punt gemaakt. Ik heb toegezegd dat wij met Sociale Zaken en VWS gaan kijken of we daaraan tegemoet kunnen komen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat heb ik al gekwalificeerd als winst, als een stapje in de goede richting. De minister heeft echter wel iets te nauw naar mijn verhaal geluisterd, want het ging echt over de brede groep. Ik heb wel gezegd dat ik het zeker onrechtvaardig vond in een situatie waarin er helemaal geen keuze was. Blijft staan dat het verschil wat ons betreft sowieso te onrechtvaardig is. Ik zal er in mijn tweede termijn nog op terugkomen. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben eigenlijk klaar, voorzitter. Wilt u dat ik nu al op de amendementen reageer of doen we dat in tweede termijn? 

De voorzitter:

U mag nu al reageren, als u wilt. 

Minister Dijsselbloem:

Ik kan het vrij snel doen. Er zijn drie amendementen van de heer Grashoff van GroenLinks waarvan de dekking saldoverslechtering is. Alleen al om die reden zal het kabinet die ontraden. Ik zie dat er een aantal amendementen is gericht op EZ. Ik weet niet of ik daarop moet reageren. Daar kom ik in tweede termijn op terug. Het is een mer à boire aan onderwerpen. Ik zie er hier eentje over de NVWA. Daar wordt een begrotingsreserve geplunderd. 

De voorzitter:

Prima. Laten we het dan in de tweede termijn doen. Dan hebt u er nog even de tijd voor. 

Minister Dijsselbloem:

Er is overigens nog een vraag naar aanleiding van een amendement. Misschien kan ik die nog even meenemen. Die vraag gaat eigenlijk over de asielreserve. Die wordt gebruikt als dekking, ik meen in het amendement van de heer Koolmees. De asielreserve is een begrotingsreserve specifiek bedoeld voor fluctuaties in de lastig te ramen asieluitgaven, met name de uitgaven voor opvang. Als een asielzoeker in de loop van het jaar binnenkomt, ontstaat er meteen een verplichting in de begroting BuHa-OS om een jaar lang de opvang te financieren. Die kosten ontstaan op dat moment, maar lopen ook door in het daaropvolgende jaar. De geraamde uitgaven hiervoor worden via de asielreserve meegenomen naar het volgende jaar. Het overgrote deel van de middelen is daarvoor nodig. Die kun je er dus niet uithalen, want dan hebben we gewoon te weinig geld voor het eerste jaar opvang van mensen die al binnen zijn gekomen. Daarmee is de reserve niet uitgeput, maar gegeven de vele onzekerheden wil ik haar ook niet uitputten. De asielreserve is uitdrukkelijk niet bedoeld voor de financiering van nieuw beleid. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb de minister gevraagd of hij wat preciezer inzichtelijk kan maken hoe het zit met de kosten voor asiel en de dekking uit verschillende bronnen, ook in relatie tot de asielreserve. Het kan aan mij liggen, maar dan ligt het ook een beetje aan het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Wij hebben onvoldoende inzicht in de wijze waarop de kosten en de dekking daarvan in relatie tot het OS-budget precies in elkaar steken. 

Minister Dijsselbloem:

Daar zitten eigenlijk twee vragen in. De eerste betreft de volle breedte, namelijk de vraag welke uitgaven er allemaal voor asiel of asielzoekers zijn. Die is lastig te beantwoorden, omdat sommige dingen gewoon in de bestaande budgetten zitten. Daar is geen apart geoormerkt geld voor. Dat geldt bijvoorbeeld voor een deel van de uitgaven van scholen. Dat wordt geacht voor een deel gewoon in de budgetten te zitten. Dat geldt voor een deel van de uitgaven aan de volksgezondheid. Dat zit gewoon in de budgetten. Wij verwachten van de instellingen dat zij dat binnen de bestaande middelen doen. Sommige dingen zijn heel zichtbaar op de begroting. Ze staan wel op meerdere begrotingen, maar dat is op zichzelf niet heel bezwaarlijk. Sommige uitgaven vallen onder de begroting van V en J en sommige onder andere begrotingen. 

De andere vraag is in welke mate het de begroting BuHa-OS belast. Dat kunnen wij nog een keer op papier zetten, maar dat is op zichzelf duidelijk. BuHa-OS betaalt in ieder geval twee grote dingen. Ten eerste is dat het eerste jaar opvang. Ten tweede maken wij via BuHa-OS middelen beschikbaar voor vluchtelingen in de regio. Via het noodfonds hebben wij in toenemende mate geld beschikbaar gesteld om de leefbaarheid in de kampen in Libanon en andere landen te verbeteren. Volgens mij is dat allemaal zichtbaar op de begroting van BuHa-OS. Als de heer Grashoff wat preciezer kan aangeven wat hij zoekt, kan ik bekijken of wij dat kunnen leveren, want informatie leveren is onze plicht en onze dagelijkse vreugde. De heer Omtzigt kan dat bevestigen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het is niet mijn bedoeling met de vraag om een soort ultieme doorrekening te krijgen van waar ooit maar ergens kosten verbonden waren aan vluchtelingen in reguliere budgetten. Dat ben ik volstrekt met de minister eens. Dat is een wat onzinnige benadering. Wel wil ik weten wat de kosten nu zijn voor opvang die een relatie hebben met het OS-budget, met de asielreserve, waarin op een of andere manier ook door de jaren heen geschoven wordt en waarin er sprake is van een accres op de OS-begroting en het benutten daarvan. Dat krijgen wij niet scherp. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ga nu improviseren. Ik stel voor dat ik samen met minister Ploumen een brief stuur waarin wij specificeren welke asieluitgaven op welke manier zijn gefinancierd uit de begroting BuHa-OS. Is dat de informatie die de heer Grashoff zoekt? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is ongeveer de informatie die ik zoek. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik houd van een snelle beantwoording, maar ik had over de investeringsbank wat serieuze vragen gesteld. Hoe staat het kabinet daartegenover? Daar heb ik nog graag antwoord op. 

Minister Dijsselbloem:

Ja, excuus. Ik heb hier op mijn controlelijstje nog een paar dingen staan. Laat ik eerst die investeringsbank nemen. De heer Kremers heeft deels op eigen initiatief, deels ondersteund door een aantal private partijen inmiddels een uitgewerkt plan gemaakt voor de Nederlandse Financieringsinstelling voor Economische Ontwikkeling. Dat heeft hij aan mij en minister Kamp aangeboden. Wij hebben daar positief op gereageerd. Als je de analyse maakt, zien wij ook een aantal investeringsknelpunten. Die zitten op twee verschillende terreinen. Dat zit in de sfeer van de financiering van het mkb. Wij hoeven die discussie nu niet te voeren, maar daar hebben wij allerlei instrumenten voor ontwikkeld. Toch is daar nog meer winst mogelijk. Die zit aan de kant van de grotere (semi)publieke projecten. Dan kun je denken aan duurzame energie of andere vormen van infrastructuur. 

Het voorstel behelst een beetje een big bang, althans een heel grote instelling waarin je alles samenvoegt. Minister Kamp en ik hebben positief gereageerd omdat wij denken dat knelpunten in investeringen echt een thema is. Wij denken ook echt dat er winst te halen is. Er is veel versnippering in regelingen en instellingen die op deze terreinen actief zijn. Met herschikking is er dus een efficiëntieslag te maken. Het is onze intentie om zeker nog deze kabinetsperiode naar de Kamer te komen met onze visie daarop. Ik vermoed dat dat dit najaar moet kunnen. Dat was de concrete vraag van de heer Nijboer. Dan kunnen wij misschien nog de eerste stappen zetten voor de verkiezingen. Dat doe ik ook graag, want anders ga ik mij nog vervelen. Wij moeten een beetje actief blijven. Maar collega Kamp en ik zijn zeer gemotiveerd op dit punt. 

Op mijn controlelijstje zie ik nog het thema begrotingsreserve SDE staan. De heer Omtzigt heeft gevraagd hoe het staat met het beheer daarvan. Dat is naar mijn oordeel op orde. Kunnen wij jaarlijks een overzicht krijgen van die begrotingsreserve, uitgesplitst naar wat verplicht is en wat niet? Ja, ik heb de Kamer naar aanleiding van een rapport van de Algemene Rekenkamer al in de breedte toegezegd dat wij de informatievoorziening over begrotingsreserves zullen verbeteren. Dat doen we op twee plekken. We gaan in hoofdstuk 4 van de Miljoenennota meer aandacht besteden aan het fenomeen begrotingsreserve. Meer structureel gaan we in de departementale begrotingen per begrotingsreserve meer informatie geven. Uiteraard gaat het om de vraag hoeveel er in die reserve zit maar ook om de vraag waar hij voor bedoeld is, welk deel verplicht is, welk deel niet verplicht en welke bestedingen er geweest zijn of worden voorzien. Dat type informatie gaan we echt uitbreiden; dat geldt dus ook voor de SDE-regeling. 

Ik denk dat ik daarmee mijn lijstje heb afgewerkt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, de minister gaf daarnet halve reacties op amendementen; er kwamen er een paar van mij voorbij. Ik vind het interessant om daar vragen over te stellen, maar dat wil ik best opzouten tot de tweede termijn. Dan wil ik straks wel de gelegenheid daartoe hebben. 

De voorzitter:

Ja, die gelegenheid zal ik u geven. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik had nog één vraag over de vervuiling van het ODA-budget en hoe het kabinet daar structureel mee denkt om te gaan. 

Minister Dijsselbloem:

Het financieren van de eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland uit ODA-budgetten is geen vervuiling. Dat past binnen de internationale afspraken en definities van wat ODA is. Als die definities in de toekomst in internationaal verband zouden wijzigen, dan zullen wij dat uiteraard volgen. Het is echter staand beleid van dit kabinet, en ik dacht ook van eerdere kabinetten, om de eerstejaarsopvang uit de ODA-budgetten te financieren. Ik ben het echt niet eens met de opvatting dat we een fors deel van het ODA-geld daarmee aan onszelf besteden. We hebben te maken met een humanitaire crisis. Als we een deel van het geld aan opvang in de regio besteden, dan zou het wel goed zijn, maar als we er geld voor uittrekken om hen in ieder geval in het eerste jaar goed in Nederland op te vangen, dan zou dat niet goed besteed zijn. Met die opvatting ben ik het oprecht niet eens. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Feit is natuurlijk wel dat nu ongeveer een vijfde van het budget voor de allerarmsten wordt afgeroomd om te besteden aan de opvang van vluchtelingen hier. Daarmee maak je het probleem daar wellicht groter, zodat die stroom mogelijk nog meer op gang gaat komen. Ik zou dus bijna zeggen: penny wise, pound foolish, los van wat je er inhoudelijk van vindt. Wij hebben eerder al, zelfs met de Partij van de Arbeid, een motie ingediend om het niet op deze wijze vorm te geven. Wij zullen bekijken hoe we daar op een andere manier een structurele oplossing voor kunnen vinden. Ik begrijp echter dat het kabinet daartoe niet bereid is. 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb die motie nog scherp voor de geest. Die sprak uit dat er niet zou moeten worden bezuinigd op lopende programma's bij Buha-OS. Voor zover ik kan overzien, hebben we dat ook niet gedaan. Mevrouw Schouten wees er terecht op dat we wel uit de groeiruimte putten. Elke keer als de economische groei verbetert, wordt ook structureel de begroting van BuHa-OS aangepast vanwege de koppeling met het bnp. Zo'n extra plak op de bedragen voor BuHa-OS hebben we nu inderdaad naar voren gehaald, om deze hopelijk incidentele piek in de uitgaven te kunnen dekken. Daarmee wordt overigens geen hypotheek op toekomstige groei gelegd, zoals mevrouw Schouten dat noemt. Het is groei die nu feitelijk is gerealiseerd. Als daar nog meer toekomstige groei bovenop komt, wordt het ODA-budget weer verhoogd. Dat moeten we afwachten, maar dit gaat op basis van het gerealiseerde aangepaste groeicijfer op dit moment. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. We gaan verder met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik wil u vragen om uw interrupties zeer beperkt te plaatsen. Het woord is aan de heer Merkies. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Om nog even op dat laatste punt in te gaan: het is natuurlijk wel vervuiling van het ODA-budget. Dat je aan internationale regels voldoet, wil nog niks zeggen. Die internationale regels staan helaas vervuiling van het ODA-budget toe. Die zouden dus ook moeten worden aangepast in die zin. We hebben het hier over asielzoekers, maar het komt nog boven op de vervuiling die er al was door bijvoorbeeld de missies. 

Ik kom nog even op de drie moties. Die zijn toch echt niet uitgevoerd. De minister haalt daar dan het punt bij dat er 300 miljoen is gereserveerd. Ja, maar die was er toen al. Daarna zijn die moties gekomen, waar ook door de coalitiepartijen, door iedereen dus, voor is gestemd. Dan moet je natuurlijk niet weer met die 300 miljoen op de proppen komen. Het enige wat extra is, is de 49 miljoen voor de politie. Maar dat is niet genoeg voor de politie, en we hadden ook nog het probleem van de rechtbanken en van het Openbaar Ministerie. Daar gaat de minister voor het gemak maar even niet op in. 

Er is nog het punt van de aanvullende posten. Je kunt zeggen: het is weggezet voor een bepaald doel en om die reden kan de Kamer er dus eigenlijk niks over zeggen. Ik denk dat de Kamer, ongeacht wat je ervan vindt en welke kant je uit wilt, zichzelf geen recht zou doen als ze dat zou zeggen. Je wilt toch in ieder geval de mogelijkheid hebben om het budgetrecht uit te oefenen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de reserveringen op de aanvullende posten steeds groter worden; 

constaterende dat de aanvullende posten geen deel uitmaken van het budget- en amendementsrecht; 

overwegende dat het ministerie van Financiën de aanvullende posten beheert; 

verzoekt de regering, de aanvullende posten deel uit te laten maken van de Financiënbegroting, zodat ook deze middelen onder het budget- en amendementsrecht van de Kamer vallen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 3 (34485). 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Volgens mij zijn we het ook eens, zeker toen de minister mijn woorden aanhaalde dat als er weer wat geld is, dat niet automatisch betekent dat er overal geld voor is. 

Op één punt van de beantwoording heb ik een andere lezing. Dat betreft het ROC Leiden. De minister brengt het heel logisch. Hij zegt: ook de sector zelf wil heel graag dat het voor een stukje uit de kwaliteitsbekostiging gaat, want anders gaat alles ten laste van het macrobudget. Dat geloof ik graag, want de sector wil die hele kwaliteitsbekostiging helemaal niet. De sector wil macrobudget. Als het budget voor de kwaliteitsbekostiging vermindert, wordt de sector ook minder afhankelijk van kwaliteitsafspraken. De kwaliteitsbekostiging betrof juist extra middelen voor extra kwaliteit, en was niet bedoeld als een inhaalslag voor alles wat op een instelling is misgegaan. Daarom dien ik toch maar de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er volgens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 40 miljoen euro nodig is om het ROC Leiden te redden; 

constaterende dat de minister de Kamer heeft geïnformeerd dat deze middelen zouden worden bekostigd uit het macrobudget; 

constaterende dat de minister in 2017 toch voornemens is 8 miljoen euro te halen uit middelen die bedoeld zijn voor kwaliteitsbekostiging om de redding te financieren; 

overwegende dat de problematiek bij het ROC Leiden kon ontstaan doordat onderwijsbestuurders niet de keuzes maakten in het belang van goed kwalitatief onderwijs, terwijl de kwaliteitsbekostiging dit juist wel stimuleert; 

verzoekt de regering om de kwaliteitsbekostiging in 2017 niet te verlagen en het totale bedrag voor de redding van het ROC Leiden te bekostigen uit het algemene macrobudget van de mbo-instellingen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Harbers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (34485). 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere antwoorden in een dit jaar — ik zeg het er maar heel eerlijk bij — wat saai debat over de Voorjaarsnota. De minister glimlacht nu. Onze collega's van V en J — ik kijk nu naar de Partij van de Arbeid — hebben het leuke gedeelte vorige week al gedaan. Ik ben benieuwd of de begroting van V en J, waar natuurlijk spanningen in zitten, straks ook echt realistisch blijkt te zijn. Ik vermoed dat we daar op Prinsjesdag wel achter zullen komen. 

Ik heb nog één openstaande vraag. We verschillen nog een beetje van mening over het ECB-beleid. Dat is niet nieuw. De vraag is of de 4 miljard extra die nu bij DNB wordt opgebouwd als buffer voor mogelijke tegenvallers, nog altijd voldoende is, nu de tegenvallers zich aan alle kanten lijken op te stapelen. Ik doel dan met name op de potentiële tegenvallers vanwege de QE die iedere keer groter wordt, vanwege wat er met de Italiaanse banken gebeurt en vanwege het feit dat er een negatieve rente is, waardoor het opkopen van staatsleningen een erg dure hobby wordt, ook voor een centrale bank. Dit is een scenario waar volgens mij niemand aan had gedacht. 

Ik was, net als mevrouw Schouten, eigenlijk blij verrast met het feit dat de minister zegt dat hij aandacht heeft voor de genoemde groep. Natuurlijk snappen wij de afbakeningsproblemen, maar het gaat heel specifiek om de groep alleenverdieners met een zieke partner of een partner die onvrijwillig werkloos is en eigenlijk wel wil werken. Het is bijzonder raar dat, als je één inkomen van bijvoorbeeld €40.000 hebt en geen partner maar wel kinderen hebt, je netto meer inkomen overhoudt dan als je wél een partner en hetzelfde aantal kinderen hebt. Als dan je partner weggaat of als die je komt te ontvallen, dan schiet je netto-inkomen dus omhoog, terwijl je minder monden hoeft te voeden of minder zorgkosten hebt. Dat heeft niets meer met draagkracht te maken. Hetzelfde doet zich voor met tweeverdieners. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het beschikbaar inkomen van eenverdieners in vergelijking met tweeverdieners met eenzelfde gezinsinkomen en in vergelijking met alleenstaande ouders zeer veel lager is; 

overwegende dat lang niet alle eenverdieners bewust kiezen voor het zijn van eenverdiener, door bijvoorbeeld onvrijwillige werkloosheid of langdurige ziekte van de niet-werkende partner; 

overwegende dat het belastingstelsel rechtvaardig dient te worden vormgegeven en belasting in beginsel naar draagkracht moet worden geheven; 

verzoekt de regering, te inventariseren in welke gevallen gezinnen met kinderen en een niet-werkende partner in vergelijking met een alleenstaande ouder of in vergelijking met tweeverdieners met hetzelfde totale bruto-inkomen over een lager netto beschikbaar inkomen beschikken; 

verzoekt de regering tevens, bij het Belastingplan 2017 voorstellen te doen om deze onevenwichtigheden te verkleinen of weg te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (34485). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik hoorde de heer Omtzigt zeggen: het gaat om die heel specifieke groep met een zieke partner en hele bijzondere omstandigheden. Ik hoor dit echter in de motie niet terug, want daarin wordt om generieke maatregelen gevraagd. Dat maakt het voor mij lastig om de motie te beoordelen voordat ik erover ga stemmen. 

De heer Omtzigt (CDA):

In de motie staat: langdurig zieke partner of een onvrijwillig werkloze partner. Op het moment dat je onvrijwillig werkloos bent, geen WW-uitkering hebt — in SZW-taal noemen wij dat "nug", niet uitkeringsgerechtigde — en keihard naar een baan zoekt, kom je op het gezinsinkomen te rusten. Voor die groep zouden we iets moeten doen. Dat is wat anders dan voor mensen die daar vrijwillig voor kiezen. De opmerking van minister Dijsselbloem dat het lastig is om hiertussen in de praktijk onderscheid te maken, begrijpen we. Wij vragen daarom ook om voorstellen te doen in die richting. Wij snappen dat niet het hele probleem bij het volgende belastingplan zal worden opgelost. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik zal de motie nog eens heel precies nalezen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja. Ik dank de heer Grashoff overigens voor het stellen van de vraag, want ook de toelichting is onderdeel van de wetsgeschiedenis en dit is heel precies waarvoor deze motie bedoeld is. Ik dank de minister voor de toezegging om bij de SDE+-regeling duidelijk de verplichtingen aan te geven. Dat is een grote regeling, dus ik adviseer hem om daar, en bij enkele andere grote posten in de begroting, te beginnen met verhelderen. Wij komen daar bij de AFB op terug. 

De laatste motie gaat over Italië. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Italiaanse regering maatregelen heeft genomen en wil gaan nemen om de problemen op de balans bij Italiaanse banken te mitigeren; 

overwegende dat de problemen bij Italiaanse banken bij een crisissituatie kunnen resulteren in een domino-effect voor Nederlandse banken met alle economische gevolgen van dien en voor de Nederlandse economie; 

verzoekt de regering, te onderzoeken welke risico's er voor Nederland zijn van de situatie bij Italiaanse banken, zo mogelijk maatregelen te nemen om deze risico's te beperken en er zorg voor te dragen dat afgesproken regels binnen de bankenunie — zoals bail-in— ook worden toegepast bij Italiaanse banken; 

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover in het geval van calamiteiten onmiddellijk te informeren en anders sowieso binnen een aantal weken te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34485). 

De heer Merkies (SP):

Ik hoorde de minister eerder zeggen: volgens de staatssteunregels. Ik had die vraag nog willen stellen, maar ik heb maar een paar interrupties. Dat is wel een interessant gegeven. Als je alleen maar "bail-in" zegt, wil je het niet via de zwakkere staatssteunregels, maar via de volledige diepe bail-in, volgens de BRRD. Ik neem aan dat de heer Omtzigt daaraan ook denkt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, in principe houden we ons, zoals de minister overigens heeft toegezegd, aan de regels die we hebben afgesproken. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik als volgende spreker het woord aan de heer … 

De heer Merkies? 

De heer Merkies (SP):

Ja, maar goed, er zijn ook regels afgesproken over de staatssteunregels. Hier doelt de heer Omtzigt dus op de BRRD. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, ik bedoel de BRRD. Ik bedoel ook, zo heb ik de minister begrepen, dat wij ons aan de staatssteunregels houden. Zoals de heer Merkies weet, had ik grote zorgen bij het systeem van senior/junior bonds met garanties op senior bonds, dat snel is doorgevoerd toen het nog net kon, eind vorig jaar. 

De voorzitter:

Goed. Als volgende spreker geef ik het woord aan de heer Nijboer. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Hoewel ik persoonlijk een liefhebber ben van wat fellere debatten op het scherpst van de snede, is het voor het begrotingsbeleid denk ik aardig dat wij vandaag een rustig debat voeren. Dat is ook wel de verdienste van vier jaar verantwoord begrotingsbeleid. Ik zie de heer Merkies een beetje moeizaam kijken. De zaken die moeten gebeuren, zoals het asielbeleid en de vluchtelingen, de problemen in Groningen, de huurtoeslag, moeten zonder turbulentie op de begroting kunnen worden opgevangen. Toch is er vandaag ook weer een stap gezet. Ik heb een pleidooi gehouden voor een investeringsbank en ik heb het kabinet daar heel positief op horen reageren. De minister wil nog tijdens deze kabinetsperiode stappen zetten om het mkb beter te financieren en om niet alleen grote infrastructurele projecten, maar vooral ook projecten die de duurzame economie stimuleren, tot wasdom te brengen. Ik zie dat met vertrouwen en grote belangstelling tegemoet. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik nodig u van harte uit om straks nog even te blijven zitten voor een scherp debat. Ik geef nu graag het woord aan de heer Koolmees. 

De heer Koolmees (D66):

Dank voor de uitnodiging, voorzitter. Ik heb helaas andere verplichtingen! 

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik dank hem ook voor de toezegging om een raming te maken van de dividenden van de staatsdeelnemingen en daarover te rapporteren in het jaarverslag. Dat bespaart de heer Nijboer en mij weer een motie waarmee we de minister om de oren hadden willen slaan. Door deze toezegging hoeft dat niet, dus ik dien de motie niet in. 

Het snel naar school laten gaan van asielkinderen is echt een politieke keuze, wat mijn fractie betreft. Dat zou 16 miljoen kosten volgens ons amendement. De asielreserve is daar ook voor bedoeld; het is althans een politieke keuze om die daarvoor in te zetten. Het past binnen de begrotingsregels, dus er zijn geen technische belemmeringen om de reserve daarvoor in te zetten. Daarom zullen wij dit amendement in stemming brengen. We hopen natuurlijk op brede steun in deze Kamer om dit op te lossen, zodat kinderen inderdaad snel naar school kunnen en snel kunnen meedoen in de Nederlandse samenleving. 

Tot slot kom ik op de investeringsbank, de NFEO. Het kabinet heeft daar positief op gereageerd. Ik ben zeer benieuwd naar de nadere stappen die worden gezet. Ik ben ook positief over een kabinetsvisie in het najaar, want ik denk dat het heel verstandig is om dit soort investeringen los te trekken. Ik ben dus zeer benieuwd waar het kabinet mee komt. Ik kijk daar met veel belangstelling naar uit. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de toezegging dat er eindelijk gekeken gaat worden naar het doorgeschoten individualiseringsdenken ten aanzien van het eenverdienerschap en het tweeverdienerschap. Wat ons betreft, is het probleem echter nog iets fundamenteler en gaat het niet alleen om chronisch zieke en gehandicapte partners en om zieke kinderen. Daar is de onrechtvaardigheid zeker het grootst, maar ik denk ook aan al die andere mensen, die bijvoorbeeld geen uitkering hebben en daardoor nugger zijn. Die komen helemaal niet in beeld. Ik denk ook aan mensen die zorgtaken hebben voor hun ouders of voor hun geliefden. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de inkomenspositie van eenverdieners achterblijft bij die van andere groepen; 

overwegende dat voor veel eenverdieners meer werken niet automatisch betekent dat ze er netto op vooruitgaan; 

van mening dat dit niet rechtvaardig is, temeer daar het kostwinnerschap niet altijd een vrijwillige keuze is, vanwege bijvoorbeeld een chronisch zieke of gehandicapte partner; 

verzoekt de regering, bij de koopkrachtbesluitvorming in augustus maatregelen te nemen teneinde de inkomenspositie van eenverdieners significant te verbeteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34485). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik dien deze motie ook in om te voorkomen dat we straks nog meer werkende armen krijgen. 

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over mijn tweede punt. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de motie-Nijboer/Harbers (21501-07, nr. 1356) is aangenomen, die de regering verzoekt voor de begrotingsbehandeling van OCW voorstellen te doen om gelijke onderwijskansen voor ieder kind en elke jongere te verbeteren en te garanderen; 

overwegende dat het beroepsonderwijs en het onderwijs gericht op praktische vaardigheden bijdraagt aan de emancipatie van bepaalde groepen kinderen en jongeren die minder tot hun recht komen in het theoretisch onderwijs; 

verzoekt de regering, voor de begrotingsbehandeling van OCW in het kader van gelijke onderwijskansen concrete voorstellen te doen voor investeringen in het beroepsonderwijs en het onderwijs gericht op praktische vaardigheden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 8 (34485). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Tot slot. Ik zal de minister morgen niet meer zien, want ik heb morgenochtend keuze uit drie debatten. Ik moet dus helaas verstek laten gaan bij het AO Ecofin. Ik dank de minister voor zijn inzet dit jaar en ik wens hem deze zomer eindelijk eens veel rust toe, als Griekenland en Groot-Brittannië niet te veel gaan opspelen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording, maar hij heeft geen vragen van mij beantwoord, op één na. Ik had ook maar één vraag, maar die is uiteindelijk bij interruptie nog beantwoord dus dat is prima. Ik ben blij met de toezegging dat er wat scherpere helderheid komt rondom de ODA-budgetten. Ik heb intussen begrepen dat ik niet de enige ben die er niet helemaal wijs uit kon worden. Dat neemt niet weg dat ook wij de mate waarin het vluchtelingenvraagstuk nu op het ODA-budget drukt buiten proporties vinden, ongeacht de internationale afspraken die er zijn. Daarmee sluit ik aan bij de opmerkingen van mevrouw Schouten, maar ook wij hadden dat al eerder gezegd. Wij vinden dat wij daar iets aan moeten doen. Wij zullen dit punt nog eens bezien en er eventueel bij de begrotingsbehandeling op terugkomen. 

Voor het overige heb ik een aantal amendementen ingediend waarvan de minister met een half woord zei dat hij die absoluut zou ontraden, hetgeen mij niet geheel verbaast. Dat neemt niet weg dat wat ons betreft de discussie zou moeten gaan over de wijze waarop wij investeren in de duurzame toekomst van dit land en niet zozeer over de exacte interpretatie van de wijze waarop een begrotingsregel op deze bedragen moet worden toegepast. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik kijk even of er een logische volgorde is voor de behandeling van de amendementen, want het zijn allemaal amendementen op departementale begrotingen. Het lijkt mij het beste om de romeinse cijfers van de begrotingen aan te houden. Ik begin dan met het amendement van het lid Van Meenen op stuk nr. 4 (34485-VIII). Op basis van dit amendement wordt geld vrijgemaakt voor onderwijs voor asielkinderen. Ik hoorde de heer Koolmees zeggen dat met het amendement wordt beoogd dat het onderwijs snel beschikbaar moet komen. Ik denk dat dit geen kwestie van geld is. Er zijn middelen beschikbaar gesteld door OCW, ook additionele middelen, voor onderwijs aan vluchtelingenkinderen. Voor een groot deel gaat het om leerplichtige kinderen. Daar is altijd geld voor beschikbaar. Boven op de reguliere bekostiging zijn er nieuwkomersregelingen voor de scholen, om snelle integratie in het onderwijs te bevorderen. Ook hebben wij nieuwe maatwerkregelingen. Men moet mij niet vragen naar de details van deze regelingen. De minister van Onderwijs kan die uiteraard wel verschaffen. Vrijwel alle kinderen gaan binnen drie maanden naar school; de meeste kinderen ver binnen deze termijn. Als het knelpunt is dat het niet snel genoeg gaat, dan is dat geen kwestie van geld, maar mogelijk een kwestie van praktische en organisatorische problemen. De Kamer ontvangt binnenkort van de staatssecretaris van OCW een brief over de stand van zaken in het asielzoekersonderwijs. Er is dus een brief onderweg. In dat licht heb ik een negatief oordeel over het amendement op stuk nr. 4. Het additionele geld is naar ons oordeel echt niet nodig. Als het knelpunt het tempo is, dan is dat niet op te lossen met geld. Dat is een kwestie van organisatie. Nogmaals, over dat thema ontvangt de Kamer een brief. Ik moet het amendement ontraden. 

Ik ga nu in op het amendement van de leden Geurts, Omtzigt, Dijkgraaf en Dik-Faber op stuk nr. 5 (34485-XIII) inzake de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Ik heb een opmerking over de inhoud en over de dekking. Met de extra bijdrage voor de NVWA die in de Voorjaarsnota geregeld is, wordt nu juist voorkomen dat de NVWA inefficiency doorrekent aan het bedrijfsleven via retributies. Met andere woorden: de knelpunten worden juist bewust niet verdisconteerd in de retributies die het bedrijfsleven moet betalen. Dat zou ook niet juist zijn. Het kabinet vindt het niet nodig om additioneel geld vrij te maken om de retributies voor het bedrijfsleven nog verder te drukken. De dekking van het amendement wordt gehaald uit de begrotingsreserve apurement. Die begrotingsreserve wordt aangelegd omdat er grote bedragen aan Europese subsidies lopen via de EZ-begroting. Daar zit altijd onzekerheid aan, omdat dat moet worden verantwoord en de EU altijd een deel kan terugvragen als het niet juist is besteed of verantwoord. In dat licht wordt er op de begroting een reserve aangehouden van ten minste 10%. Dat komt neer op 90 miljoen. Een lagere reserve acht ik echt onverantwoord in verband met de mogelijke EU-correcties. Ik vind de dekking uit deze begrotingsreserve dan ook ondeugdelijk. Ik ontraad dit amendement dus. 

