12 Wet natuurbescherming

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming) ( 33348 ).

(Zie wetgevingsoverleg van 15 juni 2015.) 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris hartelijk welkom. Fijn dat u weer bij ons bent. U mag ook vanavond bij ons zijn in dit gebouw. We hebben een hele dag vol amusement voor u ingepland. Mooier kan het eigenlijk niet. 

Maar liefst dertien Kamerleden zullen het woord voeren. Dat is nogal wat. Ik doe daarom een dringend beroep op iedereen om kort en puntig te formuleren en om de teksten nog eens kritisch tegen het licht te houden. U hebt al een wetgevingsoverleg gehad van tíén uur en we hoeven dingen ook niet te herhalen. Alles wat u al hebt gezegd, hoeft echt niet nog een keer gezegd te worden. Wees kritisch op uw eigen tekst en wees kort en puntig in uw interrupties. 

Mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie gaat het goede voorbeeld geven. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter, ik ga mijn best doen. 

Vorige week eindige ik mijn bijdrage aan het wetgevingsoverleg met een referentie aan de groene encycliek van de paus die op dat moment nog moest verschijnen, maar inmiddels al is verschenen. Het pauselijk schrijven viel direct op door zijn unieke radicale insteek tegen klimaatverandering en voor het behoud van onze kwetsbare schepping, Gods schepping. In Romeinen 8 staat het treffend omschreven: De schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Dat waren profetische woorden van Paulus die in de Bijbel, Gods woord, zijn opgeschreven. Dat geldt ook voor de woorden van paus Franciscus van vorige week. Hij zei: ons huis wordt verwoest en dat schaadt iedereen. Juist daarom vind ik het mooi dat in de wet de intrinsieke waarde van de natuur een plek heeft gekregen. 

Gisteren heeft de rechter bepaald dat de Nederlandse overheid ervoor moet zorgen dat de uitstoot van CO2 in 2020 met zeker 25% is gedaald ten opzichte van 1990. Dit is een belangrijke uitspraak die mijns inziens niet los kan worden gezien van de wijze waarop we met de natuur in ons land moeten omgaan. In de Rijksnatuurvisie gaat de staatssecretaris hier ook op in. Volgens haar moet er in het natuurbeleid aandacht zijn voor klimaatadaptie. In dat licht heeft mijn fractie het amendement op stuk nr. 75 ingediend, niet om daarmee vast te leggen dat de nationale natuurvisie zelf een aanpak zou moeten formuleren om klimaatverandering tegen te gaan, maar om ervoor te zorgen dat het natuurbeleid wordt vormgegeven in samenhang met het bestaande beleid om te komen tot een aanpak om klimaatverandering tegen te gaan. Ik heb de tekst van dit amendement op een enkel onderdeel verduidelijkt naar aanleiding van de reactie van de staatssecretaris. Ik hoop daarom nu op een positieve reactie van haar zijde. 

Een punt van zorg blijft voor mij de spanning tussen de resultaatverplichting van het Rijk en de inspanningsverplichting van de provincies. De ChristenUnie-fractie is een groot voorstander van de decentralisatie en wil de provincies ook echt alle mogelijke ruimte geven om op eigen wijze en misschien ook wel een beetje eigenwijs invulling te geven aan hun verplichtingen. Tegelijkertijd moet de staatssecretaris ook daadwerkelijk in staat gesteld worden om te sturen op de resultaten en het behalen van de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarom heb ik het amendement van de heer Grashoff medeondertekend dat de minister van Economische Zaken in het uiterste geval de mogelijkheid geeft om nadere regels te stellen aan de provinciale natuurvisie, indien het Rijk anders ernstig in gebreke zou dreigen te blijven ten aanzien van internationale verplichtingen, met mogelijk flinke financiële consequenties. 

Een ander punt betreft de monitoring. Het is goed dat Rijk en provincies gezamenlijk afspraken maken over een eenduidige monitoringsystematiek, om onduidelijkheid hierover te voorkomen. Dat is ook een belangrijk onderdeel van de resultaatsverplichting en van de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk. Ik heb daarom het amendement van mevrouw Van Veldhoven over de monitoringsystematiek medeondertekend. 

Tijdens het wetgevingsoverleg had ik met de staatssecretaris een discussie over de verdeling van verantwoordelijkheden. De staatssecretaris zei toen dat ze het per onderwerp ging bespreken met de provincies en dat zij de Kamer op de hoogte zou houden. Het gaat mij erom dat er tegenover deze Kamer en tegenover Provinciale Staten duidelijkheid ontstaat over wie waarvoor verantwoordelijk is en wie waarop aanspreekbaar is. Vandaar dat ik de volgende motie wil indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Tweede Kamer en Provinciale Staten gebaat zijn bij duidelijkheid over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en provincies bij de uitvoering van de Wet natuurbescherming; 

verzoekt de regering, de afspraken die met provincies zijn of nog worden gemaakt over de verdeling van verantwoordelijkheden op een rij te zetten en de Kamer en Provinciale Staten hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 122 (33348). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De ChristenUnie vindt het een groot gemis dat landschappen en natuurschoonwaarden als stilte en duisternis in de wet niet apart beschermd worden. Provincies hebben natuurlijk alle vrijheid om hier beleid op te voeren en hebben daarvoor ook planologische instrumenten voorhanden, maar ik wil ook recht doen aan de bijzondere en zelfstandige waarde die landschappen hebben. Daarom heb ik het amendement van mevrouw Van Veldhoven over bijzondere provinciale landschappen medeondertekend. Dit amendement geeft een stevige basis — een optie, geen verplichting — aan Gedeputeerde Staten om waardevolle landschappen aan te wijzen als bijzonder provinciaal landschap. Daarom wil ik hierbij ook mijn amendement op stuk nr. 64 intrekken. 

De voorzitter:

Het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 64) is ingetrokken. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat is namelijk verwerkt in het amendement van mevrouw Van Veldhoven. 

Ik wil wel heel graag mijn amendement over de bescherming van stilte en duisternis laten staan. Ik heb gezien dat de staatssecretaris daar nog niet heel enthousiast over is. Ik hoop echter dat zij, juist vanwege het belang van deze kwetsbare waarden, die steeds verder onder druk komen te staan door de verstedelijking, in de loop van dit debat tot een ander oordeel zal komen. 

Dan kom ik bij de jacht, bij schadebestrijding en populatiebeheer. Ik heb ook vorige week gemerkt dat dit een controversieel onderwerp is. Er lag in eerste instantie een mooi compromis. De wildlijst wordt in stand gelaten, maar er moet wel een afschotplan ten grondslag liggen aan de jacht. De coalitie heeft deze delicate balans echter behoorlijk verstoord. De afgelopen weken heb ik heel wat reacties gehad naar aanleiding van mijn inbreng vorige week maandag. Laat ik helder zijn: de ChristenUnie is niet tegen de jacht, maar mijn fractie is wel van mening dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben en een duidelijk doel moet dienen, bij schadebestrijding en populatiebeheer, maar ook bij de jacht. 

Hierbij zie ik de jacht met als doel het handhaven van een redelijke wildstand in het jachtveld van de jachthouder als ondersteunend aan een duurzaam populatiebeheer en de bestrijding van schadeveroorzakende dieren. Proactief populatiebeheer kan in die zin ook een reële noodzaak hebben, namelijk voorkomen dat te grote populaties ontstaan. Ik vind het belangrijk dat deze notie een plek krijgt in de wet. Ik handhaaf mijn amendement, zij het dat ik het wel enigszins heb gewijzigd op basis van het debat. Het heeft nieuw het nummer 110 gekregen. 

De coalitiepartijen hebben vandaag een amendement over het schrappen van de afschotplannen gewijzigd. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris naar deze wijziging kijkt. Het is deels een technische wijziging, maar ik zie ook een wijziging van artikel 3.12. Daar staat nu: "Er zijn faunabeheereenheden die voor hun werkgebied een faunabeheerplan vaststellen. Het duurzame beheer van populaties van in het wild levende dieren, de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers en de uitoefening van de jacht geschieden overeenkomstig het faunabeheerplan". Het laatste is belangrijk: overeenkomstig het faunabeheerplan. Hieruit meen ik op te kunnen maken dat jagers en grondgebruikers verplicht zijn om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan. Tegelijkertijd schrappen de indieners de verplichting uit artikel 3.14 en 3.18 om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan. Ik begrijp dit niet helemaal. Wat is hiervan de consequentie? Welke middelen hebben Gedeputeerde Staten en de faunabeheereenheden om op te treden als de wildbeheereenheden of de jagers niet handelen conform het faunabeheerplan? 

Ik heb begrip voor de weerstand die er is tegen de afschotplannen. Ook mijn fractie wil burgers en jagers geen extra administratieve lasten opleggen als die niet per se noodzakelijk zijn. Mijn fractie hecht echter wel aan een goede en transparante beantwoording. Dit geldt voor wildbeheereenheden en faunabeheereenheden, maar ook voor Gedeputeerde Staten. Ik heb mijn amendementen op stuk nr. 77 gewijzigd om recht te doen aan enerzijds transparantie en anderzijds het beheersbaar houden van administratieve lasten. Ik hoop dat de staatssecretaris er ook met die blik naar wil kijken. 

Voor een zorgvuldige besluitvorming over het faunabeheerplan is het van belang dat Gedeputeerde Staten zicht hebben op de indicatieve omvang van populaties van onderscheiden diersoorten. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de faunabeheereenheden om aan de hand van trendtellingen de omvang van de populaties te onderbouwen. Hierbij moet gebruik worden gemaakt van cijfers van meerdere bronnen. Met het gewijzigde amendement wordt in de wet opgenomen dat het faunabeheerplan een verifieerbare, kwantitatieve onderbouwing moet bevatten van de indicatieve omvang van de populaties van de onderscheiden diersoorten die kunnen worden bestreden of waarvan de populatie met het geweer kan worden beperkt. De vijf soorten van de wildlijst vallen hier dus buiten. 

Daarnaast vind ik het belangrijk dat Gedeputeerde Staten en burgers goed inzicht krijgen in de verhouding tussen de indicatieve omvang van populaties zoals die in het faunabeheerplan is opgenomen, en de aantallen dieren die op de dag van afschot geteld en gedood worden in een veld. In het gewijzigde amendement van de coalitie op stuk nr. 107 wordt voor jachthouders de verplichting geïntroduceerd om te rapporteren over de aantallen dieren die zij hebben gedood. In mijn amendement koppel ik daaraan een verplichting om ook te rapporteren over de aantallen dieren die juist ter onderbouwing van dit afschot zijn geteld in het veld. Op deze wijze, met globale tellingen vooraf op het niveau van de faunabeheereenheid en meer gedetailleerde tellingen achteraf op veldniveau, krijgen faunabeheereenheden en Gedeputeerde Staten meer grip op het faunabeheer. 

Ik ben blij met het positieve oordeel van de staatssecretaris over mijn subamendement dat regelt dat het bestuur van de faunabeheereenheid ook vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties en wetenschappers op het gebied van faunabeheer kan uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur. Zij kunnen ook het bestuur adviseren. Het is inderdaad de bedoeling om de faunabeheereenheden meer vrijheid te geven om andere organisaties en wetenschappers te betrekken. 

Ik kom op mijn laatste punt, de kennis over het faunabeheer. Op dit moment halen wij kennis, kunde en contacten voor het faunabeheer vaak uit het buitenland omdat die in Nederland niet voorhanden zijn. Ik heb dat vorige week ook al gememoreerd. In andere landen, zoals Duitsland, zijn er bijvoorbeeld universitaire afstudeermogelijkheden op het gebied van faunabeheer en jacht en wordt er ook onderzoek gedaan. In Nederland is er weliswaar een bijzonder hoogleraar faunabeheer, maar deze wordt gefinancierd door de KNJV. Aangezien wij in Nederland veel discussie hebben over faunabeheer en aangezien er weleens zonder enige vorm van kennis van alles over faunabeheer wordt geroepen, zou het goed zijn om het kennispeil wat op te krikken. Hier kunnen de faunabeheereenheden en Gedeputeerde Staten, die hierover moeten besluiten, ook hun voordeel mee doen. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat verantwoorde besluitvorming over faunabeheer en jacht gebaat is bij de beschikbaarheid van voldoende kennis van zaken bij de relevante partijen; 

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om het kennisniveau in Nederland inzake faunabeheer en jacht te vergroten en de Kamer hierover eind 2015 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 125 (33348). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Tot zover mijn inbreng. Ik zie uit naar de beantwoording door de staatssecretaris. Uit de inbreng van mijn fractie moge duidelijk zijn dat wij hopen dat de staatssecretaris goed naar twee belangrijke punten wil kijken. Ten eerste vinden wij het heel belangrijk om het landschap en de kwetsbare kwaliteiten van ons landschap, zoals stilte en duisternis, in deze Natuurwet voldoende te beschermen. Ten tweede hechten wij sterk aan de transparantie van de jacht. 

De heer Geurts (CDA):

In reactie op wat mevrouw Dik-Faber net inbracht, geef ik ook een citaat. "Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard." Dit is Romeinen 8:18 en is een antwoord op Romeinen 8:20. 

Voorzitter. Met de nummering van de amendementen zijn we over de honderd geraakt. Ik was nog aan het wachten op een amendement-Thieme waarmee iedereen verplicht zou worden om de deuren open te laten staan om de natuur en de wilde dieren binnen te laten. Zover is het nog niet gekomen. Nee, mevrouw Thieme, dit is geen uitlokking. 

De voorzitter:

Ik zie de duimen van de dames van de Partij voor de Dieren omhooggaan. 

De heer Geurts (CDA):

Dank voorzitter. Op deze manier wordt dat ook in de Handelingen opgenomen. 

Eigenlijk wil ik dit voorbeeld gebruiken om te illustreren dat niet elk amendement omarmd hoeft te worden door de staatssecretaris. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de eerste termijn stond de automatische beantwoording aan, met daarop de tekst: wij zijn niet thuis en ontraden uw amendement. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is dan ook of ze wil controleren of de automatische beantwoording vandaag uit staat. Ik zie geknik. Akkoord, die staat uit, dat is mooi. 

Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie met de nota van wijziging niet blij is. Met een aantal amendementen en moties willen wij de wet werkbaar maken en beter tot uitvoer laten komen. Ik heb al eerder gezegd dat de decentralisatie van het natuurbeleid op de instemming van de CDA-fractie kan rekenen. Het natuurbeleid komt met dit wetsvoorstel dichter bij de inwoners te staan. Dat is wat het CDA wil. Mijn fractie wil dat mensen in de regio beslissen over natuur en de manier waarop deze wordt beheerd. Door dit wetsvoorstel mogen provincies uitmaken hoe de natuur beheerd kan worden, samen met inwoners en bedrijven in de buurt. Dat neemt echter niet weg dat de regels rond natuur grotendeels en in grote mate uit Brussel komen. Bovendien wordt er in dit wetsvoorstel her en der nog een kop op die Brusselse regels gezet. Daarom wil ik er bij de staatssecretaris opnieuw op aandringen dat bij de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijnen wordt ingezet op Europese natuurregels die meer gericht zijn op een gebiedsbenadering en Europese scope. 

De grootste nadelen van het wetsvoorstel zijn de opname van intrinsieke waarden van natuur als doelbepaling en het beperken van de jacht. Op deze onderwerpen heb ik een aantal amendementen ingediend. De opname van de doelbepaling in de wet vind ik onwenselijk, iets wat ook de Raad van State vindt. In het strafrecht is ook geen bepaling opgenomen waarin staat: wees aardig voor uw medemens. De wet werkt over het algemeen met verboden. Dit zou ook in dit wetsvoorstel zo moeten zijn. Verder kent de schepping geen hiërarchie, ook niet voor de natuur. Het CDA staat voor de verantwoordelijkheid om de wereld waarin wij leven te beheren. Daarin kunnen dieren en natuur ook ten dienste staan van mensen. Steenmarters dienden de mensen niet echt. Is de staatssecretaris ervan overtuigd dat bestrijding van deze schadelijke dieren voldoende mogelijk is door bijvoorbeeld een particulier, en dat eventuele vergoeding van schade ook volgens de voorliggende wet mogelijk is? 

Ik ben tegen het opnemen van de vijf wildsoorten in de faunabeheerplannen. Deze dieren wonen op en lopen over het land dat in eigendom is van mensen. Deze dieren komen in Nederland in overvloed voor. Waarom zouden er dan beperkingen aan de duurzame benutting van deze dieren moeten worden gesteld? 

Over de jacht wil ik een motie indienen waardoor er druk blijft staan rond het nulstandbeleid. Er zijn grote problemen met het nulstandbeleid voor onder andere wilde zwijnen. Deze dieren vormen onder andere een gevaar voor het verkeer en zij richten schade aan in de natuur. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het nulstandbeleid voor wilde zwijnen, damherten en edelherten gehandhaafd moet blijven; 

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om de landelijke nulstand in de daarvoor afgesproken gebieden voor wilde zwijnen, damherten en edelherten te handhaven, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 126 (33348). 

De heer Geurts (CDA):

Ik zei al dat het CDA wil voorkomen dat de wildbeheerder en jager wordt overstelpt door bureaucratie. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de verwachte regeldrukeffecten voor jagers groot zijn; 

verzoekt de regering, provincies te ondersteunen bij het regeldruk-luw maken van de faunabeheerplannen en de uitvoering daarvan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 127 (33348). 

De heer Geurts (CDA):

Ook wil ik vast vooruitlopen op de evaluatie voorafgaande aan de opname van het wetsvoorstel in de Omgevingswet. Daarbij zou expliciet gekeken moeten worden naar de regeldrukeffecten van het wetsvoorstel. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat zowel SIRA als Actal sterk aanbeveelt om, alvorens de Wet natuurbescherming in te kaderen in de Omgevingswet, de Wet natuurbescherming te evalueren op regeldrukeffecten die veroorzaakt worden door "kanbepalingen", onduidelijkheid van begrippen en de stapeling en afstemmingproblematiek door de decentralisatie van het natuurbeleid; 

verzoekt de regering, vooraf aan de inkadering van de Wet natuurbescherming in de Omgevingswet een tussenevaluatie op te maken van de regeldrukeffecten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 128 (33348). 

De heer Geurts (CDA):

Openheid en verantwoording mogen tot op zekere hoogte worden gevraagd van de stakeholders. Het kosteloos beschikbaar stellen van de ingebrachte gegevens aan alle inbrengers zal geregeld moeten worden. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat inbrengers van natuurgegevens kennis zouden moeten kunnen nemen van de wetenschap en ervaring van andere inbrengers; 

verzoekt de regering, bij verdere inrichting van de Nationale Databank Flora en Fauna de gegevens kosteloos beschikbaar te stellen aan alle inbrengers van gegevens, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 129 (33348). 

De heer Geurts (CDA):

Het oordeel over het amendement op stuk nr. 94, dat het amendement op stuk nr. 70 vervangt, heeft de staatssecretaris aan de Kamer gelaten. Kan de staatssecretaris ook haar oordeel geven over het amendement op stuk nr. 105, dat het amendement op stuk nr. 49 vervangt, en over het amendement op stuk nr. 108? 

De totstandkoming van de nieuwe Natuurwet is een proces van jaren geweest. Het voorstel is fors gewijzigd door het huidige kabinet. In het bijzonder voor de jacht wordt er nodeloze bureaucratie gecreëerd, terwijl de meeste Nederlanders positief staan tegenover duurzaam beheer en duurzaam oogsten uit de natuur. Het amendement-Heerema/Leenders herstelt iets van die forse wijziging. 

Ik denk erachter gekomen te zijn waarom wij allemaal zo van de vrije natuur genieten. De Duitse filosoof en dichter Friedrich Nietzsche schreef: wij verblijven zo graag in de vrije natuur omdat deze geen mening over ons heeft. 

De voorzitter:

Ik moet hier even over nadenken. Het woord is aan de heer Grashoff. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben zeer uitvoerig gesproken over de Natuurwet. Tien uur lang. Ondertussen is het aantal amendementen opgelopen tot rond de honderd. Ik heb mogen vaststellen dat in elk geval de eerste 87 daarvan de vorige keer allemaal een voor een in de prullenbak gingen. Dat geeft te denken. Er kwam één amendement met vlag en wimpel doorheen — tot onze grote irritatie, mag ik wel zeggen — te weten het amendement vanuit de coalitiepartijen om de nu al niet geweldige regels voor de jacht nog flink verder te versoepelen. 

De staatssecretaris heeft bij herhaling gezegd te streven naar breed draagvlak voor deze wet, maar ik vraag mij af waar dat draagvlak dan vandaan komt. Bij ons neemt de twijfel alleen maar stevig toe of wij de wet op deze manier überhaupt nog kunnen steunen. Zinvolle voorstellen die zijn gedaan door mij, maar ook door collega's van D66, SP en de ChristenUnie, zijn een voor een van tafel geveegd. Het gaat om wijzigingen die er wel zouden moeten komen om uiteindelijk tot een aanvaardbare wet te komen. Natuurlijk bepaal je dat draagvlak niet in je eentje en ook niet met een paar oppositiepartijen, maar als er behoefte is aan een breder draagvlak — en die behoefte zou er zomaar kunnen zijn — dan lijkt het mij verstandig dat er iets gaat bewegen. Ik heb mij ook maar eens verstaan met mijn collega's van GroenLinks aan de overkant, in de Eerste Kamer. Ik kan de staatssecretaris verzekeren dat zij er nog kritischer in zitten dan ik. 

Er zal dus bewogen moeten worden. Bij ons is de bereidheid aanwezig om te bekijken of wij er met elkaar uit kunnen komen, maar dan zal er echt nog overlegd moeten worden en dan zullen op een aantal punten toch echt enkele amendementen de eindstreep moeten halen in dit proces, zeg ik ook in de richting van de coalitiepartijen. Ik noem de vier pijnpunten. 

Allereerst de landschapsbescherming. Als we daar niet op een redelijke manier in deze wet een verankering van vinden, is dat een enorme gemiste kans. Een van de basisbouwstenen van Mooi Nederland was nu juist de kracht van de combinatie tussen natuurbescherming en landschapsbescherming. Die kans mogen en moeten we niet missen. Ik steun daarom van harte het amendement op dit punt van mevrouw Van Veldhoven, wat volgens mij in gewijzigde vorm ongeveer weer binnenkomt. Ik hoop dat we daar uit kunnen komen. 

Natuurbescherming staat of valt bij een heel stevige monitoring, die dus verankerd hoort te zijn in de wet. We kunnen best nog even pingpongen over hoe je dat netjes doet en waar precies welke verantwoordelijkheden liggen, maar monitoring hoort erin. 

Over de bevoegdheid van de minister om in te grijpen als Nederland niet voldoet aan internationale verplichtingen wil ik het volgende opmerken. Ja, de staatssecretaris heeft in eerste termijn gezegd dat daar in zijn algemeenheid wetgeving voor is. Maar ik wil het niet meemaken dat er juridisch getouwtrek kan ontstaan over de vraag of er nu wel of niet en in welke mate bevoegdheden liggen bij de bewindslieden om in te grijpen en wel tijdig, dus niet nadat de boetes binnen zijn en verrekend mogen worden binnen Nederland. Die verwijzing is mij te algemeen. Ik wil daarom in deze wet een heel duidelijk haakje dat verwijst naar die bevoegdheden, op een zodanige manier dat er geen misverstand over kan bestaan. Ik zal daarop een amendement indienen, mede namens de heer Smaling en mevrouw Dik-Faber en naar verwachting ook mevrouw Van Veldhoven, maar dat heb ik in de haast nog niet helemaal kunnen verifiëren. Maar dat laat zich aanzien. Het gaat om een heldere regel die verwijst naar stevige bevoegdheden die de minister heeft. 

We hebben gezien dat de onfortuinlijke motie van de leden Heerema en Leenders intussen iets is bijgepunt. Ik kan toch niet anders dan vaststellen dat er aan de essentie van het probleem niet of nauwelijks iets is gewijzigd. Ik kan dan ook niet anders dan vaststellen dat dit wat onze fractie betreft echt onvoldoende is. Er is nog steeds geen borging dat er in redelijkheid planmatig te werk wordt gegaan als het komt tot jacht. Dat zou wel moeten en het was ook de bedoeling. Nogmaals, er is geen enkele behoefte, ook niet bij GroenLinks, om een zwaar opgetuigd proces van eindeloze tellingen tot in detail te realiseren, maar dat hoeft elkaar niet in de weg te staan. Wat hier gebeurt, is een stukje wegnemen van administratieve lasten, waarmee het kind met het badwater is weggegooid en er onvoldoende sturing is, ook via de faunabeheereenheden, op het daadwerkelijk gecontroleerd hebben van de jacht. Daar zal wat ons betreft verandering in moeten komen. Wat dat betreft steun ik van harte het subamendement van mevrouw Dik-Faber. Daarmee komen we wellicht, hoewel dat ons ideaal rondom de jacht by far niet benadert, in elk geval tot een enigszins aanvaardbaar eindschot. Dit zijn echt de zaken die wat de fractie van GroenLinks betreft zwaar mee zullen wegen in ons uiteindelijke stemgedrag voor de wet. Daar laat ik geen misverstand over bestaan. 

We hebben in eerste termijn uitvoerig gesproken over de weidevogels. Ik heb, ook van de kant van de staatssecretaris, gemerkt dat de zorg gedeeld wordt. Wij hechten er zeer aan dat er echt een heel stevig pakket komt. Het is namelijk vijf voor twaalf. Als je al 60% tot 70% van je weidevogels kwijt bent en van sommige soorten, zoals de veldleeuwerik, 95% terwijl de patrijs bijna geheel uit Nederland is verdwenen, dan is het echt vijf voor twaalf. Er moet iets stevigs gebeuren. Daarmee ontkom je niet aan een stevige coördinatie tussen het rijksniveau en de betrokken provincies op dat vlak. Daarom wil ik daarover graag een motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat landelijke en internationale onderzoeken, zoals het recente rapport "State of Nature", aantonen dat het aantal weidevogels in Nederland schrikbarend afneemt; 

van mening dat Nederland een unieke positie heeft in het beschermen van weidevogels; 

constaterende dat provincies primair verantwoordelijk zijn voor het soortenbeleid, ook de weidevogels; 

constaterende dat de voorliggende natuurbeschermingswet ingevolge artikel 1.11 de mogelijkheid heeft om via algemene maatregel van bestuur een programma in te stellen om de instandhouding van soorten te verbeteren; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met de provincies met als doel voor de begrotingsbehandeling van 2016 met landsdekkende voorstellen te komen die gericht zijn op instandhouding en herstel van de weidevogelpopulaties, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Leenders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 130 (33348). 

De voorzitter:

Wilt u nog even blijven staan? Er is nog een vraag van de heer Heerema. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nu we het in de laatste motie over de weidevogels hebben, wat een belangrijk onderwerp is, heb ik nog een vraag. Wordt daarmee door GroenLinks ook bedoeld dat predatoren van weidevogels beheerd moeten kunnen worden? Moeten dus ook middelen, zoals lasers om ganzen te verjagen, maar die ook de weidevogels verjagen, in dat plan van aanpak worden meegenomen? Dat zijn immers ook oorzaken waardoor de weidevogelstand terugloopt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik begrijp de vraag niet helemaal, maar ik zou in zijn algemeenheid het volgende tegen de heer Heerema willen zeggen. Als je zegt: er komt een stevig programma voor de bescherming en instandhouding van weidevogels, richt zich dat in hoge mate op het creëren van leefgebieden waarin die weidevogels ook daadwerkelijk kunnen gedijen. Dat kan samengaan met de landbouw. Het kan zelfs op een goede manier samengaan met de landbouw, maar dan wel met de nodige maatregelen en voorzorgen, zodat weidevogels daar ook daadwerkelijk kunnen broeden, nesten kunnen uitkomen en populaties zich dus kunnen herstellen. In elk geval doel ik daar inhoudelijk op met mijn motie. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik constateer dus dat allerlei mogelijke maatregelen daarin verpakt zouden mogen worden. Dat zijn dus ook maatregelen die een contradictie kunnen betekenen als het gaat om het beheren of verjagen van ganzen of zwerfkatten. Het gaat immers om de weidevogelstand die zich moet herstellen; misschien moet je daarvoor bij de andere diersoorten een veer laten. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ga mij daarover nu niet uitlaten. Dat hoeft ook niet, want we hebben met de natuurorganisaties en deskundigen op dit gebied in Nederland veel deskundigheid om tot een goed programma te komen. Wat daarvan deel uitmaakt, zien we dan in de voorstellen. Ik ga op dit moment niks insluiten en ook niks uitsluiten. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. We leven in een klein land met een hoop mensen. Dat zal niemand zijn ontgaan. De oppervlakte die wij aan natuur besteden, is schaars. Dat maakt dit debat per definitie van belang. Gezien het feit dat er zo veel mensen op een klein oppervlak wonen en het feit dat de natuur schaars is en we geen climaxvegetatie zoals in het Amazonewoud hebben omdat de omstandigheden daar niet naar zijn, moeten we er zuinig op zijn. De vraag is: wie moet er zuinig op zijn? Het antwoord daarop is: iedereen. Echter, bij een wet- en regelgevingsproces zoals we dat nu hebben, moet je vooropstellen dat het Rijk daarvoor de kaders stelt. Die kaders moeten zodanig zijn dat de bescherming een niveau heeft waarmee wij, liefst allemaal in deze Kamer, kunnen leven en waarover de mensen in het land tevreden kunnen zijn. Dat kader is wat mijn fractie betreft in de eerste termijn niet op de juiste manier tot stand gekomen. Ik zal daar zo meteen nog wat over zeggen maar ik wil, met goedvinden van de voorzitter, eerst graag overgaan naar een paar amendementen en moties die betrekking hebben op deze kwestie. 

In de eerste plaats laat het Rijk, in de optiek van de SP, te veel los: te veel tot op dit moment beschermde natuurgebieden en te veel soorten. Tegen 205 soorten wordt gezegd: aju, paraplu, waaronder erg veel rodelijstsoorten. Dat moeten we gewoon niet willen. We moeten hier vandaag besluiten dat de kwetsbare natuur het ons waard is om te beschermen. Het hele begrip "intrinsieke waarde", waarover zo veel filosofische bespiegelingen zijn gehouden, is van nul en generlei waarde als we niet hier met elkaar besluiten om de natuur op rijksniveau voldoende bescherming te bieden. Dat er dan op uitvoeringsniveau, op belevingsniveau, op benuttingsniveau, op provinciaal en gemeentelijk niveau van alles wordt uitgevoerd, dat is prima. Maar we moeten er hier vandaag naar streven dat we als Rijk, als land, besluiten wat we belangrijk vinden op natuurgebied. Wij hebben een nieuw amendement ingediend, waar ik graag nog het oordeel van de staatssecretaris over krijg. Dat amendement op stuk nr. 113 heeft betrekking op een overgangsregeling die wij graag zouden zien om de bescherming van de natuurmonumenten, zoals die nu nog in de wet geregeld is, toch in orde te laten totdat de provincie dat zelf in het beheerplan opneemt. Daar hangt ook een motie aan, die als volgt luidt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, in overleg met de provincies, experts en andere betrokkenen, de lijst met 63 beschermde natuurmonumenten die buiten Natura 2000 vallen, nogmaals tegen het licht te houden en de Kamer voor het eind van het jaar te rapporteren over de volgende zaken: 

  • -welk gebied verliest welk beheersplan, welke bescherming gaat daarmee verloren en wat zijn de praktische consequenties? 

  • -welke van deze 63 gebieden gaat alsnog een andere vorm van bescherming genieten en waar is dit meer of minder dan "de bescherming onder de status van beschermd natuurmonument"? 

welke mogelijke bedreigingen zijn er, zoals vastgoedprojecten, voor de betreffende natuurgebieden?, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 132 (33348). 

De heer Smaling (SP):

Wat soortenbescherming betreft heb ik een soortgelijk koppeltje. Het amendement op stuk nr. 51 is gewijzigd en is nu het amendement op stuk nr. 114. Ook hierbij het verzoek aan de staatssecretaris om daar nog een oordeel over te vellen. Daar hangt de volgende motie aan vast. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat 205 soorten, zoals het zeepaardje en de zandhommel, hun bescherming verliezen met de nieuwe wet ten opzichte van de huidige wet; 

overwegende dat volgens Nederlandse soortenbeschermende organisaties, verenigd in Soortenbescherming Nederland, het overgrote deel van deze 205 soorten nog steeds op de rode lijst staan en dat, indien de criteria van de voorliggende wet worden toegepast, er ten minste nog 88 rodelijstsoorten overblijven die in hun voortbestaan bedreigd worden, dringend bescherming nodig hebben en door menselijk handelen worden bedreigd; 

verzoekt de regering, de ontbrekende 205 soorten in overleg met experts uit de soortenorganisaties nog eens kritisch te bestuderen en af te zetten tegen de criteria van de nieuwe wet, en hierover aan de Kamer uiterlijk begin 2016 inhoudelijk te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 133 (33348). 

De heer Smaling (SP):

"Decentraal, tenzij" is een mantra die vaak gebruikt wordt. Gisteren tijdens de behandeling van de Omgevingswet heb ik het daar ook nog over gehad. Ik denk dat het een fout uitgangspunt is. Iedere handeling in de fysieke leefomgeving, of het nou stad, dorp, ommeland of buitengebied is, heeft haar ideale schaalniveau. Het ene doe je het beste zelf, als individu, of als eigenaar van een bedrijf. Het andere past bij de gemeente, bij de provincie, bij het Rijk, bij Europa, of is zelfs mondiaal van aard. Het is dus niet zo dat alles decentraal het beste belegd is, tenzij er een noodzaak is om dat op een hoger niveau te beleggen. Dat is een fout uitgangspunt en helaas is dat uitgangspunt gebruikt om deze wet werkelijk op alle mogelijke manieren uit te kleden. Wat overblijft is een minimumpakket, en wat de SP betreft is dat niet wenselijk. Ik vraag de staatssecretaris daarom om nog eens te reflecteren op dat "decentraal, tenzij". Waarom is er een noodzaak om zo veel van wat we kunnen beschermen naar een lager niveau te sturen, en om dat dan ook nog eens niet te koppelen aan een verplicht beschermingsregime? In dat verband krijg ik graag ook nog een reactie op het later ingediende amendement, waarin wordt verzocht om gemeenten de mogelijkheid te bieden gebieden als beschermd natuurgebied aan te wijzen. Ik denk dat sommige gemeenten daar best behoefte aan zouden hebben. 

Decentraal natuurbeleid heeft ook andere nadelen. Het monitoringssysteem verschilt per provincie. Je hebt dus te maken met twaalf verschillende typen monitoring. Staatsbosbeheer moet aan twaalf tafels aanschuiven in plaats van aan één. De Dienst Landelijk Gebied — dat was een prima nationaal lichaam — bestaat niet meer. Dat is misschien niet terug te draaien, maar het had eigenlijk allemaal niet moeten gebeuren. Veel soorten leven ook in grotere gebieden. In ecologische kringen is het begrip "metapopulatie" iets waar algemene consensus over bestaat. Dat is een aaneenschakeling van gebieden waar soorten voorkomen. Als je het hebt over hoogveengebieden in Oost-Nederland, heb je het over én het Bargerveen én de Twentse Veengebieden én het Korenburgerveen; dan heb je al drie provincies bij elkaar. Je moet dus denken in habitats waar soorten die je belangrijk vindt, of het nou planten of dieren zijn, in dit overvolle landje het beste kunnen vertoeven. 

Ik ga nu in op de jacht. Dit punt is voor mijn fractie een zeer grote teleurstelling. Wij zagen uit naar deze wetsbehandeling, maar het amendement van de twee regeringspartijen zet wat mijn fractie betreft deze wet helemaal op zijn kop. Ik kan ook tellen, en ik zie bij dit amendement minstens 76 vingers de lucht in gaan. Vorige week hoorde ik aan het begin van de dag, toen we het initiatiefvoorstel van mevrouw Thieme bespraken, zowel de heer Leenders als de staatssecretaris zeggen: wij gaan vandaag de plezierjacht ten grave dragen. Vindt de staatssecretaris dat nog steeds, in aanmerking nemende de tekst van het amendement en de gewijzigde tekst van het amendement, die in onze optiek geen verbetering inhoudt? Gisteren hebben de fracties van GroenLinks, Partij voor de Dieren en SP nog een aantal deskundigen gehoord over dit amendement. Daarbij viel op dat dierenbeschermingsorganisaties helemaal niet gekend zijn in dit amendement. Het preluderen op deelname van dierenbeschermingsorganisaties in Faunabeheereenheden staat dus helemaal op losse schroeven. Dat is een soort premisse die onder het amendement ligt, zonder dat men zichzelf ervan heeft vergewist of die organisaties daar wel behoefte aan hebben. 

We moeten in dit kleine land streven naar een wildlijst-nul. Zelfs de vijf vrij bejaagbare soorten, afgezien van de enige exoot daartussen, zijn soorten waarvan de dynamiek schuift, soms naar te weinig en soms naar te veel. Dat kan te maken hebben met ziektes of met het weer. Er is echter geen noodzaak om konijnen, wilde eenden en hazen af te schieten. De enige noodzaak tot afschot is wat ons betreft populatiebeheer of schadebeperking. En daar moet een afschotplan aan ten grondslag liggen dat ingezien kan worden voordat tot afschieten kan worden overgegaan. Dat is een beschavingsstap die wij nu in dit land moeten nemen. Ik had gehoopt dat we die ook kónden nemen. Ik ben bang dat dit niet gaat lukken en dat spijt mij buitengewoon. 

Ik hoop dat het niveau "landschap" terug zal komen in het wetsvoorstel. Een aantal collega's hebben zich tussen de eerste termijn en nu in het zweet gewerkt om met goede voorstellen te komen. Daar draagt de SP aan bij. Ik moet zeggen dat ik de meest luie ben geweest van degenen die hieraan getrokken hebben, maar dat neemt niet weg dat ik dit buitengewoon belangrijk vind. De SP pleit al jaren voor een rol van landschap als makelaar tussen landbouw enerzijds en natuur anderzijds, die zo gepolariseerd het politieke debat bepalen. Dat is nodig, want mensen genieten ook van een landschap. Daar horen vaak een cultuurlandschap en een natuurlijk landschap bij, maar ook mooie boerenwoningen of landschapselementen als hunebedden of houtwallen. Mijn hoop is dus dat de staatssecretaris deze amendementen kan omarmen. 

Een wet als deze heeft een breed draagvlak nodig — daar heeft de staatssecretaris ook om gevraagd in haar eerste termijn — maar dat moet je natuurlijk wel verdienen. Je moet eraan werken om dat voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld naar analogie met de Omgevingswet, die wij gisteren bespraken. Dat was wat mij betreft uitnodigingswetgeving, waarin ook aan de oppositiepartijen werd gevraagd: wat is voor jullie zo belangrijk dat het echt in de Omgevingswet moet komen? Die werkwijze is mijn fractie bevallen. Daardoor is dat brede draagvlak ook min of meer vanzelf ontstaan, ook door de hele aanloop waarin de Omgevingswet naar een behandeling is toegeëvolueerd. En nu moet ik helaas toch vaststellen dat, net als bij de Melkveewet, de oppositie wordt getrakteerd op werkelijk een mitrailleurvuur aan ontraden amendementen. Bij de Melkveewet was er ook een periode waarin de oppositie volledig buitenspel stond en alleen maar kon afwachten of er witte rook, zwarte rook of andere rook uit de Sixtijnse Kapel van deze staatssecretaris kwam. 

Dat is gewoon niet de manier om een breed draagvlak te creëren voor een wetsvoorstel. Het is powerplay, en de kwestie met het amendement heeft mij buitengewoon gestoord. Het staat de heren vrij om wat voor amendement dan ook in te dienen, maar ik vind het doodzonde. We zijn nog niet klaar met het debat, maar op dit moment is de SP ver verwijderd van instemming met dit wetsvoorstel. Maar zoals ik al zei: het debat is nog niet afgelopen. Dank u wel. 

De heer Leenders (PvdA):

Ik begrijp de teleurstelling van de heer Smaling en van de SP. Toch wil ik hem een vraag voorleggen. In het huidige voorstel zijn, voor een deel als gevolg van het amendement, vier dingen opgenomen. Er komt een integraal plan voor drie jachtregimes; dat is in de huidige wet niet het geval. Er komt een rapportageverplichting. Er komt een publicatieverplichting; die was in de huidige wet niet verplicht. En er komt inspraak van natuurorganisaties waaronder organisaties die zich met dierenwelzijn bezighouden. Dit is een wettelijke verankering waardoor zij een positie krijgen in het besturen van de faunabeheereenheden. Acht de heer Smaling dit een verbetering ten opzichte van de huidige wet? 

De heer Smaling (SP):

Ik heb het al gezegd: ik heb het amendement gelezen en ik vind het geen verbetering. Dat komt ook doordat een aantal cruciale zaken dat in dit amendement wordt geregeld, waaronder geen afschotplan vooraf, zo'n grote ingreep tot gevolg heeft in wat aanvankelijk in het wetsvoorstel stond, dat wij daar echt niet mee kunnen leven. Het verbaasde mij gisteren zeer dat de organisaties waarnaar de heer Leenders verwijst, niet zijn gekend in de totstandkoming van dit amendement. Zelfs subamendementen die diverse leden hebben ingediend om de dierenbeschermende organisaties een rol te geven boven op het amendement van de heer Leenders en de heer Heerema, worden waarschijnlijk niet eens geapprecieerd door deze organisaties, omdat zij dan hun achterban helemaal kunnen verliezen. Ik ging af op het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid waarin klip-en-klaar in één zinnetje staat: Wij gaan een einde maken aan de plezierjacht. Dat had zij hier kunnen doen, maar zij is op een te vroeg moment gezwicht voor zaken die zich nu eenmaal altijd afspelen in een coalitie. De heer Leenders had dit eerder moeten beseffen. 

De heer Leenders (PvdA):

Dat is een lang verhaal, maar het is geen antwoord op mijn vraag. Ik snap de teleurstelling van de heer Smaling over het wetsvoorstel, maar ik vroeg of hij deze nieuwe wet met deze elementen een verbetering vindt ten opzichte van de huidige wet. 

De heer Smaling (SP):

Als de heer Leenders mijn mening vraagt over de wet als geheel, wordt het antwoord nog uitgebreider dan het antwoord dat ik net gaf. Ik heb net gesproken over het amendement dat de heren Leenders en Heerema hebben ingediend. Ik zeg nogmaals dat dit amendement onze blik op de wet als geheel zodanig aantast dat onze overweging over het gehele wetsvoorstel een wending heeft genomen. Wij hebben daarnaast ook moeite met andere zaken zoals de vraag wat je wel of niet decentraliseert en beschermt. Dat speelt ook een rol. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over de Wet natuurbescherming. Dit is een belangrijke wet, want hij ziet op essentiële groepen voor onze samenleving: boeren en jagers. Voor mijn fractie staat voorop dat deze wet een verbetering dient te zijn en dat het treiteren en ontmoedigen van boeren en jagers eindelijk eens moet ophouden. 

Hier lijkt het eigenlijk al direct mis te gaan. Zo blijft ook in dit wetsvoorstel de verplichting staan voor boeren om bij het melden van schade eerst een behandelbedrag van €300 te voldoen. Daarnaast wordt schade onder de €50 niet vergoed en is er €250 eigen risico. Alles bij elkaar gaan boeren dus iedere keer als een troep ganzen een akker kaalvreet, voor €600 het schip in. Dit is mijn fractie een doorn in het oog. Dergelijk vuig ontmoedigingsbeleid maakt dat agrariërs geleden gewasschade steeds minder vaak melden. Zo blijkt uit cijfers van het Faunafonds dat in 2014 minder meldingen werden gedaan, maar toch een recordbedrag van meer dan 13 miljoen werd uitgekeerd. Is de staatssecretaris bereid om dit behandelbedrag te schrappen? Ik krijg graag een helder antwoord op deze vraag. 

Een ander heikel punt in deze wet is de positie van jagers. Jagers nemen een groot deel van ons professioneel natuurbeheer voor hun rekening. Samen zorgen zij voor het beheer van diverse populaties. Zonder jagers zou de natuur in Nederland er veel slechter aan toe kunnen zijn. Ik verwijs naar het fiasco van de Oostvaardersplassen dat zonder beheer van professionele jagers iedere winter weer een enorm drama is. Je zou dan ook verwachten dat hun werk op brede waardering zou kunnen rekenen van alle partijen in ons parlement, maar helaas is niets minder waar. Linkse en een tikkeltje wereldvreemde partijen bewegen hemel en aarde om de jacht te verbieden. Onder aanvoering van de vleesgeworden decadentie in ons parlement, de Partij voor de Dieren, ageert links al sinds jaar en dag tegen wat men plezierjacht noemt, maar feitelijk gewoon benutting heet. Dit frame getuigt van weinig ratio en heel veel emotie. Het is een anti-jachtcampagne van de extreme dierenlobby, gebaseerd op het beeld van dieren als pluchen knuffels en pratende Disneyfiguren. Het gaat zelfs zover dat de Partij voor de Dieren in haar verkiezingsprogramma heeft staan dat er in de natuur geen plaats is voor de jacht. Dat ook dieren jagen en het dus zeer natuurlijk is — denk bijvoorbeeld aan vossen of leeuwen — is blijkbaar niet algemeen bekend. Dat is jammer. Mijn fractie wijst op het zojuist geschetste sentiment omdat het leidt tot een situatie die neigt naar de demonisering van de jacht. Men lijkt de jacht weg te zetten als iets negatiefs, als iets dat geen doel dient. Dat is misleidend en onjuist. Ziet de staatssecretaris deze ontwikkeling ook? 

Ik ga in op het recent ingediende reparatievoorstel. Dat zorgt ervoor dat jagers niet vooraf met een enorme bureaucratie worden geconfronteerd. Men mag nu achteraf rapporteren en hoeft niet zelf meer te tellen hoeveel dieren er rondlopen. Dat is een verbetering, zeker. In ruil voor dit achteraf rapporteren, komt er echter een extra zetel in de besturen van faunabeheereenheden. Mijn fractie maakt zich zorgen dat deze zetel straks gekaapt wordt door activistische organisaties, waardoor de jager alsnog te maken kan krijgen met extra barrières. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de invulling van de extra zetel hiertoe niet zal leiden? 

Anders dan dit VVD/PvdA-kabinet wil mijn fractie onze jagers ruim baan geven. Dat kan ook. De populatie van reeds bejaagbare soorten is de afgelopen jaren gewoon op peil gebleven. Als dit wetsvoorstel inderdaad bedoeld is om minder regeldruk te realiseren, dan gaat de staatssecretaris vast mee in ons voorstel om de lijst te bejagen soorten uit te breiden met successoorten als de grauwe gans en het wilde zwijn. Graag ontvang ik een reactie van de staatssecretaris. 

Om mijn inbreng enige kracht bij te zetten, dien ik twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederlandse boeren nog immer forse schade ondervinden als gevolg van vraat door ganzen aan landbouwgrond; 

constaterende dat het Faunafonds per schadeverzoekschrift een behandelbedrag van €300 hanteert; 

overwegende dat vele boeren in Nederland geleden schade niet meer melden omdat de mogelijke vergoeding niet opweegt tegen de administratieve rompslomp en de investering van eigen geld; 

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het behandelbedrag voor verzoekschriften ter compensatie van vraatschade wordt geschrapt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 134 (33348). 

De heer Geurts (CDA):

Dit punt is in de eerste termijn behandeld tijdens het WGO, waarbij ik uw partij overigens niet gezien heb. Ik vind het bijzonder dat u nu met een motie over dit onderdeel komt terwijl de provincie daarover gaat. Hoe gaat u dat doen? 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

De staatssecretaris kan nog steeds sturend zijn. Wij hopen op sturing door de staatssecretaris, zoals onze fractie overigens al eerder heeft aangegeven bij het begrotingsdebat van afgelopen jaar. En inderdaad, wij zijn klein en kunnen niet overal aanwezig zijn. Vandaar dat wij hier vandaag toch staan. 

De heer Geurts (CDA):

Het is natuurlijk iedereen gegund om hier te staan, maar lees dan ook wel de behandeling die hieraan is voorafgegaan. U komt er middenin vallen en komt met een motie die helemaal niet uitgevoerd kan worden omdat de provincie erover gaat. Ik heb het amendement op stuk nr. 94 ingediend. Daarin wordt dit punt aangesneden. Ik constateer nu dat die op steun van uw fractie kan rekenen. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het is natuurlijk nooit overbodig om nogmaals aan te geven dat je graag stuurt als het gaat om de staatssecretaris. Ik verwacht ook dat het CDA onze motie steunt. 

De heer Graus (PVV):

Ik heb die €300 boete ook aangehaald in de eerste termijn. Gezien de beantwoording en de situatie die de heer Geurts net schetste, kunnen wij deze motie mogelijk niet steunen. Ik wil dat duidelijk gesteld hebben, want anders lijkt het dadelijk dat wij een boervriendelijke motie niet steunen. Maar ze moet wel uitvoerbaar zijn; daar gaat het om. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Nogmaals, het is een sturende motie en ze is uitvoerbaar. Wij sturen graag een staatssecretaris bij die het in onze ogen niet goed doet. 

Dan onze laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederlandse boeren nog immer forse schade ondervinden als gevolg van vraat door ganzen aan landbouwgrond; 

constaterende dat een groot gedeelte van deze schade veroorzaakt wordt door de grauwe gans; 

overwegende dat de grauwe gans in vrijwel alle provincies al wordt bejaagd middels het ingewikkelde en tijdrovende ontheffingsstelsel; 

verzoekt de regering, de grauwe gans als bejaagbare soort op te nemen op de lijst van wildsoorten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 135 (33348). 

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik ben blij dat de heer Van Klaveren nog een oud PVV-punt heeft meegenomen, dat waardeer ik toch enorm! 

De PVV wil de oud-Hollandse landschappen behouden zoals we die al eeuwen kennen, zonder enige bemoeienis vanuit Brussel. Om de lasten voor ondernemers nog wat te drukken, wil de PVV dat er één flora- en faunadatabase wordt gemaakt, zodat bij een vergunningsaanvraag niet steeds hetzelfde onderzoek nodig is. 

Ik ga bewust geen moties indienen, omdat ik merk dat dat door het cordon sanitair dat er op dit moment is rond onze partij geen zin heeft, maar ik wil wel nog enkele verzoeken bij de staatssecretaris neerleggen, niet in de vorm van moties maar door ze op te lezen, om te kijken of de staatssecretaris daar mogelijk iets mee kan doen. In het verleden is het mij ook wel eens gelukt toen de Kamer mij niet steunde, dat het kabinet zei: dat is sympathiek, we nemen het over. 

Wij willen inderdaad ook niet dat boeren bij geleden natuurschade €300 aanvraagkosten moeten betalen. De staatssecretaris heeft uitgelegd dat een motie zoals die van de heer Van Klaveren niet uitvoerbaar is. Dan heeft die natuurlijk geen zin, dus zullen we die motie ook niet kunnen steunen. Mogelijk kan de staatssecretaris hierop een reactie geven, want wij hebben, zelfs nog als gedoogpartner van Rutte I, als PVV-fractie ook voor de decentralisatie gestemd. 

Ondanks het feit dat wij voor die decentralisatie hebben gestemd, willen wij voorkomen dat de provincies een lappendeken aan regels krijgen. Daarover heeft de staatssecretaris al het een en ander gezegd. Er zijn verschillende amendementen en moties ingediend die dat willen voorkomen. Ik zal met mijn fractie bekijken wat wij daarvan gaan steunen. 

Ik heb zelf maar één amendement ingediend tussen de hele amendementendiarree. Dat heeft ermee te maken dat de term "intrinsieke waarde van de natuur" in het wetsvoorstel staat. Wij willen die daaruit halen, omdat die term niet juridisch omkaderd is en niet eenduidig te vertalen is. Daardoor kan veel onduidelijkheid ontstaan en voorts kan dit leiden tot eindeloze discussies en/of tot juridische processen. 

Wij vermoeden — ik heb die discussies vaker gehad met voorgangers van deze staatssecretaris — dat dat tot dezelfde problemen zal leiden als woordjes als "significant" of "substantieel". De enigen die hiervan gaan profiteren, zijn advocaten en indirect ook rechters, die er een hoop werk door krijgen. Dat leidt tot eindeloze rechtszaken, omdat het niet goed te omschrijven is wat nu die intrinsieke waarde van de natuur is. Dat kan de staatssecretaris straks niet klip-en-klaar in een paar minuten vertellen; dat kan niemand, zelfs een rechter zou dat niet kunnen. Hetzelfde geldt voor de woorden "significant" en "substantieel". 

Laten wij heel duidelijk zijn, wij zijn tegen plezier-, druk- en drijfjacht. Dat staat al vanaf 2006 in ons verkiezingsprogramma. Alleen, als een reetje rondrent met een gebroken poot, is het vaak het beste om dat, als het een wild dier is, te euthanaseren middels een kogel. Dat is namelijk gewoon de snelste dood, een nog snellere dood dan wanneer je met je kat of je hond naar de dierenarts gaat, die dan eerst een brandende spuit in zijn pootje geeft, in zijn hart of via een infuus. Dat duurt veel langer dan een kogel. Daarom zeggen wij dat er wel noodafschot moet kunnen plaatsvinden door professionele boswachters. Of nog liever door dierenartsen, die ook veel meer verstand hebben van de anatomie van dieren en die een dier veel beter kunnen doden. Er zijn heel veel dierenartsen die ook goed kunnen schieten met een geweer en die daar ook een vergunning voor hebben. Eventueel kan het nog gebeuren door goed opgeleide mensen van de dierenpolitie, die ook met geweren mogen rondlopen. Dat zou ons ideaal zijn. Dan moet het gebeuren door een een-op-eenschot en niet door plezier-, druk- of drijfjacht. Dat wil ik toch heel duidelijk nog een keer gezegd hebben. 

Wij hebben trouwens ook om dieren te verjagen ooit eens, ook bij de regering, een lijst ingediend met tientallen alternatieven, zoals het gebruik van laser, knallen of gaspistolen, of andere gewassen gaan verbouwen. Dat blijkt bij Schiphol zeer succesvol te zijn. De staatssecretaris knikt, zij kan dat beamen. Schiphol heeft daar heel veel succes mee, ook met de gaspistolen, met K1, K2, K3 — de auto's die daar rondrijden — en zonder dat er in de toekomst ook nog dieren onnodig gedood hoeven te worden. 

Ik vraag de regering om met onmiddellijke ingang een einde te maken de plezier-, druk- en drijfjacht en enkel nog noodafschot toe te staan door professionele boswachters en/of dierenartsen, en eventueel dierenpolitiemensen. Wij steunen dus ook de initiatiefwet van mevrouw Thieme. 

Wij verzoeken al vanaf 2007 om meer handhavers in te zetten in de strijd tegen stroperij en illegale jacht. Wij hebben zelfs gevraagd om de veldwachters terug te laten komen, dus Bromsnor, de man met gezag voor wie iedereen bang is, vooral stropers. Dat moet echt gebeuren. In sommige gebieden worden nu al arrestatieteams ingezet tegen stroperij omdat mensen uit het voormalige Oostblok gewoon machinepistolen bij zich hebben. Die zijn levensgevaarlijk bezig. In Brabant heeft men al meerdere malen arrestatieteams moeten inzetten. Zorg daarvoor. Als de dierenpolitie voorlopig niet uit die 500 man gaat bestaan, zorg dan dat de huidige 180 taakaccenthouders fulltimers worden. Dan zijn we ook al een heel stuk verder. Mogelijk kan de staatssecretaris daarop invloed uitoefenen. 

Als er noodafschot moet plaatsvinden, kan de staatssecretaris er dan voor zorgen dat er jachtgeweerdempers worden gebruikt? Bij één schot, om één dier te doden, slaan namelijk tientallen tot misschien wel honderden dieren op de vlucht. Zo'n geluid draagt kilometers ver en zorgt voor onnodige angst en paniek bij andere dieren. Ik verzoek de regering om een jachtgeweerdemper verplicht te stellen voor de mensen van de boswachterij, de dierenpolitie of dierenartsen als er noodafschot moet plaatsvinden. 

Ik vraag ook of de regering kan bemiddelen dat ons Koninklijk Huis eindelijk het goede voorbeeld geeft. Daarover heb ik al een keer een motie ingediend. Ik denk dat onze koning daartoe ook wel bereid is, maar mogelijk kan de regering bemiddelen dat daar in ieder geval wordt gestopt met het jagen. Mogelijk kan ze nagaan hoe de toestand is. Volgens mij is het al gestopt, maar mogelijk kan de staatssecretaris daarover iets zeggen. Ik ben er niet van op de hoogte. 

Ik vraag speciaal aandacht voor visstroperij. Het gaat allemaal over natuur, maar ik zit heel erg op die controle, handhaving en recherche om hufters uit de maatschappij te pakken en om niet-welwillende boeren aan te pakken. Wij willen meer toezicht en handhaving, ook tegen visstroperij. Dat is ook een onderdeel van de natuur. Daarvan hebben zowel onze sportvissers als onze professionele vissers last. Het is zeer ernstig. Ik hoorde van een politieman uit Friesland dat er duizenden kilo's paling worden gestroopt. Dat kan gewoon niet. Ik heb net ook al gezegd dat wij desnoods willen dat de regering zorgt dat er arrestatieteams van de Nationale Politie worden ingezet bij de aanpak van zwaar georganiseerde bendes die zich met name in bos- en duingebieden bevinden. Wij willen dat het aantal groene boa's in de strijd tegen stroperstuig wordt verhoogd, ook voor het toezien op het leegroven van palingfuiken. Daarmee komt namelijk zelfs ons aalbeheerplan in de knel. 

Ik verzoek de staatssecretaris ook om de inzet … Had u het over mijn buik, mijnheer de voorzitter? 

De voorzitter:

Nee, wij hadden een kleine discussie. U pleitte net voor de terugkeer van Bromsnor. Wij hadden het er even over of dan Dikke Deur ook … 

De heer Graus (PVV):

Ik dacht dat u mijn buik bedoelde. Ik hoorde Dikke Deur en ik dacht: dat is vast voor mij bedoeld. 

De voorzitter:

Dikke Deur was iemand uit Pipo de Clown, één kinderserie verderop. Gaat u rustig verder. 

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter, ik doe mijn best om mijn buik onder dit tafeltje te houden. Daarom deed het mij verdriet dat u het toch had gezien. Ik ga eraan werken tijdens het zomerreces. 

Ik was bij het aalbeheerplan. Ik verzoek de regering ervoor te zorgen dat er met de hoogste prioriteit, in vakjargon prioriteit één, melding van kan worden gemaakt als er inderdaad sprake is van georganiseerde misdaad in de natuur en zeker ook bij stroperij op heterdaad. 

Ik heb de staatssecretaris laten weten dat groene boa's ook buiten provinciegrenzen moeten kunnen werken. Onlangs heeft een groene boa net buiten zijn provinciegrens twee stropers betrapt. Dat waren ook nog twee jagers. Hun jachtakte was al ingetrokken. Hij betrapte ze, maar die man is door een of andere hoge pief tot de orde geroepen. Die zei dat hij buiten zijn provinciegrenzen was en dat dit niet gold. Dat vind ik heel triest. Dat kan niet. Zo'n groene boa moet in iedere provincie, al is hij op vakantie in Limburg, kunnen ingrijpen. Hij is 24/7 boa. Die mensen moeten wij koesteren. Die moeten wij die mogelijkheden geven en niet pakken. 

Mijn volgende verzoek klinkt misschien heel naar, maar ik vraag om de kapitale subsidies af te bouwen die de overheid betaalt aan natuurkolchozen als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de provinciale Landschappen. Ik bedoel dit ten bate van lastenverlichting voor onze boeren en burgers. Dat komt ook een beetje omdat ik vind dat twee van de partijen die ik net noemde zich schuldig hebben gemaakt aan het niet-naleven van de zorgplicht voor dieren. Ik noem de Oostvaardersplassen of de duingebieden rondom Amsterdam. Er zijn schandalige zaken gebeurd met dieren, die daar hebben liggen wegteren van honger en dorst. Dat kan niet. Ik vraag de staatssecretaris daarnaar te kijken en hen desnoods te straffen door de subsidies af te nemen als ze dat blijven doen. 

Tot slot wil ik vragen of geen tijd en geld meer kunnen worden verspild aan ontpolderingsplannen van goede landbouwgronden ten bate van natuurgebieden. Goede landbouwgrond is natuur. Je ziet er de mooiste diertjes rondhuppelen. Heel veel linkse partijen noemen Schiphol slecht voor de natuur, maar er zijn nergens zo veel dieren als op Schiphol. Ze moeten de ganzen en de konijnen, die er massaal naartoe trekken, er zelfs verjagen. Op de een of andere manier trekken dieren zich niets aan van een luchthaven of een snelweg. Vandaar dat ik vraag om daar goed mee om te gaan. 

Ik verzoek de staatssecretaris ook om af te zien van verdere implementatie van Natura 2000-wetgeving. Wij waren er vanaf 2006 tegen, maar wij hebben het niet kunnen tegenhouden. Wij moeten nu kiezen voor second best handelen. Mensen, boeren en veel dieren hebben er alleen maar last van. Ik vraag de staatssecretaris om ermee te stoppen. Maak een gebalde vuist naar de EU, zoals Frankrijk en Duitsland dat ook vaak doen. Ik krijg altijd te horen dat wij het beste kindje van de klas willen zijn over de rug van onze eigen mensen en dieren. Dat wil ik niet, zeker niet nu blijkt dat de natuurdoelstellingen helemaal niet kunnen worden gehaald. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Voor mij was een plenaire afronding van vijf uur lang niet nodig geweest. Wij hebben immers in eerste termijn al veel kunnen discussiëren. Ik heb duidelijk aangegeven hoe de VVD tegen deze wet aankijkt en waar zij verbeteringen wil zien. Ik richt mijn bijdrage nu vooral op een terugblik op de eerste termijn. Daarnaast zal ik een aantal opmerkingen maken over de enorme waslijst aan amendementen. 

Ik zal het eerlijk zeggen: het heeft mij wat verbaasd hoe fel er gereageerd werd op een verstandig compromis tussen de VVD en de Partij van de Arbeid om minder regels en lasten en meer transparantie bij de jacht voor elkaar te krijgen. Volgens mij hebben wij een win-winsituatie kunnen creëren, waar een flink deel van deze Kamer zich toe aangetrokken zou moeten voelen. Ik heb goed geluisterd naar de opmerkingen en reacties. De opmerkingen hadden naar mijn mening met name betrekking op de positie van schadebestrijding en de inzichtelijkheid van faunabeheerplannen. De Partij van de Arbeid en de VVD hebben daarom de tekst aangepast. Daarmee willen wij verduidelijken dat zowel schadebestrijding als populatiebeheer als benuttingsjacht in het faunabeheerplan moeten staan. Het plan moet inzichtelijk gemaakt worden zodra het goedgekeurd is. Ik hoop dat wij daarmee een aantal partijen tegemoet hebben kunnen komen. Daarbij besef ik heel goed dat het voor een aantal partijen altijd onvoldoende zal zijn. Maar daar ben ik ook meteen duidelijk in: wel eisen stellen maar niet willen meedenken, zorgt bij mij voor weinig ruimte om constructief te zijn. 

Het subamendement op stuk nr. 78 van de ChristenUnie is een waardevolle toevoeging aan ons amendement op stuk nr. 53. Wij hadden het zo ook bedoeld. Het is goed als dit verder verduidelijkt wordt. Ik zal het subamendement dan ook steunen. 

Hetzelfde geldt voor het subamendement op stuk nr. 82 van de fractie van D66. Dit subamendement is gericht op waarborgen bij grensoverschrijdende effecten en daar kan ik mij goed in vinden. Ik zal het steunen. 

In eerste termijn heb ik een kort debat gevoerd met mevrouw Van Veldhoven over de bescherming van landschapselementen. Voor het amendement was ik in eerste instantie wel te porren, maar het zou wel een begrenzing moeten krijgen. Ik zie dat mevrouw Van Veldhoven constructief met de opmerkingen aan de slag is gegaan en ik kan de herziene versie dan ook steunen. Ook de amendementen op de stukken nrs. 76, 93 en 94 kunnen op een positief advies van mij aan mijn fractie rekenen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik dank de VVD-fractie voor de ondersteuning van ons subamendement op stuk nr. 78 over de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en wetenschappers. Ik heb een ander subamendement ingediend over de transparantie, die wij beiden heel graag willen. De VVD-fractie heeft in haar nieuwe amendement opgenomen dat er transparantie is over het aanleveren van gegevens door de jagers. Eerlijk gezegd kan ik nergens in de nieuwe voorgestelde artikelen vinden waar staat dat de gegevens die de jagers hebben, worden aangeleverd aan de faunabeheereenheden. Waar staat dat precies? 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Wij hebben in ons amendement opgenomen dat er planmatig en doelmatig gekeken moet worden. Dat kan natuurlijk niet zonder het aanleveren van gegevens. Op die wijze hebben we bijvoorbeeld ook kunnen sparren met Natuurmonumenten. Door Natuurmonumenten is vanmorgen dan ook heel positief gereageerd op het feit dat er nu een compromis ligt waar zij zich achter kunnen scharen. Kortom, zo hebben wij die doelmatige en planmatige aanpak verpakt. Het staat er misschien niet zoals u het graag had gezien, maar dit is wel de uitwerking die wij bedoelden. Naar mijn weten is het ook zo door de maatschappelijke organisaties opgepakt. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is allemaal goed en wel dat dit de intentie is, maar het staat er gewoon niet. In het amendement staat: transparantie, onderscheiden naar soorten die zijn gedood. Dat is dus achteraf. In het amendement staat het faunabeheerplan, maar dat wordt niet nader geduid. In de toelichting staat wel dat er voorzien wordt in een planmatige en doelmatige aanpak, maar er is nergens sprake van transparantie van gegevens vooraf op basis van globale tellingen. Dit amendement verankert het echt niet en daarom vraag ik de VVD-fractie om hier nog eens goed naar te kijken en om ons amendement daar misschien toch ook maar bij te betrekken. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zal er zeker goed naar kijken. Naar mijn mening hebben wij zeker met dit amendement kunnen regelen dat de faunabeheerplannen inzichtelijk worden zodra ze goedgekeurd zijn. De faunabeheerplannen bestaan uit gegevens om de planmatige en doelmatige aanpak te garanderen. Volgens mij komt daar dus alles samen. Nogmaals, het is misschien niet opgeschreven zoals u het graag had gezien, maar wij bereiken wel dezelfde uitkomst op het punt van de transparantie vooraf. De faunabeheerplannen waar alles in staat, worden immers inzichtelijk. 

U geeft aan dat ik er nog eens goed naar moet kijken en dat ik uw amendement daarbij moet betrekken. Ik ben absoluut de beroerdste niet en dat ga ik zeker doen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik pak de draad op bij het amendement op stuk nr. 107 van de heren Heerema en Leenders. In de feitelijke wetstekst staat: het duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren, de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers en de uitoefening van de jacht geschieden overeenkomstig het faunabeheerplan. Dat geeft enige hoop. In de toelichting lees ik echter: het amendement bewerkstelligt dat de jachthouder net als nu in de Flora- en faunawet zelf verantwoordelijk is voor de handhaving van een redelijke wildstand in zijn jachtveld en voor de voorkoming van schade door in zijn jachtveld aanwezig wild. 

Naar mijn gevoel zit er forse spanning tussen wat er in het dictum staat en wat er in de toelichting staat. Ik wil de heer Heerema vragen om daar nog eens op in te gaan. Ik heb het gevoel dat in de toelichting ten minste een stukje oude tekst is blijven staan dat eruit zou moeten en dat vervangen zou moeten worden door iets als: planmatig volgens het faunabeheerplan. "Planmatig" betekent dat er vooraf bekend is wat je gaat doen en dat het achteraf controleerbaar is. 

De heer Heerema gaf aan in reactie op de interruptie van mevrouw Dik dat het woord "planmatig" erin staat. Ik heb er nog eens naar gekeken, maar ik kom het woord "planmatig" eigenlijk niet of nagenoeg niet tegen in de toelichting op het amendement. Ik kom wel deze passage tegen en daarom lijkt het mij dat de heer Heerema met dit amendement en de toelichting nog heel erg op twee gedachten hinkt. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat bestrijd ik echt. U zegt dat het er niet of nauwelijks staat, maar "planmatig" staat er gewoon in. Daar zijn wij ook blij mee, want wij vinden het ook goed dat er gegevens worden verzameld en aangeleverd bij de faunabeheereenheden, zodat die een plan kunnen opstellen. Het is verder ook goed dat dit plan, zodra het is goedgekeurd, inzichtelijk wordt gemaakt. Daarmee komt de transparantie bij de jacht veel beter tot uitdrukking en dat is alleen maar goed. 

U zegt: er zit spanning tussen. Ik zie die spanning niet. U suggereert dat die spanning er is, maar zo komt het absoluut niet bij mij over. In het amendement staat heel duidelijk wat wij beogen te doen, namelijk ervoor zorgen dat er conform de faunabeheerplannen wordt gehandeld. Dat een jager vervolgens in zijn eigen jachtveld verantwoordelijk is, lijkt mij niet meer dan logisch. Maar die faunabeheerplannen zijn dus gewoon het richtsnoer dat gevolgd moet worden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is een heel relevant punt. Door het verschil tussen de wetstekst en de toelichting kunnen er misverstanden in de wereld komen en dat moeten we als wetgever niet willen. Volgens mij is het een algemeen belang dat wetgeving eenduidig is. Ik kan niet anders dan vaststellen dat die spanning er is. Als ik die zie, dan zullen heel veel anderen die ook zien, met het risico van dien dat daarvan misbruik van wordt gemaakt. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zie dat echt anders. Ik heb er vertrouwen in dat dit amendement straks in de wet wordt opgenomen, als het voldoende ondersteund wordt, en dat deze wet wordt aangenomen in deze Kamer en vervolgens ook in de Eerste Kamer, ondanks het feit dat de partij van de heer Grashoff waarschijnlijk niet meedoet, als ik het goed begrepen heb. Dan moeten we vooral kijken hoe het er in de regio uit gaat zien. De Koninklijke Jagersvereniging heeft positief gereageerd, Natuurmonumenten heeft positief gereageerd. Laten die faunabeheereenheden dit eerst maar eens uitproberen, uittesten; laten we kijken hoe het gaat. Ik heb er vertrouwen in dat het goed komt. De heer Grashoff heeft dat vertrouwen misschien wat minder, omdat hij kijkt naar wat er allemaal mis kan gaan. Ik ben een positief mens, een liberaal, en ik zie vooral dingen die wél goed kunnen gaan. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

De coalitiepartijen hebben de faunabeheereenheden op afstand gezet, laten we daar niet omheen draaien. Er mag een maatschappelijke organisatie bij komen, ze mogen praten over een planmatige aanpak, maar deze coalitiepartijen hebben artikel 3.12 en 3.14, lid 4, namelijk de verplichting voor de jagers om te handelen precies zoals het is vastgesteld in afschotplan en faunabeheerplan, geschrapt. Dus ze kunnen hier wel mooie sier maken — en ik wil graag dat de heer Heerema daarop reageert — door te stellen dat er opeens planmatig wordt nagedacht binnen de faunabeheereenheden, maar er is geen sanctie op het feit dat de jagers op een andere manier gaan jagen. De jagers hoeven zich totaal niets gelegen te laten liggen aan die faunabeheerplannen, dus het is gewoon een wassen neus. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat zijn de woorden van mevrouw Thieme, die volgens mij op allerlei momenten en in allerlei zaaltjes vooral tegen de jacht pleit. Ik geloof ook wel dat zij, als ze zo tegen jacht, schadebestrijding, benuttingsjacht en populatiebeheer aankijkt, dit geen goed voorstel kán vinden. Dat kan, prima. Ik accepteer dat en ik hoop dat zij dat ook kan accepteren. 

Ik zie het licht dat zij ziet, veel minder. Er staat heel duidelijk in het amendement dat het faunabeheerplan leidend is voor hoe er gehandeld moet worden. Dat staat erin. Dan kan het zijn dat het bij een ander artikelnummer eruit gehaald is, zoals mevrouw Thieme zegt, maar het staat in het amendement: het faunabeheerplan is leidend. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat staat er niet in. Er staat alleen maar een opdracht aan de faunabeheereenheden om een faunabeheerplan te maken. Vervolgens schrappen de coalitiepartijen de verplichting, die nog wel in het wetsvoorstel stond, voor de jagers om te handelen conform het afschotplan en de faunabeheerplannen. Dat is het grote probleem dat met dit amendement op tafel ligt. Ik weet dat de Partij van de Arbeid nu wanhopig probeert om er via een interruptiedebatje iets moois van te maken, maar feit blijft dat de jagers alle ruimte krijgen. Dat komt de heer Heerema heel goed uit, dus ik begrijp ook heel goed dat hij hier heel content en rustig zijn verhaal zit te doen. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb volgens mij nooit anders gedaan in deze zaal, dus dat betekent dat ik op alle onderwerpen content zou moeten zijn en volgens mij is dat ook wel zo. Wij kijken daar echt anders tegen aan. De Partij voor de Dieren en de VVD staan volgens mij lijnrecht tegenover elkaar in dit dossier. Ik accepteer dat en volgens mij geldt dat voor de Partij voor de Dieren ook. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik hoorde net de heer Heerema in een reactie op mevrouw Dik-Faber zeggen dat hij nog wilde kijken naar het punt dat zij noemde. Ik kan mij ook voorstellen dat de Partij van de Arbeid en de VVD niet zo'n faunabeheerplan in de wet schrijven om vervolgens de mogelijkheid open te laten dat men zich daar niets aan gelegen laat liggen. Zou de heer Heerema in ieder geval bereid zijn om even na te kijken of er geen onbedoelde mazen in de wet zijn ontstaan ten aanzien van het uitgangspunt dat je het planmatig doet en dat je het volgens zo'n faunabeheerplan doet? Je stelt zo'n plan immers niet voor niets op. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Er is zelden een amendement zo vaak door mijn handen gegaan als dit amendement. Ik denk dat ik het de afgelopen dagen wel vijftig keer heb gezien, gelezen en nogmaals gelezen, maar er kan natuurlijk altijd nog iets onbedoelds in staan. Het is ook een amendement van vijf pagina's. Dus ja, ik wil daar zeker naar kijken en ik zal daar ook contact over opnemen met mijn collega. Mocht er nog iets onbedoelds in staan, dan gaan wij handelen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Hartelijk dank, want we stellen natuurlijk een plan op zodat het een leidraad wordt bij het handelen. Volgens mij zijn we dan weer een stukje dichter bij elkaar. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Onder de onlangs ingediende amendementen zijn er vast nog een aantal die ik zal ondersteunen. Ik ben namelijk blij dat we dit wetsvoorstel gezamenlijk een stukje beter kunnen maken. 

Ik heb in mijn eerste termijn twee duidelijke vragen aan de staatssecretaris gesteld. Ik overwoog ook om moties in te dienen op die twee punten. Het eerste punt was het betrekken van het maatschappelijk veld bij de uitvoering en inpassing van deze wet, om onbedoelde stapeling van beleid te voorkomen. Heb ik uit de beantwoording in eerste termijn goed begrepen dat de staatssecretaris aanbeveling 5.1.7 uit het SIRA-rapport over regeldruk over gaat nemen? 

Daarnaast had ik een vraag over het inbouwen van een evaluatiemoment in aanloop naar het landen van de Natuurwet in de Omgevingswet, zodat wij een helder beeld krijgen hoe de regeldruk zich met deze wet ontwikkelt. Ik meen dat de staatssecretaris mij daarover ook een toezegging heeft gedaan. Puur voor mijn eigen gerustheid: dit klopt toch? 

De staatssecretaris heeft mij in eerst termijn op een ander punt al gerust kunnen stellen, vooral met haar antwoord op de mogelijke toegangsbeperking op het eigen terrein als dit een Natura 2000-gebied is. Dit blijkt in de praktijk namelijk eigenlijk niet voor te komen. 

Ik heb bij dezen mijn opmerkingen in tweede termijn gemaakt. Sommige amendementen hebben de tongen nogal losgemaakt. Het is jammer dat een aantal partijen toch wat in schuttersputjes blijft zitten, om met de woorden van de heer Geurts te spreken. Mijn inschatting is dat wij als Kamer op het gebied van natuur helemaal niet zo ver uit elkaar liggen. Op sommige punten natuurlijk wel, maar de hoofdlijn wordt volgens mij breder gedragen. Alle Nederlanders houden van natuur, lopen er graag in, genieten van de rust en benutten de natuur als het mogelijk is. Of je nou van de VVD of de SP of welke andere partij dan ook bent, volgens mij delen we dat beeld. Ik vind het dan ook oprecht jammer dat het erop lijkt dat er een veel grotere tegenstelling gecreëerd wordt dan er in werkelijkheid is. 

Anderhalf jaar voorbereiding op deze wet komt vandaag tot finale discussie in de Kamer. Ik heb het een mooi proces gevonden om zo'n grote wet te mogen behandelen. Voor velen van u is dat waarschijnlijk de normaalste gang van zaken, maar voor mij was dit de eerste keer. Dinsdag hebben we stemmingen. Dan kunnen we deze wet als afgesloten beschouwen. Het moet dan ook raar lopen als mijn advies over deze wet aan mijn fractie nog gaat veranderen. Dat advies is positief. 

De voorzitter:

Wij gaan nu eens even goed zitten voor de bijdrage van de Partij voor de Dieren. Die is in tweeën geknipt. Wij gaan eerst luisteren naar 30 minuten mevrouw Thieme en daarna voor de details naar 20 minuten mevrouw Ouwehand. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is wel uw dag, hè! 

Voorzitter. Met heimwee denk ik aan Lutz Jacobi, een van de opstellers van de nota Mooi Nederland. Zij beloofde namens de Partij van de Arbeid plechtig om de plezierjacht definitief met wortel en tak uit te roeien. Ik wil haar woorden hier graag in herinnering roepen, niet alleen omdat ze geheel in lijn zijn met wat een overgrote meerderheid van de partijen in 2012 aan de kiezer beloofde, maar vooral ook opdat wij haar en de verkiezingsbelofte van de Partij van de Arbeid nooit zullen vergeten. Ik citeer: "De PvdA is geen voorstander van jacht. Tenzij het de enig overgebleven oplossing is om bijvoorbeeld problemen van overlast op te lossen. Maar ook dan alleen onder strikte voorwaarden. Eerst moeten alle andere maatregelen uit de kast zijn gehaald om die overlast door dieren tegen te gaan en schade te bestrijden. Door te zorgen voor minder voedselaanbod, ruimere natuurgebieden en in te zetten op alternatieve methoden is al veel te winnen." Aldus Lutz Jacobi. 

Sinds wij vorige week het wetgevingsoverleg over de Wet natuurbescherming zijn begonnen, is er veel gebeurd. De opvolger van Lutz Jacobi, Henk Leenders, ging met de VVD in conclaaf om tot een voorstel te komen dat naar zijn mening nog diervriendelijker zou zijn dan dat van Lutz Jacobi. Hij stelde voor dat maatschappelijke organisaties die duurzaam populatiebeheer als doelstelling hebben — dat is dus niet de Dierenbescherming — deel zouden moeten kunnen uitmaken van de faunabeheereenheden. Ze zouden dan mee mogen praten over de jacht. In ruil daarvoor gunde hij de VVD dat de plezierjacht onaangetast zou blijven en dat het planmatig bestrijden van schade door dieren door grondeigenaren wordt geschrapt. Afschotplannen werden geschrapt, evenals de verplichting om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan. 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik hoor mevrouw Thieme het nu al een aantal keren hebben over de VVD en plezierjacht. De VVD heeft naar mijn mening altijd gesproken over schadebestrijding, populatiebeheer en benuttingsjacht. Mevrouw Thieme kan prima een frame opwerpen door te zeggen dat de VVD iets met plezierjacht zou hebben. Ik werp dat verre van mij. Ik spreek daar nooit over. Mevrouw Thieme heeft mij nog nooit over plezierjacht horen spreken. Ik heb nog nooit gezegd dat wij daarvan een voorstander zouden zijn of iets dergelijks. Wij denken bij plezierjacht echt aan iets heel anders, iets dat ver buiten dit werelddeel voorkomt. Laten we het dus gewoon hebben over schadebestrijding, populatiebeheer en benuttingsjacht. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is een feit dat er vijf diersoorten zijn uitgezonderd van het regime hoe we omgaan met dieren die schade berokkenen. Het is een feit dat daar niets voor wordt gevraagd. Het is een feit dat er alle ruimte wordt geboden aan jagers om naar eigen behoefte dieren in de natuur te doden en uit de natuur te halen. Dat heeft niets te maken met maatschappelijke noodzaak. Daarom is het ook zo kwalijk dat de Partij van de Arbeid daarin dreigt mee te gaan door die vijf bejaagbare soorten vogelvrij te blijven verklaren. Ik hoop echter nog dat die fractie van standpunt zal veranderen. 

De faunabeheereenheid wordt met dit amendement op grote afstand geplaatst, en daarmee ook de invloed van de maatschappelijke organisaties die van die faunabeheereenheden deel zouden mogen uitmaken. Jagers zouden net zo veel hazen, fazanten, konijnen, houtduiven en wilde eenden mogen schieten als hun goeddunkt. Ze zouden alleen achteraf even moeten melden hoe groot het aantal geschoten dieren is. Als het dier geschoten is, dempt men de dorst door een glas te drinken en er achteraf over van gedachten te wisselen. Het dier zou op die manier op de eerste plaats komen, meende Henk Leenders. Maar zo eenvoudig bleek dat niet te liggen. Organisaties als de Dierenbescherming, de Faunabescherming en Natuurmonumenten namen met kracht afstand van het tussen de VVD en de PvdA gesloten compromis. Dat deden ze terecht. We hebben gisteren een hoorzitting gehad. De maatschappelijke organisaties maakten daarin gehakt van het amendement. Ook de geconsulteerde juristen en ecologen hadden geen goed woord over voor het compromis. Het is een wassen neus. 

Ik ga even door het amendement heen. De faunabeheereenheden spelen geen enkele rol meer bij jacht en schadebestrijding door grondgebruikers. Het afschotplan wordt geschrapt, en zelfs ook de verplichting om je dus te houden aan het faunabeheerplan. De wijziging in de toelichting op het amendement, die Leenders en Heerema vandaag in allerijl naar de Kamer hebben gestuurd, doet daar niets aan af. Immers, de toegevoegde opmerking dat de faunabeheereenheden voorzien in een planmatige aanpak, is slechts een indicatief plan, zo heb ik mij laten vertellen door de juristen. Die opmerking heeft daarmee geen enkele rechtskracht. Sterker nog, die planmatige aanpak heeft in de praktijk ook weinig betekenis, omdat de VVD en de PvdA de verplichting hebben geschrapt voor jagers om zich te houden aan de faunabeheerplannen. De jagers kunnen nog steeds hun gang gaan. 

Ook het openbaar maken van de faunabeheerplannen, waarover de heer Leenders zo trots vertelde, gold al. Die plannen werden al openbaar gemaakt als ze werden goedgekeurd door de provincie. Het gold allang dat we die dan konden inzien. Dat is dus niets nieuws. 

In het amendement wordt heel trots gesproken over de mogelijkheden voor bestuursrechtelijke handhaving. De handhaving gaat echter niet over afschieten, maar alleen maar over de plicht tot informatieverstrekking. Ik begrijp heel goed dat de VVD met het extra zinnetje in de toelichting kan leven. De PvdA heeft zich, om het maar oneerbiedig te zeggen, weer eens laten ringeloren. 

Kwalijk is ook dat er geen duidelijke eisen worden gesteld aan de planmatige aanpak ten aanzien van bijvoorbeeld nut en noodzaak, alternatieven voor afschot, aantallen dieren of de begrenzing van het werkgebied. Kortom, in vergelijking tot het wetsvoorstel verslechtert het amendement de controleerbaarheid, handhaafbaarheid en de mogelijkheid voor rechtsgang. Hoogleraar natuurbeschermingsrecht Kees Bastmeijer en dr. Arie Trouwborst, universitair hoofddocent milieurecht, beiden verbonden aan Tilburg University, stelden dat het amendement ook in strijd is met het Biodiversiteitsverdrag en het Verdrag van Bern, en wel op de volgende punten. De definitie van schadebestrijding is vaag. Afschot kan plaatsvinden omdat de grondgebruiker zelf mag bepalen of er ernstige schade is en of hij denkt dat er volgend jaar schade zal zijn. In het amendement wordt niet geregeld dat er eerst wordt gekeken naar andere, diervriendelijke schadebestrijdingsmiddelen. Met het amendement wordt ook niet geborgd dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar kan worden gebracht. Er wordt ook niet in geregeld dat er een causaal verband moet zijn aangetoond tussen afschot en schadepreventie. De passage in het wetsvoorstel en in het amendement dat afschot alleen nog bij dreigende schade in het lopende jaar of het komende jaar mag plaatsvinden, is lijnrecht in strijd met de Vogelrichtlijn. 

Ik wil graag een reactie van de staatssecretaris op mijn constatering, die geschraagd wordt door de rechtsgeleerden die wij hebben geconsulteerd. De staatssecretaris zou voor dit amendement geen verantwoordelijkheid moeten willen dragen, juist omdat zij de Kamer heeft laten weten jacht zonder nut of noodzaak onacceptabel te vinden. 

Er zijn redenen genoeg om het amendement ook voor te leggen aan de Raad van State. Het amendement raakt de kern van het wetsvoorstel en maakt verstrekkende inbreuk op het leven en welzijn van miljoenen levende wezens. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het amendement Heerema/Leenders op stuk nr. 53 volgens rechtsgeleerden in strijd is met het biodiversiteitsverdrag en het Verdrag van Bern; 

overwegende dat met dit amendement de kern van de Wet natuurbescherming (33348) omtrent regels voor jacht, schadebestrijding en populatie wordt aangetast; 

verzoekt de regering, advies te vragen aan de Raad van State over het amendement op stuk nr. 53, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 137 (33348). 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het zou natuurlijk veel beter zijn als de heer Leenders zijn steun aan het amendement intrekt. Het is een compromis dat lijnrecht in strijd is met de verkiezingsbelofte van de PvdA en ook met de bedoeling van de dieren- en natuurbeschermers. Daarmee is het een onhoudbaar voorstel. 

Het akkoord met de VVD klonk als een knallend déjà vu. Ten tijde van de behandeling van de Flora- en faunawet in 1996 stelden de leden van de fracties van de PvdA, D66 en het CDA dat de commerciële jacht en de plezierjacht niet meer op hun plaats waren. Wat een draai heeft het CDA trouwens gemaakt, maar dit terzijde. De PvdA-woordvoerder Willie Swildens-Rozendaal zei dat het onlogisch is om een wildlijst te hebben in een wet die uitgaat van het "nee, tenzij"-principe. Zij zei: er wordt niet gejaagd, tenzij er een bijzondere reden voor is. Zij benadrukte het belang van de uniforme bescherming, waarbij inbreuken slechts te rechtvaardigen zijn bij schade of bescherming. Dit was exact hoe haar collega Lutz Jacobi het in 2013 herhaalde. In de NRC van 21 oktober 1999 stelde het PvdA-Kamerlid Swildens echter dat zij uiteindelijk toch voor de plezierjacht op vijf soorten was gezwicht, om de VVD op andere terreinen mee te krijgen. Een knallend déjà-vu. 

De plezierjacht is een volledig vrije kwestie. Er wordt in het regeerakkoord met geen woord gerept over de plezierjacht. De PvdA kan zich dus volledig vrij voelen en zich gesteund weten door een grote meerderheid in zowel de Tweede als de Eerste Kamer. 

Een kentering in het vervangende beleid is hard nodig om recht te doen aan de intrinsieke waarde van de natuur en de dieren in het wild. Een kentering is hard nodig om de schade te voorkomen met middelen die wél werken en diervriendelijk zijn. Daarvoor is het nodig dat wij breken met de traditie om jagers te laten bepalen hoe het beleid eruitziet en het beleid vervolgens door hen te laten uitvoeren. Niet focussen op aantallen dieren, maar op natuurwaarde en schadepreventie. Daarom heb ik een amendement ingediend dat ertoe strekt het recht tot het uitvoeren van het faunabeleid niet exclusief onder te brengen bij de faunabeheereenheden, maar dat recht ook te geven aan andere organisaties, als zij daartoe voldoende gekwalificeerd zijn. De provincies krijgen daarmee de ruimte om het faunabeleid naar eigen inzicht in te vullen. 

Ook stel ik voor om de wildbeheereenheden geen wettelijke status te verschaffen. Het is nergens voor nodig om jagersverenigingen en jagersclubs een wettelijke status te geven. Het aanwijzen van gebieden en natuurgebieden waar bijvoorbeeld geen enkel zwijn mag komen, past ook niet in een modern faunabeleid. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een nulstand van wilde zwijnen niet reëel en niet houdbaar is; 

verzoekt de regering, de nulstandgebieden voor wilde zwijnen los te laten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 138 (33348). 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan kom ik bij onze amendementen om onnodige verstoring van de natuur een halt toe te roepen. Ik zei in mijn eerste termijn dat wij de PvdA-fractie graag de kans bieden, zich op deelgebieden te revancheren via amendementen op de Wet natuurbescherming, waarvoor een ruime meerderheid te vinden is. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald in de eeuwige jachtvelden van de VVD. 

De Partij van de Arbeid heeft bij de behandeling van mijn initiatiefnota gezegd dat zij de jacht diervriendelijker wil maken. Daarom heb ik een amendement ingediend dat voorschrijft dat alleen nog met kogelgeweren geschoten mag worden en niet met hagel. We mogen niet negeren dat een groot aantal dieren in jagerstermen "ziekgeschoten" wordt. De vijf diersoorten worden beschoten met hagel. Een hagelpatroon bevat enkele honderden metaaldelen die op dieren in volle beweging worden afgevuurd. Dieren worden daardoor aangeschoten en vluchten in paniek. Een aangeschoten dier sterft een pijnlijke dood door geperforeerde darmen, een gebroken onderkaak of afgerukte poten. Ik citeer uit het jagershandboek getiteld Kleinwild, van Waidman, alias Gerrit Bakker. "In vele gevallen wordt of worden van het haas de achterlopers kapot geschoten. Dit is heel duidelijk te zien. Het dier zal op het moment dat het schot doel treft van achteren tegen de grond gaan, maar er toch onmiddellijk weer in een scheve houding vandoor gaan. Vaak slingert in zo'n geval het gebroken stuk loper naast het dier. Zo heb ik eens twee uren besteed aan nazoek van een dergelijk aangeschoten haas. Niet gevonden. Een week later zagen we in hetzelfde weiland, bijna op dezelfde plek, een haas. Hetzelfde; het dier kon nog nauwelijks lopen. Een van de achterlopers was vanaf de heup toe tot aan de sokken driemaal zo dik als normaal. Een voorloper was gebroken en sterk opgezet. De etter droop uit de hagelwonden op de rug en bij de gewrichten. We verlosten het dier van zijn aardse zorgen. Op zo'n moment ben je geneigd te stoppen met jagen." Aldus de jager Gerrit Bakker. 

In het Nederlandse jachtveld wordt met gemiddeld drie patronen per gedood dier geschoten. Dat zijn ten minste 600 hagelkorrels, waarvan een aantal dodelijk kan zijn en een aantal niet. Soms worden ook dieren in de directe omgeving geraakt. In voorbereiding op het verbod op loodhoudende munitie werd er onderzoek uitgevoerd door de wetenschappers van het IVN naar het gebruik van hagelpatronen. Ze stelden vast dat voor het schieten van een wilde eend gemiddeld drieënhalf hagelpatroon gebruikt wordt. Voor het schieten van een fazant is dat tweeënhalf, voor het schieten van een houtduif vier, voor het schieten van een haas twee en voor het schieten van een konijn drie. Deze cijfers zijn terug te vinden in het rapport Emissie van zeven zware metalen naar landbouwgrond, van het CBS uit 2003. Ik heb dit rapport vorige week laten uitreiken aan de Kamerleden. Belangrijk is te melden dat dit onderzoek werd gedaan ten tijde van het gebruik van loodhagel. Loodhagel is relatief dodelijker en effectiever dan bismut en zink, dat nu wordt gebruikt. Jagers vertellen mij dat het aantal gebruikte patronen per gedood dier vandaag de dag eerder nog verder zou zijn toegenomen en daarmee tevens de kans op ziekgeschoten dieren, dieren die niet dodelijk geraakt worden en creperen in de natuur. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze cijfers in het kader van de wettelijke zorgplicht en de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier? 

Ook het recente TNO-rapport uit 2014 getiteld Emissieschattingen, diffuse bronnen en emissieregistratie, bevestigt dit beeld andermaal. Ook dit rapport heb ik uitgereikt aan de collega's. De Nederlandse Organisatie Jacht- en Grondbeheer, laat op haar website weten dat de Nederlandse jager gemiddeld 200 patronen per jaar verschiet. Vermenigvuldig die jagersinschatting met 28.000 in Nederland actieve jagers, en dan kom je op 5,6 miljoen hagelpatronen op een aantal van 2 miljoen gedode dieren. 

Voormalig bestuurder Sjaak Kuijpers van de Jagersvereniging laat weten dat hij drie patronen per gedood dier een zeer conservatieve schatting vindt. Hij zegt dat het regelmatig voorkomt dat ervaren jagers vijf hagelpatronen per dier gebruiken: één keer mis, drie keer aangeschoten en dan het dodelijke, verlossende schot. Het is dus logisch en onontkoombaar dat er op dit moment zo veel aangeschoten dieren in de natuur verminkt verder leven met hagelpatronen in het lijf of een ellendige dood sterven. Sinds 1978 moet elke Nederlandse jager een jachtdiploma hebben. Schietvaardigheid maakt daarvan een wezenlijk onderdeel uit. Echter, de risico's dat dieren worden ziekgeschoten zijn groot. Dergelijke grote foutmarges zouden in elke andere sector onaanvaardbaar zijn. In dit geval spreken we letterlijk van een kwestie van leven en dood. 

De staatssecretaris en enkele woordvoerders vertrouwen op de weidelijkheidsprincipes van de jager, zoals ik al een aantal keren heb gehoord. Bestudering van de jagers laat echter zien dat deze regels en tradities er vooral zijn om de sport rondom de jacht zo mooi mogelijk te houden. Veel ecologen pleiten ervoor om hazen in het zitje — dat betekent stilliggend of stilstaand — of de fazanten lopend in plaats van vliegend te schieten. Dit vergroot namelijk de trefkans en het beperkt het ziekschieten. Dit druist echter in tegen de weidelijkheidsprincipes, zo zeggen de jagers. Bij ernstige konijnenschade gebruikt men vaak het flobertgeweer, een licht kogelgeweer, in plaats van een hagelgeweer. Dat gebeurt om de konijnen in het zitje — stilliggend of stilstaand — te schieten. Tijdens de jacht is deze manier van handelen echter onaanvaardbaar, zo schrijven de redacteuren van het verenigingsblad De Nederlandse Jager. Het is dan ook niet meer dan logisch om bij de jacht ook gebruik te gaan maken van het kogelgeweer. Daartoe heb ik een amendement ingediend. Ik hoop op brede steun van de partijen die diervriendelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. Ik verwacht ten minste de steun van de Partij van de Arbeid en de staatssecretaris, die expliciet hebben gezegd dat de jacht op alle punten diervriendelijker moet worden. Graag verneem ik het oordeel van de staatssecretaris. Ik hoop ook op steun voor mijn amendement om in alle gevallen te verbieden dat de jacht en het afschot gebeurt vanuit vaartuigen en voertuigen. 

Het ligt ook voor de hand om de leeftijdsgrens voor een jachtakte te verhogen naar 21 jaar. Want waarom zouden jongeren al vanaf 18 jaar mogen beschikken over leven en dood van dieren, dieren waarvan de overheid zegt de intrinsieke waarde te erkennen? In de Verenigde Staten, waar het gebruik van vuurwapens zeer tolerant tegemoet wordt getreden, geldt in de staat New York een leeftijdsgrens van 21 jaar voor het mogen hanteren van vuurwapens. 

De jacht verstoort de natuur in belangrijke mate. De jacht verarmt de natuur doordat de dieren worden weggehaald, verstoort de natuurlijke populatiedynamiek en verstoort de bejaagde diersoort en andere soorten. De verstoring van de natuur, met name verstoring van de andere, niet-bejaagbare soorten, blijkt keer op keer uit onderzoek, onder meer uit onderzoek van Alterra uit 2004 en 2010. De aanwezigheid van jagers, hun honden en hun schoten zorgen voor verstoring van vele aanwezige diersoorten. Edelherten worden bijvoorbeeld veel waakzamer, wat ten koste gaat van hun foerageertijd. Vluchtende dieren sturen bij jachtpartijen een sterk alarmsignaal uit naar alle andere dieren in het veld. De dieren vluchten en keren soms pas na dagen terug. 

Er wordt ook intensief gejaagd op vossen. Dit gebeurt met lichtversterkers in de nacht. Dit heeft grote gevolgen voor de nachtrust in de natuur en het dierenwelzijn. Want, zo kun je je voorstellen, het is bijna onmogelijk om aangeschoten dieren in de nacht terug te vinden. Daarom heb ik een amendement ingediend om het nachtelijk jagen met lichtversterkers en dergelijke te verbieden. 

Een doorn in het oog van veel boswachters, heb ik mij laten vertellen, zijn de zogenoemde gastjagers in het veld. Dit zijn jagers, veelal uit het buitenland of uit een andere provincie, die geen enkele betrokkenheid hebben bij het terrein en om die reden ook niet bij het faunabeleid. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, het jachttoerisme aan banden te leggen en jacht en afschot te verbieden voor hen die niet in de directe nabijheid van het jachtveld wonen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 139 (33348). 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Je kunt niet anders dan hiervoor zijn als je het belangrijk vindt dat de jacht, als die al plaatsvindt, in het belang van de natuur plaatsvindt. We hebben geen gastjagers nodig die van toeten noch blazen weten. Afschot kan alleen worden toegestaan als op objectieve gronden meetbaar kan worden aangetoond dat het in het belang van schadebestrijding of populatiebeheer is. Het is belangrijk om ons te realiseren dat geen enkele diersoort altijd en overal schadelijk is. Daarom hebben wij een amendement ingediend om de vrijstellingslijst te schrappen uit het wetsvoorstel en een amendement over de nadere precisering van het begrip "schade". 

Het ligt niet in de rede dat jagers dieren die schade of overlast veroorzaken, gaan lokken. Dat gebeurt echter wel, onder meer met levende lokeenden en lokduiven. Ook bij de plezierjacht worden ze gebruikt. De wet staat toe dat levende eenden en lokduiven worden gebruikt op voorwaarde dat ze niet verminkt of blind gemaakt zijn. Het staat er echt! Het is natuurlijk hartstikke moeilijk om te controleren of de lokvogels tamme dieren zijn of dat zij uit het wild gehaald zijn. Ook de controle op de wijze waarop met de lokdieren wordt omgegaan, hoe ze worden gehouden en verzorgd, is gecompliceerd. De lokvogels worden vastgebonden of in een kooitje geplaatst ten behoeve van het afschot. Dit tast het dierenwelzijn aan. Deze middelen zijn daarom niet meer van deze tijd. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris. 

Het zal de Kamer verbazen, maar ik wil nog een motie indienen samen met de heer Heerema van de VVD. Die motie gaat over de jachttrofeeën. De staatssecretaris heeft gezegd dat zij dit aan het onderzoeken is. Jachttrofeeën komen vaak onder het mom van persoonlijk bezit in Nederland en Europa en worden vaak misbruikt voor wildlife crime door terroristische organisaties die met ivoorverkoop veel geld genereren. De staatssecretaris heeft het amendement op dit punt ontraden, maar ik heb eveneens een motie, ook ter ondersteuning van haar plannen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat stroperij en de internationale illegale handel in dierproducten, bijvoorbeeld ivoor en tijgerhuiden, een bron van inkomsten is voor terreurorganisaties en internationale criminele netwerken; 

constaterende dat de huidige vrijstellingen voor jachttrofeeën moeilijk te controleren zijn op misbruik door de internationale illegale handel van dierproducten; 

verzoekt de regering om dit jaar met een plan van aanpak te komen om de import van de jachttrofeeën, bijvoorbeeld ivoor en tijgerhuiden, in nationaal dan wel Europees verband aan te pakken en de Kamer daarover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 140 (33348). 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik rond af. Het vertrouwen van de burger in de politiek is tot een dieptepunt gedaald. De regeringscoalitie heeft nog slechts een virtuele meerderheid van 35 zetels in dit huis. Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking wijst de plezierjacht af. De regeringspartijen hebben de afschaffing daarvan ook aan de kiezer beloofd. Het zou dan ook beschamend zijn wanneer dezelfde regeringspartijen de plezierjacht nu zelfs uitbreiden door afschot totaal ongecontroleerd toe te staan onder het mom van schadebestrijding. De staatssecretaris noemde het zonder nut of noodzaak afschieten van dieren onacceptabel. Het is onacceptabel dat haar wetsvoorstel en het amendement van de coalitiepartners daar desalniettemin alle ruimte voor geven. Er zal een einde moeten komen aan de plezierjacht, evengoed als ik van mening ben dat er een einde moet aan de bio-industrie. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Zoals te horen was tijdens de afsluiting van collega Thieme, werken we graag samen met de VVD. Samen met die partij hebben we een motie ingediend tegen wildlife crime. Ik dien zelf ook nog een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat ondanks de afspraak om het verlies aan biodiversiteit in 2010 te stoppen, de natuur in ons land nog steeds achteruitgaat; 

constaterende dat de Wet natuurbescherming een verslechtering betekent van de bescherming van de kwetsbare natuur in Nederland ten opzichte van de wetten die nu gelden; 

verzoekt de regering, het wetsvoorstel natuurbescherming (33348) in te trekken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 141 (33348). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zie dat de heer Heerema een beetje vreemd kijkt. Hij zal de overwegingen misschien niet delen. Ons heeft het bericht bereikt dat de VVD heeft gedreigd om tegen de Wet natuurbescherming te stemmen als de Partij van de Arbeid het in haar hoofd zou halen om vast te houden aan wat zijzelf al jaren vindt, waar zij al jaren voor strijdt en wat zij in de initiatiefnota Mooi Nederland heeft opgeschreven, namelijk dat er een einde komt aan de plezierjacht, of om het begrijpelijker te maken voor de VVD: de jacht die niet gereguleerd is in de bestaande systemen voor schadebestrijding en populatiebeheer. 

Dat kon de Partij van de Arbeid gewoon doen. Dat is niet verboden in het regeerakkoord. In het regeerakkoord staat alleen dat de Wet natuur, die door voormalig staatssecretaris Bleker was ingediend, zou worden aangepast. Als de VVD besluit om die reden de coalitiepartij dwars te zitten die haar eigen idealen wil volgen in een vrije kwestie, als zij besluit om op dat punt te breken, dan vraag ik mij af wat daar zo vervelend aan is voor de staatssecretaris. Ik zou zeggen: als een van de coalitiepartijen een verslechtering van de natuurwetten die nu gelden, niet wil steunen, dan zijn we toch klaar? Dan zijn alle groene partijen toch blij met het behoud van de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet? Einde oefening voor de Blekerexercitie. Ik snap niet helemaal waarvoor de Partij van de Arbeid nu precies haar idealen heeft ingeleverd. 

De VVD-fractie dreigde tegen dit wetsvoorstel te stemmen om andere redenen dan de Partij voor de Dieren, maar de staatssecretaris heeft het goed gehoord: dit wetsvoorstel kan niet rekenen op steun van mijn fractie en dat is niet zomaar. Ik noemde al even die drie wetten die nu gelden, waar onder de vorige regering fors de bulldozer overheen is gegaan. Het compromis in het regeerakkoord was dat de Partij van de Arbeid de wens van de VVD zou steunen om daarop door te gaan. Deze staatssecretaris heeft daar de scherpste randjes van af mogen halen. Dat betekent nog niet dat haar wetsvoorstel, of eigenlijk de nota van wijziging die wij vandaag bespreken, een verbetering is voor de natuur. Het enige positieve dat ik erin heb kunnen vinden, is dat er wordt opgemerkt dat de natuur intrinsieke waarde in zichzelf heeft. Dat is mooi en waar. Dat zegt de Partij voor de Dieren ook altijd. Verder krijgt dat niet veel handen en voeten in dit wetsvoorstel, dus dat leidt niet tot concrete verbetering. 

Wat overblijft is dat we de bescherming schrappen die we hadden. En dat in een context die er voor de natuur ook al niet goed uitziet: de keiharde bezuiniging op natuur die samenging met dat plan van Bleker. Er zou 70% van het natuurbudget afgaan. Dat is nu teruggebracht naar 50%, maar dat is nog steeds een bezuiniging van 50% ten opzichte van 2010. Was daar een rechtvaardiging voor, bijvoorbeeld dat de ecologische hoofdstructuur af was? Nee, helemaal niet, verre van, terwijl juist een aaneengesloten netwerk van natuurgebieden maakt dat de natuur weer veerkrachtig wordt. Robuust, noemen we dat. Natuur die weer een stootje kan hebben. 

Een ander deel van de context van het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, is de decentralisatie naar provincies. Het gaat om internationale afspraken waarvan we niet bepaald hebben aangetoond dat we die goed weten te realiseren. Het stoppen van de achteruitgang van biodiversiteit is niet gelukt. Is het dan verstandig om het uitvoeren van die belangrijke taak, waar we tot nu toe structureel op hebben gefaald, te versnipperen over twaalf provincies? Ik denk van niet. 

Een kleinere natuur is ook onderdeel van die context. Het netwerk van aaneengesloten natuurgebieden dat wij met de ehs zouden realiseren, wordt gewoon verkleind. Alsof dat zomaar kan met een natuur die er niet goed voorstaat. Een andere context is de verdergaande intensivering van de landbouw; overbemesting, monoculturen, uitputting van de bodem en het letterlijk doodspuiten van het leven op het platteland met zware gifstoffen. Daar kan de natuur niet tegen. Daar zou het kabinet een streep door moeten zetten, om het een halt toe te roepen. Dat gebeurt allemaal niet. In die context, waarin de natuur zwaar onder druk wordt gezet, nog verder dan al gebeurde, en zwaar onder druk wordt gehouden, de bescherming van je natuur verder uithollen, dat is nooit een goed idee. 

Het bezwaar van de Partij voor de Dieren is dat de staatssecretaris een kentering heeft gemaakt ten opzichte van de ontwikkeling in de samenleving, zoals ik in het wetgevingsoverleg, de eerste termijn, ook heb gezegd. We zijn steeds beter gaan beseffen dat het waardevol is om natuur te beschermen om zichzelf; niet alleen de soorten die we kunnen oogsten, die we nuttig vinden, die iets voor ons opleveren, maar ook de ecosystemen waar we onvoldoende grip op hebben om te kunnen millimeteren en te zeggen: dit is wel belangrijk en dat niet. Dat heeft jaren gekost. In 1818 was er de eerste Nuttige Dierenwet. We zijn nu ongeveer 200 jaar verder. In die periode is het besef gegroeid dat je het niet kunt hebben van de bescherming van individuele soorten. Dat is een veel te ingewikkelde rekenpuzzel. De natuur gaat er daarmee niet op vooruit. De staatssecretaris zet nu een streep door die ontwikkeling en dat valt me tegen van haar. Het valt me tegen dat een staatssecretaris van Partij van de Arbeid-huize niet staat voor de natuur, terwijl ze weet wat er nodig is. 

De grap is — maar dat hangt af van je gevoel voor humor — dat het helemaal niet had gehoeven. De staatssecretaris had zich tegen de VVD kunnen opstellen als Doc Daneeka uit Catch-22. Het ís een catch 22. De VVD zegt voortdurend: de economie is belangrijk; weg met de natuur. De staatssecretaris had kunnen zeggen: inderdaad, de economie is belangrijk; we gaan de natuur dus beter beschermen. Daar zit de angel, maar daar zit ook de kans voor de staatssecretaris om partijen die niet overtuigd zijn van de intrinsieke waarde van de natuur te overtuigen met een goed verhaal. Die partijen zien we aan de rechterkant van het spectrum. Zij willen alleen maar denken aan de opbrengsten. Zij wijzen voortdurend op de klem dat natuurregels bepaalde economische ontwikkelingen in de weg zitten en blijven hierover zeuren aan de interruptiemicrofoon. 

Met dit wetsvoorstel zal dit niet veranderen. Sterker nog, hoogleraar natuurbeschermingsrecht Kees Bastmeijer en anderen hebben de Kamer, en ik neem aan ook de staatssecretaris, er indringend op gewezen dat een rechter, als de natuurbescherming steeds verder wordt uitgehold, steeds strikter plannen zal tegenhouden die een nog verdere bedreiging vormen voor de natuur. Als je minder doet voor de natuur, zal de natuur steeds kwetsbaarder worden en zal een rechter dus ook steeds strikter plannen tegenhouden. We kunnen onze eigen Nederlandse wetten wel regelen zoals de VVD het graag wil, maar er zijn en blijven internationale afspraken waaraan we moeten voldoen. Dan duurt het misschien iets langer voordat we een tik op de vingers krijgen, maar er zullen mensen naar het Europees Hof stappen. 

Deze regering en de voorgaande regeringen hebben al ongelofelijk veel vernietigende afspraken van rechters aan de muur kunnen hangen. Zij hebben steeds weer gezegd dat je niet kunt blijven inhakken op de natuur. Wat het compromis ook is, welke tussenweg de staatssecretaris ook heeft gevonden, het is voor de natuur niet goed. De drang om de natuurbeschermingsregels nog weer verder op te rekken zal bovendien geen oplossing bieden voor het vastlopen van projecten. Dat weet de staatssecretaris en ik vind het echt jammer dat ze daar geen gebruik van heeft gemaakt. Catch-22 is een supergrappig boek, maar je moet wel zelf kiezen welke rol je speelt. De staatssecretaris speelt de rol van Yossarian, terwijl ze die grappige Doc Daneeka had kunnen zijn. Dan hadden wij met zijn allen nog veel pret kunnen hebben over het gespartel van de VVD; ik in elk geval wel. 

Het wetsvoorstel ademt de geest dat de natuur beschermd moet worden, maar dat de economie daarbij voorop moet staan. Dat is dan de economie van de korte termijn, van de tunnelvisie. In die tunnel proberen we soorten in leven te houden. Er is sprake van micromanagement, met ruzies die door de VVD worden aangevuurd over de vraag of die ene witsnuitlibel een project kan tegenhouden. Neem daar afstand van, was en is vandaag het pleidooi van de Partij voor de Dieren. De natuur heeft ruimte nodig en heeft ecosystemen nodig om te ademen. Pas dan kunnen we afscheid nemen van dat micromanagement, waarin we de natuur proberen te beschermen op de vierkante millimeter. Dat houdt ons voortdurend bezig, maar helpt de natuur niet veel. 

Ik heb het al over de internationale verdragen gehad waar de staatssecretaris zich aan moet houden. Het is waar, ze heeft hierover een aantal dingen opgenomen in de nota van wijziging, maar dat heeft ze maar zeer beperkt gedaan. Ze gaat op het absolute minimum zitten. In verdragen zoals het verdrag van Bern en het verdrag van Bonn zijn bijlagen overeengekomen waarin dieren staan die zo bedreigd worden dat ze acute bescherming nodig hebben. Me dunkt dat je die beschermt. Deze verdragen binden de verdragspartners echter ook aan het voorkomen dat nog meer dieren zo bedreigd worden dat ze op die lijstjes terechtkomen, maar dat doet deze staatssecretaris niet. Het is selectief shoppen in de internationale verplichtingen. Ik voorspel haar dat ze er hiermee niet komt. We maken bezwaar tegen het loslaten van de brede zorgplicht voor planten en dieren in ons land ten gunste van de bescherming van lijstjes. 

Voorzitter. Ik rond af. Dat zal u meevallen, want ik heb maar 10 minuten gesproken. De Partij voor de Dieren zal tegen het wetsvoorstel stemmen. Ik stel de PvdA voor om er nog een nachtje over te slapen. We stemmen aanstaande dinsdag of woensdag over dit wetsvoorstel. Als we de initiatiefnota van mevrouw Thieme omarmen, wordt de wildlijst geschrapt, waarmee we een einde maken aan de jacht anders dan voor populatiebeheer of schadebestrijding. Dat is wat de PvdA altijd heeft gewild en daar is een Kamermeerderheid voor. Daar stemmen wij eerst over. Dan is de VVD boos. Die stemt dan, samen met alle groene partijen die veel kritiek hebben op het wetsvoorstel, tegen dit wetsvoorstel. Dan houden we de wetten die we hebben en wordt de plezierjacht afgeschaft. Mooier kunnen we het toch niet krijgen? Ik zou zeggen: laten we het zo doen volgende week. 

Voor het geval het anders loopt, heb ik een aantal amendementen ingediend. Die hebben de leden allemaal kunnen zien. Ik wil ook nog een aantal moties indienen. Dit zou echter de beste uitkomst ooit zijn. Wie breekt, betaalt, dus als de VVD zich niet aan het regeerakkoord houdt, hoop ik dat die voorspelling uitkomt en dat die fractie zal decimeren bij de volgende verkiezingen. 

Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat natuur niet alleen waardevol is in zichzelf, maar ook de basis is van ons bestaan; 

constaterende dat er nog steeds 50% van het natuurbudget is wegbezuinigd ten opzichte van 2010; 

constaterende dat het huidige beperkte natuurbudget niet voldoende is om ons natuurlijk kapitaal in Nederland goed te beschermen en door te geven aan volgende generaties; 

verzoekt de regering, op zoek te gaan naar voldoende aanvullende middelen om de bezuinigingen op het natuurbudget van de afgelopen jaren ongedaan te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 142 (33348). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat met de Wet natuurbescherming (33348) een groot aantal vissoorten en weekdieren hun bescherming verliezen, die ze wel hadden onder de Flora- en faunawet; 

constaterende dat deze soorten ook geen bescherming genieten onder de Visserijwet; 

verzoekt de regering, deze soorten alsnog wettelijke bescherming te bieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 143 (33348). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Tot slot dien ik nog een motie in omdat het me niet gelukt is om in een amendement een betere bescherming van bomen te regelen. Er zijn grote zorgen over de kaalslag die op dit moment gaande is. Veel waardevolle bomen worden gekapt in ons land. Ik dien nu dus een motie in, maar eigenlijk vind ik dat de staatssecretaris wettelijk had moeten regelen dat het kappen van bomen echt niet zomaar kan. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat provincies duizenden bomen gaan kappen langs N-wegen; 

constaterende dat het kappen van deze bomen niet zal bijdragen aan de veiligheid van de wegen omdat kale bermen juist hogere snelheden en gevaarlijk rijgedrag kunnen uitlokken; 

verzoekt de regering, de voorgenomen kap van bomen langs provinciale wegen te voorkomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 144 (33348). 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. 50 minuten spreektijd voor de Partij van de Dieren: in de SGP-traditie zou je dat een preek noemen. Gezien de inhoud, zou je het een boetepreek noemen. In de SGP-traditie zou je daarna dan een psalmvers zingen. 

De voorzitter:

Houdt u zich niet in. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik moest denken aan psalm 19, vers 1: het ruime hemelrond ... 

De voorzitter:

Dan moet u het ook zingen. Dat zijn de regels. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het ruime hemelrond vertelt met blijde mond Gods eer en heerlijkheid. Dat is een prachtige psalm, die ook het positieve laat zien. Dat zou zichtbaar moeten zijn volgens de SGP-traditie. De heer Heerema sprak er ook heel mooie woorden over vanuit de liberale traditie. Wij hebben voor dit wetsvoorstel niet alleen bekeken wat beter kan — ik heb ook een aantal verbeterpunten — maar ook wat goed is. Ik denk dat goed zorgen voor Gods schepping mooi is. Het is goed dat er een wetsvoorstel ligt waarmee stappen in de goede richting worden gezet. 

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand wil even de tweede stem zingen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Partij voor de Dieren heeft een verzoek voor een psalm: 't Hijgend hert. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

"'t Hijgend hert der jacht ontkomen" en "alzo schreeuwt mijn ziel tot U". Het mooie van die psalm is dat hij aansluit bij de regels van de weidelijkheid. Lees de uitleg van de psalm maar: het hert moet een faire kans krijgen om de jacht te ontkomen. De psalm verbiedt dus niet de jacht, maar de psalm verbiedt het om oneerlijk te jagen. Het is dus prima als de Partij voor de Dieren die psalm voortaan meezingt. 

Ik zou graag mijn complimenten willen geven en begin daarvoor bij Bureau Wetgeving en de ambtenaren. Het is toch wel onvoorstelbaar wat zij in de afgelopen weken over zich heen hebben gekregen aan amendementen, en nu weer aan moties. Die zijn zeer gerechtvaardigd en ik heb daar zelf ook aan meegedaan. Dit is dus geen verwijt aan wie dan ook, maar gewoon een vaststelling. Dank daarvoor. Dank ook aan de staatssecretaris. Dit is een kolos van een wet. Het veld is verdeeld en de politiek is verdeeld. De staatssecretaris moet ervoor zorgen dat er toch een wet komt. We zijn er namelijk allemaal bij gebaat als we vooruit kunnen. Dank daarvoor. 

Ik concentreer mij op een aantal punten, ook vanwege de oproep van de voorzitter om de tijd zo efficiënt mogelijk te besteden. Ik begin met de doelbepaling. De SGP is niet tevreden over de antwoorden van de staatssecretaris. De Raad van State is glashelder: je neemt alleen een bepaling in de wet op als je concreet iets wilt regelen, en anders niet. Wat mij betreft trekt de staatssecretaris een rookgordijn op. Ze suggereert dat de doelbepaling niets om het lijf heeft, maar tegelijkertijd staat in de toelichting op het wetsvoorstel dat bestuursorganen rekening moeten houden met de doelbepaling. Ik wil graag hom of kuit van de staatssecretaris. Geldt nou de toelichting op het wetsvoorstel, of wat de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg gezegd heeft? Daar zei zij: het stelt inhoudelijk eigenlijk niks voor; dit zeggen we om politieke redenen. 

De staatssecretaris schermt met de Omgevingswet. De inbedding is hier echter heel anders. De doelbepaling heeft in de Omgevingswet een duidelijke juridische toegevoegde waarde; dáár wel. De Omgevingswet geeft bestuursorganen instrumenten met veel meer bewegingsruimte. De doelbepaling geldt in de Omgevingswet daarom ook "voor zover geen specifieke regels zijn vastgesteld". De bepaling is daar bedoeld om bestuursorganen in de vrije ruimte die ze hebben niet helemaal vrij te laten. De Natuurwet kent deze vrije ruimte niet. Een doelbepaling heeft dan ook geen toegevoegde waarde. De formulering "zoals nader bepaald bij of krachtens deze wet" zorgt alleen maar voor meer mist. 

Als de staatssecretaris de Omgevingswet wil volgen, waarom kiest ze dan niet voor exact dezelfde formulering? Vandaar het amendement op stuk nr. 106, waarin de formulering uit de Omgevingswet een-op-een in deze Natuurwet wordt opgenomen. Ik kan me niet voorstellen dat de regering dat zal ontraden, terwijl ze dit zelf in een andere wet opneemt. De wetten moeten toch onderling consistent zijn. 

Ik kom dan op de aanwijzing van bijzondere nationale natuurgebieden. Voor gebieden die in het voorportaal van de Natura 2000-status zitten, geldt een directe Europese verplichting. Dat is althans de redenering die de staatssecretaris gebruikt om mijn amendement te ontraden. Daar ben ik het ook mee eens, want je kunt in zo'n geval inderdaad geen overeenstemming met provincies eisen. Dat doen wij in dit amendement ook niet. We richten ons op een andere situatie. Die rechtstreekse verplichting vanuit internationale verdragen is er niet voor gebieden die op grond van algemene Natura 2000-doelen in aanvulling op de actieve soortenbescherming aangewezen mogen worden. Gelet op de verantwoordelijkheid van provincies voor het Natuurnetwerk Nederland zie ik bij aanwijzing van deze gebieden daarom graag provinciale overeenstemming. Daarom vraag ik de staatssecretaris om het oordeel over het amendement op stuk nr. 90 aan de Kamer te laten. 

Ik heb het amendement op stuk nr. 93 ingediend om ervoor te zorgen dat de regering de verantwoordelijkheid voor de bescherming van bijzondere nationale natuurgebieden niet zomaar op het bordje van provincies kan leggen. De staatssecretaris heeft al schriftelijk aangegeven dat ze het oordeel hierover aan de Kamer laat. Dank daarvoor. 

Ik kom dan bij de natuurlijke kenmerken. Ik verschil met de staatssecretaris van mening over de toetsing van projecten bij Natura 2000-gebieden. Projecten mogen de natuurlijke kenmerken van een gebied niet aantasten. De grote vraag is echter welke soorten en habitats bij deze natuurlijke kenmerken horen. Volgens de staatssecretaris zijn dat alle habitats en soorten die in een gebied niet verwaarloosbaar voorkomen en waarvoor Nederland daarom instandhoudingsdoelen heeft vastgesteld. Dat zijn dus niet alleen de soorten en habitats die leiden tot de selectie van het gebied. Wat mij betreft, gaat dat verder dan Europese arresten. Die hebben het over de habitats en soorten die de aanleiding waren om een gebied op de communautaire lijst te zetten. Het Europees Hof begint met de vraag: waarom is dit specifieke gebied aangewezen? 

Ik probeer hierover duidelijkheid te krijgen, maar de kneep zit 'm volgens mij in het volgende. In een gebied kunnen drie categorieën habitats en soorten voorkomen. Ik noem ten eerste habitats en soorten die direct geleid hebben tot de selectie van het gebied als Natura 2000-gebied. Daarvan is het helder, dat is een natuurlijk kenmerk. De tweede categorie vormen de habitats en soorten die nodig waren om voldoende landelijke dekking te krijgen en dus een indirecte aanleiding vormden om het gebied op de Natura 2000-lijst te zetten. Ik heb het over de derde categorie: habitats en soorten die geen aanleiding waren om het gebied een Natura 2000-status te geven. Dan gaat het met name om snippers natuur. Ik heb bijvoorbeeld het Oosterschelde-gebied genoemd. De staatssecretaris en ik waren het er ook over eens dat het daar niet om zou moeten gaan. 

Volgens mij is de staatssecretaris bang dat wij de boel op willen blazen door categorie twee en drie van tafel te vegen: dus niet alleen de snippers natuur maar ook de indirecte aanleiding voor de aanwijzing van het gebied tot Natura 2000-gebied. Dat is echter een misvatting. Het gaat ons alleen om de snippers natuur, de derde categorie. 

Ik vind dat wij als wetgever duidelijkheid moeten geven en daarnaar moeten handelen. Vandaar mijn amendement op stuk nr. 52. Ik heb nog geen licht tussen het amendement en Europese jurisprudentie kunnen ontdekken, dus ik vraag de staatssecretaris om dat te heroverwegen. 

Ter aanvulling dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in Natura 2000-gebieden beschermwaardige soorten en habitats voorkomen die direct dan wel indirect de aanleiding vormden om het betreffende gebied te selecteren als Natura 2000-gebied en dat beschermwaardige soorten en habitats voorkomen die daartoe geen aanleiding vormden; 

constaterende dat jurisprudentie uitwijst dat bij de beoordeling van vergunningaanvragen het effect op beschermwaardige habitats en soorten die direct dan wel indirect de aanleiding vormden om het betreffende gebied te selecteren als Natura 2000-gebied doorslaggevend is; 

constaterende dat in de Nederlandse praktijk echter nauwelijks onderscheid wordt gemaakt tussen de genoemde categorieën habitats en soorten; 

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de Nederlandse praktijk aansluit op de genoemde jurisprudentie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 145 (33348). 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb nog kort twee punten. Het eerste punt betreft de jacht. Wij hadden graag een ander voorstel gezien, dat meer ruimte voor de jacht zou bieden. Wij zien nog wel een aantal punten waarvan we denken: juist de jacht kan beter ingezet worden en meer ruimte krijgen. Ik snap, eerlijk gezegd, niet zo goed waar nu de problematiek zit. Het is een pracht van een duurzaam verhaal als je de benuttingsjacht op een goede manier uitvoert. Dan sluit je kringlopen, dan hebben die dieren een schitterend leven, veel beter dan in een klein hok. Het op een duurzame manier gebruikmaken van de jacht zou dus juist meer ruimte moeten krijgen, maar er ligt nu, gegeven de politieke realiteit, een goed compromis. Wij zullen het amendement dat daarover gaat, zeker steunen. 

Tot slot, er moet nog veel gebeuren. Het is van groot belang dat in het vervolgtraject onduidelijkheid, stapeling van beleid en onuitvoerbare regels voorkomen worden. Daarvoor is een goede betrokkenheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties nodig. De staatssecretaris heeft gelukkig in eerste termijn aangegeven dat zij de aanbevelingen uit het rapport van SIRA Consulting opvolgt. Daar werd door de VVD ook al naar gevraagd. Ik bedank haar daarvoor en ik wens haar en de provincies veel succes en een gezonde dosis boerenverstand toe bij de implementatie van het wetsvoorstel. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Deze Wet natuurbescherming is de opvolger van de afbraakwet van Rutte I, geschreven door de toenmalige staatssecretaris Bleker. De leden die destijds ook al in de Kamer zaten, weten hoezeer ik mij heb verzet tegen een aantal elementen van die wet. Wij hebben zelfs een mooie initiatiefnota geschreven, samen met de Partij van de Arbeid en GroenLinks, getiteld Mooi Nederland. Wij zijn blij dat er nu een wetsvoorstel ligt dat op een heel aantal punten recht doet aan wat D66 belangrijk vindt, namelijk het beschermen van de prachtige natuur in ons land. Het is een wet waarin voor het eerst de intrinsieke waarde van de natuur wordt verankerd. Dat is voor mijn fractie een belangrijk punt Natuur is er namelijk niet alleen voor de mens of de economie. Natuur verdient bescherming vanwege zichzelf en moet gekoesterd worden. 

Voor D66 betekent dit niet dat je dan altijd maar de natuur moet beschermen tegen mensen of tegen de economie. Wij zien ook heel veel kansen. Wij zien kansen waarin natuur juist gemaakt, beheerd en beleefd wordt met mensen. Dat kan soms ook met bedrijven. D66 heeft daarom amendementen ingediend die groen ondernemerschap en agrarisch natuurbeheer een betere plek geven in de wet. De provincies hebben hierin uiteraard het laatste woord. Dat is de keuze die wij met elkaar hebben gemaakt in de decentralisatie. Het kan provincies wel helpen als het Rijk kaders biedt. 

Dan kom ik nu op een voor D66 belangrijk punt dat in het wetsvoorstel zoals het er lag, nog niet voldoende was geregeld: de landschappen. Ik heb de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg complimenten gegeven — en dat deed ik zojuist weer — voor de wijze waarop zij een heel aantal punten uit de initiatiefnota Mooi Nederland van D66, de Partij van de Arbeid en GroenLinks al heeft laten terugkomen in de wet. Daar zijn wij haar erkentelijk voor. Als je het hebt over de belevingswaarde van natuur, een van de kernpunten van Mooi Nederland, heb je het dus ook over al die prachtige landschappen, die een specifieke belevingswaarde kennen. Je kunt denken aan stilte, cultuurhistorie of schoonheid. Het hoeft niet altijd samen te vallen met natuurwaarde. Daarom heeft D66 een amendement ingediend waardoor provincies de mogelijkheid krijgen om bijzondere provinciale landschappen — en dus dat stukje beleving van het landschap, los van de natuurwaarde —goed te beschermen. In het wetgevingsoverleg stelde de staatssecretaris zich welwillend op ten aanzien van landschappen. Wel is gevraagd om op een aantal punten nog eens goed te kijken naar de uitwerking van het amendement. Die uitnodiging hebben wij graag aangenomen. Er ligt nu dus een gewijzigd amendement voor en ik hoop dat de staatssecretaris dit positief beoordeelt. Het is een amendement waarmee provincies ervoor kunnen kiezen om de kernwaarden van prachtige stukjes land te beschermen. Ik noem bijvoorbeeld Midden-Delfland, dat al een paar keer aan de orde is gekomen. Ik benadruk wel dat er geen verplichting is voor provincies om dat te doen. 

Ik geloof dat er op dit punt een vraag is van de heer Geurts. Niet? dan ga ik gewoon door. Ik wil niets uitlokken. 

De voorzitter:

Dat wilt u wel en dus gaat de heer Geurts iets vragen. 

De heer Geurts (CDA):

Nu ik zo uitgelokt word, zie ik het niet als een interruptie maar als een wens om tot de woordvoerster te spreken. 

De voorzitter:

Er komt gewoon een kruisje achter uw naam. 

De heer Geurts (CDA):

Jammer. 

Ik heb een vraag aan de D66-fractie. In het wetgevingsoverleg heb ik aangegeven dat wij hier sympathiek tegenover staan. Betekent dit nu ook dat bestaande economische activiteiten niet worden belemmerd en gewoon kunnen worden voortgezet? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dit amendement is helemaal niet bedoeld om een wijziging aan te brengen in datgene wat er nu gebeurt. Het is juist bedoeld om in de provincies, wanneer men zegt "wij hebben hier iets moois dat wij graag willen beschermen zoals het is en dat wij graag voor de toekomst willen behouden", afspraken te kunnen maken over de manier waarop men dat gaat doen. Met het amendement dat nu wordt voorgesteld, zeggen wij helemaal niets over de manier waarop je dat moet doen. Het is echt aan de provincies. Het gesprek daarover vindt in de provincie plaats. Ik ben tijdens werkbezoeken heel veel mensen tegengekomen die ontzettend trots waren op het stukje Nederland waar zij wonen en die heel graag een aantal van de kernwaarden daar wilden beschermen. Dat is waar het amendement over gaat. In de toelichting is overigens nog benadrukt dat de provinciale landschappen ook geen externe werking zullen hebben. Je moet dat zo afbakenen dat ook duidelijk is dat de effecten die je wilt bereiken binnen dat provinciale landschap vallen. 

Monitoring is het tweede belangrijke punt voor D66. Het natuurbeleid wordt gedecentraliseerd en dat vraagt veel vertrouwen van het Rijk aan provincies om deze taak op zich te nemen. Het Rijk blijft voor Brussel op systeemniveau onverkort verantwoordelijk. Het vraagt ook vertrouwen van deze Kamer. Dat is helemaal niet verkeerd, want we mogen best met elkaar werken in verhoudingen van vertrouwen. Maar dan moet het wel goed gemonitord worden. Dat is overigens niet alleen belangrijk voor het Rijk en de Tweede Kamer, maar ook voor de provincies omdat zij door een goede monitoring van elkaars best practices kunnen leren: waarom gaat het weidevogelbeheer in de ene provincie zoveel beter dan in de andere, wat zijn de succesfactoren en kunnen die vertaald worden naar een andere provincie? De monitoring geeft goed inzicht in de manier waarop het belastinggeld besteden om de natuur in Nederland kwalitatief zo hoogwaardig mogelijk te maken en zo breed mogelijk inzetbaar te houden. Wij hebben daartoe een amendement ingediend, waarmee monitoring in de wet wordt vastgelegd en duidelijk wordt geborgd dat de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van het Natuurnetwerk. Ik hoop dat de staatssecretaris dit kan ondersteunen. 

Eerdere ervaringen met de ecologische hoofdstructuur — het grote project waarvoor ik rapporteur was — hebben mij geleerd dat monitoring alleen op kwantiteit echt onvoldoende informatie geeft. Monitoring moet ons vooral inzicht geven in de kwaliteit: wat bereiken we nu werkelijk in het verbeteren van de natuurwaarden? Monitoring moet ook werkbare resultaten opleveren. Om die reden heb ik op dat punt nog een motie voorbereid. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het monitoringssysteem natuur moet waarborgen dat Gedeputeerde Staten op een adequate wijze verantwoording kunnen afleggen aan de Provinciale Staten over het gevoerde natuurbeleid; 

van mening dat het monitoringssysteem daarnaast moet waarborgen dat het Rijk op een adequate wijze de internationaal verplichte natuurgegevens kan verzamelen en aanleveren, en daarmee invulling kan geven aan haar systeemverantwoordelijkheid voor het natuurbeleid in Nederland; 

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat het monitoringssysteem naast kwantiteit eveneens aandacht heeft voor kwaliteit; 

verzoekt de regering, externe experts zoals de Algemene Rekenkamer en het Planbureau voor de Leefomgeving te betrekken bij het opstellen van het monitoringssysteem, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Dik-Faber, Grashoff en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 146 (33348). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik moet tot mijn schande bekennen dat ik de collega's met wie ik heel goed heb samengewerkt bij het opstellen van een aantal amendementen en van wie ik aannam dat zij hun naam graag onder deze motie zien staan, daar nog niet over gesproken heb. Voor de zekerheid heb ik hun namen eronder gezet, omdat zij altijd in de gelegenheid zijn om het anders te willen. Dat zijn de leden Dik-Faber, Grashoff en Smaling. Het is druk, zo in de laatste weken voor het reces. 

In het wetgevingsoverleg heb ik al aangegeven dat de bevoegdheden van Rijk en provincie het derde punt vormen waar D66 zeer aan hecht. Dat is de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk. Ook na de decentralisatie is en blijft het Rijk verantwoordelijk voor het omzetten van internationale verplichtingen op het gebied van natuur. Tegen de fracties die misschien wat minder geneigd zijn om naar Brussel te kijken als iets positiefs merk ik op, dat dit nu eenmaal de afspraak is, of zij dat leuk vinden of niet. Dat is de afspraak die vastligt in de wet. Als het Rijk dat niet doet, kunnen er ook grote financiële consequenties aan kleven en daar zijn we natuurlijk geen van allen bij gebaat, helemaal niet als je kritischer zou zijn op Europa. Dan zou er nog extra belastinggeld naartoe moeten omdat je je zaken niet op orde hebt. D66 vindt het niet onredelijk dat in het uitzonderlijke geval waarin een provincie echt in gebreke blijft het Rijk een haakje in de wet heeft op basis waarvan aan de noodrem kan worden getrokken. Wanneer namelijk door toedoen van een provincie het Rijk in gebreke blijft, heeft dat niet alleen grote consequenties voor de natuur, maar dus ook voor het Rijk. Dat moeten we proberen te voorkomen. Daarom hebben we in samenwerking met GroenLinks, de SP en de ChristenUnie een amendement voorbereid waarin ingeval van nood het Rijk zijn eigen belangen en die van de natuur kan beschermen. Nogmaals, wij willen hiermee de decentralisatie niet terugdraaien, maar wij willen die noodrem wel in de wet brengen, waarbij echter grote terughoudendheid zal worden betracht. Ik hoop dat de staatssecretaris nut en noodzaak hiervan inziet, evenals uiteraard de coalitiepartijen. 

Ik kom bij het vierde en laatste onderwerp, maar zeker niet het minst belangrijke, de jacht. Ik wil zoals veel van mijn collega's daar ook even bij stilstaan. Voor D66 is één ding leidend: er moet sprake zijn van het nastreven van een ecologische balans in een gebied. Als dat het uitgangspunt is, kan de instandhouding van een soort of de legitieme zorg om bijvoorbeeld de volksgezondheid een reden zijn om de jacht in Nederland toe te passen. 

Het uitgangspunt moet economische balans zijn. Natuurorganisaties moeten kunnen meebeslissen over hoe de ecologische balans in een gebied wordt weergegeven. Er moet een plan zijn, en een plan is alleen maar een plan mét onderbouwing en monitoring, anders is het een schot in de lucht. Ik hoor eigenlijk ook dat de VVD-fractie dat principe wel ondersteunt: een plan is een plan mét onderbouwing en monitoring, anders weten we eigenlijk niet waar we het met elkaar over hebben. De vraag is natuurlijk dan wel hoe we dat vormgeven, met weinig administratieve lasten. Vertrouwen mag daar best een plek in hebben, maar we moeten wel met elkaar het gevoel hebben dat we op basis van het plan weten wat we aan het doen zijn. 

Ik wil de staatssecretaris vragen hoe zij de uitwerking van het amendement op deze punten beziet. Er is een aantal kritische kanttekeningen geplaatst door collega's. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe zij daar tegenaan kijkt. Ik wil haar ook vragen of de in het nadere amendement opgenomen uitzondering voor de jachtgebieden past in de planmatige aanpak. Is de staatssecretaris met D66 van mening dat op zijn minst een evaluatie van het nieuwe systeem dat in de wet wordt opgenomen, van groot belang is? Dan kunnen we na een tijdje kijken of de systematiek op deze punten functioneert zoals wij nu in vertrouwen met elkaar denken. Ik hoor de coalitiepartijen nu zeggen dat zij er vertrouwen in hebben dat het goed zal komen. Ik hoor bij beide coalitiepartijen een groot vertrouwen. Dan zou ik zeggen: laten we het goed evalueren. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de nieuwe Natuurbeschermingswet een nieuwe systematiek voor de jacht in Nederland introduceert; 

overwegende dat het op dit moment nog niet helder is hoe deze systematiek in de praktijk zal uitpakken, in termen van ecologische balans en administratieve lasten; 

van mening dat een goede evaluatie van de nieuwe systematiek daarom van groot belang is; 

verzoekt de regering, de werking van het nieuwe systeem in den brede te evalueren en de Kamer daarover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 147 (33348). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Laten we daar nog aan toevoegen dat de coalitiepartijen dus wel een groot vertrouwen in de nieuwe systematiek hebben uitgesproken. 

Ik wil mij nog aansluiten bij een punt dat is ingebracht door de Partij voor de Dieren, en wel de vissen. In de nota van wijziging worden maar twee vissoorten toegevoegd aan de bijlage, terwijl er 22 andere bedreigde vissoorten onder het regime van de Visserijwet blijven. Op basis van de criteria die in de nota van wijziging genoemd worden, zouden deze 22 andere soorten evengoed voor bescherming in aanmerking moeten komen. Het is eigenlijk raar dat je zegt: een bepaalde vis is wel beschermd, maar zodra die zijn habitat uit zwemt, mag er gewoon op gevist worden. De rivierprik is daar een voorbeeld van. Hoe wil de staatssecretaris daarmee omgaan? Ik dien daarover de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat bedreigde trekvissen nu niet voldoende beschermd zijn middels de Visserijwet en ook niet afdoende beschermd worden middels de Natuurbeschermingswet; 

verzoekt regering, te onderzoeken of er een oplossing gevonden kan worden om te voorkomen dat er gevist wordt op bedreigde vissoorten zoals de rivierprik, ook buiten beschermde habitats, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 148 (33348). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kom tot mijn afsluiting. De staatssecretaris heeft aan het begin van deze hele exercitie gezegd: het gaat mij om breed draagvlak. Ik waardeer ook de manier waarop zij vroegtijdig met verschillende partijen hierover gesproken heeft. Ik kijk naar de stapel amendementen op ons aller bureaus: er is hard gewerkt. Er zijn veel amendementen ingediend. Dat betekent veel werk voor Bureau Wetgeving en voor de ambtenaren, maar het betekent ook dat we met elkaar gewerkt hebben. Ik ben blij om te constateren dat al dat werk heeft geleid tot beweging op belangrijke punten als landschap, monitoring en de verhouding tussen Rijk en regio. Ik hoop echt dat we ook op het punt van de jacht nog nader tot elkaar kunnen komen. 

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. We hadden een stevig debat op 15 juni, vorige week maandag, in het wetgevingsoverleg over dit wetsvoorstel. Ik constateer vandaag dat ik — als ik even naar mevrouw Thieme van de Partij voor de Dieren kijk — niet in het pak genaaid ben, maar geringeloord. Dat voelt voor mij toch een klein beetje lichter dan vorige maandag en dat is winst. Als mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren mij dan ook nog openlijk in de plenaire zaal van de Tweede Kamer wil verleiden, dan kan mijn dag niet meer stuk. 

Ik wil de collega's die vorige week een intensieve inbreng hadden en suggesties hebben gedaan, van harte dank zeggen. Ik hoop dat zij vandaag zien dat die suggesties een bepaalde uitwerking hebben gehad. Ik wil ook de staatssecretaris danken voor het beantwoorden van de vragen en voor de aanvullende brief die zij geschreven heeft over de later ingediende amendementen. Er is nog wat meer werk te doen dan zij verzet heeft vandaag. 

In deze tweede termijn wil ik de belangrijkste punten bespreken naar aanleiding van het debat van vorige week en sommige amendementen. Eerst wil ik echter samen de route bezien die wij vanaf november 2012 zijn gegaan, toen dit kabinet aantrad en met zijn werk begon. In het regeerakkoord is afgesproken dat het ontwerp van de Wet natuurbescherming, dat er lag uit de vorige periode, zou worden gewijzigd. De staatssecretaris is daarmee aan de slag gegaan en heeft een nota van wijziging gemaakt, waarin wensen zijn vertaald die in de Kamer breed leven. Vorige week hebben ik en anderen al genoemd dat de initiatiefnota Mooi Nederland een referentiekader is geweest. Diverse onderdelen die de schrijvers van belang vonden, zijn in de nieuwe wet opgenomen. Dat is heel positief. Ik noem de intrinsieke waarden die voor ons, maar ook voor veel andere partijen in deze Kamer, van belang zijn: het aanwijzen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk, decentralisatie, de mogelijkheden voor provincies om gebieden aan te wijzen et cetera. Deze dingen stonden in die nota en wij juichen deze dingen toe. 

Hiermee zetten dit kabinet en deze staatssecretaris weer een grote stap in het ruimtelijk domein. De natuur is veel beter af in vergelijking met de vorige wet en in vergelijking met het voorstel van het vorige kabinet. Maar er is meer. Er zijn stappen gezet op het gebied van dierenwelzijn. De intensieve veehouderij heeft de volle aandacht gekregen. Ook daarin wordt met kleine stappen het initiatief genomen om te verduurzamen. Op het gebied van gewasbescherming is de door ons gewenste richting ingezet. Ik zou nog wel door kunnen gaan, maar dat doe ik niet. De inzet van deze staatssecretaris was in de afgelopen tweeëneenhalf jaar groot en de resultaten mogen er zijn. De wereld wordt er een beetje mooier op in deze periode. 

Dan kom ik op de Wet natuurbescherming. Daar gaat het vandaag over. Veel uit Mooi Nederland is overgenomen, maar niet alles. Bijvoorbeeld onze inzet voor landschappen met cultuurhistorische waarde. De behandeling van deze wet gaat wat ons betreft echter resulteren in een verbetering op dit punt. Er is al uitgebreid gesproken over het amendement van D66, zojuist ook weer door mevrouw Van Veldhoven. In dat amendement wordt gevraagd om een betere wettelijke borging van de landschappen met een cultuurhistorische waarde. Wij zullen dat amendement graag steunen. 

Dan kom ik op de jacht. Dat was het meest pregnante punt waar we het de vorige keer over hebben gehad. Eigenlijk ging het daar vorige week vooral over. Het was een heftig debat, met zo nu en dan stevige uitspraken. Alhoewel ik nooit zo goed ben geweest in balspelen, en zeker niet in voetbal, wil ik graag het oog op de bal houden. Ons gaat het om het doel en ons doel is: een einde maken aan de jacht puur voor het plezier. In de nieuwe wet, uitgebreid met ons amendement, moeten jagers vooraf een faunabeheerplan maken, moeten ze achteraf gaan tellen en moeten ze verantwoording afleggen. De jacht wordt dus aan banden gelegd en komt daarmee in dienst te staan van de natuur. Natuurorganisaties krijgen stemrecht en worden onze ogen en oren. Zo kunnen we ervoor zorgen dat jacht noodzakelijk is en in dienst staat van de natuur. De natuurorganisaties kunnen meebeslissen over alle vormen van de jacht. Ons doel is: jacht in dienst van de natuur. Mevrouw Van Veldhoven noemde het zojuist het "ecologisch evenwicht in de natuur". Daar sluit ik me helemaal bij aan. Dat wordt veel beter bereikt in deze wet en met dit aanvullende amendement. 

Deze week ontstond het beeld dat wij minder regels wilden voor de jacht. Dat beeld is ronduit absurd. Jagers worden aan banden gelegd, veel meer dan in de huidige wet. Op deze manier is er sprake van een open en transparante regulering van de jacht. We gaan het in de toekomst echt heel anders doen. 

Ik ga nu in op de amendementen die zijn ingediend over de jacht, ten eerste op het amendement van de VVD en de Partij van de Arbeid. We hebben naar aanleiding van de opmerkingen van collega's en organisaties wat dingen verduidelijkt, want er bleken toch wat onduidelijkheden in te zitten. Zo is in de herziene versie beter beschreven dat het gaat om een faunabeheerplan voor alle jachtregimes: populatiebeheer, schadebestrijding en jacht. Er moet dus gehandeld worden op basis van een faunabeheerplan. Een goedgekeurd faunabeheerplan wordt openbaar gemaakt. Het is een instrument voor een planmatige en doelmatige aanpak. We hebben er in de toelichting nog eens op gewezen dat de vrijstelling voor schadebestrijding door grondgebruikers alleen van toepassing is op het voorkomen van dreigende schade in het lopende en komende jaar. Met deze verduidelijking kon Natuurmonumenten als vertegenwoordiger van vijftien natuurorganisaties, waar wij doorlopend mee in gesprek zijn geweest, steun geven aan het amendement en aan de wet op dit onderdeel. Natuurmonumenten is net als wij niet overal blij mee, maar de organisaties zijn wel blij met de nieuwe wet die een belangrijke verbetering is ten opzichte van de huidige wet. In die zin zijn zij het dus vooral niet eens met de Partij voor de Dieren die het risico wil nemen dat de wet aanstaande dinsdag niet wordt aangenomen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik weet niet precies of de heer Leenders klaar is met zijn toelichting op het amendement dat hij samen met de heer Heerema heeft ingediend. Dat lijkt echter het geval en daarom plaats ik mijn interruptie nu. De heer Leenders vroeg in een interruptie aan de heer Smaling van de SP of hij het niet met hem eens was dat deze wet op de jacht een verbetering is ten opzichte van bestaande wetgeving. Evenals ik bij de heer Heerema heb gedaan wil ik ook de heer Leeners het volgende citaat voorhouden uit de toelichting op het amendement. "Het amendement bewerkstelligt dat de jachthouder net als nu in de Flora- en faunawet zelf verantwoordelijk is voor de handhaving van de redelijke wildstand in zijn jachtveld en de voorkoming van schade door in zijn jachtveld aanwezig wild." Is de heer Leenders het met mij eens dat er met deze toelichting de facto geen verschil is tussen wat hier beoogd wordt en wat nu in de Flora- en faunawet staat? In casu is er dus geen verbetering. 

De heer Leenders (PvdA):

Dat ben ik niet met de heer Grashoff eens. In het gewijzigde amendement staat met nadruk dat het faunabeheerplan het planmatige en doelgerichte instrument is voor alle drie de jachtregimes. Dat staat er en dat zal het moeten zijn. Wat ons betreft is dat niet in tegenspraak met elkaar. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Mijn tweede vraag is heel eenvoudig. Is de heer Leenders bereid om dat stuk uit de toelichting te schrappen en te vervangen door de tekst die hij nu heeft uitgesproken? Dat is namelijk een heel andere tekst. 

De heer Leenders (PvdA):

Ja, daar zijn wij toe bereid. Als er iets in het amendement staat wat verwarring kan oproepen of als er iets staat wat wij niet bedoeld hebben, dan gaan wij daarover in gesprek. Natuurlijk kan dat aangepast worden als dat nodig is, maar ik betwijfel dat. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is opvallend om de vertegenwoordiger van de VVD te horen zeggen dat de Wet natuurbescherming zorgt voor deregulering en dat de PvdA-fractie zegt dat de jacht aan banden wordt gelegd. Het kan niet allebei waar zijn. Mijn vraag gaat over het amendement. Er staat: "Dit amendement regelt dat jagers alleen gegevens hoeven te verstrekken die zij nu al op vrijwillige basis aan faunabeheereenheden verstrekken." Ik heb de volgende vraag ook aan de VVD-fractie gesteld. Ik snap de intentie, maar het staat er echt niet. Waar kan ik in de artikelen lezen dat er verantwoording wordt afgelegd en dat er transparantie aan de voorkant van het proces is? 

De heer Leenders (PvdA):

Dat zijn twee vragen. Ik wil ze allebei beantwoorden. Het is maar net waar je van uitgaat. Deregulering betreft de stap die wij hebben gezet om het afschotplan uit het wetsvoorstel te amenderen. Ik heb het gehad over het verschil tussen de huidige wet en de nieuwe wet en niet over het verschil tussen het wetsvoorstel en de nieuwe wet. Daar zit het verschil in. 

De tweede vraag betreft de manier waarop je vooraf duidelijkheid kunt hebben. Dat heeft te maken met de gegevens die je gebruikt. In het afschotplan dat in het wetsvoorstel zit, wordt de eis gesteld om vooraf tellingen uit te voeren. Dat schrappen wij. Mevrouw Dik heeft vorige week zelf gezegd dat er verschrikkelijk veel gegevens beschikbaar zijn. Er zijn overigens meer gegevens beschikbaar dan wij toen wisten. Ik ben mevrouw Dik dankbaar dat zij dit naar voren heeft gebracht. Wij zijn er vervolgens achteraan gegaan. Op grond van de gegevens die op dit moment beschikbaar zijn en zonder al te veel moeite ter beschikking gesteld kunnen worden, kan dit inderdaad in het faunabeheerplan worden opgenomen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Die gegevens zijn inderdaad gewoon beschikbaar. Waarom schrijft u dat niet op in het amendement? Want dan zijn wij er. Neem in een van de artikelen op dat de globale, indicatieve tellingen een plek krijgen in het faunabeheerplan. Dan kun je inderdaad echt spreken over planmatig afschot. Dat woord "planmatig" moet echt ergens in de tekst van het amendement komen en niet alleen in de toelichting. Met die stap zou ik heel blij zijn. 

De heer Leenders (PvdA):

Het is maar net hoe je naar het begrip "planmatig" kijkt. Als je dat serieus neemt, weet je dat je alle gegevens gebruikt die je nodig hebt om een plan te maken. Het lijkt mij dus overbodig om dat te doen. Dat zit immers in de begrippen "planmatig" en "doelgericht". 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De discussie over de aanvankelijke wens van de PvdA om de plezierjacht te schrappen ga ik niet overdoen. Het amendement dat voorligt, is duidelijk niet wat de PvdA altijd heeft gewild. De heer Leenders spreekt over de dreiging dat de wet niet wordt aangenomen. Wat is daar erg aan? Als wij met de Natuurbeschermingswet de Flora- en Faunawet, met goede bescherming voor plant- en diersoorten, en de Boswet kunnen vereenvoudigen en beter en groener kunnen maken, is de PvdA daar voor. De VVD zegt niet voor het amendement te stemmen als de PvdA haar eigen koers vasthoudt en de plezierjacht wil beëindigen. Wat is erop tegen om tegen de VVD te zeggen: nou, dan doe je dat toch lekker, kan ons wat schelen? 

De heer Leenders (PvdA):

Ik begrijp deze vraag van de Partij voor de Dieren echt niet. Ik ben vorige week in het wetgevingsoverleg uitgebreid ingegaan op wat wij goed vinden aan deze wet ten opzichte van de bestaande wet. Wij moeten constateren dat wij op één punt niet krijgen wat wij allebei zouden willen, maar ik vind het onbegrijpelijk dat u daarom de hele wet zou willen afblazen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag dat niet voor niets. Toen die wet naar de Kamer kwam, was de PvdA samen met de PvdD fel kritisch. Het was een wet die de natuur afbrak. De nota van wijziging heeft daar wel iets van hersteld, maar dat betekent niet dat het terug is naar het beschermingsregime van de drie wetten die wij hadden. Het betekent ook niet dat die drie wetten moeten blijven zoals ze zijn, maar gegeven deze situatie was er niets op tegen om tegen de VVD te zeggen: dan stem je tegen iets wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken, dat moet je zelf weten. Natuurlijk zou het vervelend zijn geweest voor de staatssecretaris, maar de zwarte piet had aan de natuurbarbaren van de VVD kunnen worden uitgedeeld en de PvdA had een meerderheid kunnen vinden in het groene kamp van de Kamer. Dan hadden wij echt de natuur beschermd en dan had de PvdA haar idealen kunnen vasthouden. 

De heer Leenders (PvdA):

Ik kan herhalen wat ik heb gezegd. Ik vind dat de huidige wet een sterke verbetering is ten opzichte van de bestaande wet. Ik heb dat op 15 juni 2015 uitgebreid beargumenteerd. Ik denk dat wij het daar op dit moment mee moeten doen. 

De heer Smaling (SP):

Ik ga toch even verder op hetzelfde punt. Ik vraag mij af hoe zoiets in zijn werk gaat. Het punt staat nadrukkelijk in het verkiezingsprogramma van de PvdA. Je kunt het met een grote meerderheid, hier en aan de overkant, binnenhalen en dan doe je dat toch niet. Ik denk dat een groot deel van de achterban van de PvdA graag had gezien dat wij vandaag de plezierjacht ten grave zouden dragen, woorden die de heer Leenders zelf gebruikt heeft. Waarom is die keuze zo uitgevallen, terwijl een andere keuze voor de PvdA veel gunstiger was geweest en voor het oprapen had gelegen? Ik begrijp dat niet. 

De heer Leenders (PvdA):

Ik begrijp de vraag van de heer Smaling. We moeten doel en middel uit elkaar halen. Voor de PvdA is het heel belangrijk dat de jacht ten dienste staat van de natuur en dat dierenwelzijn gerespecteerd wordt. Mevrouw Van Veldhoven noemt dat "ecologisch evenwicht". Dat is het doel waarom het gaat. U spreekt over een middel. 

De heer Smaling (SP):

Er ligt een artikel uit Trouw op mijn tafel. Daarin staat "Jacht helpt duurzaam natuurbeheer om zeep". Er wordt nogal verschillend gedacht over de rol van de jacht in het natuurbeheer. Ik blijf het een moeilijk verhaal vinden. Ik vraag mij af hoe de heer Leenders nog een doorsnee wilde eend en houtduif onder ogen kan komen, terwijl hij de mogelijkheid heeft laten liggen om iets te regelen wat zijn eigen partij ook graag wil. 

De heer Leenders (PvdA):

Ik heb de heer Smaling zojuist gevraagd wat hij van de toekomstige wet inclusief het amendement vindt in relatie tot de huidige wet. Hij ging daar niet echt op in. Wat wij hebben voorgesteld is een grote verbetering. Ik heb het net gehad over doel en middel. Wij hebben het idee dat het doel dat wij hebben, een evenwichtige natuur, ecologisch evenwicht en respect voor dierenwelzijn, met wat we nu hebben voorgesteld alleszins wordt bereikt. 

De voorzitter:

De heer Leenders vervolgt zijn betoog. We moeten echt door. 

De heer Leenders (PvdA):

Ik kom op het subamendement van mevrouw Dik-Faber op stuk nr. 78. Daarmee wordt het amendement op stuk nr. 53 aangepast. De ChristenUnie vult daarmee aan dat het bestuur van de faunabeheereenheid ook andere vertegenwoordigers, zoals wetenschappers, kan uitnodigen. Dat vindt mijn fractie een heel goede aanvulling. Dat zullen we dan ook graag steunen. 

Hetzelfde geldt voor het amendement van de heer Geurts op stuk nr. 94. Ik meen dat het amendement inmiddels een ander nummer heeft gekregen, maar er is zo veel gepasseerd dat ik dat niet meer helemaal op een rij heb. In dat amendement wordt geregeld dat het faunabeheerplan adequate maatregelen bevat ter voorkoming en bestrijding van schade die is aangericht door in het wild levende dieren. Deze toevoeging onderstreept wat ons betreft het doel van het faunabeheerplan, namelijk dat het een planmatig instrument is. Ook dat amendement zullen we dus steunen. 

Ik kom nog op enkele punten uit de eerste termijn van de staatssecretaris, over de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk en de verantwoordelijkheid van de provincies. Wij hadden daarover vragen. De belangrijkste vraag was welke mogelijkheden er zijn om provincies aan te spreken en te corrigeren. Dat kan op basis van het interbestuurlijk toezicht dat is geregeld in de Provinciewet. Dat is wat ons betreft naar tevredenheid. Ook zijn we tevreden met het oordeel van de staatssecretaris over het amendement van de VVD en de Partij van de Arbeid over de inspanningsverantwoordelijkheid van de provincies en het amendement van D66 waarin wordt gewaarborgd dat provincies bij het uitvoeren van de beschreven maatregelen rekening houden met de provinciale grenseffecten die deze maatregelen kunnen hebben. Wij zullen het amendement van D66 op stuk nr. 82 dan ook graag steunen. 

Ik heb in mijn eerste termijn een opmerking gemaakt over de invloed van de intensieve landbouw op bijvoorbeeld de stand van de weidevogels. De staatssecretaris zegt toe dat zij toe wil naar een natuurinclusieve landbouw en dat daarvoor het agrarisch natuurbeheer en het vernieuwde gemeenschappelijk landbouwbeleid middelen zijn. De provincies zijn hiervoor verantwoordelijk, maar we hebben binnenkort ook een debat over de voedselvisie van het kabinet. Wij verwachten daar te kunnen spreken over productiewijzen, de omgang met de natuur en de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid. 

De heer Grashoff heeft namens GroenLinks in de eerste termijn zijn zorgen uitgesproken over de weidevogels. De Partij van de Arbeid deed dat ook. De heer Grashoff heeft in dat kader ook de mogelijkheid van een programmatische aanpak voorgesteld. Hoewel dit een verantwoordelijkheid is van de provincie, immers horend bij de soortenbescherming, heeft de staatssecretaris zich toen positief uitgelaten over een mogelijke aanpak. Een motie van GroenLinks over een het hele land dekkend voorstel voor een programmatische aanpak hebben wij dan ook met veel instemming medeondertekend. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in haar eerste termijn en ook voor de uitleg die zij schriftelijk nog heeft gegeven. Daarop wil ik vanuit een vrijzinnig perspectief reageren. Vrijzinnige politiek gaat namelijk bij natuurbeleid uit van het beheer, het behoud, het beleven en het benutten van de natuur en het landschap. Ik noem heel nadrukkelijk natuur en landschap, die bij elkaar horen. Langs die vier lijnen wil ik mijn reactie geven op de eerste termijn, en op de amendementen en moties. 

Ik noemde eerst het beheer. Het wetsvoorstel gaat wat ons betreft niet zozeer conservatief over bescherming, als wel over beheer. Het is opvallend dat ook vandaag de meeste sprekers het hebben over "de Natuurwet". Ik ben zelf geen fysicus, maar volgens mij is er hierbij geen sprake van een natuurwet. Nederland is eigenlijk gewoon een grote tuin die waardevol is. Die moeten wij goed beheren. Daarom is het teleurstellend dat het amendement dat ik heb ingediend om de naam van de wet te wijzigen van "Wet natuurbescherming" naar "Wet natuurbeheer", ontraden is. 

De decentralisatie is in onze ogen onevenwichtig. Ja, de Vrijzinnige Partij is voor het leggen van verantwoordelijkheid bij de bestuurslaag zo dicht mogelijk bij de burger, maar dan moet die doen wat functioneel zinvol is. Nationale natuurgebieden met een nationale systeemverantwoordelijkheid van het Rijk moeten ook nationaal aangestuurd worden, net zoals provinciale natuurgebieden provinciaal aangestuurd worden en zoals de gemeente dat doet waar de gemeente de verantwoordelijkheid draagt. Daarom dien ik een motie in om het Rijk verantwoordelijk te laten zijn voor de Natura 2000-gebieden. Het is ook vreemd om daarbij met twee verschillende maten te meten, zoals in het amendement van D66 waarin via een achterdeurtje mogelijkerwijs het Rijk verantwoordelijkheid wordt gegeven. Dat lijkt mij alleen maar slecht jegens de provincies. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat natuurbeleid grotendeels gedecentraliseerd wordt; 

overwegende dat bestuurlijke drukte vermeden moet worden; 

overwegende dat het doel van regering is dat het natuurbeleid eenduidig en transparant is en dat versnippering van beleid daar niet aan bijdraagt; 

verzoekt de regering, af te zien van de decentralisatie voor het natuurbeleid naar provincies voor de landelijk vastgestelde Natura 2000-gebieden, waarbij de regering zelf regie neemt in de uitvoering van de natuurvisie in samenspel met gemeenten en provincies, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 151 (33348). 

De heer Klein (Klein):

Het is een gemiste kans om de landschappen niet mee te nemen in de Wet natuurbescherming. Het is ook juist een verantwoordelijkheid om dat te gaan ontwikkelen. Het amendement van D66 op stuk nr. 121 zal ik daarom graag steunen. Dit betekent echter ook dat je daar effectief iets aan zou moeten doen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat landschapverstorende objecten zoals windturbines en megastallen van invloed zijn op de beleving van natuur en landschap; 

verzoekt de regering, zich in te zetten om de beleving van de natuur en landschap niet te laten aantasten door grootschalige landschapverstorende objecten, ook als deze over de landgrens geplaatst dreigen te worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 152 (33348). 

De heer Klein (Klein):

De laatste toevoeging heb ik met name gedaan omdat we ontwikkelingen constateren aan de grens van ons land, bijvoorbeeld in Duitsland in België, waar dingen neergezet worden waarbij onze Nederlandse burgers helaas tot op heden te weinig mogelijkheden hebben om actie te ondernemen. 

Het tweede element betreft het behoud van onze natuur. In eerste termijn heb ik aangegeven dat de intrinsiekewaardebepaling een doelbepaling is en een juridisch bezwaarlijk element is. Dat is ook door de Raad van State aangegeven. Maar als ik beantwoording goed zie, is het doel niet zozeer juridisch, maar veel meer dat natuur, groen meer is dan "wat heb ik eraan". Dat is op zichzelf intrinsiek van belang. Dit betekent niet alleen dat het voor nu van belang is, maar ook voor volgende generaties. De argumenten overtuigen mij om wel de bepaling erin te willen laten staan. 

De rol die gemeenten krijgen in de nieuwe wet is aanzienlijk. Ze krijgen de natuurtoets en ze zullen moeten monitoren. Ze moeten daarnaast een routeplanner, een effectenindicator en een maatregelenindicator gaan inzetten. Dat is op zichzelf heel verstandig, maar er wordt wel erg gemakkelijk gedacht dat de gemeenten dat wel even doen. Dat lijkt mij niet verstandig. Als je juist als medeoverheid ervoor kiest om de medeoverheid in te schakelen, denk ik dat je daarbij heel nadrukkelijk compensatie moet geven. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de rol van de gemeenten met de Wet natuurbescherming groter wordt doordat de natuurtoets een verplicht onderdeel wordt van de omgevingsvergunning; 

overwegende dat het uitvoeren van een volledigheidstoets een belangrijke zaak is; 

verzoekt de regering, de gemeenten te compenseren voor de extra kosten voor voorbereiding en uitvoering van deze nieuwe taak via het Gemeentefonds en in overleg te gaan met de VNG over de hoogte van deze compensatie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 153 (33348). 

De heer Klein (Klein):

Ik kom op het derde onderdeel. Dat gaat, vanuit een vrijzinnig perspectief, over de natuur en de beleving daarvan. Naast de intrinsieke waarde van de natuur gaat het er uiteindelijk om dat wij daar ook nut van hebben. We moeten de natuur kunnen beleven, want als je de natuur beleeft, kun je die ook op juiste waarde schatten. Een van de beste manieren om de natuur te beleven, is door te wandelen en te fietsen. We hebben heel veel ecoducten gebouwd. Ze zijn niet allemaal toegankelijk voor wandelaars, laat staan voor fietsers. De Natuurbrug Zanderij over de A27 is toch een goed voorbeeld van hoe het wel kan. Onderzoek van Alterra heeft laten zien dat er zeer zeker geen sprake van schade is. Ik dien daarom graag de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het nationaal Natuurnetwerk onder andere wordt verbonden door ecoducten; 

overwegende dat deze ecoducten door de belastingbetaler zijn betaald; 

overwegende dat veel ecoducten niet toegankelijk zijn voor recreatief medegebruik voor fietsers en wandelaars; 

overwegende dat een goed fiets- en wandelnetwerk bijdraagt aan de bevordering van goed gezond fietsen en wandelen; 

overwegende dat in het onderzoek van Alterra geen nadelige effecten voor de fauna en flora zijn geconstateerd bij recreatief medegebruik van ecoducten; 

verzoekt de regering, zich in te spannen om ecoducten zo veel mogelijk open te stellen voor recreatief medegebruik volgens het "ja, tenzij"-principe, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 154 (33348). 

De heer Klein (Klein):

Omdat we te maken hebben met wandelen en het beleven van onze natuur, ons landschap, is het ook belangrijk dat we dat vervolgens echt openhouden. Dat gaat niet alleen om de ecoducten. Ook bij andere ingrepen die we in de natuur doen, moeten we beter rekening houden met de beleving en de mogelijkheden om te wandelen en te fietsen. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat landschappen vaak worden doorsneden en dat daarbij ook wandelpaden worden geblokkeerd bijvoorbeeld door de aanleg van een rondweg of als een spoorwegovergang wordt opgeheven; 

overwegende dat voor een optimale beleving van de natuur en het landschap dit een plek verdient in de Wet natuurbescherming; 

verzoekt de regering, te borgen dat het nationaal netwerk van wandelpaden in stand gehouden wordt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 155 (33348). 

De heer Klein (Klein):

Ik kom op het laatste onderdeel van de vier vrijzinnige punten om het natuurbeleid goed te bekijken: het benutten. Als we het hebben over benutten, hebben we het natuurlijk ook over het goed inzetten van onze bosbouw. In Nederland hebben we heel veel productiebossen. Heel veel mensen denken: een boom is een boom en het is toch een bos, dus is het natuur. Dat is vaak niet het geval, omdat er bosbouw plaatsvindt en het productiebossen zijn. De bosbouw is steeds belangrijker geworden de afgelopen jaren. De Kamer heeft expliciet tegen het ministerie gezegd: Staatsbosbeheer, zorg ook voor je eigen inkomsten. De vraag aan de staatssecretaris is dan wel: hoe kunnen we voorkomen dat die productiebossen, die in verschillende provincies liggen, verschillend benaderd zullen worden door de onderscheiden provincies? 

Ik kom op de jacht en de wildlijsten. Vanuit het beheer moet je ook denken aan het benutten. Het beheer staat voorop, maar als je aan beheer hebt gedaan, kun je dat benutten door het afschot van wild ook te gebruiken voor consumptie. Wildgerechten moeten gewoon op de restaurantkaart blijven; ook met Nederlandse ingrediënten. Volgens de staatssecretaris gaat het voorstel niet in tegen de Beneluxovereenkomst op de jacht en de vogelbescherming, omdat Nederland dat zelf mag bepalen. Waarom moet je gaan selecteren? Waarom is er bij de Benelux-overeenkomst, waar ook onze handtekening onder staat, een andere afweging gemaakt? In de oorspronkelijke wet was er een veel ruimere wildlijst. Dat was goed en niet voor niets, omdat het werkgebied van de faunabeheereenheden het niveau van de jachtvelden overstijgt. Een argument voor het uitbreiden van de wildlijst kan zijn dat er schade wordt aangericht of wordt verwacht. Uiteindelijk zal daaraan een plan ten grondslag moeten liggen. Regels die tot extra beperkingen leiden, zijn helemaal niet verstandig. Daar is geen goede reden voor. Daarom hebben wij een amendement ingediend dat wetstekst moet blijven zoals deze oorspronkelijk was. 

Ik heb ook een vraag gesteld over hoe de faunabeheereenheden gaan handhaven. Het antwoord daarop is dat we gaan handhaven doordat we regels hebben. Dat is nou net geen handhaven. Handhaven is dat je iets doet op basis van datgene wat in regels is vastgelegd. Ik hoor graag een beter antwoord op de vraag hoe je daadwerkelijk komt tot handhaving. 

Het laatste onderwerp betreft mijn amendement op stuk nr. 72, dat het jagen ook op zon- en feestdagen zou moeten kunnen. Het is een beetje merkwaardig om juist op zon- en feestdagen te zeggen dat de dieren met rust gelaten moeten worden. De jagers, de boeren en de landeigenaren kunnen zelf een afweging maken of er op die dag al dan niet wordt gejaagd. Het is heel merkwaardig om dat te doen. De staatssecretaris ontraadt dit amendement met als argument dat het voor andere mensen zo vervelend is als er gejaagd zou worden op zondag, want dan recreëren er een heleboel mensen. Dat is een wat merkwaardig argument, want op zaterdag wordt er ook veel gerecreëerd en op die dag mag er wel gejaagd worden. 

De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij met maatschappelijke organisaties wil bespreken of het nuttig is om regels te hebben om op zondag wel of niet te jagen. Wanneer dat wordt besproken, kunnen wij daarvan een terugkoppeling krijgen. Het lijkt mij daarom verstandig om het amendement in te trekken. Het is ook niet handig om het in te dienen en vervolgens te wachten op die bespreking. 

De voorzitter:

Het amendement-Klein (stuk nr. 72) is ingetrokken. 

De heer Klein (Klein):

In plaats van dat amendement dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de te bejagen dieren geen beleving hebben of er sprake is van een zon- of feestdag; 

overwegende dat het wildbeheer veelal door vrijwilligers uitgevoerd wordt die gedurende de werkweek betaald werk kunnen verrichten; 

spreekt als haar mening uit dat jacht ook op zondag mogelijk moet kunnen zijn; 

overwegende dat de regering toegezegd heeft, bij het opstellen van de uitvoeringsregelgeving op basis van de Wet Natuurbescherming met maatschappelijke organisaties nut en noodzaak van het verbod te bespreken dat op zondagen en feestdagen de jacht mag worden uitgeoefend; 

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over het resultaat van deze besprekingen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 156 (33348). 

De heer Klein (Klein):

Daarmee hoop ik ook over te kunnen gaan tot de orde van de dag, namelijk de maaltijd die u hebt aangekondigd. 

De voorzitter:

Ik schors zo voor het diner, maar de heer Geurts heeft nog een mededeling van huishoudelijke aard. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik wil een tweetal amendementen intrekken, namelijk het amendement op stuk nr. 41, waarmee wordt geborgd dat eigenaren worden gehoord, en het amendement op stuk nr. 43 over de experimenteerbepaling. Beide amendementen van het CDA worden hierbij ingetrokken. 

De voorzitter:

De amendementen-Geurts (stukken nrs. 41 en 43) zijn ingetrokken. 

Ik wens u allen smakelijk eten. 

De vergadering wordt van 17.52 uur tot 18.40 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik hoop dat u allemaal lekker hebt gegeten en wellicht tot nieuwe inzichten bent gekomen. We beginnen nu met de eerste termijn van de regering, die tevens de laatste is. De staatssecretaris heeft me laten weten dat ze zeven blokjes heeft. Die zal zij straks even benoemen. Aan het einde van elk blokje mag geïnterrumpeerd worden. Zo kunnen we het een beetje structureren. Ik wijs er nogmaals op dat u reeds een wetgevingsoverleg hebt gehad van tien uur; dat is net geen record, maar het heeft wel lang geduurd. Ik wil het aantal interrupties per persoon dus beperken tot twee. Dat lijkt mij mooi. 

De staatssecretaris moet eigenlijk vanaf 19.30 uur bij een wetgevingsoverleg aanwezig zijn, maar zij gaat een beetje spijbelen. Wij waarderen het zeer dat zij dat even overslaat om hier te kunnen zijn. Wij moeten dan ook wel de hoffelijkheid hebben om het redelijk puntig en bondig te houden vandaag. 

Mevrouw de staatssecretaris, ik hoor graag van u wat uw zeven blokjes zijn, dan schrijven we mee. Wilt u na elk blokje aangeven dat het blokje ten einde is? Dan kan er op dat moment geïnterrumpeerd worden. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal beginnen met een heel kort blokje ter inleiding. Het tweede blok is een algemeen blok over een aantal zaken met betrekking tot de doelbepalingen van de wetgeving. Het derde blok gaat over gebiedsbescherming. Het vierde blok gaat over soorten bescherming. Het vijfde blok betreft de jacht. Het zesde blok bevat overige onderwerpen. In het zevende en laatste blok zal ik een reactie op de ingediende moties geven. De amendementen die zijn ingediend nadat de brief was gestuurd, zal ik in de inhoudelijke blokken van een oordeel voorzien. Dat geldt ook voor amendementen waarover opnieuw een oordeel is gevraagd. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb een puntje van orde. Gisteren, bij de behandeling van de Omgevingswet, zijn er ook meer dan 100 amendementen ingediend. De desbetreffende minister heeft toen heel welwillend gezegd dat zij de oordelen voor ons in een overzicht zou zetten. Behoort dit voor de staatssecretaris ook tot de mogelijkheden? 

Staatssecretaris Dijksma:

Op schrift, bedoelt u? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ja, want er zijn echt veel amendementen ingediend. 

Staatssecretaris Dijksma:

Een overzicht waarin per amendement slechts staat "ontraden" of "oordeel Kamer"? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ja. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat moet mogelijk zijn. Ik kijk even heel lief naar mijn ambtenaren, maar ze kijken best wel verdrietig terug. 

De voorzitter:

Geen weekend voor de ambtenaren deze week. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nou, dat zal nog wel meevallen. 

Misschien mag ik beginnen met een aantal inleidende opmerkingen. Zowel vorige week maandag in het wetgevingsoverleg, als vandaag in de plenaire zaal hebben we gedebatteerd over de toekomstige natuurwetgeving. Dat debat is soms best stevig. Ik denk dat dit goed is, want het laat zien dat dit meer is dan een technische exercitie. Natuur is een onderwerp dat mensen raakt. Dat is belangrijk om vast te stellen. De bijdragen van de verschillende fracties aan het debat maken duidelijk dat het doel van het beschermen en versterken van natuur en landschap — dat zeg ik er alvast maar bij — breed wordt gedeeld. Iedereen is ervan doordrongen dat we daarvoor een in de praktijk goed hanteerbaar wettelijk stelsel nodig hebben met een aanvaardbare lastendruk, waarin rekening wordt gehouden met de benodigde ruimte voor andere ontwikkelingen en belangen. Duidelijk is ook dat wetgeving alleen niet voldoende is voor de natuur. Wetgeving en dwingende instrumenten voor de normering van gedrag kunnen niet worden gemist, maar beheer en het daadwerkelijk investeren in behoud en ontwikkeling van natuur zijn minstens zo belangrijk om te komen tot die robuuste natuur waar wij voor gaan, een natuur die tegen een stootje kan. Dat is essentieel, zeker in een land met een ruimtedruk als Nederland; de heer Smaling refereerde daaraan. De natuur moet niet alleen worden beschermd, maar kan ook worden beleefd en benut. 

Ik wil markeren dat we de afgelopen periode echt een flinke slag hebben geslagen. Bijna alle Natura 2000-gebieden die nog moesten worden aangewezen, zijn inmiddels aangewezen. We hebben heel veel van de beheerplannen op orde. De PAS gaat vanaf 1 juli aanstaande van start. We hebben met de provincies het Natuurpact gesloten. We hebben weer investeringen mogelijk gemaakt. We zien in het veld dat de achteruitgang van de biodiversiteit langzaam maar zeker tot stilstand komt. Er zijn hier en daar zelfs lichtpuntjes of verbeteringen. 

In het debat over de natuur leiden de verschillende belangen die gewogen worden natuurlijk niet bij elke fractie tot dezelfde uitkomst. Dat zie je ook bij dit wetsvoorstel. Dat kan ook bijna niet anders bij een onderwerp als dit. Toch zullen we met elkaar tot een toekomstbestendig nieuw stelsel moeten komen. Het moet minder ingewikkeld worden dan het huidige, dat hard aan modernisering toe is. Mevrouw Ouwehand deelt dat uitgangspunt niet, maar daar is toch wel breed overeenstemming over. Het stelsel moet ook recht doen aan de bestuurlijke verdeling van verantwoordelijkheden, waarbij de provincies een centrale rol toekomt in de uitvoering van het natuurbeleid en de vormgeving van gebiedsgericht beleid. Ik denk dat we met dit wetsvoorstel de verschillende invalshoeken binnen het politieke spectrum zo goed mogelijk met elkaar hebben verenigd. Dat is vanaf het begin ook mijn beweegreden geweest. Het is een compromis tussen die verschillende invalshoeken en ik denk dat het ook het best bereikbare compromis is. 

Tegen die achtergrond heb ik de amendementen beoordeeld. Ik geloof dat het de heer Geurts was die mij vroeg of de besluitvormingsmachinerie er iets anders zou uitzien dan die van vorige week maandag. Het antwoord daarop is hopelijk ja, maar het is uiteindelijk natuurlijk aan de Kamer om dat te beoordelen. Ik zou daar nog wel één ding bij willen zeggen. We zijn natuurlijk niet bij het begin begonnen. Het vorige wetsvoorstel dat het vorige kabinet bij de Kamer neerlegde, kon duidelijk niet rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer. Er zijn toen initiatieven geweest, onder andere van de partijen die zich verenigden in Mooi Nederland. Veel van die initiatieven, maar niet alle en niet allemaal precies zoals ingediend, hebben we een plek gegeven in de nota van wijziging zoals die nu voorligt. Daarmee is een poging gedaan om dat eerder niet gevoelde evenwicht alsnog in het voorliggende wetsvoorstel aan te brengen. 

Ik denk dat bijvoorbeeld de heer Grashoff vandaag misschien ook zijn zegeningen had kunnen tellen. Hij heeft een heel kritisch betoog gehouden. Dat mag en dat is zijn goed recht. Ik had het echter op prijs gesteld als ten minste even had kunnen worden gevierd dat al die verworvenheden waaraan ook zijn fractie jarenlang heeft gewerkt, een plek hebben gekregen in het huidige wetsvoorstel, al was het maar met mij, of met nog een paar anderen. Ik kijk daarbij ook naar mevrouw Van Veldhoven, de heer Leenders en al die steunpilaren daarachter. 

Wat betreft het recht doen aan verschillende standpunten verwijs ik ook naar het hoofdredactioneel commentaar in NRC Handelsblad van afgelopen vrijdag. Het ging over een onderwerp waarvan het bloed van de Kamerleden op temperatuur raakt, namelijk de jacht. Ik zal straks nog uitgebreid op dat onderwerp ingaan. Men zei: je moet tegenstellingen overbruggen, ideologische stellingen durven verlaten, en elkaars opvattingen respecteren. In dat kader heeft men het voorstel van de coalitie op het punt van de jacht, het compromis, gezien als een verstandige stap die vooruitgang beloofde. Ik denk eerlijk gezegd dat op die manier proberen elkaar te vinden de weg is om uiteindelijk samen verder te komen. Ik heb dat ook geprobeerd door bijvoorbeeld het element uit de initiatiefnota op te nemen. En ja: aan het eind van de dag kun je het dan over bepaalde zaken niet eens zijn. Ik zeg maar vast dat dit links en rechts ook zichtbaar wordt in de beantwoording over de amendementen. Je kunt dan echter een poging doen om nader tot elkaar te komen. Einde blok. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik tel heel graag mijn zegeningen, maar ik doe dat als ze er zijn. En dat is precies waar het nog even afwachten is. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik denk dat veel voorstellen die de fractie van de heer Grashoff in Mooi Nederland gedaan heeft, overgenomen zijn door het kabinet. Heeft hij daar dan geen oog voor? Die punten liggen immers al gewoon als voorstel op tafel. 

Ik ga verder met het blok Algemeen. Er is een discussie over het thema van de doelbepaling. Dat heeft natuurlijk ook een directe relatie met een onderwerp dat een aantal fracties van grote waarde vindt, namelijk de intrinsieke waarde. De heer Dijkgraaf heeft daar met een aantal anderen vragen over gesteld. De opname van de doelbepaling in de wet, in artikel 1.8a, doet recht aan het centrale karakter van de daargenoemde beweegredenen in dit wetsvoorstel. Verwarring of onduidelijkheid kan de doelbepaling niet geven, gezien ook de uitvoerige gedachtewisseling bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Het gaat inderdaad niet om een inhoudelijke normstelling en de bepaling biedt geen grondslag om nadere of aanvullende eisen aan burgers en bedrijven te stellen. De bepaling geeft alleen aan waarom de voorgestelde regels van het wetsvoorstel worden gesteld. Dat geldt dus ook voor het begrip "intrinsieke waarde", dat onderdeel is van de doelbepaling. Deze bepaling leidt ook niet tot meer regeldruk, zoals ook in het rapport van SIRA Consulting wordt bevestigd. 

De heer Dijkgraaf heeft hierover een amendement op stuk nr. 106 ingediend. In het amendement wordt de doelbepaling gelijkgetrokken met die van de Omgevingswet. In het wetsvoorstel staat dat bestuursorganen hun taken en bevoegdheden uitvoeren met het oog op de in het eerste lid genoemde doelen, zoals nader bepaald bij of krachtens deze wet. Met dat laatste onderdeel wordt nog eens benadrukt dat de doelstellingen geen eigenstandige betekenis hebben. Met de inhoud van de wet wordt aan die doelstellingen invulling gegeven. Met het amendement van het lid Dijkgraaf wordt juist dat laatste stukje vervangen. Hij geeft de doelstellingen een zelfstandige betekenis en laat deze leidend zijn bij de uitoefening van taken en bevoegdheden, tenzij daarover specifieke regels zijn gesteld. Voor de Omgevingswet is een dergelijke bepaling logisch, omdat deze heel algemene bevoegdheden geeft maar op onderdelen ook specifieke regels stelt die in dat geval voor moeten gaan. Voor het wetsvoorstel Natuurbescherming ligt het anders. De wet biedt geen open bevoegdheden en vult het regime inhoudelijk in. 

Ik ontraad om die reden het amendement op stuk nr. 106. De heer Dijkgraaf heeft in het verlengde van dit amendement een motie ingediend. Daarover zal ik ook een oordeel geven, maar dat doe ik graag aan het einde van mijn inbreng, als ik alle moties behandel. Anders wordt mijn waslijst aan antwoorden te veel door elkaar geklutst. Ik hoop dat de heer Dijkgraaf mij dat niet kwalijk neemt. 

Mevrouw Dik-Faber heeft een amendement op stuk nr. 109 ingediend ter vervanging van het amendement op stuk nr. 75. Het amendement strekt ertoe dat de hoofdlijnen van het natuurbeleid in de nationale natuurvisie worden beschreven in samenhang met het beleid om te komen tot een aanpak om klimaatverandering tegen te gaan. In mijn reactie op het amendement op stuk nr. 75 — dat had ik ontraden — heb ik gezegd dat klimaatbeleid is begrepen in het beleid om te komen tot een verduurzaming van de economie. Dat is ook genoemd in artikel 1.5. Ik denk dat het amendement zoals het nu is ingediend op stuk nr. 109, een verduidelijking is ten opzichte van het eerdere amendement op stuk nr. 75, omdat dat er niet toe oproept om als het ware vanuit de natuurvisie nog weer tot een zelfstandige aanpak in de richting van het klimaatbeleid te komen. Daar zat het bezwaar tegen het amendement op stuk nr. 75. Om die reden zou ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer willen laten. 

Het amendement-Smaling op stuk nr. 113 gaat over de overgang van het oude beschermingsregime van Natuurmonumenten. Eigenlijk stelt de heer Smaling voor dat dit blijft gelden totdat provincies een besluit hebben genomen over de bescherming van de gebieden. Ik ontraad de aanneming van dit amendement. Met het wetsvoorstel wordt het beschermingsregime afgeschaft omdat het onnodige lasten voor de burgers en de ondernemers met zich brengt. De bescherming is over het algemeen al geregeld, omdat de gebieden voor het overgrote deel al tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Voor 4% van de oppervlakte geldt dit niet. Daar heeft de heer Smaling het eigenlijk over in zijn amendement. Het gaat mij te ver om daar een apart overgangsregime voor te organiseren. 

In het amendement-Van Veldhoven op stuk nr. 117 wordt geregeld dat het toezicht op de staat van instandhouding van habitats en soorten en het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek door de minister van EZ ook ziet op soorten op de rode lijst en hun leefgebieden. Het huidige artikel 1.7 is alleen opgenomen ter omzetting van de verplichtingen op dit punt van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Een heel groot deel van de rodelijstsoorten is daarmee gedekt, omdat deze samenvallen met de in onderdeel A genoemde soorten en leefgebieden die op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten worden beschermd. Dat de minister van EZ in het licht van het Biodiversiteitsverdrag ook de staat van instandhouding van de overige rodelijstsoorten volgt, spreekt voor zich. Dat is echter iets anders dan het apart in de wetgeving te verankeren. Om die reden ontraad ik dit amendement. 

Dan kom ik nu bij het monitoringamendement. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De staatssecretaris geeft mij aan de ene kant gelijk, want zij zegt dat het logisch is dat de bewindspersoon die soorten volgt. Maar zij wil het niet doen via de wet. Hoe ziet zij dat dan voor zich? 

Staatssecretaris Dijksma:

Wij zullen sowieso de staat van de natuur blijven volgen, zoals wij die nu regelmatig via allerlei rapporten tot ons krijgen. Dat geldt bij mijn weten ook voor alle soorten. Wij hebben daar recentelijk nog rapportages over gehad. Het lijkt mij dat dit op zichzelf genomen een prima basis is om dat te kunnen doen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ja, maar in het desbetreffende artikel staat niet dat je dit niet via monitoring kunt doen. Het geeft alleen aan dat, als een soort bedreigd is, daar speciale aandacht voor moet zijn. Volgens mij zijn die twee zaken prima verenigbaar. Wij letten extra op bedreigde dier- en plantensoorten in Nederland. Dat is in feite wat met het amendement wordt bedoeld en dat kan prima door monitoring. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat gebeurt al. De vraag is, waarom je naast alles wat daarvoor al in de wet is geregeld, een extra waarborg zou willen regelen, terwijl je weet dat het feitelijk al gebeurt. Ik zie gewoon de toegevoegde waarde daar niet van. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als je het niet noemt, zou het ook zo kunnen zijn dat je eigenlijk zegt: het is prima als het niet gebeurt. Het doel van de staatssecretaris is uitdrukkelijk om het wel te doen. Dan zou je het beter kunnen opnemen ter verduidelijking. 

Staatssecretaris Dijksma:

In de context van de behandeling van dit wetsvoorstel heb ik gezegd wat mijn voornemen is. Bij mijn weten is zelfs zonder het voornemen van een bewindspersoon die monitoring sowieso een feit. Ik denk dat het niet nodig is om het via dit wetsvoorstel nog verdergaand te borgen. 

Dan kom ik nu op een ander amendement van mevrouw Van Veldhoven, te weten het amendement dat nu stuk nr. 118 heeft en dat eerder was ingediend onder nr. 60. Het amendement op stuk nr. 118 van het lid Van Veldhoven vervangt, zoals gezegd, dat op stuk nr. 60. Dit amendement verankert in de wet het vereiste van gezamenlijke monitoring van de verantwoording van de geleverde inspanning voor het behalen van doelstellingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ook regelt het de informatievoorziening aan de Tweede Kamer over het Natuurnetwerk Nederland op basis van gegevens van de provincies. Ik heb geen bezwaar tegen dit amendement en denk dat het op deze wijze heel goed geformuleerd is. Het geeft het wat mij betreft ook weer zoals het gaat werken. De provincies monitoren primair de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van het natuurnetwerk in Nederland op basis van een gezamenlijk ontwikkelde monitoringssystematiek. Op basis daarvan kan ik de voortgang volgen, verantwoording afleggen aan de Europese Unie en de Kamer informeren. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer. Dat is het einde van mijn algemene blok. 

Ik kom nu bij het blok gebiedsbescherming en dan in eerste plaats bij het amendement-Van Veldhoven over de landschappen, dat nu als 121 is genummerd, maar eerst nr. 15 had. Dit amendement brengt in de doelbepaling van het wetsvoorstel het belang van beleid voor landschapsbescherming tot uitdrukking. Het voorziet ook in een specifiek predicaat bijzondere provinciale landschappen. Het amendement is ten opzichte van dat op nr. 15 op enkele punten verduidelijkt. Landschapsbeleid is een onderwerp dat de nationale en provinciale natuurvisie met aandacht moet behandelen en de wijziging van de doelbepaling sluit hier ook op aan. Het wetsvoorstel regelt al dat provincies vanwege landschappelijke waarden gebieden het predicaat bijzondere provinciale natuurgebieden kunnen geven en dat predicaat is voor landschappen eigenlijk niet dekkend. Je zou kunnen zeggen dat het amendement zoals het nu is ingediend, dat repareert. Het amendement leidt niet tot extra regeldruk en ik laat het oordeel over het amendement dan ook aan de Kamer. 

Dan kom ik bij het amendement van de leden Smaling en Grashoff op stuk nr. 131 ter vervanging van dat op stuk nr. 113. Ook hier wordt een overgangsregeling aanbevolen. Zoals gezegd, valt slechts 4% van de natuurmonumenten niet onder het Natuurnetwerk. Voor dit amendement geldt hetzelfde als ik over het eerdere amendement met hetzelfde doel heb gezegd, namelijk dat ik het wil ontraden. 

Dan kom ik bij het blok soortenbescherming. Het amendement op stuk nr. 105 van het lid Geurts regelt dat een besluit over herintroductie of uitzetting in overeenstemming geschiedt met de provincies waar die handeling zal plaatsvinden. Het wetsvoorstel voorziet in overleg met de provincies en niet met instemming. Het amendement op stuk nr. 105 vervangt het amendement op stuk nr. 49. Daarover had ik gezegd dat ik een overlegverplichting voldoende vind. Het amendement op stuk nr. 105 past het amendement op stuk nr. 49 in die zin aan, dat de heer Geurts heeft verduidelijkt dat het gaat om die provincies waar uitzetting plaatsvindt. Ik vind dat een verbetering ten opzichte van het eerdere voorstel. Het is makkelijker en werkbaarder. Om die reden kan ik mij in het amendement vinden en wil ik het oordeel graag aan de Kamer laten. 

De heer Geurts heeft een amendement op stuk nr. 108 ingediend. Daarin gaat het over instemming van provincies wanneer het de bestrijding van invasieve exoten betreft. Dit amendement regelt dat de aanwijzing van invasieve exoten die door de provincies moeten worden bestreden in overeenstemming geschiedt met de provincies die de bestrijding moeten uitvoeren. Het wetsvoorstel voorziet in overleg met de provincies en niet in instemming door de provincies. Ik heb al eerder gezegd dat de opvattingen van de provincies voor mij zeer zwaar zullen wegen. Ik begrijp de overweging van de heer Geurts om de overlegverplichting te vervangen door een instemmingsrecht. Hij wilde graag een gebaar. Welnu, ik kan mij hierin vinden en ik laat het oordeel over amendement op stuk nr. 108 graag aan de Kamer. 

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 114 van de heer Smaling, waarin hij vraagt om een AMvB om extra nationale soorten aan te wijzen met een zware nahang. Dat amendement vervangt het amendement op stuk nr. 51. Het maakt het mogelijk om bij AMvB extra soorten aan te wijzen die op basis van nationaal beleid zouden moeten worden beschermd. De inhoud van het amendement is eigenlijk dezelfde gebleven als die van het amendement op stuk nr. 51, dat ik had ontraden. Om dezelfde reden ontraad ik ook dit amendement. 

De heer Geurts heeft mij een vraag gesteld over steenmarters. Hij vroeg of ik er overtuigd van ben dat de bestrijding van steenmarters door particulieren met deze wet goed geregeld is. Ik acht het belangrijk dat het wetsvoorstel de ruimte geeft om maatregelen te nemen tegen dieren die overlast of schade veroorzaken. In het geval van de steenmarter gaat het om veel overlast. Het wetsvoorstel doet dat door ruimte te geven aan de provincies om maatwerk te leveren. De provincies worden dan ook bevoegd tot het verlenen van een schadevergoeding ingeval van wildschade. Ik heb er vertrouwen in dat ze daarmee echt verstandig zullen omgaan. 

Dan heb ik nog het amendement-Van Veldhoven op stuk nr. 124. Zij vraagt om een landelijke databank waarin informatie komt over de verspreiding en voorkoming van beschermde dier- en plantensoorten en andere relevante natuurinformatie. De provincies zijn echt eerstverantwoordelijk voor deze databank en het past ook niet om dit bij wet te regelen. Om die reden wil ik dit amendement ontraden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Op termijn komt er de Laan van de Leefomgeving als onderdeel van de Omgevingswet. Deze wet zal ook geïntegreerd worden in de Omgevingswet. Doel van de Laan van de Leefomgeving is dat burgers en bedrijven met één druk op de knop kunnen zien met welke regels zij te maken hebben. Het zou toch mooi zijn als daarin ook de natuurgegevens zouden zijn opgenomen? Dan weet je immers meteen of er nog een beschermde dier- of plantensoort is waar je rekening mee moet houden met je plannen. Als we het amendement nog zo aanpassen dat we recht doen aan de rol van de provincies bij het oprichten van die bank, maar wel de link leggen naar de Laan van de Leefomgeving, zou de staatssecretaris er dan nog eens constructief naar willen kijken? 

Staatssecretaris Dijksma:

Mijn probleem is dat ik het allemaal wel wil, maar dat ik hiermee de provincies via wetgeving iets opleg waarvan ik niet weet of zij het zomaar kunnen doen en of zij het kunnen betalen. Dat is mijn probleem. Ik denk dat u er misschien verstandiger aan doet om mij iets anders te vragen. Wij gaan het straks hebben over de evaluatie en over wat er gebeurt als deze wetgeving haar plek gaat vinden in de omgevingswetgeving. Ik kan mij voorstellen dat dit onderwerp dan onderwerp van gesprek moet zijn. Hoe regel je dat? Is het goed geregeld? Dat is net iets minder dwingend en daarmee, vind ik, tegenover de provincies ook beter op de agenda te zetten dan als ik hier op een avond iets voor hen moet besluiten, waarvan ik echt niet kan overzien wat het allemaal van ze vraagt. Dat zou ik niet fair vinden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik vind dit een terecht punt van de staatssecretaris. Als zij zegt: in principe ondersteun ik de ambitie van de Laan van de Leefomgeving om zoveel mogelijk informatie beschikbaar te stellen en ik ben bereid om dit punt verder te bespreken met de provincies om te kijken of dat tot de mogelijkheden behoort — we hebben ook nog een invoeringswet, dus er bestaat ook later nog een mogelijkheid om dat te doen — dan trek ik het amendement voor het moment in en hoor ik graag van de staatssecretaris hoe het overleg met de provincies op dit punt is gegaan. Dan houd ik het idee aan tot de invoeringswet. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat lijkt mij een goede deal, want dat betekent dat ik het kan meenemen bij een eerstkomend bestuurlijk overleg. Die overleggen zullen we regelmatig hebben en ik heb mevrouw Dik al eerder beloofd dat ik de Kamer daar elke keer verslag van zou doen. Dan krijgt mevrouw Van Veldhoven ook daarop een antwoord van mij. 

De voorzitter:

Het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 124) is ingetrokken. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik kom bij het blok jacht, schadebestrijding en populatiebeheer. Voor mij telt dat er een goede balans wordt gevonden, die recht doet aan de verschillende standpunten over de jacht. Het is belangrijk dat jacht, populatiebeheer en schadebestrijding transparant worden gemaakt, dat er centrale sturing is middels een faunabeheerplan en ook dat er in het bestuur van faunabeheereenheden ruimte komt voor wat ik vreemde ogen zou willen noemen. Er is iets gezegd over de bereidheid van maatschappelijke organisaties om al dan niet toe te treden tot de faunabeheereenheden. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om die organisaties daar juist toe op te roepen. Als je de mogelijkheid krijgt om aan tafel waar zaken besloten worden in alle openheid mee te praten en mee te beslissen, dan kun je niet zeggen dat je daar geen trek in hebt of dat je dat niet wilt. Dat vind ik een zeer merkwaardige reden. Ik denk dat je die ruimte moet gebruiken. De transparantie die op dit dossier moet komen, is noodzakelijk voor het creëren van meer draagvlak bij alle groeperingen in onze samenleving. Ik denk dat het winst is dat jagers hun gegevens over afschot aan de faunabeheereenheden gaan verstrekken. 

Er is veel te doen geweest over het amendement op stuk nr. 53. Inmiddels ligt er een nieuw amendement van de leden Heerema en Leenders en dat is het amendement op stuk nr. 107. Voor de wetsgeschiedenis is het van belang dat ik aangeef hoe ik dat amendement duid. Wat vraagt dat van de verschillende partijen en wat betekent dat? In het amendement wordt ingegaan op hetgeen tijdens het wetwegingsoverleg van vorige week maandag door de leden Van Veldhoven en Dik-Faber genoemd is. Dat betreft de transparantie aan de voorkant van het proces. Zij hebben voorbeelden genoemd. Ik wijs op de waardevolle trendtellingen die een toegevoegde waarde hebben, naast bijvoorbeeld trendgegevens van andere organisaties zoals Sovon. De centrale rol van de faunabeheereenheden en het faunabeheerplan in dit wetsvoorstel kunnen echt een goede impuls zijn om de goede voorbeelden te volgen, ook voor de jager. Het is echter belangrijk dat het aanleveren van de gegevens vrijwillig gebeurt en niet op grond van papieren verplichtingen waarbij je een enorme regeldruk krijgt. Ik vind het goed om te horen dat mevrouw Dik-Faber zei dat zij het regeldrukrapport serieus neemt. Zij is er niet op uit om op dat punt veel problemen te krijgen. 

In de Flora- en faunawet ziet het faunabeheerplan nu alleen maar op het populatiebeheer. Iedereen die zegt dat de Flora- en faunawet eigenlijk geweldig is, zeker in vergelijking tot het voorliggende wetsvoorstel inclusief de amendementen, zou ik om te beginnen daarop willen wijzen. Daar ziet het faunabeheerplan alleen maar op het populatiebeheer. In het wetsvoorstel Natuurbeschermingswet wordt de reikwijdte van het faunabeheerplan uitgebreid tot schadebestrijding en tot jacht. Dat betekent dat er een samenhangende aanpak moet komen waarin de inspanningen op het vlak van populatiebeheer, schadebestrijding en jacht op elkaar worden afgestemd. Het amendement op stuk nr. 107 laat dit ook gewoon intact. 

Daar komt bij dat in het wetsvoorstel wordt bepaald dat degene die populatiebeheer doen, schade bestrijden of jagen, dit moeten doen overeenkomstig het faunabeheerplan. Dit staat in artikel 3.12, eerste lid. Uit het vierde lid van artikel 3.14 van het wetsvoorstel volgt bovendien dat de vrijstelling voor schadebestrijding alleen mag worden toegepast als er een duidelijke relatie is tussen de dreigende schade en de diersoort op de vrijstellingslijst die wordt bestreden. In het ingetrokken amendement op stuk nr. 53 was de verplichting om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan eerst geschrapt. Het amendement op stuk nr. 107 past dit aan en haalt die verplichting terug. Op grond van het wetsvoorstel zoals dat nu luidt, kan de verplichting om te handelen overeenkomstig het faunabeheerplan strafrechtelijk worden gehandhaafd. Dat voorstel had ik bij u ingediend. Daarvoor is in de huidige tekst van het wetsvoorstel immers dat aparte afschotplan voorzien. Het is overigens iets wat de huidige Flora- en faunawet niet voorzag. Het is niet een situatie die wij al hadden. De heer Leenders zei terecht dat, als je de huidige Flora- en faunawet vergelijkt met het wetsvoorstel inclusief het amendement, er wel degelijk sprake is van een verbetering. 

Het probleem was alleen dat een deel van het voorstel dat bij de Kamer lag, nieuwe verplichtingen bracht, die volgens het SIRA-rapport potentieel een enorme lastenverzwaring met zich meebrachten voor jachtaktehouders die in het kader van de wildbeheereenheden over het algemeen het afschot verzorgen. Als je zo'n verplichting strafrechtelijk wilt handhaven en daarvoor de bewijsvoering rond wilt krijgen, moet de jachtaktehouder een nauwkeurige administratie bijhouden aan de hand waarvan de naleving kan worden geconstateerd. Bovendien zal dan, om duidelijk te hebben welke aantallen wel en niet meer geschoten mogen worden, ook het afschotplan in nauwkeurige aantallen af te schieten dieren moeten voorzien. Die gegevens zouden van de wildbeheereenheden en de daarbij aangesloten jachtaktehouders moeten komen. Deze administratieve lasten hebben tot grote beroering geleid bij de jachtaktehouders. Wij hebben hen nodig, ook voor de uitvoering van beheer en voor schadebestrijding. Om die reden wordt in het amendement op stuk nr. 107 het afschotplan geschrapt en ook de strafrechtelijke handhaving van de naleving van het Faunabeheerplan. 

Dat betekent niet — en die suggestie wordt soms gedaan — dat er geen naleving kan worden afgedwongen. Het kan wel degelijk bestuursrechtelijk, bijvoorbeeld via dwangsommen, worden gehandhaafd. Dat zegt artikel 7.2 van het wetsvoorstel. Bestuursrechtelijke handhaving is eigenlijk ook veel passender, omdat beter maatwerk kan worden geboden. Via de last onder dwangsom kan de norm worden gepreciseerd, waaraan de jachtaktehouder zich in het concrete geval heeft te houden. Als hij dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom. 

Daarnaast regelt artikel 3.13 van het wetsvoorstel dat jachtaktehouders lid moeten zijn van wildbeheereenheden. Dat is ook nieuw ten opzichte van de Flora- en faunawet. Op deze wijze worden de regionale inbedding en de sociale controle ten aanzien van het handelen van jachtaktehouders verzekerd. Handelt een jachtaktehouder in strijd met het faunabeheerplan, dan kan hij als lid worden geroyeerd en dat betekent dat zijn jachtakte moet worden ingetrokken. Dat staat in artikel 3.26, tweede lid, onderdeel c, van het wetsvoorstel. Dan kun je dus niet meer jagen. Het amendement op stuk nr. 107 laat al deze zaken intact. 

Nieuw ten opzichte van de Flora- en faunawet en het wetsvoorstel is de vermaatschappelijking van het bestuur van de faunabeheereenheid, zoals die in het amendement op stuk nr. 107 staat. Het amendement voorziet erin dat in het bestuur in ieder geval maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd die een duurzaam beheer van populaties tot doel hebben. Daarmee hebben zij een stem in de besluitvorming. Hierdoor vindt enerzijds professionalisering plaats en wordt anderzijds de transparantie vergroot. De transparantie zal ook worden vergroot door toevoeging aan het amendement van een bepaling dat het faunabeheerplan altijd openbaar wordt gemaakt. Uiteraard zal het faunabeheerplan op hoofdlijnen inzicht bieden in de ontwikkelingen van populaties van de verschillende soorten. Dat kan op basis van redelijkerwijs beschikbare gegevens. Dan moet men denken aan de trendgegevens die afkomstig zijn van NEM of CBS, Sovon, de Zoogdiervereniging en de trendtellingen die thans in sommige wildbeheereenheden door de jagers worden uitgevoerd. Die worden daarmee — zo zeg ik tegen mevrouw Dik en anderen — openbaar als gevolg van het feit dat zij de onderbouwing van het faunabeheerplan zijn. Daar komt bij dat het amendement in een nieuw artikel 3.12a — dit is nieuw ten opzichte van de Flora- en faunawet, maar ook nieuw ten opzichte van het voorstel dat ik bij de Kamer had ingediend — voorziet in de verstrekking van gegevens door jachtaktehouders over het gerealiseerde afschot. Ook die gegevens kunnen bij de opstelling of herziening van het faunabeheerplan worden betrokken. Met andere woorden: ik heb eigenlijk geprobeerd om helder te maken wat er in de toekomst in de praktijk zal gebeuren als de Kamer het amendement op stuk nr. 107 zou aannemen. Ik denk dat dat nodig is om misverstanden weg te nemen. Ik denk dat dat ook nodig is voor mensen die zich later afvragen wat precies de uitleg van de wet is. Wat staat er precies? 

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Thieme bij de interruptiemicrofoon staan, maar we maken eerst even het blokje over de jacht af. Dus wacht u nog even, mevrouw Thieme. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zo wordt het wel heel lastig, voorzitter, om met de staatssecretaris in debat te gaan over wat zij beweert, namelijk dat het amendement een verbetering is. 

De voorzitter:

Ja, maar we gaan het wel zo doen. We houden de blokjes even in ere. Dank u wel. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik kom op de discussie die is gevoerd tussen de leden Grashoff en Heerema over de vraag hoe het nou precies zit met de kwestie van het handhaven van een redelijke wildstand versus het handelen overeenkomstig het faunabeheerplan. Voor de jacht en de schadebestrijding fungeert het faunabeheerplan als een koepel. Op basis van de verplichte, door jagers te overleggen afschotgegevens en vrijwillig te verstrekken schattingen en wildtrends, en waar redelijkerwijs mogelijk op basis van tellingen wordt op globale wijze richting gegeven aan de nodige inspanningen. Hierdoor is afstemming van de diverse inspanningen in de regio verzekerd. Het is vervolgens aan de jachtaktehouder zelf om binnen deze richtsnoeren te bepalen wat in zijn jachtveld nodig is om een redelijke wildstand te handhaven. Het is aan de grondgebruiker om binnen de richtsnoeren van het faunabeheerplan te bepalen wat aan schadebestrijding nodig is. Dat zijn verplichtingen waarop zowel jagers als grondgebruikers kunnen worden aangesproken. Ik zeg daar overigens bij dat, als zij zich daaraan onttrekken, zij ook strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. We hebben het hier nu over het element van schadebestrijding. 

Aan de openbaarheid van het faunabeheerplan is dus, zoals gezegd, ook in het amendement op stuk nr. 107 expliciet duiding gegeven. In artikel 3.12, lid 6 staat: het faunabeheerplan wordt openbaar. In artikel 3.12a, lid 2 staat: faunabeheereenheden geven een overzicht dat is samengesteld uit gegevens van afschot en verslagen over de uitvoering van de faunabeheerplannen en de onderbouwing. 

Mevrouw Thieme zegt dat er rechtsgeleerden zijn die het regime voor schadebestrijding door grondgebruikers in strijd achten met het Europees recht. Dit blijft altijd een discussie onder juristen. Het antwoord van mijn juristen is dat deze voorziening in lijn is met de Vogel- en Habitatrichtlijn. De eis met betrekking tot de instandhouding wordt getoetst bij de opname van soorten op de landelijke of provinciale lijst. De eis dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat, is geregeld in de artikelen 3.3 en 3.8. De eisen aan schadesoorten in het wetsvoorstel komen uit de richtlijnen. Er is een causaal verband. De schade dreigt immers in een lopend of komend jaar te ontstaan. Dat is het causale verband. 

De heer Van Klaveren vroeg zich af of ik ook vind dat er sprake is van demonisering van de jacht. Nee. Ik zie wel dat er een heftig maatschappelijk debat wordt gevoerd. Ik denk dat het op zichzelf goed is dat dat wordt gevoerd. 

De heer Van Klaveren zegt dat achteraf rapporteren goed en een verbetering is, maar hij vraagt zich af hoe de invulling zal plaatsvinden van een extra zetel in de faunabeheereenheden. Dat is aan provincies. Zij gaan over de samenstelling van de faunabeheereenheden. Dat zal lokaal, in die provincies, waarschijnlijk ook tot debat leiden. Daar ga ik althans van uit en dat lijkt mij uitstekend. Er zullen ook organisaties zich gaan melden. Dat neem ik tenminste aan. Organisaties zullen hun vinger opsteken en zeggen: we willen daarover meepraten. Het is uiteindelijk een provinciale democratische afweging waarbij de Statenfracties hun rol zullen spelen om te beslissen hoe dat eruit gaat zien. 

De heer Graus heeft gevraagd of ik het mogelijk kan maken, een geluiddemper te verplichten bij afschot. Instrumenten als de geluiddemper worden behalve in de Natuurwet ook gereguleerd in de Wet wapens en munitie, die een zeer stringent vergunningenbeleid kent. De minister van Veiligheid en Justitie kan onder strenge voorwaarden een vergunning verlenen aan faunabeheerders die in vaste dienst zijn bij terreinbeheerders. 

Ik kom nu bij een groot aantal amendementen dat nog is ingediend op dit thema. Allereerst de amendementen-Thieme op stuk nrs. 96 en 101, waarin een verbod wordt bepleit van het hagelgeweer. Het amendement op stuk nr. 96 bepaalt dat enkel kogelgeweren mogen worden gebruikt bij de jacht. Hagelgeweren mogen dan niet meer worden gebruikt. Het amendement op stuk nr. 101 bepaalt hetzelfde ten aanzien van beheer en schadebestrijding. Het gebruik van hagelgeweren — wij zullen het daar denk ik niet over eens worden — is bij kleinere diersoorten juist diervriendelijker dan het gebruik van het kogelgeweer, omdat de kans op niet-dodelijke verwondingen kleiner is. Onder de Flora- en faunawet is de jacht op haas, fazant en wilde eend daarom bijvoorbeeld uitsluitend toegestaan met een hagelgeweer. Ik denk dat het niet goed is om enkel het gebruik van het kogelgeweer toe te staan bij de jacht, schadebestrijding en beheer omdat dit potentieel negatieve gevolgen heeft voor het dierenwelzijn. Onder de uitvoeringsregelgeving zal, zoals dat nu ook bij de Flora- en faunawet gebeurt, worden bepaald welk type geweer voor welke soort geschikt is. Om die reden ontraad ik beide amendementen. 

Het amendement-Smaling op stuk nr. 97, dat het amendement op stuk nr. 23 vervangt, gaat over het jachtverbod in natuurgebieden. Het voorziet in een verbod op de jacht in Natura 2000-gebieden en bijzondere nationale natuurgebieden. De heer Smaling heeft de verwijzing naar de Ramsargebieden geschrapt omdat deze gebieden ook als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Dit is voor mij geen reden om mijn oordeel over het amendement op stuk nr. 97 te wijzigen. Ik ontraad derhalve het amendement. 

Het amendement-Smaling op stuk nr. 98 vervangt het amendement op stuk nr. 35. Het gaat over eisen die je kunt stellen aan de samenstelling van bestuur van faunabeheereenheden. We hebben al eerder gezegd dat provincies regels kunnen stellen op grond van artikel 3.12, achtste lid, over de samenstelling van het bestuur. Een wettelijke bevoegdheid tot goedkeuring van de samenstelling van het bestuur lijkt mij overbodig. Ik denk dat uiteindelijk ook deze wijziging van het amendement van de heer Smaling geen reden is om het eerdere oordeel, ontraden, te wijzigen. 

Het subamendement-Dik-Faber op stuk nr. 110 vervangt het amendement op stuk nr. 84. Dit subamendement is opnieuw ingediend omdat het amendement-Rudmer Heerema/Leenders op stuk nr. 53, waarop het betrekking heeft, is vervangen door het amendement op stuk nr. 107. Inhoudelijk is het amendement op stuk nr. 110 gelijk aan het amendement op stuk nr. 84, dat ik bij brief had ontraden. Onder verwijzing naar de brief doe ik dat om dezelfde redenen opnieuw. 

De amendementen-Thieme op stuk nrs. 149 en 150 vragen om een wettelijk verbod op de jacht vanuit voertuigen, vaartuigen en luchtvaarttuigen. De amendementen voorzien in een wettelijk verbod daarop. De huidige Flora- en faunawet voorziet ook in dit verbod. In het wetsvoorstel hebben we geregeld dat dit verbod bij Algemene Maatregel van Bestuur kan worden gesteld als onderdeel van de uitvoeringsregelgeving over de jacht. Het is mijn voornemen om dit verbod in de AMvB op te nemen, maar niet in de wet, zo zeg ik tegen mevrouw Thieme. Om die reden ontraad ik dit amendement. We zullen dat in een andere systematiek doen. Het was al verboden, dat blijft het ook, maar dat regelen we via de AMvB. Om die technische reden ontraad ik dit amendement of deze amendementen. Zo moet ik dat zeggen, want het zijn er twee. 

Ik kom op het amendement op stuk nr. 100 van mevrouw Thieme. Dat amendement ziet op een verbod op jacht voor personen onder de 21 jaar. Alleen personen van 21 jaar en ouder zullen op grond van het amendement van mevrouw Thieme gerechtigd zijn tot de jacht. In de Wet wapens en munitie is de minimumleeftijd voor het dragen van geweren gesteld op 18 jaar. Het wetsvoorstel is daarmee in lijn. Er staat een minimumleeftijd van 18 jaar in, net als in de huidige Flora- en faunawet overigens. Het wetsvoorstel eist dat de jager met gunstig gevolg het jachtexamen heeft afgelegd en dat dus verzekerd is dat de theoretische kennis en praktische vaardigheden van de jager in orde zijn. Ik denk dat het belangrijk is om dat hier te zeggen, want veel mensen weten dat niet. Ik snap niet zo goed waarom iemand van 18 jaar of 20 jaar die het jachtexamen heeft doorlopen, dan alsnog niet geschikt zou zijn. Om die reden ontraad ik het amendement op stuk nr. 100. 

Ik kom op de amendementen op de stukken nrs. 102 en 115. Die amendementen gaan over het verbod om lokeenden en lokduiven te gebruiken. Beide amendementen bepalen dat zowel voor de jacht als voor het beheer en de schadebestrijding. Het lid Thieme wijst op het risico van illegale onttrekking van deze soorten aan de natuur en mogelijke dierenwelzijnsinbreuken. Ik moet er wel bij zeggen dat eenden en duiven op ruime schaal gefokt en gehouden worden. Het is mij niet helder waarom ze hiervoor zouden moeten worden onttrokken aan de natuur. Dat zou overigens illegaal zijn. Dat ben ik zeer met mevrouw Thieme eens. Het zijn gehouden dieren. De dierenwelzijnswetgeving is onverkort op hen van toepassing. Lokeenden en lokduiven zijn van oudsher toegestaan, omdat ze effectieve hulpmiddelen zijn bij jacht en schadebestrijding. Ik zie geen reden om het gebruik niet toe te staan. Ik ontraad daarom beide amendementen. 

Ik kom op het amendement op stuk nr. 116, dat het amendement op stuk nr. 104 vervangt. Dit amendement gaat over een wettelijk verbod om gebruik te maken van instrumenten om in de nacht dieren te doden en te vangen. Voor de uitoefening van de jacht zijn dergelijke instrumenten verboden in het wetsvoorstel. Ze staan ook niet op de positieve lijst voor jachtmiddelen. We hebben hier echter al langer discussie over. Voor populatiebeheer en schadebestrijding van soorten op de provinciale lijst is het gebruik van die middelen niet toegestaan. Alleen wanneer het expliciet is bepaald in de ontheffing of vrijstelling van de provincies, is het gebruik van die middelen mogelijk. Bij het toestaan, dus eigenlijk bij het verlenen van de vrijstelling of de ontheffing, moeten provincies rekening houden met het dierenwelzijn. Omdat het eigenlijk al heel precies geregeld is, ontraad ik het amendement op stuk nr. 116. 

Ik kom op het subamendement op stuk nr. 112. Ook dat is opnieuw ingediend, omdat het ziet op het amendement op stuk nr. 53, dat vervangen is door het amendement op stuk nr. 107. Inhoudelijk is het amendement gelijk aan het amendement op stuk nr. 78. Ik heb in de brief al laten weten dat ik mij kan vinden in dit vervangende amendement. Dat geldt dus ook voor dit nieuwe nummer, omdat het feitelijke hetzelfde amendement is. In dit amendement wordt geregeld dat bestuurders van de faunabeheereenheden ook vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties en wetenschappers op het gebied van faunabeheer kunnen uitnodigen. Wat mij betreft blijft het oordeel over dat amendement dus ook aan de Kamer. 

Dan hebben we een nader gewijzigd subamendement van het lid Smaling op stuk nr. 123, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 91. Dat regelt dat organisaties, gericht op het verbeteren van dierenwelzijn, deelnemen aan de faunabeheereenheden. Ik heb net al een heel lang verhaal gehouden dat ik vind dat je dat aan de lokale democratie zou moeten overlaten. Volgens mij is dat een heel goede weg. Om die reden wil ik het amendement ontraden. 

Dan kom ik bij het gewijzigd subamendement van het lid Dik-Faber c.s. op stuk nr. 136, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 77. Ik moet hier toch even bij stilstaan. Er staat dat er een verifieerbare, kwantitatieve onderbouwing van de indicatieve omvang van de populaties van de onderscheiden diersoorten et cetera moet komen. Zoals ik het amendement lees, wordt hierin toch via de achterdeur het afschotplan dat we niet wilden, teruggehaald. Mevrouw Dik schrijft wel, en dat is zeer te waarderen, dat het niet de bedoeling is dat er voor jagers meer administratieve lasten ontstaan. Dat vind ik mooi, maar mijn inschatting is dat deze dwingende bepaling in het amendement daar wel toe zal leiden. Het amendement vervangt het amendement op stuk nr. 77, dat ik eerder heb ontraden. Het leidt potentieel wel degelijk tot hogere lasten vergelijkbaar met het afschotplan. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat met dit wetsvoorstel als het amendement op stuk nr. 107 zou worden aangenomen, de gewenste transparantie vooraf er komt, omdat er tellingen en gegevens openbaar worden die de basis vormen voor het faunabeheerplan, want daar ging het om. Op die wijze kan het geregeld zijn. Om die reden denk ik dat er geen verwarring moet ontstaan over wat we wel of niet verwachten. 

Er is zojuist een amendement op stuk nr. 158 ingediend door het lid Thieme, dat gaat over een voorhangprocedure voor de AMvB's over de jacht en de schadebestrijding. Mijn houding is altijd dat ik met de Kamer overleg over dit soort zaken, maar zo'n zware procedure vind ik eerlijk gezegd niet nodig. Om die reden ontraad ik het amendement, maar gezien de maatschappelijke gevoeligheid lijkt het mij prima om met de Kamer te overleggen over de regelgeving op het moment dat die voorligt. Dat kan ook in een algemeen overleg. 

Ik begreep dat mevrouw Thieme een nieuw amendement op stuk nr. 157 heeft ingediend, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 101, dat ging over het verbod op het hagelgeweer. Dat had ik al ontraden en dat blijf ik ook doen. Daarmee kom ik aan het einde van dit blok, althans wat mijn inbreng betreft. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

De faunabeheereenheden moeten volgens de wet een faunabeheerplan gaan maken, maar de coalitiepartners zijn er nog niet uit of de plezierjacht mag worden verboden. De PvdA heeft het onderspit gedolven. Om die reden is er een amendement ingediend om het plan van de staatssecretaris om een afschotplan te koppelen aan het faunabeheerplan te schrappen. Er kan wel van alles in het faunabeheerplan staan, bijvoorbeeld over hoe zorgzaam je moet omgaan met een bepaald natuurgebied of werkgebied, maar er staat geen afschotplan meer in, of in ieder geval is dat niet verplichtend. Dat betekent ook dat de opdrachten aan de jagers helemaal niet over het geweer gaan en dat de jagers alle ruimte krijgen om het naar eigen inzicht te doen. De staatssecretaris zei dat een causaal verband tussen afschot en de te verwachten schade wel degelijk wordt verlangd, maar dat zit er niet in. Er is alleen sprake van dreigende schade in het lopende jaar en voor het komende jaar. Dat betekent dat de agrariër en de jager dat zelf mogen bepalen. Er is helemaal niets wat hun in de weg staat, ook geen faunabeheerplan. Dat moet de staatssecretaris toch met mij eens zijn? 

Staatssecretaris Dijksma:

U hebt heel veel gezegd, maar ik ben het met heel veel van wat u hebt gezegd, niet eens. Om te beginnen hebt u zelf verklaard, ook in amendementen als ik het goed heb, dat het faunabeheerplan en de wildbeheereenheden als instrument überhaupt niet toereikend zouden zijn. U vertelt mij nu in het debat hoe belangrijk die zijn, terwijl u zelf in uw inbreng hebt gevraagd waarom we die eigenlijk hebben. Dat is op zichzelf al een tegenstelling, maar goed. 

Ik vind het faunabeheerplan belangrijk. Ik vind het een absoluut winstpunt dat nu voor het eerst niet alleen populatiebeheer en schadebestrijding, maar ook de jacht op de vijf wildsoorten onderdeel worden van het faunabeheerplan. Ik vind het winst dat jagers nu lid moeten worden van een wildbeheereenheid en daarmee gebonden zijn aan het uitvoeren van het faunabeheerplan. Ik vind het van belang dat dit faunabeheerplan openbaar wordt. Dat geldt niet alleen voor de wijze waarop het tot stand komt, maar ook voor de gegevens over het feitelijke afschot. Ik vind het van belang dat maatschappelijke organisaties, of zij nu voor dierenwelzijn staan of voor duurzame jacht, een bijdrage kunnen leveren aan de totstandkoming van het faunabeheerplan. 

We kunnen er lang of kort over spreken: het is niet het ideale model van mevrouw Thieme. Dat is zo, maar ik vind het wel echt cynisch dat mevrouw Thieme niet in staat is om op basis van hetgeen de huidige Flora- en faunawet biedt en hetgeen de toekomstige wet mogelijk maakt, ten minste te erkennen dat het een verbetering is. Het is misschien niet de verbetering die zij wilde, maar het is wel een verbetering. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik debatteer hier met de staatssecretaris omdat zij zelf zegt dat de faunabeheereenheid zo belangrijk is. Ik probeer aan te tonen dat dit absoluut niet het geval is. Er wordt namelijk niets geëist voor het schieten van dieren, waar jagers zich enkel en alleen mee bezighouden. Het is dus een grote farce om hier te schetsen dat het faunabeheerplan de activiteiten van jagers aan banden gaat leggen. Dat is niet het geval, temeer daar er geen sancties zijn om de jagers terug te fluiten. Er staat geen sanctie op het afschieten van te veel dieren. Er staat ook geen sanctie op het afschieten van dieren terwijl de faunabeheereenheid dat misschien niet zou willen. Er is slechts een sanctie voor de jagers als zij zich niet aan de rapporteerplicht houden. Wat hebben we aan gegevens van een jager over het aantal dieren dat hij heeft afgeschoten als we niet eerst een plan hebben voor het maximumaantal dieren dat mag worden afgeschoten? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik bestrijd dus dat er niet zo'n plan komt. Het punt is alleen dat het informatieniveau over het exacte aantal dieren, precies tot op het laatste dier, zoals in het afschotplan aanvankelijk de bedoeling was, tot zo'n grote administratieve last zou leiden, dat een groot deel van de Kamer — niet de fractie van mevrouw Thieme, maar wel een groot deel van de Kamer — heeft gezegd dat dat bij nader inzien misschien niet werkbaar zou zijn. Het amendement dat nu wordt voorgesteld, voorziet erin dat alle drie de vormen van jacht, of het nu jacht voor populatiebeheer, jacht voor schadebestrijding of jacht op de vijf soorten is, onderdeel worden van het faunabeheerplan. Dat plan wordt gemaakt in openbaarheid. Het wordt gebaseerd op openbaar te maken gegevens. Organisaties van buiten, die tot nu toe niet aan tafel konden zitten, worden erbij gehaald om er een oordeel over te geven. Het kan bestuursrechtelijk worden gehandhaafd. Indien sprake is van misstanden of overtredingen bij bijvoorbeeld schadebestrijding, kan ook nog strafrechtelijk worden opgetreden. Mevrouw Thieme wil het steeds doen voorkomen of er niets gebeurt, maar dat is helaas, of misschien gelukkig, niet waar. 

De heer Graus (PVV):

Ik ben heel dankbaar voor wat de staatssecretaris heeft gezegd over de geluiddemper voor het jachtgeweer. Ik weet dat het ministerie van Justitie daarvoor ontheffing kan verlenen, maar mijn vraag was nu juist of bij noodafschot door dierenartsen of professionele boswachters niet structureel een jachtdemper kan worden gebruikt, opdat niet tientallen andere dieren in paniek kilometers ver op hol slaan en de weg oversteken. Ik wil dit toch even toelichten. Op de Veluwe gingen we van 4.500 zwijnen naar 1.500 zwijnen, maar het aantal ongevallen door schieten in de dichte bossen nam toe. Die dieren moet je met rust laten, want anders gaan ze juist rennen en zich verplaatsen. Als het nodig is, gebruik dan structureel een jachtdemper. Daar ging mijn vraag over. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nogmaals, ik ben daar heel precies in. De minister van Veiligheid en Justitie maakt voorschriften als het gaat om de Wet wapens en munitie. Bij mijn weten is dat ook zo bij de wetgeving die voorligt. Het zit inderdaad niet in dit wetsvoorstel om dit structureel voor te schrijven. 

De heer Graus (PVV):

Mogelijk kan de staatssecretaris dat overwegen. Zij zit natuurlijk in die werkgroepen en adviesorganen. Als staatssecretaris heeft ze er in ieder geval invloed op. Ik heb nog een tweede vraag over de jachtakte. Ik ben heel dankbaar dat een jachtakte kan worden ingetrokken als een jager iets heeft gedaan wat niet deugt. Dat komt nogal vaak voor. Ook het wapen moet echter in beslag worden genomen. Met groene boa's heb ik in de praktijk nu een paar keer meegemaakt dat ze jagers zonder jachtakte aanhouden die gewoon hun wapens hebben mogen houden. Dat kan natuurlijk niet. Je moet dus niet alleen de jachtakte intrekken, en die jagers moeten niet alleen uit de jagersvereniging worden gemieterd, maar ook hun wapens moeten in beslag worden genomen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Het klinkt logisch, maar ik kan me voorstellen dat de eigendomsdiscussie over wapens op basis van de Wet wapens en munitie net via een andere invalshoek geregeld wordt. De heer Graus overvraagt mij nu. Ik kan nu niet overzien hoe dit precies geregeld is. Ik vermoed dat een deel van die regelgeving via justitie loopt. Mijn advies aan de heer Graus zou zijn om de minister van Veiligheid en Justitie nog een keer nadere vragen te stellen. Hij kan dat misschien schriftelijk doen, of op een ander moment. Eigendom van wapens in dit land is natuurlijk vanuit zijn invalshoek geregeld. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De staatssecretaris heeft een prachtige toelichting gegeven op het amendement op stuk nr. 107 en gezegd hoe het wat haar betreft bedoeld is. Wat zij bedoelt, staat er echter helemaal niet in. Ze heeft het gehad over planmatig beheer en over tellingen, maar niet over tellingen vooraf. Dat laatste staat ook niet in het amendement. Zou het amendement nou niet ook op dat punt moeten worden aangepast? Dat ontbreekt namelijk. Er staat hooguit een summiere verwijzing in de toelichting. In het voorstel voor de wetteksten komt het in het geheel niet naar voren. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben dat niet met mevrouw Dik-Faber eens. Ik verwachtte deze reactie al. Daarom heb ik het amendement er maar even bij gepakt. Laat ik twee dingen zeggen. Ook de uitleg zoals ik die hier geef, is onderdeel van de wetsgeschiedenis en dus van belang. In het vierde lid staat bijvoorbeeld dat aan het zesde lid een volzin wordt toegevoegd: "Een goedgekeurd faunabeheerplan wordt openbaar gemaakt door de betreffende faunabeheereenheid." In de toelichting staat inderdaad dat er doelmatig en planmatig gewerkt wordt. Dat ziet op alle drie de onderdelen: zowel de schadebestrijding, alsook het populatiebeheer, alsook de jacht. Dat is echt van belang. Dat stond in het oorspronkelijke wetsvoorstel en het zit ook hierin. Het faunabeheerplan wordt ook nu gemaakt op basis van tellingen, of trendtellingen, zoals mevrouw Dik ze noemde, en gegevens. Dat weet zij volgens mij nog beter dan ik. 

Het verschil met het amendement dat zij indiende, is dat zij hier echt nog een slag aan toevoegt. Ik lees het amendement zo dat het faunabeheerplan gemaakt wordt op basis van de gegevens die men nu ook verzamelt. Het amendement van mevrouw Dik voegt daar een enorme professionaliseringsslag aan toe. Het zegt dat het allemaal eenduidig moet zijn en daarmee impliceert het dat meer moet worden aangeleverd dan nu. Dat zal toch een potentiële lastenverhoging zijn. Mevrouw Dik zei daarover terecht dat ze daar niet op uit is. Dat heeft zij immers ook in haar toelichting geschreven. In de toelichting staat bijvoorbeeld ook dat wildbeheereenheden gegevens over de uitvoering aanleveren. Je ziet volgens mij op een heel aantal plekken dat het faunabeheerplan het centrale sturingsinstrument is. Daarmee wordt ook voorzien in een planmatige en een doelmatige aanpak. Dat staat ook in de toelichting op Onderdeel II. Die zin is heel cruciaal, die is van groot belang. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb dit ook allemaal gelezen in het amendement. In de wettekst staat inderdaad het faunabeheerplan en onder Onderdeel II van de toelichting staat de definitie, namelijk dat daarmee wordt voorzien in een planmatige en doelmatige aanpak. Waarom wordt dat niet gewoon in de wettekst opgenomen? Dat kan worden opgenomen voorafgaand aan de zin die ik zojuist citeerde: dat de jagers gegevens verstrekken die ze nu ook al aanleveren. Er staat echter nergens dat het hierbij gaat om de trendtellingen. Ik beoog met mijn amendement niet om daar een kop op te zetten. Volgens mij bedoelen we precies hetzelfde. De trendtellingen die er nu zijn, moeten worden aangeleverd en op basis daarvan moet worden gekomen tot een, ook door de staatssecretaris en de coalitie, gewenste planmatige en doelmatige aanpak. Die tellingen moeten gewoon aangeleverd worden. Anders kan het niet eens. Schrijf het dan op, zou ik willen zeggen tegen de coalitie. Zet het in het amendement. Dan zijn we eruit. Dan trek ik mijn amendement in, dan heeft de coalitie een prachtig amendement en dan hebben we met elkaar bereikt wat we zo graag willen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Mevrouw Dik heeft niet voor niets het zomerrapport van Vrij Nederland gewonnen. Zij is uitermate handig en ook politiek handig in het binnenhalen van goede punten. Daarvoor moet ik haar een groot compliment geven. Mijn probleem is dat ik het amendement op stuk nr. 107 zo uitleg als ik heb aangegeven. Ik veronderstel en ga ervan uit dat om tot een faunabeheerplan te komen, je de trendtellingen die er nu zijn, gewoon gebruikt. Die zullen dus op het moment dat het faunabeheerplan openbaar gemaakt wordt, ook openbaar worden. Mevrouw Dik-Faber vindt dat het amendement op stuk nr. 107 net iets te weinig doet, maar ik vind haar amendement net iets te veel vragen. Zij gaat daarin verder dan alleen maar zeggen: er is sprake van trendtellingen. Zij spreekt daarin over gekwantificeerde gegevens. Ik kan het hele amendement wel voorlezen, maar als je dat op je laat inwerken, kun je daar ook een potentieel hogere lastendruk in lezen. Ik leg het amendement op stuk nr. 107 uit zoals mevrouw Dik-Faber dat graag gezien had. Dat is de bestaande praktijk van de gegevens die er zijn. Die zullen moeten worden gebruikt voor het faunabeheerplan en die worden dus ook openbaar. Mijn uitleg is zoals die is. Ik ga niet over nadere gesprekken tussen mevrouw Dik-Faber en andere indieners. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Als ik eraan zou kunnen bijdrage om de score van mevrouw Dik-Faber nog verder te verhogen, zou ik dat graag doen, en dan niet omdat zij zo handig is, maar wel omdat zij gewoon de vinger op de zere plek legt. Het amendement op stuk nr. 107 is gewoon nog steeds voor meerderlei uitleg vatbaar. Het is belangrijk dat je uiteindelijk een wet vaststelt die zo eenduidig mogelijk is. 

Ik wil in dat kader nog een aanvullende vraag aan de staatssecretaris stellen. Ik citeer nogmaals uit de toelichting op het amendement op stuk nr. 107. Ik heb dat eerder al gedaan tijdens de inbreng van de PvdA- en de VVD-woordvoerders. Daarin staat het volgende. "Het amendement bewerkstelligt dat de jachthouder net als nu in de Flora- en Faunawet, zelf verantwoordelijk is voor de handhaving van een redelijke wildstand in zijn jachtveld en de voorkoming van schade door in zijn jachtveld aanwezig wild." Is de staatssecretaris het met me eens dat dit een onhandige passage is, die op z'n minst kan leiden tot een verschil in interpretatie en misinterpretatie, en dat het wijsheid zou zijn als die geschrapt zou worden? Aanvullend daarop zou ik mij kunnen voorstellen dat het wijsheid zou kunnen zijn om het aspect van planmatige en doelmatige aanpak letterlijk in de tekst van het amendement op te nemen. Dan zijn we er misschien ook wel uit. Niet dat het mijn ideaal zou realiseren, maar het zou in elk geval een deugdelijk en goed begrijpelijk amendement opleveren. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik denk dat de zinsnede die de heer Grashoff tot verwarring vindt leiden, altijd moet worden gezien in het licht van het feit dat de jacht tegelijkertijd onderdeel is van het centrale besturingsinstrument faunabeheerplan. Die twee zaken zijn met elkaar in evenwicht. Het is niet zo dat het handhaven van een redelijke wildstand tenietdoet dat er via het faunabeheerplan moet worden gewerkt. Zo wil ik het uitleggen. Ik kan mij voorstellen dat wij dit nog een keer voor u moeten opschrijven, maar dat bedenk ik nu ter plekke. Ik heb het nu gezegd, maar als het tot duidelijkheid leidt, kan dat. In de toelichting op het amendement wordt heel helder gemaakt dat het gaat om planmatig en doelmatig werken. Die zinsnede zit erin. Dat is volgens mij een van de zinsneden die zijn toegevoegd aan het amendement, juist om te bewerkstelligen dat het door een breder deel van de Kamer in het eerdere wetgevingsoverleg ingebrachte planmatige werken zijn plek krijgt. Zo heb ik althans de indieners verstaan. Daarmee is dus wel degelijk geprobeerd om u tegemoet te komen. Het is aan de indieners om te zeggen of zij het zo hebben bedoeld, maar zo versta ik het. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Met deze toelichting van de staatssecretaris zie ik met spanning uit naar wellicht enig overleg met de indieners over aanpassing. Mijn ideaal zal het niet worden, maar het kan wel de helderheid ten goede komen. 

De heer Geurts (CDA):

Ik wil even terugkomen op het amendement op stuk nr. 44 van mijn hand, over de discretionaire bevoegdheid van de korpschef. Daar is die. Ik daar schriftelijke antwoorden op gekregen. Ik snap die antwoorden. Maar ik heb nog een paar andere casussen en ik denk dat ik de staatssecretaris daarmee overtuig. Als de kinderen van een jager paddenstoelen plukken en hij een proces-verbaal krijgt omdat hij verantwoordelijk is voor die kinderen, is hij voor twee jaar zijn jachtakte kwijt. Als de hond van een jager ontsnapt en onaangelijnd in een bos loopt waar een aanlijngebod geldt en de jager daarvoor een proces-verbaal krijgt, is hij voor twee jaar zijn jachtakte kwijt. Dat bedoel ik nu met de discretionaire bevoegdheid van de korpschef: dit heeft niets met jagen te maken. Het overkomt de jager. Ik weet dat de staatssecretaris kinderen heeft en ik neem dus aan dat zij weet dat je niet altijd doorhebt wat zij doen. Is er niet een mogelijkheid om dit amendement toch te voorzien van het advies "oordeel Kamer"? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik begrijp wel, met deze voorbeelden, waarom de heer Geurts het amendement heeft ingediend; laat dat helder zijn. Er zijn twee redenen waarom ik denk dat het toch lastig is. Er kan sprake zijn van een glijdende schaal. Niemand zal meteen steil achterovervallen van de voorbeelden die u noemt, hoewel het bij de niet-aangelijnde hond gaat om iets wat iemand zelf doet. Dat is iets anders dan kinderen die iets plukken. Je legt daarmee de besluitvorming bij iemand anders neer en daarmee ook vaak de druk. Nu gaat het om voorbeelden waarbij je denkt: nou ja ... Maar er zijn ook voorbeelden van gevallen die veel verder de kant opgaan van iets wat je echt niet moet toestaan. Zo iemand komt echter ook langs met een beroep op de discretionaire bevoegdheid. Dan is het op zichzelf genomen wel helder dat je, op het moment dat iemand problemen veroorzaakt in de natuur of met dierenwelzijn, een heldere lijn trekt wat betreft de jachtakte. Ik begrijp de voorbeelden heel goed, maar ik denk dat het andersom ook lastig is om korpschefs in dit land te laten bepalen hoe het recht in elkaar zit. Ik vind het echt gevaarlijk als je dat doet. Zij krijgen ook casussen die een stuk ingewikkelder zijn dan de sympathieke die u mij voorlegt. Daar zit mijn probleem. 

De heer Geurts (CDA):

Ik probeer vanavond toch een stapje verder te komen op dit punt. De wet is nog niet ingevoerd. Is het een idee dat de staatssecretaris met haar collega van Veiligheid en Justitie toch eens beziet of zij hier iets aan kan doen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik stond niet in de "njet-stand". Ik wil de heer Geurts graag tegemoetkomen, maar er zijn dingen waar ik gewoon even nee tegen moet blijven zeggen. Het spijt mij zeer, maar het is wel zo. 

De voorzitter:

Heel goed. Over vijf minuten moet er een VAO beginnen. Iets in mij zegt dat wij dat niet gaan halen. Wij hebben nog twee grote blokken te gaan, inclusief 29 moties. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik doe mijn best. Er is één klein blok en dan de moties. Ik neem even een slokje water, hoor. 

De voorzitter:

Daar hebben wij helaas geen tijd voor. 

Staatssecretaris Dijksma:

Het is toch al gebeurd. Nou zeg, tjonge jonge. Die voorzitters zijn ook niet meer wat ze geweest zijn. 

De voorzitter:

Ik moet hard zijn, het spijt mij. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dan kom ik nu op de fitnesscheck. Daarover is een vraag gesteld door de heer Geurts. Ik denk dat het goed is om te zeggen dat er veel bereikt is met de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ik heb ook gezegd dat de neergang van de biodiversiteit gemiddeld tot staan is gebracht. Juist daarom kunnen we nu dus een volgende stap zetten naar een toekomstbestendig natuurbeleid. Ik heb al uitgebreid met de Kamer gesproken over de vraag welke mogelijkheden we zien om een flexibeler interpretatie van de uitvoering van de richtlijn te krijgen met meer ruimte voor natuurlijke dynamiek, meer ontwikkeling van robuuste natuur, minder focus op behoud, koppeling van natuurontwikkelingen aan maatschappelijke opgaven en om op Europees niveau bezien tot doelen te komen. Daarvoor zal er overigens wel een plan van de Commissie moeten liggen. Naar mijn mening geniet het, ook strategisch gezien, de voorkeur om de gewenste elementen vorm te laten krijgen binnen de bestaande regelgeving via aanpassing van de uitvoering. 

De heer Heerema wilde een toezegging op 5.1.7. Hetzelfde geldt voor de heren Geurts en Graus. Om een lang verhaal kort te maken: ja. Dat had ik al gezegd, maar ik doe het nog een keer. De door de heer Heerema gevraagde evaluatie heb ik al toegezegd in het wetgevingsoverleg. Ik denk dat het heel goed is om die evaluatie te doen. Het is belangrijk dat het nieuwe stelsel zijn werking in de praktijk laat zien. We zullen even moeten bekijken op welk moment we dat vormgeven, ook gezien in het licht van het amendement dat daartoe is voorbereid. Ik wil niet de beroerdste zijn, maar in het amendement op stuk nr. 119 van mevrouw Ouwehand is een evaluatiebepaling opgenomen dat het wetsvoorstel na drie jaar moet worden geëvalueerd. Daar moeten we wel even over nadenken, want het wordt op een gegeven moment een onderdeel van de Omgevingswet. Haar bedoeling lijkt mij op zichzelf echter prima en ik wil het oordeel over dit amendement dan ook aan de Kamer laten. 

De heer Graus blijft zich onvermoeibaar inzetten voor de groene boa's. Hij weet dat ik geen invloed heb op de aantallen. Ik weet met hem dat het heel erg belangrijk is, omdat men met name in Zuid-Nederland grote hoeveelheden drugs in het buitengebied dumpt, met veel geweld en agressie. Wij investeren extra in opleiding. Wij hebben met de minister van Veiligheid en Justitie en de vertegenwoordigers van de boa's gesproken. Dat de heer Graus hiervoor aandacht blijft vragen, lijkt mij zeer terecht, maar ik kan alleen niet opeens een heel blik boa's uit de hoge hoed toveren. In het geval van een noodsituatie moet een jager het geweer gebruiken. Uiteraard zijn ook dierenartsen niet alleen goed opgeleid voor zo'n situatie, maar kunnen zij daarin ook zeer adequaat optreden. 

De heer Graus (PVV):

Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik kom op het verhaal van de groene boa's nog terug bij de begrotingsbehandeling later dit jaar. Ik ga vaak met die jongens op pad, in het zuiden van Nederland maar ook hier in het westen. Ze komen vaak in heel beangstigende en ook gevaarlijke situaties terecht en nu blijkt dat zij geen C2000-systeem hebben. Ze kunnen dus niet direct communiceren met de politie of een arrestatie-eenheid. Kan de staatssecretaris vanuit haar departement wel zorgen voor overleg met Veiligheid en Justitie om de groene boa's aan te sluiten op C2000? Dat is in het belang van de veiligheid van die jongens. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat onderwerp is besproken tijdens een overleg tussen de minister van Veiligheid en Justitie en organisaties die de groene boa's vertegenwoordigen. Daar was ik bij. Zij hebben ingebracht dat ze daar betrokkenheid bij wilden, maar ook hier geldt dat het een verantwoordelijkheid voor Veiligheid en Justitie is. Het onderwerp is inmiddels besproken. 

De heer Graus (PVV):

Mogelijk kan de staatssecretaris haar invloed laten gelden, want zij is de herder van de groene boa's. Daar is de staatssecretaris de baas en wellicht kan zij er bij haar collega van Veiligheid en Justitie op aandringen dat die jongens zo vlug mogelijk op C2000 worden aangesloten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik kan het niet beloven, maar ik heb de heer Graus goed gehoord. 

Ik kom bij de moties en begin bij de motie-Dik op stuk nr. 122. De regering moet afspraken maken met provincies over de duidelijkheid van de verantwoordelijkheden en daarover de Kamer informeren. Ik heb de Kamer al eerder toegezegd dat ik dat van plan ben om te doen, ook op verzoek van onder anderen mevrouw Dik. Zij vraagt mij dat nu op schrift met een motie, dus ik kan niet anders dan hier oordeel Kamer aan verbinden. 

In de motie op stuk nr. 125 verzoekt mevrouw Dik mij, de mogelijkheden te onderzoeken om het kennisniveau in Nederland inzake het faunabeheer en de jacht te vergroten. Ik zie die motie als ondersteuning van beleid en laat de motie aan het oordeel van de Kamer. 

Dan kom ik bij het thema van de nulstand. Daarover zijn twee moties ingediend, een door de heer Geurts op stuk nr. 126 en een andere door mevrouw Thieme op een nummer waar ik later op terugkom. Ik vind in beide gevallen dat het echt aan de provincies is om daarover te besluiten. Zij moeten daar een eigen afweging in kunnen maken. Sommige zijn heel erg voor het handhaven van de nulstand, andere zijn bijvoorbeeld voor damherten of edelherten van plan om hun provinciegrenzen te openen. Dat is nu typisch iets wat ook gewoon op dat niveau besloten moet worden. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Geurts. 

Gelukkig is er ook de motie op stuk nr. 127, waarin de regering wordt verzocht om de provincies te ondersteunen bij het regeldrukluw maken van de faunabeheerplannen en de uitvoering. Er is inderdaad sprake van een overgang van verantwoordelijkheden en ik kan mij heel goed voorstellen dat wij met de kennis die mijn departementen heeft, bijstaan. Om die reden acht ik die motie ondersteuning van beleid en laat ik haar aan het oordeel van de Kamer. 

In de motie op stuk nr. 128 vraagt de heer Geurts om voorafgaand aan de inkadering van de Wet natuurbescherming een tussenevaluatie te maken van de regeldrukeffecten. Ik denk dat het goed is om dat samen met de provincies te doen. In die zin is de motie ondersteuning van beleid, oordeel Kamer. Dat gaat toch goed, mijnheer Geurts, of niet? 

Helaas geldt dat niet voor de motie op stuk nr. 129. Daarin vraagt de heer Geurts mij om een nationale databank in te richten. Die hebben we net in een amendement van mevrouw Van Veldhoven al langs zien komen, via een omweg, zeg maar. Er zijn onder leiding van het IPO en de provincies afspraken gemaakt over de inrichting van die nationale databank. Op dit moment financieren provincies, waterschappen, maar ook ons departement die databank. De provincies willen de gebruikers laten meebetalen. Dat vind ik een logische lijn. Ik heb ook niet de middelen om het alsnog gratis te maken. Het is gewoon heel simpel: dat geld is er niet en om die reden moet ik deze motie dan toch ontraden. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 130 van de leden Grashoff en Leenders. Zij vragen om voorstellen gericht op instandhouding en herstel van de weidevogelpopulaties. Ik had al eerder in het wetgevingsoverleg aangegeven dat ik het een goed idee zou vinden om hiermee aan de slag te gaan. Ik kan de Kamer melden dat ik inmiddels ook al met de provincies besproken heb om dit te koppelen aan het maken van een gezamenlijke landschapsvisie. Daarbij zou betrokken worden het algemeen natuurbeleid en specifiek de vraag wat we kunnen doen aan de bescherming van de weidevogelpopulatie. Om die reden wil ik deze motie graag aan het oordeel van de Kamer laten. Ik vind dit een heel goed idee. 

Het valt niet mee vandaag met mij en de heer Smaling. Dat vind ik vervelend, maar ik kan er even niets aan doen. U komt met scherpe voorstellen, mijnheer Smaling, moet u maar denken. Wil ik bezien hoe het precies zit met 63 gebieden die andere vormen van bescherming krijgen? Wil ik die tegen het licht houden en de Kamer daarover rapporteren? Dat vraagt de heer Smaling mij in zijn motie op stuk nr. 132. Deze gebieden, zo zeg ik tegen hem, worden beschermd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en provinciale regels. Om ook bij ons op het departement de lastendruk een beetje te verlichten, wil ik dat verzoek echt ontraden, want het zou wel pittig zijn als we dat ook zouden moeten gaan doen. 

Dan wil de heer Smaling via zijn motie op stuk nr. 133 alsnog proberen, een amendement dat ik had ontraden misschien wat dichterbij te brengen. Ik vrees dat dit niet gaat lukken. Hij wil de ontbrekende 205 soorten in overleg met experts nog eens kritisch bestuderen en afzetten tegen de criteria van de nieuwe wet en daar uiterlijk 2016 over rapporteren. Er is echt heel bewust gekeken naar die bijlage. Er zijn voor bijvoorbeeld andere soorten ook andere maatregelen nodig dan alleen maar een verbod op schadelijke handelingen. Ik heb net ook al gezegd dat we natuurlijk de vinger aan de pols houden, maar deze motie moet ik toch echt ontraden. 

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 134 van de heer Van Klaveren. Hij wil het behandelverdrag voor verzoekschriften ter compensatie van vraatschade schrappen. Ik heb al omstandig vastgesteld dat dit echt aan de provincies is. De heren Geurts en Graus wezen hem daar ook op. De provincies stellen dat bedrag vast. De heer Van Klaveren zei dat ik maar sturend moest optreden, maar dat zijn op dit punt echt niet de verhoudingen. We hebben dit net gedecentraliseerd. Dat betekent dat we het ook zo laten. Ik ontraad om die reden deze motie. 

De heer Van Klaveren wil met de motie op stuk nr. 135 extra soorten op de lijst van wildsoorten plaatsen. Als er al een probleem is met de grauwe gans, denk ik eerlijk gezegd dat dat via populatiebeheer moet worden aangepakt en niet door een plaatsing op de lijst met wildsoorten. Om die reden wil ik deze motie ontraden. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 137 van mevrouw Thieme en de heer Smaling, waarin staat dat er een advies van de Raad van State op het amendement op stuk nr. 53 moet komen. Ik vermoed dat ze inmiddels het amendement op stuk nr. 107 bedoelen. Dat moeten ze dan even laten wijzigen. Ik ontraad deze motie echter. Het wettelijk instrumentarium is in 2012 door de Raad van State beoordeeld en het amendement doet daar niets aan af. 

Dan hebben we de "alternatieve nulstand"-motie op stuk nr. 138 van mevrouw Thieme. In deze motie verzoekt zij juist om het overal los te laten. Tegen haar zeg ik dat sommige provincies dat op sommige diersoorten zullen doen. Dat is hun goed recht. Maar ik wil niet vanuit het rijk zeggen dat het zus of zo moet. Het is echt aan de provincies. Deze motie wil ik dus ontraden. 

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 139. De regels van de Natuurbeschermingswet brengen voldoende waarborgen met zich mee voor het weidelijk jagen. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 140 van de leden Thieme en Heerema. Deze motie gaat over de aanpak van de trofeejacht. De leden verzoeken mij om dit jaar met een plan te komen om de import van jachttrofeeën — ze noemen ivoor en tijgerhuiden — aan te pakken. Ik zou "en dergelijke" zeggen, maar dat versta ik dan maar zo. Ik was van plan om iets in de geest te doen en ik vind het heel goed als uw Kamer zich daar ook over uitspreekt. Als het Nederlandse parlement zo'n signaal afgeeft, kan ik dat namelijk ook gebruiken als een belangrijk signaal, in Europees en internationaal verband. Ik juich deze motie dus zeer toe en laat het oordeel graag aan uw Kamer. 

Dan kom ik op een motie waarop met koeienletters staat: "ontraden". Mevrouw Ouwehand snapt wel welke ik bedoel. Het is namelijk de motie op stuk nr. 141, waarin zij mij verzoekt om dit wetsvoorstel in te trekken, waar we net ik weet niet hoeveel uren aan gewijd hebben. Nee, dat ga ik toch maar niet doen. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 142 van mevrouw Ouwehand. Zij vraagt mij op zoek te gaan naar aanvullende middelen. Ik ben natuurlijk bij aanvang op zoek gegaan naar aanvullende middelen en die heb ik toen ook gekregen. Sterker nog: die zaten al in het bakje voor deze periode, met dank aan de steun van velen vanuit deze Kamer. Ik wil deze motie ontraden, omdat ik nu niet op zo'n manier een extra claim wil leggen. Ik ben al blij dat ik mijn budget goed kan beschermen tegen "aanvallen van buitenaf", om het zo maar te zeggen. Als er ergens op een dag weer geld uitgedeeld wordt, zal ik in de rij staan. Zo kent mevrouw Ouwehand mij wel. Maar ik heb niet de indruk dat we al in die positie zijn. 

Mevrouw Ouwehand heeft een motie ingediend over verschillende vissoorten. Deze motie is vergelijkbaar met de motie van de heer Smaling. Zij vraagt om die vissoorten alsnog wettelijk te beschermen. Het wetsvoorstel beschermt de Europese soorten van de Habitatrichtlijnen en aanvullend daarop enkele andere vissoorten. Ook het Natura 2000-regime beschermt natuurlijk vissoorten. Om die reden ontraad ik deze motie. Ik zal zo nog iets zeggen over de motie van mevrouw Van Veldhoven over bepaalde vissoorten. 

Mevrouw Ouwehand verzoekt bij motie om de voorgenomen kap van bomen langs provinciale wegen te voorkomen. Ik ontraad die motie. Men moet nu voldoen aan de Boswet en die bevat een herplantplicht. Alleen bij populieren en wilgen als wegbeplanting hoeft dat niet. Het wetsvoorstel continueert deze regels. Je mag niet van alles zo maar weghalen zonder dat er iets voor terugkomt. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 145 van de heer Dijkgraaf. Ik moet daar een leeswijzertje bij geven en dan kom ik misschien toch nog een beetje zijn kant op. Die leeswijzer is wel van belang. Ik ben het niet met zijn stelling eens dat bij de beoordeling van vergunningaanvragen doorslaggevende betekenis toekomt aan de habitats en soorten die aanleiding gaven tot de selectie van Natura 2000. Ik kan mij wel voorstellen dat aan die habitats en soorten een groter gewicht toekomt dan aan andere habitats en soorten. Een probleem is dat de jurisprudentie niet helemaal helder is. Volgens mij steggelen Kamer en kabinet al geruime tijd over deze kwestie. Ik zie op zichzelf geen aanleiding om terug te komen op mijn oordeel over het amendement ter zake. Ik wil een aantal punten die in het dictum genoemd worden op mijn eigen manier uitleggen. Dat moet echt hier even gezegd worden. Er is ook jurisprudentie waarbij wij er met de haren bijgesleept worden. De Europese Commissie heeft eerder wel eens geoordeeld, zoals de heer Dijkgraaf weet. Hij herinnert zich vast wel dat het toen ook niet helemaal zijn kant op viel. 

De heer Dijkgraaf verzoekt, ervoor zorg te dragen dat de Nederlandse praktijk aansluit op de genoemde jurisprudentie. Dat lijkt mij fair. Daar vind ik hem, maar dan wil ik de hele constateringenkwestie die daaraan voorafgaat in het licht plaatsen van mijn uitleg van zojuist. De drie categorieën die hij noemt, zijn mooi gevonden, maar ons probleem is dat ze in de praktijk niet altijd zo werken. Dat is precies het punt. Ik begrijp dat hij dat zo wil zien, maar dat is niet de werkelijkheid. Met deze omhaal van woorden en met een hoop uitleg wil ik vanwege het verzoek het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Misschien is de heer Dijkgraaf zo vriendelijk om een paar van die constateringen nog wat bij te punten. Dat zou mijn leven een stuk minder ingewikkeld maken. Dat moet hij dan maar even bekijken. 

In haar motie op stuk nr. 146 verzoekt mevrouw Van Veldhoven om externe experts zoals de Rekenkamer en het Planbureau voor de Leefomgeving te betrekken bij het opstellen van het monitoringssysteem. Dat lijkt mij een goed idee. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Dat geldt ook voor de motie over de evaluatie. Ik heb al iets gezegd over het amendement van mevrouw Ouwehand op dat punt. Ik zie dat als ondersteuning van het beleid. Dus motie 147: oordeel Kamer. 

In haar motie op stuk nr. 148 vraagt mevrouw Van Veldhoven of er een oplossing kan worden gevonden om te voorkomen dat er op bedreigde vissoorten wordt gevist, ook buiten beschermde habitats. Er zijn een hoop mogelijkheden om dieren te beschermen en ik ben bereid om te kijken of dat kan. Om die reden en omdat het verzoek heel precies is opgesteld, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De heer Klein vraagt mij af te zien van decentralisatie et cetera. Dat staat haaks op het wetsvoorstel dat ik nu aan het verdedigen ben. Het zou dus een soort clusterbom in het wetsvoorstel zijn als de Kamer dit aanneemt. Dat is misschien de bedoeling van de heer Klein, maar niet de mijne. Ik moet de motie dus ontraden. 

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 152, waarin de heer Klein mij vraagt om zaken die de beleving van landschap en natuur aantasten niet toe te staan. Dat is provinciaal beleid. Hij heeft daarover een andere mening en vindt dat het vanuit het Rijk moet gebeuren, maar om die reden moet ik de motie ontraden. 

Dan komt de motie op stuk nr. 153 in beeld, waarin wordt gevraagd om compensatie. Een toename van lasten voor de gemeenten is niet aan de orde. Er valt dus niets te compenseren. Gemeenten zijn nu al een loket en dat verandert niet wezenlijk met dit wetsvoorstel. Om die reden ontraad ik de motie. 

Dat doe ik ook met de motie op stuk nr. 154, waarin wordt gevraagd om de ecoducten zoveel mogelijk open te stellen. Dat kan niet altijd en het is niet per se aan mij om dat te besluiten. Dat is soms aan de provincie. Ik zou dat niet landelijk willen regelen. Ik ontraad daarom de motie op stuk nr. 27. 

Het zit niet mee, want het waarborgen van een nationaal netwerk van wandelpaden is ook geen verantwoordelijkheid van mijn departement. Recent zijn in de Kamer initiatieven besproken met de minister van I en M en daaruit zijn allerlei acties voortgekomen. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 155. 

Helaas ga ik dat ook doen met de motie op stuk nr. 156. Ik heb gezegd dat ik de uitvoeringsregelgeving met de maatschappelijke organisaties zal bespreken. Daarbij zullen ongetwijfeld ook zaken aan de orde komen rondom de jacht op zon- en feestdagen. Dat is echter iets anders dan de mening die hierover in de motie wordt uitgesproken, namelijk dat de jacht ook op zondag mogelijk moet zijn. Die mening deel ik niet op voorhand. Om die reden ontraad ik ook deze motie. 

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn inbreng. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Inmiddels hebben de buitenlandwoordvoerders zich gemeld. Zij staan te trappelen van ongeduld. Ik wijs erop dat de staatssecretaris verwacht wordt in een wetgevingsoverleg dat in een bijzaaltje wordt gehouden. Dan kan zij een beetje afkicken en zich daar nog een paar uurtjes vermaken. Wellicht zijn er nog enkele vragen. Als ik mij niet vergis, is de heer Graus als eerste aan de beurt. Kort en puntig graag, dan kunnen wij er snel een eind aan breien. 

De heer Graus (PVV):

We hebben pas een bijeenkomst gehad op het ministerie van Economische Zaken. Daar werd gezegd dat wij het ministerie te veel belasten met moties en vragen. Nu heb ik een motie ingediend, dossier 28286, stuk nr. 575, die vraagt om een importverbod in te stellen op zogeheten trophies van dieren. Die motie wordt niet gesteund door de VVD, maar is wel aangenomen. Vervolgens gaat de VVD samen met mevrouw Thieme plagiaat plegen. Zij dienen mijn motie in en de Kamer gaat er opnieuw over stemmen. Ik begrijp niet dat de staatssecretaris niet zegt dat zij bezig is met de uitwerking van de motie-Graus. Dat heeft zij duidelijk toegezegd. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat ga ik bij dezen doen, want daarmee ben ik al bezig. U weet dat ik eerder dit jaar de doorvoer van ivoor heb gestopt. Uw motie was daar een goede aanleiding voor. 

De voorzitter:

Perfect, dat staat in de boeken, mijnheer Graus. 

De heer Graus (PVV):

Dat moet bij het advies aan de Kamer worden meegenomen. Het is een onzinnige motie. De VVD steunt nooit onzinnige en overbodige moties, mijnheer Heerema. 

De heer Geurts (CDA):

Ik wil graag iets zeggen over de motie op stuk nr. 126 van mijn hand over de landelijke nulstand. Een collega uit Limburg is ook aangeschoven. Het is zeker een Limburgs probleem. Ik wijs de staatssecretaris erop dat deze motie het advies oordeel Kamer had moeten krijgen. Anders heeft zij een probleem bij het convenant financiering diergezondheidsfonds, waar in artikel 23, lid 1 en 2, staat dat er een plan van aanpak komt over de handhaving van de nulstand. Deze motie moet gewoon oordeel Kamer krijgen. Doet zij dat niet, dan heeft zij een probleem met dit convenant. 

Staatssecretaris Dijksma:

Volgens mij begon de heer Geurts goed. Hij zei dat het een Limburgs probleem is. 

De heer Geurts (CDA):

Nee, dan hebt u ook een Limburgs probleem. 

Staatssecretaris Dijksma:

Oké. Eén klein woordje had ik dan eventjes over het hoofd gezien. Jammer. 

Mijn punt is dat dit inderdaad een zaak van de provincies is. Wij werken er met de provincies aan, maar de heer Geurts vraagt nu om iets in het algemeen vast te leggen. Ik weet bijvoorbeeld van de provincie Limburg wat men daarvan vindt. Ik weet echter ook van de provincie Drenthe dat men daar bij een van de soorten die de heer Geurts noemt echt een ander beleid voorstaat. De schoonheid van het decentraliseren is nu juist dat dat kan. Het mag! Laten we dat nou gewoon doen! Laten we nou niet landelijk gaan vaststellen hoe alle provincies hun nulstand moeten bewaken als er ook een mogelijkheid tot differentiatie is. Dat is mijn punt. 

De heer Geurts (CDA):

Dan blijft er toch het punt openstaan dat in artikel 23, lid 1 en lid 2 van het convenant diergezondheidsfonds heel duidelijk staat dat het kabinet komt met een plan van aanpak om de handhaving van de nulstand te organiseren. De staatssecretaris heeft op dit punt dus gewoon nu een probleem. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat zie ik dan op dat moment. Dan zullen we immers met elkaar over dat plan van aanpak moeten spreken. Ik zeg nogmaals dat dat ongetwijfeld ook gaat over potentiële zoönosen en andere kwesties die we bij die discussie over de nulstand moeten betrekken. Ik wil daarop nu dus niet vooruitlopen. Mijn punt is alleen dat de heer Geurts dat met deze motie wel doet. Het is niet zo dat ik de wens die erachter ligt niet snap of dat ik helemaal niets wil doen, maar het is wel zo dat ik eerlijk gezegd wil vasthouden aan het feit dat het een zaak van de provincies is. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb nog een vraag over mijn motie op stuk nr. 145, of eigenlijk is het een voorstel naar aanleiding van de suggestie van de staatssecretaris. We blijven een beetje heen en weer pingpongen over de interpretatie van de jurisprudentie. Dat is eigenlijk gek, want die jurisprudentie is er en die heeft één inhoud. Ik ben het echter eens met de staatssecretaris als zij zegt dat de Europese Commissie daar wel weer iets anders mee omgaat dan het Europese Hof van Justitie. Zouden we de motie op zo'n manier om kunnen bouwen dat de regering erin wordt verzocht om helderheid te krijgen, bijvoorbeeld door een brief te sturen aan de Europese Commissie? In die brief zou dan moeten worden gevraagd of deze interpretatie van de jurisprudentie nu wel of niet klopt. En als die interpretatie niet klopt, hoe zit het dan? Volgens mij moeten we namelijk die helderheid wel krijgen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Het probleem is echter dat dit, voor zover ik weet, een paar jaar geleden al is gedaan. Daarna kwam er weer nieuwe jurisprudentie, die vervolgens weer iets anders uitwees. Ik weet niet meer precies wie er de bijdrage begon met het voordragen uit iets wat een preek zou kunnen zijn, maar dit is een gebed zonder einde. Dat is echt waar! Dat heen en weer pingpongen zal blijven gebeuren, omdat dit natuurlijk voortdurend wordt geïnterpreteerd in die jurisprudentie. Daar zit precies ons probleem. Ik weet dus niet zo goed of het ons helpt om de exercitie die we vrij recentelijk met de Commissie al hebben uitgevoerd, opnieuw te doen. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is wel een poosje geleden. Sindsdien is er inderdaad nieuwe jurisprudentie. De staatssecretaris heeft duidelijk een totaal andere interpretatie van de jurisprudentie dan een deel van de Kamer, en misschien is het wel een meerderheid van de Kamer. Dan is er dus wel alle aanleiding om die helderheid gewoon te krijgen. De feiten moeten immers wel de feiten zijn. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, als de heer Dijkgraaf het heel graag wil, zal ik het doen. Maar dan kan hij zijn motie misschien ook gewoon aanhouden. Dat lijkt mij dan een goede deal. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben van het soort dat bij goede toezeggingen altijd zegt: de inhoud is belangrijker dan de vorm. Ik houd mijn motie dus aan. 

Staatssecretaris Dijksma:

Top. Prima. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Dijkgraaf stel ik voor, zijn motie (33348, nr. 145) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer Smaling (SP):

Het wil vandaag niet zo vlotten tussen de staatssecretaris en mij. Dat is jammer. Ik heb hier een soort omgekeerd Van Gaalgevoel. Is de staatssecretaris nou zo slim of ben ik zo dom? 

De voorzitter:

Wilt u een antwoord? 

De heer Smaling (SP):

Zelfs de moties konden haar goedkeuring niet wegdragen. Ik vind dat toch wel jammer en met een wat droevig gezicht vraag ik de staatssecretaris om dat te heroverwegen. In mijn twee moties wordt toch echt afscheid genomen van beschermde natuurmonumenten en van heel veel soorten die niet meer formeel beschermd worden. Het lijkt mij dan wel zinvol en terecht dat er dan ook een goede onderbouwing wordt gegeven. Waarom worden deze soorten niet meer formeel beschermd? Ik vraag de staatssecretaris daarom, het oordeel over deze moties te heroverwegen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Meestal vlot het heel goed tussen de heer Smaling en ondergetekende, maar dit heeft ook gewoon te maken met verzoeken die hij nu doet. Zijn moties, maar ook zijn amendementen, doorkruisen namelijk voor een deel natuurlijk het hart van het wetsvoorstel, zeker als het gaat om het aantal soorten dat de heer Smaling wil beschermen. Hij zegt daarover eigenlijk: ik wil daaraan zeker vasthouden, via een amendement, en via een omweg met een motie. Ik heb gezegd dat dit echt al uitgebreid beoordeeld is. Er worden meer soorten beschermd dan de Vogel- en Habitatrichtlijn feitelijk voorschrijft. We maken daarin al een nationale afweging. Er worden in zijn totaliteit al zo'n 1.000 soorten beschermd. De heer Smaling zou er dan nog een keer 200 bovenop doen. Op het punt van soortenbescherming komen wij niet helemaal van Venus en Mars, maar het verzoek van de heer Smaling is wel zodanig groot en zo in tegenstrijd met wat in het wetsvoorstel wordt voorgesteld, dat ik niet anders kan dan de motie ontraden. Het is geen onwil, maar in dit geval echt een verschil van opvatting over wat verstandig is. Volgens mij zijn wij overigens beiden verstandige mensen, dus heeft het te maken met een verschil van inzet op wat we willen bereiken. 

De heer Smaling (SP):

Ik kan niet anders concluderen dan dat in de beste vriendschappen soms ook een heel donkere periode voorkomt en dat die periode wat de Natuurwet betreft, geldt tussen de staatssecretaris en de SP-fractie. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat vind ik wel heel jammer. 

De voorzitter:

Zo moeten we niet uit elkaar gaan, vind ik. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, maar dat gaat ook niet gebeuren! 

De heer Klein (Klein):

Ook ten aanzien van mijn moties had de staatssecretaris niet de vrijzinnigheid waarop ik had gehoopt. Mijn motie op stuk nr. 154 gaat over de ecoducten. Ik stel geen resultaatverplichting voor de regering voor om de ecoducten open te stellen voor wandelaars en fietsers. Ik vraag haar om zich in te spannen om in overleg te gaan met bijvoorbeeld provincies. Een heleboel ecoducten vallen niet onder de provincie, maar bijvoorbeeld onder rijksverantwoordelijkheid omdat ze onder rijksverantwoordelijkheid zijn gebouwd. Daarom heb ik het over het "ja, tenzij"-principe. 

Staatssecretaris Dijksma:

Toch vraagt de heer Klein mij nu weer iets te doen waarvoor een deel de verantwoordelijkheden echt elders liggen. We hebben vorige week maandag een heel debat met elkaar gevoerd over de vrijzinnige rol — om in uw termen te blijven — die de provincies hierbij zouden moeten invullen. Dit betekent dat ze niet elke keer landelijk ingehaald moeten worden met weer een nieuw verzoek of een nieuwe vraag. Dat moet via de Statenfracties. Ik denk dat de heer Klein zal begrijpen dat ik van mening ben dat dit op dat niveau bediscussieerd moet worden. 

De voorzitter:

Kort afrondend, mijnheer Klein. 

De heer Klein (Klein):

Ik denk dat dit heel belangrijk is, want we sporen in dit huis de regering wel meer aan om juist met de medeoverheden tot actie te komen, zeker waar wij het belangrijk vinden om een ander doel, het bevorderen van wandelen en fietsen, ook in de vrije natuur, waarbij de beleving een belangrijk element is, tot uitdrukking laten komen. Het lijkt mij verstandig als de staatssecretaris dit ook van haar kant doet. 

Staatssecretaris Dijksma:

Die beleving is belangrijk, dus ik kan best toezeggen dat ik dit nog een keer zal opbrengen tijdens een overleg met de provincies. Dat is alleen echt iets anders dan waar de heer Klein om vraagt in zijn motie. Dan weet hij dat. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Veel succes bij uw volgende WGO'tje, staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nou, WGO'tje? Dat gaat minimaal tot 23.00 uur door. Maar dank u wel. 

De voorzitter:

U wordt er ook voor betaald. 

(Hilariteit) 

Staatssecretaris Dijksma:

Zo is dat. 

De voorzitter:

Dank voor uw aanwezigheid vandaag. Aanstaande woensdag stemmen we over het wetsvoorstel — u wordt nu al gefeliciteerd, maar dat lijkt mij wat voorbarig — over de 321 amendementen en over de 28 moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven