3 Forensisch onderzoek Rentree

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overlegde staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over forensisch onderzoek Rentree (29453, nr. 210).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Bij de woningcorporatie Rentree in Deventer is ongeveer 60 mln. aan maatschappelijk kapitaal, geld van de Deventerse huurders, verdampt, onder meer omdat de voormalige directeur-bestuurder iedere vorm van zorgvuldigheid bij een aantal grondtransacties vermeden heeft. De raad van toezicht zat erbij en keek ernaar. Twee van de leden van de raad van toezicht die destijds bij de besluitvorming betrokken waren, zitten er nog steeds. Vandaar dat ik namens alle andere woordvoerders die aanwezig waren bij het algemeen overleg over Rentree graag de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het forensisch onderzoek Rentree Wonen blijkt dat de raad van toezicht nalatig is geweest bij het uitoefenen van zijn controlerende taak rond een viertal grondtransacties;

constaterende dat twee leden van de toenmalige raad van toezicht nog steeds lid zijn van de huidige raad;

van mening dat ook deze twee leden medeverantwoordelijkheid dragen voor het disfunctioneren van de raad van toezicht;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de betreffende leden hun functie ter beschikking stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen, Lucassen, Monasch, Van Bochove en De Boer.

Zij krijgt nr. 213 (29453).

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik sluit af met de oproep aan de minister om alles te doen wat in zijn vermogen ligt om de nieuwe raad van toezicht van Rentree ertoe te bewegen het verdampte geld terug te halen bij de persoon die dit probleem veroorzaakt heeft.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de heren Van Bochove en Monasch afzien van het woord. Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister Donner:

Voorzitter. Over het tweede punt dat de heer Jansen aan de orde stelde, zal ik mij verstaan met de raad van toezicht. Ik zal nagaan wat de mogelijkheden zijn om het geld terug te krijgen.

Over de in de motie genoemde materie hebben wij al van gedachten gewisseld in het algemeen overleg. De Kamer moet deze motie niet willen. De Kamer gaat een brug over als zij personen veroordeelt. De toezichthouder heeft de zaak bekeken en geconcludeerd dat er geen sprake was van verwijtbaar gedrag. De raad van toezicht. Is vervolgens in grote meerderheid opgestapt. Inderdaad zijn twee leden van de raad van toezicht, die vlak daarvoor zijn toegetreden, niet opgestapt. Nu wordt een motie ingediend waarin wordt aangegeven dat de raad van toezicht nalatig is geweest, anders dan de toezichthouder concludeerde, en waarin wordt uitgesproken dat twee personen moeten opstappen, enkel omdat zij destijds al lid waren van de raad van toezicht. De trias politica gaat er juist van uit dat de Kamer, de wetgever, niet oordeelt over personen. Ik geef de Kamer derhalve geen oordeel over de motie. Ik ben van mening dat de Kamer een dergelijke motie niet moet willen. Ik zeg de Kamer toe dat ik mij zal verstaan met de toezichthouder en nog een keer zal kijken naar de situatie van deze twee personen. Ik zal daarover vertrouwelijk met de Kamer communiceren, want wij gaan hier niet publiekelijk praten over de inhoud van de motie. Dat is mijn beleid. Ik raad de Kamer aan om de motie niet aan te nemen, uit respect voor de basis waarop onze staatsinrichting berust. De Kamer gaat niet over personen.

De voorzitter:

Ik heb als voorzitter goed geluisterd naar wat u zei, mijnheer de minister. Het is in dit huis gebruikelijk om een motie te ontraden of het oordeel aan de Kamer over te laten. Eigenlijk doet u nu allebei. Het verzoek is, om in dezen toch een keuze te maken.

Minister Donner:

Gewoon uit oogpunt van zelfbescherming van de Kamer ontraad ik de Kamer de aanneming van deze motie.

De heer Paulus Jansen (SP):

Betekent dit een breuk met de lijn van de voorganger van de minister van BZK, minister Van der Laan, die het oordeel over een vrijwel identieke motie over de raad van toezicht van Woonbron aan de Kamer overliet?

Minister Donner:

Ik weet niet wat mijn voorganger heeft gedaan, maar ik acht dit ongepast. U zegt met de motie dat de raad van toezicht nalatig is geweest. Vervolgens zegt u, los van hoor en wederhoor of van de feiten, van twee mensen: zij zaten erin en zij moeten alsnog opstappen. Dat is wat de Kamer met deze motie doet: oordelen zonder hoor en wederhoor of wat dan ook. Ik heb aangegeven wat mijn lijn zal zijn. Als u dat als breuk wilt zien met de lijn van mijn voorganger, dan is het een breuk. Ik denk dat ik niet in een breuk sta, maar in een continuïteit die deze Kamer nu al bijna meer dan 150 jaar eerbiedigt.

De heer Paulus Jansen (SP):

De Kamer dient natuurlijk niet licht dit soort moties in. Voor mij is het de tweede keer dat het gebeurt in de afgelopen jaren. Het zijn uitzonderingen. Impliciet is de boodschap ook een signaal aan de toezichthouder – in dit geval is dat de minister van BZK – dat zijn beoordeling van de situatie in Rentree wellicht wat licht is geweest.

Minister Donner:

De algemene systematiek komt aan de orde in het kader van de Woningwet. Deze situatie heeft zich voor het grootste deel voor mij afgespeeld. Zo nodig zal ik de Kamer vertrouwelijk inlichten, ongeacht of deze motie wordt aanvaard. Dat zal mijn lijn zijn. Daarom geef ik nu ook aan wat die lijn zal zijn, teneinde de Kamer te besparen om dit soort moties te aanvaarden. Want het is een breuk met een Grondwet die wij in 1848 hebben aanvaard, of eerder zelfs.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag zullen wij over de motie stemmen.

Ik verzoek de woordvoerders over het volgende agendapunt even bij mij te komen voor overleg.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven