31 209 Schoon en zuinig

Nr. 157 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2013

Op 2 december 2010 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om een reactie verzocht op de brieven over Staatsbosbeheer van respectievelijk de Algemene Vereniging Inlands Hout (AVIH), Souilljee Hout B.V. en Biomassa Stroomlijn aan uw Kamer. In zijn brieven van 14 januari 2011 (nr. 2011D01537) en 13 april 2011 (nr. 2011D19441) aan uw Kamer, heeft de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aangegeven dat er een civielrechtelijke procedure liep bij de rechtbank ’s-Gravenhage respectievelijk het gerechtshof ’s-Gravenhage tegen de Staat en Staatsbosbeheer over de activiteiten van Staatsbosbeheer op het gebied van biomassa en houthandel. Hij heeft aangegeven zijn reactie op de brieven van de genoemde organisaties te sturen nadat de rechter uitspraak heeft gedaan, omdat de brieven sterk verband hielden met de vorderingen in de procedures.

In vervolg daarop kan ik u melden dat er inmiddels een onherroepelijke uitspraak in hoogste instantie ligt in de civielrechtelijke procedure.1 Het gerechtshof heeft op 25 september 2012 uitspraak gedaan en de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is op 25 december 2012 verstreken zonder dat één van de partijen beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof heeft op 25 september 2012 – evenals eerder de rechtbank op 22 december 2010 – alle vorderingen van AVIH en Biomass Energy Logistics B.V. afgewezen. Het gerechtshof sluit zich aan bij de uitspraak van de rechtbank dat AVIH en Biomass Energy Logistics B.V. niet voldoende hebben kunnen aantonen dat de commerciële nevenactiviteiten van Staatsbosbeheer op de markt voor biomassa onrechtmatig zijn en leiden tot concurrentievervalsing. Dit betekent dat, anders dan AVIH, Souilljee Hout B.V. en Biomassa Stroomlijn in hun brieven stelden, niet is gebleken dat Staatsbosbeheer oneerlijk concurreert op de markt voor biomassa en houthandel.

Ik ben blij met de uitspraak van het gerechtshof. Ik vind het namelijk van belang dat Staatsbosbeheer meer eigen inkomsten genereert om de afhankelijkheid van belastinggeld terug te dringen. De verkoop van hout en biomassa maakt hier een substantieel onderdeel van uit. Uiteraard dient Staatsbosbeheer bij deze activiteiten te handelen binnen de kaders die de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en de Wet markt en overheid bieden.

In de brieven van Biomassa Stroomlijn en AVIH wordt tevens gesteld dat Staatsbosbeheer geld kan besparen door marktpartijen de mogelijkheid te bieden op zijn grond hout te oogsten via een openbare inschrijving voor hout op stam. Staatsbosbeheer zou via die weg de bezuinigingen op kunnen vangen op eigen terrein in plaats van zich te begeven op de private markt voor biomassa en houthandel.

Ik wijs erop dat Staatsbosbeheer een zelfstandige organisatie is. De suggestie om Staatsbosbeheer efficiënter te laten werken door het hout op stam te verkopen via openbare inschrijving laat ik dan ook ter beoordeling aan Staatsbosbeheer.

In de brief van Biomassa Stroomlijn wordt tevens gesuggereerd dat Staatsbosbeheer de wet overtreedt door biomassa tegen de bosrand in het bos op te slaan in plaats van te investeren in overslaglocaties met vergunningen. In dit verband merk ik op dat uiteraard ook Staatsbosbeheer zich dient te houden aan de regels die gelden voor de opslag van biomassa. De Wet milieubeheer is overigens in december 2010 aangepast, waardoor hoofdstuk 10 van die wet, «Afvalstoffen», niet langer van toepassing is op niet-gevaarlijk materiaal rechtstreeks afkomstig uit de bosbouw, dat wordt gebruikt voor de productie van energie uit die biomassa.

Tot slot wil ik van de gelegenheid gebruik maken om te benadrukken dat ik ten algemene de houtoogst voor bio-energie een goede ontwikkeling vind. In het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren2 heeft het Rijk met de Agrosectoren afgesproken om jaarlijks 32 PJ aan hernieuwbare energie bij te dragen in 2020. Een belangrijk deel van de biomassa wordt geleverd door de sector Natuur, Bos, Landschap en Hout. De toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft in dit kader laten onderzoeken in hoeverre het mogelijk is meer hout te oogsten uit Nederlandse natuurgebieden met een beperkte of zelfs zonder aantasting van de biodiversiteit. De resultaten vindt u in het Alterra rapport «Randvoorwaarden biodiversiteit bij oogst van biomassa».3 Een aanzienlijke verhoging van de oogst is mogelijk in productiebossen en een beperkte verhoging is mogelijk in multifunctionele bossen. Dit geldt niet alleen voor Staatsbosbeheer, maar ook voor andere partijen werkzaam op de markt voor biomassa. In de bijlage treft u dit rapport aan.4

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Hof ’s Gravenhage 25 september 2012, nr. 363061/HA ZA 10–1244.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven