31 066 Belastingdienst

Nr. 362 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2017

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 20 april 2017 inzake de 19e Halfjaarsrapportage Belastingdienst en de Opzet handhavingsbrief (Kamerstuk 31 066, nr. 355).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Duisenberg

Adjunct-griffier van de commissie, Bartman

1.

Er zijn klachten van beleggers in buitenlandse aandelen over het terugvorderen van in het buitenland betaalde bronbelasting op dividenden, hoe kan dit vereenvoudigd worden en hoe kan dit sneller gedaan worden door de Belastingdienst? Welke termijnen gelden er voor de afhandeling? Welke klachten zijn hierover bekend bij de Belastingdienst?

Indien een Nederlandse belegger aandelen bezit in een vennootschap gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft, dan kan de belegger de in het buitenland geheven bronbelasting op dividenden onder omstandigheden deels terugvragen. Teruggaaf vanuit het buitenland wordt verleend indien de in dat land geheven bronbelasting volgens de nationale wetgeving meer bedraagt dan de in het belastingverdrag met Nederland overeengekomen percentage aan bronbelasting op dividenden. Ieder verdragsland heeft het proces van terugvragen van teveel ingehouden bronbelasting op zijn eigen manier geregeld en ingericht. Veelal dient de Nederlandse belegger een formulier voor teruggaaf in te vullen en verklaart de Nederlandse Belastingdienst dat de belegger inwoner is van Nederland (de zogenoemde woonplaatsverklaring). De afgifte van de zogenoemde woonplaatsverklaring door de (Nederlandse) Belastingdienst geschiedt, buiten piekmomenten, binnen twee weken. Tijdens pieken in het werkaanbod kan de termijn oplopen tot maximaal 4 á 5 weken. Mij zijn geen klachten bekend over de afgifte van de woonplaatsverklaring door de Nederlandse Belastingdienst.

De Nederlandse Belastingdienst heeft geen rol in de teruggaaf procedure van het buitenland en kan geen invloed uitoefenen op de duur van de teruggaaf in het desbetreffende verdragsland. Wel zijn er in EU- en OESO-verband gesprekken gestart of deze processen geüniformeerd en vereenvoudigd kunnen worden. Ik ben hier voorstander van.

2.

Krijgen degenen die een verzoek voorlopige aanslag, een aangifte of een aanvraag voor een toeslag indienen, hier bewijs van? Zo neen, waarom niet?

Er zijn twee manieren waarop een verzoek voorlopige aanslag, een aangifte of een aanvraag voor een toeslag kunnen worden ingediend: digitaal of op papier. Voor digitaal ingediende verzoeken, aangiftes en aanvragen geldt dat na het digitaal indienen er in alle gevallen een digitaal bericht volgt, meteen of uiterlijk binnen 24 uur.

Ten aanzien van Toeslagen, Omzetbelasting (startersaangifte) en de Inkomensheffing bestaat de mogelijkheid om ook verzoeken en aangiftes op papier in te dienen.

3.

Wat is de status van de inkeerregeling? Per wanneer is deze afgeschaft?

In mijn brief van 17 januari 2017 over het tegengaan van internationale fiscale constructies heb ik in onderdeel 3.1 aangegeven voornemens te zijn nog dit jaar een voorstel ter consultatie aan te bieden dat strekt tot het vervallen van de inkeerregeling.1 De voorgenomen datum van inwerkingtreding van het vervallen van de inkeerregeling zal vervolgens tijdig worden gecommuniceerd.

De inkeerregeling is derhalve nog niet afgeschaft. Wel is de boete bij vrijwillige meldingen verhoogd. Die is inmiddels maximaal 120% van de verschuldigde belasting.

4.

Wat is de laatste status van het aantal inkeerders? Hoeveel hebben zich er gemeld? Hoeveel belastinggeld is ermee opgehaald? Hoeveel was dat geweest als er ook boetes waren uitgedeeld?

Ondanks het feit dat de boete bij inkeer per 1 juli 2016 is verhoogd naar 120% komen nog steeds nieuwe meldingen van vrijwillige verbetering binnen. Dit kan een gevolg zijn van recente publiciteit rondom zwartspaarders en het groepsverzoek Zwitserland.2

Het aantal inkeerders tussen 1 januari 2011 en 1 januari 2017 is 17.907. Momenteel komen daar ongeveer 20 meldingen per week bij. Vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2016 bedraagt de opbrengst van afgeronde meldingen € 1,115 miljard. Dit bedrag bestaat uit nagevorderde belasting inclusief boete en heffingsrente. Daarnaast staan er over deze periode nog ongeveer 1.100 meldingen open.

Het is niet vast te stellen hoeveel de opbrengst zou zijn geweest wanneer er ook boetes uitgedeeld zouden zijn. Enerzijds omdat er in die periode wisselende boetepercentages hebben gegolden. Anderzijds omdat het wijzigen van de boete het aantal inkeerders mogelijk heeft beïnvloed.

5.

Worden er voorbereidingen getroffen voor het aangekondigde medewerkersonderzoek en, zo ja, hoe? Wanneer kunnen de uitkomsten verwacht worden?

De voorbereidingen ten aanzien van het medewerkerstevredenheidsonderzoek zijn in volle gang. In samenspraak met ICT Uitvoeringsorganisatie Rijk (ICTU) en de medezeggenschap wordt de vragenlijst opgesteld. Het onderzoek wordt in het 3e kwartaal 2017 uitgezet, waarna de resultaten in het 4e kwartaal 2017 worden verwacht.

6.

Welke stappen zijn er exact al ondernomen in verband met de aanpassing van de ophanging van de Belastingdienst onder het kerndepartement?

Per 1 januari 2017 is een project-plaatsvervangend secretaris-generaal aangesteld. Onder leiding van de project-plaatsvervangend secretaris-generaal wordt gewerkt aan de implementatie van de verschillende aanbevelingen van de Commissie onderzoek Belastingdienst. Alle aanbevelingen zijn voortvarend ter hand genomen. Waar mogelijk zijn de aanbevelingen onmiddellijk geïmplementeerd, terwijl voor de implementatie van andere aanbevelingen verdere uitwerking nodig is. Zo worden al op korte termijn keuzes gemaakt over de topstructuur van de Belastingdienst, de aansturing van de Belastingdienst vanuit het departement door het inregelen van het opdrachtgeverschap en het eigenaarschap en de inrichting en vormgeving van de controlfunctie binnen het kerndepartement en ten aanzien van de Belastingdienst. Het opvolgen en implementeren van de aanbevelingen vraagt een verandering binnen het departement waarvoor op korte termijn een grote inspanning nodig is en op langere termijn vraagt om voortdurende bewaking. Zoals toegezegd, zullen de Minister en ik uw Kamer in juli 2017 informeren over de voortgang van de implementatie van de verschillende aanbevelingen.

7.

De inzet is om zoveel mogelijk gebruik te maken van digitale middelen, waarom moet bijvoorbeeld bij overlijden de aangifte inkomstenbelasting dan nog steeds op papier worden gedaan? Welke mogelijkheden zijn er om dit voortaan ook digitaal te doen? Wanneer kan dit ook digitaal gebeuren? Welke zaken moeten nog steeds verplicht op papier gedaan worden en kunnen nog niet digitaal gedaan worden? Wat is de planning dat dit zo wordt aangepast dat dit ook digitaal kan?

Het is technisch mogelijk om bij overlijden digitaal aangifte inkomstenbelasting te laten doen. Er is echter een knelpunt bij het identificeren van de rechtmatige persoon/personen die namens de overledene aangifte doen. Naar aanleiding van dit knelpunt is dit jaar een kleinschalige pilot digitale nabestaandenmachtiging afgerond. Deze pilot wordt momenteel geëvalueerd. Daarom kan op dit moment nog geen planning voor het realiseren van een digitale nabestaandenmachtiging worden opgesteld.

8.

Hoeveel van de 490 bedrijfskritische functies zullen in 2017 instromen en hoeveel niet?

Het exacte aantal instromers in 2017 op de 490 bedrijfskritische functies is op dit moment nog niet duidelijk. Alle vacatures worden zoals gerapporteerd in het Wervingsplan in 2017 opengesteld.3 Verwachting is dat een groot deel van de 490 dit jaar nog zal instromen. Het daadwerkelijke aantal is pas eind 2017 bekend.

9.

Wat betekent het niet kunnen realiseren van de instroom van 490 bedrijfskritische functies voor de (toekomstige) continuïteit?

Bij bedrijfskritische functies gaat het om functies die een essentiële rol vervullen in het bedrijfsproces. Wanneer deze functies langere tijd niet ingevuld zouden worden, ontstaat de mogelijkheid dat er een essentieel deel van een bedrijfsproces niet volledig of naar kwalitatieve voorwaarden kan worden uitgevoerd. Daarom is de werving in volle gang.

10.

De herijking van de Investeringsagenda is begin 2017 toegezegd. Nu is er ook sprake van een «heroverweging van de oorspronkelijke scope». Graag een inhoudelijke toelichting hierop.

In de Brede Agenda in 2014 (Kamerstuk 31 066, nr. 201) en daarna de Investeringsagenda in 2015 (Kamerstuk 31 066, nr. 236) heb ik aangegeven dat de Belastingdienst «achterloopt op de maatschappelijke ontwikkelingen en daardoor zowel minder efficiënt als minder effectief wordt». Tevens is geconcludeerd dat niet ingrijpen zou leiden tot een groeiende tax-gap bij toenemende uitvoeringskosten. De Investeringsagenda, meerjarig veranderprogramma van 5 tot 7 jaar, is dan ook essentieel om ook in de toekomst de continuïteit van de Belastingdienst te borgen en de doelstelling van modernisering te halen.

Ondertussen is duidelijk geworden dat de huidige wijze van implementeren er toe zal leiden dat de structureel beoogde effecten van de Investeringsagenda niet in het voorziene tempo gehaald zullen worden. Daarom heb ik in mijn brief van 27 januari 2017 aangegeven dat herijking nodig is.4 Het is belangrijk dat de aandacht nu uitgaat naar de implementatie. De Belastingdienst ontwikkelt daartoe een haalbare aanpak met bijbehorend realistisch tijdpad om de Investeringsagenda stapsgewijs te implementeren met behoud van de continuïteit van de primaire processen. Elementen hierbij zijn een geobjectiveerde meetmethodiek voor de te verwachten resultaten, het betrekken van de medewerkers bij de veranderopgave, versterking van het projectbureau van de Investeringsagenda zodat meer regie kan worden gevoerd, en het zo snel mogelijk koppelen van het tijdpad aan de beschikbare budgetten.

Op dit moment worden op deze wijze zes processen herijkt, te weten Inning, Omzetbelasting, Inkomstenbelasting (zowel winst, als niet-winst), Bezwaar, Automiddelen (MRB en BPM) en Toezicht.

11.

Hoeveel mensen die gebruikt hebben gemaakt van de vertrekregeling zijn weer in dienst getreden bij het Rijk?

12.

Hoeveel mensen die gebruikt hebben gemaakt van de vertrekregeling zijn weer in dienst getreden bij de Belastingdienst?

78.

Waarom kan de Belastingdienst blijkbaar wel controleren op terugkerende medewerker die met een vertrekregeling zijn vertrokken, en kan de rest van het Rijk dat (nog) niet?

Er staat niets in de weg dat een medewerker die is vertrokken met een stimuleringspremie opnieuw in dienst treedt bij het Rijk. Dit is anders bij inhuur, zoals ik dat ook eerder met uw Kamer heb besproken; daar geldt de draaideurregel.

Ingevolge het ARAR kan bij indiensttreding wel sprake zijn van een volledige terugbetalingsverplichting van de premie. Dat is het geval indien indiensttreding plaatsvindt binnen het aantal maanden waarop de premie is gebaseerd. Dit heb ik u ook gemeld in mijn brief van 28 oktober 2016.5 Vindt indiensttreding plaats na het aantal maanden waarop de premie is gebaseerd, dan geldt de terugbetalingsverplichting niet. Om te bepalen of er een terugbetalingsverplichting bestaat, heeft de Belastingdienst de werving- en selectieprocedure zodanig ingeregeld dat aan kandidaten wordt gevraagd of deze bij vertrek bij een vorige rijksdienstwerkgever (incl. Belastingdienst zelf) een stimuleringspremie hebben ontvangen. Is dat het geval, dan wordt tijdens het arbeidsvoorwaardengesprek bezien of terugbetaling plaats moet vinden. Tevens wordt een maandelijkse controle uitgevoerd waarbij wordt gecontroleerd of nieuw in dienst getreden medewerkers eerder bij de Belastingdienst werkzaam zijn geweest en of deze medewerkers gebruik hebben gemaakt van de vertrekregeling en een stimuleringspremie hebben ontvangen.

Er is recentelijk één medewerker in dienst getreden die is vertrokken met een stimuleringspremie. Deze medewerker is in dienst getreden na afloop van de maanden waarop de premie is gebaseerd. Gezien het hiervoor gaande betekent dit dat de betrokken medewerker de stimuleringspremie niet hoeft terug te betalen.

13.

Eind februari 2017 stond er een bedrag uit van, nog terug te vorderen, toeslagschulden van 18.742.075 bij «Overige landen». Graag een specificatie van deze landen en bedragen.

Uit onderstaande tabel blijkt de opbouw van de toeslagschulden die bij overige landen uitstaat.

Land

Totaal bedrag in €

FRANKRIJK

1.409.936

VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

1.054.878

PORTUGAL

1.005.505

BONAIRE

906.905

IRAK

872.978

NEDERLANDSE ANTILLEN

852.637

HONGARIJE

825.444

CHINA

646.034

SINT MAARTEN

505.693

MAROKKO

458.132

LITOUWEN

396.832

GRIEKENLAND

372.976

ZWEDEN

351.952

INDIA

345.773

LETLAND

319.205

IERLAND

317.368

INDONESIE

313.313

SLOWAKIJE

298.299

CANADA

296.489

ITALIE

295.978

GHANA

291.367

AUSTRALIE

287.271

ZWITSERLAND

249.903

OOSTENRIJK

238.148

SINT EUSTATIUS

217.624

NOORWEGEN

212.789

ZUID-AFRIKA

195.483

BRAZILIE

191.695

PAKISTAN

182.354

THAILAND

174.635

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN

169.148

ISRAEL

169.134

EGYPTE

159.149

TSJECHIE

152.969

DOMINICAANSE REPUBLIEK

149.921

ROEMENIE

148.809

SOEDAN

148.530

IRAN

146.701

DENEMARKEN

127.911

FILIPIJNEN

121.030

LUXEMBURG

118.531

ZUID-KOREA

118.480

SIERRA LEONE

111.768

ETHIOPIE

108.306

VIETNAM

102.658

COLOMBIA

95.826

NIEUW-ZEELAND

91.597

NIGERIA

91.445

KENYA

89.649

AFGANISTAN

87.891

ANGOLA

79.930

MEXICO

78.931

BOSNIE-HERZEGOVINA

75.586

FRANS GUYANA

75.410

TAIWAN

72.432

TANZANIA

68.803

GUINEE

62.911

TUNESIE

56.162

SERVIE

55.696

CHILI

54.581

JAPAN

54.105

SOMALIA

52.635

BANGLADESH

50.851

LIBANON

50.746

ESTLAND

47.499

RUSLAND

44.875

RWANDA

43.999

KROATIE

42.745

MALEISIE

42.022

NEPAL

38.806

KAAPVERDIE

37.600

SINGAPORE

37.317

ZIMBABWE

36.298

ECUADOR

36.113

OEKRAINE

35.014

FINLAND

30.970

ARGENTINIE

30.889

OMAN

30.367

KAZACHSTAN

29.637

SAOEDI-ARABIE

25.522

CYPRUS

24.401

PERU

22.284

SABA

20.149

MOLDAVIE

19.222

SRI LANKA

19.110

URUGUAY

19.097

KATAR

19.056

MALTA

17.647

UGANDA

17.412

SYRIE

16.478

ONBEKEND

16.294

LIBERIA

16.119

MACEDONIE

16.086

ARMENIE

16.019

KOSOVO

15.927

IJSLAND

15.067

COSTA RICA

14.583

NAMIBIE

12.883

MONGOLIE

12.678

ZAMBIA

12.340

MALAWI

11.637

ZUID-SOEDAN

11.409

KOEWEIT

11.388

SLOVENIE

10.922

SENEGAL

10.706

VENEZUELA

10.585

DJIBOUTI

10.429

HONDURAS

10.224

GAMBIA

9.350

LIBIE

9.229

CANARISCHE-EILANDEN

9.002

DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO

8.378

JEMEN

8.308

ERITREA

8.130

NICARAGUA

7.936

BELARUS (WIT-RUSLAND)

7.484

BURUNDI

6.910

KONGO

6.783

ALGERIJE

6.557

AMERIKAANSE MAAGDENEILANDEN

6.168

KOREA

5.962

GUINEE BISSAU

5.791

GUADELOUPE

5.788

KAMEROEN

5.739

ANGUILLA

5.627

AZERBAJDSJAN

5.131

GEORGIE

5.009

JORDANIE

4.985

BOLIVIA

4.867

MOZAMBIQUE

4.748

MALI

4.661

IVOORKUST

4.592

MONTENEGRO

4.377

ALBANIE

4.209

PANAMA

4.030

AZOREN

3.761

BRUNEI

3.333

BAHREIN

3.310

GUATEMALA

3.135

BHUTAN

3.094

TOGO

3.029

VANUATU

2.936

JAMAICA

2.895

BENIN

2.834

KAMBODJA

2.818

TRINIDAD EN TOBAGO

2.664

CUBA

2.601

MAURITANIE

2.566

GRENADA

2.560

BURKINA FASO

2.263

FRANS POLYNESIE

2.206

PARAGUAY

1.989

BAHAMA-EILANDEN

1.848

TADZJIKISTAN

1.841

SAO TOME EN PRINCIPE

1.814

HAITI

1.733

BOTSWANA

1.688

MAURITIUS

955

CAYMANEILANDEN

791

MAN

771

MYANMAR

767

TSJAAD

752

PAPUA-NIEUWGUINEA

736

GUAM

735

GIBRALTAR

735

EL SALVADOR

627

COMOREN

601

MARTINIQUE

455

OEZBEKISTAN

280

GROENLAND

248

BERMUDA

227

PUERTO RICO

192

FIJI

185

PALESTINA

181

LESOTHO

174

BARBADOS

139

GUYANA

88

KANAALEILANDEN

73

BELIZE

38

Totaal

18.742.075

   

14.

Op de website van de Belastingdienst wordt ingegaan op «bijzonder vermogen». Zou meer in detail kunnen worden uitgelegd of bijzonder vermogen ook is uitgezonderd van de vermogensrendementsheffing?

De vermogensrendementsheffing is een belasting op het inkomen uit vermogen. De herkomst van het vermogen is hierbij niet van belang. Vermogen dat op de peildatum van 1 januari van het betreffende jaar in bezit is van een belastingplichtige maakt deel uit van de rendementsgrondslag van box 3. De vermogensgrondslag voor de vermogenstoetsen van de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget is in beginsel dezelfde als de grondslag voor sparen en beleggen voor box 3 in de inkomstenbelasting. Voor zogenoemd «bijzonder vermogen» geldt echter op grond van de hardheidsclausule in de Awir een uitzondering bij de toepassing van de vermogenstoetsen. Zo is bijvoorbeeld vermogen van een minderjarig kind wel vermogen voor de vermogensrendementsheffing van de ouder, maar kan het onder voorwaarden in mindering worden gebracht op het voor de beoordeling van het recht op een toeslag in aanmerking te nemen vermogen van diezelfde ouder.

15.

Kan worden aangegeven hoeveel bv's zijn opgericht in 2016 en (tot nu toe) in 2017 ten opzichte van voorgaande jaren? Zo neen, waarom niet?

Onderstaande tabel presenteert het aantal besloten vennootschappen (B.V.»s) dat is opgericht in 2012 tot en met 12 mei 2017. De aantallen zijn uitgesplitst naar de klantsegmenten GO en MKB en afgerond op 100-tallen.

Jaar van oprichting

Klantsegment

Totaal

 

Grote ondernemingen

MKB

 

2017 (t/m 12 mei)

1.500

20.800

22.300

2016

5.100

58.400

63.500

2015

5.200

53.100

58.300

2014

5.100

55.300

60.400

2013

5.200

59.300

64.500

2012

4.600

43.000

47.600

16.

Is bekend hoeveel privévermogen (dat onder box 3 valt) de afgelopen jaren is omgezet in bedrijfsvermogen (dat onder box 2 valt)?

17.

Kan de ontwikkeling van het totale box 3-vermogen in de loop der jaren worden weergegeven? Zo neen, waarom niet?

18.

Kan de ontwikkeling van het totale box 2-vermogen in de loop der jaren worden weergegeven? Zo neen, waarom niet?

De ontwikkeling van de grondslag sparen en beleggen in box 3 staat in onderstaande tabel. De gegevens zijn ontleend aan de integrale belastingaangiften. Tot en met 2014 is het overzicht nagenoeg compleet (>99%). Voor 2015 is ongeveer 99% van de aangiften binnen.

Grondslag sparen en beleggen in box 3 2007–2015 (€ x mld)

Jaar

Bedrag

2007

315,8

2008

314,4

2009

316,8

2010

338,9

2011

347,2

2012

343,8

2013

353,7

2014

359,1

2015

353,4

Anders dan de omvang van het inkomen uit box-2 en de omvang van het box 3-vermogen kan de omvang van het box-2-vermogen niet uit de aangiftegegevens inkomstenbelasting worden afgeleid, omdat deze informatie niet in de aangifte wordt uitgevraagd. Onderstaande tabel bevat daarom de ontwikkeling van de post aanmerkelijk belang voor de jaren 2007–2015, zoals deze door het CBS op basis van onder meer het vennootschapsvermogen en WOZ-gegevens wordt afgeleid. Uit de systemen van de Belastingdienst valt niet te herleiden of in B.V.»s ingebracht vermogen afkomstig is uit box 3.

Ontwikkeling aanmerkelijk belang 2007–20151

Jaar

Aantal huishoudens x 1.000

Bedrag (€ x mld)

2007

124,3

107,9

2008

141,3

123,4

2009

154,9

145,7

2010

159,4

152,7

2011

152,5

150,1

2012

155,4

160,1

2013

155,8

156,0

2014

157,1

161,8

2015

157,1

161,8

X Noot
1

Tabel V-1. Samenstelling vermogen; particuliere huishoudens naar kenmerken, 2007–2015, onderdeel 1.1.4 Aanmerkelijk belang. https://www.cbs.nl/-/media/_excel/2017/06/samenstelling%20vermogen%20particuliere%20huishoudens%20naar%20kenmerken.xlsx

19.

Monitort de Belastingdienst of en in hoeverre belastingplichtigen hun box 3-belastingplicht proberen te ontlopen? Zo neen, waarom niet?

Om het totale niveau van naleving in de inkomstenbelasting vast te stellen wat betreft de juistheid en volledigheid van de aangiften, voert de Belastingdienst steekproeven uit in de segmenten Particulieren en Midden en Kleinbedrijf. De uitkomsten van deze steekproeven geven de Belastingdienst kennis over (het gedrag van) groepen belastingplichtigen en bieden inzicht in het fiscale nalevingsgedrag van belastingplichtigen, waaronder box 3. In de handhavingsbrief, die later dit jaar aan de Kamer zal worden toegestuurd, zal hierop worden teruggekomen. Onderdeel van de handhavingsbrief is namelijk het nalevingsbeeld van Particulieren.

20.

Kan een overzicht worden verstrekt van het aantal aangevraagde, afgegeven en geweigerde rulings? Kan dit per soort ruling worden uitgesplitst? Zo neen, is dit in de toekomst wel mogelijk? Per wanneer?

De uitsplitsing van de per soort afgegeven rulings wordt bijgehouden conform de categorieën zoals aangegeven in de APA/ATR-beleidsbesluiten.6 In de19e Halfjaarsrapportage heb ik uw Kamer een overzicht gegeven van het aantal toe- en afgewezen APA- en ATR-verzoeken per jaar. Dit overzicht geeft een goede indicatie van de verdeling van het aantal afgegeven APA’s en ATR’s per onderwerp. In mijn brief van 14 april 2017 heb een nadere uitsplitsing aangebracht per categorie ATR.7 Voor de duidelijkheid heb ik dit overzicht hierbij nogmaals opgenomen. Omdat in één ATR vaak meerdere onderwerpen aan bod komen, is de categorie «combinaties van bovenstaande varianten» relatief groot. In veel gevallen betreft dit ATR’s die betrekking hebben op een internationale houdsterstructuur waarin zowel zekerheid wordt gegeven over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling ten aanzien van de dochtermaatschappijen als over de inhoudingsplicht dividendbelasting en/of buitenlandse belastingplicht.

Aantal afgegeven (TOEGEWEZEN) per soort zekerheid ATR per jaar1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Totaal

Deelnemingsvrijstelling

111

134

109

117

103

110

59

743

Hybride rechtsvorm

15

16

18

15

8

5

6

83

Hybride lening

11

10

11

14

9

4

3

62

Negatieve vaste inrichting

13

3

12

13

12

12

5

70

Buitenlandse belastingplicht

27

18

17

18

9

20

16

125

Vaste inrichting BES eilanden

30

13

4

4

13

64

Toerekening aandelen aan vaste inrichting

3

1

4

Inhoudingsplicht dividendbelasting Coöperaties

2

1

3

5

2

3

2

18

Combinaties van bovenstaande varianten en overigen, waaronder verdragstoepassing

176

226

268

246

282

245

243

1.686

Totaal ATR

355

408

468

441

429

406

348

2.855

Totaal APA

205

248

247

228

203

236

191

1.558

                 

Totaal

560

656

715

669

632

642

539

4.413

X Noot
1

Peildatum: 31-12-2016

Aantal (AFGEWEZEN/BUITEN BEHANDELING) verzoeken per jaar1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Totaal

ATR

76

81

53

69

55

74

34

442

APA

41

41

47

49

39

34

30

276

                 

Totaal

117

122

100

118

94

108

64

718

X Noot
1

Peildatum: 31-12-2016

Aantal (INGETROKKEN) verzoeken per jaar1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Totaal

ATR

51

28

36

42

41

56

34

288

APA

26

30

27

23

22

27

14

169

                 

Totaal

77

58

63

65

63

83

48

457

X Noot
1

Peildatum: 31-12-2016

Overigens merk ik op dat dit het in een kalenderjaar aantal afgehandelde verzoeken betreft. Dit is niet noodzakelijkerwijs gelijk aan het aantal in een kalenderjaar ingediende verzoeken. De behandeling van een verzoek kan over een jaargrens heen gaan. In 2015 zijn in totaal 750 APA-/ATR-verzoeken ingediend en in 2016 zijn 708 APA-/ATR-verzoeken ingediend.

21.

Het formulier erf- en schenkbelasting was (digitaal en op papier) in 2017 laat in het jaar pas beschikbaar, hoe kan in de toekomst worden voorkomen dat formulieren niet tijdig beschikbaar zijn?

De oorzaak van het later dan te doen gebruikelijk beschikbaar komen van de formulieren, lag in het feit dat het systeem van de Schenk- en Erfbelastingprocessen moest worden vervangen. Daarbij is dit jaar voor het eerst een digitale Schenkaangifte ontwikkeld en gepubliceerd.

22.

Een voorbeeld van het moderniseren van interactie tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige is dat «belastingplichtigen bijvoorbeeld op elk gewenst moment overzicht moeten hebben van hun fiscale situatie». Hoe ver is de Belastingdienst met deze ontwikkeling? Komt er bijvoorbeeld op de home-pagina van MijnBelastingdienst een overzicht van welke belastingjaren en -processen zijn afgerond?

De Belastingdienst is met voorbereidingen bezig, zowel op juridisch beleidsmatig als op technisch vlak, om de mogelijkheden om de gegevens die bekend zijn bij de Belastingdienst aan de belastingplichtige te tonen in MijnBelastingdienst op een manier die aansluit bij de verwachtingen van de belastingplichtige. Natuurlijk is de vooringevulde aangifte al een succesvolle vorm van het delen van informatie. Een ander voorbeeld is het beoogde bezwarenportaal waarin de burger de status van de afhandeling van het bezwaar kan monitoren.

23.

Welke formulieren worden er op korte termijn toegevoegd aan MijnBelastingdienst?

Het formulier Schenkbelasting is onlangs toegevoegd op MijnBelastingdienst. Er zijn nog andere formulieren die op papier kunnen worden ingediend, soms via het downloaden en printen van een formulier vanaf de website. In de herijking zal de volgorde worden gekozen welke formulieren als eerste aan de beurt zijn om online beschikbaar te zijn.

24.

Als het initiatief voor interactie bij de burger moet komen te liggen, hoe wordt er geborgd dat de burger ook daadwerkelijk weet wanneer er interactie nodig is?

In de Investeringsagenda is aangegeven dat het streven is dat belastingplichtigen op elk moment inzicht hebben in de gegevens die de Belastingdienst van hen heeft. De burger weet over het algemeen als eerste wanneer deze gegevens wijzigen. Het kan in bepaalde situaties voor de burger verstandig zijn dat hij zijn wijzigingen doorgeeft en in het algemeen zijn gegevens actueel houdt. Hij hoeft daarmee dus niet te wachten totdat hij aangifte moet doen of een aanslag ontvangt (en dus sowieso zijn gegevens moet controleren). Binnen het experiment natuurlijke dialoog is ondermeer verkend wanneer en hoe de burger geholpen kan worden als deze niet uit zichzelf in actie komt. Als bijvoorbeeld een burger is afgestudeerd en hij gaat werken, maar hij geeft geen inkomenswijziging door, dan wordt hij als service geattendeerd op het belang van het actualiseren van zijn gegevens.

25.

In hoeverre is de informatie op de gehele website al door focusgroepen bekeken en verbeterd? Is de informatie over de vermogensrendementsheffing al een keer door een focusgroep bekeken? Waarom is de informatie over de vermogensrendementsheffing nog zo onduidelijk en onbegrijpelijk?

De website en de informatie is en wordt getest door gebruikers. Deze testen zijn geregeld aanleiding om de website te wijzigen. Daarnaast hebben bezoekers de mogelijkheid om te reageren. Deze signalen worden door de redactie steeds gebruikt om informatie bij te stellen. Veelgevraagde en geraadpleegde informatie wordt bewerkt tot dienstverleningscontent waarin de Belastingdienst onderwerpen, voor zover mogelijk, eenvoudig uitlegt. De informatie over de vermogensrendementsheffing behoort niet tot de veelgevraagde informatie. Deze informatie is overigens wel via de zoekfunctie van de website te vinden. Hierbij wordt wel aandacht besteed aan de begrijpelijkheid van de informatie, op de website zijn bijvoorbeeld voorbeelden opgenomen om de materie te verduidelijken.

26.

De algemene interactie vindt plaats via de website en social media. Hoe wordt er gecommuniceerd naar mensen die geen mogelijkheid hebben om op internet te gaan, zoals een grote groep ouderen?

Burgers die niet digitaal vaardig zijn, kunnen bellen met de BelastingTelefoon als ze een vraag hebben. De BelastingTelefoon helpt burgers om op de website het antwoord te vinden en geeft antwoord aan burgers die niet met de website uit de voeten kunnen. Als dat nodig is, leidt de BelastingTelefoon burgers naar een ander passend kanaal, bijvoorbeeld door het maken van een afspraak aan een balie in de regio. Ten behoeve van het doen van aangifte Inkomstenbelasting is het bovendien mogelijk telefonisch een afspraak te maken voor Hulp bij Aangifte bij de Belastingdienst. Ook bieden de vak- en ouderenbonden en andere organisaties hulp bij het doen van aangifte aan burgers die niet digiaal vaardig zijn of die moeite hebben met het doorgronden van danwel onzeker zijn over hun eigen fiscale situatie. Burgers die geen computer en/of internetverbinding hebben, kunnen in een bibliotheek de website van de Belastingdienst benaderen. Daarbij kunnen burgers die niet digivaardig zijn in de bibliotheken ook cursussen volgen om digivaardiger te worden. Dit is opgenomen in het convenant dat begin 2016 is afgesloten tussen de Koninklijke Bibliotheek en de Belastingdienst.

27.

Welke dienstverleners hebben er toegang tot het kennisnetwerk met de e-learning omgeving?

Het kennisnetwerk met de e-learning omgeving is openbaar toegankelijk voor iedere bezoeker van de website. Alle dienstverleners kunnen hier dus gebruik van maken.

28.

Wanneer is de machtigingsvoorziening om iemand anders MijnBelastingdienst te kunnen laten gebruiken gereed?

MijnBelastingdienst biedt informatie en diensten. Machtigingsvoorzieningen zijn er op gericht iemand te kunnen helpen voor een specifiek middel. Via de machtiging voor bijvoorbeeld de inkomensheffing is er naast toegang tot de aangifte tevens de mogelijkheid tot inzage in de correspondentie voor datzelfde middel. Een brede machtiging voor MijnBelastingdienst is niet voorzien vanuit privacyoverwegingen. Door een machtiging te geven per middel wordt voorkomen dat een gemachtigde alle informatie kan inzien van degene die een machtiging heeft verstrekt.

29.

Wat zijn de gevolgen van «het op de agenda zetten van thema's over belastingen en toeslagen door social influencers»? Welke trends zijn hierbij zichtbaar?

Door de samenwerking met social influencers bereiken we doelgroepen die de Belastingdienst via andere kanalen niet of niet goed bereikt. Deze samenwerking vindt plaats in het kader van geïntegreerde publiekscampagnes die een bijdrage leveren aan organisatie- en communicatiedoelstellingen. Een voorbeeld hiervan is de reizigerscampagne voor de Douane of de campagne «Aangifte inkomstenbelasting». Deze aanpak hoort bij de trend in het medialandschap, waarbij minder rechtstreeks vanuit organisaties en meer via anderen wordt gecommuniceerd.

30.

Hoe blijft de juridische waarde van de brieven of andere interactie kanalen geborgd als het taalgebruik minder juridisch wordt?

Het doel van de natuurlijke dialoog is om zo duidelijk mogelijk met de burger te communiceren waarbij een minder juridisch taalgebruik wordt gehanteerd. Dit betekent niet dat er minder zorgvuldig taalgebruik wordt gehanteerd. De juridische waarde van de interactie blijft geborgd doordat er zorgvuldige formuleringen worden gebruikt die zowel begrijpelijk zijn voor de burger en tevens juridische waarde bezitten.

31.

Is elders binnen de (rijks)overheid al ervaring is opgedaan met minder juridisch communiceren en kan de Belastingdienst hier mogelijk lessen uit trekken? En als dit niet het geval is, hoe kunnen andere organisaties binnen de (rijks)overheid leren van de Belastingdienst?

De Belastingdienst is bekend met de ervaringen die de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de gemeente Utrecht en de gemeente Rotterdam hiermee hebben opgedaan. De ervaringen van de andere organisaties die meegenomen worden, zijn dat eenvoudig taalgebruik helpt bij de interactie met burgers en bedrijven en dat de feedback van burgers en bedrijven op onze uitingen belangrijke signalen zijn voor verbetering.

32.

Waarom is het niet mogelijk dat, als je het prima vindt om zaken alleen digitaal te ontvangen, je dit gewoon aan kan vinken in MijnOverheid en/of de berichtenbox, want veel mensen ergeren zich eraan dat ze nu zaken dubbelop krijgen?

In de wet- en regelgeving is aangegeven welke stromen de Belastingdienst op welke wijze verzendt. Hieruit blijkt dat, uitzonderingen daargelaten, ingezet is op een volledige digitale communicatie met de belastingplichtige. Tijdens de parlementaire behandeling is besloten om met een zeer geleidelijke ingroei te werken (tijdelijk op papier en digitaal, totdat de stroom uitsluitend digitaal wordt aangemerkt) en geen keuzemogelijkheid te bieden. Reden hiervoor is dat het bieden van een keuzemogelijkheid een extra administratie vereist om zo bij te houden wat de keuze van iedere belastingplichtige is. Op basis van de Regeling elektronisch berichtenverkeer is onder andere het proces Massaal Automatisch Continueren Toeslagen inmiddels uitsluitend digitaal.

33.

Waarom bevestigt het zonder problemen verlopen van de uitsluitend digitale verzending van voorschotbeschikkingen toeslagen de gewenning van burgers aan digitale verzending?

De uitsluitend digitale verzending van Massaal Automatisch Continueren in 2016 heeft tot veel minder signalen van klanten geleid dan in 2015. Naar aanleiding van de Massaal Automatisch Continueren in 2015 heeft de BelastingTelefoon ruim 26.000 telefoontjes ontvangen bij de Helpdesk Digitale Post en bij de Massaal Automatisch Continueren in 2016 waren dat er 1.100. Het aansluiten van steeds meer overheidspartijen op de Berichtenbox maakt dat burgers zelf meer voordelen ondervinden van de Berichtenbox. Nu het effect breder is, is het waarschijnlijk dat burgers eerder bereid zijn tijd te investeren in het ervaren van het gebruik van de Berichtenbox.

34.

Hoe moet het onderzoek naar het elektronisch berichtenverkeer gewaardeerd worden, nu het onderzoek online plaatsvond? Wat zegt dit over de representativiteit van het onderzoek?

Om de representativiteit te waarborgen, is naast het online onderzoek ook een telefonische enquête gehouden. De resultaten van deze enquête laten zien dat voor de niet-digivaardigen het faciliteren van dienstverleners belangrijk is.

35.

Wat zijn de adviezen van de onderzoekers om onder meer de gebruiksvriendelijkheid van de berichtenbox te vergroten? Wat wordt er gedaan met deze adviezen en in welk tijdpad?

De adviezen van de onderzoekers zijn gepubliceerd op https://belastingdienst-in-beeld.nl/wp-content/uploads/2017/04/Onderzoek-EBV-Belastingdienst-meting-3.pdf. Deze adviezen zijn onder de aandacht gebracht van het verantwoordelijke ministerie. De adviezen die zich richten op de Berichtenbox zelf en de gebruiksvriendelijkheid waren in belangrijke mate reeds voorzien en zijn al deels meegenomen in de toekomstige nieuwe versies van de Berichtenbox.

36.

Hoe is of wordt de notificatiefunctie van de berichtenbox verder verbeterd?

Om de notificatiefunctie van de Berichtenbox te verbeteren ontwikkelt Logius de Berichtenbox-app. Deze app geeft gebruikers een signaal zodra er een nieuw bericht in de Berichtenbox staat.

37.

Wat wordt bedoeld met een «logische klantreis»? Kun je met één keer inloggen in de verschillende portalen? Of vanuit de berichtenbox direct naar de aangifteomgeving?

Op dit moment biedt de Belastingdienst informatie en voorzieningen aan op momenten en manieren die aansluiten op de processen van de Belastingdienst. Voor burgers is dit niet altijd begrijpelijk. In een logische klantreis werkt de Belastingdienst aan een voorziening waarmee klanten eenmalig inloggen bij de Belastingdienst. Vervolgens kan men door klikken naar de portalen en van het ene naar het andere portaal navigeren zonder opnieuw in te loggen. Het koppelen van de overheidsbrede Berichtenbox met deze voorziening is nog niet voorzien.

38.

70.000 mensen ontvangen een papieren kopie van berichten die de Belastingdienst alleen digitaal verstuurt. Is het bekend hoeveel van deze mensen een berichtenbox hebben? Wordt deze groep extra gewezen op ondersteuning die de Belastingdienst of andere organisaties bieden voor digitaal verkeer met de Belastingdienst?

De lijst met 70.000 burgers die een papieren kopie ontvangen is een lijst op BurgerServiceNummer niveau. Alle ingezetenen van 14 jaar en ouder hebben een Berichtenbox. Bij aanmelding voor en bevestiging van plaatsing op de zogenaamde maatwerklijst wordt de burger zowel telefonisch als per brief, eenmalig geattendeerd op andere (ondersteunings)mogelijkheden.

39.

Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot het aantal geactiveerde berichtenboxen? Op welke wijze wordt getracht dit aantal op te laten lopen? Hoe staat het met het monitoren of berichten gelezen zijn?

De Berichtenbox is een dienst van de rijksoverheid ten behoeve van alle overheden, van rijksoverheid tot waterschappen en gemeentes. Het aantal geactiveerde Berichtenboxen bedraagt op 22 mei 2017 6.476.000. Overigens kunnen burgers ook zonder geactiveerde Berichtenbox kennisnemen van berichten door in te loggen op de portalen van de Belastingdienst. Ook kunnen burgers zonder geactiveerde Berichtenbox derden hebben geautoriseerd voor inzage van berichten in de Berichtenbox. Er zijn naast het attenderingsbericht via de email van de burger, ook andere incentives om actief te kijken of een burger nieuwe berichten heeft, bijvoorbeeld een wijziging in de maandelijkse bevoorschotting (blijkt uit het bankrekeningoverzicht), een massamediale campagne, of de verwachting van een burger dat er binnen afzienbare tijd wel eens een bericht van de Belastingdienst kan komen. Niet iedere burger heeft hierin een gelijk handelingsperspectief. Overigens investeren de Belastingdienst en Logius niet structureel in een monitorfunctie op het lezen van berichten van de Belastingdienst.

40.

Werd de aanvraag van een betalingsregeling voorafgaand aan de proef niet bevestigd of per post bevestigd?

De aanvraag van een betalingsregeling werd ook voorafgaand aan de proef schriftelijk bevestigd.

41.

Kunt u op basis van de onderzoeken van de Consumentenbond en de Belastingdienst naar de juistheid van de antwoorden van de BelastingTelefoon een inschatting maken of foute antwoorden komen door onvoldoende fiscale kennis of door een foutieve vertaalslag van de vraag naar relevante fiscale feiten (bijvoorbeeld een vraag over «zorgkosten» kan zien op betalingen aan een zorgverlener, maar ook op de eigen bijdrage of het eigen risico)?

De vragen die worden gesteld aan de Belastingtelefoon worden niet beantwoord door fiscaal geschoolde medewerkers. De informanten zijn opgeleid en worden doorlopend begeleid in het raadplegen van systemen waarin de persoonsgebonden gegevens van de beller zijn opgeslagen. Bij ongeveer 90% van de gestelde vragen is het voor de beantwoording nodig dat deze systemen worden geraadpleegd. Het gaat dan om zogenaamde status- en procesvragen. Ongeveer 10% van de gestelde vragen, de zogenaamde algemene, maar moeilijkere vragen, gaan over wet- en regelgeving en/of de interpretatie daarvan, en over welke regelgeving van toepassing is in de (fiscale) situatie van de beller. Om die vragen te beantwoorden staan kennissystemen tot beschikking van de informanten (de zogenaamde dialoogondersteuning). Deze dialoogondersteuning is gevalideerd door fiscaal specialisten in de Belastingdienst. Het blijkt uit onderzoek in opdracht van de Belastingdienst dat algemene vragen die vaker tot veel worden gesteld, goed beantwoord worden door informanten. Vooral de vragen die minder vaak gesteld worden, worden niet goed beantwoord. Uit eigen onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat er sprake is van meerdere oorzaken. Soms is er sprake van dat er niet wordt doorgevraagd op de juiste fiscale feiten, waardoor er geen goed antwoord kan worden gegeven. Soms is er sprake van dat de dialoogondersteuning niet voorziet in het antwoord of niet voorziet in het juiste antwoord voor de specifieke situatie en fiscale feiten van de beller. Als de informant vanuit een hulpvaardige houding de beller toch probeert te helpen resulteert dit helaas vaak tot een fout antwoord. Soms mist een informant de juiste passage in de dialoogondersteuning met een fout antwoord als gevolg. De kwaliteit van beantwoording van de status- en procesvragen voldoet aan de afgesproken norm, namelijk 91% van de gestelde vragen is goed beantwoord. De kwaliteit van de veel voorkomende algemene, maar moeilijker vragen voldoet eveneens aan de afgesproken norm. De kwaliteit van de niet veel voorkomende algemene vragen is onvoldoende. Het uitbreiden van de dialoogondersteuning biedt daarvoor geen oplossing. Deze moet juist voor de veel voorkomende vragen overzichtelijk blijven voor de informanten. De verbeterlijn is als volgt:

  • 1. Stap voor stap gaan informanten bij de beantwoording van vragen de dienstverleningslaag van de website gebruiken voor de beantwoording van vragen. Dit zal de komende 3 jaar goeddeels zijn beslag krijgen. Daarmee kan de dialoogondersteuning voor algemene vragen worden afgebouwd. De vindbaarheid van antwoorden op de website wordt daarmee vergroot.

  • 2. Voor vragen waarvan het antwoord niet in de dialoogondersteuning of op de dienstverleningslaag van de website gevonden kan worden, wordt de belastingplichtige doorverbonden met een team van fiscaal specialisten.

  • 3. Het specialistenteam is gestart en wordt de komende periode uitgebouwd. Het kan dus nog voorkomen dat het belaanbod groter is, dan dit team aankan. Als dat het geval is worden, tot het moment dat het team volledig is ingericht, terugbelafspraken gemaakt voor deze niet veel voorkomende vragen.

42.

Een fout in de aangifte kan via de online aangifte worden hersteld totdat de definitieve aanslag is opgelegd, zo staat vermeld op de aangiftechecklist 2016. Nu worden definitieve aanslagen door de Belastingdienst steeds sneller opgelegd, zodat belastingplichtigen eerder zekerheid hebben over hun rechtspositie. Wat betekent dit voor belastingplichtigen die ontdekken dat ze per abuis een fout gemaakt hebben in hun aangifte?

Op dit moment wordt de automatisering zodanig aangepast dat ook nadat de definitieve aanslag is opgelegd een fout via de online aangifte kan worden hersteld. Als deze aanpassing is doorgevoerd is de vermelding op de aangiftechecklist 2016 achterhaald.

43.

Waarom verwijst de BelastingTelefoon door naar fiscaal adviseurs? Gebeurt dit ook bij particulieren?

De BelastingTelefoon is ingesteld en staat opgesteld om burgers en bedrijven te helpen met status- en procesvragen (ongeveer 90% van de gestelde vragen) en relatief eenvoudige algemene vragen over wet- en regelgeving. Als algemene moeilijkere vragen niet beantwoord kunnen worden vanuit het kennissysteem (dialoogondersteuning) maakt de BelastingTelefoon in principe een terugbelverzoek aan voor Belastingen of Toeslagen (zie ook vraag 41).

In geval van complexe vragen, zowel bij particulieren als bij ondernemingen, is vaak sprake van interpretatie en specifieke toepassing van fiscale wet- en regelgeving. Er is dan in de beantwoording al snel sprak van fiscaal advies. In die gevallen kan de BelastingTelefoon de belastingplichtige dan doorverwijzen naar een fiscaal adviseur. Als het om een fiscale standpuntbepaling gaat dan kan de BelastingTelefoon een terugbelverzoek aanmaken (zie ook antwoord op vraag 44).

44.

Kan de BelastingTelefoon alle fiscaal-inhoudelijke vragen in principe beantwoorden, eventueel via een tweede lijn of een terugbelverzoek? Zo neen, waarom niet?

Zoals hiervoor in het antwoord op vraag 41 is aangegeven is de BelastingTelefoon ingesteld om relatief eenvoudige algemene vragen over wet- en regelgeving te beantwoorden. Als deze algemene vragen niet beantwoord kunnen worden, dan wordt een terugbelverzoek aangemaakt. De BelastingTelefoon geeft echter geen fiscaal advies en alleen de inspecteur neemt fiscale standpunten in. Bij de Belastingtelefoon worden dit soort vragen dan ook niet beantwoord. Als de beller een fiscale standpuntbepaling wenst kan een terugbelafspraak met de inspecteur worden gemaakt. Het is vervolgens aan de inspecteur of hij een standpunt wil innemen. Als de beller op zoek is naar een fiscaal advies heeft het maken van een terugbelafspraak geen toegevoegde waarde. Ook bij een terugbelafspraak wordt geen fiscaal advies gegeven. In dat soort gevallen wordt er doorverwezen naar een fiscaal adviseur. Het staat de beller uiteraard vrij om dat niet te doen en zijn eigen fiscale standpunten in te nemen.

45.

Welke mogelijkheden biedt «de verdergaande automatisering in combinatie met artikel 9.6 Wet inkomstenbelasting 2001» om het proces van verbeteringen op de aangifte te stroomlijnen? Op welke wijze wordt de rechtsbescherming behouden?

Verbeteringen op de aangifte kunnen worden ingediend in de vorm van een (aangepaste) aangifte. Deze kan op vrijwel dezelfde wijze als de oorspronkelijke aangifte digitaal worden verwerkt. Artikel 9.6 Wet inkomstenbelasting 2001 (verzoek tot ambtshalve vermindering) bewerkstelligt dat de aangepaste aangifte die wordt gevolgd leidt tot de gewenste vermindering van de aanslag, en dat de aangepaste aangifte die niet of niet geheel wordt gevolgd leidt tot een voor bezwaar vatbare beschikking. Daarmee wordt de rechtsbescherming behouden. De belastingplichtige kan immers in bezwaar en eventueel in beroep komen tegen deze beschikking.

46.

Geldt de route van de ambtshalve vermindering alleen voor verbeteringen in het voordeel van de belastingplichtigen of ook voor het verbeteren van fouten in de aangifte die leiden tot een bijbetaling? Is een wijziging van de wet nodig om aanvullingen op de aangifte die nu op grond van de wet gezien worden als een bezwaarschrift en negatieve suppleties omzetbelasting te behandelen als een ambtshalvevermindering?

De route voor ambtshalve vermindering geldt alleen voor verbeteringen in het voordeel van de belastingplichtigen. Een verzoek van een belastingplichtige om een fout in de aangifte te verbeteren die leidt tot een bijbetaling, wordt gekwalificeerd als een verzoek tot navordering (aanslagbelastingen) dan wel als een verzoek tot naheffing (aangiftebelastingen). Voor de aanvullingen op de aangifte inkomstenbelasting is geen wetswijziging nodig. Als de aanvulling wordt gevolgd dan gebeurt dit via een ambtshalve vermindering. Als de aanvulling geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen gebeurt dit met toepassing van artikel 9.6 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 via een voor bezwaar vatbare beschikking. Belastingplichtigen worden hierdoor niet in hun rechtsbescherming geschaad. Ook voor de negatieve suppleties Omzetbelasting is geen wetswijziging nodig. Een negatieve suppletie die binnen de bezwaartermijn wordt ingediend zal nog steeds behandeld worden als ware het een bezwaarschrift. Er volgt dan een uitspraak op bezwaar waar vervolgens beroep tegen openstaat. In alle andere gevallen zal de suppletie behandeld worden als een verzoek om ambtshalve teruggaaf.

47.

Klopt de bewering van de Algemene Rekenkamer, dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de continuïteit kan worden gewaarborgd? Kunt u uw antwoord toelichten?

De Algemene Rekenkamer sprak over de continuïteit van de Belastingdienst op de lange termijn. Deze continuïteit, alsmede de duidelijkheid dat de huidige wijze van implementeren er toe zal leiden dat de structureel beoogde effecten van de Investeringsagenda niet in het voorziene tempo gehaald zullen worden, is in januari 2017 ook de reden geweest tot het besluit de Investeringsagenda te herijken om te bezien of de eerder gekozen aanpak haalbaar is en of het eerder gekozen tijdpad realistisch is om de doelen van de Investeringsagenda te realiseren. De continuïteit van de bedrijfsprocessen is op korte termijn geborgd. In mijn brief van 27 januari jl. ben ik uitgebreid ingegaan op de continuïteitsrisico’s en maatregelen om deze risico’s te mitigeren.8 De werving gericht op bedrijfskritische functies is daar onderdeel van.

48.

Waar moet aan gedacht worden bij «het principe van lijnsturing»?

Alle activiteiten, zowel primair proces, ondersteuning en vernieuwing, worden vanuit de lijn gestuurd. Centraal in de lijn staat het primaire proces van de Belastingdienst. Ondersteunende en vernieuwende activiteiten vinden plaats in opdracht van het primaire proces. Dat kan vraaggericht zijn, maar ook kan de vraag opgebracht worden vanuit de aanbiedende partij die een (nieuwe) dienst wil uitwerken en verlenen. Deze sturing vindt plaats in de managementlijn van DG naar directeur, op basis van managementafspraken en jaarplan (P&C-cyclus). De lijnsturing gaat vervolgens verder de organisatie in, via afdelingshoofden en teamleiders naar het medewerkersniveau; de verantwoording volgt deze route weer terug. De lijnsturing begint en eindigt bij het directieteam van de Belastingdienst, onder voorzitterschap van de directeur-generaal Belastingdienst. Lijnsturing houdt ook in dat het management integraal verantwoordelijk is voor het bereiken van de gemaakte afspraken. Afspraken zijn niet vrijblijvend; actieve sturing is nodig op de realisatie ervan, mede gegeven de verantwoordelijkheden van anderen. Verder betekent lijnsturing verantwoordelijk zijn binnen kaders. Inhoudelijke kaders worden in de hiërarchie doorgegeven. Bedrijfsvoeringskaders zijn in beginsel rijksbreed afgestemd, waarbij het Ministerie van Financiën of een concerndirectie binnen de Belastingdienst – indien nodig – tot een beargumenteerde aanvulling is gekomen.

49.

Hoe verhoudt de wervingsbehoefte van 1.268 vaste krachten zich tot geworven medewerkers in voorgaande jaren, zowel qua aantal als qua expertise?

In 2015 zijn ongeveer 450 en in 2016 zijn ruim 1.000 nieuwe medewerkers aangetrokken (externe instroom). Wat het huidige en voorgaande jaar met elkaar gemeen hebben, is dat het de werving betrof van beperkt beschikbaar personeel op de arbeidsmarkt (zie tevens vraag 50).

50.

Zullen de risico’s dat de instroom mogelijk niet geheel in 2017 gerealiseerd kan worden en dat specifieke expertise schaars kan zijn, zich zeer waarschijnlijk wel of niet gaan voordoen?

Nooit kan worden uitgesloten dat posities die opengesteld worden in het laatste kwartaal 2017 qua instroom een overloop hebben in 2018.

51.

Op dit moment loopt de werving wordt gesteld, maar hoe loopt deze?

De werving is inmiddels in volle gang. Tot en met mei zijn ruim 200 vacatures en 500 posities opengesteld, dit betreffen zowel interdepartementale als externe vacatures. De respons op de opengestelde posities is over het algemeen goed. Tot nu toe hebben er bijna 9000 kandidaten gereageerd op de openstaande vacatures bij de Belastingdienst.

52.

Kan al iets gezegd worden over welke maatregelen zijn of worden opgenomen in de Voorjaarsnota 2017? Over sommige wensen kan bij de Voorjaarsnota 2017 nog geen oordeel worden geveld, wanneer kan dit wel gebeuren?

53.

Kan de alinea onder het kopje «beheersmaatregelen zoals opgenomen in de continuïteitsrapportage» worden toegelicht?

Ten behoeve van de voorjaarsnotabesluitvorming is een analyse gemaakt van de beheersbaarheid van de risico’s op het terrein van IV. Dit heeft ertoe geleid dat voor de Douane en de FIOD voor 2017 en 2018 middelen zijn gevonden binnen de begroting van met Ministerie van Financiën: € 10,9 miljoen in 2017 en € 6,2 miljoen in 2018. Gedeeltelijk zijn het middelen om de continuïteit van de primaire processen te waarborgen door rationalisatie en het uitbouwen van opslagcapaciteit voor de toenemende hoeveelheid data en gedeeltelijk zijn het nieuwe projecten ten behoeve van de uitvoering en het bijbenen van de ontwikkelingen in het criminele circuit en bedrijfsleven. Ten aanzien van de andere wensen geldt dat bij Voorjaarsnota 2017 hier nog geen finaal oordeel over kan worden geveld, omdat er een samenloop is met de herijking van de Investeringsagenda, die thans wordt uitgevoerd.

54.

Klopt het dat er nu duidelijk is welke kritieke functies er zijn? En dat dit in de tabel in het Wervingsplan is opgenomen? In de tabel staat alleen voor welke afdeling geworven gaat worden, wordt er ook voor specifieke profielen geworven?

Het aantal bedrijfskritische posities is in het wervingsplan opgenomen. Als vacatures worden opengesteld, dan zijn deze posities uitgewerkt in specifieke wervingsprofielen.

55.

Waarom is er bij «specifiek continuïteitsrisico Douane» geen stand van zaken opgenomen, zoals bij alle andere risico’s wel het geval is? Kan aangegeven worden wat de stand van zaken is?

Dit komt doordat de continuïteitsrisico’s «Specifiek continuïteitsrisico Douane» en «Aangiftecampagne IH 2017 (begin 2018)» nieuw onderkende risico's zijn en voor het eerst zijn benoemd in de 19e Halfjaarsrapportage. In de 20e Halfjaarsrapportage zal een stand van zaken van deze risico's, tezamen met alle benoemde risico’s (A t/m F), worden gegeven.

56.

Welke gevolgen kan het continuïteitsrisico hebben voor de Douane en het toezicht en handhaving wat zij uitvoert? Welke maatregelen worden genomen, welke prioriteiten worden gesteld en hoe wordt voorkomen dat bepaalde activiteiten van de Douane in gevaar komen?

De mogelijke gevolgen van knelpunten in de capaciteit voor het proces Klantmanagement zien vooral op het administratieve toezicht. Nieuwe medewerkers zijn en worden geworven en zijn nu in opleiding om zodoende op de lange termijn de gewenste capaciteit en competenties te hebben. In het lopende jaar wordt gewerkt met de beschikbare capaciteit en competenties en wordt prioriteit gegeven aan de voorgeschreven herbeoordeling van vergunningen in het kader van het Douanewetboek van de Unie (DWU) en het cyclische (periodieke) administratieve toezicht bij vergunninghouders. Waar mogelijk worden controles zoveel mogelijk gecombineerd uitgevoerd. Tijdelijk zullen minder overige administratieve controles worden uitgevoerd. Activiteiten voor de lange termijn komen niet in gevaar.

57.

Bij welke landen spelen problemen met het afgeven van de inkomensverklaringen? Hoe groot is de groep van buitenlands belastingplichtigen die een inkomensverklaring moet inleveren?

Op dit moment moeten naar verwachting tussen de 100.000 en 120.000 belastingplichtigen een inkomensverklaring inleveren. De Belastingdienst heeft van belastingplichtigen die de BelastingTelefoon Buitenland bellen signalen gekregen dat er problemen zijn bij 14 verschillende landen. Het gaat hierbij om België, Cyprus, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Litouwen, Luxemburg, Noorwegen, Portugal, Roemenië, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. De aard en de omvang van de problemen verschilt per land.

58.

Wat zijn de beheersmaatregelen tegen een onvoldoende stabiel beveiligingssysteem van e-herkenning voor gemachtigden? Waar wordt het risico op een onvoldoende stabiel beveiligingssysteem door veroorzaakt?

Gedoeld wordt op de situatie dat DigiD Machtigen geschikt is gemaakt voor intermediairs om met een eHerkenning inlogmiddel een machtiging te kunnen gebruiken. Daarvoor is het beveiligingsniveau 3 van eHerkenning vereist. In de aangiftecampagne over 2016 was alleen beveiligingsniveau 2 beschikbaar bij de intermediairs. De verwachting is dat volgend jaar wel het vereiste niveau 3 beschikbaar is.

59.

Is er voor de campagneperiode van de mogelijkheid gebruikgemaakt om handmatige controles van inconsistente aangiften uit te voeren? Waarom wel of niet?

In het reguliere verwerkingsproces, en dus ook tijdens de campagne, vallen aangiften «uit» die niet voldoen aan vooraf vastgestelde consistentieregels. Deze aangiften worden pas weer aan het geautomatiseerde verwerkingsproces aangeboden nadat de inconsistenties handmatig zijn opgelost.

60.

Hoe wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van het verbeteren van het proces van risicomanagement, aangezien dit op dit moment nu nog geen prominent onderdeel is van de bedrijfsvoering binnen de Belastingdienst?

De inrichting van het risicomanagement is een van de projecten die onderdeel uitmaken van de Investeringsagenda die momenteel herijkt wordt.

61.

Wat waren de adviezen van het hier genoemde rapport van de adviescommissie Financial control framework dat begin 2017 is opgeleverd?

De adviescommissie heeft voor een betrouwbare toekomstige financiële verantwoording van de (belasting-) ontvangsten voor de massale gegevensverwerking en het hiermee samenhangende gegevensbeheer aangegeven hoe het financial controlframework van de Belastingdienst het beste vorm kan worden gegeven. De door de adviescommissie gegeven adviezen betreffen:

  • beheersingsmaatregelen die reeds in de bestaande context getroffen moeten worden om structuur en consistentie te creëren voor de verdere ontwikkeling van het toekomstig financial framework, zoals het formuleren van eisen die gesteld worden aan processen, gegevens en systemen uit hoofde van de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de verantwoording en de interne beheersing die daarop gericht is en het onderbrengen van deze eisen in de architectuurkaders van de Belastingdienst;

  • invoering van verdere interne beheersingsmaatregelen ter realisatie van het toekomstig financial controlframework, zoals het ontwikkelen van (nieuwe) verbandscontroles, gericht op kritische verbanden in de ketens en op de aansluiting tussen (bron)systemen en datafundamenten;

  • ontwikkelingen en maatregelen die hiermee samenhangen, zoals inbedding van het financial controlframework in het meeromvattende controlframework van de Belastingdienst en het invoeren van systematisch risicomanagement.

62.

Uit figuur 1 blijkt dat de beoogde uitstroom naar Switch in 2017 even hoog is als de gerealiseerde uitstroom in februari 2017. Klopt het dat dit aantal even hoog is in 2017? Klopt het dan ook dat de ontstane continuïteitsrisico’s alleen zijn ontstaan omdat de verkeerde mensen op verkeerde posities vertrekken? Kunt u dit toelichten?

De cijfers in figuur 1, beoogde en gerealiseerde uitstroom komen voor 2017 inderdaad overeen. Kanttekening is inderdaad dat de profielen van de beoogde en gerealiseerde uitstroom niet volledig overeen komen. Daarnaast geldt dat die medewerkers zoals beoogd in Switch hadden gezeten en konden worden ingezet voor het reguliere proces, maar dat dit niet meer mogelijk is omdat deze medewerkers zijn uitgestroomd.

63.

Welke datalogs zijn er specifiek veilig gesteld?

Het gaat om geautomatiseerde registraties van handelingen op de ICT-infrastructuur en bestanden van D&A. Datalogs kennen een vooraf vastgestelde bewaartermijn, die afhankelijk is van de aard van het systeem of de applicatie en de daarin uitgevoerde processen of bewerkingen. Aan het eind van de bewaartermijn wordt automatisch geschoond. Zoals gemeld in het debat van 9 februari 2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 51, items 5 en 8), zijn alle voor D&A relevante en beschikbare datalogs veilig gesteld (dat wil zeggen gekopieerd naar een onderzoekomgeving) om te voorkomen dat door automatische schoning de datalogs weg zouden zijn.

64.

Er wordt een onderzoek gedaan naar vermeend onbevoegd verzamelen en delen van gevoelige informatie. Wordt er verondersteld dat er onbevoegd data is verzameld en gedeeld?

Ten tijde van het debat met de Tweede Kamer was er geen aanleiding te veronderstellen dat gegevens buiten de Belastingdienst gebracht waren. Om echter ook de zekerheid te krijgen dat dit niet was gebeurd, wordt nader onderzoek gedaan.

65.

Waarom is het niet gelukt is om het onderzoek naar rechtmatigheid van de aanbesteding in de Broedkamer voor medio mei op te leveren?

Het onderzoek kost meer tijd dan voorzien. Dit heeft onder meer te maken met de onafhankelijkheid en in acht te nemen zorgvuldigheid van het onderzoek, die eigen is aan (gedeeltelijk) forensisch onderzoek. Een gedegen en volledig onderzoek, waarbij gebruik moet worden gemaakt van door de Belastingdienst verspreide informatie en betrokken medewerkers, kost helaas tijd. Advocatenkantoor NautaDutilh voert het onderzoek uit.

66.

Kan specifieker worden aangegeven wanneer het onderzoek naar de rechtmatigheid van de aanbesteding van de Broedkamer gereed is, in plaats van rond de zomer?

Het onderzoek zal naar verwachting einde zomer worden afgerond.

67.

Hoe kan worden bepaald of vastgesteld dat de meldpunten ook daadwerkelijk goed functioneren? In hoeverre wordt bijgehouden wat er wordt gedaan met de meldingen?

Uit het feit dat de verschillende meldpunten en netwerken van vertrouwenspersonen worden gebruikt door medewerkers uit alle geledingen binnen de dienst kan worden afgeleid dat de meldpunten functioneren. De integriteits-coördinatoren leggen de meldingen van vermoedelijke integriteitsschendingen vast in een landelijk systeem, waarin ook wordt vastgelegd tot welk vervolg een melding heeft geleid. Mogelijke datalekken worden door de gehele dienst gemeld bij de landelijke melddesk. Deze melddesk legt de meldingen vast conform de categorieën van de Autoriteit Persoonsgegevens en handelt deze af.

Tot slot wordt de infrastructuur van meldpunten binnen de Belastingdienst voor de duur van twee jaar aangevuld met een Commissie Integriteit Belastingdienst, die binnen het Ministerie van Financiën wordt gepositioneerd. Het «Huis voor Klokkenluiders» heeft geadviseerd over het voorstel tot oprichting van het meldpunt.

68.

Hoe kan de Tweede Kamer in de toekomst de ontwikkeling van de openstaande belastingvorderingen blijven volgen?

De Tweede Kamer kan in de toekomst de ontwikkeling van de openstaande vorderingen blijven volgen doordat de informatie in de Halfjaarrapportage wordt opgenomen.

69.

Klopt het dat de verwachting is dat tussen de 1,16 miljard en 1,74 miljard euro aan belastinggeld nooit geïnd wordt?

In de jaren 2012–2015 is gemiddeld 0,6% van de positieve vorderingen oninbaar geleden. In 2016 is dit percentage nog lager, namelijk 0,3%. Vanaf 2015 worden vorderingen langer gemonitord op nieuwe verhaalsmogelijkheden, waar ze vroeger werden afgeboekt. Daardoor duurt het ook langer voordat met zekerheid vastgesteld kan worden dat vorderingen niet geïnd kan worden. Hoe dit percentage zich ontwikkelt wordt gemonitord om zo ook de effectiviteit van de invorderingsmaatregelen te beoordelen. De mate van het niet kunnen innen kent overigens ook een belangrijke externe component namelijk conjuncturele en andere economische factoren.

70.

In welke situatie worden vorderingen bij het dynamisch monitoren buiten invordering gesteld?

Vorderingen worden buiten invordering gesteld als het recht om in te vorderen vervallen is of als er een (bijzondere) reden is om geen verhaal meer te zoeken. Bijvoorbeeld als er sprake is van bijzondere persoonlijke en financiële omstandigheden waarbij de Belastingdienst een beschikking «niet verder bemoeilijken» afgeeft. Te denken valt dan aan gevallen waar formeel geen kwijtschelding kan worden verleend, maar waarbij wel een tegemoetkoming wordt verleend. De leidraad Invordering geeft deze mogelijkheid. Toeslagschulden worden pas buiten invordering gesteld als de inkomens- en vermogenspositie van de schuldenaar betaling binnen twee jaar onmogelijk maken. Belastingvorderingen worden gedurende enkele jaren gemonitord. Pas als over een langere periode geen verrekeningsmogelijkheden zijn, geen nieuwe verhaalsmogelijkheden bekend worden of geen mogelijkheden om de schuld alsnog terug te betalen en ook het inzetten van een deurwaarder om deze op te sporen niet opportuun is, wordt uiteindelijk een vordering als niet te innen aangemerkt. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er geen rechtsongelijkheid ontstaat.

71.

Hoeveel capaciteit is er per dwanginvordering aanwezig om te innen?

Het massale invorderingsproces vindt plaats binnen de Centrale Administratie van de Belastingdienst. De dwanginvordering vindt plaats binnen het onderdeel Belastingen. Een debiteur wordt daar beoordeeld met alle openstaande vorderingen. De vorderingen worden gevolgd in de tijd. Deze werkzaamheden vinden plaats binnen verschillende afdelingen; het Landelijk Incasso Centrum (LIC), waar ongeveer 700 FTE werkzaam zijn, en de invorderingsteams van MKB, waar ongeveer 750 FTE (exclusief deurwaarderij), werkzaam zijn. Naast de werkzaamheden met betrekking tot de dwanginvordering houdt een deel van deze medewerkers zich overigens ook bezig met het verlenen van uitstel van betaling. Ultimo april 2017 bestaat het werkpakket van de invordering uit 1,3 miljoen debiteuren met € 3,3 miljoen vorderingen.

72.

Hoe groot is de stijging van het vorderingenbedrag sinds dynamisch monitoren is ingevoerd?

Het vorderingenbedrag dat in dynamisch monitoren wordt gevolgd is gestegen van € 162 miljoen (december 2014) tot € 1.382 miljoen (december 2016). Ultimo april 2017 bedraagt de stand € 1.531 miljoen. De stijging bedraagt € 1.369 miljoen in 2 jaar en 4 maanden tijd. Deze stijging is het gevolg van de gehanteerde werkwijze waarbij openstaande vorderingen niet meer oninbaar worden geleden, maar in de tijd worden gevolgd op het ontstaan van verhaalmogelijkheden. De ouderdom van de openstaande vorderingen neemt dus toe.

73.

Hoe veel langer worden vorderingen zonder verhaalmogelijkheden gevolgd sinds de invoering van dynamisch monitoren?

Met de introductie van dynamisch monitoren wordt een nieuwe werkwijze gehanteerd waarbij vorderingen niet standaard na een bepaalde periode oninbaar worden geleden. Met behulp van dynamisch monitoren worden openstaande vorderingen vanaf 2015 gemonitord op verhaalmogelijkheden. Op termijn zal beleid ontwikkeld worden voor de termijn waarop vorderingen zonder verhaalmogelijkheden niet langer gevolgd worden, en alsnog oninbaar worden geleden. De ervaringen met dynamisch monitoren vanaf 2015 en in de komende jaren worden daarbij meegenomen.

74.

Hoe veel capaciteit is per dwanginvordering aanwezig om te bezien of er reeds verhaalmogelijkheden zijn?

De vorderingen die onder dynamisch monitoren vallen worden gemonitord op verhaalmogelijkheden. Dit is een geautomatiseerd proces dat relatief beperkte capaciteit kost. Zodra zich een verhaalmogelijkheid manifesteert, vindt behandeling door de invorderaar plaats. Vorderingen waarvoor verhaalmogelijkheden blijven ontbreken, kunnen periodiek geselecteerd worden voor beoordeling.

75.

Hoeveel deurwaarders zijn geworven in 2017?

In 2017 zijn tien posities opengesteld voor de functie van deurwaarder (groepsfunctie D, MBO-niveau). Daarnaast zijn nog 20 posities opengesteld voor invorderaars (18 groepsfunctie F, HBO-niveau en twee groepsfunctie I, WO-niveau). Op korte termijn is behoefte aan deze instroom, terwijl de verwachting is dat het deurwaarderswerk op langere termijn juist vermindert. Om die reden is gekozen voor deze gecombineerde werving op twee verschillende niveaus. In 2017 worden verder geen deurwaarders meer geworven, wel vijf invorderaars.

76.

Kunt u aangeven op welke wijze de handhaving verloopt bij Nederlanders met een auto met een buitenlands kenteken?

Voor de motorrijtuigenbelasting is de nationaliteit van de houder van het voertuig in beginsel niet relevant. Buitenlandse kentekens kunnen onder de MRB plicht vallen. Hoofdregel is dat MRB is verschuldigd door de houder van een motorrijtuig. Als houder wordt aangemerkt degene die een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft op de weg in Nederland. Deze houder kan een Nederlander zijn. De belastingplicht voor een auto met een buitenlands kenteken vangt aan op het moment dat met die auto gebruik wordt gemaakt van de openbare weg in Nederland. Bij de handhaving wordt geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit van de houder. Bij ambulante controles kunnen houders die in Nederland rijden in een auto met een buitenlands kenteken worden bevraagd naar de reden waarom zij in een voertuig met buitenlands kenteken rijden.

77.

Voor buitenlandse kentekens is een voorlichting geïntensiveerd, zijn er signalen dat mensen met een buitenlands kenteken geen autobelasting betalen omdat zij niet weten van het bestaan van de autobelasting of omdat zij niet bereid zijn deze te betalen? Graag een toelichting hier op.

Een ieder die zich, komende vanuit het buitenland, in Nederland laat inschrijven in het bevolkingsregister krijgt informatie toegezonden over het meebrengen van hun voertuig. Deze informatie over autobelastingen is meertalig. Afhankelijk van de specifieke situatie is een houder van een buitenlands kenteken verplicht MRB te betalen. Indien belastingplichtigen niet aan de MRB-plicht voldoen kunnen ze in een vervolg onderzoek betrokken worden zoals bijvoorbeeld een adresbezoek. Dit toezicht wordt naar verwachting in de loop van dit jaar geïntensiveerd. In de 17e Halfjaarsrapportage (Kamerstuk 31 066, nr. 269) is ingegaan op het toezicht door de Belastingdienst en de beperkingen die de Belastingdienst daarbij ondervindt.

79.

Worden er nog knelpunten verwacht met de uitwisseling van de landenrapporten? Zo ja, welke dan?

Vooralsnog worden geen knelpunten verwacht. De eerste landenrapporten zullen in 2018 worden uitgewisseld. Met name de OESO houdt de vinger aan de pols bij de implementatie van de Country-by-Counry reporting (CbC reporting). In een ad hoc werkgroep zorgt de OESO voor onder andere uitleg van begrippen en definities. Daarnaast faciliteren zij de contacten tussen landen die landenrapporten met elkaar willen gaan uitwisselen. Dit proces is nog bezig. De OESO publiceert periodiek de stand van zaken (http://www.oecd.org/tax/automatic-exchange/about-automatic-exchange). Inmiddels zijn er zo’n 60 landen waar soortgelijke wetgeving is geïmplementeerd of geïmplementeerd gaat worden, waaronder alle lidstaten van de EU.

80.

De OESO-landen introduceren een peer review, waar bestaat deze precies uit en wat is de rol van Nederland hierin?

De OESO organiseert ook ten aanzien van de implementatie van de CbC-reporting peer reviews. Tijdens de plenaire behandeling van de Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten op 12 april jl. heb ik in uw Kamer het proces rondom de peer review uiteengezet. Het hele peer review proces is tot in detail uitgewerkt. 9 10 De peer review start met een beoordeling van de CBC wetgeving zoals geïmplementeerd door de verschillende landen. Deze zal opgevolgd worden door een beoordeling omtrent (i) de mogelijkheden tot het ontvangen en uitwisselen van de landenrapporten, (ii) de vertrouwelijkheid en het correcte gebruik van de landenrapporten en (iii) de gebruikte definities in de lokale wetgeving. Ook Nederland zal een rol gaan spelen in dit proces, want landen leveren «peers» om samen met de OESO andere landen te gaan beoordelen.

81.

Kan aangegeven worden uit welke landen er inmiddels rulings zijn ontvangen, en vooral ook uit welke landen niet? En in vervolg daarop ook hoeveel per land?

Bijgaand een overzicht van het aantal ontvangen rulings uit het buitenland gespecificeerd naar land. In totaal zijn er per datum 31 mei 2017 848 rulings ontvangen.

Landen

Aantal van Land

Luxemburg

485

België

200

Verenigd Koningrijk

53

Spanje

23

Verenigde Staten

23

Nieuw Zeeland

9

Ierland

8

Zweden

8

Italië

6

Denemarken

4

Japan

4

Hongarije

3

Mexico

3

Australië

2

Brazilië

2

Duitsland

2

Estland

2

Frankrijk

2

Polen

2

Portugal

2

Canada

1

India

1

Israël

1

Slowakije

1

Turkije

1

   

Eindtotaal

848

82.

Stelt nieuwe regelgeving op EU-niveau u in staat om jaarlijks te publiceren hoeveel advance pricing agreements (APA's) en advance tax rulings (ATR's) er worden afgegeven, uitgesplitst per soort? Gaat u dit ook doen? Zo neen, waarom niet?

In de Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst wordt nu al gepubliceerd hoeveel APA- en ATR-verzoeken er worden afgehandeld. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen verzoeken die worden toegewezen en worden afgewezen/ingetrokken of buiten behandeling worden gesteld. Een nadere uitsplitsing, zoals die in de tabel bij vraag 20 is opgenomen, is mogelijk en kan ook in de toekomst worden verstrekt.

83.

Wat is er destijds gedaan met de informatie uit Offshore Leaks, want het bestand van de Panama Papers dat is vrijgegeven is daarvan blijkbaar een vernieuwde versie? Waarom willen de onderzoekers de bronbestanden niet vrijgeven?

De informatie uit Offshore Leaks is indertijd – voor zover mogelijk – herleid naar personen en entiteiten. Nagenoeg alle personen waarbij destijds – op basis van de voorhanden zijnde informatie – het vermoeden van een Nederlands heffingsbelang werd geconstateerd, zijn door de Belastingdienst behandeld. Voor Panama Papers is door de journalisten gebruik gemaakt van dezelfde database als voor de Offshore Leaks, namelijk die van het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ). Binnen deze database kunnen beide bestanden «apart» benaderd worden. De Panama Papers gegevens zijn toegevoegd aan de database waarin ook de Offshore Leaks gegevens waren geplaatst. De onderzoekers zullen hun eigen motieven hebben om de bronbestanden niet vrij te willen geven, maar bemoeilijkt het onderzoek zeer.

84.

Welke definitie hanteert de Belastingdienst van een onderneming binnen het midden- en kleinbedrijf mkb)?

De directie MKB is verantwoordelijk voor de klantbehandeling van meer dan 1,8 miljoen entiteiten binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB). Op basis van een mix van het fiscale belang en het fiscale risico maakt MKB een onderscheid tussen het Middenbedrijf en het Kleinbedrijf. Het MKB Middenbedrijf omvat op dit moment de 408.000 grootste en meest risicovolle entiteiten. De overige ondernemingen behoren tot het MKB Kleinbedrijf en zijn gecategoriseerd op basis van economische en fiscale kenmerken. Hiertoe behoren onder andere (kleine) zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) en doelgroepen waarvoor snel sprake is van ondernemerschap, met name voor de omzetbelasting (zonnepaneelhouders en eigenaren van vakantiehuizen). Zie ter toelichting onderstaande onderverdeling van het MKB Kleinbedrijf.

Compartimenten MKB

Aantal

Kasstroom

(in € x miljoen)

Middenbedrijf

408.000

62.500

Particulieren-Plus

(ondernemer voor één aspect van hun activiteit)

 

–/– 130

– Film en scheepvaart CV’s

3.000

 

– Huispersoneel

35.000

 

– Zonnepaneelhouders en eigenaren vakantiewoningen

130.000

 

– Resultaat uit overige werkzaamheden met OB-plicht

190.000

 

Kleine Zelfstandigen Zonder Personeel

(omzet minder dan € 10.000 per jaar)

300.000

–/– 380

     

Zelfstandigen zonder personeel

(omzet meer dan € 10.000 per jaar), Zelfstandigen met personeel en rechtspersonen

600.000

2.600

Inactieven

(gestopt met ondernemingsactiviteiten, de laatste winstaangifte/fiscale afrekening moet nog behandeld worden)

200.000

–/– 174

     

Totaal MKB

1.866.000

 

De kasstroom geeft aan of het betreffende compartiment belasting moet betalen of ontvangt.

85.

Wat is de gemiddelde omzet van de Nederlandse mkb-bedrijven in de Panama Papers?

Van de gemiddelde omzet van de Nederlandse MKB-bedrijven in de Panama Papers is geen betrouwbare indicator op te stellen. De belangrijkste reden hiervoor is de variëteit aan soorten ondernemingen in dit bestand. Een Nederlandse corporate service provider heeft bijvoorbeeld een totaal andere omzetbasis dan een MKB-handelsonderneming. Ook worden in de Panama Papers MKB-ondernemingen genoemd waarin geen of nauwelijks (meer) activiteiten plaatsvinden.

86.

Wat is de (verwachte) reden dat het aantal APA-/ATR-verzoeken in 2016 fors gedaald is ten opzichte van 2015?

In 2016 zijn 708 APA en ATR verzoeken ingediend. In 2015 waren dit er 750. Er is inderdaad sprake van een daling, maar niet van een forse daling. De indruk dat sprake is van een forse daling kan zijn ontstaan omdat in 2016 wel minder verzoeken zijn behandeld dan er zijn ingediend. In 2016 zijn 651 verzoeken afgedaan (toegewezen, afgewezen of ingetrokken). In 2015 waren dit er nog 833. De eindvoorraad in behandeling zijnde verzoeken per 31 december 2016 is daarom opgelopen. Het feit dat in 2016 door het APA/ATR team minder verzoeken zijn behandeld wordt door een aantal factoren veroorzaakt, waaronder het feit dat medewerkers van het APA/ATR-team in 2016 veel tijd hebben besteed aan de in dat jaar geïmplementeerde spontane automatische uitwisseling van informatie over rulings.

87.

Rondom Nederlandse belastingplichtigen die genoemd zijn in de Panama Papers, zijn pogingen gedaan om brondocumenten te verkrijgen, om welke pogingen gaat het?

De Belastingdienst heeft via verschillende manieren geprobeerd om de brondocumenten te verkrijgen:

  • het Internet Service Center heeft geprobeerd in contact te komen met de bron zelf;

  • de FIOD heeft zijn internationale netwerk gebruikt;

  • via contacten met journalisten;

  • via internationale contacten in Joint International Tax Shelter Information and Collaboration (JITSIC) verband.

De pogingen hebben er tot op heden niet toe geleid dat de Belastingdienst de brondocumenten heeft verkregen. Het gaat daarbij om brondocumenten waaruit ook financiële gegevens in de opgezette constructies blijken.

88.

Zijn er nog (juridische) procedures denkbaar om wel de brondocumenten van het consortium te verkrijgen?

Bij het verkrijgen van documenten met betrekking tot Offshore Leaks (de voorganger van Panama Papers) is dezelfde vraag aan de orde geweest. Toen heeft de landsadvocaat geadviseerd om geen juridische procedures tegen journalisten te beginnen om de informatie verkrijgen, omdat deze weinig kans van slagen zouden hebben vanwege onder andere het journalistieke verschoningsrecht. Dat advies is overgenomen en was ook aanleiding om ter verkrijging van nadere informatie over de Panama Papers geen gerechtelijke procedure te starten. De inspanningen zijn erop gericht om gezamenlijk met andere landen via de OESO (het zogenoemde JITSIC-netwerk) de brondocumenten proberen te verkrijgen.

89.

Welke van de ingezette maatregelen voor de terugvordering van toeslagschulden in het buitenland is het meest succesvol gebleken?

90.

Hoe wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het adviesrapport dat in de zomer 2017 wordt opgeleverd aan de Staatssecretaris?

Op dit moment worden de genomen maatregelen om de toeslagschulden te innen in het buitenland geëvalueerd. De uitkomsten van de evaluatie zijn onderdeel van het adviesrapport van de externe regiegroep. Het adviesrapport zal meegenomen worden in de 20e halfjaarsrapportage.

91.

Wanneer is de fiscale beheersing bij de Belastingdienst op orde? Waarom kan dit niet sneller?

De fiscale beheersing op orde verwijst naar de ambitie van de Belastingdienst, als belastingplichtige, om als eerste stap over ongeveer 2 jaar in control te zijn. Een eerder uitgevoerd onderzoek toont aan dat de relevante fiscale processen nog niet goed zijn beschreven en gedocumenteerd, deze versnipperd aanwezig zijn binnen de organisatie en een structureel ingeregeld beheersings- en rapportagestructuur over de fiscaliteit ontbreekt. Er is een implementatieplan opgesteld gericht op de verbetering van de fiscale beheersing door een Tax Control Framework te ontwerpen, implementeren en de adequate werking van de fiscale beheersing binnen de Belastingdienst te monitoren.

De ambitie van de tweede, daaropvolgende stap, is te komen tot een mate van beheersing die als voorbeeld kan dienen voor andere partijen. De ervaringen die de Belastingdienst, als toezichthouder, heeft met grote ondernemingen tonen aan dat een dergelijk traject meerdere jaren in beslag neemt.

92.

Wordt in de doorontwikkeling van de G-rekening ook de mogelijkheid meegenomen dat geregeld kan worden dat er niet meer dan het verschuldigde bedrag aan loonheffing naar de G-rekening gestort kan worden? Zo nee, waarom niet?

De hoogte van het via de G-rekening te betalen bedrag is een zaak van partijen (inlener en uitlener c.q. aannemer en onderaannemer). Dit is inherent aan het karakter van de (risico-) aansprakelijkheid. De verschuldigde belasting- en premietarieven kunnen uiteenlopen naar gelang van de hoogte van de beloning van de betrokken werknemers, de administratieve soliditeit van de inhoudingsplichtige, de vraag welk deel van de aanneemsom betrekking heeft op te leveren materialen e.d. Zou de Belastingdienst bindende regels stellen met betrekking tot het via de G-rekening te betalen deel van het factuurbedrag, dan zou het wezenlijke karakter van de aansprakelijkheidsformule worden ondergraven. Dat is niet gewenst en de doorontwikkeling ziet daar in elk geval niet op. De doorontwikkeling betreft een technische operatie die er op is gericht de bestaande procedures te automatiseren en te versnellen. Beoogd effect is onder andere dat een te hoog saldo eerder kan worden gedeblokkeerd en ter vrije beschikking kan worden gesteld van de G-rekeninghouder.

93.

Welke stappen worden bij de BelastingTelefoon zelf genomen om de bereikbaarheid op peil te krijgen?

Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de technische bereikbaarheid en de bereikbaarheid. Technische bereikbaarheid is de optelsom van bereikbaarheid en van die telefoontjes waar de teksten in het keuzemenu voldoende is voor de beller is om het gesprek te beëindigen voordat een informant aan de lijn komt. Het verschil tussen de technische bereikbaarheid en de bereikbaarheid is groter geworden de afgelopen jaren. Dat komt omdat veel klantvragen ook beantwoord worden door antwoorden in het keuze menu op te nemen. Een informant is dan niet meer nodig. En het komt omdat in het menu gevraagd wordt dat burgers en bedrijven relevante gegevens bij de hand moeten hebben, waarna sommige burgers en bedrijven het gesprek beëindigen. Bereikbaarheid in een tijdvak is op hoofdlijnen het gevolg van het aantal telefoontjes in dat tijdvak, de verdeling van die telefoontjes binnen dat tijdvak, de gemiddelde gesprekstijd (afhandeltijd) in die zelfde periode, de beschikbare capaciteit in tijd en het deel van de tijd dat daadwerkelijk telefoontjes (optimaliseren tijd wachttijd tussen de telefoontjes) beantwoord worden. De Belastingtelefoon stuurt ten aanzien van bereikbaarheid op een aantal variabelen. Het gaat dan om:

  • 1. het voorspellen van de telefonie in een periode;

  • 2. de capaciteit inzetten en inhuren die past bij het voorspelde patroon;

  • 3. het optimaliseren van de afhandeltijd: gemiddeld te lange gesprekken gaan ten koste van de bereikbaarheid en gemiddeld te korte gesprekken gaan ten koste van de kwaliteit van de beantwoording;

  • 4. de wachttijd tussen de telefoontjes zo kort mogelijk te laten zijn, zodat de informanten zoveel mogelijk telefoontjes kunnen afhandelen, rekening houdend met voorgeschreven pauze- en rustmomenten.

94.

Kunt u de personele capaciteit bij de BelastingTelefoon sinds 2010 weergeven? Kunt u in ditzelfde overzicht weergeven wat de verwachte personele capaciteit bij de BelastingTelefoon in de komende jaren is

In onderstaand overzicht is dit opgenomen.

Jaar

Vast

Flex

Totaal

2010

599

944

1.543

2011

611

1.139

1.750

2012

609

1.318

1.927

2013

704

1.185

1.889

2014

843

1.248

2.091

2015

835

1.115

1.950

2016

776

1.137

1.913

2017

886

908

1.794

2018

878

749

1.6271

X Noot
1

De daling van de capaciteit is een direct gevolg van een dalend callaanbod. Dit heeft te maken met de inzet om burgers en bedrijven te (bege)leiden naar de digitale voorkeurskanalen en de maatregelen op het verbeteren en doorontwikkelen van de digitale kanalen, zowel de website als de portalen.

95.

Welke mogelijkheden zijn er om de kwaliteit van de beantwoording te verbeteren? Gaat u deze mogelijkheden benutten? Zo neen, waarom niet

Zie het antwoord bij vraag 41.

96.

Hoeveel terugbelverzoeken zijn er opgemaakt in 2015? Hoeveel zijn er opgemaakt in 2016?

Het aantal opgemaakte «terugbelafspraken» is 756.285 in 2015 en 733.559 in 2016.

97.

Wat zijn de gevolgen dat het aantal afgehandelde bezwaarschriften niet tijdig wordt afgehandeld? Wanneer kan dit wel het geval zijn? Welke maatregelen worden daartoe genomen

Het niet tijdig afhandelen in een aantal gevallen betekent dat niet altijd aan de wettelijke Awb-termijn voor afhandeling is voldaan. Belastingplichtigen hebben dus langer op de uitspraak op hun bezwaar moeten wachten dan de wet aangeeft. Dit laat onverlet dat in veel gevallen er wel contact geweest is met belastingplichten of hun gemachtigden over de termijn van hun behandeling en er nieuwe afspraken daarover zijn gemaakt. Als deze afspraken worden gemaakt nadat de wettelijke termijn al verlopen is dan blijft het gevolg dat het bezwaarschrift wordt beschouwd als niet binnen de Awb-termijn afgedaan.

Wanneer de Awb-doelstelling wel zal worden gehaald is niet exact aan te geven. Maar naar verwachting wordt in 2017 zal de nieuwe digitale bezwaarvoorziening gerealiseerd, inclusief de mogelijkheid om bijlagen mee te zenden. Deze voorziening zal ook statusinformatie geven. Verder wordt in 2017 ook een nieuwe voorziening voor logistieke ondersteuning van het bezwaarproces opgeleverd, waardoor de handmatige werkzaamheden bij bezwaar verminderen, en het proces vlotter moet kunnen verlopen. En tenslotte zal de andere wijze van het behandelen van aanvullingen Inkomensheffing, bezwaren tegen ambtshalve aanslagen Inkomensheffing, en negatieve suppleties Omzetbelasting de druk op het bezwaarproces verminderen, waardoor er meer tijd vrijkomt om aan de «echte» bezwaren (bezwaren tegen aangebrachte correcties) te besteden.

98.

Waardoor is het aantal baliebezoekers zo afgenomen?

De Belastingdienst streeft ernaar de burger met zo min mogelijk vragen te belasten. Waar er toch vragen zijn, wordt aangesloten bij de behoefte van de burger. De samenleving verwacht steeds vaker digitaal een antwoord te kunnen vinden. Het online aanbod is dan ook versterkt. Waar dit niet (volledig) aan de behoefte voldoet vullen andere kanalen (telefonie/webcare) aan. Een baliebezoek, waarbij we werken op afspraak, kan dit aanbod complementeren. Door steeds meer van de gevraagde informatie op andere kanalen aan te bieden, neemt het aantal baliebezoeken af. Zo heeft de balie nog nauwelijks statusvragen te behandelen. Het werkpakket is verschoven van het behandelen van eenvoudige vragen naar het ondersteunen van de burger bij complexe vragen en het ondersteunen in het ontwikkelen van de (digitale) zelfredzaamheid.

99.

Kan worden toegelicht wat een aangiftebehandeling precies inhoudt? Waar wordt op gecontroleerd?

100.

Hoeveel kans loopt een aangifte inkomstenbelasting om te worden behandeld, zoals in tabel 6?

Voor wat betreft de aangiftebehandeling is het streven van de Belastingdienst om zoveel als mogelijk de belastingplichtige behulpzaam te zijn met het vooraf invullen van de correcte gegevens in het aangifteprogramma, zodat slechts controle door de belastingplichtige van deze gegevens nog nodig is. Hierdoor worden veel fouten voorkomen. De ingediende aangifte wordt na binnenkomst bij de Belastingdienst eerst geautomatiseerd beoordeeld door een selectiemodule. Deze module beoordeelt de gegevens uit de gehele aangifte en andere bij de Belastingdienst bekende data en selecteert vervolgens aangiften met een verhoogd risico voor verdere toezichtactiviteiten. De mate waarin dat (jaarlijks wisselende) toezicht ook daadwerkelijk plaatsvindt, is afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals de handhavingsstrategie van de Belastingdienst, de aard en omvang van het risico en de beschikbare toezichtcapaciteit. Het is daardoor niet mogelijk om aan te geven hoe groot de kans is dat een aangifte daadwerkelijk in het individuele toezichtproces wordt betrokken. Wel staat vast dat iedere aangifte door de selectiemodule geautomatiseerd wordt beoordeeld.

101.

Hoeveel personen verrichten boekenonderzoeken? Kunt u het verloop van het aantal personen dat boekenonderzoeken verricht in de loop der jaren weergeven?

102.

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de norm voor het aantal boekenonderzoeken in 2017 wel wordt gehaald?

104.

Hoe vaak zou een bedrijf aan een boekenonderzoek worden onderworpen als met de huidige capaciteit alle bedrijven even vaak aan een boekenonderzoek worden onderworpen?

Boekenonderzoeken is maar één van de instrumenten die de Belastingdienst tot zijn beschikking heeft. Het handhavingsbeleid van de Belastingdienst heeft tot doel maximale naleving van regeling te bevorderen zodat burgers en bedrijven aan hun fiscale verplichtingen voldoen. Om naleving te maximaliseren worden meerdere instrumenten ingezet. Het begint met duidelijke wet- en regelgeving. Op basis daarvan dient duidelijke voorlichting en informatieverstrekking plaats te vinden zodat burger en bedrijven makkelijk kunnen achterhalen wat hun fiscale plichten zijn. De Belastingdienst dient vervolgens de dienstverlening zo optimaal mogelijk vorm te geven waarin de digitale dienstverlening interactie een belangrijk onderdeel is. Onder andere op basis van risicoanalyse wordt het toezicht ingevuld. Onderdeel van toezicht is gericht contact opnemen met bijvoorbeeld bedrijven om hun te wijzen op eventuele omissies of opvallende afwijkingen. Daarbij krijgt men de kans zaken te herstellen of aan te vullen. Een zwaarder instrument is het boekenonderzoek dat uiteindelijk kan resulteren in handhavend optreden. Deze mix aan instrumenten dient in het geheel in beschouwing te worden genomen. Het specifiek richten op één instrument leidt tot een suboptimale situatie.

De Belastingdienst heeft in 2016 deze mix aan instrumenten ook ten aanzien van bedrijven ingezet. Dit heeft tot ongeveer 450.000 contacten met bedrijven geleid. Het gaat om kantoortoetsen (400.000 brieven aan bedrijven in opvolging van kantoortoetsen), boekenonderzoeken (27.900) en herstel van vergissingen (15.000).

De inzet van deze instrumenten geldt ook voor bedrijven die onder het Horizontaal Toezicht vallen. Daarbij is het wel zo dat de interactie vooraf intensiever is. En over die interactie sluit de Belastingdienst met de belastingplichtige een overeenkomst. In die overeenkomst wordt afgesproken welke informatie een bedrijf gaat geven, waardoor de Belastingdienst in staat is om een en ander te kunnen beoordelen. 20% van de grote ondernemingen heeft zo’n overeenkomst met de Belastingdienst. Er vinden daarnaast gewoon risicogerichte boekenonderzoeken en controles plaats.

Zoals ik in de Halfjaarsrapportage heb toegezegd zend ik u in het najaar de handhavingsbrief toe. Het doel van de handhavingsbrief is de Kamer inzicht te geven in de afweging die de Belastingdienst, inclusief de Douane, jaarlijks maakt over de inzet van mensen en middelen (proactief, preventief en repressief) ten behoeve van de bevordering van de naleving door belastingplichtigen. Daarbij zal ook nader worden ingegaan op de doorontwikkeling van de handhavingsstrategie met inbegrip van het horizontaal toezicht en het gebruik van interventieladders in aansluiting op internationale ontwikkelingen.

103.

Wat was de totale bruto correctieopbrengst in 2015? Wat was de totale bruto correctieopbrengst in 2016? Kunt u dit ook weergeven voor de jaren voor 2015?

In de 19e halfjaarsrapportage is aangegeven dat de gemiddelde correctieopbrengst per boekenonderzoek in 2016 is gestegen tot € 36.455. Dit betreft de boekenonderzoeken MKB.

De bruto correctieopbrengst boekenonderzoeken MKB is de afgelopen jaren gestegen en bedroeg:

€ x miljoen

Jaar

Correctieopbrengst

2016

985

2015

784

2014

772

105.

Afgelopen zomer is een deel van de capaciteit voor controles op passagiersvluchten ingezet voor bijstand aan de Koninklijke Marechaussee, in hoeverre zal hier in de zomer van 2017 ook weer sprake van zijn? En welke gevolgen heeft dit?

Op dit moment is voor de zomer van 2017 een dergelijke bijstand niet voorzien.

106.

Zijn er mogelijkheden om het aantal terugvorderingen van toeslagen te verlagen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Een belangrijke oorzaak van terugvorderingen is een te lage schatting van het inkomen in de voorschotfase. In de 17e en 18e Halfjaarsrapportage (Kamerstuk 31 066, nrs. 269 en 318) is de Kamer geïnformeerd over een andere systematiek voor het bepalen van het geschatte inkomen waarop de toeslagtoekenning is gebaseerd. Deze andere systematiek, waarbij gebruik wordt gemaakt van bij de Belastingdienst bekende inkomensgegevens, dient er toe te leiden dat het geschatte inkomen minder afwijkt van het vastgestelde inkomen, waardoor er minder teruggevorderd hoeft te worden en ook het aantal terugvorderingen afneemt. Deze andere systematiek is voor het eerst toegepast bij het massaal automatisch continueren van de toeslagen voor 2016. Na de definitieve toekenning van 2016 (start medio 2017) kan het effect van deze gewijzigde systematiek voor het bepalen van geschatte inkomens worden vastgesteld. De Belastingdienst/Toeslagen verwacht met deze systematiek de burger te helpen bij het juist schatten van het inkomen. Ook de ingevoerde fraudemaatregelen en het steeds meer uitvoeren van controles in de actualiteit moeten er aan bijdragen dat het terug te vorderen bedrag maar ook het aantal terugvorderingen afneemt. De doelstelling van de Belastingdienst om terugvorderingen te beperken tot een bedrag lager dan € 500 (en voor de kinderopvangtoeslag € 1.000) wordt steeds beter gerealiseerd. Cijfers uit de tabellen 9, 10 en 11 in de bijlage van de 19e Halfjaarsrapportage laten dit zien. Als voorbeeld, voor de kinderopvangtoeslag werd er over het berekeningsjaar 2013 in 8% van de gevallen een terugvordering opgelegd van meer dan € 1.000. Over het berekeningsjaar 2015 is dat in 4% van de gevallen. Het blijft echter inherent aan de wettelijke voorschotsystematiek dat er sprake zal zijn van terugvorderingen en nabetalingen.

107.

In hoeverre worden de «outcome»-indicatoren ook onderdeel van de planning & controlcyclus, zoals bijvoorbeeld de begroting en de jaarstukken?

Uiteraard zullen «outcome» indicatoren onderdeel uitmaken van de reguliere planning en control cyclus. In de begroting 2017 is hiermee een begin gemaakt door de opname van de indicatoren «tijdigheid aangifte», «volledigheid aangifte» en «tijdigheid betaling». Deze prestatie-indicatoren geven de Kamer meer inzicht in de naleving door burgers en bedrijven en de resultaten van de inspanningen van de Belastingdienst. De ontwikkeling van dergelijke indicatoren is een meerjarig traject. In het verlengde van de handhavingsbrief zullen in de begroting 2019 verdere stappen worden gezet.

108.

In hoeverre zal in de handhavingsbrief ook meer specifiek op het punt «belastingmoraal» ingaan?

Als onderdeel van het nalevingsbeeld zal ik in de handhavingsbrief ook inzicht geven in de ontwikkeling van de bereidheid tot naleving.

109.

De handhavingsbrief zal zich richten op de Belastingdienst en de Douane, waarom wordt de FIOD niet ook meegenomen?

Uiteraard maken de activiteiten van de FIOD onderdeel uit van een samenhangende handhavingsaanpak door de Belastingdienst. De FIOD wordt daarom ook meegenomen in de handhavingsbrief.


X Noot
1

Kamerstukken 25 087 en 31 477, nr. 138.

X Noot
2

Twee Zwitserse banken hebben op verzoek van de Nederlandse Belastingdienst een gegevensbestand gedeeld waarin is aangegeven welke van hun klanten niet konden aantonen dat zij over het bij deze banken gestalde vermogen belasting betaalden.

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 354

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 331

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 315

X Noot
6

Besluiten van 12 juni 2014, nr. DGB 2014/3098 en nr. DGB 2014/3099.

X Noot
7

Kamerstukken 25 087 en 31 066, nr. 150

X Noot
8

Kamerstuk 31 066, nr. 331

X Noot
9

Handelingen II 2016/17, nr. 67, item 7, blz. 12.

Naar boven