Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 24, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 24, item 9 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012) (33003),
- het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2012) (33004);
- het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en Overige fiscale maatregelen 2009 in verband met de dwangsomregeling van de Algemene wet bestuursrecht (Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen) (33005);
- het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) (33006);
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en enige andere wetten (Wet uitwerking autobrief) (33007);
en van:
- de motie-Van Vliet over de 30%-regeling (33003, nr. 43);
- de motie-Van Vliet over dienstauto's Belastingdienst (33003, nr. 44);
- de motie-Schouten/Braakhuis over het vitaliteitspakket (33003, nr. 45);
- de motie-Schouten/Omtzigt over vakantiedagen omzetten in gift (33003, nr. 46);
- de motie-Omtzigt over tijdige wetswijzigingen (33003, nr. 47);
- de motie-Omtzigt/Groot over uitbetalingen huurtoeslag door Belastingdienst (33003, nr. 49);
- de motie-Omtzigt c.s. over een budgettair-neutraal alternatief heffingskorting (33003, nr. 50);
- de motie-Omtzigt/Braakhuis over parallelimport vervuilende oldtimers (33003, nr. 51);
- de motie-Omtzigt/Van Vliet over anbiregister (33003, nr. 52);
- de motie-Omtzigt/Van Vliet over overleg met sbbi-koepels (33003, nr. 53);
- de motie-Dijkgraaf over fiscale instrumenten (33003, nr. 54);
- de motie-Groot over verschillen inkomen werknemers en ondernemers (33003, nr. 55);
- de motie-Groot/Omtzigt over visie op woningcorporaties (33003, nr. 56);
- de motie-Bashir/Irrgang over een openbare database (33003, nr. 58);
- de motie-Bashir over een vermogenswinstbelasting (33003, nr. 59);
- de motie-Bashir over beperking hypotheekrenteaftrek (33003, nr. 60);
- de motie-Braakhuis over parlementair toezicht Belastingdienst (33003, nr. 61);
- de motie-Braakhuis/Groot over de substance-eisen (33003, nr. 62);
- de motie-Braakhuis over alternatieven voor urencriterium (33003, nr. 63);
- de motie-Braakhuis/Groot over aanschafbelasting brom- en snorfietsen (33003, nr. 64);
- de motie-Braakhuis/Groot over ondergrens zakelijk gebruik leasefiets (33003, nr. 65);
- de motie-Koolmees c.s. over aanpassing fiscaal regime (33003, nr. 66);
- de motie-Huizing/Van Vliet over ontneming anbistatus strafrechtelijk veroordeelden (33003, nr. 67);
- de motie-Huizing over definitie "culturele instelling" (33003, nr. 68).
(Zie vergadering van 15 november 2011.)
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. U hebt al een aantal wetgevingsoverleggen gehad. U hebt in eerste termijn moties ingediend en er zijn amendementen ingediend. De staatssecretaris zal u straks vertellen hoe de indeling van zijn antwoord is. Hij heeft mij gezegd dat hij binnen die indeling ook uw moties en amendementen zal behandelen. Het lijkt mij goed dat wij steeds aan het eind van het blok met elkaar van gedachten wisselen. De staatssecretaris heeft zich voorgenomen heel beknopt te antwoorden, dus het moet een heel plezierige gedachtewisseling worden, stel ik mij zo voor.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Wat mij betreft, wordt het inderdaad een heel plezierige behandeling vanavond. Wij hebben gisteravond en in de twee wetgevingsoverleggen uiterst constructief en plezierig samengewerkt. Om u een indicatie te geven: het wetgevingsoverleg van vorige week maandag waarin ik de Kamer antwoord heb gegeven, stond gepland van elf uur 's ochtends tot elf uur 's avonds, maar om zes uur waren wij klaar. Misschien mag dat model staan voor vanavond. Ik zal mijn best ervoor doen en ik ben ervan overtuigd dat de aanwezige leden mij daarbij zullen helpen.
Ik dank de fiscale woordvoerders van de Kamer voor hun belangstelling voor het Belastingplan. Dat de belangstelling groot is, mag al blijken uit de 40 amendementen die zijn ingediend. Tevens dank ik hen voor de efficiënte werkwijze in deze plenaire behandeling en het constructieve wetgevingsoverleg. Ik hanteer vanavond in mijn beantwoording de volgende vier blokken, min of meer synchroon met het wetgevingsoverleg. In het eerste blok komen de onderwerpen aan de orde die in het Belastingplan staan. Het tweede blok betreft de overige fiscale maatregelen en de autowet, in deze volgorde. Het derde blok betreft de Geefwet. De resterende punten zal ik in het blok "overig" behandelen. Ik zal per onderwerp direct ingaan op de ingediende amendementen en moties. Moties die losstaan van het pakket van het Belastingplan of de eerste drie blokken, zal ik in het veegblok "overig" meenemen. Na het debat zal ik u ten behoeve van de stemmingen een brief sturen met een oordeel van het kabinet over de amendementen en moties. Ik geef dat wel al aan in mijn tekst, maar het is handzaam voor de Kamer om er een lijstje van te hebben, zodat u de Handelingen niet helemaal hoeft door te bladeren.
In het eerste blok begin ik met wat punten, amendementen en vragen over de kleine belastingen. Het afschaffen van een aantal kleine belastingen, zeven van de tweeëntwintig rijksbelastingen, is wat mij betreft een eerste, maar zeer betekenisvolle stap in de uitwerking van de fiscale agenda. De Kamer heeft mij vorig jaar opgeroepen tot een ambitieuze fiscale agenda. Daarover komen wij in januari aanstaande te spreken, maar dit Belastingplan en de overige maatregelen zijn de eerste uitwerking. De afschaffing van die kleine belastingen levert een belangrijke vereenvoudigingswinst op. Dat is niet op elk onderdeel, maar een aantal leden van uw Kamer heeft mij vorig jaar al opgeroepen om een aantal kleine belastingen af te schaffen. Er zijn diverse amendementen ingediend op grond waarvan de afschaffing van een deel van de kleine belastingen gedeeltelijk wordt vertraagd of niet doorgaat. Deze amendementen ontraad ik dan ook. Het betreft de amendementen op de stukken nrs. 13, 16, 19 en 20. Gelet op uw verzoek om het kort te houden, denk ik dat ik het hierbij kan laten wat de bespreking van de diverse amendementen betreft. De vragen van de diverse leden heb ik impliciet al in het wetgevingsoverleg aan de orde gesteld. Het lijkt mij niet nodig om het allemaal te herhalen.
De voorzitter:
Bent u aan het eind van dit blokje?
Staatssecretaris Weekers:
Nee, ik ben nog niet aan het eind van het blokje. De heer Omtzigt heeft de toezegging gevraagd dat de staatssecretaris van I en M de Kamer vóór 1 april aanstaande per brief informeert of er meer afval wordt gestort. Stortplaatsen moeten maandelijks bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen melden welke afvalstoffen zij hebben ontvangen en om welke hoeveelheden het gaat. I en M zet deze informatie in voor de monitoring van de afvalstromen die op de stortplaats terechtkomen. Vóór 1 april 2012 is hooguit informatie over de eerste twee maanden van 2012 beschikbaar. Wat ik mij zou kunnen voorstellen, is dat begin 2012 een lichte toename zichtbaar zal zijn indien eind 2011 het storten van afval wordt uitgesteld tot die afvalstoffenbelasting is afgeschaft. Om een reëel beeld te krijgen van de hoeveelheden gestort afval is dus meer tijd nodig. Ik zal het verzoek van de heer Omtzigt om zo spoedig mogelijk in 2012 inzicht te krijgen in de actuele stand van zaken, doorgeven aan mijn collega van I en M. Ik mag aannemen dat hij, als hij zo meteen een aantal verboden instelt voor het storten van gevaarlijker afval, rekening houdt met de monitoring.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De staatssecretaris had het over mijn amendement op stuk nr. 13 over de informatieverplichting.
Staatssecretaris Weekers:
Nee, ik heb het over de kleine belastingen. Er zijn verschillende wetsvoorstellen aan de orde. Zolang ik in mijn eerste blok zit, gaat het om amendementen op stuk nr. 33003.
De heer Omtzigt (CDA):
Mag ik de opmerking van de staatssecretaris zo interpreteren, dat er vóór 1 mei een brief ligt? Er kan best rekening worden gehouden met uitsteleffecten. Het gaat erom dat wij zo snel mogelijk weten of er in de ogen van de regering ongewenste effecten zijn en of de recycling van zaken als asbestmateriaal is stilgevallen. Dat soort dingen kan in die periode gesignaleerd worden. Dat lijkt mij een goede toezegging.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal het verzoek doorgeleiden naar collega Atsma. Ik zal erbij zeggen dat dit voor de CDA-fractie erg belangrijk is. Uiteindelijk ga ik niet zelf over de rapportages. Ik snap dat de heer Omtzigt dit wil weten, ook met het oog op de stortverboden die collega Atsma wil instellen.
De heer Omtzigt (CDA):
Het heeft daar betrekking op, maar ook op de toezegging van de staatssecretaris van Financiën in het wetgevingsoverleg dat het de bedoeling is dat er niet meer of minder gestort wordt. Er komt alleen andere regulering.
Staatssecretaris Weekers:
Zo is het maar net.
Ik kom op het verzoek van de heer Braakhuis, dat hij overigens herhaaldelijk doet. Het gaat om de invoering van een snorfiets- en brommerbelasting. Ik neem dat verzoek niet over. Als ik een streep wil zetten door een aantal belastingen, ben ik natuurlijk niet zo snel genegen om een nieuwe kleine belasting in te voeren. Ik heb wel aangekondigd dat het kabinet snel met een bankenbelasting zal komen. Dat acht ik van een andere orde. Dat voorstel houdt verband met de kredietcrisis. Ik raad de Kamer dringend af, dit soort kleine belastingen in te voeren.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Het lijkt een kleine belasting, maar het is het niet. De staatssecretaris denkt misschien in bedragen, maar het gaat natuurlijk ook om de milieueffecten. Sterker nog, dat is het belangrijkste doel. Daar kan de staatssecretaris toch niet aan voorbijgaan? Ik heb uitgebreid gesproken over fijnstof. Het kost Nederland grote, grote moeite om die fijnstofnormen te halen, ook in Europees verband. En dan ligt hier een mogelijkheid voor het grijpen en dan laat de staatssecretaris dat schieten. Ik hoor graag of dit argument wel meegenomen is.
Staatssecretaris Weekers:
In de toelichting op het Belastingplan heb ik aangegeven dat ik er vanaf wil dat voor allerlei nevendoelstellingen de fiscaliteit wordt gebruikt of misbruikt. Ik kan het mij voorstellen dat het soms nodig is om een fiscale prikkel in te bouwen en dat het soms nodig is om het fiscaal instrument voor milieudoelstellingen te gebruiken. In dat kader heb ik ook een aantal normen voor de autobelastingen aangescherpt om zodoende de beste milieudoelen te bereiken. Ik wil er echter vanaf dat te pas en te onpas een nieuwe belasting wordt ingevoerd, louter en alleen vanwege het milieueffect dat wordt beoogd. Ik denk dat daar andere middelen voor zijn. Ik wil de heer Braakhuis dan ook adviseren om dit debat in de eerste plaats met de collega's van I en M te voeren. Ik denk namelijk dat daar eerst gekeken moet worden of er normen gesteld kunnen worden aan uitstoot.
Voorzitter. Dan kom ik op de overnameholding. De heer Bashir heeft gevraagd waarom er geen extra structurele opbrengst is bij het onder de aftrekbeperking overnameholding brengen van bestaande gevallen. Er wordt uitgegaan van het feit dat ondernemingen in de loop van de tijd hun vreemd vermogen zullen aflossen. Daarom leidt het onder de aftrekbeperking brengen van bestaande gevallen alleen tot een tijdelijke budgettaire opbrengst. Ondanks dat er sprake zou zijn van een tijdelijke opbrengst, kunnen de bedrijven daarvan wel nadelige effecten ondervinden. Ze worden getroffen door een forse aftrekbeperking, waarbij ze bij het doen van de overname en het aangaan van de schuld geen rekening hebben gehouden. Aflossen van de overnameschuld zal op korte termijn niet altijd mogelijk zijn. Voor een bestendig vestigingsklimaat – ik heb dat in eerdere overleggen ook aangegeven – is eerbiedigende werking dan ook van belang. Daarom ben ik geen voorstander van het amendement van de heer Bashir op stuk nr. 36. Ik zou dat amendement zeer willen ontraden.
De heer Van Vliet heeft ook een amendement ingediend over de overnameholding en wel op stuk nr. 40. Daarin staat eigenlijk met zoveel woorden: wij willen niet wachten met de nieuwe regels voor de overnameholding tot 1 januari, want wij vrezen anticiperend gedrag en daarom moet die bepaling eigenlijk onmiddellijk ingaan, als er morgen over dit wetsvoorstel wordt gestemd. Ik heb eerder aangegeven dat ik dat anticiperend gedrag niet voorzie, simpelweg vanwege het feit dat het dan moet gaan om overnames van meer dan 20 mln. Dat betekent dat men heel snel in de benen moet komen om nog een overname te plegen. Dat acht ik in deze slechte economische tijd niet voor de hand liggend. Tegelijkertijd zouden er al overnames in de pijplijn kunnen zitten die misschien voor begin volgend jaar gepland staan en die dan naar voren zouden worden gehaald. Dan zou men dus kunnen anticiperen op die nieuwe wet en nu nog snel even wat vruchten kunnen plukken. Hoewel ik het jammer vind dat met dat amendement eigenlijk een beperkte inbreuk wordt gemaakt op volledig eerbiedigende werking, laat ik het oordeel over het amendement aan de Kamer.
De heer Bashir heeft verder gevraagd of de schuld die wordt aangegaan voor het aflossen van de overnameschuld nu wel of niet onder de aftrekbeperking voor overnameholdings valt. De schuld die een overnemende vennootschap aangaat om zijn overnameschuld af te lossen, blijft een overnameschuld en deze nieuwe schuld valt dan ook – dat zal de heer Bashir geruststellen – onder de aftrekbeperking voor overnameholdings.
De heer Omtzigt heeft nog een vraag gesteld over de objectvrijstelling. Hij is het eens met die objectvrijstelling, maar roept eigenlijk op tot kortere wetteksten in de toekomst. Ik versta dat eigenlijk als een algemene oproep, waarbij hij dit voorbeeld hanteert. Ik ben natuurlijk blij dat de heer Omtzigt de objectvrijstelling steunt, net als de andere leden van de Kamer. Laat ik de oproep voor kortere wetteksten in elk geval zo verstaan dat hier voor zover mogelijk rekening mee zal worden gehouden. Ik zal daar ook persoonlijk op toezien. Maar niet alles is in korte wetteksten te regelen. Voor mij is het belangrijkste dat zaken goed worden geregeld. Korte wetteksten moeten niet leiden tot onduidelijkheid bij de uitvoering. Vaak leiden korte wetteksten tot zeer uitvoerige uitvoeringsbesluiten. Als je dan de diverse wetteksten en de uitvoeringsbesluiten naast elkaar houdt, kom je toch nog tot hele lappen tekst. Als ik er dan voor moet kiezen om de zaak scherp neer te zetten, zet ik die het liefste in de wet. Dit zeker ook om oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Dat was hier onder meer het geval.
De heer Omtzigt twijfelt aan het profijt van de RDA voor kleine innovatieve bedrijven met aanloopverliezen. Hij vraagt hoe het staat met het overleg met de collega van EL&I en hij vraagt de toezegging dat dit bij de uitwerking wordt betrokken. Ik kan de heer Omtzigt aangeven dat de toegankelijkheid van de RDA voor het mkb nadrukkelijk de aandacht heeft van mij en van mijn collega van EL&I. Het is niet duidelijk in hoeverre zich op dit vlak problemen zullen voordoen, want zoals al beschreven in de toelichting op de wetsvoorstellen, zal de verdeling van het profijt van de RDA over het mkb en grote ondernemingen in het voorjaar van 2012 worden betrokken bij de evaluatie van de WBSO. Dan kan ook de samenhang tussen de verschillende instrumenten worden bezien. De minister van EL&I heeft vorige week toegezegd om daarbij ook de toegankelijkheid voor starters te monitoren. Dus kort en goed: dit punt heeft de aandacht. We hebben op korte termijn de evaluatie van de WBSO. In dat kader zal ik ook deze problematiek betrekken. Ik voel er niet voor om met een grote verzilveringsregeling te komen, want dan hadden wij beter de subsidies in stand kunnen houden. Ik heb echter wel aandacht voor het feit dat bedrijven in de opstartfase of bedrijven die een lange aanloop nodig hebben, nog niet van deze fiscale innovatiefaciliteiten gebruik kunnen maken. Wij zullen ons oor natuurlijk ook te luisteren leggen bij bijvoorbeeld MKB-Nederland.
De heer Omtzigt vraagt ook of er een run is op het spaarloon. De cijfers van de banken en van Financiën zijn dezelfde. In oktober waren er 50.000 nieuwe aanvragen voor het openen van een rekening. Dat is een toename van ongeveer 2%. Dat kost de schatkist ongeveer 6 mln. en de werkgevers ongeveer 4 mln.; zij kiezen hier overigens zelf voor. De cijfers tot en met 11 november zijn echter: 120.000 nieuwe spaarloonrekeningen sinds de media-aandacht voor dit onderwerp. Ook mevrouw Jongerius heeft hier een paar keer toe opgeroepen. Dat is een toename van inmiddels 6%. Dat komt overeen met een belasting van het EMU-saldo van 20 mln. De kosten voor werkgevers in het kader van de eindheffing bedragen iets minder dan 15 mln. Dat leidt uiteraard ook tot forse uitvoeringslasten voor banken en werkgevers. Ik zie de genoemde bedragen niet als derving, maar als het gebruik van een wettelijke mogelijkheid. Het is mogelijk om een spaarloonrekening te openen. Die mogelijkheid eindigt wettelijk, als de Kamer met mijn belastingplannen instemt, per 1 januari aanstaande. Bovendien hebben wij naar mijn inschatting de grootste hausse gehad. Tegelijkertijd zeg ik dat dit tussen eind oktober en nu wel enorm is toegenomen. Als de Tweede Kamer dat wil, kan de spaarloonregeling bij nota van wijziging of bij amendement dus per direct worden gesloten, maar dat leg ik in uw midden. Daar zal dan immers ook morgen toe moeten worden besloten, maar dat hoor ik nog wel van de Kamer.
De heer Omtzigt (CDA):
Een paar weken geleden zei de staatssecretaris dat hij geen run of toename verwachtte. Vindt hij dat er sprake is van een run als 120.000 mensen – dat is drie Ajax-stadions vol – zo'n rekening openen? Of vindt hij dat dit een soort bedrijfsrisico is van 20 mln.?
Staatssecretaris Weekers:
Ik vond de cijfers van oktober, die 50.000, in alle eerlijkheid echt geen run. Dat is 20% van alle werknemers die een rekening zouden kunnen openen, maar in de eerste elf dagen van november is het wel fors toegenomen. Of je dat nou "een run" moet noemen … Dat vind ik lastig. In ieder geval is 2% geen run; 6% zit daar net tegenaan. Ik heb geen glazen bol. Het kan zijn dat mensen het nu nog gauw doen voordat de lonen in november moeten worden overgemaakt en voordat een aantal zaken moeten worden geregeld. Ik kan niet voorspellen of dit nog zeer fors oploopt of niet. Als de Kamer eraan hecht dat de regeling met onmiddellijke ingang wordt beëindigd – de avond is nog niet voorbij – hoor ik nog wel of ik met een nota van wijziging moet komen of zie ik morgen een amendement van de Kamer. Als dit niet het geval is, dan ga ik ervan uit dat de regeling gewoon tot het einde van dit jaar openblijft.
Er zijn verschillende vragen gesteld over het vitaliteitspakket. Mevrouw Schouten vroeg of het vitaliteitspakket nog kan worden aangepast na het instemmen met het Belastingplan. De heer Dijkgraaf en de heer Braakhuis hebben gevraagd waarom zij zouden instemmen met het vitaliteitspakket als de doorrekening van het Centraal Planbureau nog komt. Ik kan me herinneren dat de heer Braakhuis met name heeft gewezen op het overleg met de sociale partners.
Ik wil even op het volgende wijzen. Wij hebben een pensioenakkoord, dat tot stand is gekomen nadat het Belastingplan al bij de drukker lag. Daarom heb ik in overleg met collega Kamp, nadat het pensioenakkoord was gesloten, een nota van wijziging gestuurd naar de Kamer om de afspraken die in het kader van het pensioenakkoord waren gemaakt te verwerken. Dit waren afspraken over het vitaliteitspakket, de doorwerkbonus, de overgangsregeling van de levensloop en dat soort zaken. De met de sociale partners gemaakte afspraken staan wat dat betreft eigenlijk een-op-een verwoord in het Belastingplan. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is nog met de Kamer in debat of hier nog een schepje bovenop moet.
Met name de Partij van de Arbeid heeft aandacht gevraagd voor de mensen die hun hele leven lang hebben gewerkt, maar nog steeds aan de onderkant van het loongebouw zitten. De Partij van de Arbeid heeft over deze mensen gezegd dat zij er niet meer dan 3% op achteruit mogen gaan. Over dat soort zaken wordt nu nog gediscussieerd. Het kan daarom zijn dat er, zeker voor de periode na 2020, nog wat zaken moeten worden aangepast. Die ruimte bestaat dus nog altijd. Ik stel mij dus zo voor dat collega Kamp met de Tweede Kamer tot een akkoord komt over het hele pensioenpakket, het vitaliteitspakket en alles wat daarmee samenhangt, nadat het Centraal Planbureau zijn zaken heeft uitgerekend. Als dat nog wijzigingen vergt, kan dat in het belastingplan van volgend jaar worden aangepast. De basiselementen van het pensioenakkoord staan er nu echter in. Het zou een beetje raar zijn als wij, nu het pensioenakkoord met de sociale partners gesloten is, net zouden doen alsof dit er niet is en wij het dus niet in het Belastingplan verwerken.
De heer Groot (PvdA):
Ziet de staatssecretaris ruimte om het ingaan van die vitaliteitsregeling eventueel te vervroegen zodat die al ingaat voor 1 januari 2013, als het overleg met minister Kamp daar aanleiding toe kan geven?
Staatssecretaris Weekers:
Nee, want onder het vitaliteitspakket vallen voorbeeld de werkbonus en het vitaliteitssparen. Dat zijn zaken die in de wet per 1 januari moeten worden vastgelegd. De werkbonus is een regeling in de inkomstenbelasting die van jaar tot jaar loopt. Bij het vitaliteitssparen moeten forse aanpassingen plaatsvinden in de systemen van de Belastingdienst en in de systemen van de banken. Ook bedrijven en burgers hebben daar echter de nodige voorbereidingstijd voor nodig. Helaas kan dat dus niet eerder. Dat kan pas per 1 januari 2013.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
De staatssecretaris wist mij net fijntjes te vertellen dat ik naar een ander ministerie moest voor mijn belasting op tweetakt, maar ik ga nu een beetje hetzelfde doen bij de staatssecretaris. Ik ga hem toch doorverwijzen naar het ministerie van SZW. Voor een regeling die pas ingaat in 2013 zie ik geen reden om dit in 2011 te regelen. De strekking van het voorstel van mevrouw Schouten en mij is nu juist dat de onderhandelingen over het pensioenakkoord ongehinderd door kunnen gaan en meteen kunnen leiden tot een ingreep in de vitaliteitsregeling en niet in het Belastingplan 2012.
Staatssecretaris Weekers:
We spreken vanavond, als het goed is, voor de laatste keer over het Belastingplan 2012. Ik hoop dat de Kamer er morgen over gaat stemmen, maar misschien bedoelt de heer Braakhuis het Belastingplan 2013. Er is tussentijds ook nog een fiscaal voorstel, namelijk de fiscale voorjaarswet. Ik kan me voorstellen dat als er goede afspraken worden gemaakt tussen de collega van SZW en de Tweede Kamer die invloed hebben op het vitaliteitspakket in het Belastingplan, we die meenemen in de eerstkomende fiscale wet. Daar heb ik helemaal geen moeite mee.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dan heb ik nog één vraag: kan de staatssecretaris mij uitleggen waarom hij zoveel haast heeft bij iets wat pas in 2013 ingaat? Dat kunnen we ook gewoon volgend jaar regelen.
Staatssecretaris Weekers:
Waarom zoveel haast? Er zijn zaken waarover we het met zijn allen eens zijn, zoals het afschaffen van het spaarloon en de levensloopregeling. Dat geldt ook voor de overgangsregeling levensloop, waar op verzoek van de sociale partners de leeftijdsgrens uit is gehaald. Zaken waarover we het eens zijn, kunnen we beter in de wet vastleggen zodat mensen, bedrijven en de Belastingdienst erop kunnen anticiperen. Systeem kunnen erop worden aangepast. Het is een beetje een rare gang van zaken om te doen alsof al die akkoorden niet bestaan. Daarom ben ik er voorstander van om het nu in de wet op te nemen. Als de gesprekken tussen collega Kamp en de Kamer daartoe aanleiding geven, kunnen we hier en daar nog wat zaken bijstellen. Daarbij gaat het misschien om de werkbonus, maar dan vooral na 2020. Daar hebben we dan dus nog alle tijd voor. Om deze reden wil ik de motie op stuk nr. 45 van mevrouw Schouten en de heer Braakhuis ontraden.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is dan toch wel een beetje een rare gang van zaken. De motie spreekt uit dat er nog ruimte is voor aanpassing, wat de staatssecretaris hier zelf ook zegt. Vervolgens ontraadt hij wel de motie.
Staatssecretaris Weekers:
Met alle respect voor mevrouw Schouten. Ik kijk nog even naar het dictum van de motie: "verzoekt de regering, te bevestigen dat de discussie over het vitaliteitspakket nog open is, en dat er ook na aanname van het Belastingplan nog ruimte is voor wijzigingen". Dat die ruimte bestaat, heb ik zojuist aangegeven; in verband met de discussie die collega Kamp nog met de Kamer heeft. De motie is dus in wezen al uitgevoerd en is daarmee overbodig; zo zou je het ook kunnen zeggen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is toch een ander oordeel dan wat de staatssecretaris net gaf: ontraden. Als hij nu zegt "ondersteuning beleid", dan wil ik wel overwegen om haar in te trekken. Wanneer de staatssecretaris eerst A zegt en daarna B, dan dwingt hij mij om hiernaartoe te komen en te vragen hoe het nu precies zit.
Staatssecretaris Weekers:
Dan zeg ik andermaal dat ik de motie van mevrouw Schouten zie als ondersteuning van beleid. De zaken waar wij het met zijn allen al over eens zijn, staan in dit Belastingplan. Mocht er een noodzaak zijn om nog dingen te wijzigen in verband met de discussie die nog loopt bij de Kamer, dan heeft zij daar nog alle ruimte toe. In wezen doet het kabinet dus precies wat de motie vraagt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter, met deze toezegging wil ik met liefde mijn motie intrekken.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Schouten/Braakhuis (33003, nr. 45) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal nog even kort toelichten waardoor ik in verwarring was geraakt. De heer Braakhuis, medeondertekenaar van de motie, zei net eigenlijk: sloop alles wat in dat vitaliteitspakket zit uit dit Belastingplan. Dat vond ik niet verstandig. Vandaar dat ik nog even heel goed naar het dictum heb gekeken. Dank aan mevrouw Schouten voor het intrekken van de motie.
Ik ga over naar het volgende onderwerp in blok 1, de 30%-regeling. Hierover is veel gesproken. We hebben er ook ongelooflijk veel brieven over gehad. In mijn brief aan de Kamer van afgelopen vrijdag heb ik aangegeven waar ik mogelijk knelpunten zie. Voor de helderheid: de Tweede Kamer heeft mij gevraagd om voorstellen te doen om de 30%-regeling aan te scherpen. Daar ben ik mee gekomen. Ik heb mij opengesteld voor suggesties over alternatieven en voor opmerkingen over waar ik misschien net ietsje te ver doorschoot. Dat zie je pas als je zaken voorstelt en er reacties uit de samenleving loskomen.
Ik zal eerst ingaan op een paar vragen. De heer Van Vliet heeft gevraagd hoe het overgangsrecht voor de 30%-regeling werkt. Het overgangsrecht ziet op twee groepen werknemers. Werknemers die op 1 januari 2012 de 30%-regeling al langer dan vijf jaar toepassen, behouden voor de resterende looptijd recht op de regeling. Een werknemer die de 30%-regeling op enig moment na 1 januari 2012 vijf jaar, dus 60 maanden, toepast, moet op dat toetsmoment voldoen aan de nieuwe criteria, de salarisnorm en de 150 kilometergrens. Voldoet de werknemer daar op dat moment niet aan, geldt vanaf dat moment voor hem de 30%-regeling niet meer. Hij kan nog wel de werkelijke extraterritoriale kosten vrij van belasting vergoed krijgen van de werkgever. De inkorting van de looptijd van 30%-regeling tot acht jaar, zoals wordt voorgesteld in een van de amendementen, heeft een volledig eerbiedigende werking. Deze inkorting geldt alleen voor nieuwe gevallen.
De heer Van Vliet heeft gevraagd of het buitenlands loon meetelt voor de salarisnorm voor de 30%-regeling. Dat is het geval. Dat betekent echter niet dat het buitenlands loon ook tot de grondslag behoort waarover de 30%-vergoeding mag worden berekend. Dat laatste mag alleen als de werknemer dat loon heeft ontvangen van een Nederlandse inhoudingsplichtige en de werknemer geen recht heeft op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
Ik kom nu op de moties en amendementen over de 30%-regeling. De heren Bashir en Braakhuis stellen in hun amendement op stuk nr. 22 voor om de 30%-regeling te maximeren bij inkomens vanaf € 150.000. In het wetgevingsoverleg heb ik al gezegd – dat heb ik herhaald in mijn brief van afgelopen vrijdag – dat ik deze aanpassing niet goed vind voor het vestigingsklimaat. Hoger betaalde kenniswerkers en decision makers worden hierdoor getroffen en zullen minder snel voor Nederland kiezen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik wil dat de staatssecretaris uitlegt aan de Nederlandse burgers, van wie 18 mld. wordt gevraagd door de bezuinigingen, hoe hij kan verantwoorden dat mensen die zo veel verdienen gebruik kunnen maken van zo'n regeling. Als wij het plafond op 2,8 mln. zouden leggen, zou er nog 20 mln. worden bespaard. De staatssecretaris mag mij en Nederland uitleggen waarom hij iemand die bijvoorbeeld 1 mln. verdient gewoon een korting geeft van € 300.000 terwijl aan de gewone burger een zwaar offer wordt gevraagd.
Staatssecretaris Weekers:
Dat kan ik vrij eenvoudig aangeven. Ik weeg af wat een bepaalde regeling uiteindelijk betekent voor het vestigings- en ondernemingsklimaat in Nederland, wat deze betekent voor de welvaart hier en wat zij betekent voor banen van mensen in Nederland. Daar gaat het mij uiteindelijk om. Daarvoor moet ons vestigingsklimaat goed zijn. Ik houd de heer Braakhuis een krantenbericht van een paar weken geleden voor, waarboven staat: Rijkaards betalen zich blauw in West-Europa, Nederland in de top 5 hoogste tarieven. Dit soort berichten gaat de hele wereld rond. In Nederland zijn wij daaraan gewend. Daar hebben wij ook een sociale welvaartsstaat voor. Als wij decision makers uit Amerika of Azië hierheen willen halen en ze willen overhalen om hun Europees hoofdkantoor, een Europees distributiecentrum of een innovatiecentrum in Nederland te bouwen, zul je ze over de streep moeten trekken. Ik gooi dan graag dit kleine visje uit om een grote vis te vangen. Daarmee kunnen banen worden geschapen voor heel veel Nederlanders en kan de welvaart voor ons allemaal worden verbeterd. Dat is de argumentatie.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dat is een schijnargumentatie. Het amendement van de heer Bashir en mij levert 100 mln. op. Dat is dus geen klein visje. Bovendien krijgen de bedrijven die het betreft als bedrijf al enorme fiscale kortingen. "Vestigingsklimaat" is een heilig woord voor dit kabinet, dus het bedrijf geniet al genoeg fiscaal voordeel. Wat de staatssecretaris hier doet, is de mensen die er werken bevoordelen. Dat zijn mensen die er een moraliteit op nahouden van: in naar een land waar mijn eigen inkomen, dat van mijzelf, wordt begunstigd, wil ik mijn bedrijf wel vestigen. En dan nog, dan nog moeten wij van de staatssecretaris op zijn blauwe ogen aannemen dat het ook echt werkt. We kunnen namelijk niet beoordelen wat meer werkt. Ik wil echt dat de staatssecretaris dat uitlegt.
Staatssecretaris Weekers:
Iedereen die buitenlandse bedrijven overhaalt om zich in Nederland te vestigen, heeft de 30%-regeling bovenaan het lijstje staan, naast een aantal andere zaken dat in het kader van het vestigingsklimaat van belang is. Soms zijn dat fiscale regelingen, maar vaak is het ook van: Nederland heeft buitengewoon goede scholing, culturele voorzieningen en een goede infrastructuur; het is gewoon een prettig land om in te wonen. Waar het mij uiteindelijk om gaat, is dat we de welvaart in dit land vergroten en dat we ervoor zorgen dat het ook aantrekkelijk is. En ja, het is inderdaad zo dat soms ook persoonlijke overwegingen een rol spelen bij decision makers. Ik had zelf ook liever gehad dat dit niet zo was. We kunnen hier wel met elkaar de morele standaard delen dat dit nooit de doorslag mag geven, maar als dat in de praktijk wel het geval is, moet je daarmee dealen. Dan moet je zeggen: dan liever dat visje uitwerpen. Het is niet zo dat ik dat visje vanavond uitwerp. Dat gebeurt al sinds jaar en dag. Het is nog door mijn ambtsvoorganger Bos in 2001 in de wet gezet.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Braakhuis.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dan concludeer ik dat de staatssecretaris ervoor kiest om dit soort moraliteit ook nog eens te belonen, en dat is wel de moraliteit die mede de crisis heeft veroorzaakt.
Staatssecretaris Weekers:
Het gaat er niet om of we dit soort moraliteit te belonen. Het gaat erom dat mensen in Nederland hun baan kunnen behouden, omdat Nederland een buitengewoon open economie heeft. Nederland is afhankelijk van buitenlandse investeerders en van handel met het buitenland. De boterham van heel veel mensen in Nederland wordt belegd door het buitenland. En ja, dan heb je ook dit soort regelingen nodig. En ja, ook andere landen hebben dit soort regelingen. Als wij hier een streep door zetten of als het amendement van de heren Bashir en Braakhuis wordt aangenomen, vrees ik inderdaad dat dit banen zou kosten, en daar kies ik niet voor.
De heer Groot (PvdA):
We hebben deze discussie al een paar keer gevoerd, dus ik wil het kort houden, maar ik wil haar ook een slag feitelijker maken. Is de staatssecretaris bereid om de Kamer een brief te sturen waarin wordt onderbouwd dat buitenlandse investeerders inderdaad de expatregeling bovenaan hun lijstjes zetten? Dat beweerde de staatssecretaris zojuist. Kan hij in die brief ook een vergelijking opnemen van hoe groot de fiscale voordelen van Nederland zijn in vergelijking met andere westerse industrielanden? Loopt Nederland in de pas met andere landen, ja of nee? Dan voeren we een meer feitelijke discussie.
Staatssecretaris Weekers:
Om in een brief hetzelfde op te schrijven als wat ik hier zojuist hebt verteld, lijkt me niet nuttig. Daarvoor kan de heer Groot het stenogram ook nog eens doorlezen. Zijn andere vraag is natuurlijk wel relevant, namelijk de vraag hoe ons vestigingsklimaat staat aangeschreven en wat daar belangrijke factoren in zijn. Mag ik de vraag als volgt verstaan? Kan de staatssecretaris wat zaken op een rijtje zetten die in internationale discussies her en der spelen? Wanneer nemen andere landen bijvoorbeeld faciliteiten over die wij kennen, zoals de deelnemingsvrijstelling of de 30%-regeling, en valt onze geprivilegieerde positie weg? Ik zal een poging wagen om daar eens een vergelijking van te maken.
De heer Groot (PvdA):
Het gaat heel eenvoudig om een onderbouwing van de beweringen die de staatssecretaris zojuist heeft gedaan, met onderzoek, met feiten, met cijfers.
Staatssecretaris Weekers:
Ik ga bekijken of en op welke wijze ik de Kamer van de informatie kan voorzien waar de heer Groot om vraagt.
De voorzitter:
Kunt u daar ook een termijn bij noemen?
Staatssecretaris Weekers:
Ik denk in de eerste helft van 2012.
De voorzitter:
Dat noteert makkelijker bij ons in het toezeggingenregister. Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Groot heeft een amendement ingediend om de 30%-regeling af te toppen bij een salaris van 2 mln., met dezelfde argumentatie als zojuist alleen uiteraard minder sterk. De heer Groot legt de lat heel erg hoog, daarom zeg ik dat de argumentatie hier minder sterk is. Het levert budgettair maar een heel klein deeltje op van de 30%-regeling en de vraag is wat dit vervolgens doet in de Financial Times en op andere plekken. Beschadigt het niet ons vestigingsklimaat? Ik ontraad aanneming van het amendement, maar op het onderwerp jonge promovendi, voor wie de heer Groot opkomt, kom ik zo meteen nog terug, omdat ik denk dat voor hen een alternatieve oplossing mogelijk is. Misschien kunnen we dan toch enigszins bij elkaar komen.
Ik kom meteen bij die alternatieve oplossing, want mijn volgende sheet betreft het amendement-Huizing c.s. Het debat in de Kamer heeft zich eigenlijk afgespeeld rond drie categorieën waarvoor de normen die ik aanvankelijk had gesteld, te streng uitpakten. Ik noem de salarisnorm, de wetenschappers, ook in relatie tot de salarisnorm, en de jonge promovendi. Die groep was te klein en zou moeten worden uitgebreid naar masters jonger dan 30 jaar. De heer Huizing komt met een amendement om de algemene salarisnorm te verlagen naar € 35.000. Dan vallen overigens ook de leerkrachten van de internationale scholen eronder. Dat heb ik nog laten uitzoeken. Dat begint ongeveer bij deze norm. Ook wordt de salarisnorm voor de wetenschap weggehaald. In de wetenschap worden doorgaans veel lagere salarissen betaald dan in de markt en wordt ook in deeltijd gewerkt. De verlaagde salarisnorm voor de promovendi jonger dan 30 jaar wordt uitgebreid naar masters jonger dan 30 jaar. Daarmee help je ook de creatieve industrie en innovatieve bedrijven die in Nederland onvoldoende technisch geschoolde academici naar zich toe weten te trekken. Daarmee maak je eigenlijk een heel goede koppeling met de kenniswerkersregeling, en als het mogelijk is om meerdere regelingen synchroon te laten lopen, moet je dat zeker niet nalaten.
Dit kost natuurlijk geld. De dekking wordt gevonden in het verkorten van de termijn van tien jaar naar acht jaar en in de enveloppe aanvullend innovatiepakket. Dit mede ter invulling van de kenniswerkersmobiliteitsregeling. Dan trek je ook als het ware een stukje van de bestemming van die enveloppe naar voren. Er is ook een reservering in het kader van de Wet uniformering loonbegrip voor 2013 en verder. Daar wordt de dekking in gevonden. Dat komt tegemoet aan de knelpunten voor de wetenschap, de jonge masters en de internationale scholen. De dekking is deugdelijk en als de Kamer voorstander is van deze versoepelingen, kan ik me erin vinden. Het oordeel over dit amendement laat ik dan ook aan de Kamer.
De heer Groot (PvdA):
Voorzitter, ik wil het debat niet ophouden, maar hierover moet ik echt een vraag stellen. Is er bij de dekking uit de Wet uniformering loonbegrip geen sprake van dat een dekking twee keer wordt gebruikt? Dit geld was immers bestemd voor het afdekken van de koopkrachtgevolgen van de Wet uniformering loonbegrip. Nu gebruikt de staatssecretaris deze dekking nog een keer, lijkt mij.
Staatssecretaris Weekers:
Nee, dat zou ik niet durven. Ik zou een dekking niet twee keer durven in te zetten. Als de Kamer dat zou doen, zou ik zeer streng zijn, dus ik kan het zelf ook niet doen. Wat ik ook niet zou willen, is de dekking uit een koopkrachtenveloppe halen. Een koopkrachtenveloppe hebben we juist voor koopkrachtreparatie nodig. Er was in het kader van de Wet uniformering loonbegrip een enveloppe voor burgers en een voor bedrijven. Die voor burgers is in elk geval in 2012 al ingezet in het kader van het koopkrachtpakket. Die blijft de komende jaren dus beschikbaar voor koopkracht. Die is ingezet en zou alternatief kunnen worden ingezet, maar in het kader van de koopkracht. Er is ook een enveloppe voor bedrijven. Die splitsing is gemaakt. Het geld ervoor wordt uit het bedrijvengedeelte gehaald. Het aardige is – en dat zouden de heer Groot en anderen als een handreiking kunnen zien – dat volgens de boekhouding van Financiën de 30%-regeling strikt genomen onder de lasten voor burgers valt, maar dat dit een maatregel is om bedrijven te faciliteren, waardoor de dekkingsmaatregelen uit de enveloppe voor bedrijven worden gehaald. Het is dus een beperkte overheveling van bedrijven naar burgers. Ik hoop dat dit amendement daarom brede steun krijgt in de Kamer.
Voorzitter: Elias
Staatssecretaris Weekers:
De heer Groot heeft een amendement ingediend om het forfaitpercentage in de tweede vijf jaar te verlagen van 30 naar 20, het forfait af te toppen en dat te gebruiken voor de financiering van de drie zaken die ik zojuist besprak. Over de bestemming is de Kamer het dus wel eens. De vraag is echter waar de dekking vandaan moet komen. Ik heb zojuist aangegeven dat de dekking van de heren Huizing en Koolmees wat mij betreft deugt en gehanteerd kan worden. De dekking die de heer Groot aandraagt, deugt op zichzelf ook – niets mis mee – maar ik wijs er wel op dat de aftopping niet goed is voor het vestigingsklimaat. Ik herhaal wat dat betreft een eerder argument. De aanpassingen in het percentage in de tweede vijf jaar grijpt ook in op bestaande gevallen. Dat heeft weer juridische risico's en is mogelijk in strijd met reeds gewekt vertrouwen. De dekking op zichzelf deugt dus, maar om die laatste reden moet ik dit amendement toch ontraden.
Dan kom ik op de motie van de heer Van Vliet over profvoetballers. Hij verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de 30%-regeling alleen geldt voor werknemers met een duidelijke toegevoegde waarde voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Bij uitzonderlijke beroepsgroepen waarbij vrijwel iedere werknemer voldoet aan de salarisnorm, zoals bij profvoetballers, zal in de 30%-regeling getoetst blijven worden op schaarste. Zo zullen alleen profvoetballers met een bijzonder hoog niveau en een duidelijke toegevoegde waarde voldoen aan de schaarste-eis en daarmee onder de 30%-regeling vallen. Die stringente eisen zijn nu al ingevuld in een convenant tussen de Belastingdienst en de KNVB. Ik zie de motie van de PVV-fractie daarom als steun voor het kabinetsbeleid. Het oordeel erover laat ik aan de Kamer.
Dan kom ik bij de overige amendementen. Ik begin met de amendementen van de heer Groot op de stukken nrs. 24 en 57 over het terugdraaien respectievelijk uitstellen van het afschaffen van de kindertoeslag in box 3. Dat gaat over een extra belastingvoordeeltje in box 3 over het spaargeld van kinderen. Dat voordeeltje bedraagt € 33. Het belaste nadeel afschaffen is relatief weinig. Het raakt uitsluitend huishoudens met wat grotere vermogens, want het gaat over spaarrekeningen. Het is een eerste stap in de vereenvoudiging van de kindregelingen in verband met stapeling. De opbrengst heeft het kabinet ingezet voor de verbetering van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dat zou de heer Groot toch moeten aanspreken. Ik ontraad die amendementen dus. De heer Groot heeft een link gelegd met de toeslagen, maar het is nooit zo bedoeld dat met de verhoging van de kindregelingen in box 3 een toeslag verkregen kon worden of dat je daarmee langer een toeslag kon houden. Nu schaffen wij dat af. Naar schatting zullen hooguit enkele duizenden gevallen net onder de grens geraken. Ik heb al aangegeven dat ik bereid ben om dit goed aan te kondigen op de website van de Belastingdienst. Misschien ziet de heer Groot nog andere mogelijkheden om dit aankondigen. Ik zie geen mogelijkheid om een brief te sturen naar de mensen die het betreft, simpelweg omdat wij ze niet kunnen identificeren op basis van de informatie van de Belastingdienst. Daarom ontraad ik de aanname van deze amendementen.
De heer Groot (PvdA):
De staatssecretaris mag mij uitleggen wat hij bedoelt met stapelen. Hij mag mij bovendien uitleggen waarom dit een vereenvoudiging zou zijn. Ik zeg nog maar een keer dat het niet zo kan zijn dat je, als je te goeder trouw voor je kinderen hebt gespaard, het jaar daarop zomaar wordt geconfronteerd met het kwijtraken van je huurtoeslag. Wij kunnen er namelijk niet van uitgaan dat mensen dit tijdig weten. De staatssecretaris laat de bestaande gevallen in de overnameholding wel voortbestaan. Bij gezinnen doet hij echter iets soortgelijks echter niet. Dit is toch niet uit te leggen aan iedereen die gezinnen een warm hart toedraagt? Ik zeg dit ook tegen de woordvoerder van het CDA.
Staatssecretaris Weekers:
Het is nooit de bedoeling geweest om mensen met kinderen en huurtoeslag een groter vermogen te laten opbouwen binnen hun gezin. De fiscale systematiek had uiteindelijk wel dat neveneffect. Dat was inderdaad zo.
Voorzitter: Verbeet
Staatssecretaris Weekers:
De heer Groot heeft mij vorig jaar bij de behandeling van het belastingplan zelf opgeroepen om een aantal zaken vereenvoudigen. In de fiscale agenda heb ik aangegeven dat wij heel veel regelingen voor ouderen en voor kinderen hebben en bovendien heel veel grondslagversmallers. Deze specifieke regeling voor kinderen die een belastingvoordeeltje van € 33 oplevert, is de eerste die ik wil afschaffen in het kader van de vereenvoudiging. Wij zorgen ervoor dat dit geld terugkomt bij gezinnen met kinderen, namelijk door het verhogen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Op die manier wordt het geld dus toch ingezet voor gezinnen met kinderen. Dat zou de heer Groot toch moeten aanspreken. Wat is hierop tegen? De heer Groot kan de zaak natuurlijk terugdraaien en vragen om dit met een jaar uit te stellen. Als daar een Kamermeerderheid voor is, dan is dat zo. Dan hebben deze mensen nog een jaar langer de tijd om de spaarcentjes van de kinderen op te maken. Het zou dan wel logisch zijn om dat te dekken via de verlaging van de combinatiekorting. Het kabinet heeft echter andere keuzes gemaakt. Ik ontraad daarom de amendementen op stukken nrs. 24 en 57.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
In aanvulling op de vragen van de heer Groot, heb ik een concrete vraag. De staatssecretaris zelf zegt dat het om een paar duizend gevallen gaat; dat is niet weinig. Het gaat om mensen die niet voor niets een huurtoeslag nodig hebben. Deze mensen hebben het budgettair vaak smal. De staatssecretaris heeft dus min of meer de morele plicht om een poging te doen om die mensen te identificeren. Ik vraag daarom om een brief van de staatssecretaris met daarin een concreet voorstel over de manier waarop hij deze mensen zo actief mogelijk gaat informeren. Dit moet heel snel, want het is al half november. Ik vind dit wel het minste waar die mensen recht op hebben.
Staatssecretaris Weekers:
Dit gaat niet lukken. Dat kan gewoon niet. Bij de vermogenstoets voor de huurtoeslag gaat het om heel grote getallen. Daarbij wordt getoetst of mensen inkomen hebben in box 3. Mensen kunnen in de eerste plaats onder de basisvrijstellingen in box 3 vallen en vervolgens ook onder de plusjes die daarop zitten, zoals de vrijstelling voor de kinderen. Zolang mensen onder die vrijstellingen vallen, behoren zij tot één groep. Dan moet je dus iedereen die huurtoeslag ontvangt, aanschrijven.
De volgende opmerking moet ik vanavond misschien nog wel een paar keer maken. Ik moet in deze kabinetsperiode 400 mln. besparen op de uitvoeringskosten van de Belastingdienst. De fiscaal woordvoerders in de Kamer hebben mij gevraagd om in elk geval ervoor te zorgen dat de compliance van belastingplichtigen daar niet onder leidt. Elk verzoek van de Kamer dat met grote uitvoeringskosten te maken heeft, moet ik dus elders binnen de Belastingdienst opvangen.
Het betreft een heel kleine versimpeling, die per 1 januari gevolgen heeft voor een heel kleine groep. Die groep wordt via de website benaderd, ook via de website voor toeslagen. Binnenkort is er een nieuw toeslagensysteem in de lucht. Ik verwacht dat de meeste mensen die een toeslag ontvangen, die website zullen bezoeken. Dan krijgen zij een melding: "Let op, dit is er aan de hand, dit staat er te gebeuren." Volgens mij krijgt het gros van de mensen de informatie dus tijdig. Een huurtoeslag herleeft natuurlijk weer als mensen geen bepaald vermogen meer hebben.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik denk echt aan een simpele oplossing. Postbus 51 is er ook nog, plaats een advertentie in de krant of verzin een list. Het gaat erom dat een poging wordt gedaan om de mensen te bereiken.
Staatssecretaris Weekers:
Mijnheer Braakhuis, dan merk ik toch het volgende op. Als het echt heel zielige gevallen betrof, als het echte knelpunten betrof, de meest kwetsbaren in de samenleving, dan was ik uw man geweest. U moet wel bedenken dat de totale vrijstelling voor een paar € 40.000 is, zonder kindertoeslag. Men moet dus al heel wat geld op de bank hebben staan, wil men er last van hebben. Zelfs als men er last van heeft, kan men tot 1 januari nog gewoon even € 2000 van de kinderen opnemen. Wij kunnen alles problematiseren, maar dan moeten wij verder niks doen. Dat is prima, maar dan moet u mij ook nooit meer vragen om iets te vereenvoudigen of te versimpelen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik moet een beetje gniffelen om de laatste suggestie van de staatssecretaris. Als je namelijk € 2000 opneemt en cash thuis hebt, ben je verplicht om dat aan te geven voor de belasting. Anders handel je contra legem. Dit voorstel is dus lichtelijk contra legem.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zou nooit iets durven aan te bevelen dat contra legem is. Ik ga ervan uit dat die centen dan bijvoorbeeld in het kader van pakjesavond of kerst worden opgemaakt.
De voorzitter:
€ 5 is toch genoeg?
De heer Omtzigt (CDA):
De staatssecretaris heeft interessante bedragen voor kerst en sinterklaas in de aanbieding. Ik kom graag bij hem langs als de goedheiligman daar dit soort cadeaus uitdeelt. Maar even alle gekheid op een stokje, op dit moment staat zowel op de website van de Belastingdienst als op de website van de Belastingdienst/Toeslagen helemaal niets over deze maatregel, terwijl er wel heel uitgebreide stukken over alle voorgenomen maatregelen in het Belastingplan op staan. Wij hebben dit punt in beide wetgevingsoverleggen aan de orde gesteld. Hoe kan het dan dat de gewenste melding nog steeds niet beschikbaar is, terwijl alle afschaffingen van belastingen – daar is ook een aantal mensen aan de linkerkant van de Kamer het niet mee eens – wel worden vermeld?
Staatssecretaris Weekers:
Hier kan ik een heel betoog over houden. Ik wist dat dit een springend punt zou zijn voor de Kamer en dat het allerminst zeker is dat de maatregel wordt doorgezet, mede gelet op de amendementen van de heer Groot en de sympathie die de heer Omtzigt daarvoor heeft. Ik kan niet terugkijken in de afgelopen weken, maar ik kan wel het volgende met hem afspreken. Als het Belastingplan morgen wordt aangenomen, wordt het gewenste bericht morgen op de site gezet als dat technisch mogelijk is. Een berichtje maken is namelijk geen probleem. Als het morgen op de site kan worden gezet, dan zal ik dat doen. Ook met het nieuwe toeslagensysteem komt dat bericht prominent naar voren. Dat zeg ik toe.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is mooi. Wil de staatssecretaris ook toezeggen dat hij zo'n mooi persbericht verstuurt dat hij ook altijd verstuurt als hij weer zwartspaarders heeft opgespoord? Dan kunnen mensen zich erop voorbereiden.
Staatssecretaris Weekers:
Er is niks tegen het versturen van een persbericht. Als het Belastingplan wordt aangenomen, moeten wij zelfs meerdere dingen in de pers brengen. Ik zie hier geen volle perstribune en wij zullen dus zelf een persbericht maken.
De heer Groot heeft een amendement ingediend om een belastingtarief van 60% voor hoge inkomens in te voeren. Hij steekt zijn duim omhoog. Dat verbaast mij een beetje van de heer Groot, want het is geen goed idee. Het toptarief in Nederland behoort al tot het hoogste in Europa. Wij hebben niet alleen een heel hoog tarief – we behoren tot de top vijf – maar het wordt ook relatief snel bereikt. De Duitse "Reichensteuer" en het Britse rijkentarief zijn lager dan het Nederlandse toptarief, maar grijpen pas aan op een veel hoger inkomen dan het Nederlandse. Het is hier dus heel snel bereikt. Bovendien bestaat die rijkenbelasting al. De studiecommissie belastingstelsel heeft aangegeven dat het vooral symbolisch is. Ik hoef maar te verwijzen naar de econoom Bas Jacobs, die zegt dat het optimale tarief in economische zin misschien zelfs nog iets lager zou moeten liggen, een paar procent lager, ook in het kader van de opbrengst. Het is optische nivellering, de opbrengst is laag en de negatieve effecten op de arbeidsmarkt zijn groot. De beste argumenten tegen dit voorstel stonden op 20 januari van het vorige jaar in Het Financieele Dagblad, in een artikel van een goede econoom, de heer Groot, die schreef dat een toptarief van 60% geen ramp is maar ook geen goed idee. Ik ontraad dit amendement dus.
De heer Groot (PvdA):
Op het moment dat ik die column schreef wist ik nog niet zo veel van fiscaliteit. Ik was mij er bijvoorbeeld niet zo scherp van bewust dat ondernemers nooit meer betalen dan ongeveer 40%. Een toptarief is wat dat betreft niet schadelijk voor het ondernemingsklimaat. Ik denk dat dit een belangrijke vaststelling is. Ik hoor de staatssecretaris steeds zeggen dat hoge toptarieven slecht zijn voor de economie. Daarvoor maakt hij een vergelijking met Duitsland, Engeland en desnoods met Frankrijk en Spanje. Nederland is per hoofd van de bevolking rijker dan al die landen, zelfs dan Duitsland. Blijkbaar gaan hoge tarieven heel goed samen met een heel sterke economie en is er van de negatieve effecten waar de staatssecretaris het voortdurend over heeft, helemaal geen sprake. De feiten bewijzen dat gewoon.
Staatssecretaris Weekers:
Volgens mij is Luxemburg in de Europese Unie het rijkste land per hoofd van de bevolking, en daar is het toptarief 38,9%. Nogmaals, Nederland zit met 52% al aan de top. Tijdens de financiële beschouwingen heb ik ook het volgende tegen de heer Plasterk gezegd. De toptarieven in Nederland waren een aantal jaren geleden nog een stuk hoger. Ik kan mij nog een toptarief van 72% herinneren. Onder leiding van toenmalig minister van Financiën Kok is dat toptarief verlaagd naar 60%. Vervolgens is het onder het premierschap van dezelfde heer Kok, die ik zelf hoog heb zitten, verder verlaagd naar 52%. De heer Kok heeft op een zeker moment nog een eredoctoraat of -laureaat gekregen van Nijenrode, juist vanwege zijn economisch beleid. Het is niet aan mij om dit soort maatregelen vervolgens terug te draaien.
Hierbij aansluitend, hebben de heer Bashir en mevrouw Karabulut een voorstel gedaan dat nog een stukje verder gaat dan het voorstel van de heer Groot. Ik snap dat ook wel in de concurrentie tussen de SP en de Partij van de Arbeid. De SP komt met het voorstel voor een toptarief van 65%. Daarvoor geldt in overtreffende trap de argumentatie die ik zojuist heb gegeven. Ik moet ook dat amendement ontraden.
De heer Bashir (SP):
De staatssecretaris had het net over een symbolische maatregel. In de toelichting van het amendement zie je dat het om 590 mln. gaat. Je vraagt in feite om solidariteit van de mensen die het al goed hebben. Daarmee kun je allerlei maatregelen ongedaan maken die voornamelijk mensen met de zwakste schouders treffen. Als je met een kleine belastingverhoging voor de mensen die het al heel goed hebben zo veel banen kunt behouden, waarom is dat dan symbolisch volgens de staatssecretaris? Al die ID'ers, WSW'ers en jonggehandicapten die met dat bedrag vooruitgeholpen worden en aan het werk gezet worden, zullen dat uiteraard helemaal niet als symbolisch ervaren.
Staatssecretaris Weekers:
Nee, maar mensen die ermee worden geconfronteerd dat zij 65 cent van elke extra verdiende euro moeten afdragen aan de overheid, zullen denken: nog even en wij leven hier in een totalitair regime; wij leven hier in een communistische heilstaat, althans een communistische staat. Dat zal voor de heer Bashir misschien een heilstaat zijn. Je kunt ook iedereen 100% belasten en vervolgens iedereen geven wat hij nodig heeft. Dat is niet een samenleving die het kabinet voor ogen heeft. Het kabinet heeft een samenleving voor ogen waar werken loont en waar, als mensen extra inspanningen leveren, zij ook de vruchten daarvan kunnen plukken. Een toptarief van 52% betekent dat van elke extra verdiende euro meer dan de helft wordt afgeroomd. Dat vind ik, zeg ik ook namens het hele kabinet, meer dan genoeg.
De heer Bashir (SP):
De staatssecretaris gaat helemaal niet in op de duizenden banen die hiermee gered kunnen worden. Ik heb het over duizenden WSW'ers, duizenden ID'ers en duizenden jonggehandicapten die aan het werk zullen komen door dit amendement. Ik begrijp helemaal niet waarom de staatssecretaris überhaupt begint over een communistische heilstaat. Juist in een solidaire samenleving, in een samenleving waarin sprake is van beschaving, kun je van de mensen die het al heel goed hebben en die de dikste portemonnee hebben een eerlijke bijdrage vragen voor de mensen die het heel zwaar en moeilijk hebben. Dat wordt met dit amendement geregeld. Ik verwerp dan ook de suggestie dat ik naar een communistische heilstaat wil. Dat wil ik niet. Ik wil er gewoon voor zorgen dat de banen behouden blijven van mensen die het in deze tijd heel moeilijk en heel zwaar hebben.
Staatssecretaris Weekers:
Als je een dergelijk toptarief invoert, vrees ik dat veel mensen die in staat zijn om banen te creëren in dit land voor dezelfde mensen voor wie de heer Bashir en ik graag een baan willen creëren, Nederland uit zullen vluchten, dat de mensen die echt aan het werk willen en in de vrije markt banen willen hebben uiteindelijk dat soort banen niet krijgen en dat per saldo te veel mensen overgeleverd zullen zijn aan een uitkering. Het kabinet kiest niet voor zo'n samenleving. Wij kiezen ervoor dat de overheid klein maar krachtig is en opkomt voor mensen die zichzelf niet kunnen helpen. Dat doen wij ook. De discussie over de sociale werkvoorziening, over de instroom- en doorstroombanen en dergelijke kan het beste worden gevoerd met collega De Krom en collega Kamp bij de begroting van SZW. Ik richt mij nu op de belastingen en ik vind dit een slecht idee. Daarom ontraad ik het.
De heer Groot heeft een amendement ingediend op stuk nr. 33. De strekking ervan is een verzilverbare heffingskorting van € 100 voor huishoudens met een inkomen tot € 20.000. De budgettaire derving is 260 mln. Dit is in het kader van de koopkracht. Ik moet zeggen dat het koopkrachtpakket 2012 van het kabinet evenwichtig is. Ik neem aan dat bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de koopkracht zal worden gesproken. Die discussie leid ik dus graag naar dat debat. Van dit voorstel concludeer ik dat het werken minder lonend maakt. Dat staat haaks op het kabinetsbeleid conform hetwelk werken meer moet lonen. Het is weer een extra korting in de fiscaliteit in plaats van minder kortingen. Ik ontraad het amendement.
De PvdA stelt bij amendement een verlaging voor met 0,06% van de eerste en tweede schijf in de inkomstenbelasting, ter compensatie van een verhoging van de AWBZ-premie met 0,06% die nodig is voor de pakketuitbreiding van verpleegkundigen. Ook dit amendement moet ik ontraden, want het is tegen de begrotingsregels die een strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven voorschrijven. Die strikte scheiding geldt sinds Paars I. Extra uitgaven in de AWBZ dienen aan de uitgavenkant te worden gedekt en niet via hogere lasten. Het verlagen van het tarief in de inkomstenbelasting leidt tot een derving van 100 mln. Ik moet het amendement ontraden. Het is een discussie die thuishoort bij de behandeling van de begroting van VWS.
Dan de terugdraaiing van de btw-verhoging op podiumkunsten en kunst. De heren Groot en Koolmees stellen dit met het amendement op stuk nr. 37 voor. Daarmee wordt een maatregel uit het regeerakkoord teruggedraaid, terwijl ik de opdracht heb gekregen om dat uit te voeren. De discussie daarover hebben wij vorig jaar uitentreuren gevoerd, zowel in dit huis als aan de overkant van het Binnenhof. Wij moeten haar nu niet overdoen. Immers, dan zullen dezelfde argumenten te horen zijn. De indieners zullen mij en de meerderheid van de Kamer er niet van kunnen overtuigen. Ik ontraad het amendement.
De heer Bashir vraagt in het amendement op stuk nr. 38 om een uitzondering voor gehandicapten. De leeftijdsgrens voor hen blijft dan "jonger dan 30 jaar". Er is wel een antisamenloopbepaling. Het amendement is niet gedekt, maar het kost 4 mln. In het regeer- en gedoogakkoord is afgesproken om die aftrek levensonderhoud voor kinderen te versoberen door de maximumleeftijd te verlagen van 30 jaar naar 21 jaar. Dat voer ik hiermee uit. In samenhang daarmee is de regeling voor weekenduitgaven voor gehandicapten verruimd van "27 jaar of ouder" naar "21 jaar of ouder". Daarmee wordt de maatregel voor de groep van gehandicapten ongedaan gemaakt, terwijl de verruiming van de weekenduitgaven voor gehandicapten wordt gehandhaafd. Het hanteren van verschillende leeftijdsgrenzen voor bepaalde groepen maakt de uitvoeringspraktijk complexer. Wanneer je hier weer een heel kleine uitzondering creëert op de hoofdregel, terwijl wij voor het gros van de knelpunten een goede compensatie geven, staat dat haaks op de vereenvoudigingsagenda van dit kabinet. In plaats van minder specifieke regels komen er dan toch weer regels bij. Ik ontraad het amendement.
De heer Bashir (SP):
Het gaat om een heel kleine groep kwetsbare mensen die op deze manier geholpen worden. Zij hebben de garantie dat, als hun ouders op bezoek komen of als zij levensonderhoud nodig hebben, dit deels aftrekbaar is. Het gaat ook nog eens om een heel klein bedrag, namelijk 4 mln. Op het hele Belastingplan stelt dat weinig voor. Is de staatssecretaris bereid om met zijn hand over zijn hart te strijken en te zeggen: vooruit, wij gaan akkoord met deze regeling? Het gaat niet om grote bedragen en evenmin om een grote groep mensen. Het gaat bovendien om heel kwetsbare mensen. Ik doe hier een moreel appel op de staatssecretaris om te kijken hoe wij dit amendement kunnen financieren.
Staatssecretaris Weekers:
Ik strijk niet met de hand over het hart. Als ik ervan overtuigd was dat er een bepaalde groep kwetsbare mensen echt tussen wal en schip terecht zou komen, dan zou ik in alle hoeken en gaten naar oplossingen zoeken. Dat zou ik wel doen in samenspraak met de collega's van VWS en van SZW, om te kijken wat de meest geëigende manier is om mensen die tussen wal en schip terecht komen, te helpen. Ik wil er echt voor waarschuwen dat wij het fiscale systeem voortdurend gebruiken om het voor heel kleine groepen, waar een beperkt budgettair beslag voor bestaat, te belasten. Dat leidt namelijk tot onevenredig hoge uitvoeringskosten ten opzichte van dat budgettaire beslag. Het is niet voor niets dat bijvoorbeeld de heer Dijkgraaf bij de financiële beschouwingen heeft gepleit voor een commissie-belastingstelsel. Hij heeft gezegd dat wij moeten stoppen met het rondpompen van geld en dat wij het systeem van inkomstenbelasting en toeslagen heel goed onder de loep moeten laten nemen. Wij moeten dus vereenvoudigen. Dit soort voorstellen, hoe sympathiek ze ook zijn voor de mensen die het betreft, staan haaks op die wat grotere agenda, die ook mede impliceert dat je de uitvoeringskosten van zo'n belastingdienst moet terugdraaien.
Het laatste amendement in dit blok is van de heer Dijkgraaf. Hij wil de verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting terugdraaien en die inzetten ter verlaging van de tweede schijf. Ik heb eerder al aangegeven waarom het kabinet de IACK heeft verhoogd. Dat was in het kader van het koopkrachtpakket en niet vanwege de arbeidsmarkteffecten. Door dit amendement wordt het koopkrachtbeeld minder evenwichtig. Het aantal huishoudens met een groot koopkrachtverlies zal toenemen. Ik heb in de brief van afgelopen vrijdag aangegeven wat dan per saldo de koopkrachteffecten zijn. Als ik kijk naar de extra minnen die het voorstel van de heer Dijkgraaf met zich brengen, leiden die tot een minder evenwichtig koopkrachtpakket. Daar kiest het kabinet niet voor. Om die reden zou ik het amendement dan ook willen ontraden.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat is een bijzondere volgorde der dingen. Net werd gezegd: je moet het fiscale systeem niet misbruiken, want dan groeit het vol met dingen waar het niet voor bedoeld is. De commissie die ik heb bepleit is ook nog aangehaald. Dank daarvoor. Exact één minuut later zegt de staatssecretaris: ja, maar een verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting leidt tot een subsidie van € 33.500 per baan, gaan wij wel doen. Is de staatssecretaris het dan niet met mij eens dat die IACK niet bedoeld is voor koopkrachtverbetering?
Staatssecretaris Weekers:
Ik wil hier twee opmerkingen over maken. In de eerste plaats vind ik het niet helemaal fair dat de heer Dijkgraaf een link legt met het antwoord dat ik zojuist gaf op een vraag van de heer Bashir. De heer Bashir pleit voor weer een nieuwe regeling in de fiscaliteit en die wil ik nu net buiten de deur houden. Dit betreft een bestaande regeling die niemand in de Kamer ter discussie stelt. Het kabinet stelt de IACK ook niet ter discussie. De heer Dijkgraaf misschien wel. Die regeling is ooit in het leven geroepen vanwege een tweeledig doel. Ten eerste de arbeidsmarkteffecten. De bedoeling was om meer mensen aan het werk te krijgen en deze regeling stimuleert de arbeidsparticipatie. Volgens de berekeningen van het Centraal Planbureau stimuleert ze de arbeidsparticipatie drie keer zo veel als een verlaging van de tarieven in de tweede schijf, hetgeen in het alternatief van de heer Dijkgraaf staat. Daarnaast wordt dit al jaren gebruikt in het kader van de finetuning van de koopkracht, in de augustusbesluitvorming. Als die knop er eenmaal zit, wordt het voor de uitvoeringspraktijk en voor het systeem niet lastiger als daar meer geld aan wordt toegevoegd of als daar juist geld aan wordt onttrokken. Het systeem zou eenvoudiger worden als je de knop helemaal zou weghalen; dat geef ik de heer Dijkgraaf graag na. Dat betekent echter ook dat je bepaalde kwetsbare groepen in de samenleving – daarbij gaat het met name om werkende alleenstaande ouders met een modaal inkomen en om tweeverdieners met kinderen – onvoldoende kunt bedienen als je in augustus aan de koopkracht wilt sleutelen.
De voorzitter:
Mijnheer Dijkgraaf, tot slot.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Die discussie gaan we natuurlijk nog uitvoerig voeren wanneer wij over een jaar of zo – ik weet niet precies wanneer – een eerste concept van die commissie krijgen; dan komt dit helemaal terug. Gelet op de opmerkingen van de staatssecretaris, wil ik nog wel even vooruitkijken. Kunnen wij in deze kabinetsperiode verwachten dat dit elk jaar gaat toenemen? Of zegt de staatssecretaris dat de grens zo langzamerhand wel zo'n beetje is bereikt, omdat het nu al per baan feitelijk om een subsidie van € 33.500 gaat?
Staatssecretaris Weekers:
Nogmaals: ik zie dit niet als een knop voor subsidie. Het is een knop die leidt tot extra arbeidsparticipatie, maar het is ook een koopkrachtknop. Als de heer Dijkgraaf zegt dat ik daar wat terughoudend in moet zijn en als dit in de Kamer breder wordt gedeeld, wil ik dat signaal natuurlijk wel meenemen naar het kabinet. Ik kan hier niet toezeggen dat de knop volgend jaar niet verder gebruikt zal worden, want als er nog andere kindregelingen zouden worden afgeschaft, bijvoorbeeld de LOK, de aftrek van onderhoudskosten voor kinderen die niet thuis wonen – op dat punt gaan wij nu van 30 jaar naar 21 jaar en ik heb in de belastingplannen aangegeven dat wij die regeling de komende jaren verder willen afbouwen – ligt het in de lijn der verwachting dat de opbrengst daarvan wordt aangewend om die combinatiekorting verder op te schroeven. Als de Kamer aangeeft dat zij daar niet voor voelt en dat zij dat alternatief wil inzetten, wil ik dat natuurlijk graag weten. Ik zal de zorg van de heer Dijkgraaf voor de komende jaren in elk geval mee terugnemen naar het kabinet.
De voorzitter:
Ik had al "tot slot" gezegd, maar heel kort dan, mijnheer Dijkgraaf.
De heer Dijkgraaf (SGP):
We hebben bij de SGP altijd twee sloten.
Die correlatie met de inkomensafhankelijke combinatiekorting en kinderen vind ik bijzonder, maar dat is natuurlijk niet een een-op-eenrelatie in de zin dat het bij dezelfde kinderen terecht zou komen als je het in die inkomensafhankelijke combinatiekorting stopt. Dat is een flinke verwatering van het effect.
Staatssecretaris Weekers:
Dat erken ik; dat is zo.
De voorzitter:
Dat vind ik een heel goed antwoord. Dat is eigenlijk helemaal prima.
De heer Bashir (SP):
De staatssecretaris zei zojuist dat ik in het amendement waarover wij spraken, een nieuwe regeling introduceer. Dat is niet het geval. Het is een bestaande regeling. Sterker nog: we hebben die regeling zelfs ingeperkt.
De voorzitter:
Mijnheer Bashir, volgens mij hebben wij dit amendement al besproken. U bent nu abuis.
De heer Bashir (SP):
Ja, maar de staatssecretaris zei dat ik iets nieuws wil introduceren.
De voorzitter:
De staatssecretaris begon er weer over; dat had hij niet moeten doen.
De heer Bashir (SP):
Ik introduceer niets nieuws. Ik heb alleen een bestaande regeling laten doorgaan. Ik begrijp dus niet waarom de staatssecretaris die opmerking maakte. Het gaat om 4 mln.; ik zou dus zeggen: staatssecretaris, lees dat amendement dan nog een keer.
Staatssecretaris Weekers:
Nee, dat hoef ik niet te doen, want ik weet precies wat de heer Bashir wil.
De voorzitter:
Maar waarom zei u dat dan?
Staatssecretaris Weekers:
Er is een bestaande regeling, die geldt tot 30 jaar. Het kabinet perkt die regeling in tot 21 jaar, maar vervolgens wil de heer Bashir voor een heel kleine groep weer een uitzondering maken, zodat voor die kleine groep toch weer 30 jaar geldt. Dan moet ik toch een uitzondering maken op de hoofdregel? Dan brengt hij toch een extra knop aan in deze regeling? Ik kan het niet anders zien.
De voorzitter:
Nee, ik ga hier nu echt over stoppen. Het spijt mij zeer. We gaan nu door.
Dit was overigens blokje 1, over het Belastingplan.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik snap dat we allemaal snel naar huis willen, maar ik ben nog niet klaar. Ik heb namelijk nog twee amendementen die nog niet besproken zijn.
De voorzitter:
Dat is prima. Het ging mij niet om de snelheid, maar het ging mij erom dat we dingen niet dubbel doen.
Staatssecretaris Weekers:
Welke amendementen zijn dat? Het kan namelijk zijn dat die in mijn blokje "overig" zitten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat zijn amendement op stuk nr. 31 over de WOZ-waarde en het gewijzigd amendement over de groenregeling. Dat had eerst stuk nr. 23, maar is nu amendement op stuk nr. 70.
Staatssecretaris Weekers:
Op die amendementen kom ik in mijn blokje overig terug.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ze staan bij mij bij het Belastingplan ingeboekt.
Staatssecretaris Weekers:
Het kan zijn dat wij een andere agenda hanteren. Ten aanzien van het WOZ-amendement heb ik zelf geen voorstellen gedaan in het Belastingplan. Vandaar dat ik die in het blokje overig heb zitten. Rondom de groenregeling hebben we vorig jaar het amendement-Slob gehad. Vervolgens heb ik daar dit jaar niets aan gewijzigd. De zaken die daarover door de Kamer zijn ingebracht, heb ik zelf in mijn mapje in het blokje overig staan. Ik zeg mevrouw Schouten toe dat zij een volledig antwoord krijgt.
De voorzitter:
Helemaal goed. Nogmaals, mevrouw Schouten, het gaat echt om zorgvuldigheid. Ik wil u echt niet opjagen, maar ik wil wel dat we doorgaan.
Staatssecretaris Weekers:
Misschien zal ik mevrouw Schouten op een onderdeel ook een heel plezierig antwoord geven, maar daar kom ik straks op terug.
De voorzitter:
U houdt de spanning er even in!
Staatssecretaris Weekers:
Ik kom op het blokje Overige fiscale maatregelen. De heer Omtzigt en de heer Groot hebben motie op stuk nr. 49 ingediend waarin zij vragen om niet alleen voor kinderopvanginstellingen, maar nu ook voor woningbouwcorporaties een uitzondering te maken op de hoofdregel van één bankrekeningnummer. Ik zie dat er wat verwarring is in de Kamer over de vraag om welke motie het gaat.
De voorzitter:
Motie op stuk nr. 49 gaat over het uitbetalen van de huurtoeslag door de Belastingdienst. Dat is onze nummering.
Staatssecretaris Weekers:
Dat is ook de nummering die ik zojuist heb aangehouden. Iedereen is inmiddels bij. Het is gisteren natuurlijk rondgedeeld met het handgeschreven nummer zes, maar inmiddels heeft de motie het officiële Kamerstuknummer 49 gekregen. Ik heb er alle begrip voor, want het is een heel dik pakket aan wetgeving en ook een heel dik pakket aan moties en amendementen.
Voorzitter. Ik heb met deze motie enorm veel moeite. Ik heb zojuist al aangegeven dat er bij de Belastingdienst de komende jaren 400 mln. bespaard moet worden. Ik wil dat de Belastingdienst uiteindelijk doet dat wat hij moet doen, namelijk op een goede manier belastingen innen, achter fraudeurs aanjagen, ervoor zorgen dat oneigenlijk gebruik wordt gesignaleerd en wordt tegengegaan, zodat de schatkist wordt gevuld om daaruit de publieke voorzieningen te bekostigen. Een aantal jaar geleden is aan de Belastingdienst nog iets toegevoegd, namelijk de dienst Toeslagen. We proberen bij deze dienst allerlei verbeterslagen te maken. We hebben daar binnenkort het nieuwe toeslagensysteem. Ik zal bij de totale dienst, blauw en rood, moeten besparen op de uitvoeringskosten. Dat is één.
Als de Kamer voorstellen doet die de bijl zetten in de besparingsvoorstellen, dan word ik daar niet gelukkig van. Dan zal ik die besparing namelijk elders moeten vinden. Op een gegeven moment zijn die mogelijkheden uitgeput. Bij een aantal vereenvoudigingsvoorstellen vraagt de Kamer namelijk of ik toch nog een uitzondering wil maken voor deze of voor die groep. Als het gaat om bepaalde fiscale faciliteiten, bijvoorbeeld in de btw, dan zegt de Kamer: uiteindelijk willen we niet toe naar een uniform btw-tarief. De Kamer moet mij ook wel in de gelegenheid stellen om de besparing op de Belastingdienst te halen. Ik wijs de heer Omtzigt er ook op dat deze besparing in het regeerakkoord is vastgelegd: 400 mln. Wij moeten met elkaar een goede modus vinden om het op een verantwoorde manier in te vullen.
Ik heb me naar aanleiding van Kamervragen van de heer Omtzigt en anderen en de debatten tot nu toe buitengewoon coulant opgesteld in de problematiek rondom kinderopvanginstellingen. Daarin heb ik een behoorlijk stap gezet: ik ga erin mee en probeer een oplossing verzinnen. Vervolgens wordt het gevraagd voor de volgende groep: de woningbouwcorporaties. Ik houd de Kamer voor dat de belangstelling voor het geclusterd betalen – daar gaat het om – in de afgelopen jaren met een kwart is afgenomen. Bij huurders is de belangstelling met bijna 40% gedaald. De heer Omtzigt vraagt mij dus om een oplossing te bedenken voor een probleem dat bijna niet meer bestaat en steeds verder terugloopt. Ik denk dan: zoek dan toch eens even heel goed de balans. Weer een extra uitzondering maakt de systemen van de Belastingdienst kwetsbaar en vergroot de kans op verkeerde betalingen.
Ik voel hier dus totaal niet voor. Ik zou deze motie dan ook met klem willen ontraden. Zeker ook omdat er nog een vervolgvraag achter zit. De heer Omtzigt heeft gezegd: regel dit nu even voor de woco's, en ja, daarna komen dan ook nog de zorgverzekeraars. Zo halen we de besparing niet en redden we het niet om het systeem fraudebestendig te maken. Alstublieft beste Kamer, doe dit nu niet. Voor de kinderopvanginstellingen gaan we het met elkaar netjes regelen en dat geldt ook voor mensen die in de schuldhulpverlening zitten. Zadel de Belastingdienst echter niet op met zaken die eigenlijk gewoon in het verkeer tussen huurder en verhuurder thuishoren. Daarvoor is de Belastingdienst echt niet bedoeld.
Ik kom bij het boetebeleid. Mevrouw Schouten vraagt om de toezegging om in het boetebeleid duidelijk te onderkennen in welke gevallen de boete op het niet nakomen van de informatieverplichting kan samenlopen met een andere boete, en om het op dit punt gewijzigde besluit inzake bestuurlijke boetes aan de Tweede Kamer toe te zenden. Ik kan hier lang en kort over zijn, maar ik zou beide toezeggingen aan mevrouw Schouten willen doen. Is dat kort genoeg?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan trek ik het amendement op stuk nr. 13 bij de overige fiscale maatregelen hierbij in.
De voorzitter:
Het amendement-Schouten (33004, nr.13) is ingetrokken.
Staatssecretaris Weekers:
Ik dank mevrouw Schouten zeer.
De heer Braakhuis heeft gevraagd of ik van plan ben om de vastgoedbelasting op de BES-eilanden niet door te laten gaan. Ik kan hem toezeggen dat ik dit niet van plan ben. De vastgoedbelasting is in de plaats gekomen van de vennootschapsbelasting. Het zou niet fair om te zeggen: de vennootschapsbelasting is weg, maar wat ervoor in de plaats zou komen, gaat niet door. Ik heb er wel mee te maken dat de opbouw van de bestanden is vertraagd. Op de BES-eilanden bestaat nog geen kadastraal register. Het vastgoed moet allemaal getaxeerd worden. Dit betekent dat het dit jaar nog niet realiseerbaar is. In 2012 zal over het jaar 2011 echter ook uiteindelijk belasting worden geheven. In volgende jaren zal steeds na tien maanden een nieuwe aanslag worden opgelegd, totdat de achterstand is ingelopen. Daarvoor hebben we dan een aantal jaar nodig.
Ik kom nu op Edelweissroute. Het amendement van mevrouw Schouten op stuk nr. 9 (33004) betreft het feit dat het aan de executeur is om te bewijzen dat hem geen verwijt treft. Zij wil niet dat de executeurs door de aanpak van Edelweissconstructies wordt getroffen. Dat mogelijke probleem werd gemeld door Nederlandse Organisatie voor Executeurs (NOVEX). Ik heb al eerder aangegeven dat ik dit een prima amendement vind. Dat geldt ook voor de heer Braakhuis, die er vorig jaar voor heeft gepleit om de Edelweissconstructie aan te pakken. Het alternatief zoals het nu is verwoord, is van het voorjaar in samenspraak met hem vormgegeven. Ik heb begrepen dat hij er ook mee kan leven. Daarmee hebben wij volgens mij een goed pakket. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.
Mevrouw Schouten heeft ook een amendement ingediend dat een ruimere toepassing regelt voor de uitzondering op het overgangsrecht per 1 januari 2001 voor lopende rente, huur en pacht. Kortheidshalve verwijs ik naar mijn brief van afgelopen vrijdag. Mede gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling, zie ik geen aanleiding om het overgangsrecht op dit punt aan te passen. De argumentatie hiervoor is met de Kamer besproken. Ik ontraad het aanvaarden van dit amendement.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Hebben wij het nu over het amendement op stuk nr. 10 (33004)?
Staatssecretaris Weekers:
Ja, sorry dat ik dat er niet bij heb gezegd.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat gaat niet over huur en pacht. Dat gaat gewoon over vorderingen uit nalatenschappen die voor 1 januari 2001 zijn vrijgevallen. Het gaat over de defiscalisering.
Staatssecretaris Weekers:
Mag ik hier straks in mijn laatste blok even op terugkomen? Er is kennelijk wat verwarring ontstaan. Ik kom hier in blok vier op terug.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik denk dat u de amendementen op de stukken nrs. 10 en 12 mixt, staatssecretaris.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb alleen een beoordelingssjabloon bij mij. Het originele amendement heb ik niet in mijn set zitten. Ik kom er zo op terug. U krijgt het antwoord dat u verdient, mevrouw Schouten.
Ik kom nu op het amendement van mevrouw Schouten op stuk nr. 13.
De voorzitter:
Volgens mij is dat ingetrokken.
Staatssecretaris Weekers:
Is het amendement op stuk nr. 13 (33004) ingetrokken? Het amendement dat beoogt de informatieverplichting uit het wetsvoorstel te schrappen?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat heb ik net ingetrokken.
Staatssecretaris Weekers:
Als mevrouw Schouten het heeft ingetrokken, kan ik mij van een oordeel onthouden. Daarmee ben ik klaar met OFM.
Ik kom nu op de autowet. Mevrouw Schouten vraagt hoe het amendement van de leden Huizing en Omtzigt over de stimulering van semi-elektrische auto's zich verhoudt tot de afspraken over green deals. De stimulering van auto's met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km zoals aangekondigd in de Autobrief is uitgangspunt geweest voor de green deals. In het amendement blijft dit, zij het in wat afgezwakte vorm, overeind. De indieners van dit amendement tasten de supercreditregeling niet aan. Het kabinet was van plan om tot de nieuwe Autobrief, dus tot 2015–2016, een bijtelling van 0% te hanteren. In het wetgevingsoverleg is gevraagd of de bijtelling niet naar 7% kan. Ik heb gezegd dat dit op zichzelf kan. Waar ik niet voor voel, is nog een nieuwe bijtellingscategorie. Dan heb je én 0% én 7%, om vervolgens naar 14% en hoger te gaan. Ik heb gezegd dat het wat mij betreft 0% of 7% is. Ik heb daarbij wel aangegeven dat ik een grote voorkeur heb voor het voorstel van het kabinet. De nulbijtelling geeft de industrie een enorme impuls om dit soort auto's op de Nederlandse markt te brengen, met name ook op de zakelijke markt. Alles onder de 50 gr/km krijgt dan dus een enorme boost.
Nu hebben de leden Huizing en Omtzigt voorgesteld om het de eerste twee jaar op 0% te zetten, daarna op 7% en vervolgens op 14%. Ik denk dat dit nog steeds een forse fiscale stimulering betekent, want het ligt nog in de lijn van het kabinet. Ik kan mevrouw Schouten wel toezeggen dat ik zal monitoren of de beoogde auto's ook op de markt komen. Als het amendement wordt aangenomen door de Kamer, gaan we daar de komende twee jaar mee aan de slag. Daarna wordt die categorie naar boven bijgesteld. In de tussentijd zal de Kamer willen weten wat het heeft betekent. Is die markt al enigszins volwassen geworden? Heeft het ertoe geleid dat de kosten van dit soort auto's ook zijn gedaald, zodat ze voor grotere groepen mensen interessant worden? In dat geval kun je de fiscale stimulering ook best terugbrengen. Als de Kamer er tegen die tijd anders over denkt of als de marktontwikkeling zich anders heeft voorgedaan, moeten we dat tegen die tijd bezien. Ik kan mij nog herinneren dat de heer Omtzigt in een AO vlak voor het zomerreces vroeg: als je kiest voor een nulbijtelling, loop je dan het risico dat dit straks enorme budgettaire consequenties heeft? Ik denk dat hiermee een goed evenwicht is gegeven door de indieners van de amendementen, en dat is niet strijdig met de green deal.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De staatssecretaris zegt het zelf al. Het kabinet heeft natuurlijk een bewuste keuze gemaakt om de nulbijtelling wel te handhaven, namelijk vanuit het oogpunt van het stimuleren van innovatieve technieken. De staatssecretaris zegt nu toe, het te gaan monitoren. Prima. Dank voor die toezegging. Maar welke consequentie verbindt hij eraan als blijkt dat het helemaal niet goed gaat en dat hij het met de nulbijtelling wel kan controleren? Is hij dan bereid om dat weer aan te passen in de komende belastingplannen?
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb gezegd dat ik het voorstel van het kabinet beter vindt, omdat je daarmee een veel steviger stimulans geeft: niet alleen voor de eerste twee jaar de nul, maar voor de dubbele termijn. Ik heb echter begrepen – ik kan ook koppen tellen – dat de Kamer er echt anders over denkt. Dan denk ik: dit lijkt toch nog op een afgewogen pakket, het tapijt is niet onder businesscase uitgetrokken. Ik denk niet we vervolgens komend jaar deze discussie moeten gaan voeren. Ik kan mij wel voorstellen dat de Kamer in het jaar daarna, dus voordat de grens wordt opgetrokken van 0% naar 7%, wil weten hoe de vlag erbij hangt en of zij het juiste besluit heeft genomen of dat het oorspronkelijke voorstel van het kabinet beter was. Uiteindelijk is dat aan de Kamer, want als je het dan terug wilt draaien, heeft dat wel budgettaire gevolgen. Ik zal dus zelf niet met een voorstel komen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit is een beetje een wonderlijke discussie. De staatssecretaris zegt: ik vind mijn eigen plan eigenlijk beter, maar ik kan koppen tellen. Als hij zijn eigen plan beter vindt, ga ik er gewoon van uit dat hij ervoor gaat staan, zoals dat volgens mij altijd gaat. Maar wanneer kunnen wij de monitoring verwachten? Het lijkt mij namelijk wel van belang om er op tijd inzicht in te hebben, zodat de Kamer de nodige maatregelen kan nemen, als dat nodig is.
Staatssecretaris Weekers:
Ik denk tijdig voor of bij de behandeling van het Belastingplan 2014. Nu bespreken we het Belastingplan 2012. Dit is het Belastingplan 2012, en de nulbijtelling geldt volgens de indieners voor twee jaar. Ik denk dat je het dan bij het Belastingplan 2014 moet hebben.
De heer Koolmees (D66):
Om het even scherp te stellen: de staatssecretaris ontraadt dus dit amendement?
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb in het wetgevingsoverleg aangegeven dat ik ermee kon leven.
De heer Koolmees (D66):
Maar de staatssecretaris vindt nog wel steeds dat zijn eigen voorstel beter is en dat vier jaar het 0%-tarief uiteindelijk toch beter zou zijn dan het amendement dat hier nu ligt.
Staatssecretaris Weekers:
Ja, dat is beter. Natuurlijk, anders was ik zelf wel met dit voorstel gekomen. Van sommige dingen vind ik dat ik er pal voor moet staan, omdat ze zwaar liggen. Dan ontraad ik zo'n voorstel met klem. Er zijn zaken die ik gewoon ontraad, waarbij ik de Kamer mijn argumenten aangeef. En hiervan zeg ik: ik kan hiermee leven omdat ik denk dat het compromis dat uiteindelijk is gevonden veel minder ver gaat dan het oorspronkelijke voorstel dat tijdens het wetgevingsoverleg werd gedaan. Volgens dat voorstel werd namelijk al per 1 januari de nulcategorie afgeschaft en werd naar 7% gegaan. Dat zou ook betekenen dat bijvoorbeeld alle elektrische auto's die voor het komende jaar voor de zakelijke markt zijn besteld, maar ook alle auto's met minder dan 50 gram CO2-uitstoot, ineens zouden worden geconfronteerd met een veel hogere bijtelling. En als je deze markten wilt stimuleren, zoals het kabinet wil en zoals ik met minister Verhagen heb besproken in het voortraject, dan moet je niet om twee voor twaalf zeggen dat je de grens fors hoger gaat stellen. Als je dat pas over twee jaar doet, heeft de markt twee jaar de tijd om dit soort auto's versneld op de Nederlandse markt te brengen. Die extra tijdelijkheid jaagt de sector misschien nog eens extra aan om snel dit soort auto's op de markt te brengen, omdat men weet dat men vervolgens een categorie hoger gaat. En na twee jaar is het 14%. En als ik kijk naar de stimulans: de normale bijtelling is 25%. Als ik dan de afweging maak – nog twee jaar 0%, over twee jaar 7% en twee jaar later naar 14%, wat het kabinet toch al van plan was – dan ga ik me niet verzetten tegen dit amendement. Dan kan ik daar goed mee leven.
De heer Koolmees (D66):
Ik vind het jammer dat de staatssecretaris hiermee kan leven. Ik had gehoopt dat hij een iets stelliger uitspraak had gedaan en het gewoon had ontraden. Nu wordt er toch gezwicht voor de wensen van de coalitie.
Staatssecretaris Weekers:
Als er wensen leven in de Kamer, dan ben ik gewend om daar constructief mee om te gaan. Zo heeft de heer Koolmees mij het afgelopen jaar ook meegemaakt. Dat doe ik met alle voorstellen.
De heer Huizing (VVD):
In dit opzicht ben ik het eens met de heer Koolmees. Wat mij betreft had de staatssecretaris ook iets stelliger mogen zijn over dit amendement, maar dan in positieve zin. Ik hoor de staatssecretaris namelijk ook zeggen dat er naast de 7% bijtelling, wat al 18% lager is dan bij normale auto's, nog andere fiscale middelen ingezet worden om energiezuinige auto's te stimuleren. Daarbij brengen we met dit amendement ook verschillende brandstoftypes dichter bij elkaar, om langzamerhand met elkaar naar een level playing field te gaan. Ik vraag de staatssecretaris dus om een uitspraak te doen die iets enthousiaster is dan "ermee te kunnen leven".
Staatssecretaris Weekers:
Je kunt het op verschillende manieren wegen. Ik denk dat het afdoende is als ik zeg dat ik ermee kan leven.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is ja of nee. De staatssecretaris zegt: ik kan ermee leven. Ik moet echter straks mijn fractie adviseren.
Staatssecretaris Weekers:
Dan is het: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Koolmees vraagt of ik met mijn collega van EL&I om tafel wil gaan zitten om te komen tot de certificering van groen gas. De branche onderzoekt, mede op mijn verzoek, de mogelijkheden om tot een convenant te komen. Een convenant moet ertoe leiden dat alle openbare tankstations garanderen dat zij vrijwel uitsluitend groen gas verkopen. Bij een convenant kan een sluitend certificeringsysteem van pas komen. Ik ben natuurlijk graag bereid om met collega Verhagen in overleg te treden over een dergelijk systeem. Wellicht dat dit op nationaal niveau mogelijk blijkt. Internationaal is een snelle totstandkoming van zo'n certificering overigens niet waarschijnlijk. Ook met een certificeringsysteem is differentiatie van bijvoorbeeld de accijns of de bijtelling op basis van een certificaat ongewenst. Daar heb ik andere argumenten voor.
De heer Groot verwijt mij dat ik niet meedenk. Ik vind het jammer dat hij dat beeld schetst. Ik probeer namelijk wel degelijk mee te denken. De meeste voorstellen voor groen gas vinden hun grondslag in de "well to wheel"-benadering. Die benadering zou ik graag toepassen als dat mogelijk zou zijn. Ik heb dat vorig jaar, afgelopen voorjaar en in de afgelopen weken aangegeven. Dat gaat helaas niet. Ik moet in mijn voorstellen vooralsnog uitgaan van de "tank to wheel"-benadering omdat dit de enige benadering is waarvoor objectieve gegevens voorhanden zijn, want dat zijn gegevens die in Europa zijn geharmoniseerd. Ik kan geen uitzondering maken voor één enkele brandstof. Waar meten wij aan af? Aan de Europees geharmoniseerde gegevens over de CO2-uitstoot. Als ik dat beginsel zou loslaten, laat ik ook het beginsel van techniekneutraliteit los. Ik vind het wel van belang om de norm techniekneutraal te stellen. Het gaat mij om de CO2-uitstoot en niet om andere dingen. Ik kijk niet naar de techniek van groen gas, elektrische auto's of elektrische auto's met range extender. Ik vind alle voertuigen die onder de 50 gram CO2-uitstoot blijven prima. Als een auto op groen gas zich daaronder weet te scharen, doet hij mee. Komt hij boven de 50 gram, dan valt hij in een andere categorie.
De heer Groot (PvdA):
Het is toch volkomen duidelijk dat die auto's onder die grens blijven? Dat blijkt toch uit alle onderzoeken? De Europese regels dwingen de staatssecretaris toch niet om dit systeem niet toe te passen? Wat belet de staatssecretaris om voor groen gas een lagere bijtelling te rekenen? Ik begrijp het nog steeds niet. Het is toch volstrekt duidelijk dat groen gas in de categorie van 0 tot 50 gram CO2-uitstoot valt?
Staatssecretaris Weekers:
Nee, dat is het nu juist niet en dat probeer ik uit te leggen. Auto's worden volgens Europese normen geclassificeerd. Een auto die in Nederland, Duitsland, Frankrijk of Italië rondrijdt, heeft een bepaald type goedkeuring waaruit blijkt wat die auto uitstoot. Dat is het aantal gram per kilometer. Die groengasauto's waarop de heer Groot duidt, hebben een hogere uitstoot. Dat komt doordat de benadering die ik als uitgangspunt heb gekozen, uitgaat van tank to wheel en niet van well to wheel. Als ik voor één soort auto de "well to wheel"-benadering zou kiezen, maak ik inbreuk op mijn systeem. Dan zou ik voor alle auto's de "well to wheel"-benadering moeten hanteren. Dat zou het ideaal zijn, maar daarvoor zijn de gegevens niet voor handen.
De voorzitter:
Ik versta volgens mij well to wheel, maar wat is dat?
Staatssecretaris Weekers:
Bij well to wheel staat well voor de bron. Het gaat dus om de energie van de bron tot aan het rijden. Bij from tank to wheel kijk je niet naar het stukje van de bron tot de tank.
De voorzitter:
Dit was de uitleg voor de kijkers thuis.
Staatssecretaris Weekers:
Je zou heel simpel kunnen zeggen dat je bij een elektrische auto niet bekijkt op welke wijze de elektriciteit is opgewekt. Je bekijkt niet of die met windmolens is opgewekt of met kolencentrales. Bij de "well to wheel"-benadering bekijk je wel of de energie door windmolens of door kolencentrales is opgewekt.
De heer Van Vliet (PVV):
Ik zie ook tankstations met paars gas en gele lpg. Ik zou zeggen: Nederlanders willen gewoon in een auto van hun eigen keuze rijden. Gaat deze discussie over gele lpg, paars gas, rode diesel en groen gas niet veel te ver? Kunnen wij alstublieft hiermee stoppen?
Staatssecretaris Weekers:
Om die reden ga ik in de autowet een heel aantal zaken harmoniseren en naar elkaar toe brengen. De verschillende gassoorten worden op dit moment allemaal nog heel divers belast, ongeacht de energie-inhoud en de uitstoot. Die wil ik in een paar stappen naar elkaar brengen, zodat er een level playing field ontstaat. De woorden van de heer Van Vliet zijn mij dus uit het hart gegrepen.
De heer Van Vliet (PVV):
Waarvan akte.
Staatssecretaris Weekers:
Tegen de heer Groot zeg ik dat de productie van groen gas al via de SDE-plusregeling wordt gestimuleerd. Daar is 1 mld. mee gemoeid. Er zijn tal van centrale en decentrale subsidieregelingen waar bedragen worden toegekend voor de aanschaf van een gasauto, tot wel € 3000 voor een aardgasvoertuig. Wij kennen bovendien een bijmengverplichting voor biobrandstoffen, dus ook voor groen gas. Ik heb eigenlijk nog nooit een antwoord gekregen op de vraag waarom de inzet van groen gas door de overheid gestuurd zou moeten worden. Het gaat dan met name over de vraag waar je groen gas voor moet gebruiken. Je kunt gas namelijk gebruiken om er kilometers mee te maken, dus om te rijden, maar je kunt het ook gebruiken om aardappels te koken. Zo simpel is het. Waarom zouden wij het fiscaal moeten stimuleren dat mensen groen gas in de auto stoppen in plaats van onder de aardappelpan?
De heer Groot (PvdA):
Elektriciteit kun je ook gebruiken om water te koken en straks ook om mee te rijden. Precies om die reden stimuleert de staatssecretaris een dergelijke doorbraaktechnologie. Hetzelfde geldt voor groen gas. Ik doe in dit verband een laatste poging. Als de SDE-plusregeling zo belangrijk is en wij tegelijk weten dat de groengasbranche heel graag wil dat het gebruik van groen gas in auto's wordt gestimuleerd, kan de staatssecretaris dan regelen dat een deel van het SDE-plusbudget, dat schijnbaar heel groot is, specifiek bestemd wordt voor de bevordering van groengasauto's?
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb geen idee of dit überhaupt wel in de systematiek van de SDE-plusregeling past. Ik vrees, eerlijk gezegd, dat ik de heer Groot in die zin geen oplossing kan bieden, maar ik wil er wel naar kijken. De discussie over de SDE-plusregeling moet met name met collega Verhagen gevoerd worden, want hij heeft deze stimuleringsregeling voor doorbraaktechnologieën ingesteld. Collega Verhagen heeft green deals afgesloten voor zowel elektrische auto's als groengasauto's. Dat debat hoort dus in een discussie met hem thuis. Ik betoog hier dat ik in de fiscaliteit geen ruimte en mogelijkheden zie om aan de wensen van de heer Groot tegemoet te komen. Met collega Verhagen moet het debat gevoerd worden over de vraag of dit daar wel kan.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik heb een korte vraag. Is de staatssecretaris eventueel bereid om te onderzoeken of er langs de weg van de certificering van groen gas – het gaat mij daarbij vooral om de tweede en derde generatie groen gas, dus van afvalstoffen en algen – gerichte accijnsmogelijkheden zijn op groen gas? Ik doel in dit verband uiteraard op vrijstelling. Kan groen gas in ieder geval volledig vrijgesteld worden van accijns? Dat is een andere weg dan via de auto, maar het is wel een beter alternatief.
Staatssecretaris Weekers:
Wij moeten naar een systeem waarin wij accijnzen idealiter vooral op energie-inhoud en CO2-uitstoot baseren. Dat staat ook in de voorstellen van de Europese Commissie, die overigens nog wel een heel lange weg te gaan hebben. Vervolgens hebben wij een level playing field. Het lijkt mij van belang om te bekijken welke instrumenten wij allemaal hebben, om ervoor te zorgen dat ons energievraagstuk in de toekomst wordt opgelost. Wij zijn nu nog heel sterk van fossiele brandstoffen afhankelijk, maar die zijn eindig. Daarvoor moeten dus alternatieven worden gevonden. Ik ben daarom een groot voorstander van alternatieve energiebronnen. Dat hoeft echter zeker niet altijd via de fiscaliteit te worden bevorderd, want daarvoor hebben wij ook andere instrumenten. Ik wil ervoor waken dat de fiscaliteit te pas en te onpas wordt gebruikt. Dat zullen de fiscaal woordvoerders nog wel vaker van mij horen. Ik wil eerst bekijken of er andere instrumenten beschikbaar zijn. Die zijn er bijvoorbeeld in het kader van de SDE-plusregeling en de bijmengverplichting, om juist de initiatieven te stimuleren die de heer Braakhuis en ik belangrijk vinden.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik zit met een probleem, want deze zaken gaan eigenlijk over drie ministeries. Het gaat om het ministerie van landbouw, want het gaat vaak om mest. Het gaat ook om het ministerie van economische zaken, want het gaat om certificering. Het gaat ook over accijnzen en dat maakt het fiscaal. De staatssecretaris moet mij maar vertellen waar ik in godsnaam moet beginnen.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb goed nieuws voor de heer Braakhuis. Dit kabinet heeft namelijk besloten om het ministerie van landbouw en het ministerie van economische zaken samen te voegen. Dat is ruim een jaar geleden gebeurd. Er is één minister voor beide voormalige departementen verantwoordelijk. Innovatie is er ook nog bijgekomen. Collega Verhagen trekt hierbij dus de kar.
Daarmee heb ik volgens mij ook impliciet antwoord gegeven op het amendement van de heer Groot op stuk nr. 11 (33007). Daarmee wordt beoogd om groengasauto's onder de categorie van 7%-bijtelling te laten vallen. Het zal niet verbazen dat ik dit amendement ontraad.
De heer Braakhuis vroeg waarom slurpers minder zwaar worden belast, maar voor zuinige auto's meer moet worden betaald. Het aantal auto's in kwestie kwalificeert nu als "zeer zuinig" en is vrijgesteld van bpm. Volgend jaar scherpen wij de CO2-grenzen aan. Een deel van de auto's komt dan niet meer voor vrijstelling in aanmerking. Dat uitgangspunt kan de heer Braakhuis ook omarmen. Met het aanscherpen van de grenzen maken wij de normen om voor fiscale voordelen in aanmerking te komen namelijk steeds strenger. Daarmee wordt de markt voortdurend uitgedaagd om de schoonste en de zuinigste auto's op de markt te brengen en worden consumenten uitgedaagd om de schoonste en de zuinigste auto's te kopen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
De staatssecretaris heeft gelijk met dat aspect en daar ben ik ook blij mee. Ik ben er echter niet blij mee dat de progressie van de zuinigste naar de meest slurpende auto genivelleerd is. Dat was ook de strekking van mijn vraag.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Braakhuis weet verdraaid goed dat dit komt doordat ik de motie-Cramer c.s. uitvoer. Daarin werd gevraagd de bpm van een luxebelasting om te bouwen in een belasting op CO2-uitstoot. Ik meen dat de fracties van de VVD en de PVV destijds tegen die motie hebben gestemd. Ik moet echter zeggen dat ik het wel een goed initiatief van de heer Cramer vond, zeg ik gelet op mijn huidige verantwoordelijkheid. Ik heb het daarom met kracht verder uitgevoerd en uitgewerkt.
Als ik naar de progressiefactor kijk, ben ik het geweest die een extra schijf in de bpm-wetgeving heeft ingebouwd. Ik heb er dus nog een progressieschijf aan toegevoegd. Dat is heel wat voor een liberale staatssecretaris, zou ik zeggen. Wat de progressiefactor betreft stoten de auto's die in de vierde schijf vallen, ongeveer 2,5 keer zo veel uit en moet er 49 keer zo veel belasting voor worden betaald. Ik vond het wel fair dat de heer Groot zei dat er grenzen zijn aan progressiefactoren. 49 keer zo veel vond zelfs de heer Groot genoeg. Wie ben ik om daar iets anders van te vinden.
Dan kom ik bij de overige amendementen en de moties. De heren Huizing en Omtzigt hebben een amendement ingediend over groen gas, waarbij het ging om een bijtelling in de eerste twee jaar van 0% en daarna van 7%. Dat onderdeel van het amendement heb ik eigenlijk al besproken. Ik heb aangegeven dat ik het oordeel daarover aan de Kamer laat. Het tweede onderdeel betreft een geleidelijke tariefsverhoging van de energiebelasting en de accijns voor gasvormige brandstoffen. Ik heb zojuist in de richting van de heer Van Vliet aangegeven dat we naar een level playing field toe moeten en af moeten van het woud aan allerlei verschillende tarieven die door niemand meer te begrijpen zijn en die ook niet te rechtvaardigen zijn. Ik begrijp dat het voor bepaalde gasvormige brandstoffen heel fors zou zijn als je het in twee stappen zou ophogen. Ik heb er dan ook geen bezwaar tegen om van die twee stappen vier stappen te maken, zeker ook omdat het amendement uiteindelijk budgettair rondloopt.
Voor een deel voorziet het amendement ook in een dekking van het amendement over oldtimers van de heer Van Vliet. Een paar jaar geleden stelde het amendement-Cramer voor om oldtimers uit te faseren. Elk jaar een jaartje erbij. De heer Van Vliet vindt dat prima tot dertig jaar, maar dan moet het wel stoppen. In de tussentijd wil hij oldtimerbezitters geen belastingvoordelen ontnemen. Voor deze kabinetsperiode wordt de budgettaire dekking voor een deel gevonden in het zojuist besproken amendement en voor een deel in het amendement van de heer Van Vliet zelf. Voor 2017 en verder geldt dit niet, maar dat zal in de volgende Autobrief versleuteld moeten worden. Ik heb in de Autobrief aangekondigd dat ik met de Kamer een heel aantal vrijstellingen die nog in de autobelastingen zitten en allerlei uitzonderingen op de mrb en de bpm, die heel veel uitvoeringslasten met zich meebrengen voor de Belastingdienst, tegen het licht zal houden. Die discussie kunnen we daar wellicht ook bij betrekken. Voor de komende jaren is het in elk geval goed gedekt. Het zal echter duidelijk zijn dat als die dekking er tegen die tijd niet is, deze oldtimervrijstelling als zodanig zal worden gekortwiekt. Daarmee loopt dit verhaal dus budgettair rond.
De heer Omtzigt heeft aandacht gevraagd voor het feit – dat was naar ik meen destijds ook de achtergrond van de motie-Cramer – dat je moet voorkomen dat er veel auto's worden geïmporteerd in Nederland die erg vervuilend zijn. Zoals diesels van 25 jaar tot 30 jaar oud, die nog overal in de wereld rondrijden, behalve in de landen om ons heen en nu ook nog niet in Nederland, omdat ze te veel vervuilen. Daarom vind ik het aardig dat de heer Van Vliet in zijn amendement heeft aangegeven dat de dieseltoeslag en de gastoeslag wel moeten worden betaald. Daarmee bakent hij de groep oldtimers min of meer af tot de hobbyoldtimers. Die mensen betalen het volle pond voor de benzine en zullen er niet heel veel mee rijden. Wij zullen de komende jaren de milieueffecten in de gaten houden en ook de aantallen die worden geïmporteerd, maar ik denk dat hier een goed evenwicht is bereikt. De heer Van Vliet heeft ook oog gehad voor de uitvoeringsaspecten van de Belastingdienst; chapeau daarvoor. Als het amendement-Huizing/Omtzigt wordt aangenomen, waarin een stukje van de dekking zit, geef ik ook hier "oordeel Kamer".
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Begrijp ik het dan wel goed dat het amendement van de heer Van Vliet in feite niet voor het volledige bedrag is gedekt en dat wij hiermee carte blanche geven aan de staatssecretaris om dat dan maar ergens anders te vinden?
Staatssecretaris Weekers:
Nee, het is geen carte blanche aan mij om dat ergens anders te vinden. Ik heb aangegeven dat het voor de komende vijf, zes jaar zonder meer rondloopt. Daarna begint het heel lichtjes op te lopen. Ik moet dit punt adresseren. Dat hangt ook samen met de vraag wat er straks wordt geïmporteerd. Dan moeten wij kijken of er op termijn nog kosten aan zijn verbonden en, zo ja, welke. Dat wil ik betrekken bij discussies die wij de komende jaren nog zullen voeren. Indien en voor zover dat niet wordt opgelost uiterlijk in de volgende Autobrief, wanneer deze Autobrief wordt herzien – ik heb dat aangekondigd in 2015 – zullen wij moeten teruggaan naar deze regeling zelf.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Feitelijk is op dit moment het amendement niet volledig gedekt.
Staatssecretaris Weekers:
Dit amendement is deugdelijk gedekt. Ik wijs alleen op een mogelijke structurele oploop die heel goed is op te vangen. Daarover hebben wij nog een discussie. Als ik klachten had over de dekking, had ik nooit "oordeel Kamer" kunnen geven. Daarom heb ik zojuist aangegeven dat ik dit zie in samenhang met het amendement-Huizing/Omtzigt over de bijtellingscategorie. Als dat amendement, waarin een stukje van de dekking wordt geleverd, niet wordt aangenomen, moet ik het amendement van de heer Van Vliet ontraden.
De heer Van Vliet (PVV):
In de toelichting op mijn eigen amendement staat: "In 2015 vindt een weging plaats over het beleid dat met dit amendement wordt ingezet, dit in relatie tot de benodigde structurele dekking daarvoor. Hierop wordt teruggekomen in de eerstvolgende Autobrief (2015)". Daarmee geef ik zelf al toe dat wij dan een nieuwe discussie hebben. Dat vind ik toch een handreiking van mijzelf in de richting van de staatssecretaris en de samenwerkingspartners. Als er geen dekking is, is er geen dekking; dan stopt die dus. Ik ben dan zeer toeschietelijk, vind ikzelf.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb hier niets aan toe te voegen.
De voorzitter:
Allerlei goede Hollandse spreekwoorden schieten mij nu te binnen, maar de staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Weekers:
Ik ben er heel benieuwd naar, maar dat hoor ik wel na afloop.
Op dit punt ligt er ook nog een motie van de heren Omtzigt en Braakhuis. Zij vragen om voor 1 maart met een plan te komen om parallelimport van vervuilende oldtimers te beperken, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan geïmporteerde auto's. Door de voorstellen van de heer Van Vliet wordt juist een dam opgeworpen tegen de import van vervuilende auto's en tegen de import van auto's die hier veelvuldig zullen worden gebruikt. Het is straks helemaal niet meer interessant om een oude auto te importeren en een gastank te laten inbouwen. Je hebt dan de lage gasprijs, maar je betaalt wel de gastoeslag erop. Het is ook niet interessant om een diesel binnen te halen, want dan betaal je de dieseltoeslag. Ik kan u vertellen dat de dieseltoeslag zeer fors is. Ik denk dus dat het niet nodig is.
Voor het maken van een plan binnen de fiscaliteit voel ik helemaal niets. Als de heren Braakhuis en Omtzigt bereid zijn om hun motie in te trekken, ben ik bereid toe te zeggen dat ik mij met mijn collega van I en M zal verstaan. Ik heb collega Schultz er in de afgelopen dagen in de wandelgangen al op aangesproken. Mogelijk ziet de Rijksdienst voor het Wegverkeer bepaalde mogelijkheden. Dan kun je echt aangrijpen bij uitstootnormen. Als de motie zoals zij thans luidt in stemming wordt gebracht, dan luidt mijn oordeel: ontraden. Ik kan in de fiscaliteit simpelweg niet met een dergelijk plan komen.
De voorzitter:
Dit betreft de motie op stuk nr. 51.
De heer Omtzigt (CDA):
Het is een motie die aan de regering is gericht. Als de staatssecretaris interpreteert dat het moet via minimumnormen die door I en M worden afgedwongen, dan heeft het onze volledige steun als de motie op die manier wordt uitgevoerd.
Staatssecretaris Weekers:
Neem dat nou ook eens aan. Ik bied aan dat ik hierover met collega Schultz ga praten. Mogelijk ziet zij buiten de fiscaliteit mogelijkheden. Op haar ministerie zit ook collega Atsma, die de verantwoordelijkheid heeft over het milieu. Minister Schultz legt zelf extra wegen aan. Zij zijn dus beiden belanghebbende als het gaat om uitstoot. Ik zeg toe dat ik met haar zal praten, dat ik met haar constructief wil bekijken wat er mogelijk is. Op het fiscale terrein zie ik geen mogelijkheden, want Europeesrechtelijk kan ik geen importheffingen hiervoor hanteren. Ik kom dus in geen geval met een fiscaal plan. Voor mijn part houdt de heer Omtzigt de motie aan, voor het geval de collega van I en M niet tijdig levert.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik neem aan dat dit een toezegging van de staatssecretaris is om binnen afzienbare tijd samen met zijn collega van I en M een brief te schrijven over de mogelijkheden.
Staatssecretaris Weekers:
Ja.
De heer Omtzigt (CDA):
Dan houd ik de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (33003, nr. 51) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. De heer Koolmees heeft op stuk nr. 9 een amendement voorgesteld. Ik hoor dat hij denkt dat ik het amendement zal ontraden, en ik denk dat hij mijn argumentatie kent. Daarbij laat ik het wat blok 2 betreft.
De voorzitter:
Dat lijkt mij prima. Wij gaan naar de Geefwet.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. De heer Omtzigt geeft aan dat de winstuitdeling aan een anbi niet tot giftenaftrek kan leiden, terwijl hij dat wel wenselijk vindt. Hij vraagt om een nota van wijziging op dit punt. Ik denk dat hierover onduidelijkheid bestaat, ook in de praktijk. In het kader van de Geefwet sta ik een ruimhartig beleid voor inzake giften in dit soort verhoudingen. Daarom keur ik giftenaftrek ook in gelieerde verhoudingen goed. De voorwaarde is dat de bevoordelingen worden gedaan ter verwezenlijking van het algemeen nuttige doel van de gelieerde anbi. Een nota van wijziging lijkt mij door deze toezegging niet noodzakelijk. Uiteraard geldt ook voor deze giften, net als voor giften aan een andere, niet-gelieerde anbi, het plafond van de giftenaftrek. Ik hoop dat de heer Omtzigt met deze uitspraak, die onderdeel is van de parlementaire geschiedenis, genoegen neemt. Aan zijn lichaamstaal zie ik dat dat het geval is.
Ik ga door met een vraag van de heer Groot. Hij vraagt wat de geraamde opbrengst is van het Vpb-plichtig maken van anbi's. Voor zover anbi's een onderneming drijven, kunnen zij hiervoor worden belast met Vpb. Dat was zo en dat blijft zo. Er is dan ook geen geraamde opbrengst op dit punt. Omdat anbi's meer commerciële activiteiten mogen gaan verrichten, zal er wel vaker sprake zijn van het drijven van een onderneming. Voor anbi's en sbbi's met beperkte winstgevende ondernemersactiviteiten tot € 15.000 – dat was € 7500, maar dat hoog ik op tot € 15.000 – geldt op grond van de Geefwet echter de verdubbelde generieke vrijstelling voor de Vpb. Ik denk dat dit het antwoord is wat ik de heer Groot schuldig was.
Voorzitter: Van der Staaij
Staatssecretaris Weekers:
Er zijn verder vragen gesteld over de anbiregisters. De heren Omtzigt en Van Vliet hebben daar een motie over ingediend. Dat is de motie op stuk nr. 52. In die motie wordt gevraagd om met een voorstel te komen voor een openbaar anbiregister, met gegevens over naam, adres en gegevens van de anbi, zoals bestuurssamenstelling, jaarverslag en bestuurdersbeloningen. Deze motie steun ik van harte. Sterker nog, hij is overbodig. Ik heb dit namelijk al toegezegd. Ik ga hieraan werken en ik kom in elkaar geval aan het eind van het tweede kwartaal met een visie, in overleg met de sector, volgens het convenant Ruimte voor geven. Ik zal mij nog verstaan met de voorzitter daarvan, Stefen van Eijck. U wordt dus op uw wenken bediend, zou ik zeggen. Dit is al toegezegd en daarom luidt mijn advies: trek die motie in. Dat scheelt morgenmiddag ook weer tijd.
De motie van de heren Bashir en Irrgang op stuk nr. 38 gaat over een openbaar register, waaraan anbi's hun gegevens leveren. Dit is net zo'n motie als die van de heren Omtzigt en Van Vliet. Dit is reeds toegezegd. Wij gaan dit al doen. De motie is dan ook overbodig. Mijn advies is daarom: intrekken.
Verder heeft de heer Bashir samen met de heer Irrgang nog een amendement ingediend, op stuk nr. 9. Daarin wordt de anbistatus ontnomen c.q. niet verlengd als een bestuurder meer verdient dan wat een directeur-generaal verdient, de dg-norm. Deze motie zou ik willen ontraden. Wij hebben hier in het wetgevingsoverleg uitvoerig over gesproken. Het kabinet is van oordeel dat wij moeten gaan werken aan transparantie, want dat is uiteindelijk het allerbelangrijkste. Dan kunnen gulle gevers, andere anbi's en journalisten, maar ook Kamerleden precies zien welke kosten een anbi maakt, hoe bestuurders worden beloond enzovoort. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer dat allemaal inzichtelijk is via een eenvoudig, gratis en simpel toegankelijk systeem voor iedereen, mensen uiteindelijk gaan stemmen met de voeten als de hoogte van de honorering voor de anbi hen niet bevalt. Als uiteindelijk echte excessen zouden blijken, kan de Kamer altijd nog zien of er verder stappen nodig zijn of dat er verdere voorwaarden aan anbi's gesteld moeten worden. Dit amendement zou ik dan ook willen ontraden.
De heer Huizing heeft een motie ingediend op stuk nr. 67, waarin wordt gevraagd de anbistatus te ontnemen als er een strafrechtelijke veroordeling ligt van iemand die voor die anbi werkt of optreedt, als dat gebeurt in het kader van het nastreven van het doel van die anbi. Ik heb de discussie daarover in de Kamer gisteravond heel goed beluisterd. Er zijn diverse nuances aangebracht. Ik ga sowieso in overleg met mijn collega van Veiligheid en Justitie over de transparantie. Ik stel mij voor dat ik dit element meeneem in mijn besprekingen met mijn collega: op welke wijze kunnen wij recht doen aan de strekking van het verzoek van de heer Huizing, mede gelet op de discussie die hier gisteravond is gevoerd? Ik stel mij voor om de Kamer vervolgens volgend jaar bij de overige fiscale maatregelen of het belastingplan niet te overvallen met een concrete regeling, maar om de Kamer eerst een brief te sturen over de mogelijkheden die ik zie, met de daarbij behorende consequenties. Als de indiener van de motie kan leven met deze uitleg, zou ik hem willen vragen om de motie in te trekken, want daarmee wordt de motie overbodig.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik wil de staatssecretaris graag meegeven dat het aan de rechter is of een organisatie crimineel is en dat de motie er nu eigenlijk in voorziet dat langs de weg van de anbistatus een organisatie dreigt te worden gecriminaliseerd. Dat neemt niet weg dat mensen die de wet overtreden, daarop aanspreekbaar zijn, daarvoor aansprakelijk kunnen worden gesteld en dus ook voor de rechter kunnen worden gehaald. De wet voorziet daar al in; het is meer een kwestie van handhaving. Het kan echter niet zo zijn dat langs de anbistatus een voorschotje wordt genomen op wat normaal de rechter doet.
Voorzitter: Verbeet
Staatssecretaris Weekers:
Nee, dat kan ook niet gebeuren. Zo heb ik de heer Huizing ook niet begrepen. De heer Huizing heeft juist aangegeven dat er natuurlijk een rechterlijke veroordeling moet liggen, zij het niet van de stichting of vereniging met de anbistatus als zodanig, maar van degenen die in opdracht van of voor die stichting of vereniging in het kader van het doel daarvan acties ondernemen die mensen of goederen in gevaar brengen. Daar moet dan natuurlijk wel een strafrechtelijke veroordeling voor liggen. Als zo'n vereniging, stichting of instelling zegt dat zij niets te maken heeft met wat die persoon doet, kan de anbistatus natuurlijk niet worden ontnomen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Nogmaals: iedereen die de wet overtreedt, is daarvoor aansprakelijk. Het is aan de rechter om te zeggen: omdat u zelf die verantwoordelijkheid draagt, bent u een criminele organisatie. Het maakt niet uit of het nou gaat om de Hells Angels of om Greenpeace; ons rechtssysteem voorziet hier al in en ik zie geen enkele reden waarom dit moet langs de wet van de anbistatus, want dan worden de daden van een of twee mensen afgewenteld op een hele organisatie. Dat vind ik een grof onrecht.
De heer Koolmees (D66):
Ik hoor de staatssecretaris eigenlijk zeggen dat het huidige dictum van de motie niet kan. We hebben namelijk een rechter; die spreekt recht en veroordeelt een organisatie als die organisatie iets fout doet en een persoon als die persoon iets fout doet. Hij gaat dat niet vermengen met anbistatussen en fiscale regimes. Eigenlijk zegt de staatssecretaris dus dat de motie in de huidige vorm niet kan. Hij is heel coulant ten opzichte van de heer Huizing en gaat iets uitzoeken, maar zoals de motie er nu ligt, kan zij dus echt niet.
Staatssecretaris Weekers:
Zoals het dictum thans luidt, kan ik dit niet een-op-een in de wet zetten. Dat is zo niet uitvoerbaar en daar zitten allerlei consequenties aan vast die ik niet verantwoord vind. Ik heb echter wel heel goed begrepen wat de heer Huizing heeft bedoeld. Dat heeft hij gisteren en volgens mij ook in het wetgevingsoverleg in tal van interruptiedebatjes aangegeven en daar is nuance in aangebracht. Om die reden heb ik zojuist gezegd dat ik, gehoord het debat van gisteren, de strekking van de motie wil overnemen en daarop zal reageren met een brief. Daarover zal ik mij dan hebben verstaan met mijn collega van Veiligheid en Justitie. Ten aanzien van het ontnemen van de anbistatus is er al iets ingebracht, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van het aanzetten tot haat. Dat willen de heer Huizing en anderen uitbreiden, maar als je dit wilt uitbreiden, dan kun je dat niet lichtvaardig doen. Je moet dan heel goed nadenken over wat voor soort gevallen je het hebt. Uiteindelijk moet de club met de anbistatus aan te rekenen zijn dat bijvoorbeeld mensen of goederen in gevaar zijn gebracht.
De heer Huizing (VVD):
Net als de heer Van Vliet, met wie ik deze motie indien, sta ik hier namens al die mensen die geen behoefte hebben aan het feit dat hun belastinggeld wordt gebruikt voor organisaties die willens en wetens de wet overtreden, of voor mensen die namens die organisaties optreden, dit blijkbaar in tegenstelling tot de heer Braakhuis. Ik had gisteren na onze termijn toegezegd dat ik de motie zou aanpassen, zodat de daad waarvoor iemand veroordeeld wordt gerelateerd moet zijn aan de organisatie en haar doelen. Als de staatssecretaris het met mij eens is en de opvatting deelt dat het niet zo kan zijn dat belastinggeld besteed wordt aan organisaties die willens en wetens de wet overtreden, en ook gezien zijn duidelijke toezegging, zal ik deze motie daarop mede namens de heer Van Vliet intrekken. Ik dank overigens de staatssecretaris voor de toezegging.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Huizing/Van Vliet (33003, nr. 67) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Mijnheer de staatssecretaris, ik weet dat u het ontzettend kort houdt, maar volgens mij kunt u het nog korter.
Staatssecretaris Weekers:
Ik doe mijn best.
Ik kom op amendement-Bashir op stuk nr. 14. Dit strekt tot verlies van de anbistatus als in het binnen- of buitenland financiële steun wordt verleend aan beleid dat in strijd is met het internationaal recht. Zojuist hadden we het over een motie waarvan ik het dictum niet een-op-een kan overnemen, maar die ik wel heel goed wil wegen. Er heeft al een uitvoerig debat plaatsgevonden over de vraag waar je een aantal grenzen moet stellen. Daar kom ik op terug met een brief. Dit is echter een amendement dat iets heel vaags regelt, want onduidelijk is welk internationaal recht wordt bedoeld. Bedoelt de heer Bashir het erfrecht, het civiel recht of het oorlogsrecht? Er ontbreekt een aanknopingspunt voor bijvoorbeeld een gerechtelijke veroordeling. Dat aanknopingspunt werd in de discussie van zojuist wel aangegeven. Dat maakt dit amendement onuitvoerbaar, zodat ik het ook met klem moet ontraden.
De heer Bashir (SP):
Volgens mij is dit amendement helemaal niet onuitvoerbaar. Op het moment dat iemand een klacht indient over een organisatie of een instelling met een anbistatus die indirect geld inzamelt voor bijvoorbeeld de moedjahedien in Iran of de Tamil Tijgers in Sri Lanka, dan is het volgens mij heel simpel en dient de inspecteur op te treden en deze organisatie de anbistatus af te nemen. Ik begrijp dus niet waarom dit amendement onuitvoerbaar zou zijn.
Staatssecretaris Weekers:
Een algemene strijdigheid met het internationaal recht zonder enig concreet aanknopingspunt is geen toetsbaar criterium voor de Belastingdienst. Niet voor niets heb ik zojuist ook tegen de heer Huizing gezegd dat je de zaak wel heel goed moet bepalen en heel goed moet afbakenen om te weten wat er wel en niet onder valt, want de Belastingdienst is geen rechter. De Belastingdienst moet de wet toepassen, maar als je zulke vage termen in de wet zet, dan zul je dat eerst nader moeten concretiseren. Ik nodig de heer Bashir uit om aan te geven wat hij precies wil regelen. Dan kan ik samen met collega's in het kabinet, net als de heer Huizing, verder studeren op wat mogelijk is. Dit amendement is echter te onbepaald.
De heer Bashir (SP):
Ik heb net twee voorbeelden genoemd. De Belastingdienst is inderdaad geen rechter. Op het moment dat een inspecteur een besluit neemt, kan een rechter dat natuurlijk nader toetsen. Indien organisaties indirect geld inzamelen voor partijen zoals ik net noemde, is het heel helder waar het over gaat. Het is duidelijk dat we dat niet willen.
Staatssecretaris Weekers:
Als er ergens een gerechtelijke uitspraak ligt over heel erge dingen, ben ik bereid om te bezien wat ik kan regelen om de anbistatus gemakkelijk te kunnen laten ontnemen door de Belastingdienst. Nogmaals, wat de heer Bashir voorstelt, is echter te onbepaald. Ik nodig hem uit om het te concretiseren. Dat kan in de aanloop naar de discussie die wij nog zullen hebben. Wat mij betreft is het dus geen onwil. Zoals het thans wordt voorgesteld, is het echter volstrekt onuitvoerbaar.
De heer Huizing verzoekt om een nadere definiëring van de culturele anbi. De huidige definitie is opgesteld in samenspraak met mijn collega van OCW. Bij de aanwijzing zal worden aangesloten bij door OCW aangedragen koepelorganisaties. Het gaat dus niet alleen om een open norm en vage begrippen; het is wel degelijk een stuk concreter. Tegelijkertijd biedt een open norm flexibiliteit en de mogelijkheid tot maatwerk. Er zijn duidelijk aanknopingspunten. Ik erken dat er een zekere grofheid in zit. In elk geval ziet de Belastingdienst geen uitvoeringsproblemen. We zullen de regeling wel monitoren. Als er aanleiding bestaat om de definitie verder aan te scherpen, dan kom ik daarop graag bij de Kamer terug. Ik vraag de heer Huizing daarom om zijn motie hierover in te trekken.
De heer Huizing (VVD):
Dank voor de toezegging van de staatssecretaris. Ik trek de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Huizing (33003, nr. 68) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Staatssecretaris Weekers:
Mevrouw Schouten heeft samen met de heer Omtzigt een motie ingediend op stuk nr. 46 over het inleveren van verlof als gift. Daarin wordt de regering gevraagd te onderzoeken hoe niet opgenomen vakantiedagen te verzilveren zijn door werknemers als gift voor anbi's. Er wordt gevraagd om een reactie per brief in het voorjaar van 2012. Deze motie ontraad ik. Het komt erop neer dat een werknemer de brutowaarde van een vakantiedag schenkt aan een anbi. Dat kan eigenlijk al onder de huidige wetgeving, alleen niet via een rechtstreekse betaling door de werkgever. Een werknemer kan de brutowaarde in de meeste gevallen gewoon laten uitbetalen. De werkgever houdt daarop de loonheffingen in en de werknemer schenkt de brutowaarde aan de anbi. De gift is dan fiscaal aftrekbaar. De werknemer krijgt belasting terug en die teruggaaf verloopt via de voorlopige aanslag. Omdat het via die voorlopige aanslag kan, heeft het zelfs geen liquiditeitsnadeel. In elk geval niet op dit moment. Nogmaals, dit wil ik ontraden. Als je het op een andere manier zou regelen, zoals voorgesteld, leidt het tot enorm veel gedoe in de uitvoering. Daar voel ik echt niet voor. Het onderwerp is ook al herhaaldelijk aan de orde gesteld bij mijn ambtsvoorgangers. Het leidt tot een grote administratievelastenverzwaring voor werkgevers. Als er meer wordt bedoeld dan nu al mogelijk is, leidt het bovendien tot budgettaire consequenties. Daar zie ik geen dekking voor. In dat licht wil ik dit ontraden, met klem zelfs.
Ik kom bij de multiplier; daar is-tie! Volgens sommigen het pièce de résistance van de Geefwet, maar daarmee wordt de andere onderdelen van de Geefwet onrecht aangedaan. De Geefwet bestaat uit grofweg twee dingen. Enerzijds biedt deze tal van mogelijkheden voor culturele anbi's om ook met branchevreemde activiteiten middelen te vergaren om de algemeen nut beogende culturele activiteiten te financieren. Anderzijds biedt de wet de instellingen een duwtje in de rug gedurende de komende vijf jaar – daarna vervalt deze vanwege de horizonbepaling – door voor een gift aan een culturele anbi een extra belastingaftrek te geven, een bonus. De discussie spitst zich nu toe op een stukje daarvan. Wij hebben een multiplier in de ib voorgesteld en een multiplier in de Vpb, dus zowel voor personen als voor bedrijven.
Er is een aantal vragen gesteld over de multiplier voor personen en hierover zijn moties en amendementen ingediend. De heer Dijkgraaf vraagt wat wordt gedaan als bij de multiplier sprake is van een budgettaire overschrijding. Hij gaat uit van een hoge elasticiteit. Naar mijn mening zijn de empirische gegevens divers, niet eensluidend. De heer Dijkgraaf heeft mij een wetenschappelijk stuk aangereikt, maar daar staan andere stukken tegenover. Bovendien is het geen statisch gegeven. Uiteindelijk is de vraag wat de elasticiteit is. Het gaat uiteindelijk om de activiteiten die culturele instellingen zelf zullen ontwikkelen. Dat gegeven is het belangrijkst bij de vraag of deze stimulans, deze tool, uiteindelijk gaat vliegen of niet. Ik ga niet op de resultaten vooruitlopen. De feitelijke uitkomsten zullen na een evaluatie worden beoordeeld. Een mogelijke beleidsreactie zal op die resultaten zijn afgestemd. Zoals gezegd, geldt een horizonbepaling. Dat betekent dat deze maatregel in principe tijdelijk is. Als de evaluatie straks uitermate positief is, kunnen regering en Kamer besluiten om de regeling te verlengen.
De heer Groot (PvdA):
Als nu blijkt dat de heer Dijkgraaf gelijk krijgt en er een flinke budgettaire overschrijding plaatsvindt, wat is dan in het Belastingplan 2013 de reactie daarop? Laten wij dat dan lopen of niet?
Staatssecretaris Weekers:
Dat doen wij ook met andere voorstellen niet. De budgettaire consequenties worden in beeld gebracht op het moment dat een maatregel wordt genomen. Als de maatregel vervolgens heel veel gedragseffecten met zich meebrengt en dat leidt tot een behoorlijke budgettaire derving, zeggen de begrotingsregels en de regels van Financiën dat wij daarmee te leven hebben. Die discussie hebben wij ook gevoerd, met name aangezwengeld door de heer Koolmees, over het autodossier. Wij wilden schonere en zuinigere auto's in dit land. Daarvoor heeft mijn ambtsvoorganger beleid uitgezet. Hij heeft gezegd dat als dit beleid leidt tot heel veel schone en zuinige auto's waardoor hij belasting zou missen, zoals bpm, hij de zaak niet zou gaan afstraffen door de belastingen daarop weer fors te verhogen. Ik heb in de Autobrief aangegeven dat wij daar nu mee te maken hebben, maar dat het op een zeker moment ook is afgelopen omdat wij ons een verder weglekken niet kunnen veroorloven. Dat stel ik mij ook zo voor bij deze multiplier. Als die blijkt te leiden tot een fors hogere derving, kunnen wij niet op dezelfde voet verder gaan. Het aardige hiervan is dat er een horizonbepaling aan vastzit. Als tegen die tijd wordt bezien of de maatregel moet worden verlengd of niet, wordt natuurlijk gekeken naar de budgettaire derving zoals die thans in de boeken staat.
De heer Koolmees vraagt of de Geefwet voldoende ruimte laat voor vrijgevigheid en of de multiplier niet leidt tot een verschuiving van giften in plaats van een toename ervan. Daar ben ik vorige week maandag ook al uitvoerig op ingegaan. Deze multiplier zal er naar mijn stellige overtuiging niet toe leiden dat mensen die nu bijvoorbeeld geven aan ontwikkelingshulp of blindengeleidehonden zo meteen ineens aan het Rijksmuseum gaan geven. Daar geloof ik echt niet in. Waar ik wel in geloof, is dat de multiplier, die nu een stimulans is voor de cultuursector, waarin relatief weinig private giften plaatsvinden, daar de komende jaren verandering in zal aanbrengen. Ik verwacht dat meer aan culturele anbi's wordt gegeven. Ik voorzie dus, althans wij verwachten, dat hiermee de geefcultuur wordt gestimuleerd, meer in het bijzonder ten gunste van culturele instellingen.
De heer Groot vraagt om nog eens te bevestigen dat het wegnemen van de 1%-drempel in de giftenaftrek voor giften aan culturele anbi's tot veel uitvoeringskosten leidt. Dat heeft de heer Groot goed begrepen. We hebben in de debatten en ook schriftelijk gewisseld welke alternatieven er zijn om de zaak te stimuleren. Je kunt denken aan de multiplier of aan het wegnemen van de drempel. Uiteindelijk leidt het wegnemen van de drempel tot hoge uitvoeringskosten.
Ik kom bij de amendementen rondom de multiplier. De heer Groot stelt voor om de multiplier in de inkomstenbelasting te verlagen naar 125% en het absoluut maximum van de multiplier in de Vpb te verhogen op een bepaalde wijze. De details kent u allemaal zelf ook goed. Het voorstel is budgettair neutraal; daar heb ik dus niet over te klagen. Door het voorstel vindt echter een verschuiving plaats van het fiscale voordeel van particulieren naar ondernemingen die geven aan culturele instellingen. Het kabinet is van mening dat je juist ook de particulieren extra moet stimuleren. Om die reden wil ik dit voorstel ontraden. Het kabinet verwacht niet dat, als je die schuif aanbrengt van particulieren naar ondernemingen, ondernemingen veel meer gaan geven. We hebben een balans gezocht: zowel een multiplier van 150% in de ib als een van 150% in de Vpb. Daarnaast sluiten ondernemingen naast schenkingen natuurlijk ook vaker sponsorcontracten af. Er zit dus ook een grens aan wat je van ondernemingen kunt verwachten. We willen nu juist ook het geefgedrag van particulieren aan culturele anbi's stimuleren.
De heer Braakhuis heeft een amendement ingediend op stuk nr. 13 (33006). Dat breidt de multiplier uit tot giften aan alle anbi's, maar verlaagt deze wel naar 125%. Daarnaast beoogt dit amendement nog een paar andere dingen.
De voorzitter:
Het heeft inmiddels stuk nr. 16. Het is een gewijzigd amendement.
Staatssecretaris Weekers:
Dan ben ik even onthand, want dan heb ik waarschijnlijk niet de laatste wijziging. Maar ik zal hoe dan ook ingaan op de belangrijkste onderdelen. Het amendement, voor zover het betrekking heeft op anbi's en culturele anbi's, komt niet overeen met het kabinetsbeleid. GroenLinks ontneemt hiermee het extra steuntje in de rug van culturele anbi's. Bovendien krijgt de multiplier een blijvend karakter. Daar voelt het kabinet niet voor. GroenLinks is wel erg genereus voor alle gulle gevers, maar de bedoeling van het kabinet was om de geefcultuur in Nederland te stimuleren, en meer in het bijzonder de culturele anbi's. Het is ook niet voor niets dat de Geefwet in de cultuurparagraaf van het regeerakkoord staat. Om die reden zou ik het amendement al willen ontraden.
Daarnaast zou ik het amendement ook willen ontraden vanwege de dekking, namelijk een verhoging van de dieselaccijns met een paar cent. Daar kiest het kabinet ook niet voor, zeker niet op dit moment. Als je dat al zou doen, dan zou dat in combinatie moeten met een verlaging van de vaste lasten op auto's. Ik heb in eerdere debatten aangegeven dat ik eerst naar de landen om ons heen wil kijken. De heer Braakhuis heeft gisteren gewezen op Duitsland, maar we hebben ook nog een land aan de zuidgrens. We moeten ervoor zorgen dat we niet uit de pas geraken. Als Duitsland en België echter de dieselaccijnzen verhogen, dan ben ik bereid om daar ook naar te kijken, maar dan wel onder gelijktijdige verlaging van de vaste kosten voor rijdend Nederland.
Er zitten nog drie andere aspecten aan dit amendement. Het eerste is het terugdraaien van de maatregelen voor monumentenpanden. Ik heb aangegeven dat de maatregel monumentenpanden alleszins redelijk is. We ontdoen die van overtollige franje, namelijk het feit dat er ook nog eens een aftrek is voor ozb en allerlei andere lasten die elke huiseigenaar heeft. We beperken ook de aftrek van het onderhoud, dat ook elke huiseigenaar heeft, tot 80%. Ik erken dat monumentenpanden veel meer onderhoud hebben, maar als je 80% mag aftrekken terwijl elke andere eigenaar helemaal niets mag aftrekken, is het uiteindelijk meer dan evenwichtig.
Op het tweede aspect, de heffingskorting maatschappelijk beleggen, kom ik in het laatste blok terug. Die discussie verplaats ik dus daarnaartoe met uw welnemen.
Als derde aspect heeft dit amendement de vervanging van de eis van de notariële akte periodieke giften door een onderlinge schenkingsovereenkomst. Die notariële akte is mede voorgeschreven om fraude te voorkomen, maar ik sta op zichzelf sympathiek tegenover het idee om dit wat te deformaliseren. Als je kunt werken met een standaardakte, die ook te downloaden is van de site van de Belastingdienst, en waarborgen inbouwt waardoor controleerbaar is dat de periodieke schenking daadwerkelijk wordt gedaan en er niet achteraf zaken gefingeerd kunnen worden, dan vind ik het een heel goed alternatief om mensen niet eerst op kosten te jagen en naar de notaris te sturen. Ik zeg de heer Braakhuis dus graag toe dat ik hierop terugkom. Ik kan dat niet voor morgen regelen, maar ik kom hier wel op terug. We gaan dit samen op een of andere manier regelen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik stel de staatssecretaris de volgende aanpassingen voor. Ten eerste de aanpassing om de 170 mln. die nu nog naar alle anbi's gaat, te beperken tot de culturele anbi's. Daarmee wordt dat bedrag aanzienlijk lager. Ten tweede vroeg de staatssecretaris om een horizonbepaling. Die kunnen we er ook aan toevoegen. Ten derde zeg ik tegen de staatssecretaris dat de dekking die we daarvoor hebben gevonden, echt in het regeerakkoord staat. Gisteren heb ik het letterlijk geciteerd.
Staatssecretaris Weekers:
Dan heeft de heer Braakhuis het regeerakkoord niet goed gelezen of niet goed begrepen. In het regeerakkoord staat namelijk heel duidelijk dat het kabinet geen rekeningrijden gaat doorvoeren – het project is afgeblazen – en dat het kabinet op zichzelf wel voor vormen van variabilisatie van autobelasting is, bijvoorbeeld door de accijnzen te verhogen, maar tegelijkertijd ook ervoor om de tarieven voor mrb en bpm te verlagen. Dat laatste verzuimt de heer Braakhuis erbij te zeggen. Hij pakt er één element uit zonder het andere te noemen en plaatst dat ene element in in het kader van een totaal andere discussie. Zo kunnen we geen zaken doen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Laten we eens kijken naar onze zuiderburen en oosterburen. We hebben Duitsland gepakt omdat daarmee het verschil het grootste was. Dat wordt iets genivelleerd, maar het is eigenlijk ook maar heel weinig. Het gaat om drieënhalve cent, dus ik roep de staatssecretaris op om hier toch een keer goed naar te kijken, zeker met de andere twee aanpassingen die ik voorstel. Het is een substantieel amendement, maar het draagt ook substantieel bij.
Staatssecretaris Weekers:
Ik ga dat niet doen voor de stemmingen. Ik wil de automobilist namelijk niet laten betalen voor de zaken die in dit amendement om dekking vragen. Een uitgangspunt van het regeerakkoord is namelijk dat de automobilist niet zwaarder belast gaat worden. Er zou een lastenneutrale schuif kunnen zijn op voorwaarde dat er ruimte bestaat voor grenseffecten, maar die ruimte is er nog niet. Dat kan veranderen als er in België een nieuwe regering aantreedt, die met plannen komt om de accijnzen te verhogen. Dan hebben we een nieuwe situatie. Ik zeg de heer Braakhuis graag toe dat ik er dan op terugkom.
Het amendement op stuk nr. 10, dat is ingediend door de heer Van Vliet, gaat over het verlagen van de multiplier in de ib van 50% naar 25% over maximaal € 5000. Dat is een amendement met een budgettaire opbrengst van 7 mln. Dat budget wordt vervolgens beschikbaar gesteld voor een ander amendement, namelijk het amendement-Omtzigt/Neppérus, om de giftenaftrek uit te breiden voor steunanbi's. Er zijn enkele specifieke gevallen genoemd. Je zult dat heel strak moeten afkaderen om binnen die budgettaire grens te blijven. Ik moet dit amendement ontraden. Ik verwijs daarvoor naar het regeerakkoord. Het doet namelijk afbreuk aan de kickstart die het kabinet aan de culturele anbi's wil geven in het kader van cultureel ondernemerschap. Dit staat niet in de budgettaire paragraaf van het regeerakkoord, dus ik kan de heer Van Vliet niet houden aan de letter van het regeerakkoord. Zijn amendement is niet strijdig met het regeerakkoord, maar het kabinet heeft daaraan op een bepaalde manier invulling willen geven en daar sta ik voor.
De heer Van Vliet (PVV):
Ik neem aan dat dit oordeel ook geldt voor dat andere amendement dat hiermee samenhangt qua dekking.
Staatssecretaris Weekers:
Uiteraard.
De heer Van Vliet (PVV):
Ik kan de staatssecretaris vertellen dat ik het zeer zeker toch in stemming zal brengen.
Staatssecretaris Weekers:
Uiteindelijk is het laatste woord altijd aan de Kamer.
De heer Koolmees (D66):
Ik vind de reactie van de staatssecretaris op dit amendement heel positief. Het geld dat onttrokken wordt aan de cultuursector blijft zo toch beschikbaar. Maar wat als morgen een Kamermeerderheid deze amendementen aanneemt? Gaat de staatssecretaris die dan uitvoeren?
Staatssecretaris Weekers:
Uitvoeren? Ik vind dat een beetje een vreemde vraag.
De voorzitter:
Het is een retorische vraag, denk ik.
De heer Koolmees (D66):
Nou ja, ik ben benieuwd hoe stevig de staatssecretaris hierin staat.
Staatssecretaris Weekers:
Ik kan niet anders dan een amendement uitvoeren. Dat gaat deel uitmaken van de wet als het aangenomen wordt. Ik kan hooguit het wetsvoorstel intrekken als ik het te zwaar vind wegen. Daar is de cultuursector echter helemaal niet mee gediend. Ik heb zojuist aangegeven dat de Geefwet uit verschillende onderdelen bestaat. Dit is een klein onderdeel van de multiplier. Er is ook nog een multiplier in de Vpb en de ib. Dit schaft de multiplier in de ib niet helemaal af. We houden hem in de Vpb en daarnaast blijven de andere faciliteiten bestaan. Ik denk dat het een slechte zaak zou zijn om het wetsvoorstel in te trekken. Ik denk dat de Kamer de kunst- en cultuursector geen dienst zou bewijzen als het amendement wordt aangenomen en het wetsvoorstel wordt verworpen. Dan staat de cultuursector helemaal met lege handen. Ik geef aan dat het kabinet van mening is dat onze voorstellen het beste zijn voor de kunst- en cultuursector.
De heer Koolmees (D66):
Ik vraag dit zo, omdat met dit amendement de kern uit de Geefwet wordt gehaald, althans voor de culturele instellingen. Het totale budget hiervoor is 12 mln. Door dit amendement wordt daar 7 mln. vanaf gehaald. Dan blijft er inderdaad niets meer over, behalve een doekje het bloeden, nog minder dan dat, een servetje voor het bloeden. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris dan de hele Geefwet heroverweegt en alsnog intrekt.
Staatssecretaris Weekers:
Dat doe ik niet. Het rekensommetje van de heer Koolmees klopt bovendien niet. Er zit een budgettair belang in de faciliteiten voor de Vpb. Er zit bovendien een budgettair belang in de IB. Daarnaast zijn er tal van faciliteiten om juist het cultureel ondernemerschap mogelijk te maken. De anbistatus wordt bijvoorbeeld niet ingetrokken. Verder kan er een bestedingsreserve worden gecreëerd. Als een instelling, een museum, gedurende een bepaalde tijd met branchevreemde activiteiten, zoals een restaurantje of een museumwinkel, winst maakt en daardoor ver boven de vrijstelling uitkomt, kan het die winst fiscaal gunstig parkeren. Dat zijn allemaal wezenlijke elementen van de Geefwet. De heer Koolmees doet de Geefwet dus echt onrecht aan als hij zegt dat er niets meer overblijft van de Geefwet doordat de heren Van Vliet en Huizing een stukje multiplier eraf halen. Dat bestrijd ik. Ik zeg alleen dat de Geefwet beter is als de Kamer die gewoon aanneemt zoals ze voorgesteld is door het kabinet.
De heer Bashir (SP):
De heer Koolmees zei dat hij tevreden was met de reactie van de staatssecretaris. Ik ben echter niet tevreden. Ik vind het eigenlijk een slappe reactie. Door de cultuurhaat van de PVV wordt hier in feite nogmaals flink bezuinigd op de cultuur. De staatssecretaris laat dit gewoon gebeuren. Als de staatssecretaris echt stevig in zijn schoenen staat en zijn eigen wetsvoorstellen wil verdedigen, zou hij hier gewoon duidelijk moeten maken dat ofwel het wetsvoorstel er zo doorheen moet gaan ofwel hij het wetsvoorstel intrekt.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de staatssecretaris, geef ik de heer Van Vliet gelegenheid om bezwaar te maken tegen een term.
De heer Van Vliet (PVV):
De heer Bashir doet aan uitlokking. Dit is de zoveelste keer dat ik van cultuurhaat word beschuldigd. Ik werp dit verre van mij. Ik kom met een amendement waarin ik een multiplier toesta van 1,25! Ik hoop dat dit nu duidelijk is. Wij zijn geen cultuurhaters. Ik zeg dit voor de duizendste keer. Het gaat erom dat de belastingbetaler er naar de mening van de SP voor moet opdraaien dat iemand een kunstliefhebber is. Dat heeft niets met kunsthaat of cultuurhaat te maken. Basta!
De voorzitter:
De heer Van Vliet heeft zijn punt gemaakt. Mijnheer Bashir, ik zou het prettig vinden als u die term vandaag in ieder geval niet meer zou gebruiken.
De heer Bashir (SP):
Ik blijf erbij. Ik vind dit gewoon cultuurhaat. Die heeft ook te maken met al de bezuinigingen op de subsidies. Hier wordt weer een multiplier, die bedoeld is om de cultuursector een impuls te geven, eruit geschopt. De PVV doet net alsof dit niets met cultuurhaat te maken heeft. Leg dan uit waar dit dan wel mee te maken heeft. Leg dan uit waarom zo veel bezuinigingen op een enkele sector zodanig doorgevoerd voerden dat er straks wellicht weinig van die sector zal overblijven. Je kunt niet vol blijven houden dat dit niets met haat te maken heeft, want dat is het wel.
De voorzitter:
Mij is gezegd dat de discussie hierover al enkele malen is gevoerd in dit gezelschap. Ik zou het zeer op prijs stellen als wij die niet overdoen. De punten hierover zijn gewisseld. De heer Van Vliet heeft ook zijn standpunt duidelijk gemaakt. Laten wij nu naar een volgend punt gaan. Ik verzoek u dringend om daaraan mee te werken.
Staatssecretaris Weekers:
Ik wijs er in elk geval op dat in het regeerakkoord aanvankelijk een bezuiniging van 40 mln. op de giftenaftrek was ingeboekt. Die bezuiniging poets ik in het totale lastenbeeld van het Belastingplan weg. Daarnaast wordt er in het kader van de Geefwet ook nog eens behoorlijk wat extra geld bovenop gelegd. Verder verruim ik een heel aantal andere faciliteiten. Het hele pakket is een pakket dat er in deze moeilijke tijd mag zijn. De discussie spitst zich nu alleen toe op de 125% of 150% in de IB en dat vind ik een heel erge verenging van de discussie over de Geefwet. Dat wil ik in elk geval gezegd hebben, naast het volgende. Gelet op de inbreng van een groot aantal Kamerleden, bijvoorbeeld de inbreng van de Partij van de Arbeid maar ook die van andere fracties die het amendement niet hebben meeondertekend, was de multiplier veel te hoog; wat nu als je de multiplier verlaagt? De heer Groot is heel constructief geweest en vroeg: als wij de multiplier bij de een verlagen, kunnen wij die bij de ander dan niet bijplussen? Met de twee amendementen van de leden Huizing, Van Vliet en Omtzigt wordt het niet uit de geefcultuur weggehaald. Daarmee wordt de multiplier wat verlaagd, maar die blijft wel in stand. Bij de anderen blijft de multiplier volledig in stand en worden de middelen die vrijvallen, bestemd voor stimulering van de geefcultuur aan steunstichtingen van sbbi's.
Meer in het bijzonder leeft in de Kamer breed de wens voor eenmalige investeringen in bijvoorbeeld sportaccommodaties en muziekinstrumenten voor een fanfare. Strikt genomen zijn sportaccommodaties en fanfares geen anbi's maar meer sbbi's. Het blijft wel in de geefcultuur zitten en daarmee is het passend en blijft het budget beschikbaar om te geven. Ik heb echter aangegeven dat het kabinet er sterk de voorkeur aan geeft om te kiezen voor de oorspronkelijke kabinetsvoorstellen. Het kabinet wil het vooral op cultuur focussen en om die reden moet ik ook het amendement-Omtzigt/Neppérus op stuk nr. 15 (33006) ontraden.
De heer Bashir (SP):
De dekking voor de multiplier kwam uit de monumentenzorg. Daarom luidt mijn vraag aan de staatssecretaris als volgt. Nu er een amendement voorligt om een deel van de multiplier af te schaffen, was het dan niet beter geweest om het geld naar de monumentenzorg terug te sluizen? Ik ben ook benieuwd naar een reactie van de collega van de staatssecretaris, namelijk de minister van OCW, die uiteindelijk verantwoordelijk is voor monumentenzorg.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb het afgelopen halfjaar samen met mijn collega van OCW, staatssecretaris Zijlstra, in alle kasten gekeken en in alle hoeken en gaten gezocht om te bekijken hoe wij de Geefwet konden vormgeven. Wij hebben ook fiscale regelingen bekeken die zowel op het terrein van OCW als Financiën liggen. Ik noem bijvoorbeeld de monumentenaftrek. Wij hebben bekeken of er een overstimulering te vinden was en die is ontdekt. Ik vind het uitermate vreemd dat uitgerekend de heer Bashir zegt: als je maar een monument hebt, dan mag je niet alleen alle kosten van onderhoud daarvan aftrekken, maar kun je ook nog eens allerlei andere lasten aftrekken, zoals het aan de straat zetten van de vuilcontainer en dat soort zaken meer. Collega Zijlstra en ik hebben bekeken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de kern van de monumentenregeling in de fiscaliteit in stand blijft en dat het geen afbreuk doet aan het goed onderhouden van monumenten in dit land. Die opvatting wordt volgens mij heel breed in deze Kamer gedeeld, want de instandhouding daarvan valt ook onder cultuur. Als wij een evenwichtige monumentenaftrek hebben, voel ik er dus niets voor om te zeggen: als er iets uit de Geefwet gaat, moet dat weer teruggaan naar de monumentenregeling.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik raak een beetje in verwarring. In eerste instantie zegt de staatssecretaris dat hij een amendement ontraadt. Vervolgens verdedigt hij eigenlijk twee amendementen, want hij legt uit waarom het op zich nog wel kan. Daarna zegt hij: het kan, maar ons voorstel is beter. Daarom vraag ik hem: is staatssecretaris Zijlstra deze mening ook toegedaan?
Staatssecretaris Weekers:
Staatssecretaris Zijlstra is met mij van mening dat de Geefwet zoals wij die hebben gemaakt, fors beter is. Hij is zeer ongelukkig als de Geefwet op welke manier dan ook wordt geamendeerd of als op welke manier dan ook aan de multiplier wordt getornd. Ik houd ook mevrouw Schouten nog eens voor dat ik in de afgelopen weken geen meerderheid in de Kamer voor een multiplier van 150% in de inkomstenbelasting heb gezien, ook niet als ik naar de diverse amendementen kijk. Dat moet ik constateren. Tegelijkertijd blijf ik zeggen dat ik beide amendementen ontraad. Dat doe ik namens het Nederlandse kabinet.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Blijft staan dat de staatssecretaris zegt dat de amendementen wel zullen doorgaan, terwijl hij vervolgens aangeeft dat dit eigenlijk niet de bedoeling is. Kan de staatssecretaris nu klip-en-klaar zeggen of hij deze zaken veroordeelt of ermee instemt? Hij ontraadt het, maar legt het tegelijkertijd wel uit. Dat snapt mijn fractie niet.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter, ik kan mijn hele betoog herhalen.
De voorzitter:
Dat ga ik niet toestaan.
De heer Groot (PvdA):
Het klopt dat er aanvankelijk een constructieve dialoog is gevoerd over de invulling van de Geefwet, in het bijzonder de multiplier. Het klopt ook dat er heel veel aarzelingen waren, ook bij mij, over een multiplier van 1,5. Dat zou leiden tot aftrekposten van 78% in de ib. We hebben er echter geen enkel moment een misverstand over laten bestaan dat het heel belangrijk was om het volledige budget van 12 mln. weer naar cultuur te laten gaan. Ik hoor ook de staatssecretaris zeggen dat dit de inzet was in het regeerakkoord, in feite het pièce de résistance van de Geefwet. Nu moeten we toch constateren dat bijna twee derde van dat cultuurbudget eruit wordt gehaald. Vervolgens zegt de staatssecretaris laconiek dat hij het amendement ontraadt, maar zich toch zal neerleggen bij een Kamermeerderheid. Daaruit concludeer ik niet dat de staatssecretaris voor zijn zaak staat. Daarmee is deze dialoog dan toch in een vervelend dictaat geëindigd.
Staatssecretaris Weekers:
Ik vind het eigenlijk heel rare vragen voor Kamerleden. Dat betekent namelijk dat als er ook maar één amendement wordt ingediend op een wetsvoorstel dat de regering niet bevalt, dat wetsvoorstel moet worden ingetrokken. Wat mij betreft is de multiplier in de ib ook niet het pièce de résistance van de Geefwet. Door sommigen is dat gisteren echter zo benoemd. Het was gisteren namelijk een heftige discussie. Ik wijs er nogmaals op dat een meerderheid van de Kamer in alle besprekingen die we hiervoor hebben gehad, een- en andermaal heeft aangegeven ofwel helemaal niets te zien in een multiplier in de ib ofwel deze in elk geval drastisch te willen inkorten. Als de zaak nu anders ligt, hoop ik op een gunstig resultaat voor de Geefwet. Ik hoop dat de Kamer er nog eens een nachtje goed over slaapt en het wetsvoorstel zonder amenderingen, in de vorm zoals wij het hebben gepresenteerd, aanneemt.
De heer Groot (PvdA):
De staatssecretaris verdraait nu een beetje mijn woorden. Niet de multiplier is het pièce de résistance, maar het budget voor cultuur dat in de Geefwet was uitgetrokken. Ook in het regeerakkoord is de bedoeling zodanig verwoord. Het gaat dus niet alleen om die multiplier maar ook om het budget dat voor cultuur is uitgetrokken. Daar heeft de hele sector zijn hoop op gevestigd en vervolgens wordt daar de bodem onderuit geslagen. Ik kan mij voorstellen dat de sector daar heel ongelukkig mee is. Ik hoor de staatssecretaris ook zeggen dat zijn collega Zijlstra daar ongelukkig mee is. Daarom stel ik vast dat deze staatssecretaris onvoldoende voor zijn zaak staat.
Staatssecretaris Weekers:
Dat laatste werp ik verre van mij. Ik heb namelijk enorm veel energie gestoken in het maken van een Geefwet, waarvan alleen de naam in het regeerakkoord stond en verder niets. Samen met collega Zijlstra ben ik op zoek gegaan naar geld. In alle fiscale mogelijkheden heb ik gezocht naar forse verruimingen. Zo heb ik bekeken wanneer het wel of geen anbi kan zijn. Daar is dus heel veel energie in gestoken. Voor het kabinet is het budget dat in een multiplier zit, niet het pièce de résistance van de Geefwet. Als dat zo was, dan waren daar in de financiële paragraaf van het regeerakkoord middelen voor vrij gespeeld. Sterker nog, in de financiële paragraaf van het regeerakkoord zou 14 mln. worden bezuinigd op de giftenaftrek. Het uiteindelijke resultaat overziend, is er dus alleen maar geld bijgekomen ten opzichte van het regeerakkoord. Dat zou men toch moeten toejuichen.
De voorzitter:
Mijnheer Koolmees, u was al geweest op dit punt.
De heer Koolmees (D66):
Ja, maar ik wil toch nog een keer reageren, als u het mij toestaat.
De voorzitter:
Als het niet een aanleiding is voor alle andere collega's om daarna ook weer op te staan. Ik kijk even rond.
De heer Koolmees (D66):
Dat doen zij niet.
De voorzitter:
Nee, dat doen zij niet. Dat is bij dezen vastgelegd.
De heer Koolmees (D66):
Ik wil toch even reageren, omdat de staatssecretaris net bewust ook mij aankeek toen het ging over de multiplier. Het klopt dat wij kritische vragen hebben gesteld over de multiplier. Wij hadden suggesties over revolving funds, andere manieren om het geld te besteden in de cultuursector. De staatssecretaris heeft er antwoord op gegeven. Vervolgens heeft de heer Groot zijn amendement ingediend waarin een verschuiving plaatsvindt: 150% multiplier in de Vpb, 125% in de ib. Daardoor is het bezwaar van de 78% subsidie weggenomen, maar wel met een verhoging van het plafond. Het cruciale punt bij het amendement van de heer Van Vliet is nu juist dat de 125% blijft bestaan, maar het plafond fors wordt verlaagd. Daarmee haalt de heer Van Vliet een groot deel van de budgettaire dekking van de 7 mln. en blijft er, in mijn woorden, een doekje voor het bloeden over voor de cultuursector. De staatssecretaris heeft zoveel moeite gedaan om een Geefwet te maken met bijzondere aandacht voor de culturele instellingen. Dan kan hij toch niet anders dan bevestigen dat, als 7 mln. van de gereserveerde 12 mln. eruit wordt geamendeerd, er minder dan de helft overblijft?
Staatssecretaris Weekers:
Die 7 van de 12 was ib, maar er waren ook middelen gereserveerd voor de Vpb. Er zitten nog allerlei andere middelen in andere verruimingen. Ik ken de heer Koolmees als iemand die buitengewoon goed kan rekenen. Het zou hem dan ook sieren als hij die bedragen daarbij optelde.
Nogmaals, in de Kamer was geen meerderheid voor de multiplier van 150%. Ik heb in de schriftelijke en mondelinge voorbereiding van een heel grote meerderheid in de Kamer een hoop kritiek erop gehad. Ik heb mij in de afgelopen weken en dagen natuurlijk ook verstaan met collega Zijlstra: is er dan misschien een mogelijkheid, als de Kamer zou gaan schuiven en je de middelen van de ib naar de Vpb zou brengen, als je de multiplier in de Vpb zou verruimen en in de ib zou verlagen of helemaal zou weghalen, wat veel Kamerleden aangaven? Collega Zijlstra heeft aangegeven dat de culturele sector daarmee niet is gediend. Die relatie met het bedrijfsleven is er al; die wordt met de mogelijkheden in het plan op een goede manier vergroot. Als daar meer nodig is, wordt het instrument van sponsoring gebruikt en zijn er ook tegenprestaties. Hij heeft aangegeven dat wij er niets mee opschieten. Ik val dan ook terug op mijn oorspronkelijke voorstel en hoop dat het een meerderheid haalt in de Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. De staatssecretaris vervolgt met een volgend onderwerp.
Staatssecretaris Weekers:
Het is nog wel de Geefwet, maar niet met de multiplier.
De heer Omtzigt vraagt om een voorhang van de lagere regelgeving van de Geefwet. Voor zover het gaat om lagere regelgeving over de steunstichting sbbi: mocht dat amendement worden aangenomen, dan is al voorzien in een voorhangprocedure. Voor zover het gaat om alle bepalingen in de uitvoeringsregeling, zou een voorhang inwerkingtreding per 1 januari frustreren. Ik kom hier dan ook niet met een formele voorhangprocedure. Ik kan wel materieel tegemoetkomen aan de wens door de bepalingen in die lagere regelgeving tijdig naar de Kamer te sturen, opdat er nog een reactie van de Kamer kan worden verkregen.
De heer Omtzigt vraagt naar een vervroegde evaluatie van de Geefwet, waarbij de multiplier, de steunstichting en de integrale Vpb-plicht worden betrokken. Wij gaan de giftenaftrek in 2014 evalueren. Dat stond sowieso al op de rol. Het is erg ambitieus om de nieuwe elementen in de evaluatie mee te nemen, omdat over voldoende informatie moet worden beschikt. Omdat heel veel zaken in de Geefwet pas na afloop van het jaar bij de Belastingdienst bekend worden, komt pas in de loop van 2013 de eerste informatie beschikbaar. Dat geldt voor de inkomstenbelasting. Voor de vennootschapsbelasting komt die informatie vaak nog veel later. Ik zal mijn uiterste best doen om datgene wat ik bij de evaluatie in 2014 kan betrekken, erbij te betrekken. Ik hoop dat dat een voldoende toezegging is.
De heer Groot stelt dat de voorgestelde maatregelen een vendetta lijken tegen de woningcorporaties. Hij stelt voorts dat in de rechtspraak wordt gezegd dat een woco wel degelijk een anbi kan zijn. Waarom stond in de memorie van toelichting niet dat eigenlijk sprake is van een reparatie? Immers, als wij niet aanpassen, kost het 500 mln. Er is absoluut geen sprake van een vendetta tegen woningbouwcorporaties, maar ze zijn in 2008 door het vorige kabinet Vpb-plichtig gemaakt. Waarom? Het betreft professionele spelers op de vastgoedmarkt, die direct concurreren met andere aanbieders van vastgoed. Ook Brussel heeft bezwaren geuit tegen verstoring van het gelijke fiscale speelveld. De faciliteiten waarnaar de heer Groot verwijst, zijn nooit bedoeld voor woco's. Die mening heb ik consequent uitgedragen. Woco's zijn nou eenmaal geen anbi's. Dat standpunt wordt met dit wetsvoorstel vastgelegd. Kwalificaties als "rookgordijn" kan ik dan ook helemaal niet plaatsen. In ontraad de amendementen van de heer Groot op de stuk nrs. 8 en 32. Datzelfde geldt voor de motie-Groot/Omtzigt op stuk nr. 56.
Daarmee heb ik dit blok afgerond.
De voorzitter:
Wij gaan over tot het laatste blok: overig.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Ik kom op de restanten. De heer Bashir vraagt of ik meer hecht aan een unanieme Kameruitspraak of aan de mening van het Topteam hoofdkantoren. Hij heeft het topteam anders gekwalificeerd, maar het is in ieder geval door het kabinet ingesteld om het kabinet te adviseren. Daarnaast vraagt de heer Bashir of Bosal een gat of een faciliteit betreft. Ongeacht de discussie of al dan niet sprake is van een faciliteit, ben ik met de heer Bashir en anderen van mening dat misbruik of onbedoeld of excessief gebruik van de regeling moet worden voorkomen. Toen de motie door de heren Bashir en Van Vliet werd ingediend, heb ik gezegd dat ik haar zie als ondersteuning van beleid. Een maatregel moet onwenselijke constructies aanpakken zonder onnodige schade toe te brengen aan het vestigingsklimaat. Dat is ingewikkeld en vergt een zorgvuldige uitwerking. Om een goede afweging te maken, is het topteam om advies gevraagd. Om dat team dan af te schilderen als een overlegclubje, vind ik onterecht. Ik snap best dat er forse lobby's worden gevoerd, maar niet door het topteam. Er worden forse lobby's gevoerd om maar geen Bosalreparatie te plegen. Er ligt een Kameruitspraak dat er wel zo'n reparatie moet komen. Ik ben bezig om te bekijken hoe ik op een evenwichtige manier het Bosalgat kan repareren om onbedoeld en oneigenlijk gebruik eruit te halen. Ik vraag de heer Bashir dan ook om geduld te hebben en pas te oordelen als mijn voorstel er volgend jaar ligt.
De heer Bashir (SP):
Ik wil de staatssecretaris verzoeken om de motie, die Kamerbreed is aangenomen, door te geleiden naar het topteam. Dan is dat topteam ook op de hoogte van de mening van de volksvertegenwoordiging, die unaniem heeft uitgesproken dat dat gat in de fiscale wetgeving gedicht moet worden. Er is bijvoorbeeld een voorstel gedaan door de NOB en dat is wel overgenomen door de staatssecretaris en dat is meteen in de wet terechtgekomen. Wat is het verschil tussen de mening van een lobbyclub, genaamd NOB, en de mening van de volksvertegenwoordiging? Is die laatste niet meer van belang?
Staatssecretaris Weekers:
Met alle respect, maar wij hebben deze discussie zeer uitvoerig gevoerd tijdens het wetgevingsoverleg. Ik laat mij niet door lobbyclubs leiden. Ik laat mij leiden door goede discussies die wij hier met elkaar in de Kamer voeren. Het is de Kamer die met suggesties en voorstellen komt, vaak ook van lobbyclubs, en vervolgens kijk ik daarnaar en beoordeel ik of de opmerkingen die worden gemaakt, de kritiek die wordt geleverd en de alternatieven die worden aangedragen ten opzichte van mijn eigen voorstellen een verbetering inhouden of niet. Het feit dat ik mij openstel voor opbouwende kritiek en alternatieven zou u moeten waarderen. Als ik de redenering van u zou moeten volgen, zou ik in het vervolg moeten zeggen: u kunt aankomen met wat u wilt, maar als ik ergens zie dat u dat van een of andere lobbyclub heeft gekregen, dan bekijk ik dat niet meer. Dan is het debat in de Kamer snel afgelopen.
De heer Bashir (SP):
Ik wijs erop dat de leden van de Tweede Kamer in tegenstelling tot de staatssecretaris wel gekozen zijn. Daarmee hebben wij een democratisch mandaat. Wij hebben hier uitgesproken dat het Bosalgat, waarmee meer dan 1 mld. gemoeid is – in de rekensommen van de minister 800 mln. – gedicht moet worden. Ik begrijp niet waar deze staatssecretaris het lef vandaan haalt om een motie van de Kamer niet uit te voeren. In die motie staat duidelijk het dit fiscale gat moet worden gedicht.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zou de heer Bashir willen vragen om de stukken beter te lezen en om ook beter te luisteren naar wat ik zeg. Ik heb een- en andermaal gezegd dat ik bezig ben om dat Bosalgat te repareren. Dat heeft het kabinet ook aangegeven. Dat is, zij het voor een heel klein stukje, ook ingeboekt als dekking voor de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting. Die reparatie van het Bosalgat komt er dus, linksom of rechtsom. Ik moet dat echter wel op een gebalanceerde manier doen. Daar werk ik op dit moment aan. De motie kan zelfs niet eens letterlijk in de wet worden opgenomen, want dat stuit op heel grote Europeesrechtelijke bezwaren. Daarnaast heeft het kabinet ook nog een bredere afweging te maken en te bekijken wat dit uiteindelijk betekent voor het vestigingsklimaat in Nederland, voor het investeringsklimaat en voor de welvaart van ons allemaal. Dat betekent dat wij een heel goede weging maken tussen verzoeken van de Kamer – waar wij uiterst serieus mee aan de slag gaan – en commentaren die daar vervolgens op volgen. In de eerste helft van het komend jaar zal ik met voorstellen naar de Kamer komen en dan zal ik wel horen hoe de Kamer daarover denkt. Het kan dan best zo zijn dat de heer Bashir daar anders over denkt dan zijn buurman in de bankjes. Dat hoor ik dan wel. Uiteindelijk hoop ik dat in goed overleg tussen regering en parlement tot wetgeving wordt gekomen. Ons staatsrecht geeft namelijk aan dat niet alleen de Kamer, maar ook niet alleen de regering tot wetgeving komt, maar dat dat een samenspel is.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Bashir, hier is al uitvoerig over gesproken. Ik weet dat u nog wat wilt zeggen, maar ik sta dat niet toe.
De heer Bashir (SP):
Maar er wordt nu iets gesuggereerd dat niet klopt. De staatssecretaris zegt namelijk – dat heeft hij ook aan de Kamer geschreven – dat hij niet het Bosalgat wil dichten, maar alleen de excessieve gevallen wil aanpakken. Als hij de motie van de Kamer leest, ziet hij dat daarin staat dat het Bosal-gat gedicht moet worden. Het gaat dus om het gat zelf en niet alleen de excessieve gevallen.
De voorzitter:
Mijnheer Bashir heeft zijn punt gemaakt en de staatssecretaris ook. Ik sluit deze discussie hiermee. De staatssecretaris gaat naar het volgende punt en komt in het voorjaar met voorstellen. Dat heb ik hem horen zeggen.
Staatssecretaris Weekers:
Zo is het maar net.
Mevrouw Schouten vroeg om mee te denken over mogelijke varianten om de willekeurige afschrijving een jaar voort te zetten en zij heeft ook een amendement ingediend op stuk nr. 16 over een jaar voortzetting daarvan, te financieren met een jaar uitstel van de afschaffing van de afvalstoffenbelasting en grondwaterbelasting. Ik stel voorop dat ook ik voorstander ben van maatregelen die investeringen door het bedrijfsleven stimuleren. Tegelijkertijd zeg ik dat dit budgettair wel haalbaar moet zijn. Voortzetting van de willekeurige afschrijving leidt tot een substantiële verslechtering van het EMU-saldo. Afhankelijk van de modaliteit is dat een verslechtering van 0,25 mld. tot bijna 1 mld. Dat kunnen wij ons in deze tijd niet veroorloven. Als extra ombuigingen nodig zijn vanwege de signaalwaarde, moeten deze kaseffecten namelijk worden opgeteld bij de noodzakelijke extra ombuigingen. Dat geldt ook bij een langere termijn van de willekeurige afschrijving. Dat is ongewenst. Ik ontraad daarom het amendement op stuk nr. 16.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb de staatssecretaris in het begin van de avond heel mooie woorden horen spreken over het uitgooien van een klein visje om een grote vangst te realiseren. Hij had het daarbij over het nemen van een kleine maatregel die veel werkgelegenheidseffecten zou opleveren en die ook heel goed zou zijn voor het vestigingsklimaat; het ging toen om de 30%-regeling. Waarom gaat dat in dit geval niet op? Ik heb de staatssecretaris voorbeelden gegeven van wat het effect kan zijn van stoppen met de willekeurige afschrijving. Is hij daar dan ongevoelig voor?
Staatssecretaris Weekers:
In die voorbeelden ging het volgens mij om 2300 banen. Ik kan niet beoordelen of dat echt reëel en serieus is en of die banen in gevaar komen c.q. niet gecreëerd zouden kunnen worden als de willekeurige afschrijving niet wordt voortgezet, maar als dit vervolgens wel 1 mld. gaat kosten, zijn dat heel dure banen. Dan denk ik dat vervolgens de heer Dijkgraaf mij weer vragen gaat stellen. Ik voel hier dus helemaal niets voor. Vorige week heeft de Kamer een motie aangenomen die ertoe oproept om nog eens goed te bekijken of zo'n willekeurige afschrijving echt niet mogelijk is. Ik heb daar serieus naar gekeken. Ik heb gisteren overigens goed geluisterd naar de heer Bashir, die zei dat de SP-fractie vorige week verkeerd heeft gestemd. Als dit verzoek nog een keer in stemming zou worden gebracht, is daar dus geen Kamermeerderheid voor. Als ik de voor- en nadelen tegen elkaar afweeg, vind ik het onverantwoord welke kaseffecten wij dan voor onze rekening zouden moeten nemen, terwijl het aantal hiermee gemoeide banen maar zeer de vraag is. Ik wijs er overigens op dat wij vorig jaar in deze Kamer een hele discussie hebben gehad over de vraag of die willekeurige afschrijving überhaupt nog wel zou moeten worden opengesteld voor de scheepsbouw en de scheeps-CV's, mede gelet op de agressieve advertentiecampagnes die werden gevoerd. Daarover heb ik vorig jaar goede afspraken kunnen maken met mevrouw Netelenbos. Uiteindelijk heb ik de Kamer er ook van weten te overtuigen dat de scheepsbouw ook gedurende dit jaar kon profiteren van die regeling, maar uiteindelijk is het dan ook wel afgelopen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik constateer dat de staatssecretaris destijds als Kamerlid een fervent voorstander was van de willekeurige afschrijving. Wat dat betreft, is hij snel van mening veranderd. Als de staatssecretaris het aantal banen betwijfelt dat dit zou opleveren, zou die redenering net zo goed kunnen gelden voor de 30%-regeling, want ook op dat punt heeft de staatssecretaris dat nooit aangetoond.
Staatssecretaris Weekers:
De discussie over de 30%-regeling en over het plafond ging over relatief kleine bedragen. Op dit punt gaat het om een kaseffect van 0,25 mld. tot 1 mld. Dat is andere koek. Mevrouw Schouten zei dat ik in het verleden voor een willekeurige afschrijving was als stimuleringsmaatregel. Dat klopt. Dat ben ik nog steeds. We zijn alleen niet meer in de gelukkige omstandigheid dat we zo rijk zijn en dat we het ons kunnen permitteren om dit soort stimuleringsmaatregelen te treffen en daardoor de komende jaren heel wat belastinginkomsten missen. Dat is het punt.
Mevrouw Schouten vroeg op het punt van vruchtgebruik van de eigen woning om een bevestiging ten aanzien van het toepassen van de eigenwoningregeling door een vruchtgebruiker bij het dragen van kosten en lasten op basis van het Burgerlijk Wetboek. Als ik de bevestiging zou geven – mevrouw Schouten weet waar ik het over heb – dan zou de ChristenUnie bereid zijn om het amendement in te trekken. Het gaat om amendement op stuk nr. 14. Ik kan een paar pagina's doorlopen als ik dit toezeg. Dat doe ik dan maar. Ik bevestig het dus.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is goed. Dit was namelijk de huidige situatie. De staatssecretaris ontkende de laatste weken in zijn beantwoording juist dat dit het geval was. Hierdoor zouden mensen die hun huis in vruchtgebruik hebben hun hypotheekrente niet meer kunnen aftrekken in box 1. Dat zou een enorm effect hebben voor die mensen. Daarom moest ik er zeker van zijn dat dit nu wel goed geregeld is. Als de staatssecretaris zegt dat dit uiteraard blijft bestaan, trek ik mijn amendement in.
De voorzitter:
Het amendement-Schouten (stuk nr.14) is ingetrokken.
Staatssecretaris Weekers:
Mijn excuses dat mijn beantwoording kennelijk heeft gezorgd voor wat onduidelijkheid. Misschien is die beantwoording ongelukkig geweest, maar ik zeg hier nu klip-en-klaar dat ik de zaak bevestig.
Dan is er nog een vraag gesteld door de heer Braakhuis. Hij zei dat de heer Weisglas de hypotheekrenteaftrek wil aanpakken. Hij vroeg of ik daar een reactie op wil geven. We kunnen vanavond nog de hele avond over de hypotheekrenteaftrek spreken, maar ik hoor, lees en zie elke dag wel meningen over de hypotheekrenteaftrek. Afgelopen zondag was dat een mening van de heer Weisglas. Dat is een mening van iemand en die leg ik naast me neer. Het standpunt van het kabinet over de hypotheekrenteaftrek moge duidelijk zijn.
Dan heeft mevrouw Schouten niet alleen vragen gesteld, maar heeft zij ook een amendement ingediend over de successiewetgeving en de peildatum van de waardering van woningen. Kort gezegd komt het erop neer dat in een tijd dat de huizenprijzen dalen en mensen worden geconfronteerd met de blauwe brief over de successierechten, uitgegaan wordt van een peildatum die wat verder in het verleden ligt. Mevrouw Schouten vraagt of ik niet kan aanhaken bij een veel recentere peildatum. Ik vind haar vraag heel logisch en ik heb daar begrip voor. Ook de keuze voor een optioneel actuelere waardering spreekt me aan. Daarmee houd je enerzijds in stand dat de WOZ-waardering als uitgangspunt geldt. Omdat het optioneel is, kunnen anderzijds mensen die hun zaakjes heel snel geregeld willen hebben en niet willen wachten op de volgende WOZ-waardering de zaak gewoon afdoen. Mensen die wel willen wachten op de volgende WOZ-waardering kunnen daarvoor kiezen. Hiermee kan naar mijn oordeel zeker in deze tijden het vereiste maatwerk worden gegeven. Dat kost wel geld. Mevrouw Schouten vraagt wat ik vind van een dekking door verkorting van de eerste tariefschijf met € 3000. Die voorgestelde dekking vind ik adequaat. Als het amendement in die zin wordt aangepast, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het amendement is reeds aangepast en ingediend op stuk nr. 70. Deze dekking staat daarin vermeld. Het kan zijn echter dat de staatssecretaris die net niet binnen heeft gekregen. Ik heb het aan het begin van de avond ingediend.
Staatssecretaris Weekers:
Er zijn mij zojuist wat stukken aangereikt, terwijl ik aan het spreken was. Ik zie inmiddels dat hier ook een stuk bij ligt waar met de hand 70 bij geschreven is. Dan is dat geregeld en laat ik het oordeel aan de Kamer.
Het thema groen beleggen is door een paar sprekers aangekaart. Mevrouw Schouten heeft een amendement op stuk nr. 31 ingediend, de heer Omtzigt een motie op stuk nr. 50. Ik wil in dit verband toch heel even wijzen op het regeerakkoord. Daarin zijn afspraken gemaakt. Dat zeg ik ook tegen de heer Omtzigt. Er is afgesproken dat de extra heffingskortingen komen te vervallen. Het gaat hierbij om heffingskortingen voor groen beleggen, sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en beleggen in durfkapitaal. Deze beslissing is vorig jaar in het Belastingplan verwerkt. We hebben toen een heel uitvoerige discussie gehad. Uiteindelijk is er een compromis uit gekomen, dat ik kortheidshalve het compromis-Slob noem. Het was de heer Slob die dit heeft getrokken, zodat de afbouw hiervan een zachte landing krijgt. Zowel de motie van de heer Omtzigt als het amendement van mevrouw Schouten gaat een stap verder; beide zijn in strijd met het regeerakkoord. Alleen al om die reden moet ik ze ontraden.
Voordat mevrouw Schouten naar interruptiemicrofoon loopt, wil ik er nog even verder op ingaan. In de motie van de heer Omtzigt wordt gesteld "dat veel innovatieve en duurzame projecten door de afbouw van de heffingskorting gestaakt zijn". Hij plaatst dit in de context van mijn toezegging van vorig jaar in de Eerste Kamer om ontwikkelingen te monitoren. Die toezegging heb ik inderdaad gedaan en ik sta voor mijn toezeggingen. Het is ook juist dat er signalen zijn dat het volume van het fiscaal gefaciliteerd maatschappelijk beleggen daalt. Of dat door de afbouw van de heffingskorting komt, is (nog) niet te zeggen. De hele financiële markt is van slag; dat zal de woordvoerders niet zijn ontgaan. Met andere woorden: de causaliteit die in de constatering in de motie van de heer Omtzigt is vastgelegd, waag ik in twijfel te trekken.
Tot slot stuurt de motie erop aan naar een alternatief te zoeken "waarbij het fiscale voordeel bij de projecten voor groen beleggen terechtkomt", en dus niet meer bij de spaarders. Wij hebben hierover eerder discussies gevoerd, en dit kan toch niet de bedoeling zijn. De banken zullen iets moeten hebben om extra energie op dit soort projecten te richten. Ook de spaarder moet op een of andere manier getriggerd worden om juist hiervoor te kiezen. Het is dus een samenspel. Bovendien worden de dingen die bij sociaal-ethisch en cultureel zijn ingeboekt, verschoven naar groen.
Kort en goed, zowel de motie als het amendement biedt mij geen begaanbare wegen. Ik zou er sterk de voorkeur aan geven dat de woordvoerders de motie en het amendement intrekken. Op mijn beurt ben ik dan bereid om een voorstel te doen. Allereerst wil ik de effecten echt goed in beeld krijgen. Ik wil niet alleen afgaan op signalen die tot ons komen. Dit hangt samen met de toezegging die ik in de Eerste Kamer heb gedaan. Als dit vervolgens goed in beeld is gebracht, ben ik bereid om opnieuw met de sector en de banken om tafel te gaan zitten om naar alternatieven te kijken. Daaraan verbindt ik wel een paar voorwaarden.
Ten eerste moet de budgettaire besparing hard zijn; dat heb ik overigens ook gelezen in de motie-Omtzigt. Ook mevrouw Schouten heeft daar voortdurend op gewezen. Ten tweede mag er – dit heb ik eerder aangegeven – geen closed shop ontstaan en mag de mededinging niet in gevaar komen. De overheid moet ook niet de markt gaan verdelen. Ik ben er bezorgd over dat de regeling tussentijds moet worden stopgezet. Ik wil dat niet doen, dat zal men zelf moeten doen. Tegelijkertijd moet er ruimte bestaan voor nieuwkomers, ook al komen die in de loop van het jaar de markt op. Daarover zal ik advies moeten vragen aan bijvoorbeeld de NMa, want dat is voor mij echt een hard punt.
Ook de vereenvoudiging die in het regeerakkoord was voorzien van de dubbele stimulering over verschillende regelingen et cetera, zal dan elders moeten worden gecompenseerd. De Kamer roept mij voortdurend op tot vereenvoudiging. Als ik dan voorstellen doe tot vereenvoudiging of als er afspraken over zijn gemaakt in het regeerakkoord, worden die bij de eerste beste lobby, zo zeg ik tegen de heer Bashir, teruggedraaid of wordt mij gevraagd om die terug te draaien. Daar wil ik dus ook compensatie voor zien. Uiteraard moeten, omdat het een maatregel is die in het regeer- en gedoogakkoord staat, de partners die deze akkoorden hebben gesloten instemmen met een dergelijk alternatief.
Ik vind dat wij zorgvuldig te werk moeten gaan. Tegen mevrouw Schouten zeg ik dat haast niet nodig is. In de voorstellen van de banken die tot mij zijn gekomen, denkt men een oplossing te vinden in de percentages die voor 2012 zijn vastgeprikt. Het kan uiterlijk bij het Belastingplan 2013 nog formeel worden geregeld. Als je echter zo lang wacht, wordt het veel te laat. Ik wil ook zelf wel duidelijkheid hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Ik probeer er een soort van tempo in te krijgen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit antwoord stelt mij teleur, moet ik eerlijk zeggen. In alle punten die de staatssecretaris nu noemt, dus de budgettaire derving, geen closed shop, mededinging niet in gevaar brengen, overheid niet verdelen en ruimte voor nieuwkomers, voorziet dit amendement. Sterker nog, ik wil de staatssecretaris een handreiking doen. Ik zou moeten kijken hoe dat gaat, maar het kan eventueel in de vorm van een delegatiebepaling. Mochten er problemen komen en mocht de minister dit bijvoorbeeld nog door de NMa wil laten bekijken, kunnen wij bezien wat de effecten daarvan zijn. Is de staatssecretaris bereid om met die handreiking wel positief op dit amendement te reageren?
Staatssecretaris Weekers:
Nee, maar dat is ook niet nodig. Ik heb een handreiking aan mevrouw Schouten gedaan door te zeggen dat ik onder een aantal voorwaarden buitengewoon constructief wil bezien wat mogelijk is. De wet hoeft niet nu te worden veranderd om mogelijk te maken wat mevrouw Schouten uiteindelijk wil. De wet moet daarvoor op zijn laatst bij het Belastingplan 2013, dus over een jaar, worden aangepast. Zo lang wil ik niet wachten, want wij moeten uiteindelijk snel duidelijkheid hebben en knopen doorhakken. Dat moet wel in de volgorde gebeuren die ik heb genoemd. Ik wil een afgewogen standpunt kunnen innemen. Ik kan dat niet nu op een achternamiddag doen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De staatssecretaris suggereert dat dit op een achternamiddag is gebeurd. De Nederlandse Vereniging van Banken, LTO Nederland en alle andere organisaties die hierom vragen, praten hier al maanden over met het ministerie van Financiën. Zij zijn al maanden aan het nadenken. Wij hebben ons amendement tijdig ingediend. Dit had de staatssecretaris kunnen weten. Het is gewoon een kwestie van politieke wil. Als hij het niet wil, laat hij dat dan zeggen.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb aangegeven onder welke voorwaarden ik het wel wil en onder welke voorwaarden niet. Die kan ik nog een keer herhalen.
De voorzitter:
Dat lijkt mij niet behulpzaam. Vervolgt u uw betoog, staatssecretaris. Ik geef eerst mijnheer Omtzigt het woord en dan wil ik graag een indicatie van de tijd die u nog nodig denkt te hebben.
De heer Omtzigt (CDA):
Welk tijdpad heeft de staatssecretaris voor ogen om tot een voorstel te komen?
Staatssecretaris Weekers:
Als mij wordt gevraagd om maar eens aan de slag te gaan met de handreiking die ik net deed, doe ik dat voortvarend. Ik kan mij voorstellen dat ik in elk geval voor het einde van het jaar, voor de behandeling in de Eerste Kamer, een brief over de stand van zaken aan de Kamer stuur. Ik heb gezegd dat ik de mededingingsaspecten echt getoetst wil hebben, bijvoorbeeld door de NMa. Ik weet niet hoe veel tijd dat gaat kosten. Maar als de Kamer het amendement en de motie zo meteen intrekt en zegt "staatssecretaris, ga maar eens aan de slag", dan geef ik haar natuurlijk wel voor de behandeling door de Eerste Kamer de stand van zaken weer. Dan kan zij precies zien wat ik op dat moment in werking heb gezet, waar er nog hiccups zijn en waar nog nadere informatie over moet komen. Ik wil het dossier niet ellenlang voor me uitschuiven. Ik wil echter wel de informatie hebben om een goede beslissing te kunnen nemen.
De heer Omtzigt (CDA):
De beslissing valt dan dus in principe nog voor 31 december, mits de NMa het rond kan krijgen, zodat er voor het ingaan van het nieuwe jaar duidelijkheid is?
Staatssecretaris Weekers:
Als aan de andere voorwaarden is voldaan wel. Het is altijd mijn ambitie om snel tot besluitvorming over te kunnen gaan. Ik heb echter ook een paar andere voorwaarden gesteld. Als die worden ingevuld, sta ik er constructief in. Dat heb ik vorige week al gezegd, dus dan moet u mij ook geloven. Als ik zeg dat ik er constructief in sta, doe ik dat ook, maar wel onder de voorwaarden die ik heb genoemd en de piketpalen die ik heb geslagen. Als dit soort vereenvoudigingen die al waren afgesproken, niet doorgaan, wil ik wel graag van de Kamer weten wat daarvoor in de plaats komt. Ik ben ook benieuwd hoe de andere partijen die het regeer- en gedoogakkoord hebben getekend, ertegenover staan. Zij hebben een afspraak gemaakt, en u dus ook, en mij met een opdracht op pad gestuurd. Als daar vervolgens van moet worden afgeweken, hoor ik dat ook graag, want dat betekent een wijziging van het regeer- en gedoogakkoord.
De heer Van Vliet (PVV):
Voorzitter, het was mij niet duidelijk of de heer Omtzigt zijn motie nu intrekt. Ik onderstreep natuurlijk wat de staatssecretaris zegt over het regeer- en gedoogakkoord.
De voorzitter:
Dat heeft de heer Omtzigt nog niet gezegd. Misschien wil hij er nog over nadenken. Ik zie aan hem dat dit klopt. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Weekers:
Ik kom bij de vraag van mevrouw Schouten over natuurterreinen. Zij meent dat de beperking van de box 3-vrijstelling van natuurterreinen tot volledig eigendom een knelpunt voor de praktijk is en vraagt of ik bereid ben tot een gesprek met de sector. Het rapport waarop mevrouw Schouten doelt, is bekend. De beperking dient om oneigenlijk gebruik te voorkomen. Als de vrijstelling ook in vruchtgebruiksituaties zou gelden, zou het aantrekkelijk worden om de voordelen en de kosten kunstmatig te scheiden. Het gaat om een heel kleine groep. Dat staat niet in verhouding tot de hoeveelheid antimisbruikwetgeving die nodig zou zijn. Ofschoon mevrouw Schouten ongetwijfeld weet dat ik altijd bereid ben om gesprekken aan te gaan met mensen en sectoren, zie ik daar, gelet op de argumentatie die ik net gaf, nu geen aanleiding toe.
De heer Bashir vraagt mij naar mijn mening over het vervangen van de box 3-heffing door vermogenswinstbelasting. Mij lijkt dat deze discussie thuishoort bij de behandeling van de fiscale agenda. Dit betekent een wezenlijke verandering van de belastingwetgeving die we sinds 2001 hebben. De box 3-heffing is eenvoudig, solide en fraudebestendig, terwijl het alternatief dat niet is. Integendeel, het is uitvoeringstechnisch complex en het wordt uiteindelijk alleen geheven bij realisatie van vermogenswinst. De praktijk in andere landen maar ook van het verleden in Nederland, leert dat dit leidt tot uitstel van belastingheffing. Het geeft dus de prikkel om winsten niet maar verliezen wel te realiseren. Daar kan de heer Bashir toch onmogelijk voor zijn. Ik stel voor dat we deze discussie verder voeren bij de behandeling van de fiscale agenda in januari.
Dan heeft de heer Braakhuis een amendement ingediend, op stuk nr. 18, over de aanpassing van de geheimhoudingsbepaling van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Hij heeft ook een motie ingediend, op stuk nr. 61, over verbetering van het parlementair toezicht op de Belastingdienst. Ik vind de vragen die de heer Braakhuis stelt op zichzelf legitiem. Daar ga ik dus zo meteen op in. Ik vind het voorgestelde amendement echter onverstandig en ik ontraad het. Dat licht ik graag toe. De geheimhoudingsplicht is een fundamentele bouwsteen in ons fiscale stelsel. Wijziging daarvan is een staatsrechtelijke kwestie waar we niet lichtzinnig mee moeten omgaan. Al in de Wet op de vermogensbelasting 1892 was een geheimhoudingsbepaling opgenomen. In 1962 is de geheimhoudingsplicht als centrale bepaling in de Awr opgenomen. In 2002 heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken de Kamer geïnformeerd over de relatie tussen het informatierecht van de Kamer ex artikel 68 van de Grondwet, waar de heer Braakhuis op doelt, en de geheimhoudingsplicht in algemene zin. Per 1 januari 2008 is de geheimhoudingsbepaling in haar huidige vorm in werking getreden. Sindsdien biedt de bepaling een goede waarborg tegen ongewenste inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Dat was een belangrijk kritiekpunt van de toenmalige Registratiekamer op de oude bepaling en er is destijds met de Kamer ook uitgebreid over van gedachten gewisseld. We hebben het dus over een zeer uitgebalanceerde bepaling in ons formele recht, een bepaling die bovendien fundamenteel van aard is, omdat zij de bescherming van de privacy van belastingplichtigen aangaat. Er is mij veel aan gelegen om de privacy van de belastingplichtige te beschermen. Dat dient namelijk ook het belang van een goede belastingheffing.
Niet alleen biedt de geheimhoudingsplicht bescherming aan de privacy voor burgers, zij beschermt ook tegen een al te vergaande inmenging van het parlement in individuele afhandeling van aangiften van belastingplichtigen. Vanzelfsprekend ben ik mij bewust van de op de Kamer rustende controletaak op het gevoerde beleid. Daarom is het kabinet op grond van artikel 68 van de Grondwet gehouden de Kamer inlichtingen te verstrekken. Die inlichtingenplicht kan botsen met de geheimhoudingsplicht. Het verstrekken van die informatie en de wijze waarop dat nu gebeurt, is ook immer een afweging van belangen. Dat kan ook binnen bestaande kaders leiden tot verstrekking van informatie in bijvoorbeeld geaggregeerde of geanonimiseerde vorm. Materieel voegt het amendement dan ook niets toe, maar tegelijkertijd wekt het de suggestie dat er wel iets verandert. Daarom ben ik er ook zo bezorgd over.
Ik begrijp niettemin goed dat de Kamer helderheid wil hebben over de verhouding tussen geheimhoudingsplicht en parlementaire controletaak. Ik wil die helderheid heel graag scheppen. Ik wil daar ook graag het debat met de Kamer over aangaan, maar ik wil niet zo'n essentiële bouwsteen uit ons staatsrechtelijke bouwwerk trekken zonder de discussie fundamenteel met de Kamer te hebben gevoerd. Ik vind de behandeling van het Belastingplan en de andere wetten daar geen geschikt moment voor. Ik vraag de heer Braakhuis dan ook om het amendement niet in stemming te brengen. Ik doe hem graag de toezegging dat ik met een notitie kom waarin de verhouding tussen de geheimhouding en het recht op informatie van de Kamer uitgebreid in beeld wordt gebracht. Daarbij wil ik natuurlijk ook graag mijn collega van BZK betrekken, en spreken over de betekenis van artikel 68 van de Grondwet, dat hierin een rol speelt.
Daarmee heb ik eigenlijk ook antwoord gegeven op de motie van de heer Braakhuis, die ik hiermee in feite omarm. Ik vraag wel wat extra ruimte in tijd. De heer Braakhuis vraagt mij om dit voor de behandeling van de fiscale agenda te doen. Die heeft plaats in januari, vrij snel na het kerstreces. De heer Braakhuis zal begrijpen dat ik dit voor die tijd niet op papier gezet kan hebben en interdepartementaal afgestemd kan hebben. Daarvoor is de discussie ook veel te fundamenteel. Ik denk ook dat dit onderwerp een eigenstandig debat rechtvaardigt, waarin alle argumenten nog eens goed tegen het licht worden gehouden. Als de heer Braakhuis mij dus meer tijd wil gunnen, zorg ik ervoor dat de notitie er is in de loop van 2012. Dan zouden wij er tegen het zomerreces over kunnen spreken.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Als ik hieruit kan begrijpen dat de staatssecretaris de motie met een positief advies aan het oordeel van de Kamer overlaat, dan ben ik bereid het amendement niet in stemming te brengen. Dan wil ik wel graag in het voorjaar die discussie aan de hand van een notitie van de minister van BZK en de staatssecretaris voeren. Als de staatssecretaris dat kan toezeggen, is het mij goed.
Staatssecretaris Weekers:
Dat zeg ik toe.
De voorzitter:
Het amendement-Braakhuis (33004, nr. 18) is ingetrokken.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dat amendement trek ik inderdaad in en ik begrijp nu van de staatssecretaris dat hij de Kamer een positief advies geeft over de motie.
Staatssecretaris Weekers:
In wezen heb ik een toezegging in de geest van de motie gedaan. Daarom zou de heer Braakhuis haar ook kunnen intrekken. Als hij haar toch in stemming wil brengen, laat ik het oordeel aan de Kamer, met dien verstande dat we de afspraak maken dat het niet op 30 januari wordt besproken, maar ergens in het voorjaar.
De voorzitter:
Het is dus ruimhartig toegezegd.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Het is ruimhartig toegezegd. Dat betekent dat ik voor nu mijn motie zal aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Braakhuis stel ik voor, zijn motie (33003, nr. 61) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Omtzigt heeft gevraagd hoe de belastingplicht voor zorgcorporaties zich verhoudt tot de toezegging die in de Eerste Kamer is gedaan bij de behandeling van het Belastingplan 2011. Zijn andere vragen daarover zal ik niet herhalen. De voorgestelde wijziging betreft in elk geval een verduidelijking van het begrippenkader. Zorgcorporaties houden zich primair bezig met de verhuur van vastgoed. De zorgcomponent "handen aan het bed" ontbreekt daarbij. Zorgcorporaties moeten daarom vergeleken worden met verhuurders van andere soorten vastgoed en niet met instellingen die zich primair richten op het verlenen van zorg. Vanaf 2009 is uitgedragen dat de zorgvrijstelling voor instellingen die zich primair bezighouden met het aanbieden van zorgvastgoed daarom niet van toepassing is. Een integrale herziening van die zorgvrijstelling in de OFM is aangekondigd. Ontwikkelingen binnen de zorg zullen hierin breed worden meegenomen. Evaluatie kan een nuttig instrument zijn om de effectiviteit van de maatregel te beoordelen. Een goede evaluatie is pas mogelijk als gegevens over meerdere jaren bekend zijn. Daarom lijkt volgend jaar te snel. Ik stel voor hiermee te wachten totdat de gegevens over meerdere jaren bij de Belastingdienst bekend zijn.
Overigens is het thema van de zorgcorporaties niet alleen door de heer Omtzigt aangekaart, maar ook door de heer Groot. Hij heeft daarover een amendement ingediend op stuk nr. 16. Gelet op het voorgaande zal duidelijk zijn dat ik het amendement ontraad.
De heer Van Vliet heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht in het beheersverslag te rapporteren over de auto met chauffeur bij de Belastingdienst. Er worden vraagtekens geplaatst bij het gebruik van de dienstauto's van de Belastingdienst. Terughoudendheid is op haar plaats. De Belastingdienst betracht deze terughoudendheid. De Belastingdienst werkt door het hele land en het is essentieel dat de top zich in het land oriënteert, niet alleen om te zien wat er leeft, maar ook om zaken te doen. Voor een auto met chauffeur is bepalend dat managers letterlijk door het hele land hun werk moeten verrichten. Op een beperkt aantal posities zal het ook nodig blijven hiervan gebruik te maken. Natuurlijk zal er kritisch moeten worden bekeken of auto's die op enig moment aan bepaalde mensen zijn toegekend bij wijziging van functie nog steeds nodig zijn. Ze zijn gekoppeld aan de functie en hebben helemaal niets met status te maken. Dat proef ik namelijk een klein beetje in de kritiek van de heer Van Vliet. Ik ben bereid kritisch te laten kijken naar het gebruik van de auto met chauffeur binnen de Belastingdienst. Ik zal daarover in het komende beheersverslag rapporteren. Ik laat deze motie over aan het oordeel van de Kamer.
De heer Van Vliet (PVV):
De staatssecretaris richt zich nu tot mij, maar ik sprak ook namens collega Braakhuis. Ere wie ere toekomt, hij heeft deze strijd meegestreden.
Staatssecretaris Weekers:
Waarvan akte.
De heer Omtzigt heeft een motie ingediend, op stuk nr. 47, waarin verzocht wordt om de fiscale wetten ten behoeve van investeringsbeslissingen voor het bedrijfsleven – geloof ik – voor de zomer af te ronden. Letterlijk staat er: "verzoekt de regering wetswijzigingen voor belastingen die een grote invloed hebben op langetermijninvesteringen aan het begin van het jaar aan de Kamer voor te leggen, met uitzondering van reparaties die zien op het bestrijden van misbruik, zodat deze wetswijzigingen nog voor het zomerreces door de Staten-Generaal aangenomen kunnen worden". Ik begrijp de wens van de heer Omtzigt. Het kabinet staat ook voor een stabiel en goed vestigingsklimaat. Over maatregelen die geld kosten, wordt echter in augustus besloten op basis van het lasten- en koopkrachtbeeld. Die maatregelen zouden dan een jaar vertraging oplopen. Denk in dit kader bijvoorbeeld aan de RDA. Het is nu echter juist een wens van het bedrijfsleven om die snel in te voeren. Als ik de motie van de heer Omtzigt zou moeten uitvoeren, had ik dit natuurlijk nooit bij nota van wijziging in het belastingplan kunnen brengen.
Ik wijs ook nog op de Bosalwetgeving. Daarover hebben wij daarstraks gesproken. Ik herhaal die nu niet. De Kamer heeft mij gevraagd om in dat kader met voorstellen te komen. Stel dat ik daar net een paar maanden extra voor nodig heb en de Kamer die voorstellen niet aan het begin van het jaar krijgt, kan dit vervolgens in 2013 niet in werking treden. Daarmee worden de marges voor mij ook wel heel erg krap. Overigens heb ik het beleid over de overnameholding en de vaste inrichting al in de fiscale agenda geschetst. De Kamer heeft dus al in april kennis kunnen nemen van een aantal beleidsvoornemens. Als het mogelijk is, bijvoorbeeld in het kader van de Autobrief, zal ik zeker wat uitvoeriger zijn. Ik ontraad de motie van de heer Omtzigt echter wel, omdat die mij in een te eng keurslijf dwingt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik snap dat er op het laatste moment altijd wetswijzigingen zijn. Alleen was het dit jaar zo dat de fiscale verzamelwet van het voorjaar, waar toch een aantal dingen in zouden zitten, een hamerstuk geworden is. Dat stond overigens pas een paar weken geleden op de agenda, maar dat zij maar even zo. Ik vond het voorbeeld van de Autobrief heel positief. De staatssecretaris zegt dat hij hetzelfde wilde met de Bosalregelgeving. Is de staatssecretaris bereid om bij een aantal andere projecten in ieder geval een poging te doen, bijvoorbeeld bij de bankenbelasting en andere grote fiscale zaken die misschien voortkomen uit de debatten op 30 januari, om die in een brief vroeg voor te leggen? Op die manier wordt het beslismoment niet volstrekt naar achteren geschoven. Die toezegging zoek ik eigenlijk.
Staatssecretaris Weekers:
Als ik, alvorens ik met een uitgewerkt wetsvoorstel kom dat moet meelopen met het belastingplan, zoals nu de autowet, in het voorjaar een goede brief kan neerleggen, zodat de Kamer daar nog tijdig over kan spreken, doe ik dat graag. Die toezegging doe ik de heer Omtzigt. Als ik denk dat er geen brief nodig is, maar ik met een apart wetsvoorstel kom, ruim voordat het belastingplan naar de Kamer gaat, dan heeft de Kamer daarmee ook een veel ruimere gelegenheid. Als dat kan, doe ik het op die manier. Ik wil niet bij voorbaat zodanig worden ingesnoerd dat ik uiteindelijk bij het belastingplan met alle budgettaire aspecten en consequenties niet meer met voorstellen kan komen. Ik denk echter dat wij elkaar heel goed begrijpen. Ik begrijp dat de Kamer wat extra tijd wil nemen om ingewikkelde wetsvoorstellen te bestuderen of dat de Kamer die geïsoleerd wil behandelen en niet in het kader van al die andere voorstellen. Als dit kan, zal ik dit doen. Als ik echt heel goede redenen daarvoor heb, wil ik wel een stukje ruimte hebben. Om die reden vraag ik de heer Omtzigt om de motie in te trekken en dus niet in stemming te brengen. Ik denk dat wij op deze manier wel een redelijk commitment hebben.
De heer Omtzigt (CDA):
Is het commitment dat de plannen voor het belastingplan die voor de zomer bekend zijn, aan de Kamer worden meegedeeld in een zo compleet mogelijk vorm? Daarmee houd je altijd de mogelijkheid open dat er in de augustusbesluitvorming iets verandert. Op dit moment verandert de economische situatie immers per dag. Als je dus zou zeggen dat je in mei weet wat er een jaar later gebeurt, is dat ook niet eerlijk. Wat dat betreft is het volstrekt helder. Als ik het commitment dus zo mag verstaan, dan ben ik bereid om de motie in te trekken.
Staatssecretaris Weekers:
Ik ben niet van plan om in het voorjaar al een brief te schrijven over wat er allemaal in het Belastingplan komt. Die kant ga ik niet op, ook niet als de motie in stemming wordt gebracht, want zo kan ik niet werken. Mijn commitment voor grote zaken is om de Kamer daarover tijdig te informeren. De Autobrief is daar een heel goed voorbeeld van, want die leidt uiteindelijk tot een heel soepele wetsbehandeling.
Hetzelfde geldt voor de Bosalwetgeving en de bankenbelasting. Dat worden aparte wetsvoorstellen. Als ik de Kamer een apart wetsvoorstel denk te kunnen presenteren, doe ik dat het liefst. Als het nodig is om eerst een brief te schrijven, misschien met diverse opties, simpelweg omdat het in de tijd alleen maar mogelijk is om iets in de Belastingplancyclus te laten meedraaien, schrijf ik graag een brief naar de Kamer zodat ik een klein beetje wat zij van het desbetreffende onderwerp vindt.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is helder. Ik trek mijn motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Omtzigt (33003, nr. 47) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Dijkgraaf heeft een motie ingediend op stuk nr. 54. Daarin vraagt hij om in het Belastingplan 2013 zo veel mogelijk horizonbepalingen voor nieuwe fiscale maatregelen toe te voegen en voor bestaande regelingen zo veel mogelijk kwantitatieve doelstellingen en ook een horizonbepaling op te nemen.
Het eerste punt heb ik al aangekondigd in de fiscale agenda en dat heb ik ook al toegepast in het Belastingplan 2012. Dan gaat het over de horizonbepaling in de Geefwet en de horizonbepaling in het vitaliteitspakket. Er zit geen horizonbepaling aan de RDA vast. Daarvoor heeft een afweging plaatsgevonden, maar de heer Dijkgraaf vraagt ook "zo veel mogelijk" maar niet "voor alles".
Het tweede punt, voor bestaande regelingen zo veel mogelijk kwantitatieve doelstellingen en ook een horizonbepaling, is sympathiek maar vind ik te ambitieus. Het is namelijk voor mij onmogelijk om dat allemaal te realiseren. Wel worden heel veel fiscale uitgaven geëvalueerd. Wij hebben een heel schema voor wat wanneer wordt geëvalueerd. Het staat de Kamer natuurlijk altijd vrij om naar aanleiding van zo'n evaluatie of vooruitlopend op zo'n evaluatie, een horizonbepaling voor een bepaald fiscaal instrument in het Belastingplan te amenderen. Ik hoor dan wel graag van de Kamer over welke specifieke instrumenten zij het dan heeft. Volgens mij kunnen wij de discussie dan ook verder voeren en over de pro's en contra's spreken. Dan hebben wij het over heel specifieke dingen. Ik hoop dat wij zo kunnen werken. Ik moet de motie op stuk nr. 54 in haar huidige vorm ontraden, maar voor een deel pas ik haar al toe. Voor een ander deel zijn er volgens mij voldoende momenten waarop wij hierover verder kunnen spreken, maar dan wat meer geconcretiseerd.
In de motie op stuk nr. 55 vraagt de heer Groot om voor 1 april een overzicht te verstrekken van verschillen tussen het bruto-nettotraject van ondernemers en werknemers. Hij vraagt om argumenten voor die verschillen en effecten daarvan op de belastinginkomsten en sociale fondsen. Eigenlijk zegt hij: je hebt agrarische ondernemers en andere ondernemers die tal van fiscale voordelen genieten die werknemers niet hebben. Daar staat tegenover dat werknemers een heel sociaal vangnet hebben dat zelfstandigen niet hebben. De heer Groot wil echter graag dat het eens goed in beeld wordt gebracht. Als de Kamer die informatie wil, ben ik graag bereid om die verschaffen. Ik vraag de heer Groot wel of ik die informatie in het kader van de winstbox mag leveren. De Kamer weet dat ik bezig ben met het onderzoek naar die winstbox. Ik ga haar volgend jaar rapporteren wat dit heeft opgeleverd. Als ik in dat kader al deze informatie meeneem, kunnen we daar met elkaar een goed debat over voeren. Als de heer Groot daarmee kan leven, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.
De heer Groot (PvdA):
Op zichzelf kan ik daarmee leven, maar het maakt voor mij wel verschil of die eerste notitie over de winstbox in de eerste of de tweede helft van volgend jaar komt. Als het pas eind volgend jaar zou zijn, dan zie ik liever …
Staatssecretaris Weekers:
Ik streef ernaar om dat voor het zomerreces te doen. Anders moet ik dit maar loskoppelen, want ik begrijp dat de heer Groot het wil betrekken bij de cyclus van het Belastingplan van volgend jaar. Dat moet daar niet overheen worden getild.
De voorzitter:
Betekent dit dat de heer Groot iets met zijn motie op stuk nr. 55 doet? U kunt er ook over nadenken.
De heer Groot (PvdA):
Als dit een harde toezegging is, wil ik de motie best intrekken.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Groot (33003, nr. 55) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Braakhuis en de heer Groot hebben een motie op stuk nr. 62 ingediend, waarin gevraagd wordt om een onderzoek uit te voeren naar de substance-eisen in de Nederlandse regelgeving en om daarop terug te komen voor de behandeling van de fiscale agenda. Ik kan aangeven dat er weinig aanleiding is voor een onderzoek naar de Nederlandse substance-eisen, maar ik ben op zich best bereid om een dergelijk onderzoek toe te zeggen. Dat lukt mij echter niet voor januari. Ook zou bekeken moeten worden of het mogelijk is om dat onderzoek iets te verbreden en naar de economische effecten te kijken. We hebben eerder vanavond gesproken over bepaalde economische effecten, bijvoorbeeld van de 30%-regeling. Ik kan hier van alles beweren over economische effecten van substancearme, dus niet substanceloze, structuren. Het komt vaker voor dat bedrijven met een heel lichte structuur zich hier vestigen, maar dat zo'n bedrijf uiteindelijk uitgroeit tot een groot en bloeiend bedrijf en dat andere activiteiten naar Nederland worden overgebracht. Dan is het buitengewoon interessant. Indien mogelijk, zou ik dat onderzoek wat willen verbreden, maar dan moet ik daar goede cijfers voor hebben. Ik laat in elk geval het oordeel aan de Kamer.
De heer Braakhuis heeft nog een motie ingediend, op stuk nr. 63, met het verzoek om alternatieven voor het urencriterium in kaart te brengen. In deze vorm laat ik niet het oordeel aan de Kamer. Wat de fiscale agenda betreft, heb ik aangegeven dat ik via de winstbox naar een afschaffing van het urencriterium wil, zonder een nieuwe toegangsdrempel. Geen toegangsdrempel is het meest eenvoudig. Ik geef de heer Braakhuis namelijk mee dat aan omzet en winst ook bezwaren kleven. Omzet bijvoorbeeld is manipuleerbaar, door het over en weer sturen van facturen waarna er na een jaar weer correctiefacturen worden gestuurd. Omzet sluit ook niet aan bij de inspanningen of de verdiencapaciteit. Laat ik een simpel voorbeeld geven. Een autohandelaar kan in één minuut een heel grote omzet genereren, maar een thuiskapper kan dat niet. Ik vind dat dus geen goed alternatief. De winstdrempel sluit aan bij de verdiencapaciteit, maar de vraag is hoe hoog de winst dan moet zijn. De winstdrempel houdt immers geen rekening met fluctuerende winst. Als winst in een slecht jaar onder een drempel zakt, heb je ineens geen faciliteit meer. Om die redenen ben ik er zelf niet mee gekomen, want ik wil het liefst ook van dat urencriterium af. Ik vind het een onding, maar ik heb op dit moment even niks beters.
De plussen en minnen van de winstbox worden goed in beeld gebracht, want ik weet ook niet of die uiteindelijk alle heil zal brengen. Die sluit in elk geval wel aan bij de verdiencapaciteit en houdt rekening met fluctuerende winst door middel van een lager belastingpercentage over de winst. Ik vraag de heer Braakhuis om zijn motie hetzij in te trekken dan wel aan te passen, zodat wij hierop uitgebreider kunnen terugkomen als ik met de plannen voor de winstbox kom.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Als de staatssecretaris nu zegt dat ik de motie in gewijzigde vorm later alsnog ter stemming kan brengen en wij er zelfs overleg over kunnen hebben, vind ik dat goed. Het gaat mij er wel om dat het urencriterium zo snel mogelijk verdwijnt en wordt vervangen door een alternatief. Ik denk er graag samen met de staatssecretaris over na.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb aangegeven dat ik het urencriterium ook graag zie verdwijnen en vervangen zie worden door een alternatief. Aan het alternatief dat nu wordt voorgesteld, kleven wat mij betreft op dit moment te veel haken en ogen. Als wij straks in het kader van de discussie over de winstbox uiteindelijk tot veel betere criteria komen waardoor winstgevend ondernemerschap echt wordt bevorderd, trekken wij aan dezelfde kant van het touw. Wat mij betreft, hoeft de heer Braakhuis daarover geen motie in te dienen. Als hij nog even tijd nodig heeft om deze motie aan te passen, kan hij die nu aanhouden. Als hij nog overleg wil over het dictum zodat ik dan "oordeel Kamer" kan geven, ben ik daar natuurlijk altijd graag toe bereid.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
De staatssecretaris heeft het er nog niet over gehad dat er een amendement naast ligt, maar dat krijgt vast ook geen positief oordeel. Ik trek het amendement in en zal de motie aanhouden. Ik wil ook graag van de staatssecretaris horen aan welke termijn hij denkt, ook in verband met de winstbox, zodat de zzp'ers die meeluisteren en op Twitter op mij reageren weten wanneer zij dit tegemoet kunnen zien, want dit leeft sterk.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Braakhuis stel ik voor, zijn motie (33003, nr. 63) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het amendement-Braakhuis (33003, nr. 76) is ingetrokken.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Wat zitten wij al in de hoge nummers ten aanzien van het Belastingplan.
De voorzitter:
Ja, ik vind het ook erg hoog. Wij zitten trouwens ook al in de hoge nummers qua tijd.
Staatssecretaris Weekers:
Ik ben zo goed als klaar.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik wacht nog even op de datum waarom ik heb gevraagd.
Staatssecretaris Weekers:
In de eerste helft van het komend jaar.
De heer Braakhuis heeft samen met de heer Groot een motie ingediend over vrijstelling fietskilometers leasefiets. Ik denk dat wij daarover ook nog wel een uurtje kunnen spreken, maar ik kan ook zeggen dat ik de motie ontraad. Ik denk dat iedereen in de Kamer begrijpt waarom ik die ontraad.
De voorzitter:
Ja, in meerderheid. Zeker!
Staatssecretaris Weekers:
Ik hoop dan ook dat de meerderheid mij vervolgens niet opzadelt met deze motie.
De voorzitter:
Dat doen Kamers nooit.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Mevrouw Schouten heeft nog recht op een antwoord over huur, pacht en lopende rentes uit vorderingen die ontstaan zijn uit erfrecht. Zij heeft daar op stuk nr. 10 een amendement over ingediend. De wijziging die zij voorstelt, heeft enkel betrekking op de laatste categorie, rentes uit vordering krachtens erfrecht. Daarover is verwarring ontstaan. Ik ontraad het amendement. Bij de totstandkoming is hierover ook gediscussieerd. Dat heeft al tot een aanpassing van de bepaling geleid. De roep om versoepeling is aan de orde geweest bij het Belastingplan 2009. Deze is toen afgedaan met de opmerking dat bij de totstandkoming deze uitwerking is voorzien. Inmiddels is er in 2010 en 2011 arrest gewezen. De Hoge Raad heeft daarbij overeenkomstig de wettekst beslist. Het is onevenwichtig als nu, tien jaar na dato, alsnog een wijziging wordt doorgevoerd, terwijl het aantal resterende gevallen alleen maar minder is geworden. De afgelopen tien jaar zijn voorkomende gevallen overeenkomstig de wettekst afgehandeld. Aanpassing nu zou leiden tot een verzoek om ambtshalve vermindering. Ik wil dit ten zeerste ontraden.
Mij rest nog een motie-Omtzigt/Van Vliet die ik ben vergeten bij blok 3. De regering wordt daarin verzocht om in overleg te treden met de sbbi-koepels over verdere stroomlijning van de faciliteiten voor sbbi's. Met het amendement-Omtzigt/Neppérus wordt al voor bepaalde investeringen een nieuwe categorie giftenaftrek geïntroduceerd. Dat is een stap verder in een gestroomlijnde giftenaftrek, die haaks staat op het streven van de heer Omtzigt. In verband met de verschillen tussen anbi's en sbbi's achten wij verdere gelijkschakeling niet nodig. Als de Kamer vindt dat sbbi's en anbi's gelijk moeten worden behandeld, dan kunnen wij daarover discussiëren, maar dat betekent dat je in wezen dingen die voor een groot deel gewoon privaat nut hebben, gelijkschakelt aan echte algemeen nut beogende instellingen. Wij weten wel ongeveer wat de diverse koepels willen. Zij willen gelijkschakeling van sbbi's en anbi's.
Als mij wordt gevraagd om met die koepels te spreken, dan hoor ik graag waarover ik moet praten en onder welke budgettaire randvoorwaarden. Het is denkbaar om de drempel in de periodieke giftenaftrek te schrappen en om er een plafond in aan te brengen. Ik meen dat dat 40 mln. oplevert. Als je dat kunt inzetten om met die koepels te kijken of je tot een bepaald pakket kunt komen, dan wil ik mogelijkheden best eens met hen inventariseren. Maar dan moet hij wel precies aangeven welke beperkingen ik moet aanbrengen op de periodieke giftenaftrek om ook de discussie met hem ordentelijk te kunnen voeren. Dat betekent namelijk dat ik niet alleen met hen, met de sbbi's, maar wellicht ook met meerdere partijen discussie moet voeren. Dan is de vraag of er draagvlak bestaat om niet alleen de verruiming, maar ook de beperking te accepteren. Die discussie wil ik best aangaan als de Kamer mij ook heel nauwkeurig aangeeft wat niet alleen de lusten, maar ook de lasten zijn die ik dan met de mensen moet bespreken.
De heer Omtzigt (CDA):
De staatssecretaris geeft eigenlijk een heel prima schets van wat hij dient te bespreken. Als hij comfort wil hebben van ons: inderdaad het moet budgettair-neutraal zijn. Als het amendement-Omtzigt/Neppérus aangenomen mag worden, dan zijn er twee instrumenten, namelijk de aftrek en de periodieke giftenaftrek, die hetzelfde beogen. Het zou dan kunnen dat je bij de periodieke giftenaftrek ook over bijvoorbeeld een drempel praat. Ik verwacht daarom dat de staatssecretaris met een brief komt, waarin staat wat hem een goed voorstel lijkt, naar aanleiding van het overleg dat hij gehad heeft. Als hij wenst te overleggen met de sbbi en bijvoorbeeld een vertegenwoordiger van de anbi's, dan lijkt mij dat een prima invulling van deze motie.
Staatssecretaris Weekers:
Als de motie op deze manier wordt uitgelegd, laat ik het oordeel aan de Kamer.
Dit was volgens mij de laatste motie en volgens mij heb ik ook alle amendementen besproken.
De heer Koolmees (D66):
Nee. De belangrijkste motie is nog niet besproken, namelijk die over de hypotheekrenteaftrek.
Staatssecretaris Weekers:
Dan ga die er eens even bij nemen. Volgens mij heb ik die al impliciet behandeld toen wij spraken over de heer Weisglas.
De heer Omtzigt (CDA):
Eén woord willen wij graag horen.
Staatssecretaris Weekers:
Ontraden.
Heb ik hiermee alle moties en amendementen besproken?
De voorzitter:
Ik ga gewoon ja zeggen. Maar wij krijgen morgen nog een lijst van u, toch?
Staatssecretaris Weekers:
Ja, die wordt vannacht nog gemaakt. Dat betekent dat iedereen kan een helder overzicht heeft van wat mijn oordeel is. De argumentatie zet ik daar niet bij.
De voorzitter:
Dat zou ik u ook afraden, want dat zou weer nieuwe discussies oproepen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris en ik complimenteer hem met zijn uithoudingsvermogen, op velerlei terreinen. Stemmingen over de moties en het Belastingplan en de amendementen vinden morgen plaats.
Sluiting 00.04 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-24-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.