Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 24, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 24, item 8 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitbreiden en verduidelijken van de mogelijkheden tot benoeming of tewerkstelling van leraren in het voortgezet onderwijs (32742).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Biskop (CDA):
Voorzitter. In het praktijkonderwijs wordt gewerkt met leerlingen met leerproblemen door een verstandelijke beperking. De manier van lesgeven verschilt nogal van die op een reguliere school voor voortgezet onderwijs en ziet er in de aanpak meer uit als op een verlengde basisschool. Leraren met een pabo-opleiding werken hier sinds jaar en dag naar volle tevredenheid van ouders en school. Ik kan het weten, want in een ver verleden mocht ik als onderwijspsycholoog ook op dergelijke scholen werken.
Het wetsvoorstel voorziet in een hiaat dat is ontstaan bij de invoering van de Wet op de beroepen in het onderwijs. Leraren met een pabo-opleiding konden altijd al lesgeven in het praktijkonderwijs en gaan dat met dit wetsvoorstel ook weer kunnen. Dat past bij doelgroep. Fantastisch. Omdat het wetsvoorstel gaat over de benoembaarheid van leraren wilde de CDA-fractie graag ingaan op de beperking van de termijn gedurende welke onbevoegde docenten voor de klas kunnen staan. Het is een mooi idee, dat door meer collega's is aangepakt. Intussen is een amendement ingediend door de heer Dijsselbloem dat mede door mij is ondertekend. De heer Dijsselbloem zal ongetwijfeld nader ingaan op dat amendement.
Dan kan ik volstaan met nog één vraag aan de staatssecretaris. Niet alleen in het praktijkonderwijs, maar ook in het voortgezet speciaal onderwijs wordt regelmatig gebruikgemaakt van leraren met een pabo-opleiding. Ik was afgelopen maandag op een vmbo-school, waar mij de volgende vraag werd gesteld. Waarom zou ook niet op een vmbo, waar heel vaak lessen worden gegeven die aansluiten bij het basisonderwijs, gebruikgemaakt kunnen worden, voor een beperkt deel van de lestijd, van een pabo-opgeleide leraar? Dat sluit goed aan bij de doelgroep, de problematiek van de doelgroep en de algemene vakken die worden gegeven. Bovendien draagt het bij aan het voorkomen van lesuitval, omdat deze leraren breder inzetbaar zijn. Dat was de vraag die men mij maandag stelde. Omdat wij vandaag dit debat voeren, heb ik beloofd om deze vraag namens de CDA-fractie aan de staatssecretaris te stellen.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Voorzitter. De staatssecretaris, of misschien was het nog zijn voorganger, heeft een wetsvoorstel aan de Kamer gestuurd dat twee zaken regelt. Het zijn eigenlijk correcties, aanvullingen en verbeteringen op de Wet op de beroepen in het onderwijs uit 2006. Ten eerste noem ik het toestaan dat docenten met een paboachtergrond voortaan weer formeel bevoegd zijn om in het praktijkonderwijs les te geven, zoals het eigenlijk altijd al was. Dat is een omissie in de wet. Ten tweede wordt er in het wetsvoorstel een oplossing gebracht voor de bevoegdheidseis voor schoolvakken waarvan de naam is vernieuwd of voor vakken die geheel nieuw zijn en waarvoor dus nog geen bevoegdheid is geregeld. Beide onderdelen kunnen wij zonder meer steunen, nu onze kritische vragen zijn beantwoord.
We voeren met deze staatssecretaris ook regelmatig debatten over de kwaliteit van leerkrachten en het cruciale belang daarvan. We hebben met elkaar vastgesteld dat bevoegdheidseisen daarbij noodzakelijk zijn. Wij hebben dit wetsvoorstel aangegrepen om een amendement te maken. Je zou kunnen zeggen dat dit oneigenlijk is, omdat het erbij wordt getrokken. Het raakt echter wel aan de bevoegdheidseisen in algemene zin. Ik heb het ook durven doen omdat ik weet dat het onderwerp breed leeft bij de collega's. Ik zal het amendement kort toelichten.
In de onderwijssectorwetgeving is het momenteel toegestaan om onbevoegden voor de klas aan te stellen en die aanstelling zonder beperkingen te verlengen. Het amendement maakt daar een einde aan. Het amendement wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voorgezet onderwijs BES en de Wet op de expertisecentra, alle op dezelfde wijze. Met het amendement wordt geregeld dat je voortaan nog gedurende opgeteld één jaar een onbevoegde mag tewerkstellen voor de klas. Daarna moet er aantoonbaar een begin zijn gemaakt met de opleiding om bevoegd te worden. De werkgever en de werknemer moeten zich daartoe verplichten. Als dat traject in volle gang is en er is meer tijd nodig, dan kan het nog eenmaal worden verlengd. Dan is er echt een koppeling met een opleidingstraject richting bevoegdheid. Dat is een forse inperking, maar ook een uitdaging. Op dit moment is 20% van de docenten onbevoegd. Het vergt wat van de sociale partners om dit goed te regelen en goed op te lossen. We maken hiermee wel de bedoeling van de wet een stuk krachtiger. We willen bevoegde en goede docenten voor de klas.
Dit amendement is mede ondertekend door de collega's Biskop en Elias, en inmiddels ook door Jasper van Dijk van de SP-fractie.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik vind het een uitstekend amendement dat wij voluit kunnen steunen. Ik heb nog wel een vraag over de aantoonbaarheid. Er moet aantoonbaar begonnen zijn met een opleiding. Hoe moet dat inzichtelijk worden gemaakt of wie gaat dat controleren?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Daar kan de inspectie in haar reguliere toezicht naar kijken. Ik wil geen bureaucratisch circus waarbij elke verlenging om een opleiding te beginnen moet worden gemeld of waarin goedkeuring vooraf moet worden verkregen van de inspectie. We doen het op basis van vertrouwen. Als het niet goed gaat, kan de docent dat probleem bij de inspectie aankaarten en melden dat hij gedwongen wordt om onbevoegd voor de klas te staan zonder de gelegenheid te krijgen zich te scholen. De inspectie kan het ook tegenkomen. Als ze een school bezoekt kan de inspectie vragen hoeveel mensen er onbevoegd voor de klas staan, hoe lang dat het geval is en of er al een opleidingstraject is ingezet. Dat kan gewoon in de reguliere inspectie worden meegenomen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Het wordt er alleen maar beter op.
De heer Elias (VVD):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel repareert de facto het wegvallen van de regeling met de inwerkingtreding van de Wet op de beroepen in het onderwijs uit 2006. De voor die datum geldende regeling verleende docenten met een bevoegdheid voor primair onderwijs het recht om ook in het praktijkonderwijs les te geven. Voorts verschafte die oude regeling inzicht in de vakbevoegdheid van docenten. Beide lacunes die in 2006 ontstonden, worden nu weer opgevuld.
Het huidige wetsvoorstel beoogt ten eerste om aan het getuigschrift voor de pabo, de lerarenopleiding voor het basisonderwijs, weer een bevoegdheid te verbinden tot het lesgeven in het praktijkonderwijs, zij het dat dit nu opnieuw zal worden ingevoerd voor het leerwegondersteunend onderwijs, het orthopedagogisch didactisch centrum, omdat leerlingen in deze schoolvormen worden opgeleid tot een diploma. Dat heeft de instemming van ongeveer de gehele onderwijswereld. Ook de VVD-fractie kan zich goed vinden in deze reparatie.
Ten tweede legt het wetsvoorstel een fundament onder een nieuwe ministeriële regeling voor schoolvakken waarvoor nog geen specifieke bevoegdheid kan worden verworven via een lerarenopleiding. Voor sommige vakken bestaat namelijk geen specifieke opleiding en bij sommige vakken is de naam in de loop der tijd veranderd. Onduidelijkheden veroorzaken complicaties als moet worden vastgesteld of een docent aan de criteria voldoet om benoemd te kunnen worden. In de Wet op het voortgezet onderwijs blijft overigens een vangnet bestaan dat de minister de mogelijkheid biedt om in individuele gevallen een verklaring af te geven inzake de bekwaamheid van een docent voor een specifiek vak. Ook in dit punt kan de VVD-fractie zich vinden.
Het wetsvoorstel belooft met terugwerkende kracht in werking te treden per 1 augustus 2006, de datum waarop de oude regeling inzake bekwaamheidseisen is vervallen, om zo duidelijkheid te verschaffen over de rechtspositie van docenten. Ook dat heeft onze instemming.
Collega Dijsselbloem heeft een amendement ingediend dat mede is ondertekend door mijzelf en de heren Biskop en Van Dijk – en misschien inmiddels door nog wel meer leden – waarmee we uiteraard kunnen instemmen. Ik wil er wel bij zeggen dat bevoegdheid en kwaliteit voor mijn fractie belangrijk zijn. Toch zullen we ons niet blindstaren op die bevoegdheid. We zullen ook niet afgeven op het begrip "bekwaam". Ook al steunen we het amendement, toch wil ik benadrukken dat er situaties kunnen zijn waarin het verstandig is om een docent voor de klas te hebben die bekwaam is. Denk bijvoorbeeld aan een monteur die uit de garage wordt gehaald en die op een vmbo op een voortreffelijke manier lesgeeft aan jongens die het garagevak in willen, zonder dat hij vanaf zijn eerste dag onmiddellijk alle formele bevoegdheden heeft. Ik heb niet voor niks tijdens het algemeen overleg Leraren in januari 2011 gezegd dat de VVD weliswaar geen voorstander is van onbevoegde leraren, maar zich wel afvraagt waarom wij de discussie alleen over de bevoegdheid en niet ook over de bekwaamheid voeren.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik begrijp het punt van de heer Elias. Zegt hij daarmee eigenlijk niet dat de inhoud van de bevoegdheidseisen, bijvoorbeeld bij sommige zeer praktische of meer technische opleidingen, ruimte zou moeten bieden voor praktijkervaring van mensen die je op die manier in het onderwijs haalt? Is het dus eigenlijk niet veel meer de vraag of wij wel de goede bevoegdheidseisen hebben voor alle typen, vakken, scholen en opleidingen? Er ontstaat namelijk onduidelijkheid, als wij in het wetsvoorstel wel bevoegdheidseisen stellen, maar die vervolgens niet zo belangrijk vinden. Het zou jammer zijn als dit bleef hangen.
De heer Elias (VVD):
Dat is niet het geval. Ik vind het van belang dat die bevoegdheden er zijn. Ik wijs er alleen op dat het in de praktijk niet altijd van A tot Z als met een schaartje geknipt is. Wij moeten ons daar dus niet zo ongelooflijk op blindstaren. Ik heb dus niet voor niets het amendement van de heer Dijsselbloem ondertekend.
De heer Jasper van Dijk (SP):
In aanvulling hierop vraag ik mij af of wij elkaar niet tegemoet kunnen komen. De heer Elias vindt het hartstikke mooi dat een automonteur, iemand uit de beroepspraktijk, voor de klas gaat staan. Die moet uiteindelijk wel een bevoegdheid halen. Dat regelt dit amendement dat de heer Elias medeondertekend heeft.
De heer Elias (VVD):
Ja, dat klopt. Om het heel simpel te zeggen: ik heb liever iemand voor de klas die op dat moment weliswaar nog niet al die bevoegdheden heeft, maar die wel ervoor zorgt dat er iets gebeurt dan dat wij niemand kunnen vinden en dat de jongens en meisjes – voor zover die erbij zijn – geen les krijgen. Ik kijk er dus ook een beetje praktisch naar.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. De PVV is positief over de twee reparatievoorstellen. Deze voorzien in een hiaat die is ontstaan bij de invoering van de Wet BIO. Door deze twee wijzigingen worden onbedoelde effecten op het gebied van de benoembaarheid opgelost.
De eerste reparatie heeft betrekking op twee derde van de docenten in het praktijkonderwijs die afkomstig zijn van de pabo. Dit is al gezegd. De bekwaamheden en vaardigheden van groepsleerkrachten met een pabo-achtergrond sluiten juist heel goed aan bij de leerlingen in het praktijkonderwijs. Het zou dus een groot en vooral onnodig probleem worden als wij deze pabo-studenten niet de bevoegdheid bieden voor het praktijkonderwijs.
Wat ons aanspreekt, is dat de leraren niet alleen moeten voldoen aan bekwaamheidseisen bij benoeming, maar dat zij ook de plicht hebben om samen met de school te werken aan het onderhoud van de bekwaamheid door de jaren heen. Het gaat hier om de specifieke bekwaamheidseisen voor het praktijkonderwijs. Ik vraag de staatssecretaris wel om heel alert te zijn en te blijven op de kwaliteit van de bijscholing. Ik vind dat een belangrijk punt, omdat die kwaliteit in heel veel gevallen te wensen overlaat. Er zijn namelijk te veel open deuren, te veel herhalingen enzovoort.
Voor algemeen gangbare schoolvakken is een specifieke bevoegdheid te behalen via een lerarenopleiding. De tweede reparatie heeft betrekking op de vakken waarvoor geen specifieke lerarenopleiding bestaat. In deze gevallen is geen getuigschrift van een specifieke lerarenopleiding beschikbaar, terwijl dit wel vereist is. Het systeem van individuele verklaringen van bekwaamheid voldoet niet meer, want het gaat tegenwoordig wel om heel veel gevallen. Dit wijzigingsvoorstel voorziet daar op een eenvoudige manier in door de ministeriële regeling op basis van een lijst van vakken waarvoor geen bevoegdheid bestaat te koppelen aan getuigschriften van bestaande vakken die worden aangewezen als bevoegdheid voor die nieuwe vakken. Dat is een mooie oplossing. Die verdient mijns inziens een compliment.
Wij zullen het amendement-Dijsselbloem c.s. met een zeer welwillend oog bezien.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel regelt twee zaken. Ten eerste wordt geregeld dat leraren met een pabodiploma les mogen geven in het praktijkonderwijs. Tot 2006 was dit mogelijk en sindsdien wordt het eigenlijk gedoogd. In de praktijk blijkt een pabo een prima opleiding te zijn voor het praktijkonderwijs. Het is dus goed dat de fout uit 2006 wordt hersteld.
Het is ook goed dat in het hbo ook specifieke nascholing wordt geboden aan docenten of docententeams uit het praktijkonderwijs. Ik merk het volgende op over tweedegraadsdocenten die in het praktijkonderwijs willen gaan werken. Is die opleiding niet te specifiek en te weinig gericht op de doelgroep van het praktijkonderwijs? In 2012 komen er voorstellen voor verschillende uitstroomprofielen, die wij met belangstelling tegemoet zien.
Ten tweede merk ik op dat per ministeriële regeling wordt vastgesteld welke bevoegdheid voor nieuwe vakken nodig is. Dit zal de regering doen met behulp van een conversietabel. Kan de staatssecretaris voor alle helderheid enkele voorbeelden noemen? Dan krijgen wij namelijk een beeld van waar wij het over hebben. Kan de Kamer de tabel ook inzien? Voor alle zekerheid merk ik op dat zo'n regeling natuurlijk geen escape moet worden om leraren te downgraden en genoegen te nemen met lageropgeleide leraren dan wenselijk is. Volgens mij kan de staatssecretaris dit ondervangen.
Tot slot kom ik op de bevoegde leraren. De SP hecht daar heel veel waarde aan. Onbevoegde leraren moeten wat ons betreft idealiter binnen twee jaar bevoegd zijn. Wij hebben hier al vaak over gesproken, bijvoorbeeld in een algemeen overleg van afgelopen juni. Docenten kunnen nu in feite onbeperkt onbevoegd voor de klas staan. Dat is geen goede zaak. Wij willen dit maximeren, vandaar dat ik het amendement van de heer Dijsselbloem heb meeondertekend.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het einde van de inbreng van de Kamer gekomen. De heer Dijsselbloem heeft nog een opmerking.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
De heer Klaver zojuist heeft laten weten dat hij het amendement-Dijsselbloem graag wil meeondertekenen. Dan kan dat ook in de Handelingen worden opgenomen.
De voorzitter:
Dan moet er met het oog op die correctie nog wel een gewijzigd amendement rondgaan.
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Zijlstra:
Voorzitter. Dank voor de brede steun vanuit de Kamer voor het voorliggende wetsvoorstel. Wij doen dit om een aantal zaken recht te trekken die technisch zijn mis gegaan bij de invoering van de Wet BIO in 2006, zoals velen van u hebben aangegeven. Wij doen het niet voor alles. Ik zeg tegen de heer Biskop dat wij de bevoegdheid voor praktijkonderwijs voor mensen met een pabo-opleiding terugbrengen, maar dat doen wij dus niet voor het lwoo, het leerwegondersteunend onderwijs, op het vmbo.
De vraag van de heer Biskop "waarom niet?" komt daaruit voort. Dat heeft ermee te maken dat het praktijkonderwijs een specifieke vorm van onderwijs is en in die zin apart moet worden gezien van een vmbo-opleiding waarmee men een startkwalificatie kan behalen, zoals met een reguliere vmbo-opleiding. De inspectie en anderen hebben ernaar gekeken. De inspectie heeft helder gezegd dat er wel degelijk sprake is van een gebrek aan bepaalde kennis van leraren. Je hebt dus tweedegraads leraren nodig om de opleiding volwaardig neer te zetten.
Het lijkt mij belangrijk om dat uitgangspunt helder te volgen, omdat wij moeten voorkomen dat wij de eisen in het vmbo impliciet verlagen. Daarmee doen wij namelijk het imago van het vmbo geweld aan. Het vmbo vereist docenten met een goede kwalificatie. Als de inspectie en veel docenten in het veld aangeven dat dit een probleem is, dan moeten wij die brug niet oversteken. Dan doen wij wel voor het praktijkonderwijs, maar dat doen wij om die reden niet voor het lwoo. De startkwalificatie zegt namelijk wel iets.
De heer Biskop (CDA):
Ik heb een vraag ter verheldering. Het was ook niet mijn voorstel om de pabodocent in zijn algemeenheid in het vmbo in te voeren. Wij hebben met de staatssecretaris over het upgraden van alle lerarenopleidingen gesproken, inclusief de pabo-opleiding. Leraren, ook die met een pabo-opleiding, worden dus steeds beter. Dit kabinet focust met name op taal en rekenen, ook in het voortgezet onderwijs. Juist voor de vakken taal en rekenen zou dit type leraren in de onderbouw, klas 1 of klas 2 van het vmbo-lwoo – dat is heel gemakkelijk te definiëren en los te knippen – toch heel goed inzetbaar zijn?
Staatssecretaris Zijlstra:
De context waar de heer Biskop het in plaatst, betreft het opwaarderen van het vak van leraar en de lerarenopleidingen. Zodra wij de pabo hebben opgewaardeerd en daar de hiaten in de vakkennis et cetera, die er volgens de inspectie nu zijn, hebben gevuld, kan die discussie alsnog worden gevoerd. Op dit moment hebben de mensen van de pabo op die vakken echter onvoldoende kennis en kunde in de brede zin van het woord. Dan moet je dus niet tot een feitelijke verlaging van de vereisten binnen het vmbo overgaan. Zodra de pabo's zijn opgewaardeerd – we moeten er met zijn allen nog over spreken hoe dat precies vorm krijgt – kan die discussie alsnog worden gevoerd; dat ben ik met de heer Biskop eens. Laten we er reëel in zijn. We willen zo veel mogelijk doorlopende leerlijnen van het po naar het vo. Een goede docent in groep 8 kan met stevige eisen ook van toegevoegde waarde zijn in de eerste klas niet alleen van het vmbo maar ook van het gehele voortgezet onderwijs. Dat kan echter pas nadat we die kwaliteitsslag hebben gemaakt, maar niet voor die tijd.
De heer Biskop (CDA):
Ik dank de staatssecretaris voor dit heldere antwoord. Ik weet zeker dat ik nu bij AOC Prinsentuin oprecht een goed weerwoord heb.
Staatssecretaris Zijlstra:
Geef mijn complimenten aan hen door.
De heer Elias heeft aandacht gevraagd voor een situatie waarin er geen docenten beschikbaar zijn. Dat kan ook gebeuren. Moet je dan niet die monteur uit de garage voor de klas zetten? Het wetsvoorstel staat dit toe en het amendement van de heer Dijsselbloem dat door de heer Elias wordt ondersteund, staat dit nog steeds toe. In het geval van frictieproblemen, omdat je geen docent weet te vinden, mag die docent een jaar lang onbevoegd les geven. De toegevoegde waarde van het amendement is – daarmee kan men ook zien hoe ik daarin sta – dat je les mag blijven geven, maar dat je een zij-instromer moet worden zodra het structureel wordt. Dan moet die persoon zijn bevoegdheid gaan halen; dat is de meerwaarde. In januari of februari hebben wij in een AO ook besproken – dat is Kamerbreed gedragen – dat wij af willen van de situatie waarin structureel onbevoegde docenten voor de klas staan. Het amendement van de heer Dijsselbloem c.s. biedt daar alle mogelijkheden toe. Mijn advies ten aanzien van dit amendement is "oordeel Kamer", waarbij ik de Kamer adviseer om het vooral aan te nemen.
De heer Jasper van Dijk heeft gevraagd wat de conversietabel inhoudt. Iemand die bijvoorbeeld de opleiding maatschappijleer doet en het vak maatschappijwetenschappen wil geven – dat is een nieuwe naam voor min of meer hetzelfde – mag met een diploma maatschappijleer ook maatschappijwetenschappen geven. Om dat soort zaken gaat het daarbij. Het is een vertaling van oude opleidingen naar de nieuwe benaming. Dat is een een-op-een vertaling, dus dat heeft niks te maken met strengere of minder strenge eisen. Met een tweedegraads bevoegdheid voor bedrijfseconomie mag je bijvoorbeeld ook economie op vmbo-bbl, -kb, -gl en -tl gaan geven. Als je dat niet regelt met dit wetsvoorstel, loop je namelijk vast. Daarvoor hebben we die conversietabel nodig.
Tot slot, de heer Beertema heeft gevraagd om op de kwaliteit van bijscholing te letten. Dat is terecht. Daarom volgen wij en ook u zeer nauwlettend de ontwikkeling op het gebied van het lerarenregister. Daarin moet de beroepsgroep dat namelijk zelf regelen en serieus oppakken. Daarmee kan dat goed geborgd worden en is er ook een terugkoppeling naar bevoegdheden en de werking van de arbeidsmarkt.
Ik dank voor de steun. Ik ben positief over het amendement. Daarmee kunnen we op het gebied van leraren een volgende kwaliteitsslag maken.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Er was geen behoefte is aan een tweede termijn. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beknopte en heldere beantwoording. Alleen het woord "conversie" vind ik nogal ingewikkeld; verder ging het wel.
De stemming over het wetsvoorstel en het amendement is volgende week dinsdag
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-24-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.