Dit motiveert mij wel om bij de Miljoenennota nog eens specifiek aandacht te geven aan begrotingsreserves, want het is echt belangrijk dat die worden aangelegd. Er zitten gewoon onzekerheden en risico's in begrotingen en daarvoor zijn die reserves. Dat zijn middelen die specifiek apart worden gezet. De Kamer wil nu een traditie ontwikkelen en zeggen: daar is een begrotingsreserve, dat geld is over en daar kunnen we dus amendementen mee dekken. Maar dezelfde Kamer en ook dezelfde heer Omtzigt hebben aan mij gevraagd om de risico's op de rijksbegroting eens in beeld te brengen en daar verstandig risicobeleid op te voeren. Dat doen we via de aanleg van begrotingsreserves. Dus je kunt daar dan niet weer ad hoc geld uithalen voor op zichzelf legitieme doelen, want dan worden de risico's weer veronachtzaamd. 

Nu kom ik op amendement op stuk nr. 5 (34485-VII) van het lid Arib c.s. Ik weet niet, voorzitter, of u mijn advies daarop wilt hebben, want alleen al die ondertekening betekent dat ik het oordeel hierover volledig aan de Kamer overlaat. 

De voorzitter:

Heel verstandig, dank u wel. 

Minister Dijsselbloem:

Dan de amendementen van het lid Grashoff. Ik dacht dat ik er net drie had, maar ik heb er nu nog maar twee voor mij liggen. Ergens in het proces ben ik er dus één kwijtgeraakt. Ik heb ze allemaal aan mijn ambtenaren gegeven, maar ik mis nu nog één amendement van de heer Grashoff. Ik heb hier het amendement op stuk nr. 5 (34485-VIII) dat gaat over extra geld voor het primaire onderwijs wegens vluchtelingenkinderen. Ik heb daar net al een inhoudelijk oordeel over gegeven. De dekking is hier het EMU-saldo. Deze dekking is onjuist en het amendement is inhoudelijk niet nodig. Daarom ontraad ik dit amendement. 

De voorzitter:

Minister, als u het mij toestaat, geef ik de heer Grashoff even het woord over dit amendement. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

We kunnen natuurlijk even koekhappen over de dekking. Ik snap de minister wel, maar ik toch even ingaan op de inhoud van dit amendement. Er ontstond net ook even een discussie over het amendement-Van Meenen dat voor een deel dezelfde bedoeling heeft, hoewel ik dit amendement op primair onderwijs richt en de heer Van Meenen zijn amendement op primair en voortgezet onderwijs. Het vraagstuk is dat er een tweede jaar bekostiging zou moeten komen, ook op wens van de Kamer. In die bekostiging voor het tweede jaar lijkt wel te zijn voorzien vanaf 2017. Dat maak ik op uit de brief van de staatssecretaris van Onderwijs. Het probleem bestaat echter al in 2016. Dat is het risico dat zo'n jojo met zich meebrengt. De bekostiging stopt nu voor bepaalde leerlingen en begint weer per 1 januari 2017. Dat gat is 8 miljoen in het primair onderwijs. Daar heb ik dat bedrag gezien. Ik herkende dat bedrag ook in het amendement van de heer Van Meenen. Dat wilde ik even zeggen over de inhoud. Wellicht dat dit een andere invalshoek biedt dan tot nu toe. 

Minister Dijsselbloem:

Ik herken de beschrijving van de heer Grashoff oprecht niet. Voor het eerste jaar is er aanvullende bekostiging. Voor het overige zijn er specifieke uitkeringen. Bovendien is er het reguliere budget. Naar ons oordeel is er verder gewoon geen probleem in de bekostiging van de scholen. En over de dekking heb ik al geoordeeld. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Op zich kan ik mij dit voorstellen, want dit is heel specifiek een onderwijsgerelateerde discussie. Maar het probleem is er wel. Dus ik denk dat het dan verstandig zou zijn als de minister dit amendement nog eens even zou voorleggen aan de staatssecretaris van Onderwijs. Die zal mijn redenering in elk geval wel herkennen. Of hij het ermee eens is, is nog een andere vraag. Maar dan weten we in elk geval waar het echt over gaat. 

Minister Dijsselbloem:

Daar ben ik altijd graag toe bereid — een collega moet dan wat werk verzetten — maar wij moeten er morgen wel over stemmen, dus het wordt een heel kort en zakelijk briefje van de staatssecretaris van Onderwijs op dit specifieke punt. De heer Grashoff zegt dat er een bekostigingsgat valt omdat iets vanaf 2017 wel geregeld is wat nu nog niet geregeld is. Dat geldt ook voor het amendement van de heer Koolmees, nee, Van Meenen. Dit moet morgenochtend al bij de Kamer zijn, zodat wij wel kunnen stemmen. 

De voorzitter:

Wij zullen dit doorgeleiden naar het kabinet. 

De heer Koolmees (D66):

Dat zit daar in vak-K! 

Minister Dijsselbloem:

Nee hoor voorzitter, ik vind het fijn dat u dat doet. 

Ik kom op het amendement van de heer Grashoff op stuk nr. 4 (34485-XV) waarmee het bedrag voor inburgering moet worden verhoogd. De heer Grashoff is van mening dat er te weinig geld voor is gereserveerd. Het kabinet is het met die analyse niet eens. De dekking uit het saldo is heel aantrekkelijk, maar komt toch weinig serieus over. Het kabinet vindt dat niet verstandig. Dat geldt ook voor het amendement inzake duurzame energievoorziening op stuk nr. 4 (34485-XIII). De SDE-regeling wordt gedekt door bijdragen in de vorm van een opslag op de energierekening. Ik geloof niet dat daar zodanige knelpunten zijn dat wij daar extra geld naartoe moeten schuiven. Er wordt gesproken van investeringen die ten goede komen aan het klimaat. De SDE-regeling is daar voor, dus blijkbaar zijn wij dan alleen maar meer geld naar een potje aan het schuiven waar op dit moment geen knelpunt is. Er zit voldoende geld in voor precies dit doel. Ik begrijp de noodzaak en de logica van het amendement dus niet. En de dekking is opnieuw het saldo. Het saldo is in veilige handen bij GroenLinks. Dat kunnen wij vandaag vaststellen. 

De voorzitter:

Ik vraag de heer Grashoff om alleen te interrumperen als het echt heel urgent is. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil echt iets over dat saldo zeggen. Ik stel niet voor om ten principale iets ten laste van het saldo te doen, maar ik constateer dat het saldo gedurende het jaar in positieve zin is bijgesteld. Het is de optelsom van mee- en tegenvallers. Het lijkt mij niet onlogisch en ook een politieke keuze of je ze wel of niet wilt inzetten. De minister wil dat niet. Dat is zijn politieke keuze en dat is iets anders dan dat het niet zou kunnen en dat het totaal absurd zou zijn. De keuze van GroenLinks is om dit verschil wel degelijk te benoemen als besteedbaar geld. 

Minister Dijsselbloem:

De heer Grashoff heeft volstrekt gelijk, dus mijn flauwe grapje was ongepast. Het is gewoon een politieke keuze of je deze zaken zo veel prioriteit geeft dat je daarvoor het saldo iets laat oplopen. Om die reden zal het kabinet deze dekking niet steunen. Ook wij stellen een aantal prioriteiten, maar wij willen het saldo ook verder laten verbeteren. Het is een politieke afweging. 

Ik zou bijna weer de vraag van de heer Omtzigt vergeten over de voorziening die de Nederlandsche Bank treft. Het is een voorziening die samenhangt met de risico's die ook bij DNB kunnen neerslaan van het zogenaamde QE-programma: het monetaire beleid van de ECB. Voor deze risico's hebben wij met de Nederlandsche Bank afgesproken dat hij in onafhankelijkheid vaststelt hoe hoog ze zijn. Daar heeft de bank een risicomodel voor. Binnen de bank wordt daar een reservering voor gemaakt. Ik zeg dat zo scherp omdat bij andere risico's, die samenhingen met politieke beslissingen, namelijk over de reddingsprogramma's voor Griekenland et cetera, wij DNB een garantieregeling hebben geboden. Maar dat doen wij hier ten principale niet. Dit gaat echt om monetair beleid dat de monetaire autoriteiten in volstrekte onafhankelijkheid moeten kunnen voeren. Dat kan dus niet gedekt worden door een garantieregeling van de overheid. Maar ja, het betekent wel dat de Nederlandsche Bank daarvoor moet kunnen reserveren. 

Het bedrag dat de Nederlandsche Bank op basis van de risicomodellering heeft bepaald, is adequaat. Dat is gelijk het antwoord op de vraag van de heer Omtzigt of het wel voldoende is. Mocht het monetair beleid verder wijzigen, uitgebreid worden of langer worden voortgezet dan nu is voorzien, kan het zijn dat dit bedrag omhoog moet en dat er meer moet worden gereserveerd. Overigens leidt het monetair beleid ook tot winst. Het leidt zelfs tot forse winsten bij centrale banken, want men koopt immers waardepapier waar een rendement op zit. Dat papier komt op de balans te staan en daaruit komen inkomsten, wat weer betekent dat de risicoreservering tegenover hogere winsten staat. DNB gaat die voorziening in een vrij korte tijd met grote stappen van 500 miljoen per jaar opbouwen. Als die voorziening eenmaal opgebouwd en adequaat is, gaat er weer een grote dividendstroom naar Financiën. 

Voorzitter. Ik ga verder met de moties. Ik heb er zes, waarvan de eerste is ingediend door de heer Merkies op stuk nr. 3. Deze motie gaat over de aanvullende post. Je zou kunnen zeggen dat het een principieel punt is, omdat het aan de systematiek van de aanvullende post raakt. De heer Merkies zegt dat de Kamer volledig budgetrecht en amendementsrecht moet hebben, zeker nu die aanvullende post steeds groter wordt. Er is echter wel degelijk volledig budgetrecht op deze reservering, want budgetrecht wil zeggen dat wij alleen uitgaven kunnen doen na goedkeuring van de Kamer. Deze middelen moeten wij vanaf de aanvullende post eerst naar begrotingsartikelen overboeken. De Kamer zal dat zien, want dat komt terug in de begroting of een suppletoire begroting. Als wij bijvoorbeeld middelen overboeken naar OCW, kan de Kamer op het moment dat dat wordt opgenomen in de begroting, zeggen dat zij het daarmee niet eens is en dat zij daarvoor geen toestemming kan geven omdat zij het geld ergens anders voor wil aanwenden. Het budgetrecht, het vereiste dat de Kamer voor uitgaven of een andere prioritering groen licht moet geven, blijft dus bestaan. 

Als de heer Merkies het moment niet wil afwachten dat de aanvullende post wordt overgeboekt naar een begrotingsartikel omdat hij daar nu al invloed op wil hebben, kan hij dat per motie doen. Hij kan in een motie aangeven dat hij een bepaalde reservering niet juist vindt of dat het geld nu al moet worden overgeboekt naar OCW of een andere begroting. Met zijn welnemen zou ik echter wel het mechanisme van de aanvullende post willen behouden, want het stelt ons echt in staat om middelen pas aan departementen ter beschikking te stellen wanneer er plannen liggen die zijn goedgekeurd in de ministerraad en de uitgaven op korte termijn zijn voorzien. Op onderdelen is dat nu nog niet zo. Ik zeg de heer Merkies toe dat ik kritisch zal blijven kijken naar de omvang van de aanvullende post. Er zitten nu een paar grote factoren in. Die hebben te maken met de grote investeringsagenda van de Belastingdienst en de middelenstroom naar OCW vanuit de inkomsten die op een gegeven moment uit het sociaal leenstelsel zullen komen. Ik zeg toe dat ik hiernaar kritisch zal kijken om ervoor te zorgen dat de aanvullende post niet verder groeit. Ik kan er nu geen precies getal aan hangen, maar ik begrijp zijn punt dat in ieder geval het amendementsrecht wordt beperkt als er steeds meer middelen apart worden gezet. Met dit pleidooi wil ik de Kamer zover krijgen dat wij de systematiek van de aanvullende post behouden. Ik ontraad daarom de motie op stuk nr. 3. 

De heer Harbers heeft op stuk nr. 4 een motie ingediend over het ROC Leiden. Hierover is veel gesproken in de Kamer en in de commissie OCW met de minister van OCW. De heer Harbers legt mij de achtergrond uit waarom onderwijsinstellingen dit te willen. Ik weet niet of dat juist is. Misschien projecteert hij wel zijn slechtste gedachten op onschuldige onderwijsbestuurders! Maar misschien heeft hij gelijk. Ik wil daarvan abstraheren: dit is de dekking die het kabinet voorstelt. De kwaliteitsuitgaven worden gedekt uit de kwaliteitsmiddelen en om die reden ontraad ik de aanneming van de motie. 

Het lid Omtzigt heeft op stuk nr. 5 een brede motie ingediend over alleenverdieners en gezinnen met kinderen en niet-werkende partners. De analyse die in deze motie wordt gevraagd, hebben wij naar ik meen niet zo lang geleden gedaan in een uitgebreide brief, met de titel "kabinetsreactie CPB-notitie doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens"; op dit exemplaar heb ik geen datum meer staan. In die brief ziet men de verschillen tussen alleenstaande ouders, gezinnen met een alleenverdiener en tweeverdieners. Die analyse gaan wij dus niet opnieuw maken. Wij gaan ook niet in den brede compenserende maatregelen nemen voor alleenverdieners. Ik vind overigens dat die brief ook laat zien dat je echt wel een discussie kunt voeren over de harde noodzaak daartoe. Die hoeven wij nu niet te herhalen. Ik houd mijn toezegging overeind dat wij gaan kijken naar de specifieke situatie van alleenverdieners met een chronisch zieke partner, omdat dat een bijzondere omstandigheid is en omdat de keuzevrijheid van mensen er in die gevallen niet is vanwege bijzondere omstandigheden. Daar gaan wij naar kijken. 

De motie op stuk nr. 6 van de heer Omtzigt gaat over Italiaanse banken. 

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, ik zie u naar de microfoon lopen, maar u hebt een uitgebreide tweede termijn gehad en daarvoor zelfs meer tijd gebruikt. Dit is geen derde termijn. U mag de motie intrekken of aanhouden en daarvoor naar de microfoon komen, maar geen derde termijn houden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wilde alleen vragen of wij dat dan voor Prinsjesdag krijgen. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ga proberen om niets toe te zeggen vóór Prinsjesdag. 

De heer Omtzigt (CDA):

Op Prinsjesdag. 

Minister Dijsselbloem:

Op Prinsjesdag zullen wij op dit onderwerp ingaan. Zoals gezegd, kan ik nu niet beloven dat wij hiervoor adequate en gerichte maatregelen kunnen ontwikkelen, maar wij gaan er serieus naar kijken en komen er dus op terug met Prinsjesdag. 

De motie-Omtzigt op stuk nr. 6 over Italiaanse banken moet ik ontraden. De Italiaanse regering heeft een aantal maatregelen genomen, waarover ik de Kamer al heb geïnformeerd. Ik lees hier dat de regering nog meer maatregelen wil nemen. Daar wordt veel over gesproken. Er wordt dus ongetwijfeld naar gekeken, maar wij weten er echt niets van. In de motie wordt verder gesproken over een domino-effect naar Nederlandse banken. Die voorzie ik niet. Wij hebben helder beleid voor de wijze waarop banken hun balansen moeten versterken, hoe zij verliezen moeten nemen en, indien het nog somberder is, hoe resolutie moet plaatsvinden, dus hoe banken moeten worden afgewikkeld met bescherming van deposito's, et cetera et cetera. Ik voorzie dus geen domino-effect. Ik voorzie een beheerste aanpak, die ingewikkeld is en waarbij verliezen moeten worden geleden. Maar de grote vraag is: wie draagt de verliezen? Om die reden ontraad ik de motie. Mochten zich daar grote calamiteiten voordoen, dan zal ik de Kamer uiteraard informeren, dat zeg ik zonder meer toe. 

De motie op stuk nr. 7 van mevrouw Schouten gaat eveneens over de inkomenspositie van eenverdieners. In deze motie wordt wel specifiek aandacht besteed aan de problematiek van de chronisch zieke of gehandicapte partner, maar vervolgens, na "verzoekt de regering", gaat het weer breed over de inkomenspositie van eenverdieners. Daarover heb ik dus hetzelfde oordeel als over de motie van de heer Omtzigt. Ik ontraad de motie en houd mijn toezegging overeind. 

In de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Schouten wordt eigenlijk gezegd: u moet de motie-Nijboer/Harbers uitvoeren. Dat is de regering ook van plan. Wij zullen daarop terugkomen op Prinsjesdag. Daarom is deze motie echt overbodig. Ik weet niet of wij, onder het nieuwe beleid van de Kamer, daarvan moeten maken dat ik de motie overneem, maar eigenlijk vind ik haar echt overbodig. Er is een aangenomen motie van de collega's van mevrouw Schouten, en ik begrijp gewoon niet waarom mevrouw Schouten er dan overheen komt met een nieuwe motie. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat misverstand zou ik graag wegnemen, want ik wil niet over mijn collega's heen gaan. Het is eigenlijk een precisering van de invulling van de motie-Nijboer/Harbers. Bij het tegengaan van ongelijkheid hebben wij natuurlijk heel veel opties. Deze motie vraag specifiek om naar het beroepsonderwijs en het onderwijs gericht op praktische vaardigheden te kijken. 

Minister Dijsselbloem:

Ja, maar dat vult de motie Nijboer/Harbers al specifiek in, zonder dat overigens precies te onderbouwen. Maar dat gaat nu misschien te ver; het is ook een debat dat met de minister van OCW gevoerd moet worden. De motie-Nijboer/Harbers is aangenomen en ik heb dus ook toegezegd deze voorop te zullen stellen en te bezien wat met die opdracht nodig en mogelijk is. We komen daar op Prinsjesdag op terug. Dan kan mevrouw Schouten alsnog beoordelen of dat inhoudelijk naar wens is. Daarom ontraad ik deze motie. Misschien kan mevrouw Schouten haar aanhouden. 

Dan … 

De voorzitter:

Wilt u haar aanhouden of intrekken, mevrouw Schouten? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Daar ga ik nog heel even over nadenken. 

Minister Dijsselbloem:

Daarmee heb ik alle zes de moties, behandeld, voorzitter. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank alle woordvoerders zeer voor hun bijdrage en de minister voor alle antwoorden. We zullen morgen stemmen over de moties en de amendementen die zijn ingediend. 

De vergadering wordt van 21.24 uur tot 21.27 uur geschorst. 

Naar boven