32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 augustus 2013

Op 13 mei jl. heeft u het Nationaal Techniekpact 2020 ontvangen (Kamerstuk 32 637, nr. 57). De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft gevraagd om inzicht in de manier waarop de maatregelen uit het Techniekpact worden uitgevoerd. Met deze brief informeren wij u daarom over de werkwijze en het werkprogramma van de uitvoering van de acties uit het Techniekpact.

Nationaal Techniekpact 2020

Op 13 mei jl. is het Techniekpact ondertekend door 60 partijen uit het onderwijsveld (o.a. VSNU, VO-Raad, PO-Raad, AOC-Raad, MBO-Raad, Vereniging Hogescholen, NRTO), de werknemersorganisaties (FNV en CNV), de werkgeversorganisaties (VNO-NCW, MKB Nederland, de FME, de Koninklijke Metaalunie, Uneto-VNI, vertegenwoordigers van de topsectoren en technische branches), de studenten (ISO) en de regio’s (bestuurlijke vertegenwoordigers van de 5 landsdelen). Namens het kabinet hebben de ministers van Economische Zaken (EZ), van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Techniekpact getekend.

Met de ondertekening van het Nationaal Techniekpact 2020 is de start gemarkeerd van een meerjarige aanpak met concrete afspraken om te zorgen voor en behouden van meer technisch en technologisch geschoolde vakmensen. Vasthouden en doorzetten op de ingeslagen weg is nu nodig om de gemaakte landelijke en regionale afspraken te realiseren.

Werkwijze en uitvoeringsstructuur

Het kabinet heeft de heer Paul de Krom – aanjager van het Techniekpact – en de heer Rein Willems – voorzitter van de stuurgroep Masterplan Bèta en Technologie – om advies gevraagd over een efficiënte en doelmatige uitvoeringsstructuur van het Techniekpact. Dit advies is de basis van de werkwijze en uitvoeringsstructuur.

Om maatwerk te garanderen en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de lokale en regionale behoeften en initiatieven ligt het zwaartepunt van de uitvoering bij de regio’s. De regio’s – onderverdeeld naar de vijf landsdelen Noord, Oost-Nederland, Zuidoost, Zuidwestvleugel en Noordvleugel – zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van hun regionale afspraken, inclusief vertaling van de landelijke afspraken naar hun regio en een eigen op maat toegesneden uitvoeringsstructuur.

Daarnaast is er een Landelijke Regiegroep Techniekpact (LRT) gevormd. De taak van deze regiegroep is om de uitvoering van de landelijke strategie en doelen en de gemaakte afspraken in het Techniekpact te bewaken en zo nodig bij te sturen. In de LRT zijn alle stakeholders van het Techniekpact vertegenwoordigd. In de bijlage vindt u het overzicht van alle deelnemers van de LRT1. Mevrouw Mirjam Sterk neemt als ambassadeur jeugdwerkloosheid ook deel in de landelijke regiegroep, om samenhang te creëren in de aanpakken voor de korte termijn, tijdelijke problematiek van jeugdwerkloosheid en lange termijn, structurele agenda van het Techniekpact. De heer Paul de Krom blijft voor het aanjagen en implementeren van de uitvoering van de regionale afspraken in ieder geval tot eind 2013 verbonden aan het Techniekpact.

De LRT komt vier keer per jaar bijeen. Op 2 juli jl. is de regiegroep voor het eerst bijeengekomen. In dit overleg zijn afspraken gemaakt over de werkwijze en is het werkprogramma vastgesteld.

De LRT bewaakt de ambities en de doelstellingen van het Techniekpact en waar nodig de samenhang met verschillende aanpalende (beleids)trajecten. Belangrijk in deze is de link tussen het Techniekpact en de aanpak jeugdwerkloosheid. De sociale partners in de techniek geven in het kader van het spoor «werken in de techniek» aan verbinding te maken met de in het Sociaal Akkoord afgesproken sectorplannen, zowel regionaal als sectoraal.

Met de oprichting van de LRT is de huidige stuurgroep Masterplan Bèta & Technologie ontbonden. Deze stuurgroep was ingesteld vanuit het topsectorenbeleid voor de uitvoering van het Masterplan Bèta & Technologie. De taken en doelstellingen van het masterplan en van de human capital agenda’s van de topsectoren worden voortgezet binnen de LRT. Ook de maatregelen aanpak arbeidsmarkttekorten techniek (brief 16 april 2012, Kamerstuk 32 637, nr. 32) inclusief de evaluatie daarvan worden in de LRT voortgezet. Hiermee wordt gekozen voor een integrale aanpak waardoor de knelpunten op de arbeidsmarkt efficiënter en effectiever worden aangepakt.

De beleidsmatige verantwoordelijkheid voor het Techniekpact en voor de geïntegreerde inzet van het Rijk blijft berusten bij de drie betrokken departementen EZ, OCW en SZW. Bij elk departement zijn medewerkers belast met de uitvoering van de beleidsmaatregelen van het Techniekpact. Zij opereren samen in een programmateam Techniekpact. Dit programmateam voert het secretariaat van het LRT en wordt daarbij inhoudelijk ondersteund door het Platform Bèta Techniek (PBT). Het programmateam werkt samen met liaisons van de andere stakeholders. Zo blijft het samenwerkingsnetwerk in stand dat in de eerste fase is opgebouwd. Het PBT faciliteert en ondersteunt waar gewenst de regio’s bij de uitvoering van de (regionale) acties. Hierover worden op dit moment afspraken op maat gemaakt met de regio’s.

Werkprogramma Landelijke Regiegroep Techniekpact

Om de voortgang van de afspraken te kunnen vaststellen is het werkprogramma Techniekpact opgesteld. In dit werkprogramma zijn 23 acties opgenomen, waarvan 22 nationale maatregelen. Daarnaast geven de regio’s uitwerking aan de regionale en/of «landsdelige» Techniekpacten. Voor alle acties in het werkprogramma staat aangegeven welke partijen aan zet zijn, welke concrete stappen worden gezet en op welke termijn deze gerealiseerd moeten zijn. In de bijlage vindt u het werkprogramma Techniekpact, zoals door de LRT op 2 juli jl. vastgesteld2.

Ter illustratie vindt u enkele aansprekende maatregelen uit het Techniekpact voor het najaar 2013:

  • De sociale partners techniek zijn gevraagd in het najaar 2013 het digitale loket www.techniek-onderwijs.nl in werking te stellen. TechniekTalent.nu, de sociale partners van acht technische bedrijfstakken, neemt het initiatief hiervoor. Via dit loket kunnen 1) basisscholen en scholen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs zich melden wanneer zij ondersteuning van het bedrijfsleven nodig hebben voor het geven van techniekonderwijs op locatie en in de klas, 2) jongeren zich melden met een technische beroepsopleiding die geen stage of leerwerkplek kunnen vinden, 3) scholen in het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs een gastdocent uit het bedrijfsleven vinden en 4) scholen in het voorgezet onderwijs stageplaatsen vinden voor hun bètadocenten.

  • De bedrijven binnen de topsectoren geven invulling aan het beschikbaar stellen van 1000 beurzen in het hoger onderwijs. De komende drie jaar zullen bedrijven binnen de topsectoren toewerken naar jaarlijks circa 350 nieuwe beurzen vanaf studiejaar 2014, om zo in 2016–2017 uit te komen op circa 1000 beurzen. Een voorbeeld is de topsector water die reeds actief werkgevers werft voor «studiebeurzen water». De ambitie is om op 12 november 2013 tijdens Innovatie Estafette de eerste 25 studiebeurzen voor het schooljaar 2013–2014 uit te reiken. De topsector chemie reikt op 16 september a.s. 50 nieuwe beurzen uit, zodat er voor komend studiejaar al 95 studenten met een chemiebeurs studeren.

  • Het Techniekpact ondersteunt de gezamenlijke inspanning om de servicepunten Techniek met het UWV in alle regio’s tot ontwikkeling te brengen, een publiekprivate samenwerking. Op dit moment werken er al 10 servicepunten die de bemiddeling van technici verbeteren door inzet van de netwerken van sociale partners en door een verbinding te maken met kennis over arbeidsmarkt en opleidingen die in de sectoren aanwezig is. Goede voorbeelden zijn met name de servicepunten Techniek in Apeldoorn en Beverwijk. Het doel is om in 2014 16 goed werkende servicepunten te hebben.

  • Bij brief van 13 maart jl. hebben de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap u geïnformeerd over de inzet van de in het Regeerakkoord voorziene middelen van € 100 miljoen voor bètaleraren in het voortgezet onderwijs voor de periode 2013 tot en met 2016.3 Op initiatief van de leden Lucas en Jadnanansing is door OCW € 8 miljoen vrijgemaakt voor pabo’s om in de periode 2013–2017 een integrale aanpak van wetenschap en techniek te optimaliseren en de houding en vaardigheden van pabo-docenten op dit gebied verder te ontwikkelen. Dit najaar ontwikkelt de SLO een leerlijn Wetenschap en Techniek voor het basisonderwijs en daarbij wordt meegenomen wat een docent moet kennen en kunnen om Wetenschap en Techniek te onderwijzen; een zogenoemde leerlijn docenten (initieel en postinitieel). Daarnaast wordt er dit najaar onderzoek gedaan naar bestaande methoden die worden gebruikt om Wetenschap en Techniek op pabo’s te onderwijzen. De leerlijn voor docenten en de resultaten van het onderzoek dienen als handreiking voor de pabo’s om vanaf januari 2014 een plan van aanpak te schrijven over hoe zij Wetenschap en Techniek willen opnemen in hun curriculum.

  • Voor het najaar 2013 werkt het kabinet in ieder geval de subsidieregeling praktijkleren en het regionale investeringsfonds mbo uit, die in 2014 in werking treden. Met het regionaal investeringsfonds wordt het mogelijk om meer en betere publiekprivate samenwerking in het beroepsonderwijs te realiseren, zoals de Centra voor Innovatief Vakmanschap. Zo werken inmiddels meer dan 200 mkb- en grote bedrijven in de High Tech samen met Graafschapcollege en de hogescholen Saxion en de HAN in het Centrum voor Innovatief Vakmanschap HTSM Oost Nederland in Twente. Een ander mooi voorbeeld is de publiekprivate samenwerking aan de Leidse Instrumentenmakers School in de Life Sciences en Health. In dit centrum werken onder meer de afdeling biomechanische technologie van de TU Delft, de instrumentatie en ontwikkelgroepen van de universitair medische centra Erasmus MC, VUmc, UMC Utrecht en het LUMC en bedrijven zoals Oldelft, Hittech Multin, DEMCON en Medtronic BRC samen aan commerciële toepassingen.

  • Voor de zogenoemde sectorplannen is € 600 miljoen vrijgemaakt voor de periode 2014–2015. Sectoren kunnen daarmee door middel van maatwerk aan de slag met de knelpunten op de arbeidsmarkt (zie Staatscourant van 14 augustus).4 Vanaf 1 oktober 2013 is het mogelijk om voorstellen voor sectorplannen in te dienen.

Voortgangsrapportage, monitoring en communicatie

Het kabinet zal u in 2014 tweemaal rapporteren over de voortgang van het Nationaal Techniekpact 2020, zoals is toegezegd door de minister van EZ (AO bedrijfslevenbeleid d.d. 6 juni 2013). De eerste voortgangsrapportage kunt u in februari 2014 verwachten. Tevens zullen we het bijgevoegde werkprogramma omvormen tot een «actieboek Techniekpact» en toegankelijk maken via de website www.techniekpact.nl . Op die manier maken we de voortgang van alle maatregelen inzichtelijk voor alle geïnteresseerden en nodigen we alle stakeholders uit om gezamenlijk uitwerking te geven aan het Techniekpact, zowel landelijk, regionaal en lokaal.

De wijze van monitoring en effectmeting van het Techniekpact wordt dit najaar vastgesteld door de LRT. Doel van de monitor is om de voortgang in kaart te brengen en dit transparant te maken voor alle landelijke en regionale stakeholders. Daarnaast kan uit de monitor sturingsinformatie worden gehaald voor de regio en technische sectoren. Ook is het belangrijke informatie voor de LRT, die uiteindelijk de regie voert op de voortgang van het Techniekpact. Via de monitor kunnen ook best practices – landelijk, sectoraal en regionaal – verzameld worden die weer kunnen worden gedeeld. Tevens zal in het najaar het communicatieplan van het Techniekpact worden vastgesteld. U wordt hierover in de eerstvolgende voortgangsrapportage nader geïnformeerd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Kamerstuk 27 923, nr. 151

Naar boven