32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2013

In het Nationaal Techniekpact 2020 dat op 13 mei jl. getekend1 is, wordt een Regionaal investeringsfonds voor het mbo aangekondigd2. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de verdere uitwerking van de voorwaarden voor het Regionaal investeringsfonds mbo, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over het Techniekpact op 5 september 2013.

Het kabinet beoogt met het Regionaal investeringsfonds mbo de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren door het stimuleren van duurzame publiek-private samenwerking. Op basis van de kaders, vastgelegd in het Techniekpact, hebben de Ministeries van OCW en EZ de afgelopen maanden overleg gevoerd met het onderwijsveld, het bedrijfsleven, de topsectoren3 en de regionale overheden over de opzet van het Regionaal investeringsfonds mbo4.

In het Techniekpact5 zijn de kaders voor het Regionaal investeringsfonds mbo als volgt omschreven:

  • «Het investeringsfonds beoogt publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs te stimuleren onder de voorwaarde dat dit bijdraagt aan een doelmatige organisatie van het opleidingenaanbod. Het investeringsfonds draagt zo ook bij aan het realiseren van minder kleine opleidingen.»

  • «Het kabinet stelt van 2014 tot en met 2017 in totaal € 100 miljoen van onderwijsgelden beschikbaar voor het Regionaal investeringsfonds mbo, waarbij beoogd is dit aan te vullen met € 200 miljoen cofinanciering van het bedrijfsleven en regionale overheden samen. Met dit fonds van € 100 miljoen wordt zo een investeringsimpuls voor het mbo van minimaal € 300 miljoen uitgelokt.»

Doel van het Regionaal investeringsfonds mbo

Met het Regionaal investeringsfonds mbo wordt beoogd de aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt te verbeteren door duurzame publiek-private samenwerking te stimuleren. Voor mbo-instellingen is het niet altijd goed mogelijk de ontwikkelingen in het bedrijfsleven bij te houden. Dit geldt zeker voor opleidingen die vragen om kapitaalintensieve investeringen en/of die zich voorbereiden op beroepen met een hoog innovatief karakter. Opleidingen die zich richten op de economische topsectoren zijn hiervan een goed voorbeeld. Voor een zo optimaal mogelijke aansluiting is het echter van groot belang dat studenten voldoende kennis nemen van moderne apparatuur en technieken, en dat het onderwijspersoneel op de hoogte is van de laatste stand van zaken in het werkveld.

Met het Regionaal investeringsfonds mbo stimuleert het kabinet ook provincies en gemeenten te investeren in het beroepsonderwijs. De regio’s kunnen een stimulerende rol spelen bij de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, rekening houdend met de economische sterktes van de eigen regio. Het is ook mogelijk om zonder bijdrage vanuit regionale overheden een aanvraag in te dienen voor het investeringsfonds, bijvoorbeeld voor meer landelijk georiënteerde sectoren.

In samenspraak met de regio kunnen mbo-instellingen zich nadrukkelijker profileren op de behoefte van het (regionale) bedrijfsleven6. Met het Regionaal investeringsfonds mbo biedt het kabinet financiële ondersteuning om een eventuele wens tot profilering, als onderdeel van publiek-private samenwerking, beter mogelijk te maken. Dit vereist afstemming met het onderwijsaanbod van vmbo-scholen, andere mbo-instellingen en hogescholen in de regio.

Duurzame publiek-private samenwerking

Samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven is niet nieuw. De afgelopen jaren is al hard gewerkt om het onderwijs zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de vraag van de arbeidsmarkt. Er bestaan al veel aansprekende voorbeelden van goede samenwerking, het uitgangspunt voor het Regionaal investeringsfonds mbo is dan ook om hierbij aan te sluiten.

Een voorbeeld van samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven zijn de Centra voor innovatief vakmanschap. Deze samenwerkingsverbanden zijn gericht op één van de topsectoren, en daarbinnen vaak een specifiek vakgebied. In deze centra wordt kwalitatief hoogstaand onderwijs verzorgd voor met name mbo-niveau 4 opleidingen.In de Centra voor innovatief vakmanschap werken ondernemers, wetenschappers, docenten en studenten samen aan het bevorderen van de kwaliteit van het technisch mbo-onderwijs. Deze publiek-private samenwerkingsverbanden zoeken aansluiting op de regionale kennisinfrastructuur door zich te richten op een van de topsectoren. De Centra hebben een wervend karakter voor (aankomende) studenten. En leveren ook een belangrijke bijdrage aan het op gang brengen en versnellen van innovaties.In de Centra voor innovatief vakmanschap werken ondernemers, wetenschappers, docenten en studenten samen aan het bevorderen van de kwaliteit van het technisch mbo-onderwijs. Deze publiek-private samenwerkingsverbanden zoeken aansluiting op de regionale kennisinfrastructuur door zich te richten op een van de topsectoren. De Centra hebben een wervend karakter voor (aankomende) studenten. En leveren ook een belangrijke bijdrage aan het op gang brengen en versnellen van innovaties. Ondernemers, wetenschappers en docenten werken hier samen aan technisch beroepsonderwijs gericht op de regionale arbeidsmarktsectoren. De centra hebben een aantrekkingskracht op (aankomende) studenten en leveren een bijdrage aan het op gang brengen en versnellen van innovaties. In de praktijk blijkt dat het voor bedrijven aantrekkelijk is om te investeren in dergelijk herkenbaar onderwijs.

Het Regionaal investeringsfonds mbo beperkt zich niet tot het ondersteunen van de totstandkoming van Centra voor innovatief vakmanschap. De wijze waarop de samenwerking wordt uitgevoerd, wordt niet voorgeschreven. Het gaat erom dat onderwijs en bedrijfsleven intensief samenwerken en investeren, met als doel dat het onderwijs beter aangesloten raakt op de snel veranderende beroepspraktijk en dat het aantrekkelijk en kwalitatief goed onderwijs oplevert voor de studenten. Het onderwijs wordt er verzorgd door docenten die op de hoogte zijn en blijven van de ontwikkelingen en innovaties in de branche, bijvoorbeeld door inzet van medewerkers uit bedrijven als gastdocenten en door het uitvoeren van (onderdelen van) de opleidingen op locaties van de betrokken bedrijven om de praktijkoriëntatie te vergroten.

Beoogde contouren van de subsidieregeling voor het regionaal investeringsfonds mbo

Hieronder volgen de beoogde contouren van de subsidieregeling voor het regionaal investeringsfonds mbo (in de bijlage7 volgt een nadere uitwerking):

  • Een samenwerkingsverband van onderwijs, bedrijfsleven en eventueel regionale overheden kan subsidie van het Rijk aanvragen voor een voorstel voor duurzame publiek-private samenwerking.

  • De wijze waarop publiek-private samenwerking wordt vormgegeven wordt niet voorgeschreven. Dit kan volgens het concept van een Centrum voor innovatief vakmanschap, maar het kan ook op een andere manier, uiteraard in overeenstemming met de criteria voor het Regionaal investeringsfonds mbo.

  • De voorstellen voor duurzame samenwerking dienen betrekking te hebben op bekostigde mbo-opleidingen. Alle opleidingsdomeinen en niveaus kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage vanuit het Regionaal investeringsfonds mbo.

  • Een definitief voorstel wordt beoordeeld door een externe commissie van experts op basis van criteria, waaronder de duurzaamheid van het samenwerkingsverband en de afstemming met mbo-instellingen die vergelijkbare opleidingen aanbieden. Alle aanvragers kunnen een voorlopig voorstel laten toetsen op haalbaarheid en uitvoerbaarheid.

  • Bij toekenning bedraagt de subsidie van het Rijk een derde van de totale begroting van het voorstel. Voorwaarde is dat de overige twee derde door de regio (te weten: het bedrijfsleven en de regionale overheden) wordt gefinancierd.

  • De subsidie vanuit het Rijk voor publiek-private samenwerking bedraagt tenminste € 200.000,– en ten hoogste € 2 miljoen per voorstel. De gevraagde subsidie in het voorstel moet gebaseerd worden op een realistische schatting van de daadwerkelijke kosten, dit zal in de beoordeling worden meengenomen.

  • De problematiek waar de subsidieregeling op inspeelt kan concentratie van het opleidingenaanbod (in de regio) als aantrekkelijk perspectief hebben. Om onderwijsinstellingen te stimuleren deze stap daadwerkelijk te zetten, wordt het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor de kosten die direct gerelateerd zijn aan een herschikking van het opleidingenaanbod. Dit is aanvullend op de toekenning voor publiek-private samenwerking. De maximale subsidie van het Rijk voor herschikking is een derde van de uitgaven voor deze herschikking met een maximum van € 200.000,– per voorstel. Ook hiervoor zal de gevraagde subsidie in het voorstel gebaseerd moeten worden op een realistische schatting van de daadwerkelijke kosten.

  • Samenwerkingsverbanden wordt voorlichting en ondersteuning geboden voor het opstellen van voorstellen voor publiek-private samenwerking. In de aanloop naar de toekenning van de aanvragen organiseren de beoogde uitvoerders DUO en het Platform Bèta en Techniek (PBT) bijeenkomsten en consultaties. Tijdens de uitvoeringsfase bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van ondersteuning door het PBT (kennisprogramma) of een andere organisatie.

  • In de begroting zal het aandeel voor overhead moeten worden opgenomen. Afhankelijk van de omvang van de totale begroting van de voorstellen wordt dit gemaximeerd.

  • Het Kabinet hecht aan een effectieve en efficiënte inzet van middelen. Alle toegekende voorstellen zullen daarom jaarlijks worden gemonitord aan de hand van meetbare afspraken. Op basis van de voortgang van deze afspraken krijgen de aanvragers een termijn subsidiebijdrage van het Rijk uitbetaald. In aanvulling op de monitoring 2016 vindt een onafhankelijke evaluatie plaats van het Regionaal investeringsfonds mbo.

Tot slot

Deze brief is het startsein voor het Regionaal investeringsfonds mbo. In het voorjaar van 2014 zal de subsidieregeling voor het Regionaal investeringsfonds mbo worden gepubliceerd, zodat de eerste voorstellen nog voor het studiejaar 2014/2015 subsidie kunnen ontvangen.

Ter voorbereiding op het indienen van de voorstellen worden er vanaf december 2013 verschillende bijeenkomsten georganiseerd om de regio’s te ondersteunen in de uitwerking van de voorstellen en de samenwerking aan te jagen. Potentiële aanvragers kunnen informatie vinden over de subsidieregeling en de bijeenkomsten op www.duo.nl/zakelijk of contact opnemen met het Informatiecentrum Onderwijs via ico@duo.nl of 079–3232666.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Het Techniekpact is ondertekend door bestuurders uit het onderwijs, het bedrijfsleven, werkgevers, werknemers en de regio's, Minister Bussemaker (OCW), Minister Asscher (SZW), Minister Kamp (EZ) en Staatssecretaris Dekker (OCW), Kamerstuk 32 637, nr. 57.

X Noot
2

Het Regionaal investeringsfonds mbo sluit aan op het Regeerakkoord, waarin is aangekondigd de mogelijkheden te verkennen van meer cofinanciering door bedrijfsleven, waaronder een investeringsfonds voor moderne apparatuur en middelen

voor techniekopleidingen.

X Noot
3

De negen topsectoren zijn: Agri & food , Tuinbouw en uitgangsmaterialen, High tech systemen en materialen, Energie , Logistiek , Creatieve industrie , Life sciences & health , Chemie en Water.

X Noot
4

Het Regionaal investeringsfonds mbo is geen fonds in de zuivere vorm, maar een subsidieregeling.

X Noot
5

Zie Techniekpact blz. 8.

X Noot
6

Dit is in overeenstemming met de Kamerbrief macrodoelmatigheid mbo van 14 april 2013.

X Noot
7

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven