32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020

Nr. 71 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 oktober 2013

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft op 11 september 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over:

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 25 februari 2013 met reactie op het rapport Belangenbehartiging van de Nederlandse biobrandstofindustrie (Kamerstuk 32 813, nr. 43);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 25 april 2013 inzake pijlers biobrandstoffenbeleid (Kamerstuk 32 813, nr. 48);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 25 april 2013 met reactie op rapport van JRC Carbon accounting of forest bioenergy (Kamerstuk 31 793, nr. 77);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 september 2013 inzake sociale criteria voor biobrandstoffen (Kamerstuk 32 813, nr. 56);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 22 januari 2013 inzake reactie op verzoeken van de commissie inzake biomassa en houthandel (Kamerstuk 31 209, nr. 157);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 4 september 2013 inzake rapportage Green Deal Duurzaamheid Vaste Biomassa (Kamerstuk 33 043, nr. 16);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 6 september 2013 inzake stimulering geavanceerde biobrandstoffen (Kamerstuk 32 813, nr. 57);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 02 september 2013inzake onderzoek carbon accounting PBL en Alterra (Kamerstuk 31 793, nr. 78).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieubeheer, P. Jansen

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieubeheer, Tijdink

Voorzitter: Jansen

Griffier: Vermeer

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Jansen, Bisschop, Dik-Faber, Dijkstra, De Graaf, Vos, Van Gerven, Mulder, Ouwehand, Van Tongeren, Van Veldhoven,

en staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 11.00 uur

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over biobrandstoffen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu. Ik heet de staatssecretaris en haar medewerkers welkom. Ik begrijp dat ik mede namens de collega's de staatssecretaris mag feliciteren met haar verjaardag. Goed dat zij zelfs op haar verjaardag nog het landsbelang dient. Welkom aan de gasten op de tribune en welkom aan de Kamerleden. Ik stel in eerste termijn een spreektijd van vijf minuten per fractie voor, met één interruptie.

Als eerste is het woord aan de heer De Graaf, die spreekt namens de fractie van de PVV.

De heer De Graaf (PVV): Voorzitter. Laat ik beginnen met twee cadeaus voor de staatssecretaris op haar verjaardag. Het eerste is dat ik voor de zekerheid meteen een VAO aankondig. Het tweede cadeau heeft te maken met de ideeën die vanmorgen in De Telegraaf te lezen waren en die we van de week al konden lezen in de brief van 6 augustus. Daarin zaten ze echter nogal verstopt; je moest heel goed lezen om ze te kunnen zien. Deze ideeën betreffen het verhogen van de accijnzen van gewone brandstoffen om biobrandstoffen te kunnen blijven betalen. Volgens mij was het stimuleren van biobrandstoffen ooit bedoeld om de prijzen omlaag te krijgen, maar nu gaan we dus de prijzen omhoog gooien om ze te kunnen betalen. Wie snapt het nog? Als deze accijnsverhoging doorgaat, doop ik die graag meteen vandaag nog om tot de Mansveldtaks. Dat is dan direct een cadeau voor de staatssecretaris.

In eerste termijn heb ik eigenlijk maar één vraag. Wil de staatssecretaris binnen het kabinet alles in het werk stellen om deze voorgestelde extra verhoging terug te draaien? Dat is dus buiten de accijnsverhoging om die er al aankomt, want Nederland heeft al de hoogste benzineprijzen en brandstofprijzen van heel Europa. Kan de staatssecretaris ook alvast garanderen dat zij dat idee om de gewone brandstoffen duurder te maken ten gunste van de biobrandstoffen om zo de subsidies op peil te houden, dus de voorgestelde Mansveldtaks, niet door zal laten gaan, zodat het zo meteen niet vanaf Scheveningen al loont om naar Duitsland te rijden om je tank vol te gooien?

De heer Jan Vos (PvdA): De heer De Graaf heeft een rijke fantasie. Ik heb namelijk nergens een dergelijk voorstel van de staatssecretaris gezien. Ik heb De Telegraaf kunnen lezen. Daarin lees ik heel veel dingen die mij bevreemden. Ik heb kunnen luisteren naar de heer De Graaf, die hier beweert dat er een belasting aan zou komen. Van de staatssecretaris zelf echter heb ik helemaal niets kunnen zien. Het is dus uw fantasie, mijnheer De Graaf, en misschien een klein beetje de fantasie van De Telegraaf, die hier een belangrijke rol speelt en niets anders. Of ligt het anders, mijnheer De Graaf?

De heer De Graaf (PVV): Ja. De heer Vos had waarschijnlijk zijn roze bril op toen hij de brief las en heeft vervolgens over pagina 3 heen gelezen. Daar staat dat accijnsdifferentiatie en een innovatieprogramma twee interessante aanknopingspunten uit het advies van de commissie-Corbey zijn. Het punt hier is de accijnsdifferentiatie. In de tweede alinea op deze bladzijde staat vervolgens: «In de strategie over de toekomstige brandstoffenmix die ik in de loop van 2014 wil uitwerken, zal ik deze gedachten meenemen. Uiteindelijk bepaalt mijn collega van Financiën het fiscale beleid». We zullen zo meteen dus heel goed in het Belastingplan moeten gaan graven om het terug te vinden. Het advies van de commissie-Corbey is klip-en-klaar, dus de heer Vos heeft zijn huiswerk niet gedaan.

De heer Jan Vos (PvdA): Dan constateer ik dat de heer De Graaf inderdaad een heel rijke fantasie heeft, want er is hier helemaal geen sprake van een voorstel. Er is hier sprake van iets wat de staatssecretaris interessant vindt. Ik kan u zeggen, mijnheer De Graaf, ik vind u ook zeer interessant, ik vind het zelfs fascinerend om u vandaag te beluisteren, maar dat betekent nog niet dat ik daarmee ook iets voorstel, dat ik bijvoorbeeld zou voorstellen dat u toetreedt tot de coalitie. Dat zou ik namelijk nooit doen. Je moet hier dus heel duidelijk een onderscheid maken tussen een interessant idee en een voorstel. U moet uw fantasie niet met u op de loop laten gaan, mijnheer De Graaf, dat is de conclusie die ik vandaag trek.

De heer De Graaf (PVV): Over de ogen van de heer Vos heb ik het al gehad en nu gaat het ook over zijn oren. Het gaat inderdaad over een idee. Ik heb zojuist de garantie van de staatssecretaris gevraagd dat dat idee niet zal worden ingebracht, opdat wij in de toekomst niet hoeven te spreken over de Mansveldtaks.

De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Voordat ik aan mijn spreektekst begin, wil ik de staatssecretaris van harte gelukwensen met haar verjaardag. Als ik een schatting mag doen: 38 jaar, maar misschien zit ik aan de hoge kant, neemt u mij niet kwalijk.

De inzet van biobrandstoffen levert steeds meer uitdagingen op. Het kan duurzaam maar dat hoeft niet. Dat zorgt voor lastige beleidskeuzes. Waar leg je de grens, wat moet je afremmen en wat moet je stimuleren? Ik heb een drietal punten, twee kleinere en één punt, het middelste, dat wat uitgebreider is.

Ten eerste kom ik aan de bijmengingspercentages. De SGP steunt de lijn van de staatssecretaris om die percentages zorgvuldig op te bouwen. Er zijn op dit moment onvoldoende duurzame biobrandstoffen beschikbaar voor een versneld groeipad. Daar zijn wij het van harte mee eens.

Mijn tweede, meest uitgebreide punt, betreft de beleidspijler aanjagen van de productie van geavanceerde biobrandstoffen. Dat is een goede zaak en een belangrijke aanbeveling van de commissie-Corbey. Wat ons betreft, hoort daar overigens geen accijnsverhoging op andere brandstoffen bij. We moeten niet nog een kwartje van Kok krijgen. Dat kwartje is ooit beloofd. Het staat in mijn geheugen gegrift dat het teruggegeven zou worden, maar tot op heden is dat nog niet gebeurd. Ik geef toe dat de politieke en economische omstandigheden er op dit moment niet naar zijn om teruggave te vragen, maar laten we er dan niet nog een kwartje bij doen. Of dit nou wel of niet een voorstel wordt van de staatssecretaris: beschouw mijn opmerking maar als een schot voor de boeg.

De staatssecretaris schrijft dat de regels voor dubbeltelling zijn aangescherpt doordat er een lijst is samengesteld van materialen die dubbel tellen. Ik snap dat zij wil voorkomen dat er onterecht dubbel wordt geteld, maar naar ons idee slaat zij nu een beetje door. Een deel van een biobrandstof kan in theorie een hoogwaardige toepassing hebben terwijl het in de praktijk nog niet haalbaar is. Ik zal dit zo meteen in een casus uitwerken. Ik vind dat we in dit opzicht zeker niet roomser moeten zijn dan de Europese paus. Daar lijkt het nu echter wel op. Is de staatssecretaris bereid om de boodschap van deze Bisschop ter harte te nemen?

Ik noem een casus die mijn boodschap onderstreept. De staatssecretaris heeft een interessante Green Deal gesloten met het bedrijf HarvestaGG. Dat bedrijf wil gras zodanig raffineren dat het zowel veevoer als bodemverbeteraar als biogas oplevert. Bovendien verdringt het gras als tussenteelt de voedselproductie niet. Een prachtig proces, veelbelovend, maar het staat in zekere zin nog in de kinderschoenen. Terecht heeft de staatssecretaris via een Green Deal toegezegd dat zij ervoor gaat zorgen dat wet- en regelgeving niet dwarsliggen. Een belangrijke voorwaarde voor het doorgaan van het project is een volledige dubbeltelling als biobrandstof. De Europese richtlijn biedt daar op zich ruimte voor. Andere landen zouden er geen probleem van maken. Het zag er allemaal goed uit. Maar wie schetst onze verbazing: het bedrijf heeft inmiddels een beschikking gekregen waarin staat dat een volledige dubbeltelling er niet in zit. Het wordt geen 100% bijtelling maar 73%. Bovendien wordt de wel verkregen bijtelling maar voor een beperkte periode toegekend, waardoor de afschrijvingstermijn te kort wordt en de investering onrendabel. Daar gaan afnemers en banken niet in mee en dat zou einde oefening betekenen.

De SGP vindt dat we innovatieve projecten, ook als ze nog niet optimaal zijn maar al wel een veelbelovend perspectief bieden, niet de grond in moeten boren met als argument dat het nog niet goed genoeg is. Zo komen we er nooit. Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. Het verzoek van de SGP aan de staatssecretaris is dan ook om haar besluit te heroverwegen en de verwachtingen na te komen die in eerdere instantie zijn gewekt.

Ik kom aan mijn derde en laatste punt. Op verzoek van de Kamer is geregeld dat oliemaatschappijen jaarlijks rapporteren over de aard, herkomst en duurzaamheid van biobrandstoffen. Dat is een goede zaak, want zo weten we wat er gebeurt. Bovendien geeft deze transparantie bedrijven een zetje in de goede richting. De staatssecretaris wil nu het register voor biobrandstoffen vereenvoudigen. Ze wil de fysieke stroom van biobrandstoffen loskoppelen van de administratieve stroom. Dat zou betekenen dat er niet meer per leverancier kan worden gerapporteerd welke biobrandstoffen geleverd worden en dat de transparantie afneemt. Dat is naar ons oordeel geen goede ontwikkeling. Wij zouden het op prijs stellen om deze controlemogelijkheid op bedrijfsniveau nadrukkelijk te handhaven.

De voorzitter: Bent u daarmee gekomen aan het einde van uw inbreng?

De heer Bisschop (SGP): Ik ben hiermee niet aan het eind van mijn Latijn maar wel aan het eind van mijn inbreng. Hartelijk dank voor uw briljante suggestie.

De heer Dijkstra (VVD): Voorzitter. In Brussel spreken ze vandaag ook over biobrandstoffen. Daar stemmen ze maar liefst over 190 amendementen. Dit geeft aan hoezeer de politiek van alle kanten wordt bestookt maar het maakt ook duidelijk dat de politiek zelf ideeën heeft over wat goed en wenselijk is. Ik denk dat dit goed is.

Laat ik duidelijk zijn: biobrandstoffen zijn een belangrijk punt voor de VVD. De VVD is ook positief over productie en gebruik van biobrandstoffen. De Kamer heeft eerder de motie-Leegte/Samsom aangenomen om het groeipad van biobrandstoffen te versnellen en daarbij rekening te houden met een gewenste hoogwaardige invulling. De staatssecretaris komt daar nu deels op terug, zo begrijp ik uit de brieven. Voor de VVD is er echter geen reden om deze motie niet uit te voeren. De brieven van de staatssecretaris stellen mij dus teleur. Als ik ze goed lees, stappen we namelijk af van het groeipad, hebben we geen einddoel meer in zicht en, belangrijker nog, heeft de industrie geen perspectief meer na 2015. Ondertussen maken we ons afhankelijk van ingewikkelde, semiwetenschappelijke Europese discussies over ILUC maar vergeten we daarbij om de economische positie en de werkgelegenheid van Nederland te versterken. Ik vind dat bijzonder jammer.

Ik geef drie argumenten waarom de VVD positief is over biobrandstoffen. Ten eerste worden we door biobrandstoffen minder afhankelijk van oliesjeiks. Ten tweede kunnen we via biobrandstoffen doelstellingen op het gebied van de duurzame energiemix makkelijk en goedkoop realiseren. Het kan een bijdrage leveren van ongeveer 2% of 3% aan de 14% of 16% die we moeten behalen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben het roerend eens met de VVD dat we minder afhankelijk moeten zijn van oliesjeiks. Geldt dat dan ook bij de maximumsnelheid op snelwegen? Daar stoken we namelijk wel extra olie. Minister Schultz was gisteren in het nieuws met nog een stukje verhoging. Als het de VVD menens is met het onafhankelijk worden, moeten we ook de maximumsnelheden aan banden leggen.

De heer Dijkstra (VVD): Mag ik een antwoord geven uit eigen ervaring? Ik heb een grotere auto dan mijn vader twintig jaar geleden had. Maar mijn auto rijdt 1 op 18 terwijl mijn vaders kevertje 1 op 9 tot 1 op 10 reed en niet eens 130 km/u haalde. In mijn optiek toont dit aan hoe ver we gevorderd zijn. De lucht wordt steeds schoner en de auto's worden zuiniger en veiliger. Als de luchtkwaliteit goed geregeld is, staat niets in de weg om 130 km/u te rijden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De VVD weet ongetwijfeld dat van de energie die wij in Nederland gebruiken, 40% olie is. Daar zit dus transport in en dat vang je niet op met een kleine technische verbetering in de auto. Dat vang je alleen maar op door alles te doen wat we kunnen om het olieverbruik te verminderen, inclusief tweede generatie biobrandstof. Ik dacht net een lichtpuntje te zien bij de VVD, namelijk dat we onafhankelijk moeten worden. Hoe schat mijn collega het advies van de commissie-Corbey in, die zegt dat we nog maar 0,5% hebben voor de tweede generatie biobrandstoffen? Ik neem aan dat ook de VVD tweede generatie biobrandstof wil om onafhankelijker te worden.

De heer Dijkstra (VVD): Op het laatste punt ga ik zo in, in het vervolg van mijn betoog. Mijn boodschap is dat we minder afhankelijk moeten worden van oliesjeiks uit het Midden-Oosten. Ik denk dat dat een goede zaak is. Europa importeert nu voor 500 miljard – dollar dan wel euro, dat laat ik even in het midden – aan oliën. Als we dat met 10% kunnen reduceren en als we tegelijkertijd onze werkgelegenheid en innovatiekracht kunnen gebruiken om dat mogelijk te maken, is dat een enorme winst, zowel voor het milieu als voor de economische groei en de werkgelegenheid. Dat is de kern van mijn betoog.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Kan de heer Dijkstra de feiten geven? Het gaat om 500 miljoen euro in de gehele Europese Unie per jaar, niet alleen aan olie, maar aan olie, kolen en gas. Ik ben blij met het pleidooi van de VVD dat we onafhankelijker moeten worden. D66 heeft dit ook altijd gezegd. Maar we moeten natuurlijk meer doen dan alleen biobrandstoffen. Er is veel meer voor nodig, dus ik hoop dat de VVD ook verdere ambities om onafhankelijker te worden in de breedte zal steunen.

De voorzitter: En wat is uw vraag?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Mijn vraag betreft het tweede punt van de heer Dijkstra, dat biobrandstoffen bijdragen aan onze duurzame energiemix. Daar ligt nu net de vraag bij met name de eerste generatie biobrandstoffen. In welke mate zijn die echt duurzaam? Dragen zij echt bij aan de duurzame energiemix? Voor de tweede generatie is de balans al beter, maar als we constateren dat de eerste generatie niet zo duurzaam is, waarom wil de VVD daarin dan toch nog uitbreiden en dat nog langjarig zo'n groot onderdeel laten zijn van onze bijmengverplichting? We moeten bedrijven die er al in hebben geïnvesteerd het laten uitnutten, dat ben ik met hem eens, maar waarom zouden we nog verder groeien? We moeten bij de duurzame energiemix toch de grens trekken bij wat niet duurzaam is?

De heer Dijkstra (VVD): Ten eerste. Het is 500 miljard euro. Miljard, dus. Mevrouw Van Veldhoven zei «miljoen», maar het gaat om 500 miljard. Ten tweede. Ik kom even terug op het kevertje. Als je het kevertje niet laat rijden kom je ook nooit in een Golf en een Passat. Met andere woorden: als je de eerste generatie nu om zeep helpt, als je geen vooruitzichten geeft, hoe kun je dan verwachten dat de industrie compleet overstapt op de tweede generatie, of derde, of hoe je het ook noemt? Als we weten dat we nu al geen subdoelstellingen hebben maar desondanks nu al voor 51% geavanceerde biobrandstoffen inzetten, is dat een prestatie van formaat. Die moet je koesteren. We moeten gewoon vol gas gaan met biobrandstoffen, om de industrie de kans te geven om gedane investeringen te respecteren en de volgende stap te maken. Daar willen we met elkaar naartoe. Wat de VVD betreft, gebeurt dat zo snel mogelijk.

De voorzitter: Met tien woordvoerders mogen de vragen en antwoorden best iets korter. Doe uw best, mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat is een terechte opmerking, voorzitter, mijn excuses, ik was zojuist te lang van stof. Als je in de kever blijft zitten, kom je nooit in de Passat. Je moet de kever op een gegeven moment aan de kant zetten en zeggen dat die zijn investering heeft uitgenut en vervolgens overstappen. Je moet daarna niet nog een nieuwe kever bestellen. Zet die kever aan de kant, stap over op de Passat en breidt het niet verder uit. Waarom zou de VVD nog een tweede kever willen bestellen?

De heer Dijkstra (VVD): Daar pleit ik ook niet voor. Die kever kun je op een gegeven moment in de garage houden, dan is het een prachtige oldtimer om naar te kijken. Ondertussen rijd je in de veiligere, grotere auto, om even in deze beeldspraak te blijven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Maar dan moeten we dus geen nieuwe kevers meer toelaten in Nederland.

De heer Dijkstra (VVD): Dat is precies de reden dat ze hem op een gegeven moment uit productie hebben genomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een korte vraag. Is de VVD bereid om zich bij de partijen in het parlement aan te sluiten die vinden dat de subsidie op biobrandstoffen moet worden afgeschaft?

De heer Dijkstra (VVD) Dat is een heel intrigerende vraag, want indirect vraagt mevrouw Ouwehand naar landbouwsubsidies. Ik ben van mening dat biobrandstoffen succesvol kunnen zijn zonder subsidies. Dat is voor mij een voorwaarde voor echte duurzaamheid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Geweldig. Dus als wij het pleidooi voeren en misschien wel met een motie komen die uitspreekt dat de Nederlandse regering zich daarvoor zou moeten inzetten, is de VVD op dit punt onze vriend?

De heer Dijkstra (VVD): Ik sluit niets bij voorbaat uit. Ik wil graag vrienden met u worden, maar ik wil wel eerst de tekst van uw motie op papier zien voordat ik toezeggingen doe, want we moeten er wel op kunnen vertrouwen dat we hetzelfde doel nastreven.

Voorzitter. Ik ga verder met mijn betoog. In mijn antwoorden zojuist heb ik overigens al wat verklapt van de inhoud van de rest van dat betoog. Ik zal bezien of ik het iets kan inkorten. Het tweede argument was dus de bijdrage aan de duurzame energiemix. Dit is belangrijk want het scheelt bijvoorbeeld ook windmolens.

Dan het derde argument. Nederland heeft de kennis, de mensen, de infrastructuur en de voorzieningen om er gewoon een succes van te maken. Daarom begrijp ik niet dat we geen vaart maken om bijvoorbeeld al in 2017 op 10% uit te komen. De argumenten van de commissie-Corbey gaan er bij ons onvoldoende in. Corbey zegt dat er onvoldoende capaciteit is. Tja, dat is nogal logisch, het is namelijk een klassiek kip-of-eiverhaal. En dit terwijl diezelfde commissie-Corbey wel zegt dat er voldoende potentie in de markt aanwezig is. Ik vind de koerswijziging die nu wordt voorgesteld dan ook onnodig en conservatief. We moeten niet doen alsof we biobrandstoffen belangrijk vinden maar ondertussen de boel vertragen. We zouden eigenlijk moeten werken naar één subdoel, namelijk CO2-reductie. Dat zou leidend moeten zijn. Laten we de markt de invulling geven, want als we op Europa wachten met ILUC, komen we er niet uit, en als we er al uitkomen, wordt het een bureaucratisch gedrocht.

De heer De Graaf (PVV): Ik heb lang gewacht maar heb nu toch een interruptie. Het lijkt alsof ik naar een betoog van GroenLinks zit te luisteren. De liberalen van de VVD hebben het over CO2-reductie en over meer overheid omdat we ons allemaal moeten bemoeien met de biobrandstoffen. Dat betekent dus ook meer ambtenaren die zich ermee bemoeien en dus hogere belastingen. Ik ben echt de weg een beetje kwijt. Ik hoor een warrig verhaal over kevertjes en Passaten. Als er al mensen met een livestream meekijken naar dit overleg, zijn zij nu de weg helemaal kwijt en hebben zij geen enkel idee waar wij als politici, als verantwoordelijken voor Nederland, het over hebben. Kan de heer Dijkstra garanderen dat hij niet alleen op internet grote woorden spreekt over het idee van de commissie-Corbey, of van mevrouw Corbey, de heer Corbey, het maakt mij niet uit, maar dat hij, als het in de Kamer komt, tegen dat onzalige plan van de Mansveldtaks zal stemmen?

De heer Dijkstra (VVD): Ik vervolg mijn betoog. Volgens mij is er geen sprake van een Mansveldtaks, maar mevrouw Mansveld kan dat zo meteen zelf duiden. De VVD wil zeker geen verhoging van de accijnzen en ook geen verschuiving, ook geen budgetneutrale waarbij je normale benzine ietsje duurder maakt om daarmee biobrandstof te subsidiëren. Wij vinden dat biobrandstof ook zonder subsidies moet kunnen. Volgens mij kan dat en is de markt er klaar voor. Ik begrijp het conservatisme dus niet; ik vind dat we echt stappen kunnen zetten, zowel voor onze economische groei en werkgelegenheid, als voor het milieu.

De heer De Graaf (PVV): Dat heb ik genoteerd! Dank voor het antwoord, mijnheer Dijkstra. Geen extra accijnzen, geen verschuivingen van accijnzen, dus als ik daar moties over indien, steunt u die. Dat is ook genoteerd. De markt is er klaar voor, zegt u. Dus als ik een motie indien om alle accijnzen op biobrandstof af te schaffen, krijg ik steun van de VVD. Wij moeten de markt helemaal niet opvoeden, de markt kan het zelf. Ik nodig u dus uit om mij de komende week bij het VAO te steunen.

De heer Dijkstra (VVD): Ik kijk uit naar de moties, maar de overwegingen maken we uiteindelijk helemaal zelf.

Ten slotte. In een aparte brief – gelukkig is het een aparte brief – worden er sociale factoren bij gesleept. Dat gaat de VVD echt een stap te ver. Ik kreeg vlekken in mijn nek toen ik het las. De inheemse bevolking, free prior informed consent, land governance, disputed settlement facility, arbeidsomstandigheden … Als dat de koers wordt, vestig ik mijn hoop met name op het SER-akkoord. Daarin staat dat in het voorjaar van 2014 nadere invulling wordt gegeven aan biobrandstoffen.

Ik heb nog een paar vragen. Ten eerste. Wat heeft de staatssecretaris concreet gedaan in Europees verband om de motie-Leegte/Samsom uitgevoerd te krijgen? Ten tweede. Waarom telt biogas of groen gas voor auto's eigenlijk niet mee in het percentage biobrandstoffen? Wat is daar de logica achter? Ten derde. Ik heb twijfel of de productiecapaciteit beperkt is, zoals Corbey zegt. Mij bereiken namelijk andere geluiden. Ik wil daar dus graag cijfers over zien. Dit kan per brief.

Zoals ik al zei, de sociale criteria vindt de VVD echt een stap te ver en overbodig. Het is prima dat we ons doel willen realiseren maar laten we alsjeblieft niet alle wereldproblemen op onze nek nemen. Als we streven naar 10%, of als dat helemaal is losgelaten, wanneer realiseren we dat dan? Wat is het streven na 2020? Immers, als je miljoenen gaat investeren om je huidige «plant» te verbouwen, moet je ook weten waar je aan toe bent. Dat kun je niet in drie of vier jaar afschrijven. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de bescherming van al gedane investeringen en de doorgroei naar nieuwe faciliteiten, rekening houdend met realistische terugverdientijden? Hoe gaat de staatssecretaris om met de dubbeltellingen bij lopende projecten? Wanneer rapporteert het Rotterdam Climate Initiative over het naar Nederland halen van de lagerisicogrondstoffen die kunnen dienen als biobrandstof? Dat is namelijk ook interessant in het verhaal van Corbey: het is niet zo zwart-wit met voedsel in de tank of niet; vaak zijn ook restproducten uitstekend te gebruiken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik kom even terug op een zin die de heer Dijkstra eerder uitsprak, maar die een beetje verdween door de interrupties. Volgens mij zei hij dat hij het een goede zaak vindt dat biobrandstoffen dubbel tellen, ook in de berekening voor de doelstelling duurzame energie in 2020. Als je ervan uitgaat dat het dubbel telt voor de 14%, haal je daarmee dan niet de hele doelstelling van 14% onderuit?

De heer Dijkstra (VVD): Ik vind het helemaal niet goed dat wij zaken dubbel tellen. Ik vind dat biobrandstoffen zichzelf moeten kunnen bedruipen en moeten concurreren met reguliere brandstoffen. Dat heb ik zo dus ook helemaal niet zo gesteld. Ik vind wel dat als je het op een verstandige en goede manier doet, biobrandstoffen een enorme bijdrage kunnen leveren zonder dat de mensen er iets van merken wat betreft subsidies, want die zijn allemaal niet nodig; aan de pomp blijft het dezelfde prijs. Ondertussen vul je de 14% of 16% in. Tja, waarom laat je die kans dan liggen terwijl je wel voor veel geld bijvoorbeeld windmolenparken gaat bouwen met alle overlast van dien? Mijn voorkeur heeft biobrandstof als ik daar tussen zou moeten kiezen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Laat duidelijk zijn dat de ChristenUnie de dubbeltelling voor geavanceerde biobrandstoffen in de berekening van het bijmengpercentage wél heel goed vindt. Ik begrijp dat de VVD overal van af wil, maar de ChristenUnie wil in ieder geval af van de dubbeltelling in de berekening voor de doelstelling duurzame energie. We zullen op dit punt ook een motie indienen. Ik reken dan op steun van de VVD-fractie.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb met verbazing geluisterd naar het betoog van de heer Dijkstra. Ik heb altijd gedacht dat ook hij van mening was dat je voedsel niet in motoren moet stoppen maar in monden. In Paraguay schijnt 80% van het landbouwareaal gebruikt te worden voor biobrandstoffen. Vindt de heer Dijkstra dit een goede ontwikkeling? Hij fulmineert zo tegen de sociale factoren en zegt dat daar niet te veel naar gekeken moet worden. Kan hij dat uitleggen?

De heer Dijkstra (VVD): De motie-Leegte/Samsom is geldig wat ons betreft. Die gaat over een versnelling van het groeipad op een goede wijze, zoals een meerderheid van de Kamer ook vindt. Ik wijs de heer Van Gerven erop dat voor 80% van de biobrandstoffen die we in Nederland produceren de gewassen, frituurvetten en dergelijke gewoon uit Europa komen. Als het probleem dat hij noemt er dus al is, is dat voor Nederland heel erg klein. Bovendien is van wat wij doen ook nog eens 51% geavanceerd. Ik vind niet dat wij alle problemen van de wereld op onze nek moeten nemen. Ik vind wel dat de motie-Samsom onverkort moet worden uitgevoerd.

De heer Van Gerven (SP): Ik begrijp er nog steeds niets van. De heer Dijkstra komt op de motie-Samsom/Leegte. Overigens stond de naam Jansen er ook onder. Daarin staat als we al verdergaan, het 100% tweede generatie moet zijn. De essentie is toch dat er geen concurrentie moet zijn met voedsel? Dat is toch onbestaanbaar? Waarom heeft de VVD de motie-Vos van begin dit jaar ondersteund, die nadrukkelijk pleit voor het betrekken van de ILUC-factoren bij het ontwikkelen van beleid? Heeft de VVD dat sociale pad nu verlaten?

De heer Dijkstra (VVD): We zullen de moties er even bij pakken. In de motie-Leegte/Samsom waaraan ik refereer, staan twee dingen: versnelling van het groeipad en rekening houden met ILUC-factoren. Dat is heel consistent. Daarna zijn er nog vele tientallen moties geweest waarvan we de meeste hebben weggestemd, maar als er verstandige moties zijn, dan steunen wij die, want wij willen ook geen voedsel in de tank. Ik vind wel dat de hele discussie over voedsel in de tank heel erg suggestief en zwart-wit is. Zo zwart-wit ligt het dus niet, dat constateert de commissie-Corbey ook. Er zijn prima eerste generatie gewassen die niet dienen als voedsel en die ook geen druk leveren op de voedselprijzen, maar die je wel kunt gebruiken voor biobrandstoffen. Als we onze ogen daarvoor willen sluiten, zijn we alleen maar symbolisch bezig. Ik denk dat we er een bepaalde mate van flexibiliteit in moeten hebben en ook verstand.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik heb de indruk dat de verwarring bij de heer Dijkstra steeds verder toeneemt. Ik raad hem aan om de motie op stuk nr. 37 (32 813) te bestuderen en daar in tweede termijn op terug te komen. Deze motie is door de VVD ondersteund en daarin wordt heel nadrukkelijk gepleit voor het betrekken van sociale factoren bij het verder ontwikkelen van het biobrandstoffenbeleid. Ik hoor in tweede termijn graag nog een reactie waarom de VVD het pad heeft verlaten dat zij begin dit jaar nog bewandelde.

Ik kom op mijn eigen bijdrage. In de voorstellen van de staatssecretaris mis ik de biomassaladder. We hebben begin dit jaar daarover een motie aangenomen. Deze gaat uit van vijf stadia. Je moet eerst kijken of je biomassa kunt gebruiken voor voedsel voor de mens. Vervolgens moet je kijken of het gebruikt kan worden voor voedsel voor het dier, dan voor meststof, dan voor groene bouwstof en pas op plaats vijf kunnen we het gebruiken voor brandstof of energiewinning. Ik lees daarover niets terug. Dat is uitgangspunt van beleid. Daaraan wordt gewerkt. Als zij die ladder legt naast wat er nu allemaal ligt, spoort het dan een beetje met elkaar, of zit er toch verschil in? Ik denk dat het bij een heleboel zaken niet spoort en dat we er echt voor moeten zorgen dat biomassa die gebruikt wordt als voedsel of die een andere nuttige aanwending heeft, niet in een oven wordt gegooid.

Daarmee zet je de klok eigenlijk 2.000 jaar terug. Mensen zijn ooit begonnen met het stoken van hout om een beetje warm te worden en wat al dies meer zij, maar we leven nu wel in het jaar 2013 en niet in het jaar nul. Ik verneem hierop graag de reactie van de staatssecretaris.

Verder zou ik willen weten hoe het geregeld is met het toezicht bij menging en gebruik van stoffen. Onlangs was ik op werkbezoek bij BTT dat bezig is met de bouw van een nieuwe terminal in Rotterdam. Ik zou in ieder geval graag van de staatssecretaris willen weten wat er wordt bijgemengd en wie daar effectief toezicht op houdt.

Met betrekking tot de sociale factoren constateer ik dat de staatssecretaris nadrukkelijk de suggesties van de meerderheid van de Kamer heeft overgenomen om daar werk van te maken. Ik hoop dat ze zich sterk blijft inzetten om die zeer zwaar te laten wegen. Nogmaals, voedsel moet in monden en niet in motoren. We moeten daar met z'n allen dan ook heel scherp op blijven toezien.

Waar het gaat om de eerste en tweede generatie zaten wij als Nederland behoorlijk goed. De vraag is of er niet een enorme druk is om almaar tot verdere verhoging over te gaan, zoals de VVD bijvoorbeeld wil met betrekking tot de eerste generatie. Als er al iets gebeurt, dient dat alleen het geval te zijn op het terrein van de geavanceerde stoffen en niet ook op het terrein van de eerste generatie, want anders zetten we weer een stap terug.

Mevrouw Mulder (CDA): Voorzitter. Voor het belang van een eerlijke economie is het CDA voorstander van een transparant gebruik van de biobrandstoffen, zodat de consument ook weet of de stof duurzaam is en waar die is geproduceerd. Ook dankzij het CDA is er de afgelopen jaren meer transparantie gekomen in de biobrandstoffenmarkt, omdat er nu een rapportageverplichting is voor leveranciers. Het amendement zorgt ervoor dat er nu inzicht is in de aard, de herkomst en de duurzaamheidsaspecten van gebruikte biobrandstoffen. Transparantie van de herkomst draagt dus bij aan het vertrouwen van onze inwoners in de duurzaamheid van die biobrandstoffen. Bovendien zorgt die ervoor dat zichtbaar wordt wie de freeriders zijn.

Nu ligt er het voornemen van de staatssecretaris om het register te vereenvoudigen. Het CDA is voorstander van het verlichten van de lasten voor het bedrijfsleven maar de transparantie die er nu is, moet wel worden gewaarborgd. We gaan ervan uit dat het niet de bedoeling van de staatssecretaris is om de rapportageverplichting te schrappen. Dus wat bedoelt zij nu exact met genoemd voornemen? Hoe gaat die voorgestelde vereenvoudiging er nu uitzien? Hoe gaat die transparantie inzake aard, herkomst en duurzaamheid van biobrandstoffen gegarandeerd worden?

Vandaag stemt het Europees Parlement over de biobrandstoffenrichtlijn. In Nederland zijn we in een aantal opzichten al verder dan deze verordening, doordat de afkomst van de biobrandstoffen al wordt gerapporteerd en we in verhouding meer geavanceerde biobrandstoffen gebruiken, maar het is wel belangrijk dat die duurzame Europese spelregels er komen zodat alle biobrandstoffen die de EU importeert op een duurzame manier voor mens en dier zijn geproduceerd. De staatssecretaris schrijft dat Nederland zich in Europa zal blijven inzetten om de ILUC-factoren in de Richtlijn hernieuwbare energie en de Richtlijn brandstofkwaliteit op te nemen. Het CDA steunt de staatssecretaris bij deze inspanning. Wij vinden het van belang dat de industrie aangeeft hoe en wanneer zij hieraan zou kunnen voldoen. Er ligt vandaag een motie in het EP voor die aangeeft dat het uiterlijk in 2020 zo ver zou moeten zijn. Het zou de industrie echter sieren als zij eerder met een eigen voorstel kon komen. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan en wat doet zij concreet op dit vlak?

Uit het advies van de commissie-Corbey blijkt dat er nog niet voldoende geavanceerde biobrandstoffen beschikbaar zijn om het bijmengpercentage versneld te verhogen. De staatssecretaris stelt nu voor om de bijmengpercentages lineair te verhogen, dit in tegenstelling tot wat de motie-Leegte beoogt. Voor het CDA is van belang dat er voor een duidelijke lijn wordt gekozen. De stimulering vanuit de overheid moet betrouwbaar zijn voor het bedrijfsleven. Als je wilt investeren, wil je weten waar je aan toe bent, zeker bij langjarige investeringen. Als het lineair verhogen van de bijmengpercentages daaraan bijdraagt, is dat voor ons een lijn die we zouden kunnen volgen. Graag verneem ik hierop de reactie van de staatssecretaris.

Dan het punt van de biobrandstoffen en de accijnzen. Het CDA is er geen voorstander van om het onze pomphouders in met name de grensstreken nog moeilijker te maken om te kunnen overleven dan nu al het geval is. Dus dat zou voor ons een onbegaanbare weg zijn. Maar goed, het staat wat cryptisch in de tekst, dus misschien kan de staatssecretaris aangeven hoe zij hierover denkt.

Mijn laatste punt betreft het bedrijf HarvestaGG. Komt dit bedrijf in aanmerking voor de dubbeltelling en, zo ja, hoelang geldt die dan en hoe werkt zoiets in de praktijk? Als een bedrijf voor grote investeringen staat en het, naar het lijkt, voldoet aan alle EU-richtlijnen en bovendien wordt ondersteund door de universiteit in Wageningen, kan ik mij voorstellen dat het denkt: we hebben hier een goede casus en we kunnen voor de toekomst de goede dingen doen. Dat is dus ook precies wat ik bedoel met de investeringen waar ik eerder over sprak. De vraag is dan ook hoe het met ons investeringsklimaat zit. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris hierop.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Biobrandstoffen kunnen een bijdrage leveren aan het verduurzamen van ons transport als we daarbij zo veel mogelijk gebruikmaken van reststromen en zo veel mogelijk waarden uit de biomassa halen. Dus niet enkel biobrandstof maar ook veevoer, voedsel of chemicaliën. Een mooi voorbeeld is de wisselteelt van koolzaad met maïs. Het leidt tot verbetering van de bodem, lokale productie van veevoer in plaats van import van soja uit Brazilië en de productie van koolzaadolie. Biobrandstoffen zijn niet per definitie duurzaam. Afgelopen week nog was de enorme groei van de productie van palmolie in Indonesië en Maleisië in het nieuws, een groei die ten koste gaat van tropisch regenwoud en landbouwgrond.

Wij vinden het prima dat de staatsecretaris afziet van een versneld groeipad voor het bijmengpercentage van biobrandstoffen. Ook waardeer ik de inzet van de staatssecretaris om te komen tot betere certificeringsystemen en vooral ook het toezicht daarop.

Het is goed dat in 2012 meer dan de helft van alle biobrandstoffen in Nederland afkomstig was uit reststromen, maar tegelijkertijd is van een deel van de biobrandstoffen de herkomst nog steeds onbekend. Voor biodiesel is dat maar liefst 43%. Hoe kan het dat men brandstoffen waarvan de herkomst onbekend is, toch mee mag tellen bij de bijmengverplichting?

De staatssecretaris wil een eenvoudig register voor biobrandstoffen. Dit nieuwe handelssysteem zou minder fraudegevoelig zijn. Dat klinkt natuurlijk goed, maar hierdoor is het niet mogelijk om per leverancier over het aandeel conventionele biobrandstoffen en het aandeel geavanceerde biobrandstoffen te rapporteren. In een sector die zo in verandering is, is transparantie noodzakelijk om te komen tot verduurzaming. We roepen de staatssecretaris dan ook op om de absolute volumes biobrandstoffen te laten publiceren zodat er een koppeling kan worden gelegd tussen de aard, de herkomst en de duurzaamheid van de biobrandstoffen.

De sociale impact van biobrandstoffen is een punt dat ons grote zorgen baart. We hebben verontrustende signalen ontvangen over een biobrandstofproject in Sierra Leone dat volgens de Europese Commissie en de Nederlandse overheid een schoolvoorbeeld is van milieuvriendelijk en sociaal verantwoord ondernemen. ActionAid spreekt echter van landroof. Beloofde banen zijn er niet gekomen. De voedselproductie is gedaald. Het grootste deel van de bewoners heeft nooit een landovereenkomst gezien en zegt onvoldoende geïnformeerd te zijn. Hoe is het mogelijk dat zo'n project een duurzaamheidscertificaat vraagt? We vinden dat Europa echt veel meer moet doen om negatieve effecten te beperken, in het bijzonder voor kwetsbare bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden.

De SGP refereerde al uitgebreid aan de casus waarbij biobrandstof uit gras wordt gewonnen maar niet volledig in aanmerking komt voor dubbeltelling, terwijl dit bijvoorbeeld wel het geval is ten aanzien van frituurvet. Wij krijgen graag duidelijkheid van de staatssecretaris over welke criteria zij hanteert voor dubbeltelling.

Dat geavanceerde biobrandstoffen dubbel tellen bij het vaststellen van het bijmengpercentage is begrijpelijk. De staatssecretaris wil deze biobrandstoffen nu ook dubbel laten tellen voor de doelstelling hernieuwbare energie. Anders, zo zegt zij, zouden meer andere vormen van hernieuwbare energie, zoals wind, moeten worden ingezet, wat weer geld kost. Maar volgens ons is dat de omgekeerde wereld en worden prestaties van Nederland groener voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn. We moeten onszelf en anderen niet voor de gek houden maar gewoon ons best doen om de doelstellingen voor hernieuwbare energie te halen. Dan is die 14% uit het SER-akkoord wel het minste.

Ik kom op het punt van de koolstofschuld en de biomassa. Je kunt niet simpel zeggen: bomen verbranden is klimaatneutraal als je er een nieuwe boom voor terugplant. Het duurt jaren voordat een jonge boom volgroeid is. De ChristenUnie vindt dat deze koolstofschuld zo snel mogelijk moet worden meegenomen in de CO2-berekeningen en in de duurzaamheidscriteria. We overwegen op dat punt een motie in te dienen. Biomassa kan worden hergebruikt in nieuwe producten in plaats van ze te verbranden. Zo kunnen van oude keukens weer nieuwe worden gemaakt. Nu wordt dit soort type toepassingen echter weggeconcurreerd door de kolencentrales. Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? De verleiding is groot om nog veel meer te zeggen over biomassa, maar we krijgen nog een aantal debatten over het energieakkoord, dus laat ik het hier nu bij.

De ChristenUnie stelt voor om bij biomassa net als bij biobrandstoffen per maatschappij te rapporteren in plaats van op sectorniveau. Zo wordt de herkomst van de biomassa transparanter en wordt verduurzaming gestimuleerd. Ook moet er onderscheid worden gemaakt of het gaat om stammen, zaagsel, restanten uit boskap en dergelijke. Nu wordt alleen maar gesproken over vers of oud hout. De staatssecretaris is het hopelijk met mij eens dat dit te weinig onderscheidend is. Consumenten hebben er recht op om te weten waar het hout vandaan komt en wat energiebedrijven verstoken en als groene stroom verkopen.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Gisteren is de Young Sheng aangekomen in de haven van Rotterdam. Dat schip heeft een unieke route gevaren, namelijk via de Noordelijke IJszee. Nederlanders hebben dat, de andere kant op, in het verleden geprobeerd, maar dat is ze niet gelukt. Waarom lukt het nu wel? Omdat het ijs op onze poolkappen smelt. Een overtuigender bewijs dan dit is er niet. Het is tegelijkertijd een drama voor onze aarde. Daarom zet dit kabinet vol in op het mitigeren van de klimaatproblemen en op het ervoor zorgen dat we minder CO2 uitstoten. We investeren 3 miljard per jaar in duurzame energie. Het energieakkoord dat net is gesloten, is een fantastisch compromis tussen de grote industrie – ik noem Tata Steel – grote energiemaatschappijen en de milieubeweging. Deze partijen tezamen hebben gezegd: dit is zo'n groot probleem, dit moeten we samen aanpakken. Het betreft hier een van de weinige terreinen waarop we op dit moment heel fors investeren. Zo wordt er geïnvesteerd in windmolens op zee, aardwarmte en biobrandstoffen. We zijn tevens nog wel zoekende, want niemand weet precies hoe we van die 4% duurzame energie die we nu gebruiken uit moeten komen op de 100% die we in 2050 willen. En dat willen we omdat we niet anders kunnen, omdat onze aarde langzaam opwarmt en we een enorme klimaatramp en een enorm milieuprobleem voor onszelf en de generaties na ons creëren als we nu niets doen. Het is echt een heel urgent probleem.

Een jaar of tien geleden zijn we heel serieus begonnen met de aanwending van biobrandstoffen en dat is enorm gegroeid. De vraag is nu of we daarmee het goede pad zijn ingeslagen. Heel veel bedrijven en organisaties die er destijds erg enthousiast over waren, plaatsen er nu vraagtekens bij of dit wel het juiste pad is dat we met z'n allen zijn ingeslagen. Ik sprak hier gisteren over met Abbas Kamara van de organisatie Sierra Leone Network on the Right to Food en hij vertelde mij over wantoestanden in Sierra Leone, doordat mensen niet meer voldoende te eten hebben en in veel slechtere omstandigheden leven dan in het verleden. Dus onze biobrandstoffen hebben in de armste landen van de wereld heel ernstige consequenties. Ik heb het desbetreffende rapport hier voor mij en als de voorzitter het goed vindt, wil ik dat de staatssecretaris bij dezen overhandigen.

De voorzitter: Akkoord. Ik laat het dan tevens kopiëren voor de leden, want ik denk niet dat zij er allemaal al een exemplaar van hebben.

De heer Jan Vos (PvdA): Naast het feit dat de mensen in de derde wereld last hebben van onze briobrandstoffen, wijs ik op hoe de wetenschap ertegen aankijkt. Deze week verscheen er een groot artikel van twee wetenschappers van de KNAW die zeggen: hou op met die biobrandstoffen en die biomassa. De KNAW is niet de minste organisatie in Nederland en als wetenschappers dat zeggen, dan neemt mijn fractie dat zeer serieus. De milieubeweging, van origine een groot aanhanger van diezelfde biobrandstoffen, wijst erop dat de palmolie-import in vijf jaar is verdubbeld en vraagt zich af welke effecten dit heeft. Er zijn dus steeds grotere vraagtekens te plaatsen bij biobrandstoffen. Tegelijkertijd hebben we bij de industrie verwachtingen gewekt en hebben we ze gestimuleerd om daarin te investeren. Ook hebben we maatregelen op dit terrein getroffen. We hebben die bedrijven dan ook een bepaalde investeringszekerheid te bieden. Dat is de andere kant van de medaille waar we vandaag over spreken. Bovendien bieden de tweede en met name de derde generatie biobrandstoffen wel degelijk heel mooie kansen. Echter, niemand weet hoe we uiteindelijk van die 4% nu naar die 100% in 2050 moeten komen. Dus we moeten daarmee blijven experimenteren.

Dan de motie-Leegte. In die motie hebben de VVD, mijn partij en nog een aantal andere partijen gezamenlijk aangegeven een versnelling te willen maar dan wel onder de voorwaarde dat die volledig met duurzame biobrandstoffen wordt ingevuld. In mijn ogen voert de staatssecretaris die motie keurig netjes uit. Ik ben dan ook zeer blij en tevreden met de lijn die zij heeft ingezet, door nu te stellen dat er zo snel mogelijk moet worden overgeschakeld op die tweede generatie en dat aan de 5% conventionele biobrandstoffen moet worden vastgehouden. Ik vind haar koers daarin prijzenswaardig. Het is ook goed dat zij hierover helder met de Kamer communiceert.

De staatssecretaris wil op advies van de commissie-Corbey verkennen hoe de conventionele brandstoffen met een laag ILUC-risico beter gestimuleerd kunnen worden. We zijn daar op voorhand niet tegen maar we plaatsen wel vraagtekens bij de controle hierop en mogelijk andere negatieve zaken. Bovendien kunnen bioproducten voor andere toepassing zoals de chemie gebruikt worden. Ik heb het dan over de zogeheten cascadering, waaraan de collega van de SP al refereerde. In hoeverre wordt hiermee rekening gehouden in het beleid?

De staatssecretaris geeft aan dat het register voor biobrandstoffen wordt vereenvoudigd. Kan zij dat bevestigen en, zo ja, behoeft er dan niet meer gerapporteerd te worden per leverancier? Wij zouden dat onwenselijk vinden. Vanwaar dit voorstel? We vinden dat het doel moet zijn om per oliemaatschappij precies te kunnen achterhalen waar zij de biobrandstoffen vandaan haalt en hoeveel zij gebruikt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Machiavelli zei het al: er is niets zo hachelijk als leiding geven aan de onderneming van vernieuwing. Alle krachten die het oude willen behouden zijn sterk en gevestigd en de krachten voor het nieuwe zijn wankelmoedig en zwak. Dus het leiding geven aan vernieuwing zoals ook deze staatssecretaris dat probeert, is een hachelijke onderneming. Dat zie je al aan haar eigen minister die de onderneming van deze staatssecretaris niet echt steunt. Aan de ene kant proberen we brandstoffen stapje voor stapje duurzamer te krijgen en aan de andere kant hebben we een minister die vrolijk zegt: ik verhoog maximumsnelheden zodat er nog wat meer brandstof doorheen gejaagd kan worden. Van de energievraag in Nederland wordt 40% ingevuld met olie. Dus willen we daar op een verstandige manier wat aan doen, dan zullen we alle zeilen bij moeten zetten. Tot mijn groot verdriet vind ik die 40% niet terug in het SER-akkoord. Dat akkoord dekt eigenlijk 60% van de energie in Nederland en van de overige 40% wordt gezegd: moeilijk, moeilijk, daar komen we op een ander moment nog wel aan toe.

Ik ben het eens met de opmerkingen over cascadering. Natuurlijk gaat het allereerst om het nuttig gebruik, dus het eten van voedsel, van landbouwgewassen en vervolgens om allerlei andere toepassingen. En als je daarna helemaal niets anders meer kunt verzinnen, dan eventueel verbranden. Zet daarbij vol in op alle andere oplossingen om brandstofverbruik te verminderen, zoals elektrisch rijden, besparing op vervoer, ov, rekeningrijden en beperking van de maximumsnelheden. Als er bijgemengd wordt, moet dat wat ons betreft met de meest strenge criteria gepaard gaan. Volgens het advies lukt dat op dit moment absoluut niet. Ik ben het dan ook eens met de staatssecretaris dat het in dit tempo niet gaat lukken. Ik begrijp ook dat er verplichtingen zijn jegens investeerders maar er zou wel degelijk eens gekeken kunnen worden naar de subsidiestromen ten aanzien van de verschillende generaties biobrandstoffen, zodat je stimuleert wat je echt wilt hebben en je langzaam afschaft wat je niet wilt hebben. Ik verneem hierop graag de reactie van de staatssecretaris.

Mijn volgende punt betreft het bijstoken van biomassa in kolencentrales. In het SER-akkoord staat dat we maximaal naar 25 petajoule gaat. Maar dat is twee keer zo veel als we nu bijstoken. Is dit echt wat de staatssecretaris wil steunen, dus dat we twee keer zo veel biomassa bij gaan stoken in onze kolencentrales dan nu? Is zij in elk geval bereid te streven naar heel duidelijke en strenge criteria voor bijstook?

Dan het punt inzake het jaarlijks rapporteren door de oliemaatschappijen. Op dit moment wordt er alleen op sectorniveau gerapporteerd. Dat zou echt anders moeten, want transparantie gaat ervoor zorgen dat oliemaatschappijen beter opletten. Wat is hierop de reactie van de staatssecretaris? We zouden ook moeten weten of het gaat om vers hout of oud hout of dat het gaat om stammen, zaagsel of een residu. Dit geldt temeer omdat het Planbureau voor de Leefomgeving heeft geconcludeerd dat het verbranden van hele bomen absoluut geen klimaatwinst oplevert. De rapportage Green Deal Duurzaamheid vaste biomassa stelt dat 64% van de houtachtige biomassa vers hout betreft, waarvan 71% gecertificeerd. Echter, gecertificeerd hout is niet hetzelfde als duurzaam hout. Is de staatssecretaris dit met mij eens en, zo ja, wat gaat zij hierop ondernemen?

Artikel 12.33 van de Wet milieubeheer dat gaat over de herkomst en duurzaamheid van biobrandstoffen per oliemaatschappij, dreigt geschrapt te gaan worden. Via een unaniem aangenomen amendement-Haverkamp/Leegte is dat artikel in die wet gekomen. Is de staatssecretaris echt van plan dit artikel te schrappen? Zo ja, hoe ziet zij dan de consequenties? Verder ben ik benieuwd naar de reactie van mijn collega van de VVD op eventuele schrapping van het artikel.

Van 43% van de biodiesel is de herkomst onbekend. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan en hoe gaat zij dat oplossen? Hoe kunnen we nagaan of bijgemengde percentages biobrandstoffen een beetje deugen als we van bijna de helft niet weten waar het vandaan komt?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In de richting van de twee regeringspartijen zou ik het volgende willen zeggen. Ik hoor de VVD verkondigen dat we niet alle problemen van de wereld op onze nek moeten nemen. Ik kan mij daar op zichzelf ook wel iets bij voorstellen, maar laten we dan meteen wel ophouden om de wereld met nog meer problemen op te zadelen dan ze al heeft. De PvdA zou er misschien goed aan doen om wat eerlijker te zijn over het feit dat je bepaalde zaken wel duurzaam kunt noemen maar dat dit nog niet betekent dat ze dat ook daadwerkelijk zijn. De al dan niet geveinsde verbazing over de gevolgen die we nu zien van het biobrandstoffenbeleid tot nu toe, zou er wellicht wel toe nopen om wat duidelijker naar de feiten te kijken die we best al lang kennen.

De Partij voor de Dieren is geen voorstander van stimulering van bijstook van biomassa en biobrandstoffen. Ik vraag mij oprecht af waarvoor we ons meer zullen gaan schamen als we terugkijken op deze jaren. Is dat voor het feit dat we voedsel verstoken in de motoren van onze auto's of dat we bossen kappen en het hout daarvan versnipperen en verstoken in energiecentrales en we dat dan ook nog klimaatneutraal noemen, waarbij de mensen in de veronderstelling zijn groene stroom te gebruiken, maar op dat punt duidelijk in de maling worden genomen? Dit zijn tegelijkertijd politieke uitspraken waarmee wij in ieder geval onze positie duidelijk markeren.

Ik wil mijn bijdrage verder wijden aan de inbreng van de KNAW. Waar er de hele tijd wordt geruzied over wat er nu wel en niet klopt aan de duurzaamheidsproblemen rond biomassa en biobrandstoffen, moet ik constateren dat de KNAW met een heel goede notitie is gekomen. Ze brengt twee belangrijke punten naar voren. Ten eerste geeft ze aan waarom hout stoken in elektriciteitscentrales niet helpt. Het verbranden van hout produceert meer CO2 dan het verbranden van steenkool, maar vanwege de subsidie worden er nu hele bossen gerooid en versnipperd voor bijstook. Dit leidt noch tot innovatie noch tot vermindering van CO2-uitstoot. Producenten zeggen dat ze nieuwe bomen zullen aanplanten die de CO2 weer opnemen. Maar zelfs als dat gebeurt, duurt het een eeuw voordat die schuld is ingelost. Ten tweede geeft de KNAW aan waarom biobrandstof voor auto's en vliegtuigen niet helpt. Er is niet genoeg landbouwgrond. 400 miljoen jaar lang was de aarde één grote biobrandstoffabriek; immense hoeveelheden plantjes en diertjes raakten bedolven en werden samengeperst tot olie, gas en steenkool. Die voorraad maken we in 400 jaar op, een miljoen keer zo snel dus. Dat is niet bij te benen met landbouw. Als we 5% van onze benzine en diesel zouden willen maken uit koolzaad moeten we Nederland ten noorden van de lijn Amsterdam-Enschede beplanten. Bovendien concurreert biobrandstof met voedsel. Vanwege gebrek aan grond wordt oerwoud verbrand zodat daar voedsel kan worden geteeld dat inmiddels door biobrandstof is verdrongen. Dit ontginnen van oerwoud produceert dan weer meer CO2 dan er met biobrandstof wordt bespaard. Er is ook niet genoeg afvalbrandstof. Als al het afgewerkte frituurvet tot biobrandstof wordt verwerkt, kan het wegverkeer daar één dag per jaar van rijden. Ik heb een berekening gezien dat wanneer je klimaatneutraal zou willen vliegen naar New York op afgewerkt frituurvet, je acht jaar lang iedere dag patat zou moeten eten. Ik zou dat iedereen afraden.

Biobrandstof uit gras, bomen en algen winnen is nog niet uitvoerbaar en kent vergelijkbare problemen zoals bij winning van biobrandstof uit voedselgewassen. Dus die kant kunnen we gewoon niet op. Het fabriceren van biobrandstof kost brandstof. Grondbewerking, bestrijdingsmiddelen, kunstmest, transport en het omzetten van planten in vloeistof kost elektriciteit, aardgas en benzine. Daardoor gaat dus een groot deel van de CO2-winst verloren. Sommige biobrandstoffen produceren meer broeikasgas dan gewone benzine. De conclusie: biomassa en biobrandstof dragen niet of nauwelijks bij aan de besparing van CO2-uitstoot en daarom zijn ze niet geschikt als middel voor de transitie naar een duurzame-energievoorziening. De staatssecretaris ziet gelukkig af van het versnelde groeipad, maar zelfs als we niet versnellen, is het de vraag of we dat lineaire groeipad duurzaam zouden kunnen invullen. De Partij voor de Dieren zou dat dus nog verder willen afzwakken. De aanbevelingen van de wetenschappers zijn duidelijk. Bevorder efficiëntie en brandstofbesparing. Daar zit de echte winst. Dus zou ik van deze staatssecretaris graag bezwaren horen tegen verhoging van de maximumsnelheid op snelwegen. Bouw de bij- en meestooksubsidie af. Ik hoop dat de VVD ons op dat punt steunt. Stel in de tussentijd duurzaamheidseisen aan de herkomst van biomassa en eis transparantie daarover. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris hierop.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. We moeten onze energievoorziening verduurzamen om een onomkeerbare verandering van het klimaat tegen te gaan en te voorzien in een schone en betrouwbare energievoorziening. Natuurlijk zijn biomassa en biobrandstoffen een belangrijke energiebron, maar naarmate we er meer energie uit halen, komt het terecht scherper onder de loep te liggen. We zullen die biomassa straks voor ontzettend veel dingen nodig hebben. Daarom heeft mijn fractie met onder andere de SP aandacht gevraagd voor de cascadering van gebruik van biomassa. Ik was afgelopen zomer op werkbezoek bij de Green Chemistry Campus waar men ook allerlei ideeën op dit terrein heeft. Hoe staat het overigens met de voortgang van de ideeën binnen het departement om beter gebruik van de schaarse biomassa te verzekeren?

Ik wil dit debat tevens benutten om de aanpak van het kabinet ten aanzien van biobrandstoffen tegen het licht te houden en stil te staan bij een aantal ontwikkelingen. Uit het oogpunt van transparantie zou de herkomst van brandstoffen inzichtelijk moeten zijn, zowel waar het gaat om biobrandstoffen als waar het gaat om gewone brandstoffen. De discussie gaat nu wel heel erg over het verschil tussen zaagsel en hout en maïs en stro en die moeten we ook zeker voeren, maar ook het halen van aardgas uit Rusland of uit Groningen heeft verschillende gevolgen die nu nog niet inzichtelijk genoeg zijn gemaakt. Omdat we in ieder scenario naast biobrandstoffen ook nog jarenlang veel fossiele brandstoffen zullen gebruiken, moeten we daar scherp naar kijken, ook om oneerlijke concurrentie tegen te gaan en om een juiste afweging op dat terrein handen en voeten te geven. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om naast de vereenvoudiging, de waarde van de registratie te behouden en het bestaande register biobrandstoffen op termijn uit te breiden met fossiele brandstoffen en biomassa, zodat we niet in een situatie komen waarin we weliswaar denken het goede te doen maar we eigenlijk niet weten waar we het over hebben? Kan het register worden aangepast, zodat ook per leverancier te herleiden is wat de samenstelling van de brandstoffenmix is? D66 pleit voor grote transparantie, ook voor de mensen die aan de pomp staan en die de afweging moeten maken of ze bij de een of bij de ander gaan tanken, doordat ze weten hoe het gesteld is met de duurzaamheid en de herkomst van de brandstoffen. Wat is in dit kader de stand van zaken in Europees verband rond de uitvoeringsmaatregelen in het kader van de brandstoffenrichtlijn, dus de regels om onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende soorten oliën? Teerzandolie wordt momenteel onder de loep genomen, maar weten we eigenlijk wel welke CO2-uitstoot het met zich brengt om gas uit Rusland te importeren en wegen we dat eigenlijk wel op een goede manier tegen elkaar af?

Dan kom ik te spreken over de Europese normen voor vaste biomassa.

Al jaren wachten we op goede Europese duurzaamheidsnormen voor vaste biomassa. Het lijkt erop dat de discussie gaat in de richting van 60% CO2-reductie in vergelijking met fossiele brandstoffen. Dat lijkt misschien heel wat, maar dat betekent een kolencentrale waarin heel veel wordt bijgestookt met biomassa – we hebben net alle risico's en potentiële nadelen daarvan gehoord – als duurzaam wordt gekwalificeerd, zelfs duurzamer dan een gascentrale. Klopt dat wel als je reëel kijkt naar de effecten? Is die 60% wel ambitieus genoeg? Kan de staatssecretaris toezeggen dat de minimale inzet van Nederland zal zijn om de normen uit het energieakkoord ook in Europees verband te laten gelden? Vindt zij dat er, net zoals in het Nederlandse energieakkoord, een plafond zou moeten zijn aan de bijstook van biomassa in kolencentrales? Daarmee verraad ik alvast dat ik met dit deel van het energieakkoord in ieder geval gelukkig ben.

Ik heb nog een puntje over het energieakkoord. Wat is de logica van het plafond van 25 petajoule in dat akkoord, als je dat naast ander, reeds bestaand beleid legt? Het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren is namelijk ook ondertekend. Dat richt zich op 32 petajoule in 2020. Die sectoren zouden dat moeten realiseren. Betekent dat dan dat zij het moeten exporteren omdat het niet mag worden bijgestookt in onze eigen kolencentrales? Wat is hiervan de logica?

Welk hout uit de natuur mag überhaupt worden geoogst? In de gelekte Europese richtlijn wordt alleen materiaal uit dode of zieke bossen gesuggereerd, maar in het energieakkoord staat FSC als eis. Past dat allemaal? Welke mogelijkheden zijn er om experimenteerruimte te creëren om einde-afvalcriteria te ontwikkelen met betrekking tot biomassa?

Mijn laatste punt is het kritische rapport van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, dat ook door collega's is aangehaald. Ik vraag de staatssecretaris eenvoudigweg om een reactie te geven op dit rapport. Daarin staan immers heel veel punten die echt een reactie behoeven voor een zuivere discussie in deze Kamer. Er zijn veel plussen en minnen. Mijn fractie wil die graag zorgvuldig tegen elkaar afwegen. Daarom wil ik graag een reactie op dit rapport.

De voorzitter: De staatssecretaris wil dat er even wordt geschorst. Ik stel voor dat we om 12.10 uur verdergaan. Ik verzoek de leden om stipt op tijd terug te zijn. Er is een groot aantal leden, dus laten we proberen om precies om 12.10 uur verder te gaan.

De vergadering wordt van 12.02 tot 12.12 uur geschorst.

De voorzitter: Met het oog op de orde en de tijd, doe ik het volgende voorstel. Ik verwacht dat wij vandaag geen tijd hebben voor een tweede termijn. Er zijn tien woordvoerders. Als ieder straks één interruptie mag plegen, hebben we de eerste termijn om 13.00 uur afgewikkeld. Een aantal mensen hebben gezegd dat zij behoefte hebben aan een VAO. Ik stel voor dat wij in de eerstkomende procedurevergadering nagaan of er behoefte is aan een tweede termijn en dat we dan besluiten of we direct een VAO willen of een tweede termijn.

De staatssecretaris heeft laten weten dat haar beantwoording twee blokken kent. Het eerste blok betreft biobrandstoffen. Het tweede blok betreft biomassa en overige punten.

Ik denk dat we iedereen met moeite één interruptie kunnen toestaan. Dat zeg ik met pijn in mijn hart, want ik vind één interruptie per persoon wel erg weinig. Maar we hebben slechts twee uur voor dit overleg en er is een groot aantal deelnemers.

Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Het is voor mij een feest dat er zo veel woordvoerders zijn over dit onderwerp en dat men zo betrokken is bij dit onderwerp. Een van de woordvoerders zei al dat dit beleid ongeveer tien jaar geleden is ingezet. Er zijn in de tussentijd flinke stappen gezet en we kunnen bijna niet meer anders denken. We denken na over onze brandstoffen en over onze mobiliteit. Daarom vind ik het heel erg belangrijk dat we op weg gaan naar duurzame mobiliteit. Ik wilde graag een bredere inleiding houden, maar dat zal ik niet doen, want ik heb relatief weinig tijd om alle vragen te beantwoorden.

Ik werd vanochtend zeer blij wakker en dat staat los van het feit dat ik jarig ben. Dit is toch een feestdag! Ik lees 's ochtends altijd een aantal kranten. Vanochtend zag ik dat ik een verjaardagscadeau krijg van De Telegraaf. Die had biobrandstoffen namelijk zeer prominent op de voorpagina gezet. Dat vond ik echt geweldig.

We kijken even naar de boodschap. Naar aanleiding daarvan is ook een aantal vragen gesteld. Ik reageer in mijn brief op een advies van de commissie-Corbey. Die commissie geeft aan dat er in het kader van innovatie mogelijk ook gekeken kan worden naar accijnsdifferentiatie. Zo kun je bekijken hoe je meer geavanceerde brandstoffen naar Nederland kunt halen in plaats van conventionele brandstoffen. De commissie-Corbey geeft ook aan dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat het de burger niets extra's gaat kosten et cetera. Ik heb in mijn brief aangegeven dat ik het een interessant idee vind en dat ik dat ga bestuderen. In de loop van 2014 zal ik een breder brandstoffenbeleid kenbaar maken. Accijnsverhoging is het middel tot het doel. Ik ga voor het doel. Een van mijn collega's gaat over accijnsverhogingen. Ik ben niet voor prijsverhoging aan de pomp. Wel wil ik bekijken hoe we een beter biobrandstoffenbeleid kunnen stimuleren. Ik vind het dan ook heel jammer dat ik het cadeau van de heer De Graaf, de Mansveldtaks, vandaag niet kan aannemen. In ieder geval dank ik de leden voor de vele felicitaties.

De heer De Graaf (PVV): In het kader van de brandstoffen heb ik de voorzitter gevraagd om mijn interruptie meteen op te stoken. Vandaag heeft de heer Weekers in een ander debat in dit huis meteen toegegeven dat het plan niet im Frage is. De staatssecretaris neemt mijn cadeau niet aan, dus er komt geen Mansveldtaks. Daar ben ik blij om. Dit geldt voor 2013, maar hoe zit het in 2014/2015? Krijgen we het volgend jaar alsnog, tenminste als dit kabinet er nog zit?

Staatssecretaris Mansveld: Ik heb gezegd dat ik in de loop van 2014 met een breder brandstoffenbeleid zal komen. Dat heb ik ook aangekondigd in de brief. Ik denk dat het goed is dat we opnieuw bekijken waar we nu staan en hoe we verdergaan. Er zijn tien fracties aanwezig, die allemaal een visie of een mening hebben op dit punt. Het is een belangrijk onderwerp en we willen allemaal maar één ding: op weg naar beter. We willen op weg naar duurzame brandstoffen. We willen bezien of we daarin stappen kunnen zetten. Daarom gaan we in het beleid voor 2014 wat verder kijken. Ik heb net gezegd dat ik geen voorstander ben van prijsverhoging aan de pomp, maar dat ik wil kijken naar een beter brandstoffenbeleid. Dat is het kader waarbinnen ik op weg zal gaan.

De heer De Graaf (PVV): De toezegging «geen prijsverhoging aan de pomp» kunnen we dus noteren?

Staatssecretaris Mansveld: Ik heb twee keer gezegd wat ik heb gezegd en daar laat ik het bij.

De heer Dijkstra vroeg wat het streven is ten aanzien van biobrandstoffen na 2020. Ik heb net gehoord dat Barroso dit jaar nog een Europese klimaat- en energiestrategie voor 2030 wil uitbrengen. Ik denk dat dit belangrijk is. Dit betekent dat we op een aantal punten helderheid zullen krijgen. We zitten in een transitiefase, waardoor diverse doelstellingen, subsidies en fiscale stimulansen naast elkaar bestaan. Op een gegeven moment moet je bezien of je een en ander zo kunt neerzetten dat je een stap verder kunt zetten. Ik ben ontzettend blij met het enthousiasme en de aanwezigheid van de Kamerleden in dit debat. Voor mijn gevoel betekent dit dat we daadwerkelijk stappen kunnen zetten. Het gaat alleen niet van vandaag op morgen. Een deel van de betogen beschouw ik dan ook als ondersteuning van input voor de vraag hoe we verder moeten. Ik kom zo op een aantal vragen op dit punt. We zullen er in ieder geval voor zorgen dat de brandstoffenmixstudie, die in het energieakkoord is aangekondigd, wordt uitgevoerd. We gaan verder met het beleid op het gebied van biobrandstoffen.

De heer Dijkstra heeft gevraagd naar de motie-Leegte. Wat is het potentieel in Nederland voor geavanceerde biobrandstoffen op korte termijn en na 2020? Ik kom eerst op de motie-Leegte. Iedereen heeft in de brief kunnen lezen dat ik besloten heb om eerst een stap te zetten ten aanzien van het bijmengingspercentage voor 2015 en dat ik dit nog niet voor de lange termijn zal doen. Ik wil mij maximaal inzetten voor hetgeen gevraagd is in de motie-Leegte. Daarom heb ik op deze manier de knip gemaakt. Ik zal alles in het werk stellen om stappen te zetten op het terrein van geavanceerde biobrandstoffen. Ik kom straks terug op de ILUC-factoren en de andere factoren die hierbij een rol spelen.

Als je gaat voor duurzaamheid in het brandstoffenbeleid, geldt dat niet alleen voor Nederland maar voor heel Europa en voor de rest van de wereld. Hoe verwerf je de grondstoffen daarvoor in andere landen? Gaat dat op een manier waarvan we met zijn allen zeggen dat die acceptabel is? Ik verwijs naar de discussie die we nog zullen voeren over hout. Ook daarbij bekijken we hoe het gaat in het land van herkomst en hoe daar met zaken wordt omgegaan. Ik voel me daarvoor niet alleen verantwoordelijk. Ook mijn collega Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gaat naar die landen toe. Zij neemt een deel van die agenda voor ons mee.

Mevrouw Mulder (CDA): Ook wij hebben vragen gesteld over de motie-Leegte in relatie tot de lineaire verhoging. Hoe denkt de staatssecretaris dat bedrijven investeringsbeslissingen nemen op het moment dat een en ander maar voor twee jaar wordt gepland? Ik heb veel met bedrijven gesproken. Investeringen doe je over het algemeen op de iets langere termijn. Hoe kan de staatssecretaris dit met elkaar rijmen? Hoe wil zij stimuleren dat je dan toch investeringen voor elkaar krijgt op het gebied van de tweede en derde generatie biobrandstoffen?

Staatssecretaris Mansveld: Als ik het bedrijfsleven spreek, hoor ik dat het heel goed ziet welke weg wij opgaan. De percentages zijn voor het bedrijfsleven niet zozeer van belang. Het ziet dat er consistentie is en dat wij willen voortgaan op het gebied van geavanceerde biobrandstoffen. Ik kom daar zo meteen nog op terug. In 2011 ging het om 40% geavanceerde biobrandstoffen. In 2012 ging het om 51%. Op basis van het ILUC-voorstel van de Europese Commissie moet het in 2020 50% worden. Het potentieel is wel toereikend, maar er is een Europese langetermijnvisie nodig om initiatieven voor de productie van geavanceerde biobrandstoffen van de grond te krijgen. Mijn inzet zal zijn om de motie-Leegte ten uitvoer te brengen. We gaan voor maximale vooruitgang.

Mevrouw Mulder vroeg wat ik beoog met het lineair verhogen van deze doelstelling. We beogen langzaam toe te groeien naar de Europese doelstelling van 10% in 2020. We zien dat het percentage geavanceerde biobrandstoffen elk jaar stijgt. Ik noemde net al de percentages. Dat is een mooie ontwikkeling. We lopen met dat percentage voorop. Het bedrijfsleven ziet dat daar kansen liggen en zet die stap al uit eigen beweging. Het bedrijfsleven ziet ook dat ik dat ondersteun met mijn beleid. In dat opzicht trekken we gelijk op. De bedrijven begrijpen ook dat ze zullen moeten schakelen als ze nog werken met conventionele brandstoffen. We doen het allemaal om één reden, namelijk om te innoveren. We zorgen ervoor dat we het steeds duurzamer en beter gaan doen. De volgende zin is de belangrijkste op dit punt. Als we het tempo niet halen, wil dat niet zeggen dat we het doel verliezen. Dat doel omvat de trend die ik inzet en het beleid dat ik wil voorstaan.

Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd hoe we langzaam de ongewenste brandstoffen afschaffen. We hebben de inzet van de ILUC-onderhandelingen op de 5% cap. Aan de ene kant respecteer ik de reeds gedane investeringen. Aan de andere kant is er ruimte voor geavanceerde brandstoffen. Met de huidige duurzaamheidscriteria zorgen we ervoor dat ongewenste biobrandstoffen buiten de deur blijven. Elk jaar worden die eisen scherper. De wens is dat hiermee de palmolie op den duur wegvalt.

Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd welke criteria er voor de dubbeltelling zijn. Een en ander is gebaseerd op de richtlijn en op vier grondstoffen: afval, residuen, non-food en lignocellulose. Daarbij gaat het om de vraag naar alternatieve toepassing en cascadering. De redenering hierbij is: gebruik het materiaal en de grondstof voor alles en pas als allerlaatste moet het de oven in. De heer Van Gerven geeft wat dat betreft zijn eigen ladder aan, uitgaande van voedsel en dergelijke. Over deze ladder hebben wij al eerder van gedachten gewisseld. Ik vind het heel belangrijk dat de ladder zo gebruikt wordt dat die wordt ingekapseld door een aantal sociale duurzaamheidcriteria. Dat geldt zowel voor biobrandstoffen als voor biomassa. Ook wil ik dat maximale innovatie wordt gestimuleerd. Mijn motto zou zijn: probeer het voor alles te gebruiken voordat het de oven ingaat. Maar we zien natuurlijk ook dat een aantal mensen ontzettend graag wil dat alles de oven of de tank ingaat. Het is belangrijk dat we steeds weer afwegen of het maximale is gedaan voordat het erin komt. We zitten echter in een transitiefase, wat spannend is. We zijn tien jaar bezig en er zijn ontwikkelingen gaande. Er komen steeds meer nieuwe factoren, die we meewegen. Ook is het de vraag hoe we omgaan met de berekeningen in het kader van Carbon Dept. Ik denk dat we alles steeds weer zodanig bij elkaar moeten brengen dat we zo duurzaam en zo snel mogelijk tot die innovatie komen die wij met zijn allen voorstaan.

De heer Dijkstra heeft gevraagd waarom veel biogas of groen gas voor auto's niet meetelt bij het percentage biobrandstoffen. De producenten van biogas dat in het net wordt gepompt, hebben twee mogelijkheden. De ene mogelijkheid is dat ze kiezen voor de SDE-plussubsidie en de andere mogelijkheid is dat ze kiezen voor de biotickets, waarbij het gas voor 100% meetelt voor de bijmengverplichting. Beide kan niet. Producenten die vloeibaar gas, lng, fysiek aan het verkeer leveren, kunnen hun biogas altijd laten meetellen voor de verplichting. Omdat het om pure biobrandstof gaat, hebben degenen die biogas op de markt brengen altijd een overprestatie, die in de vorm van biotickets verhandelbaar is met partijen die het hier juist minder op de markt brengen. Of het biogas dubbel mag tellen, hangt dus af van de samenstelling van de grondstof die de vergister ingaat. Hierbij worden dezelfde regels gehanteerd als voor andere vormen van biobrandstof.

De heer Vos heeft gevraagd hoe wordt gecontroleerd op conventionele brandstoffen met een laag ILUC-risico. Op dit moment kunnen we op basis van directe CO2-emissies onderscheid maken tussen grondstoffen. Dat doen we op basis van Europese regelgeving. Verder zijn voor een aantal grondstoffen al gewasspecifieke ILUC-factoren bekend. Er is alleen nog geen wetenschappelijke consensus over de zwaarte van deze factoren. Daarom pleiten wij voor een transparant en breed gedragen onderzoek. Dan kom ik weer bij de Carbon Dept. We moeten weten wat er precies aan de hand is en wat de juiste cijfers zijn, opdat we daarmee kunnen rekenen. We willen dat dit niet alleen wordt gedaan door Nederland maar door heel Europa. Het liefst willen we dat dit mondiaal gebeurt. Doordat we in een transitiefase zitten, moeten we die redenering steeds opnieuw opbouwen. Wij zijn zeer vooruitstrevend in Europa. Op basis van bestaande gegevens kan al gekozen worden voor biobrandstoffen met een laag ILUC-risico en biobrandstoffen met een lage CO2-uitstoot.

De heer Dijkstra heeft gevraagd hoe het staat met de dubbeltelling in reeds bestaande, lopende projecten. Die dubbeltelling is geregeld in de onlangs gepubliceerde ministeriële regeling, die is gebaseerd op de Europese richtlijn. Daarin staat wat we wel en niet dubbel mogen tellen. Voor een beperkt aantal grondstoffen is dit op voorhand niet duidelijk. Hiervoor kan een verzoek worden ingediend, dat ik zorgvuldig beoordeel. Daar kom ik straks nog even op terug.

Mevrouw Dik-Faber vroeg naar de relatie tussen de dubbeltelling van de biobrandstoffen en de Europese verplichting van 14%. De dubbeltelling geldt enkel voor de transportdoelstelling. De dubbeltelling zorgt voor minder volume biobrandstoffen. Dat heeft tot gevolg dat de biobrandstoffen minder bijdragen aan het doel van 14%, wat moet worden gecompenseerd door andere vormen van hernieuwbare energie. We voldoen dus aan de echte doelstelling vanuit Europa.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Wat de staatssecretaris aangeeft, is voor mij toch nog niet helemaal duidelijk. Ik lees één zin uit haar brief voor: «Dit negatieve effect van het voorstel kan worden gemitigeerd door meervoudig tellende biobrandstoffen ook meervoudig te laten meetellen voor de overalldoelstelling hernieuwbare energie.» Ik begrijp dat je geavanceerde biobrandstoffen dubbel telt voor het bijmengpercentage. Maar als je die ook dubbel telt voor de doelstelling met betrekking tot hernieuwbare energie en dit bij elkaar optelt, heb je het wel op papier maar gebeurt het niet in de praktijk. Dan is er toch sprake van bijstelling van je doelstelling, of begrijp ik iets verkeerd?

Staatssecretaris Mansveld: Het betreft een van de voorstellen die nu in Europa worden besproken. Het heeft geen betrekking op hoe het nu nog is. We hebben weleens eerder discussies gevoerd over percentages en hoe dingen in elkaar zitten. Ik stel voor dat ik op dit punt een schriftelijke toelichting geef. Er zijn meerdere mensen geweest die deze vraag hebben gesteld. Mijn ervaring is inmiddels dat we dan in korte tijd net langs elkaar heen praten. Met uw goedvinden, voorzitter, zal ik schriftelijk toelichten hoe het in elkaar zit.

De voorzitter: Dan stel ik voor dat we die toelichting in ieder geval voor het VAO krijgen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dat wilde ik ook vragen.

Staatssecretaris Mansveld: Die toelichting geef ik dan ook doen vóór het VAO.

Gevraagd is wanneer wordt gerapporteerd over het Rotterdam Climate Initiative. We verwachten in 2015 de resultaten van de studie.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg wat de stand van zaken is ten aanzien van de brandstofkwaliteitsrichtlijn met betrekking tot teerzanden. De Commissie komt dit jaar met een voorstel waarmee de CO2-reductiewaarden van fossiele brandstoffen bekend moeten worden. Dat is nu nog niet bekend. Nederland is er voorstander van om de CO2-reductiemaatregelen per soort fossiele brandstof – het gaat daarbij dus ook om teerzanden – inzichtelijk te maken. Op die manier zal een en ander hopelijk duidelijk worden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik ben blij met deze houding van de staatssecretaris en met het feit dat we wat beter gaan differentiëren tussen de verschillende soorten fossiele brandstoffen. Kan de staatssecretaris garanderen dat het ook inzichtelijk wordt voor de eindgebruiker? Kan zij garanderen dat we niet alleen op een heel hoog geaggregeerd niveau weten wat er in Nederland binnenkomt, maar dat we ook weten waaruit een leverancier zijn brandstof samenstelt? Dan weet je of je beter bij de groene of bij de gele pomp kunt tanken en wat dat betekent voor de CO2-uitstoot van je zeer zuinige Passat of Kever, het is maar net waar je in rijdt.

Staatssecretaris Mansveld: Wij wachten op het voorstel uit Europa. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Van Veldhoven bedoelt. Zij zegt dat je moet kunnen kiezen aan de pomp. Je moet kunnen bepalen of het geel, rood of blauw wordt, als het in kleuren zou zijn. Daar zijn we nog niet aan toe. Ik denk wel dat dit een rol speelt bij de ontwikkeling en de transitie in de manier waarop we omgaan met biobrandstoffen. Dat geldt ook voor een deel voor biomassa. Je ziet dat bedrijven vrijwillig via de Green Deal aangeven waar dingen vandaan komen. Mensen willen dat ook weten. Mensen denken: dat zeggen ze nu wel, maar wat komt er dan uit? Ik zal ernaar streven om dit maximaal transparant te maken, maar er zit wel een keerzijde aan. Ik kom zo terug op de vereenvoudiging van het register. Er zijn bedrijven die grote administratieve lasten ervaren vanwege alle gegevens die moeten worden bijgehouden et cetera. Dus de vraag is hoe het in balans komt. Het mag relatief weinig lasten met zich meebrengen, maar de waarde van het register – zo werd het genoemd – moet maximaal zijn. Dat is wel een heel mooie vergelijking: hoe zet je de vereenvoudiging en de waarde van een register tegen elkaar af? Bij biomassa en biobrandstoffen is dat de brede vraag die we ons steeds weer moeten stellen. Wat is in het belang van de consument? Hoe blijven we ook denken aan het belang van de producent? We komen immers allebei ondernemers tegen die zeggen: ik ben er klaar mee dat ik 's avonds om twaalf uur nog van alles zit op te schrijven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Daar ben ik het helemaal mee eens. Laten we vooral goed letten op de administratieve lasten, met name voor kleine ondernemingen. Een brandstofimporteur is niet de gemiddelde mkb'er die 's avonds nog met heel veel moeite zijn administratie aan het bijhouden is, maar we delen de ambitie. Ik ben blij dat de staatssecretaris een en ander op waarde gaat beoordelen. Ik hoorde haar in het begin nog zeggen dat zij de gedane investeringen in biobrandstoffen respecteert. Het ging daarbij om de eerste generatie biobrandstoffen. Betekent dat ook dat voor haar de grens moet liggen bij gedane investeringen? Daar zou mijn fractie namelijk heel blij mee zijn. Kunnen we afspreken dat het daarover gaat?

Staatssecretaris Mansveld: In het vorige AO heb ik al gezegd dat het wat mij betreft duidelijk is dat het voor risico en rekening van bedrijven zelf is als zij nog investeren in reeds achterhaalde zaken. Waar ik dat kan, zal ik bedrijven stimuleren om een stap voorwaarts te zetten.

Er is gesproken over een individueel bedrijf. Het ging over dubbeltelling. In een aantal gevallen, zoals bij dit bedrijf, waarbij het onder andere over gras gaat, is het niet eenvoudig om naar die dubbeltelling te kijken. Voor de zomer is er een lijst met dubbeltellende biobrandstoffen naar de Kamer gestuurd. Het betreft een ministeriële regeling. Die is wel naar de Kamer toe gegaan. Er is ook een lijst waarbij het geen ja en geen nee is. Dit bedrijf staat op die bewuste lijst. Mijn ministerie is in gesprek geweest met dit bedrijf. Het gaat hierbij om de volgende vraag. Als je op de twijfellijst staat en er geen sprake is van een dubbeltelling, hoe ga je dan om met de beoordeling op grond van de vraag of er tijdelijk wel sprake moet zijn van een dubbeltelling voordat iets een «ja» is? Die «ja» is dan 100% dubbeltelling.

Ik ben ten aanzien van deze casus afgegaan op de informatie die het bedrijf mij zelf heeft geleverd. Ik heb de beschikking inmiddels afgegeven. Het tijdpad dat ik heb aangegeven voor de beschikking, is voor het bedrijf zeer ongunstig. Ik heb direct gezegd dat ik bereid ben om daarnaar te kijken. Gelet op wat hierover is gezegd, ben ik bereid om nog een keer te kijken naar de afweging die hier specifiek is gemaakt. We willen innovatie stimuleren, maar dit bedrijf en deze grondstoffen stonden niet op de «ja-/dubbeltellinglijst». Op het moment dat we te maken hebben met een lijst met een vraagteken – als het dus geen nee is maar ook geen ja – bekijken we hoe we het bedrijf kunnen faciliteren om de innovatie te ondersteunen. Het is overigens een heel korte lijst met vier of vijf onderwerpen. We bezien hoe we het bedrijf uiteindelijk op de dubbeltellinglijst krijgen. We zijn wat dit betreft niet over één nacht ijs gegaan. Ik zal de beschikkingstermijn, die voor de ondernemer ongunstig was, opnieuw bekijken. Ik zal proberen om hem daarin tegemoet te komen. Ik zeg toe dat ik een en ander opnieuw zal wegen, maar het blijft een lijst van vraagtekens. Ik zal het afwegen in het kader van de stimulering van innovatie. Ik zal nagaan of dit product daarna op de 100%-lijst komt of niet, zodat dit duidelijk is.

De heer Bisschop (SGP): Ik heb een heel korte interruptie om te voorkomen dat ik een tweede termijn moet houden. Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging. Ik kan mij voorstellen dat dit perspectieven biedt. Ik heb deze casus opgevoerd, maar ik bedoel het eigenlijk meer in het algemeen. Het zou immers zo kunnen zijn dat meerdere bedrijven in een lastig parket zitten. Ik zou dan eerder op de kant van innovatieve potentie willen zitten en kansen willen bieden dan strikt willen bepalen of men wel of niet voldoet. Ik kan mij ook voorstellen dat er termijnen worden gesteld alvorens, al dan niet definitief, een vervolgstap wordt gezet en dat wordt gezegd: we geven je een kans, je hebt daarvoor een bepaalde tijd beschikbaar en dan willen we zien wat het oplevert.

Staatssecretaris Mansveld: Ik begrijp de strekking van het betoog van de heer Bisschop. Dat is ook hoe ik erin zit. De innovatiekracht van het voorstel moet belangrijk zijn. Op die lijst staan vier of vijf onderwerpen waarbij het gaat om de vraag of het wel of niet innovatief is en of we moeten kijken naar dubbeltelling. Het gaat mij te ver om direct zodra iemand zich meldt te zeggen: dit is 100% dubbeltelling, onbeperkt. Dan had het immers op de «ja-lijst» gestaan. Dat is in dit geval niet zo. Maar ik heb het betoog van de heer Bisschop goed gehoord. Ik ben bereid om ervoor te zorgen dat er een gunstige ingangsdatum komt. Ik ben ook bereid om naar de duur van de termijn te kijken. Ik weeg deze zaken opnieuw af, met de kennis die ik heb en gelet op de aanbevelingen en de informatie die ik van de bedrijven krijg. Ik doe dat heel bewust en laat die informatie checken. Ik ben bereid om heel ver te gaan op het gebied van die informatie, omdat ik weet dat die mensen zeer consciëntieus met feiten proberen aan te tonen dat ze innovatief zijn. Die toezegging doe ik dus.

Ik kom op het rapportageregister. Mevrouw Van Veldhoven refereerde hier net aan in een korte interruptie. We vereenvoudigen het register. Mijn voorganger heeft dat toegezegd naar aanleiding van het verzoek om het register te vereenvoudigen. Op weg naar de vereenvoudiging van het register wordt de vraag gesteld of het dan nog wel de waarde heeft die we willen en wat we dan nog willen zien in het register. Ik heb de Kamer hierover voor de zomer geïnformeerd. Voor ons had de vereenvoudiging twee redenen: kostenreductie en het verminderen van de kans op fouten. Zoals ik al zei, is die toezegging door mijn voorganger gedaan. In verband met de hoge administratieve lasten wordt op dit moment niet in de mogelijkheid voorzien om het aandeel van conventionele en geavanceerde biobrandstoffen per leverancier te rapporteren. Inmiddels ligt het wetsvoorstel bij de Raad van State. Er is een en ander gezegd over additionele eisen. Ik stel voor, het wetsvoorstel af te wachten en dan te bekijken wat de wensen zijn ten aanzien van de beweging om naast vereenvoudiging toch weer meer informatie te bieden. Als we gaan wijzigen, zal het hele traject vertraagd worden.

De heer Dijkstra (VVD): De staatssecretaris benoemt dat nu wel op die manier. Ze zegt dat het wetsvoorstel bij de Raad van State ligt en dat wij wensen kunnen inbrengen indien wij die hebben. Dat lijkt mij toch echt niet verstandig. Wat is haar advies hierover?

Staatssecretaris Mansveld: Mijn advies is om het register te vereenvoudigen met het oog op het realiseren van een kostenreductie en verkleining van de kans op fraude. We hebben de Green Deal, inhoudende dat bedrijven moeten verantwoorden waar de biomassa vandaan komt. Ik begrijp dat de heer Dijkstra vereenvoudiging wenst en ook dat hij zegt dat het ingewikkelder is. Mijn advies is om voor vereenvoudiging te gaan, na te gaan wat deze oplevert en steeds opnieuw te bezien wat de waarde is van een register. Ik adviseer dus om de weg die we reeds ingeslagen zijn, verder te bewandelen en over twee jaar te bezien wat de additionele vragen zouden kunnen zijn. Dat is mijn lijn, al wil ik het punt niet van tafel vegen dat we ons steeds de vraag dienen te stellen wat we in zo'n register moeten zetten. Ik adviseer dus het volgende: vereenvoudiging op grond van de argumenten die we nu opportuun achten en in de toekomst opnieuw nagaan of dat register voldoet en blijft voldoen aan onze wensen.

De voorzitter: Ik denk dat mevrouw Van Veldhoven een punt van orde heeft.

Mevrouw Veldhoven (D66): Het lijkt alsof de staatssecretaris nu twee verschillende dingen zegt. In antwoord op mijn vraag geeft zij aan hoe ze naar het register kijkt, namelijk met het oog op de waarde die het moet hebben. Verder zegt zij dat zij niets doet, dat wij maar moeten afwachten en dat we het zelf maar dienen te regelen tijdens de behandeling van het wetsvoorstel. Dat klinkt voor mij een beetje tegenstrijdig.

Staatssecretaris Mansveld: Dat is niet wat ik zeg. De waarde is belangrijk, dus die moeten we ook steeds in het oog houden. Het register heeft een doel. Het is dus niet zomaar een boekwerk dat we «aanleggen». Mijn voorganger heeft toegezegd dat het register vereenvoudigd gaat worden met het oog op kostenreductie en om de fraudegevoeligheid te verminderen. Het wetsvoorstel dat daarop betrekking heeft, ligt nu bij de Raad van State. Laten we bezien hoe het gaat, of het aan onze behoefte voldoet en laten we over twee tot drie jaar opnieuw nagaan of dit inderdaad de weg is om te bewandelen. Het lijkt mij onverstandig om een andere richting op te gaan, al voordat het wetsvoorstel van de Raad van State terugkomt.

De voorzitter: Ik denk dat op zichzelf wel helder is wat de staatssecretaris zegt, namelijk dat er op dit punt op korte termijn een wetsvoorstel aan de Kamer wordt voorgelegd en dat de Kamer wijzigingsvoorstellen kan doen die zowel de ene richting opgaan als de andere. Het lijkt mij logisch om de discussie over het register op het moment van behandeling voort te zetten. Ik geef het woord aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben daar toch niet gerust op. De staatssecretaris blijft in algemene termen spreken, namelijk dat we moeten nagaan wat de waarde is van die verplichting. Ik zou echter graag van haar horen wat zij wil. Wil zij dat elke oliemaatschappij meer duidelijkheid geeft voor zowel Kamerleden om controle te kunnen uitoefenen als voor burgers, of maakt zij wat dat betreft andere keuzes? Ik vind dat zij nu moet zeggen welke waarde zij aan die transparantie hecht.

Staatssecretaris Mansveld: We zetten nu een systeem op waarmee het mogelijk is om op een goede manier te monitoren welk soort biobrandstoffen op de Nederlandse markt wordt gebracht en wat het aandeel hernieuwbare energie is dat per leverancier aan de vervoersmarkt wordt geleverd. Het systeem voorziet niet in de mogelijkheid om per leverancier over het aandeel conventionele en geavanceerde brandstoffen te rapporteren. Zoals ik al zei, ligt het wetsvoorstel daarover inmiddels bij de Raad van State. Als er additionele eisen zijn ten aanzien van de rapportage, hebben die simpelweg gevolgen voor de planning, voor de opzet. Ik adviseer de leden om op dit moment geen wijzigingen aan te brengen in de voorstellen over de wijze waarop we verder met het register willen omgaan. We hebben immers nog een aanknopingspunt, namelijk de Green Deal op grond waarvan bedrijven ook aan het rapporteren zijn. Ik zeg nogmaals dat mijn advies is om de weg die we reeds zijn ingeslagen, verder te bewandelen en na te gaan of er additionele wegen zijn via welke we bij ons gezamenlijke doel komen, namelijk het komen tot transparantie van stromen van biomassa en onder andere biobrandstoffen. Ik stel voor om nu door te gaan met het huidige register. Ik zeg nogmaals dat we, in het algemeen gezegd, steeds de waarde opnieuw zullen moeten beoordelen.

De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Mansveld: Gevraagd is hoe het kabinet de motie over de biomassaladder gaat uitvoeren. Ik heb net al gezegd dat ik deze toezegging meeneem in de verdere uitwerking van het domein biomass economy, de groene groeibrief. Ik denk dat we moeten nagaan waarvoor grondstoffen of materialen in eerste instantie gebruikt zouden moeten worden voordat we de volgende stap zetten. Je begint niet met de oven, maar uiteindelijk gooi je ze daarin. We zitten in die transitiefase, wat betekent dat we steeds beter moeten sturen en dat we innovatie moeten bevorderen om ervoor te zorgen dat het uiterst onaantrekkelijk wordt om de oven of de tank als einddoel te zien. Het laatste kan overigens ook heel innovatief zijn. Voor biomassa geldt dat dit anders ligt dan bij biobrandstof. De minister van Economische Zaken neemt hierin het voortouw en de cascadering van voedsel voor mensen, voedsel voor dieren, meststof, groene bouwstof en brandstof wordt hierin meegenomen.

Mevrouw Dik-Faber en mevrouw Ouwehand hebben gesproken over de koolstofschuld. Ik zei net al dat cascadering belangrijk is en dat een en ander wordt «meegenomen» met het oog op de motie-Van Gerven. In het energieakkoord zijn vergaande afspraken gemaakt over duurzaamheidcriteria voor biomassa om ervoor te zorgen dat alle biomassa straks niet zomaar voor energie kan worden gebruikt.

Mevrouw Van Tongeren zei dat het gebruik van vaste biomassa voor energie veel nadelen kent en dat er straks in vergelijking met nu twee keer meer bijstook zal zijn. Zij vraagt wat dit gebruik kan doen voor het terugdringen van broeikasgasuitstoot. Ik ben mij bewust van de duurzaamheidrisico’s die kleven aan het gebruik van biomassa voor energie. Het is een item waarover veel discussies plaatsvinden op wetenschappelijk niveau. Mevrouw Ouwehand citeerde al uit een aantal rapporten over wetenschappelijke onderzoeken. Dergelijke onderzoeken leiden niet altijd tot nieuwe inzichten op het punt van duurzaamheid van biomassa. Ik verwijs wat dit betreft naar de ILUC-discussie en de discussie over de koolstofschuld. Het is voor mij essentieel dat er relevante, heldere duurzaamheidcriteria komen om te garanderen dat alleen duurzame biomassa kan worden bijgestookt. In het energieakkoord is daarom vastgelegd dat er duurzaamheidseisen worden geformuleerd ten aanzien van de koolstofschuld, ILUC en duurzaam bosbeheer, aanvullend op de NTA 8080-eisen. Ook is afgesproken dat partijen, waaronder de rijksoverheid, de NTA 8080-eisen en de aanvullende eisen zullen inbrengen in de Europese discussie over de criteria voor de gehele EU.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb begrepen dat er gewoon toestemming komt voor 25 petajoule bijstoken in kolencentrales. Deze lijst met mogelijkheden om die biomassa nog wat te verduurzamen is volgens mij nog onderwerp van discussie, overleg, uitzoekerij enzovoorts. Graag word ik door de staatssecretaris gecorrigeerd als dit niet het geval is. Je gaat het dus doen en ondertussen ga je na of het mogelijk is om die verdubbeling van wat bijgestookt gaat worden in die kolencentrales nog een beetje schoner te krijgen. Klopt dat, of is dat een heel verkeerde voorstelling van zaken?

Staatssecretaris Mansveld: De 25 petajoule is een de facto cap. Dat houdt in dat het minder kan zijn dan 25 petajoule en dat er niet per definitie sprake is van een doelstelling. Er gaan kolencentrales dicht. Daarnaar wordt nog gekeken. In het energieakkoord staat hoe dat gaat.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat is wel een antwoord, maar het is geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was of je niet onduurzaam bezig bent als je iemand toestemming geeft om twee keer meer biomassa te verstoken maar je niet regelt hoe je dat straks heel duurzaam doet. Ben je dus niet onduurzaam bezig als je zegt dat het wel meer mag zijn maar je ondertussen een en ander nog moet regelen? De staatssecretaris sprak over een indrukwekkende lijst met initiatieven die tot doel hebben, te proberen dat te regelen. Een en ander is echter nog niet rond. Zouden we niet moeten zeggen dat we pas hoger gaan dan het percentage dat er nu bij gestookt wordt op het moment dat we een en ander goed verankerd hebben?

Staatssecretaris Mansveld: De vraag is of het een hoger percentage wordt. Verder is van belang dat de bedrijven die in Nederland stoken, de Green Deal hebben gesloten. Zij rapporteren over de biomassa die in de centrale wordt gestopt. Die Green Deal is heel intrigerend, want bedrijven geven vrijwillig aan waar de biomassa vandaan komt en wat er meegestookt wordt. Ik vind het belangrijk dat we op vrijwillige basis zijn gestart met het leveren van rapportages. Zodoende krijgen we cijfers onder ogen – niet definieerbaar of niet traceerbaar – waarover we ons de vraag kunnen stellen wat we ermee doen. Aan de hand van dat soort rapportages kun je ook de discussie aangaan. Ik begrijp heel goed dat mevrouw Van Tongeren wat dit betreft ambitieuze doelen heeft, maar ik probeer de weg zodanig te plaveien dat we het hoogst haalbare doel bereiken in een zo laag mogelijk tempo. We moeten die weg dan echter wel op gaan.

De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt haar betoog, met het oog op de klok.

Staatssecretaris Mansveld: Mevrouw Dik-Faber vroeg of er meer duidelijkheid komt over de herkomst van het verstookte hout. Ik heb net al gezegd dat in het energieakkoord staat dat er eisen op het gebied van duurzaamheid worden geformuleerd. Het betreft onder andere eisen op het terrein van duurzaam bosbeheer. Als door middel van keurmerken, zoals FSC, te regelen is dat de bossen waar het hout vandaan komt, duurzaam worden beheerd en er ook aan de andere criteria wordt voldaan, is de herkomst van het hout niet meer relevant.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar de afspraken in het energieakkoord over duurzaamheidcriteria op het terrein van vaste biomassa. Ze zei dat die criteria verder gaan dan die waarop Nederland in Brussel tot nu toe heeft ingezet en vroeg of ik de afspraken in het energieakkoord tot inzet van beleid zal maken. De afspraken in dat akkoord gaan op een aantal punten inderdaad verder dan datgene waarvoor Nederland tot nu toe heeft gepleit. Ik denk dat de winst van het energieakkoord is dat we die stap met z'n allen verder gaan zetten. De koolstofschuld en ILUC zijn nu in het akkoord opgenomen en het is goed dat in Nederland overeenstemming is bereikt over het opnemen van die duurzaamheidaspecten in de criteria. De leden begrijpen dat we, op het moment dat we weer een stap verder gaan, onze ambitie op die manier ook in Europa zullen uitdragen. Dat pleidooi zal overigens altijd via de BNC-fiches bij de leden komen.

Er zijn vragen gesteld over de koolstofschuld. Er staat «carbonaccounting, maar dat is volgens mij de telling en ik probeer de «carbon debt» toch maar steeds gewoon de «koolstofschuld» te noemen.

Mevrouw Dik-Faber gaf aan dat de CO2 daarin verwerkt moet worden. In het energieakkoord staat dat er in 2014 duurzaamheideisen ten aanzien van die koolstofschuld worden geformuleerd. Voordat we die criteria kunnen formuleren, moeten de maatschappelijke en de wetenschappelijke discussies hierover gevoerd zijn en dient een en ander uitgekristalliseerd te zijn. Ik heb net al een paar keer naar de wetenschappelijke discussie en de maatschappelijke discussie verwezen. Ik wil de komende maanden wat dit betreft een aantal acties ondernemen. Ik wil meer duidelijkheid van de onderzoekers, dus ik wil antwoorden op een paar belangrijke vragen die dat rapport bij mij oproept. Ik doel op vragen over de consequenties van de koolstofschuld voor klimaatdoelstellingen voor de korte termijn en die voor de lange termijn. We hebben doelstellingen voor 2020–2050. Dus vragen over de effecten van mitigerende maatregelen en de haalbaarheid van die maatregelen om de koolstofschuld tot nul te reduceren, moeten beantwoord worden. Ik wil een overzicht van de diverse wetenschappelijke visies op die koolstofschuld en ik wens die ten opzichte van elkaar te wegen. Er wordt immers een discussie gevoerd die verschillende elementen in zich heeft. Ik zal de CO2daarbij betrekken. Ook belangrijk is, te weten hoe andere maatschappelijke partijen en lidstaten in dit dossier zitten. De Milieuraad is een platform om op zeer prettige wijze dat soort informatie uit te wisselen.

Mevrouw Ouwehand zei dat het verbranden van hout meer CO2-uitstoot oplevert dan steenkool. Dat klopt. Verbrande biomassa – dat geldt zeker voor vers hout – geeft aanvankelijk een koolstofschuld. Het kan heel lang duren voordat deze is terugverdiend. Daarom is in het energieakkoord overeengekomen dat er goede criteria moeten komen waarin met die koolstofschuld rekening wordt gehouden. Wij willen die in 2014 ook uitwerken.

Ik heb het al gezegd, maar ik zeg nogmaals dat ik het geweldig vind dat er tien fracties vertegenwoordigd zijn. Daaruit maak ik namelijk op dat biobrandstof en biomassa al belangrijke onderwerpen zijn, terwijl we dit pad nog niet zo lang geleden zijn opgegaan met als doel onze doelstelling voor 2050 te realiseren. Het sterkt mij enorm dat de Tweede Kamer deze ambitie heeft. Ik kan altijd in Europa zeggen dat vrijwel het gehele parlement mijn supporter is. Dat kunnen lang niet alle landen zeggen, dus ik hecht eraan om dat hier te zeggen.

Mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Veldhoven vroegen mij om een reactie te geven op het KNAW-rapport. Ik zeg toe dat deze er komt. Ik wil echter eerst over de informatie beschikken waarover ik zojuist sprak. Het zal dus enige tijd duren voordat ik een reactie op dat rapport kan geven, namelijk in de loop van 2014.

De heer Dijkstra betoogt dat we te ver gaan met sociale criteria voor biobrandstoffen en pleit ervoor om het SER-akkoord te volgen. Zo heb ik zijn woorden althans verstaan. Ik vind het belangrijk dat we in de breedte nagaan wat wij verstaan onder «duurzaamheid» als het gaat om biobrandstoffen, biomassa en achtergronden. Daar horen ook sociale factoren bij. Er gebeuren dingen in andere landen die wij ons niet kunnen voorstellen en die niet zouden moeten gebeuren. Ik vind niet dat je die alleen vanuit het perspectief van het milieu moet benaderen, maar dat je die ook vanuit een ander perspectief moet benaderen. Daarom is het heel prettig dat mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking en Handel in die landen aangeeft hoe wij daar instaan. Daarmee wordt een signaal vanuit Nederland afgegeven. Tegelijkertijd schaken wij op het bord van Europa en zeggen wij dat het niet zo kan zijn dat «land grabbing» plaatsvindt. Je kunt je ogen daarvoor niet sluiten. Steeds als je nieuwe paden op gaat – in dit geval doe je dat op het terrein van biomassa – loop je tegen dat soort dingen aan. De heer Dijkstra zegt dat we wat dit betreft te ver gaan, terwijl ik mij afvraag of we wat dit betreft ver genoeg kunnen gaan. Het moet wel op praktische en pragmatische wijze gebeuren. Ik vind dat we het op Europese schaal moeten doen, dat we datgene wat er gebeurt niet kunnen ontkennen, dat we de ogen daarvoor niet kunnen sluiten en dat we er evenmin voor kunnen weglopen. We zullen alle middelen steeds opnieuw moeten inzetten en wegen moeten bewandelen om andere landen uit te leggen dat het echt anders kan. Het punt is echter dat het in die landen, ter plaatse, moet gebeuren, dat de mensen daar daarover anders moeten gaan denken.

De heer Jan Vos (PvdA): Het antwoord op de door de staatssecretaris gestelde vraag is natuurlijk dat we nooit ver genoeg kunnen gaan als het gaat om het verbeteren van de sociale factoren voor mensen, zeker niet als het gaat om mensen in de armste landen. Ik weet dat minister Ploumen daaraan in haar bezoeken ook heel veel aandacht besteedt. Er zijn enkele bedrijven die op een heel transparante manier inzicht geven in hun keten en die daarmee op een goede manier omgaan, in alle sectoren van de economie. Er is echter ook een aantal bedrijven dat er met de pet naar gooit. Er is er zelfs een aantal dat gewoon heel bewust de boel een beetje verdoezelt. De vraag is wat wij in Nederland kunnen doen. Wij hebben in het recente verleden Bangladesh als voorbeeld gehad en de steenkolendialoog. Wat de Partij van de Arbeid betreft mag er een schepje bovenop worden gedaan. Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt dat we in Nederland niet verder gaan dan 5%, terwijl vandaag naar ik heb vernomen, het Europees Parlement het voorstel van 6% heeft aangenomen. Door het Europees Parlement worden ook geen extra voorwaarden aan de eerste generatie gesteld, terwijl wij daarvoor in Nederland wel ons best zullen doen. Dat doen wij omdat wij het beste jongetje van de klas willen zijn, maar niet omdat wij roomser dan de paus willen zijn. Als het gaat om de arbeids-, de woon- en de leefomstandigheden van de allerarmsten van deze wereld, houdt mijn fractie graag een pleidooi met als doel daaraan echt de volle aandacht te besteden.

Staatssecretaris Mansveld: Een goed pleidooi! Ik denk dat de heer Vos heel duidelijk laat blijken dat we als land iets kunnen doen, dat we in Europa iets kunnen doen, op de plek waar het gebeurt. We zullen alle middelen moeten inzetten om na te gaan of we dit goed kunnen inkaderen.

Het project in Sierra Leone is genoemd. Ik zal een en ander moeten checken. Ik weet niet of mevrouw Dik-Faber een schriftelijk antwoord op haar vraag wil. Ik zeg met alle plezier toe dat ik dat geef.

Mevrouw Van Tongeren vroeg of het rapporteren over biomassa niet beter per bedrijf kan plaatsvinden in plaats van per sector. Eind 2014 worden de duurzaamheideisen van het energieakkoord bekend. Ik kan mij voorstellen dat rapportage voor een bedrijf onder voorwaarden een goed idee is. Ik weet uit ervaring dat van benchmarking vaak een goede prikkel uitgaat. Op andere dossiers zien we overigens wel eens dat daarvan een negatieve prikkel uitgaat – ik noem de externe veiligheidslijsten – dus het is natuurlijk heel belangrijk dat wij bedrijven prikkelen om in positieve zin op een lijst te komen. Ik neem een en ander dus mee en breng het in, in het overleg met de partners. Ik kan nog geen toezegging doen, want ik wil eerst nagaan welke wegen een en ander gaat.

Mevrouw Dik-Faber zei dat in de NEA-rapportage sprake is van 43% aan onbekende herkomst. De Nederlandse Emissieautoriteit rapporteert eerst op basis van de gegevens die door bedrijven zijn ingediend in een biobrandstoffenbalans over het voorgaande jaar en zij controleert de gegevens daarna. Indien tijdens toezicht door de NEA blijkt dat een bedrijf voor een bepaalde biobrandstof geen gegevens kan overleggen over de grondstof, het land van herkomst of het toegepaste duurzaamheidsysteem, geldt de biobrandstof niet als duurzaam. Een niet-duurzame biobrandstof kan niet worden gebruikt om te voldoen aan de jaarverplichting in het kader van de regelgeving over hernieuwbare energievervoer. Deze kan dus niet worden geaccepteerd en het bedrijf krijgt de verplichting opgelegd om in 2013 alsnog aan de jaarverplichting 2012 te voldoen. Dat noemen wij de compensatieverplichting. Overigens is het percentage onbekend gerapporteerde grondstoffen in 2012 afgenomen ten opzichte van 2011. Dat was 8,1% en dat is 4,1% geworden, gerekend over alle biobrandstoffen.

Mevrouw Dik-Faber stelde een vraag over de palmolie. Ik heb inderdaad vernomen dat er steeds meer palmolie op de markt komt. Dat is één van de grondstoffen die gebruikt wordt voor conventionele biobrandstoffen. Voor palmolie geldt ook dat de Europese duurzaamheidcriteria van toepassing zijn. Mijn standpunt over conventionele brandstoffen is bekend: zo beperkt mogelijk, maar wel respectvol gedane investeringen.

In Nederland werd in 2012 van alle biobrandstoffen slechts 0,9% van palmolie gemaakt en veruit de meeste in Nederland geproduceerde biobrandstoffen van palmolie worden ook geëxporteerd.

Als slotstuk is er de vraag over de 130 kilometer. Volgens mij werd die vraag gesteld door mevrouw Van Tongeren en mevrouw Ouwehand. Daarover is een stuk in de krant verschenen. De minister heeft mij gemeld dat zij de mogelijkheden onderzoekt, uiteraard binnen de randvoorwaarden op het terrein van de luchtkwaliteit, leefbaarheid en veiligheid. Daarop wordt dus nog teruggekomen.

De voorzitter: Dank u wel. Hiermee komen we aan het eind van de eerste termijn van de staatssecretaris. We hebben twee mogelijkheden om het debat af te ronden. De eerste mogelijkheid is dat we direct een VAO houden. We zijn nu immers door de tijd heen. De tweede mogelijkheid is dat er een tweede termijn wordt gepland.

Ik zie dat drie fracties menen dat zij een tweede termijn nodig hebben. Ik stel dan ook voor dat we in de procedurevergadering van komende woensdag een besluit hierover nemen.

Ik ga wel alvast de toezeggingen opsommen die de staatssecretaris vandaag heeft gedaan.

De staatssecretaris geeft een schriftelijke toelichting – dat zal zij in ieder geval vóór het VAO doen – over de dubbele dubbeltelling. Mocht er een tweede termijn komen, dan lijkt het mij handig dat zij dat vóór die termijn doet. Het gaat dan dus om de dubbeltelling voor niet alleen het percentage bijmengen, maar ook voor het algemene percentage duurzaam.

De staatssecretaris zal een reactie geven op de brief van de KNAW over biobrandstoffen.

Verder komt zij met een reactie op het rapportje over de situatie in Sierra Leone.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik had nog een paar specifieke vragen gesteld over de relatie met het convenant schone en zuinige agrosectoren. Die vragen mogen gewoon voor de tweede termijn schriftelijk worden beantwoord. Dan kunnen we het daarna inhoudelijk daarover hebben.

Mevrouw Mulder (CDA): Er is nog een toezegging gedaan, namelijk die dat de staatssecretaris kijkt naar de duur en de ingang van een beschikking voor het bedrijf HarvestaGG. Het betreft de dubbeltellingen.

De voorzitter: Ja, maar de toezeggingen die wij recapituleren, hebben betrekking op bijvoorbeeld een brief die er komt. Er wordt heel veel toegezegd, maar niet alle toezeggingen hoeven herhaald te worden.

Ik dank iedereen voor zijn belangstelling en sluit de vergadering.

Sluiting 13.02 uur.

Naar boven