32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 433 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2020

Dit voorjaar hebben beide Ministers van OCW, de Minister van SZW en ik de evaluatie van het Techniekpact gegund aan SEO economisch onderzoek en Technopolis. Naast de evaluatie is gevraagd om een advies voor toekomstige beleidsinterventies. Als bijlage bij deze brief stuur ik uw Kamer het opgeleverde rapport toe1. De voorzitter van Techniekpact, mevrouw T. Koster, heeft daarnaast in juni een advies geschreven voor de doorontwikkeling van het Techniekpact. Hierin komt zij met concrete aanbevelingen die in samenwerking met de partners van het pact tot stand zijn gekomen. Het advies van mevrouw Koster is eveneens als bijlage bij deze brief gevoegd2.

Ik streef ernaar uw Kamer begin november de kabinetsinzet op het Techniekpact voor 2021 toe te sturen, mede namens de Ministers van OCW en SZW. Hierin zullen wij ingaan op de adviezen uit beide eerder genoemde stukken.

Tevens maak ik van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer de reactie op enkele moties en toezeggingen in het kader van het Techniekpact te geven. Deze zijn hierbij bijgesloten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE: REACTIE OP ENKELE MOTIES EN TOEZEGGINGEN IN HET KADER VAN HET TECHNIEKPACT

De motie Kerstens/Moorlag die de regering verzoekt om bij de voorziene evaluatie in beeld te brengen of het Techniekpact moet worden uitgebreid en geïntensiveerd, alsook welke middelen daarvoor beschikbaar moeten worden gesteld.3

Antwoord

De motie is expliciet meegenomen in de aanvraag voor de evaluatie en vervolgens door SEO beantwoord in het meegestuurde eindrapport. Ten aanzien van een aantal actielijnen geeft SEO aan dat de inzet moet worden geïntensiveerd om de gestelde doelen te bereiken. Verder geeft SEO aan dat de activiteiten die onder de vlag van het Techniekpact plaatsvinden juist moeten worden afgebakend om de inzet inhoudelijk sterker te maken.

De motie Amhaouch/Bruins die de regering verzoekt om in kaart te brengen welke drempels bedrijven ervaren wanneer zij een bijdrage willen leveren aan het techniekonderwijs en hoe deze kunnen worden weggenomen.4

Antwoord

Het kabinet investeert in het identificeren en oplossen van knelpunten in de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Dat doen we via het Katapult-programma, dat wordt uitgevoerd door het Platform Talent voor Technologie. Katapult heeft onderzocht welke drempels bedrijven ervaren wanneer zij een bijdrage willen leveren aan het techniekonderwijs en hoe deze kunnen worden weggenomen. Uitgebreide informatie hierover is te vinden op hun website.5

De conclusie hiervan is dat veel knelpunten betrekking hebben op de zachte elementen van samenwerken. Het gaat minder over financiering of regelgeving en veel meer over vertrouwen, langetermijnrelaties etc. Dit betekent dat we moeten blijven inzetten op het overtuigen en samenbrengen van partijen en hen inzichtelijk moeten maken wat de meerwaarde van duurzame samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is. Het kabinet werkt al een aantal jaar langs deze lijnen en de resultaten zijn bemoedigend. Zo is het aantal participerende bedrijven bij het onderwijs in de afgelopen drie jaar ongeveer met de helft toegenomen (van 6200 in 2017 naar 9800 in 2019).6

Begin dit kalender jaar heb ik Katapult een aanvullende subsidieopdracht gegeven om in twee jaar 1.000 nieuwe mkb-bedrijven zich duurzaam aan te laten sluiten bij publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS). Speciale aandacht is hierbij voor de tekortsectoren techniek, ICT en bouw.

De toezegging, gedaan tijdens het AO Techniekpact van 8 oktober 2019 (Kamerstuk 32 637, nr. 387), om een totaaloverzicht te geven van alle beschikbare regelingen voor mkb in techniek.

Antwoord

De vraag van de heer Wiersma kwam voort uit de constatering dat het voor veel ondernemers ingewikkeld is om zich te laten informeren over mogelijke financiële regelingen. Het moet voor mkb-ondernemers in de techniek helder zijn van welke regelingen zij gebruik kunnen maken. Er is een veelheid aan regelingen waarvan een groot aantal alleen regionaal of sectoraal geldt. Daarnaast zijn veel regelingen slechts tijdelijk van aard. Wel is het belangrijk dat mkb-ondernemers eenvoudig toegang kunnen vinden tot de voor hen relevante regelingen. Om die reden wordt op de subsidie- en financieringswijzer van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), naar aanleiding van deze toezegging, nu ook doorgelinkt naar onder meer regelingen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs) en de Kamer van Koophandel (KvK). We blijven de dienstverlening naar ondernemers verder verbeteren.

De toezegging, gedaan tijdens het AO Techniekpact van 8 oktober 2019, om te bezien of deeltijdwerk in de techniek onderdeel is van het IBO deeltijdwerk en hier de Kamer schriftelijk over te informeren.

Antwoord

In het IBO deeltijdwerk is aandacht voor sectorale verschillen, waarbij o.a. techniek wordt uitgelicht. Zowel het IBO als de kabinetsreactie zijn 29 april jl. naar uw Kamer gestuurd.

De toezegging, gedaan tijdens het AO Innovatie van 5 februari 2020 (Kamerstuk 33 009, nr. 83), om de Kamer te informeren over de doelstellingen van het kabinet t.a.v. het verminderen van het tekort aan technisch geschoold personeel in Nederland. Nadien herhaald in een commissieverzoek van 19 februari 2020.

Antwoord

Uw Kamer wordt sinds de start van het Techniekpact jaarlijks geïnformeerd over de gestelde doelen en de voortgang die daarop is behaald, als ook over de ondernomen activiteiten in het kader van het Techniekpact.7 In de meegeleverde evaluatie van het Techniekpact wordt hier eveneens op gereflecteerd. Op dit moment geldt dat het kabinet werkt langs de vier hoofdlijnen zoals die in 2018 zijn opgesteld (instroom bevorderen, Leven Lang Ontwikkelen, PPS stimuleren en hybride leerwerkomgevingen).

In het hiernavolgende ga ik in op uw verzoek met een terugblik op de doelstellingen zoals die door de jaren heen zijn geformuleerd en geactualiseerd.

Ontstaan Techniekpact: Rutte II

VVD en PvdA formuleerden in het Regeerakkoord van Rutte II (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) de ambitie om met ondernemers en onderwijsinstellingen een Techniekpact 2020 af te sluiten. Daarbij werd «uitgegaan van het wederzijdse belang van bedrijven en onderwijsinstellingen en de ambities die de sector voor zichzelf formuleert». Hoewel een aantal thema’s wordt genoemd dat terug moest komen in het Techniekpact, werd de bal voor de ambities bij de betrokken partijen gelegd.

Reeds in deze formulering is de, toen nog unieke, benadering van het Techniekpact terug te zien: Het pact is niet van de rijksoverheid; het pact, en dus ook de ambities en doelen, is van alle partners. Toen het uiteindelijke Techniekpact ondertekend werd, op 13 mei 2013, was het aantal geïnteresseerde partijen aanzienlijk. Zo’n 60 organisaties, variërend van publieke en private onderwijsinstellingen, werkgevers en werknemers tot jongeren, topsectoren, de rijksoverheid en regionale overheden, ondertekenden het pact.

Uitgangspunten Techniekpact: sleutel(s) tot succes

In 2013 formuleerden de partijen drie uitgangspunten voor het pact die vandaag de dag nog steeds gelden:

  • Het Techniekpact bevat landelijke afspraken die ondersteunend zijn aan het realiseren van door sectoren en regio’s zelf gestelde doelen. Die combinatie is de sleutel tot succes.

  • Ondernemers, onderwijsinstellingen (publiek en privaat), werknemers, jongeren, Rijk en regio’s leveren ieder hun eigen bijdrage.

  • Binnen het Techniekpact zijn afspraken geformuleerd op het gebied van basisonderwijs tot en met leven lang ontwikkelen.

De ondertekenende partijen kenschetsten het Techniekpact dan ook als «doe-pact», doelend op het idee dat het Techniekpact geen nieuwe analyses of plannen wilde toevoegen, maar bestaande interventies wilde versnellen en samenbrengen. Het Techniekpact was, en is, een pact waar geen specifiek beleid(sgeld) aan vast zit. Er wordt (slimmer) gebruik gemaakt van bestaande wet- en regelgeving.

Doel(en)

De overkoepelende ambitie van het Techniekpact is, hoewel in verschillende bewoordingen, vrijwel ongewijzigd. Het doel van het Techniekpact is om bij te dragen aan het terugdringen van het tekort aan technisch personeel, o.a. door de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren en in te zetten op om- en bijscholing.

Hierbij is eveneens vanaf 2013 aandacht geweest voor de steeds breder wordende impact van techniek en technologie in de samenleving. Het gaat in wezen om een goed opgeleide beroepsbevolking met voldoende slimme en vakbekwame technici voor de banen van nu én morgen. Techniek moet hierbij ruim opgevat worden. De in 2013 geformuleerde definitie geldt nog steeds: Ook de domeinen technologie en bèta vallen eronder.

Praktisch gaat het bijvoorbeeld om mensen die werken als laborant, onderzoeker, instrumentenmaker, ICT-er, werkvoorbereider, industrieel (creatief) ontwerper, loodgieter, ingenieur, operator of analist. Zij hebben de technische kennis om apparaten te bouwen en installaties te onderhouden. Zij houden technische systemen draaiende en ontwikkelen en implementeren nieuwe technologieën. Zij zoeken naar nieuwe wetenschappelijke kennis. Zij kunnen combinaties maken tussen disciplines (bèta-bèta, bèta-alfa en bèta-gamma) en kennis en technologie vertalen naar zinvolle innovaties op uiteenlopende terreinen, zoals zorg, voeding, energie en ICT.

Het Techniekpact kende in 2013 drie nationale actielijnen: kiezen voor techniek (po en vo), leren in techniek (mbo, hbo en wo) en werken in techniek. Voor elk van de drie actielijnen zijn door de partners ambities geformuleerd, 22 in totaal. Ook werd in het originele document uitgebreid aandacht besteed aan de belangrijkste acties uit regionale en sectorale afspraken.

Binnen deze ambities werden specifiekere doelen en ambities gesteld, zoals het structureel aanbieden van Wetenschap en Technologie in het basisonderwijs in 2020, 30% van de mbo-studenten kiest een bèta-technische opleiding8, het terugbrengen van het aantal hbo bèta-techniek opleidingen van 65 naar 25 en het opstellen van sectorplannen.

In het originele Techniekpact (Kamerstuk 32 637, nr. 57) werd geschat dat, op basis van cijfers van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), er jaarlijks 30.000 technici nodig zouden zijn. Geschat werd dat de actielijnen elk zouden leiden tot 15.000 technici extra. Deze schattingen zijn al na het eerste jaar losgelaten, omdat ze te grof bleken. O.a. door de crisis en overheidsbeleid werden de cijfers van het ROA bijgesteld. Echter, achter de cijfers bleken grote verschillen te zijn per opleidingsrichting en op regionaal en opleidingsniveau. Daarom is toen besloten deze cijfers los te laten, omdat ze zouden kunnen leiden tot onjuiste beeldvorming bij jongeren, werkenden, ambtenaren en politici. Het betekende ook dat knelpunten gericht aangepakt moesten worden. Hiervoor was (en is) een (inter)sectorale en regionale aanpak onontbeerlijk. Precies wat al sinds 2013 tot de uitgangspunten van het Techniekpact behoort.

Actualisaties in 2016 en 2018

De uitgangspunten en overkoepelende ambities zijn niet wezenlijk veranderd sinds 2013; toch is het Techniekpact wel degelijk in beweging.

In 2016 is een geactualiseerde versie van het Techniekpact naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 637, nr. 240). Dit was nodig om in te kunnen spelen op de veranderende dynamiek op de arbeidsmarkt en omdat een deel van de ambities bereikt was. De 22 ambities werden omgezet in 12 doelen. Meer dan voorheen werd de nadruk gelegd op de impact van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de energie- en klimaattransitie, digitalisering en andere technologische ontwikkelingen.

Na de start van het huidige kabinet, dat besloot het Techniekpact voort te zetten, is het Techniekpact andermaal geactualiseerd. Met het oog op de beoogde, en rap naderende, einddatum (eind 2020) werd besloten vier prioritaire thema’s te benoemen: Leven Lang Ontwikkelen, (hybride) docenten, publiek-privaat samenwerken en instroom initieel bèta-technisch onderwijs en arbeidsmarkt verhogen.

Naar boven