31 710 Deltaprogramma

Nr. 68 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2017

Hierbij ontvangt u het rapport van de evaluatie van de Regeling Subsidiëring brede weersverzekering (BWV) voor schade aan gewassen door ongunstige weersomstandigheden1, zoals u is toegezegd tijdens het Algemeen Overleg water- en hagelschade op 6 oktober 2016 (Kamerstuk 31 710, nr. 65), en mijn reactie daarop. Conform aangegeven in Kamerstuk 27 858, nr. 377, heeft er eerst bestuurlijk overleg plaatsgevonden met verzekeraars en landbouwbedrijfsleven alvorens uw Kamer het rapport toe te zenden. Daarnaast informeer ik u in deze brief over de uitvoering van moties over de water- en hagelschadeoverlast (Kamerstukken 31 710, nrs. 53, 55, 56, 58 en 60) ingediend tijdens het Algemeen Overleg Waterschade Zuidoost-Nederland (d.d. 7 juli 2016, Handelingen II 2015/16, nr. 106, item 32) en over het verzoek van uw Kamer om een afschrift te ontvangen van de reactie op de brief van het Verbond van Verzekeraars van 5 oktober 2016.

Evaluatierapport Regeling BWV

Met een premiesubsidie voor de BWV wil de overheid deelname van agrariërs aan deze verzekeringsvorm stimuleren. Het doel is om een aantrekkelijke en marktconforme verzekeringsmogelijkheid te realiseren, waarmee bedrijven financieel robuuster en weerbaarder worden tegen ongunstige weeromstandigheden. De evaluatie van de regeling is uitgevoerd door Wageningen Economic Research, onderdeel van Wageningen UR, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. De analyse is uitgevoerd in het voorjaar 2016 en het rapport is grotendeels opgesteld voorafgaand aan de water- en hageloverlast van juni 2016. De evaluatie betreft de Regeling BWV en richt zich op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de inzet van overheidsmiddelen als subsidie op de verzekeringspremie. Daarbij is naar het overheids(subsidie)kader gekeken. Het overheidskader geeft de ruimte aan voor verzekeraars waarbinnen zij hun eigen polisvoorwaarden kunnen opstellen. Het kader biedt ruimte om daar verschillend invulling aan te geven, zoals ook terug te zien is bij de verschillende verzekeringspolissen die aangeboden worden.

De Regeling BWV viel tot 1 januari 2015 onder pijler 1 van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB), vanaf die tijd onder pijler 2 van het GLB (=Plattelands OntwikkelingsProgramma 3 (POP3)). Bij deze wijziging is de subsidieregeling aangepast aan het gewijzigde Europese kader en daar waar mogelijk zijn wenselijke wijzigingen doorgevoerd, zoals het rechtstreeks betalen van de subsidie aan de verzekeraars, zodat ondernemers dit niet eerst hoeven voor te schieten. De bijgevoegde evaluatie had, buiten het beoordelen van de doelmatigheid en doeltreffendheid, tot doel te kijken of aanpassingen van het nationale kader van de regeling nodig zijn vanuit de wens van de gebruikers om het draagvlak te verbeteren.

Aanbevelingen evaluatie

De evaluatie wijst uit dat de deelname aan de BWV de afgelopen jaren een groeispurt heeft laten zien en naar verwachting nog verder zal groeien de komende jaren. Daarbij veronderstellen de onderzoekers dat de overheid de premiesubsidie handhaaft op 65% en geen noodsteun verleent mocht zich verzekerbare schade voordoen. Een substantiële deelname is een vereiste voor een concurrerend aanbod van verzekeraars (in 2016 was het aantal deelnemers 1435 in 5 open teeltsectoren). De onderzoekers van het evaluatierapport komen met de volgende aanbevelingen voor maatregelen om de onzekerheid over de hoogte van het subsidiepercentage en het verlies aan draagvlak daardoor onder (potentiële) verzekerden tegen te gaan en de groei van het aantal deelnemers te continueren:

  • a) ophogen van het netto premiesubsidiebedrag, al dan niet in combinatie met aanpassing van de hoogte van de assurantiebelasting;

  • b) vooraf bekend maken van het subsidiepercentage in plaats van het landelijk beschikbare subsidiebedrag;

  • c) strikter hanteren dat het een calamiteitendekking betreft met 30% eigen risico per gewasblok, waardoor de risicopremie en daarmee het subsidiebedrag omlaag kan;

  • d) subsidiebedrag differentiëren naar te verzekeren gevaar, om zo «crowding out» van reguliere hagelverzekeringsproducten te voorkomen.

Onderzoek klimaatadaptatie

In een bestuurlijk overleg op 2 februari jl. met LTO Nederland en het Verbond van Verzekeraars is stilgestaan bij de water- en hagelschade van juni 2016, het evaluatierapport en het vervolg.

Hier is afgesproken om een gezamenlijk onderzoek te laten uitvoeren dat zich specifiek richt op het in beeld brengen van (actuele) effecten en risico’s van klimaatverandering voor agrarische ondernemers, de mogelijkheden voor (agrarische) klimaatadaptatie, hoe deze in de praktijk te brengen en wie daarbij een rol heeft. Daarbij zal een analyse worden gemaakt van de mate waarin ondernemers zelf in staat zullen zijn risico’s op te vangen en bezien welk type risicobeheersing, waaronder verzekerbaarheid, het best passend is. Een en ander mede aan de hand van bestaande onderzoeken/informatie.

Uitgangspunt is dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is om risico’s eigenstandig op te vangen en dat bedrijven voldoende weerbaarheid moeten inbouwen in hun bedrijfsvoering en bedrijfsomstandigheden. Het onderzoek zal de mogelijkheden hiervoor schetsen, voorzieningen die hierbij kunnen faciliteren en de consequenties daarvan.

In het bestuurlijk overleg is afgesproken dat ik het voortouw zal nemen voor een onderzoeksvoorstel dat aan deze vragen recht doet en in gezamenlijkheid zullen alle partijen hierin financieren. De resultaten zullen onder meer gebruikt worden om ondernemers te informeren over de mogelijkheden en verantwoordelijkheden van preventie, adaptatie en risicomanagement. Beoogd is dat de eerste resultaten van het onderzoek per 1 juli 2017 beschikbaar zijn.

Reactie op aanbevelingen evaluatie

Ad a)

Jaarlijks is er circa € 9 miljoen beschikbaar voor de Regeling BWV (nationaal en POP3-budget tezamen). Als deze grens wordt overschreden, wordt het percentage van 65% bijgesteld. In 2016 is dit voor het eerst gebeurd en is het percentage vastgesteld op 62%. Voor boeren en tuinders zelf en voor de ontwikkeling van marktconforme weersverzekeringen is het wenselijk als de deelnamegraad aan de brede weersverzekeringen toeneemt. Een voorspelbaar subsidiepercentage dat de komende jaren niet hoeft te dalen als gevolg van hogere deelname, maar dat op peil kan blijven, zou daaraan kunnen bijdragen. Het is mogelijk, en wat LTO en mijzelf betreft ook wenselijk, om hiervoor gebruik te maken van de mogelijkheid om extra geld uit het GLB-budget beschikbaar te stellen.

Ook voor agrarisch natuurbeheer, specifiek voor behoud van weide- en akkervogels, geldt dat er meer potentiële deelnemers zijn dan nu kunnen worden ondersteund. Er zijn al boeren die gebruik willen kunnen maken van deze regeling, maar teleurgesteld moeten worden omdat er geen financiële ruimte meer is om meer deelnemers te ondersteunen. Ook dat acht ik niet wenselijk.

Daarom ben ik voornemens het besluit te nemen om voor deze doelen jaarlijks € 30 miljoen extra beschikbaar te stellen uit het GLB-budget.

Een dergelijke herschikking is in de huidige GLB-periode nog eenmalig mogelijk en moet voor 1 augustus 2017 bij de Europese Commissie zijn ingediend. Door in de laatste twee jaar van deze GLB-periode € 10 miljoen per jaar extra in te zetten voor de Brede Weersverzekering kunnen in de periode 2017–2020 in totaal ongeveer 1000 tot 1200 meer deelnemers worden geaccommodeerd (bijna een verdubbeling van het huidige aantal) en met de toevoeging van € 20 miljoen per jaar voor agrarisch natuurbeheer kunnen de belangrijkste stappen om scenario 2 uit de toekomstscenario's weide- en akkervogelbeheer (zie Kamerstuk 33 576, nr. 97) te realiseren, worden gezet.

Het kabinet heeft eerder toegezegd, in debat met uw Kamer, mede naar aanleiding van de motie Lodders (Kamerstuk 21 501–32, nr. 666), er voor te zullen zorgen dat geld uit de tweede pijler zoveel mogelijk op het boerenerf terechtkomt. Voor deze twee bestedingsdoelen geldt dat het extra budget volledig ten goede komt aan agrariërs; als premiesubsidie voor een Brede Weersverzekering of als bijdrage via de collectieven voor agrarisch natuurbeheer.

Een hogere deelname aan de BWV zal een gunstig effect hebben op de hoogte van de premie, want het evaluatierapport constateert dat het aantal deelnemers daarvoor nu nog niet hoog genoeg is. Voldoende deelname is ook van belang voor het verkrijgen van statistieken voor een goede premiedifferentiatie door verzekeraars. Verzekeraars differentiëren al wel op basis van regio en sector, maar doen dat nog niet voor preventieve maatregelen. Vooral premiedifferentiatie voor ondernemers die preventieve maatregelen getroffen hebben is van belang, omdat ze het restrisico dan kunnen verzekeren tegen een lagere premie. Dat stimuleert deelname van de groep ondernemers die zelf al preventieve maatregelen nemen.

Ad b)

Het is mogelijk om vooraf een subsidiepercentage vast te stellen op basis van het totaal beschikbare budget. Om de kans voor budgetoverschrijding te beperken zal dit voorzichtig worden ingeschat. Dit zou financieel ongunstig kunnen zijn voor de deelnemers. Daarom is in het bestuurlijk overleg geconstateerd dat deze optie niet de voorkeur heeft.

Ad c)

De keuze om wel of geen eigen risico van 30% te hanteren is nu een keuze van de verzekeraars. De verplichting hiertoe geeft het subsidiekader BWV niet. Wel is er een verplichte schadedrempel van 30%, waarboven schade mag worden uitgekeerd. Een verplicht eigen risico van 30% beperkt de betaling van schadevergoeding, hetgeen een daling van de te betalen premie tot gevolg zal hebben. Daar tegenover staat dat er minder schade aan ondernemers zal worden vergoed.

In het bestuurlijk overleg is afgesproken dat deze optie wordt meegenomen in het eerder genoemde onderzoek.

Ad d)

Het evaluatierapport beveelt verder aan om het subsidiebedrag te differentiëren naar te verzekeren gevaar, omdat verzekerden nu vanwege de subsidie overstappen van een ongesubsidieerde hagelverzekering naar een gesubsidieerde verzekering. Ik ben daar geen voorstander van. De BWV verzekert juist tegen alle ongunstige weersomstandigheden. De overlast van zomer 2016 heeft laten zien dat juist de niet-verwachte risico’s grote schade kunnen toebrengen. Daarmee blijft het van belang om de subsidie in te zetten voor de verzekering tegen brede weerscalamiteiten.

Landelijke werkgroep

In het kader van de water- en hagelschade in Zuidoost-Nederland van juni 2016 is een landelijke werkgroep ingericht, met als doel het bespreken en afstemmen van activiteiten voor ondersteuning van getroffen agrarische bedrijven zodat ze hun bedrijfsvoering zo snel mogelijk weer met perspectief kunnen hervatten. Dit, vanuit de verantwoordelijkheden van de organisaties die hebben deelgenomen aan de werkgroep. In de werkgroep is op een constructieve wijze samengewerkt. Onlangs heeft de werkgroep haar werkzaamheden afgerond en heb ik de werkgroep decharge verleend. In bijlage 2 treft u de laatste stand van zaken aan van de belangrijkste onderwerpen die in de werkgroep zijn besproken2.

Moties

In de motie van de leden van Gerven en Dik-Faber (Kamerstuk 31 710, nr. 55) wordt de regering verzocht erop in te zetten dat gezonde bedrijven door deze natuurramp niet failliet behoren te gaan.

Op basis van gegevens van de banken en de gemeenten meld ik u dat, van de aanvankelijk 140 bedrijven die gebruik maakten van uitstel van aflossing, vanwege de water- en hagelschadeproblematiek, er momenteel geen bedrijven zijn die hier nog gebruik van maken en dat er geen aanvragen op grond van het Besluit bijstandsvoorziening voor zelfstandigen zijn gedaan.

In de motie van het lid Geurts cs. (Kamerstuk 31 710, nr. 53) wordt de regering verzocht bij herstel van daken een slimme koppeling met provinciaal beleid te maken voor het plaatsen van zonnepanelen en snelle sanering van getroffen asbestdaken te bevorderen.

Ik kan u melden dat er momenteel een aanvraag vanuit de provincie Noord-Brabant loopt om in het door hagelschade getroffen gebied een grootschalig zonnestroomproject te ondersteunen via de SDE+-regeling. Het Ministerie van Economische Zaken heeft meegedacht en geadviseerd over de business-case.

In de motie van de leden Lodders en Leenders (Kamerstuk 31 710, nr. 56) wordt de regering verzocht bevindingen en ideeën van Tweede Kamerleden en decentrale overheden in de werkgroep in te brengen, de Kamer regelmatig te rapporteren en de evaluatie van de BWV en de ervaringen die nu worden opgedaan te bespreken in de werkgroep en te betrekken bij de kabinetsreactie op de evaluatie.

Zoals toegezegd heb ik uw Kamer over de resultaten van de werkgroep met mijn brieven 29 juli 2016 en 1 september 2016 (Kamerstukken 31 710, nr. 61 en 62) geïnformeerd en is in deze brief (bijlage 2) de laatste stand van zaken vermeld. Ook is de evaluatie van de BWV besproken in de landelijke werkgroep en in de werkgroep BWV. Hierbij zijn de ervaringen van de zomer van 2016 meegenomen.

In de motie van de leden Lodders en Leenders (Kamerstuk 31 710, nr. 58) wordt de regering verzocht via de werkgroep aandacht te besteden aan psychosociale hulp en de noodzakelijke nazorg.

Door de gemeenten, de landbouworganisaties en de GGZ is veel aandacht besteed aan psychosociale hulp en de noodzakelijke nazorg, o.a. door via erfbetreders een speciaal ontwikkelde folder te verspreiden, gedupeerden de weg naar de hulpverlening te wijzen en op ontvangen signalen van de erfbetreders op gepaste wijze actie te ondernemen.

In de motie van het lid Lodders (Kamerstuk 31 710, nr. 60) wordt de regering verzocht om de benodigde flexibiliteit bij de uitvoering van de wet- en regelgeving in het kader van het GLB te creëren en daarbij extra administratieve lasten te voorkomen.

Hieraan is uitvoering gegeven: overmachtsituaties konden eenvoudig via het webportal bij RVO.nl gemeld worden, waardoor de uitbetalingen toch konden plaatsvinden.

Hiermee beschouw ik alle genoemde moties in het kader van de water- en hagelschade als uitgevoerd.

Tot slot

Uw Kamer heeft mij verzocht om een afschrift van de brief als reactie op de brief van het Verbond van Verzekeraars van 5 oktober 2016. Zoals aangegeven is er bestuurlijk met het Verbond gesproken en zal er niet separaat schriftelijk worden gereageerd. De resultaten van dit gesprek zijn opgenomen in deze brief, waarmee ik meen aan uw verzoek te hebben voldaan.

Het Verbond noemt in zijn brief dat de weersextremen verzekerbaar waren. Toch was slechts een zeer beperkt aantal gedupeerden verzekerd. Deze verzekerden waren ook niet verdeeld over alle sectoren. Het niet verzekeren heeft verschillende oorzaken. Ondernemers maken hierin hun eigen afwegingen. De noodzaak van al dan niet verzekeren, als onderdeel van risicomanagement van het bedrijf, wordt meegenomen in het eerdergenoemde onderzoek.

Voor overstromingen geldt dat deze momenteel niet verzekerbaar zijn. Het Verbond geeft aan dat er in het verleden diverse pogingen gedaan zijn vanuit de verzekeringssector, maar dat dit tot nog toe nog niet tot de beschikbaarheid van een verzekering heeft geleid. Er is bestuurlijk afgesproken dat hiernaar opnieuw zal worden gekeken.

In het bestuurlijk overleg is ook besproken dat het van belang is dat verzekeraars en gebruikers continu met elkaar in overleg zijn over wensen en mogelijkheden. Daarbij is het ook wenselijk dat (voor zover passend binnen het kader van de regeling) verzekeringen niet allemaal identiek zijn en iets bieden voor verschillende behoeften. Na het beschikbaar komen van de resultaten van het onderzoek zal ik een brede workshop organiseren over dit onderwerp met verzekeraars en gebruikers.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven