32 317 JBZ-Raad

Nr. 567 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 juli 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over:

  • de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 18 en 19 juli 2019 te Helsinki (Kamerstuk 32 317, nr. 566),

  • het verslag van de JBZ-Raad van 6 en 7 juni 2019 te Luxemburg (Kamerstuk 32 317, nr. 564) en

  • de reactie op het verzoek van de commissie over het verslag over het functioneren van de EU-vluchtelingenfaciliteit Turkije (Kamerstuk 32 317, nr. 562).

Bij brief van 16 juli 2019 hebben de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze vragen en opmerkingen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Inhoudsopgave

blz.

 

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Inleiding

2

 

I.

Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie

2

 

1.

Werksessie I – De toekomst van EU interne veiligheid

2

 

2.

Werksessie II – De toekomst van migratiebeleid

3

 

3.

Werklunch – Kunstmatige Intelligentie

7

 

II.

Justitie, Grondrechten en Burgerschap

7

 

1.

Werksessie II – De toekomst van de justitiële samenwerking:strafrechtelijke samenwerking, detentie en alternatieven

7

 

2.

Overig

7

 

III.

Reactie van de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

7

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-raad van 18 en 19 juli in Helsinki. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.

De leden van de SP hebben kennisgenomen van de agenda van de JBZ-raad.

I. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie

1. Werksessie I – De toekomst van EU interne veiligheid

De leden van de VVD-fractie vragen of het streven nog altijd is dat het Europees Openbaar Ministerie (EOM) volledig operationeel is in 2020. Hoe groot schat u de kansen in dat dat gaat lukken? Deze leden vinden het van belang dat het mandaat van het EOM niet wordt uitgebreid. Eerst moet worden gekeken of het EOM in zijn huidige vorm überhaupt goed functioneert en meerwaarde heeft voordat over mandaatuitbreiding kan worden nagedacht., en deelt u deze mening? Op welke wijze heeft u dit standpunt naar voren gebracht? Hoe staan andere EU-lidstaten hierin? Kunt u een krachtenveld geven hieromtrent?

De aan het woord zijnde leden maken zich al lange tijd zorgen over het ontbreken van een goede dataretentierichtlijn, want dit bemoeilijkt de misdaadbestrijding. Deze leden vinden het lastig te accepteren dat privacy op deze manier een schild wordt waarachter criminelen zich kunnen verschuilen. Deelt u deze zorg? Hoe staat het met de voornemens van de Europese Commissie voor een nieuwe richtlijn? Waarom moet dit zo lang duren? Is iets bekend over een mogelijke koerswijziging van de toekomstige Europese Commissie? Wat doet u teneinde de (nieuwe) Europese Commissie tot spoed te manen?

Voornoemde leden complimenteren u met uw snelle optreden naar aanleiding van recente uitspraken van het Europees Hof van Justitie over het Europees Aanhoudingsbevel (C-508/18 OG en C-82/19 PPU PI). Als gevolg van deze uitspraken moest de Nederlandse Overleveringswet worden gewijzigd. Is de gewijzigde Overleveringswet inmiddels in werking getreden? Hoe lang heeft de situatie geduurd dat Nederland als gevolg van bovengenoemde uitspraken geen Europees aanhoudingsbevel kon uitvaardigen? Wat zijn hiervan de gevolgen geweest?

Tijdens het algemeen overleg terrorisme en extremisme op 26 juni 2019 hebben de leden van de VVD-fractie hun zorgen geuit over de samenwerking tussen de ministers van Europese landen op het gebied van terrorismebestrijding, specifiek op het gebied van terugkeerders uit IS-gebied. Deze leden achten het van groot belang dat landen elkaar op de hoogte houden van het beleid ten aanzien van terugkeerders. U heeft tijdens het zojuist genoemde algemeen overleg de toezegging gedaan de samenwerking met uw collega’s te intensiveren. Voornoemde leden houden u graag aan deze toezegging en willen op de hoogte gehouden worden over de ontwikkelingen van deze samenwerking.

De leden van de CDA-fractie vragen of andere EU-lidstaten formeel of informeel hun prioritering voor het komend vijfjarig werkprogramma van de EU op het gebied van JBZ bekend hebben gemaakt. Zo ja, welke prioriteiten willen andere EU-lidstaten stellen en hoe verhouden deze zich tot de Nederlandse inzet?

2. Werksessie II – De toekomst van migratiebeleid

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het Fins voorzitterschap de alomvattende aanpak langs de gehele migratieroute benadrukt. Daarbij worden onder

meer mogelijkheden voor hervestiging en legale routes genoemd. Zal Nederland blijven benadrukken dat een voorwaarde voor (meer) hervestiging is, dat voldoende adequate opvang in veilige landen in de regio is gerealiseerd en de instroom naar Europa drastisch is gedaald? Voornoemde leden vragen hoe het staat met de uitvoering van het ontschepen van migranten in de regio. Zal Nederland volop inzetten op de voortgang van ontschepingsregelingen en opvang buiten Europees grondgebied, waartoe de Europese regeringsleiders in juni 2018 hebben besloten? Zeker nu het Fins voorzitterschap wel spreekt over onderhandelen over een tijdelijk mechanisme van gecontroleerde centra op Europees grondgebied, maar niet schrijft over ontscheping en opvang buiten Europa.

De leden van de PVV-fractie merken op dat tijdens de informele JBZ-Raad van 18-19 juli gesproken zal worden over de toekomst van het Europese migratiebeleid. Er zal een discussiedocument worden verspreid op basis waarvan bepaald zal worden hoe het

migratiebeleid van de EU er de komende jaren uit zal gaan zien. Deze leden willen dit document graag ontvangen tezamen met de daarop door Nederland ingenomen standpunten en het krachtenveld binnen de EU zodat de Kamer zicht krijgt wat de Nederlandse regering in EU-verband bekokstooft. Dit ook teneinde blokkerende minderheden/meerderheden te kunnen vormen om het destructieve en gevaarlijke beleid van de open grenzen te bestrijden. Een van de ideeën die blijkbaar de bobo’s in Brussel hebben postgevat is dat als we niet willen dat de inbrekers via de ramen naar binnen dringen, dat we dan maar beter de voordeur open kunnen laten staan. Het idee van de zogenaamde legale wegen voor illegale migratie is hier een uitstekend voorbeeld van. de aan het woord zijnde leden zijn mordicus tegen dit beleid van het belonen van illegale migratie. Zij willen de controle over ons toelatingsbeleid terug naar Nederland halen en zelf bepalen wie en of we iemand de toegang tot Nederland verschaffen.

Opvang in de regio is de beste optie om illegale migratie tegen te gaan. Op het moment dat men in veilige buurlanden is aangeland is per direct de dreiging, waarvoor men meent te moeten vluchten, verdwenen. Een asielaanvraag in Nederland, vaak vele duizenden kilometers en tientallen veilige landen verder, dient om die reden dan ook te worden afgewezen. Onze asielcentra zitten vol veiligelanders, mensen die hier helemaal niet hadden mogen zijn en hier de boel komen verstieren. Die moeten linea recta terug naar het land van herkomst. Wat gaat u tijdens de informele JBZ-Raad ondernemen om dit af te dwingen? Zolang deze illegale en vaak overlast veroorzakende asielzoekers niet worden uitgezet, dienen ze tenminste te worden vastgezet om zo de overlast voor omwonenden en kosten voor de Nederlandse samenleving te beperken. Wat gaat u tijdens de informele JBZ-Raad doen om de EU-dictaten die dit belemmeren c.q. verbieden of moeilijk maken, in te trekken? Welke landen vindt Nederland aan haar zijde om deze foute EU-regels aan te passen?

Ten aanzien van criminele schepen van allerlei NGO’s zoals Sea Watch 3, Alain Kurdi etc., merken de leden van de PPV-fractie het volgende op. Gaat u tijdens de informele JBZ-Raad met gelijkgestemde landen, zoals Italië, optrekken om te zorgen dat in lijn met de motie Emiel van Dijk/Fritsma (19 637, nr. 2513), de Sea Watch 3, nooit meer onder Nederlandse vlag migranten in Noord Afrika gaat oppikken? Kunt u de Italiaanse overheid van dit standpunt van de Kamer op de hoogte brengen, zodat duidelijk is dat Nederland de facilitering van mensensmokkel niet tolereert en Italië hierbij in Nederland een bondgenoot vindt? Zo nee, waarom niet?

Ten aanzien van de «samenwerking» met derde landen om hun onderdanen terug te nemen, merken de leden van de PVV-fractie het volgende op. Kunt u uitleggen waarom bijvoorbeeld Zweden en Spanje wel overeenkomsten hebben gesloten met Marokko om vervelende illegale Marokkanen terug te nemen, en Nederland nog steeds illegale en overlast gevende Marokkanen tolereert? Deelt u de mening dat landen die weigeren hun onderdanen terug te nemen, per direct moeten worden gekort op hun ontwikkelingshulp, de landingsrechten van hun luchtvaartmaatschappijen moeten worden ingetrokken en toeristische visa moeten worden geweigerd om maar een kleine greep uit het grote aantal mogelijkheden te geven?

Ten aanzien van de permanente herverdeling van (illegale) migranten over de EU, merken de leden van de PVV-fractie nog het volgende op. Italië en Malta zinspelen op een mechanisme voor permanente herverdeling van migranten over de EU. Kunt u garanderen dat u nooit namens Nederland met een dergelijk instrument akkoord zal gaan, zeker gezien de aanzuigende werking die hiervan uitgaat en het signaal dit geeft aan de mensensmokkelaars inclusief criminele NGO’s?

De leden van de D66-fractie blijven bezorgd over de stilstand in de discussie over het Europese asielbeleid en het ontbreken van een fatsoenlijke en duurzame ontschepingsoplossing. Op welke manier gaat u zich inzetten om deze discussie vlot te trekken? In het verslag van de bijeenkomst van de JBZ-raad van 6 en 7 juni 2019 lezen de aan het woord zijnde leden dat u in lijn met de motie Groothuizen c.s. gepleit heeft voor de robuuste inzet van politieke en diplomatieke middelen om de evacuatie uit Libische detentiecentra van door UNCHR erkende vluchtelingen te bespoedigen. Bovengenoemde leden vragen wat de respons was van andere EU-lidstaten, en wat dit pleidooi concreet heeft opgeleverd. Hoeveel vluchtelingen en migranten bevinden zich momenteel nog in de Libische detentiecentra en hoeveel daarvan hebben zicht op een evacuatie op korte termijn? Hoeveel vluchtelingen en migranten bevinden zich momenteel in het door UNHCR gerunde Gathering and Departure Faciliteit (GDF) in Libië, in Niger als onderdeel van het Emergency Transit Mechanisme, en hoeveel van deze vluchtelingen kunnen op korte termijn worden hervestigd? Tevens vragen voornoemde leden of de 50 geëvacueerde vluchtelingen uit Libië die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geselecteerd waren voor hervestiging in Nederland in mei jl. al in Nederland zijn aangekomen. Welke hervestigingsmissies staan voor het komende jaar nog op de planning en is dit aantal voldoende om het jaarlijks afgesproken quotum van 500 hervestigingen te halen?

Vanwege de stilstand in de discussie over het Europese asielsysteem is meerdere malen aangedrongen op het vinden van een tijdelijke oplossing voor de ontscheping op de Middellandse Zee. Hoewel de leden van de D66-fractie voorstander zijn van een duurzame oplossing voor de lange termijn, zien zij ook de noodzaak van een tijdelijke oplossing op korte termijn om een einde te maken aan ad hoc ontscheping. Deze ledenvragen wat de huidige stand van zaken is omtrent het vinden van een tijdelijke oplossing en wat uw inschatting is dat hier op korte termijn een oplossing gevonden wordt. Op welke punten is volgens u nog geen overeenstemming en welke mogelijke oplossingen ziet u hiervoor? Welke houding verwacht u van de andere lidstaten als het gaat om het vinden van een snelle oplossing? Wat verwacht u van het Finse voorzitterschap op dit punt?

De leden van de D66-fractie vragen tevens hoe het gaat met operatie Sophia. Wat is de stand van zaken in de onderhandelingen over het mandaat dat op 30 september 2019 afloopt? In hoeverre wordt overwogen om op korte termijn weer marineschepen in te zetten voor operatie Sophia? Wat zijn hierbij de overwegingen? Welk standpunt neemt Nederland hierbij in? Wat is het krachtenveld? In hoeverre zijn er nog opvallende resultaten te melden naar aanleiding van de monitoring van de Libische kustwacht sinds deze enkel via de lucht plaatsvindt?

De aan het woord zijnde leden vragen wat wordt verwacht van het Fins voorzitterschap als het gaat om het vlot trekken van de discussie over een gezamenlijk Europees asielbeleid en in het bijzonder het GEAS-pakket. Welke kansen ziet u op voortgang ten aanzien van de individuele voorstellen en ten aanzien van het gehele pakket?

De leden van de D66-fractie lezen in het nieuw gepubliceerde werkprogramma dat Finland heeft uitgesproken dat zij de één-pakket benadering zo goed als kansloos acht, en daarom wil focussen op het aannemen van voorstellen waar wel overeenstemming over is. Deelt u deze opvatting? Zo ja, welke voorstellen verwacht u dat er op korte termijn aangenomen kunnen worden en wat zal daarbij de opstelling van Nederland zijn? In hoeverre ziet u nog een kans in plaats van enkel losse voorstellen aan te nemen, het GEAS-pakket in kleinere subpakketten op te knippen en overeenstemming te vinden over deze subpakketten?

De leden van de GroenLinks-fractie brengen in herinnering dat de Kamer op 4 juli de moties van het lid Van Ojik (Kamerstuk 19 637, nrs. 2515 en 2516) heeft aangenomen, waarin u wordt opgeroepen zich bilateraal en binnen de EU voor in te zetten dat migranten die door de Libische kustwacht terug worden geleid naar Libië naar opvanglocaties worden gebracht die onder toezicht van UNHCR staan, en om er samen met andere landen voor te zorgen dat migranten die nog in detentiecentra rond Tripoli zitten hier zo snel mogelijk uit geëvacueerd worden en naar een veilige plek worden gebracht. Deze leden vragen of u deze twee punten in zal brengen tijdens de werksessie over het migratiebeleid, en zo ja, of u de Kamer direct na afloop van de JBZ-raad wilt informeren over de resultaten. Voornoemde leden vragen voorts welke concrete resultaten u zult trachten te bereiken op de informele JBZ-raad om op zeer korte termijn extra stappen te kunnen zetten.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de JBZ-raad op 6 en 7 juni te Luxemburg. Zij vragen u een appreciatie te geven wanneer het Europees parlement naar verwachting haar standpunt zal bepalen ten aanzien van de Terugkeerrichtlijn.

Kunt u toelichten wat u bedoelt met de «uniformiteit en benodigde flexibiliteit» van de voorstellen in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (MFK)?

De leden van de SP-fractie vragen of u exact kunt aangeven wat op de JBZ-raad wordt ondernomen naar aanleiding van het verzoek van de VVD tijdens het algemeen overleg over vreemdelingen- en asielbeleid op 4 juli jl. U zegde toe te inventariseren waar de grens ligt tussen het faciliteren van mensensmokkel enerzijds en het redden van drenkelingen anderzijds. Het is deze leden niet duidelijk wat u precies gaat doen. Gaat u om een onderzoek vragen in de JBZ-Raad? Gaat u zelf onderzoek doen? Wanneer komt u met resultaten naar de Kamer? Kunt u bevestigen dat drenkelingen te allen tijde gered dienen te worden? De mensonterende en gevaarlijke migratie door de Sahara en over de Middellandse Zee moet zoveel mogelijk worden ingedamd. Europa dient bescherming te bieden aan de meest kwetsbare vluchtelingen, bij voorkeur door middel van hervestiging. Gaat u ervoor zorgen dat een land als Niger veel meer hulp krijgt bij de opvang van vluchtelingen en het bestrijden van mensensmokkel, zodat er weer plek vrijkomt vluchtelingen uit het door oorlog geteisterde Libië te halen en de detentiecentra aldaar gesloten kunnen worden? Wat is de stand van zaken als het gaat om de opvang en hervestiging van vluchtelingen vanuit Niger? Hoeveel mensen komen in aanmerking voor hervestiging? Hoeveel mensen worden daadwerkelijk gehervestigd door de EU en door Nederland? Wat is de inzet van de regering omtrent de aantallen te hervestigen vluchtelingen?

De leden van de SP-fractie merken op dat de aanvraag voor een noodremprocedure voor het opschorten van de visumliberalisatie met Albanië is mislukt. U heeft geen referentieperiode opgegeven, zo lezen zij in de brief van de EU commissaris. Daarom is geen vergelijking gemaakt met de periode dat voor Albanezen nog een visumplicht gold. De EU heeft maart-april 2018 vergeleken met maart-april 2019 en geen grote verschillen geconstateerd. Wat voornoemde leden betreft had vanzelfsprekend een vergelijking moeten worden gemaakt met de periode van vóór de visumliberalisatie. Waarom is niet heel duidelijk aangegeven dat sinds de visumliberalisatie de problemen met criminele Albanezen in Nederland enorm zijn toegenomen? Gaat u alsnog zorgen voor een uitspraak op basis van een vergelijking met de periode van voor de visumliberalisatie? Dit is volledig in de geest van de aangenomen motie hieromtrent. Wat gaat u nog meer ondernemen teneinde de ongecontroleerde toegang van criminele Albanezen een halt toe te roepen? Deelt u de mening dat geen sprake kan zijn van toetreding van Albanië tot de EU? Gaat u dat duidelijk maken bij de komende JBZ-raad? Gaat u in Helsinki -conform de uitspraken van Minister president Rutte voor de verkiezingen – duidelijk maken dat geen sprake kan zijn van toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone?

Het laatste wat we op dit moment kunnen gebruiken, zo vinden de aan het woord zijnde leden, is een verdere destabilisering van het Midden-Oosten. De huidige bewegingen van de VS richting Iran en viceversa, baren de leden van de SP-fractie grote zorgen. Escalatie zal vele miljoenen mensen kunnen treffen en op de vlucht doen slaan. Deelt u deze mening, zo vragen deze leden. Gaat u op de komende de JBZ-raad aandringen op de-escalatie inzake de kwestie Iran?

3. Werklunch – Kunstmatige Intelligentie

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens een werklunch gesproken zal worden over kunstmatige intelligentie. Deze leden delen de mening dat er een mensgerichte aanpak dient te zijn wanneer het om kunstmatige intelligentie gaat, in het bijzonder wanneer het gaat om de toepassing van kunstmatige intelligentie door de overheid. Kunt u aandacht besteden aan het borgen van grondrechten en ethiek bij het verder uitwerken van toepassingen van kunstmatige intelligentie in Europa zoals ook bedoeld in motie Amhaouch c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 566)?

II. Justitie, grondrechten en burgerschap

1. Werksessie II – De toekomst van de justitiële samenwerking: strafrechtelijke samenwerking, detentie en alternatieven

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Finse voorzitterschap werk wil maken van het aandacht besteden aan alternatieve straffen. Daartoe worden drie vragen gesteld door het Finse voorzitterschap. De eerste vraag betreft een consultatie van alle lidstaten en hun ervaringen met alternatieve straffen. Voornoemde leden vragen u welke beste praktijken uit Nederland ten aanzien van alternatieve straffen door u genoemd zullen gaan worden en waarom. Verder vragen de aan het woord zijnde leden hoe zij het onderdeel uit de geannoteerde agenda moeten lezen waarin wordt gesteld dat er geen behoefte is aan nieuwe wetgeving op het terrein van het gevangeniswezen of alternatieven voor detentie. Betekent dit dat u niet openstaat voor ervaringen uit de andere landen?

2. Overig

De leden van de VVD-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik te vragen naar de voortgang van het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn over representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten (COM 2018 (184). Zij vragen dit in het kader van het onlangs aangenomen wetsvoorstel wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (Kamerstuk 34 608). Zal de voorgenomen richtlijn van de Europese Commissie consequenties hebben voor dit reeds aangenomen wetsvoorstel? Zo ja, welke?

III. Reactie van de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

I Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie

Met belangstelling heeft het kabinet kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD, CDA, D66, PVV, GroenLinks en SP in relatie tot de informele JBZ-Raad 18-19 juli 2019. Hieronder treft u de beantwoording aan per thema op het gebied van asiel en migratie.

Algemeen

De leden van de PVV-fractie verzoeken om een overzicht van standpunten ten behoeve van deze informele Raad. De aard van informele JBZ-Raden georganiseerd in de hoofdstad van het voorzitterschap is anders dan van formele JBZ-Raden die in Brussel of Luxemburg plaatsvinden. Tijdens informele JBZ-Raden worden geen formele besluiten genomen. Het discussiedocument dat door het Finse voorzitterschap is verspreid is niet openbaar en kan daarom niet met uw Kamer gedeeld worden, in tegenstelling tot de documenten voor de formele JBZ-raden die toegankelijk zijn via het Delegates portal. In de Geannoteerde agenda voor deze informele JBZ-Raad is uitgebreid uiteengezet wat de strekking is van dit paper in combinatie met de Nederlandse inzet, om uw Kamer zo goed mogelijk te informeren. De Nederlandse inbreng in de discussie in Helsinki zal langs deze lijnen vormgegeven worden. Na afloop van deze Raad zult u zoals gebruikelijk geïnformeerd worden over het verloop van de discussie.

De leden van de D66-fractie uiten hun zorgen over de stilstand van de discussie over het Europese asielbeleid en het ontbreken van een fatsoenlijke en duurzame ontschepingsoplossing. Zij vragen op welke manier het kabinet zich gaat inzetten om deze discussie vlot te trekken. Het kabinet zet zich blijvend in voor een herziening van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS) om te komen tot meer moderne en robuuste asiel- en opvangprocedures in de EU die bestand zijn tegen fluctuaties in de asielinstroom en illegale secundaire migratie tegengaan. Solidariteit en een billijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten staan hierbij centraal. Voorts is een herziening nodig om terug te kunnen keren naar een functionerende Schengenzone zonder binnengrenscontroles. Wat betreft ontscheping zet het kabinet, zoals uw Kamer bekend, in op een structurele oplossing. Hierover is meermaals met uw Kamer gewisseld. Voor Nederland is het van groot belang dat bij aankomst zo snel mogelijk onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers en kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten middels een verplichte grensprocedure. Dit is niet alleen in het belang van zorgvuldigheid, maar dient ook om te voorkomen dat asiel- en opvangprocedures onnodig belast worden door personen die daar geen recht op hebben. In het geval van een aanhoudende disproportionele druk, kan een solidariteitsmechanisme inclusief herplaatsing aan de orde zijn. Daarbij is het wel zaak dat een zo groot mogelijk aantal, zo niet alle Lidstaten, inclusief de lidstaat van ontscheping, hun verantwoordelijkheid en «fair share» nemen.

In reactie op vragen van de D66-fractie over het Fins Voorzitterschap en de verwachtingen van het kabinet ten aanzien van de behandeling van het Europees asielbeleid en in het bijzonder het GEAS-pakket wijst het kabinet er op dat het Fins Voorzitterschap vooreerst een focus lijkt te leggen op het in kaart brengen van de deelonderwerpen (thema’s) waarover tussen de lidstaten nog geen consensus is en welke compromissen mogelijk zijn. Hiermee probeert het Fins Voorzitterschap goed voorwerk te verrichten voor de nieuwe Commissie. Het is aan de nieuwe Commissie welke voorstellen zij op tafel houdt en welke zij intrekt.

Voor de inzet van het kabinet verwijst het kabinet u naar bovenstaand antwoord op de eerste vraag van de D66-fractie. In aanvulling daarop kan ik zeggen dat het kabinet aandringt op voorstellen die een daadwerkelijke verbetering zijn van de huidige regelgeving. Belangrijke punten daarbinnen zijn voor mij onder andere het ontmoedigen van secundaire migratie, snellere Dublinprocedures, het bevorderen van terugkeer, en een effectieve aanpak van overlast in en rondom asielopvang. Het strikt vasthouden aan een pakketbenadering vind ik minder van belang dan het realiseren van deze verbeteringen.

Samenwerking met derde landen

Op vragen van de PVV-fractie ten aanzien van de samenwerking met landen van herkomst inclusief op het gebied van opvang in de regio deelt het kabinet de opvatting dat opvang in de regio een belangrijk onderdeel kan zijn van een meer structurele oplossing voor het migratievraagstuk. Van belang is te noteren dat er door de EU structureel geïnvesteerd wordt in betere bescherming en opvang in de regio, bijvoorbeeld in de Hoorn van Afrika Dit is onderdeel van de integrale migratieagenda van dit kabinet. Het kabinet merkt echter op dat daar waar het om vreemdelingen uit veilige landen van herkomst gaat, het oogmerk achter de migratie vaak een economisch motief is, en niet een veiligheidsrisico. Opvang in de regio is dan onvoldoende een antwoord op dit vraagstuk.

Wat betreft de samenwerking met derde landen over terugkeer, vraagt de PVV-fractie om een uitleg waarom landen als Spanje en Zweden wel in staat zijn om afspraken te maken met Marokko om zo de terugkeer van overlastgevers te bespoedigen. Vooropgesteld, tolereert het kabinet op geen enkele wijze overlast gevende asielzoekers of derdelanders die illegaal in Nederland verblijven, ongeacht hun nationaliteit. Daarvoor treft het kabinet ook maatregelen. Wat betreft de medewerking aan terugkeer van landen als Marokko geldt dat verschillende lidstaten, waaronder Spanje en Zweden, brede migratieafspraken maken met landen als Marokko. Als onderdeel van die brede samenwerking zetten zij onder andere ook mogelijkheden in om beter gebruik te maken van legale migratie, bijvoorbeeld via seizoensarbeid. Daarnaast geldt ook dat de bredere bilaterale betrekkingen tussen de genoemde landen en Marokko anders van aard zijn dan de huidige bilaterale relatie tussen Nederland en Marokko.

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar de inzet van negatieve maatregelen in het geval dat een land va herkomst niet meewerkt aan terugkeer. Inzet van het kabinet is er op gericht om de migratiesamenwerking met verschillende landen van herkomst en transit te verbeteren, waaronder op het gebied van terugkeer. Dat kan op verschillende wijzen die gespecificeerd zijn in de integrale migratieagenda en het Regeerakkoord. Om landen tot samenwerkring te bewegen zet het kabinet daarom in op een bredere set van positieve en negatieve prikkels. Het kabinet volgt net als de Europese Raad hierbij het principe van «more for more» en «less for less». Nederland zoekt hierbij waar mogelijk de Europese samenwerking.

Terugkeerrichtlijn

Wat betreft het voorstel van de leden van de PVV-fractie ten aanzien van het verruimen van de mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring, verwijst het kabinet kortheidshalve naar de lopende onderhandelingen over de herziening terugkeerrichtlijn. Daarin zijn een aantal aanpassingen aan de terugkeerrichtlijn opgenomen die – conform het Regeerakkoord – bewaring zouden kunnen verruimen. Ook wordt gesproken over een grensprocedure waarin met name weinig kansrijke aanvragen snel kunnen worden afgehandeld, waarna vanuit een gecontroleerde setting aan de terugkeer gewerkt kan worden. Uw Kamer is met het verslag van de vorige JBZ-Raad geïnformeerd over de gedeelde gemeenschappelijke positie voor de onderhandelingen met het Europees parlement. Op dit moment is de Raad in afwachting van een positie van datzelfde parlement om de onderhandelingen te starten. Deze maatregel zal nog verder worden besproken en over de richtlijn in zijn geheel zal ook met het EP overeenstemming moeten worden bereikt. De inzet van het kabinet in die onderhandelingen, zoal met uw Kamer gedeeld via het BNC-fiche, is onveranderd. Ook is hier uitgebreid over gesproken tijden het AO JBZ voorafgaande aan de JBZ-Raad van 6 en 7 juni 2019.

In reactie op vragen van de leden van de GroenLinks-fractie over het standpunt van het EP op de terugkeerrichtlijn wijst het kabinet er op dat het niet kan vooruitlopen op de agenda van het nieuwe Europese parlement en de prioriteiten die zij daarin aanbrengt. Dat is geheel aan de leden van he Europees parlement om te bepalen.

Situatie Libië

Naar aanleiding van het verslag van de vorige JBZ-Raad, vragen de leden van de D66-fractie om een nadere toelichting met betrekking tot de discussie tijdens de Raad over de situatie in Libië en de Nederlandse inbreng daarin. De situatie in Libië en in het bijzonder die van vluchtelingen en migranten in de Libische detentiecentra heeft de nadrukkelijke aandacht van de Raad en de Commissie. Naast Nederland, vroegen meer lidstaten aandacht voor de meest recente ontwikkelingen. Dit heeft echter niet geleid tot concrete, nieuwe initiatieven. Zoals gezegd, de situatie en ontwikkelingen in Libië hebben de doorlopende aandacht. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli jl. is hier ook over gesproken.

Volgens de beschikbare informatie van UNHCR d.d. 12 juli jongstleden bevinden zich 898 vluchtelingen in de Gathering and Departure Facility (GDF). Het is het kabinet niet bekend hoeveel van deze personen in aanmerking komen voor hervestiging dan wel voor hervestiging op korte termijn. UNHCR en IOM hebben landen opgeroepen om hun hervestigingsinzet te versnellen. Hier spant Nederland zich ook voor in.

Ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de inzet van he kabinet op Libië tijdens deze informele Raad. Het kabinet deelt de zorgen van uw Kamer met betrekking tot de situatie in Libië en in het bijzonder de meest recente ontwikkelingen. Het kabinet ziet de twee genoemde moties dan ook als ondersteuning van het ingezette beleid. Al lange tijd vraagt het kabinet in verschillende fora aandacht voor deze situatie en zal dit blijven doen. Zoals is weergegeven in de Geannoteerde Agenda van deze informele JBZ-Raad, ziet de geplande discussie met name op de interne dimensie. En marge van de bijeenkomst zal het kabinet dit punt opbrengen. Gelet op het feit dat het hier een informele Raad betreft, zullen hier geen formele afspraken uit volgen. Het moge echter duidelijk zijn dat samen met Nederland, meer lidstaten en de Commissie zich zorgen maken over de ontwikkelingen in Libië. Meerder lidstaten en de Commissie dragen dan ook op verschillende manieren bij aan het versnellen van hervestigingstrajecten, evacuaties en het ondersteunen van vrijwillige terugkeer vanuit Libië naar landen van herkomst.

Hervestiging

De leden van de VVD-fractie vragen of Nederland zal blijven benadrukken dat een voorwaarde voor (meer) hervestiging is, dat er voldoende adequate opvang in veilige landen in de regio is gerealiseerd en de instroom naar Europa drastisch is gedaald. Inzet van het kabinet is om de opvang en bescherming in de regio te verbeteren. Het kabinet ziet hervestiging als instrument om solidariteit te tonen met grootschalige opvanglanden. Daar heeft het kabinet een nationaal quotum voor vastgesteld. Voorts is het kabinet, conform het regeerakkoord, bereid om een aanvullende hervestigingsinzet te plegen ter ondersteuning van Europese afspraken die bijdragen aan een lagere instroom naar Europa en Nederland. Zover bekend worden lidstaten tijdens deze informele JBZ-Raad niet gevraagd om aanvullende bijdragen op hervestiging te leveren. Uitgangspunt van het kabinet blijft uiteraard het regeerakkoord.

Op vragen van de D66-fractie over de laatste hervestigingsmissie naar Niger kan het kabinet u informeren dat tijdens de Nederlandse selectiemissie naar Niger afgelopen mei ongeveer 50 geëvacueerde vluchtelingen zijn geselecteerd voor hervestiging naar Nederland. Het streven om deze vluchtelingen in juni in Nederland te laten aankomen is vertraagd vanwege het visumproces, waardoor betrokkenen deze maand in Nederland aankomen.

Voorts vragen de leden van de D33-fractie naar de planning van de hervestigingsmissie voor het komende jaar en de invulling van het nationale quotum. De planning van hervestigingsmissies voor het komende jaar (2020) is nog niet bekend. Dit houdt er onder meer verband mee dat de Europese Commissie afgelopen week met de lidstaten heeft gesproken over een mogelijk hervestigingsprogramma voor 2020 (in het vervolg op het huidige zogenoemde «EU 50.000 pledge» programma) in welk kader tevens prioriteitslanden worden aangemerkt. Daarnaast spreekt Nederland begin september op ambtelijk niveau met UNHCR over eventuele suggesties van UNHCR voor missiebestemmingen van Nederland. Uiterlijk 15 september 2019 moeten lidstaten hun inzet voor de EU pledge 2020 kenbaar maken wat betreft aantallen en indicatieve bestemmingen. Alsdan zal ook een besluit moeten zijn genomen over de Nederlandse missiebestemmingen. De planning is er ten allen tijde op gericht om het geldende quotum te behalen. Uw Kamer wordt hierover, zoals gebruikelijk, geïnformeerd.

De leden van de SP-fractie vragen eveneens naar de voortgang van de hervestiging vanuit Libië via Niger en de Nedelandse bijdragen daaraan. Volgens UNCHR1 zijn per 23 juni in totaal 2.911 personen geëvacueerd van Libië naar het ETM Niger. Op 23 juni verbleven in het ETM 1.469 uit Libië geëvacueerde personen. Sinds 1 september 2017 zijn 2.234 geëvacueerden voorgedragen voor hervestiging aan 13 landen (België, Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, en de Verenigde Staten).

Het aantal vluchtelingen dat vanuit het ETM in Niger is hervestigd naar EU Lidstaten is dezerzijds niet bekend en niet binnen de voor deze beantwoording geldende termijn te achterhalen.

Wel volgt uit de openbaar beschikbare UNHCR informatie2 dat sinds 1 september 2017 1.510 geëvacueerden uit Niger zijn vertrokken naar België, Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland, VK, en de VS. 412 voor hervestiging geaccepteerde vluchtelingen zijn in afwachting van vertrek uit Niger naar Canada, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden, VK, en de VS.

Per 7 juli 2019 hebben 13 landen een totaal aantal van 6,886 hervestigingsplaatsen toegezegd ten behoeve van de Libië-Niger situatie. Het betreft België, Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië (evacuatie), Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland, VK en de VS.

Voor Nederland bestaat die inzet uit de pilotmissie naar Niger die in 2018 is uitgevoerd (ongeveer 25 vluchtelingen) en de hervestigingsmissie afgelopen mei voor de selectie van ongeveer 50 vluchtelingen die nog deze maand in Nederland zullen aankomen. De missieplanning voor 2020 is nog niet bekend.

Ontscheping

Op vragen van de VVD-fractie inzake de ontscheping van drenkelingen in zowel de EU als daarbuiten benadrukt het kabinet dat de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 hier het uitgangspunt vormen. Zoals vaker met uw Kamer is gedeeld, betreurt het kabinet de gebrekkige voortgang op het maken van specifieke afspraken over ontscheping in landen buiten de EU. Wel constateert het kabinet dat in meerdere (Noord-)Afrikaanse landen wel degelijk sprake is van een praktijk waarin drenkelingen in hun havens worden ontscheept. Vaak zijn UNHCR en IOM daar bij betrokken. Tevens is met EU steun de capaciteit van grensautoriteiten en de nationale kustwachten in diverse Noord-Afrikaanse landen versterkt (m.n. in Marokko en Libië) en is het grensmanagement op de verschillende transitroutes naar Noord-Afrika (bijvoorbeeld in Niger) verbetert. In combinatie met de versterkte internationale aanpak van mensenhandel en mensensmokkel heeft dit tot een aanzienlijk lagere stroom irreguliere migratie tot gevolg gehad. Ten aanzien van de ontscheping aan EU-zijde zet het kabinet zich al langer in voor een structurele oplossing.3Daar zal ook en marge van deze informele Raad van gedachten over worden gewisseld. Dit doet niets af aan de ambitie van de EU en het Fins Voorzitterschap, om met andere landen te komen over bredere migratiesamenwerking, inclusief de ontscheping van drenkelingen in veilige havens buiten de EU. Dit is wat betreft het kabinet een deel van de oplossing.

In reactie op het verzoek van de PVV-fractie dat Nederland nooit akkoord kan gaan met een herverdelingsmechanisme verwijst het kabinet u kortheidshalve naar de Kamerbrief van 14 januari jl.4

De D66-fractie vragen naar de huidige stand van zaken omtrent het vinden van een tijdelijke oplossing voor ontscheping en verzoeken om een toelichting over het krachtenveld daarin. Naar aanleiding van een recente oproep van Italië en Malta om werk te maken van een nieuw ontschepingsmechanisme, heeft het Voorzitterschap en marge van de informele Raad een overleg gepland. Daarbij zullen de mogelijkheden worden besproken om een tijdelijk arrangement in te richten. In antwoord op eerdere schriftelijke vragen van uw Kamer heeft het kabinet aangegeven eventueel te willen overwegen aan een tijdelijk arrangement bij te dragen indien het overeen komt met de voorwaarden, zoals gesteld in de brief van 14 januari jl. Grootste twistpunt betreft de toepassing van een verplichte grensprocedure, herplaatsing ongeacht de migratiedruk op een lidstaat van ontscheping, als ook dat alle lidstaten, inclusief de lidstaat van eerste aankomst, verantwoordelijkheid nemen. Het kabinet is geen voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin niet bij aankomst middels de grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers en kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten, en draagt voorts uit dat herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende, disproportionele druk staat.

In reactie op de vragen van de D66-fratcie ten aanzien van de operatie Sophia wijst het kabinet er op dat de onderhandelingen over het nieuwe mandaat van operatie Sophia nog niet zijn begonnen. Het lopende mandaat eindigt op 30 september. Verwacht wordt dat deze in september zullen beginnen. Voor het Nederlandse standpunt hierover verwijst het kabinet u kortheidshalve naar de beantwoording van het lid Groothuizen over dit onderwerp.5

NGO schepen

Leden van de PVV-fractie verzoeken het kabinet om Italië op de hoogte te brengen van het standpunt van de Tweede Kamer dat Nederland de facilitering van mensensmokkel niet tolereert en Italië hierbij in Nederland een bondgenoot vindt. Het kabinet hecht groot belang aan de aanpak van mensensmokkel en heeft deze geïntensiveerd. Het is Italië bekend dat het kabinet mensensmokkel niet tolereert. Op verschillende wijze werken Italië en Nederland ook samen aan de aanpak van mensensmokkel. Waar het de activiteiten van ngo-schepen betreft, onderschrijft het kabinet de internationale verplichtingen om mensenlevens op zee te redden. Zoals ook vaker met uw Kamer gewisseld, is het daarbij echter wel zaak dat dergelijke operaties niet onbedoeld bijdragen aan het in stand houden van de criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Dit heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ook in haar reactie aan Minister Salvini van Binnenlandse Zaken overgebracht. Uw Kamer heeft een afschrift van deze brief ontvangen op 3 juli jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 565).

In reactie op vragen van de SP-fractie, licht het kabinet graag toe op welke wijze het kabinet tijdens de informele JBZ-Raad zal vragen om te komen tot een Europese analyse met betrekking tot de grens tussen het faciliteren van mensensmokkel enerzijds en het redden van drenkelingen anderzijds. Zoals toegezegd tijdens het VAO van 4 juli jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 102) zal de Staatssecretaris de behoefte om dit vraagstuk verder te onderzoeken inbrengen in gesprekken en marge van de informele JBZ-Raad. Uit die gesprekken zal blijken of er voldoende draagvlak is onder de lidstaten om een dergelijk onderzoek te doen. Zoals de Staatssecretaris uw Kamer heeft toegezegd, wordt u hierover geïnformeerd via het verslag van deze informele JBZ-Raad.

Noodremprocedure Albanië

De Leden van de SP-fractie hebben meerder vragen gesteld over de noodremprocedure ten aanzien van de visumvrijstelling voor Albanië en de reactie van de Commissie op het verzoek van Nederland om deze toe te passen. De visumliberalisatie voor Albanezen is in 2010 ingegaan. De politie constateert pas vanaf 2016 een stijging van het aantal Albanees sprekende verdachten. Overigens daalde daarna weer het aantal Albanees sprekende verdachten. Dit is ook aangegeven in de notificatie. Er zijn geen cijfers bekend van voor 2010. Dit houdt ook verband met de bewaartermijnen van de wet politiegegevens.

Van ongecontroleerde toegang van Albanezen is geen sprake. Albanezen die het Schengengebied inreizen dienen te voldoen aan de toegangsvoorwaarden zoals vastgelegd in de Schengengrenscode. Dat betekent dat de betrokkene geen gevaar mag vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, een duidelijk doel moet kunnen aangeven voor het verblijf en moet beschikken over voldoende middelen om het verblijf te bekostigen.

Om de samenwerking op het gebied van criminaliteitsbestrijding te verbeteren hebben de Minister en toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie van Albanië bovendien op 23 mei 2018 een «Letter of Intent Combating International Crime» getekend. Ter invulling daarvan heeft op 13 en 14 februari 2019 een expertmeeting migratiecriminaliteit plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van beide landen en hebben de Korpschefs van politie van beide landen een aantal malen werkbesprekingen gevoerd in het kader van de verbetering van de onderlinge samenwerking. De verwachting is bovendien dat na de zomer een expertmeeting «organized crime» zal plaatsvinden tussen de Albanese en de Nederlandse politie.

Tevens heeft de Europese Commissie in de brief inzake de noodremprocedure, die op 9 juli jl. naar de voorzitter van de Tweede Kamer is verzonden, aangegeven dat Albanië zijn inspanningen om ongegronde asielverzoeken te voorkomen en georganiseerde criminaliteit te bestrijden, moet intensiveren.

Diverse onderwerpen

Op vragen van de GroenLinks-fractie over het MFK naar aanleiding van het vorige verslag licht het kabinet graag nader toe dat het voor Nederland van belang is dat de verschillende fondsen, zoals AMIF, ISF en BMVI uniform en dus op een gelijksoortige wijze kunnen worden uitgevoerd, opdat de administratieve last voor lidstaten zo laag mogelijk is. Met flexibiliteit wordt bedoeld dat de fondsen voor een groot aantal doelen kunnen worden ingezet.

Nar aanleiding van de vragen van de SP- ten aanzien van de toetreding van Albanië tot de EU wijst het kabinet uw Kamer de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket (Kamerstuk 23 987, nr. 361) van 5 juni 2019 en de aanvullende brief (Kamerstuk 22 112, nr. 2813) van 6 juni 2019. In lijn met de motie-Omtzigt (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2019) verwelkomde Nederland in de Raad Algemene Zaken van 18 juni 2019 weliswaar de door Albanië gezette stappen, maar onderstreepte dat het openen van toetredingsonderhandelingen prematuur zou zijn: Albanië moet nog overtuigender resultaten boeken in de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad. Nederland wees daarbij ook op de problemen vanwege gewelddadige misdrijven gepleegd door Albanezen in Nederland. Tijdens de RAZ van 18 juni jl. concludeerde de Raad om uiterlijk in oktober duidelijke en inhoudelijke besluiten te nemen ten aanzien van de respectievelijke aanbevelingen van de Commissie.

De leden van de SP-fractie vragen voorts naar de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen. Schengentoetreding van beide landen is op dit moment niet aan de orde. Dit onderwerp staat ook niet op de agenda van de informele JBZ-raad. Het standpunt van het kabinet is op dit punt ongewijzigd.

Op vragen van de SP-fractie ten aanzien van de situatie in Iran wijst het kabinet uw Kamer er op dat dit onderwerp niet op de agenda van deze informele JBZ-Raad staat. De Raad Buitenlandse Zaken heeft op 15 juli jl. over Iran gesproken. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken.

De SP-fractie vraagt tenslotte naar de samenwerking met Niger en vraagt de regering ervoor te zorgen dat een land als Niger veel meer hulp krijgt bij de opvang van vluchtelingen en het bestrijden van mensensmokkel, zodat er weer plek vrijkomt om vluchtelingen uit het door oorlog geteisterde Libië te halen en de detentiecentra aldaar gesloten kunnen worden. Sinds enkele jaren wordt intensief samengewerkt met Niger. Via het EU Trust Fund voor Afrika worden voor EUR 253 mln. aan projecten uitgevoerd of ontwikkeld die onder andere zien op het versterken van de overheid en conflictpreventie, verbeteren van migratiemanagement, bevorderen van de weerbaarheid van de Nigerese samenleving en andere projecten die zien op de aanpak van grondoorzaken voor irreguliere migratie. Ook investeert het kabinet in Niger in conflictpreventie en de aanpak van grondoorzaken van armoede, door het bevorderen van meisjesonderwijs, werkgelegenheid en water- en voedselzekerheid, zoals aangegeven in de BHOS-nota «Investeren in Perspectief». Onder andere via een financiële bijdrage, ondersteunt Nederland IOM bij reddingsoperaties van (irreguliere) migranten die achter worden gelaten in de woestijn. Zij krijgen vervolgens bescherming en ondersteuning bij hun vrijwillige terugkeer naar hun landen van herkomst. Wat de capaciteit van het Emergency Transit Facility (ETM) betreft, hebben veel hervestigingslanden, waaronder ook Nederland, hervestigingsprocedures aangepast en versneld zodat meer ruimte ontstaat voor evacuees uit Libië.

II Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Algemeen

Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD, CDA, D66, PVV, GroenLinks en SP in relatie tot de informele JBZ-Raad 18-19 juli 2019.

Hieronder treft u de beantwoording aan per thema op het gebied van Justitie en Veiligheid.

Europees Openbaar Ministerie

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of het streven nog altijd is dat het EOM volledig operationeel is in 2020. Hoe groot schat de Minister de kansen dat dat gaat lukken? De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat het mandaat van het EOM niet wordt uitgebreid. Eerst moet worden gekeken of het EOM in huidige vorm überhaupt goed functioneert en meerwaarde heeft voordat over mandaatuitbreiding kan worden nagedacht. Is de Minister dit met de leden van de VVD-fractie eens? Op welke wijze heeft de Minister dit standpunt naar voren gebracht? Hoe staan andere lidstaten hierin? Kan de Minister een krachtenveld geven?

Het streven van de Europese Commissie is nog steeds dat het EOM eind 2020 operationeel is. Dat is ambitieus, mede gelet op de nog lopende procedure ten aanzien van de benoeming van de Europese Hoofdaanklager waarover ik u tijdens het Schriftelijk Overleg van 5 juni 2019 (Kamerstuk 32 317, nr. 557) heb geïnformeerd en als gevolg waarvan een aantal voorbereidingsmaatregelen niet in gang kan worden gezet. De Minister van Justitie en Veiligheid deelt het standpunt van de leden van de VVD-fractie ten aanzien van de mogelijke uitbreiding van het mandaat van het EOM volledig.

Het onderwerp is nog niet inhoudelijk geagendeerd geweest in de JBZ-Raad, maar wel besproken tijdens de informele Europese Raad van 19 en 20 september 2018. Conform de motie van het lid Leijten (SP)6 heeft de Minister-President in deze eerste gedachtewisseling helder gemarkeerd dat Nederland niet overtuigd is van nut en noodzaak van uitbreiding van het mandaat tot terrorismebestrijding en dat er in Nederland geen politieke steun is voor een dergelijke uitbreiding. Nederland werd hierin gesteund door één andere lidstaat. Enkele andere lidstaten toonden zich wel positief over dit voorstel. Ik wijs u in dat verband graag op het verslag van de informele Europese Raad in Salzburg.7 Slechts enkele lidstaten hebben zich tijdens deze informele Europese Raad over de uitbreiding van het EOM mandaat naar terroristische misdrijven uitgesproken. Het standpunt van de overige lidstaten zal pas duidelijk worden indien het voorstel daadwerkelijk in de JBZ-Raad geagendeerd wordt voor inhoudelijke bespreking.

Wellicht ten overvloede wijs ik u nog op de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 3 mei jl.8 ter aanbieding van zes Nederlandse papers die zijn opgesteld om de inzet zoals geformuleerd in de Staat van de Europese Unie onder de aandacht van de EU instellingen en andere lidstaten te brengen. Hierin is tevens het Nederlands standpunt ten aanzien van de uitbreiding van het mandaat uiteengezet.

Dataretentie

De leden van de VVD-fractie maken zich al lange tijd zorgen over het ontbreken van een goede dataretentierichtlijn. Dit bemoeilijkt de misdaadbestrijding. De leden van de VVD-fractie vinden het lastig te accepteren dat privacy op deze manier een schild wordt waarachter criminelen zich kunnen verschuilen. Deelt de Minister deze zorg? Hoe staat het met de voornemens van de Europese Commissie voor een nieuwe richtlijn? Waarom moet dit zo lang duren? Is iets bekend over een mogelijke koerswijziging van de toekomstige Europese Commissie? Wat doet het kabinet om de (nieuwe) Europese Commissie tot spoed te manen?

Ik deel de overtuiging dat een gepaste bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens noodzakelijk is voor de criminaliteitsbestrijding en het waarborgen van de nationale veiligheid. Ik maak me daarom ook sterk voor Europese regelgeving binnen de kaders van het Handvest van de grondrechten van de EU. Zoals uw Kamer weet, heb ik, gesteund door een groot aantal lidstaten, de Europese Commissie daarom in de JBZ-Raad van december 2018 opgeroepen om te onderzoeken welke mogelijkheden hiertoe zijn. De Europese Commissie lijkt nu gehoor te geven aan de oproep, die wederom door de lidstaten in de JBZ-Raad van juni jl. is gedaan, om een studie te doen naar mogelijke oplossingen voor dataretentie waaronder de mogelijkheid van een toekomstig wetgevend voorstel. De studie zou moeten zijn afgerond voor eind 2019 en de Commissie zou de JBZ-Raad dan over de uitkomsten moeten rapporteren. De verwachting is dat dan duidelijk zal worden of de nieuwe Commissie voornemens is om nieuwe regelgeving te introduceren.

Op de vraag van de VVD waarom het traject al zo lang loopt, kan ik geen sluitend antwoord geven. Het heeft in elk geval te maken met de aanzienlijke praktische implicaties van het Tele 2 arrest van het Europese Hof van Justitie en de vele onduidelijkheden die daaruit voort zijn gekomen. Lidstaten hebben naar aanleiding van dat arrest nationale wetgeving ingevoerd of aangepast waardoor er verschillen tussen lidstaten zijn ontstaan. Hierdoor is het lastiger geworden om een EU brede consensus te ontwikkelen over de reikwijdte van een wettelijke bewaarplicht. Het enige waar alle lidstaten het over eens zijn, is dat een algemene bewaarplicht van gebruikersgegevens niet in strijd is met het Handvest en de uitleg daarvan in het Tele 2 arrest.

Er is kortom nog veel onduidelijkheid over de reikwijdte van een wettelijke bewaarplicht. Ik heb de hoop dat het Hof van Justitie van de EU in haar beantwoording van de prejudiciële vragen die door het Belgische Grondwettelijk Hof zijn gesteld9, en waar Nederland zich bij heeft gevoegd, duidelijker zal aangeven welke mogelijkheden er zijn voor een algemene wettelijke bewaarplicht van telecommunicatiegegevens. Het is zowel voor het EU traject als de door mij voorgenomen invulling van een wettelijke bewaarplicht van belang om deze uitspraak af te wachten.

Overleveringswet

De leden van de VVD-fractie complimenteren de Minister met zijn snelle optreden naar aanleiding van recente uitspraken van het Europees Hof van Justitie over het Europees Aanhoudingsbevel (C-508/18 OG en C-82/19 PPU PI). Als gevolg van deze uitspraken moest de Nederlandse Overleveringswet worden gewijzigd. Is de gewijzigde Overleveringswet inmiddels in werking getreden? Hoe lang heeft de situatie geduurd dat Nederland als gevolg van bovengenoemde uitspraken geen Europees aanhoudingsbevel kon uitvaardigen? Wat zijn hiervan de gevolgen geweest?

De uitspraken van het Europees Hof van Justitie dateren van 27 mei jl. en de daarop volgende wijziging van de Overleveringswet is op 13 juli jl. in werking getreden. De uitspraken van het Hof van Justitie hebben geen gevolgen gehad ten aanzien van reeds uitgevaardigde Europese Aanhoudingsbevelen (EAB’s) die niet hebben geleid tot een aanhouding. Ten aanzien van EAB’s die wel hebben geleid tot een aanhouding en in het buitenland in behandeling zijn (geweest), is het aan de uitvoerende autoriteiten (geweest) om te bepalen welk gevolg zij in die concrete zaak aan de uitspraken verbinden. In een enkele zaak heeft overlevering aan Nederland niet kunnen plaatsvinden omdat er te weinig tijd en gelegenheid was om de uitvoerende autoriteiten aanvullende gegevens te verstrekken waar zij naar aanleiding van de uitspraken van het Hof van Justitie om hadden verzocht.

Terrorismebestrijding

Tijdens het Algemeen Overleg Terrorisme en Extremisme op 26 juni jl. hebben de leden van de VVD-fractie hun zorgen geuit over de samenwerking tussen de ministers van Europese landen op het gebied van terrorismebestrijding, specifiek op het gebied van terugkeerders uit IS-gebied. De leden van de VVD-fractie achten het van groot belang dat landen elkaar op de hoogte houden van het beleid ten aanzien van terugkeerders. De Minister heeft tijdens het zojuist genoemde Algemeen Overleg de toezegging gedaan om de samenwerking met zijn collega’s te intensiveren. De leden van de VVD-fractie houden de Minister graag aan deze toezegging en willen op de hoogte gehouden worden over de ontwikkelingen van deze samenwerking.

Internationale samenwerking op terrorismebestrijding en specifiek ten aanzien van terugkeerders uit IS-gebied is van groot belang en is vaak onderwerp van gesprek bij diverse internationale gelegenheden. Zo heeft Nederland de afgelopen tijd actief deelgenomen aan bijeenkomsten in Stockholm (mei) en Parijs (juni) over de berechting van strijders en zal het kabinet ook de komende tijd hier actief op blijven.

Conform de motie van het lid Laan-Geselschap van 25 juni 201910 zal het kabinet in het licht van het nog uit te brengen advies van de extern volkenrechtelijk adviseur, samen met een groep gelijkgezinde landen, kijken naar mogelijkheden van berechting door lokale autoriteiten en het faciliteren daarvan.

De toekomst van de EU Interne Veiligheidsstrategie

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of andere lidstaten formeel of informeel hun prioritering voor het komend vijfjarig werkprogramma van de EU op het gebied van JBZ bekend hebben gemaakt? Zo ja, welke prioriteiten willen andere lidstaten stellen en hoe verhouden deze zich tot de Nederlandse inzet?

Andere lidstaten hebben tot dusverre hun prioritering voor de komende vijf jaren op het EU-JBZ terrein nog niet op politiek niveau bekendgemaakt, behalve datgene wat is besproken tijdens de JBZ-Raad van 6 en 7 juni jl. Daarover bent u door middel van het verslag van die Raad11 geïnformeerd. Het traject dat het Finse voorzitterschap tijdens deze informele JBZ-Raad inzet op dit terrein moet naar verwachting leiden tot voorzitterschaps- dan wel Raadsconclusies op de verschillende deelterreinen van het JBZ-domein tijdens de JBZ-Raad van december waarin de politieke prioriteiten worden benoemd.

Werklunch – Kunstmatige Intelligentie

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens een werklunch gesproken zal worden over kunstmatige intelligentie. Deze leden zijn het eens met het kabinet dat er een mensgerichte aanpak dient te zijn wanneer het om kunstmatige intelligentie gaat, in het bijzonder wanneer het gaat om de toepassing van kunstmatige intelligentie door de overheid. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij aandacht wil besteden aan het borgen van grondrechten en ethiek bij verder uitwerken van toepassingen van kunstmatige intelligentie in Europa zoals ook bedoeld in motie Amhaouch c.s. (26 643, nr. 566).

Kunstmatige intelligentie (AI) biedt kansen om het werk op het terrein van Justitie en Veiligheid efficiënter en kwalitatief beter te maken. De mensgerichte aanpak is hierbij voor zowel de Europese Commissie als dit kabinet essentieel. Een ethische inzet van AI en het borgen van grondrechten zijn daarbij onontbeerlijk. Zij hebben bij de benadering van AI dan ook zonder meer de aandacht van dit kabinet.

Overigens zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u na de zomer nader informeren over het beleid van het kabinet op het gebied van AI, publieke waarden en mensenrechten, ook in internationale context.

Werksessie II – De toekomst van de justitiële samenwerking: strafrechtelijke samenwerking, detentie en alternatieven

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Finse voorzitterschap werk wil maken van het aandacht besteden aan alternatieve straffen. Daartoe worden drie vragen gesteld door het Finse voorzitterschap. De eerste vraag betreft een consultatie van alle lidstaten en hun ervaringen met alternatieve straffen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke beste praktijken uit Nederland ten aanzien van alternatieve straffen door de Minister genoemd zullen gaan worden en waarom? Verder vragen de leden van de CDA-fractie hoe zij het onderdeel uit de geannoteerde agenda moeten lezen waarin wordt gesteld dat er geen behoefte is aan nieuwe wetgeving op het terrein van het gevangeniswezen of alternatieven voor detentie? Betekent dit dat de Minister niet openstaat voor ervaringen uit de andere landen?

In Nederland worden alternatieve straffen, bijvoorbeeld voorwaardelijke straffen en taakstraffen, op grote schaal toegepast. Aan veelplegers of mensen met psychische problemen kunnen daarnaast maatregelen worden opgelegd in plaats van straf. Het belangrijkste voordeel van deze sancties is de mogelijkheid van een persoonsgerichte aanpak die bijdraagt aan resocialisatie, re-integratie en vermindering van recidive. Dat zijn best practices in Nederland en dat zijn ook de voorbeelden die ik zal noemen tijdens de informele JBZ-Raad.

Ik sta open voor het kennisnemen van ervaringen uit andere landen waarmee de Nederlandse praktijk haar voordeel kan doen. Maar waar het gaat om wetgeving inzake de tenuitvoerlegging staat voorop dat dit in beginsel een nationale aangelegenheid is. Dat ligt overigens anders wanneer het gaat om strafrechtelijke samenwerking tussen lidstaten bij de tenuitvoerlegging van straffen. Daar zijn al de nodige instrumenten voor vastgesteld in EU-verband; ik wijs bijvoorbeeld op het Kaderbesluit inzake de wederzijdse erkenning van voorwaardelijke en alternatieve straffen (2008/947/JBZ), op grond waarvan lidstaten het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen, van elkaar kunnen overnemen.

Massaschade

De leden van de VVD-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om te vragen naar de voortgang van het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn over representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten (COM 2018 (184)). Zij vragen dit in het kader van het onlangs aangenomen wetsvoorstel Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (Kamerstuk 34 608). Zal de voorgenomen richtlijn van de Europese Commissie consequenties hebben voor dit reeds aangenomen wetsvoorstel? Zo ja, welke?

Op dit moment zijn de onderhandelingen op ambtelijk niveau in de Raad nog in volle gang. Het Europees parlement heeft zijn beraadslagingen in maart 2019 afgerond met een rapport in eerste lezing dat is aangenomen.

De inzet van Nederland is dat het richtlijnvoorstel geen gevolgen heeft voor de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA, Stb. 2019, 130). Voorop staat dat het richtlijnvoorstel expliciet ruimte laat voor nationale regimes voor afwikkeling van massavorderingen die afwijken van de richtlijn. Ten minste één regime in een lidstaat moet in overeenstemming met de richtlijn zijn. De inzet van NL is om ook na totstandkoming van de richtlijn te kunnen volstaan met één regime voor de afwikkeling van massavorderingen. De richtlijnvoorschriften moeten daarvoor zo zijn geformuleerd dat de WAMCA ook de implementatie van de richtlijn kan zijn.

Om zeker te zijn dat ook de tekst van het voorstel dit voldoende waarborgt, doet Nederland in het onderhandelingsproces tekstvoorstellen die lidstaten voldoende ruimte laten voor hun eigen invulling van een collectieve actie voor consumenten. Bijvoorbeeld door ruimte te laten voor toetsing van de eisen aan claimorganisaties door de rechter in plaats van door de lidstaat zelf. Voor veel lidstaten is deze ruimte voor eigen invulling overigens een belangrijk punt.


X Noot
1

Libya – Niger Situation/Resettlement Update #69» van UNHCR (d.d. 11 juli 2019: https://data2.unhcr.org/en/documents/download/70343

X Noot
2

Idem

X Noot
3

Zie onder andere Kamerstuk 32 317, nr. 535

X Noot
4

Kamerstuk 32 317, nr. 535

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2134

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1360

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1365

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1450

X Noot
9

Zaaknummer C-520/18, Ordre des barreaux francophones et germanophone, Académie Fiscale ASBL, UA, Liga voor Mensenrechten ASBL, Ligue des Droits de l’Homme ASBL, VZ, WY, XX vs Conseil des ministres

X Noot
10

Kamerstuk 29 754, nr. 512

X Noot
11

Kamerstuk 32 317, nr. 564

Naar boven