31 066 Belastingdienst

Nr. 315 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2016

Tijdens het algemeen overleg Belastingdienst van 13 oktober 2016 (Kamerstuk 31 066, nr. 313) heb ik uw Kamer een brief toegezegd over de continuïteit van de Belastingdienst in relatie tot de Investeringsagenda. Ook heb ik in dat overleg toezeggingen gedaan om uw Kamer over een aantal andere onderwerpen te rapporteren. Met deze brief wil ik deze toezeggingen graag gestand doen. Ik loop de onderwerpen langs.

Het overkoepelende beeld in relatie tot de Investeringsagenda is dat de continuïteit geborgd kan worden met inzet van de juiste maatregelen. Voor specifieke processen zijn maatwerk en beheersmaatregelen nodig. Dat betekent niet dat er nooit continuïteitsvraagstukken zullen opduiken. Die moeten steeds worden aangepakt.

Continuïteit in relatie tot de Investeringsagenda

De taak van de Belastingdienst is het borgen van de structurele inkomsten voor de Nederlandse schatkist door het innen van belastingen en het uitbetalen van toeslagen. Het maatschappelijk belang hiervan is evident. In uw Kamer is gevraagd naar de continuïteit van de Belastingdienst in relatie tot de Investeringsagenda.

Voor mij en de leiding van de Belastingdienst is het borgen van de continuïteit de allerbelangrijkste opgave. De Belastingdienst opereert in een continu veranderende omgeving, met voortdurende effectiviteits- en efficiëntieopgaven. Het managen van het geheel van deze veranderingen in combinatie met het borgen van continuïteit is binnen elke grote organisatie aan de orde, en dus ook binnen de Belastingdienst met circa 30.000 medewerkers. Met de ingezette noodzakelijke modernisering van de Belastingdienst en een uitstroom die kwalitatief anders is dan beoogd, is deze opgave complexer geworden.

De belangrijkste redenen voor de Investeringsagenda zijn de noodzaak tot modernisering van de interactie met en het toezicht op belastingplichtigen, zodat ook in de toekomst de naleving door burgers en bedrijven hoog blijft en belastingopbrengsten worden gerealiseerd. Naast andere interactievormen en inzet van technologie zijn ook daarmee samenhangende aanpassingen van personele expertise en capaciteit bewuste onderdelen van de Investeringsagenda. Een grote uitstroom en instroom (geplande netto-uitstroom van 3500 fte over 6 jaar) van medewerkers vormt dan ook vanaf het begin onderdeel van de ingezette strategie. Voor de Belastingdienst, die al jarenlang een zeer laag personeelsverloop kent, vormt deze beweging niettemin een stevige maar noodzakelijke opgave. Meer dan de Belastingdienst gewend is, gaat de aandacht nu uit naar werving, doorstroom en uitstroom.

De afgelopen jaren zijn ook al stappen gezet die tot efficiëntieverbetering hebben geleid, zoals de concentratiebewegingen van administratieve processen. Voorbeelden hiervan zijn de klantbehandeling van particulieren, middelenadministraties, klantregistratie en Landelijk Incasso Centrum (LIC) waarin per januari 2015 de werkpakketten van alle 13 Regionale Incasso Centra zijn samengevoegd. Hierbij zijn al wel de materiële besparingen gerealiseerd maar de bijbehorende aanpassingen in de personele capaciteit zijn tot nu toe nog niet doorgevoerd. Dat moet nu gebeuren.

Als gevolg van onder andere de taakstellingen uit de afgelopen regeerakkoorden heeft de Belastingdienst nog een budgettaire opgave in te vullen. Dit betreft naar de huidige inzichten een bedrag van circa € 50 mln. structureel vanaf 2017. Daarnaast kunnen uit het reguliere interne begrotingsproces van de Belastingdienst eventuele knelpunten naar voren komen. Dit vergt – samen met de dekking van de overschrijding van de vertrekregeling met cumulatief € 70 mln – nadere keuzes in de aanwending van middelen en personeel om de continuïteit te waarborgen. Ik ben mij ervan bewust dat deze budgettaire opgave het vraagstuk van continuïteit potentieel groter kan maken. Dit zal in de reguliere begrotingsprocedure komend voorjaar bezien worden en ik zal uw Kamer rapporteren over de budgettaire effecten en over de eventuele aanvullende maatregelen om de continuïteit te waarborgen.

Instroom en uitstroom

Onderdeel van de Investeringsagenda is het vraagstuk van de instroom en uitstroom van medewerkers. Er hebben meer medewerkers een beroep gedaan op de vertrekregeling dan geraamd. Tegelijkertijd worden ook nieuwe medewerkers geworven. De verwachte netto-krimp door de vertrekregeling is kwantitatief niet hoger dan oorspronkelijk beoogd. Kwalitatief bestaat de uistroom voor een groter deel dan gepland uit medewerkers in hogere schalen. De instroom bestaat voor het overgrote deel uit hoger-opgeleiden. In de jaren 2016 en 2017 tezamen loopt de formatie naar verwachting terug met (in- en uitstroom gesaldeerd) circa 900 fte (zo’n 3% van het totale personeelsbestand). Op basis van de laatste ramingen ziet het in- en uitstroomprofiel van de Belastingdienst er ongeveer als volgt uit:

Tabel: overzicht verwachte in- en uitstroom in relatie tot de Investeringsagenda

Geplande in- en uitstroom (FTE)

 

Verwachte in- en uitstroom (FTE)

     

2016

2017

2018–2021

Totaal

Uitstroom Belastingdienst

5.000

 

1.400

700

2.800

4.900

Nog te realiseren VW NW

     

250

750

1.000

             

Totale uitstroom

5.000

 

1.400

950

3.550

5.900

             

Werving IA

1.500

 

600

500

400

1.500

Vervanging

     

350

630

980

             

Totaal instroom

1.500

 

600

850

1.030

2.480

             

Saldo krimp

3.500

 

800

100

2.520

3.420

De cijfers in de tabel zijn gebaseerd op het huidige inzicht en de laatste prognoses. De precieze krimp op grond van de Investeringsagenda staat nog niet vast, omdat nog niet alle belangstellende medewerkers een definitieve keuze hebben gemaakt. Om die reden is de al wel bekende krimp in de tabel op basis van een prognose opgehoogd. De FIOD en de Douane vallen niet onder het bereik van de Investeringsagenda en zijn buiten de tabel gehouden. Medewerkers van de FIOD en de Douane hebben wel gebruik kunnen maken van de regeling.

Zoals de tabel laat zien, vindt de uitstroom bij Belastingen en Toeslagen geleidelijk over de komende jaren plaats. Op macroniveau sluit de verwachte uitstroom goed aan bij de geplande uitstroom. Op gedetailleerder niveau kan dit verschillen. Van een deel van de uitstromende medewerkers verdwijnt het werk op korte termijn. Dit deel van het totale aantal medewerkers levert geen extra druk op de continuïteit van de meerjarige belastingopbrengsten. Van een deel van de vertrekkende medewerkers verdwijnt het werk op termijn en van een deel van de vertrekkende medewerkers verdwijnt het werk niet. Voor de groep waarvan het werk op termijn verdwijnt is in het licht van de continuïteit door de Belastingdienst de afgelopen maanden bepaald hoe dit moment zich verhoudt tot het moment waarop zij daadwerkelijk de organisatie kunnen verlaten. Zolang zij nog niet daadwerkelijk weg zijn, zullen zij worden ingezet voor het noodzakelijke werk. Mocht hier een risico ontstaan dan zal dit worden opgelost door verschuivingen binnen de Belastingdienst, inzet van andere instrumenten, of door werving van (tijdelijke) medewerkers. Voor de groep vertrekkende medewerkers waarvan het werk noodzakelijk is voor het borgen van de continuïteit, is met voorrang gestart met de werving. Inmiddels zijn er van de 600 in 2016 te werven nieuwe medewerkers zo’n 450 aangesteld. Zij worden opgeleid om snel ingezet te kunnen worden.

Voor de kosten die hiermee tijdelijk of structureel zijn verbonden, zijn in juni 2016 bij het opnieuw ramen van het financiële beslag van het gebruik van de regeling voldoende financiële middelen gereserveerd. De per saldo verwachte overschrijding met circa € 70 mln. van het budget van € 648 mln. zal binnen de eigen begroting van de Belastingdienst worden gedekt (Kamerstuk 31 066, nr. 301). De vrijgave van de bijbehorende middelen ten aanzien van de Investeringsagenda wordt aan het Investment Commitee voorgelegd. Ook bij de Douane en de FIOD vinden in- en uitstroombewegingen plaats, waarbij in beginsel ruimte is voor één op één vervanging.

Continuïteitsrisico’s

Door de lijndirecteuren worden steeds analyses gemaakt van de verhouding tussen de uitstroom van medewerkers en het verdwijnen van werk in de komende periode. Op grond van die analyse zijn met het oog op het borgen van de continuïteit de volgende maatregelen uitgewerkt:

  • werving van nieuwe medewerkers voor bedrijfskritische functies. Hiervoor is ruimte binnen de financiële kaders van de vertrekregeling;

  • verplaatsen van werkzaamheden naar andere plekken binnen de dienst (als door andere werkwijzen of inzet van andere handhavingsinstrumenten efficiencywinst te behalen is);

  • inzet van medewerkers in Switch voor de werkzaamheden die in het kader van de continuïteit noodzakelijk zijn;

  • waar nodig tijdelijke inzet van externe inhuur.

Er is op basis van deze analyse een aantal gebieden en processen geïdentificeerd, die gelet op het fiscale en financiële belang in combinatie met de omvang van de personele beweging, zonder het nemen van maatregelen, kwetsbaar zijn. Hiervoor zijn beheersmaatregelen geformuleerd. Ik loop deze voor de grote dienstonderdelen hierna langs.

Continuïteit Belastingen en Toeslagen

Binnen het dienstonderdeel Belastingen en Toeslagen gaat het om de processen toezicht, inning en bezwaar. Bij de onderdelen BelastingTelefoon en Toeslagen gaat het om een zeer beperkte en beheersbare uitstroom.

Toezicht

Bij Toezicht gaat het om een veelheid van activiteiten met als gemeenschappelijk kenmerk het bevorderen van de naleving. De Belastingdienst zet hier een scala van handhavingsinstrumenten in, van dienstverlening, vooroverleg en handhavingscommunicatie tot boekenonderzoeken en fraudebestrijding.

De algemene lijn is dat de Belastingdienst met de Investeringagenda de beweging wil maken van steekproefgericht controleren naar risicogericht werken. Dit vraagt een geleidelijke verandering van zowel de informatiepositie van de Belastingdienst en mogelijkheden voor het detecteren van risico’s, als de inzet van handhavingsinstrumenten gericht op de aanpak van zwaardere risico’s. Continuïteitsrisico’s treden op wanneer gedurende een langere periode het gewenste toezichtsniveau niet kan worden gerealiseerd door een mismatch tussen de benodigde en de beschikbare capaciteit en expertise.

De komende twee jaar verlaat in het toezicht een kleine tien procent ervaren medewerkers de dienst. Gelet op de relatief oudere populatie van de Belastingdienst is sprake van een versnelling van een overigens onontkoombare uitstroom. De Investeringsagenda geeft de mogelijkheid sinds begin van dit jaar om aanzienlijke aantallen hoogopgeleide nieuwe medewerkers (totaal 1500 fte) te werven. Daarnaast worden investeringen gedaan in het verbeteren van de informatiepositie, risicodetectie en ondersteuning van toezichtmedewerkers. Het beheersen van de tijdelijke frictie die wordt veroorzaakt door de versnelde in- en uitstroom van medewerkers en de bijbehorende opleidings- en inwerktrajecten kan worden geborgd.

Inning

Inning is de laatste schakel in het fiscale proces. De inning verloopt voor meer dan 98% van de opbrengstenstroom vrijwel helemaal geautomatiseerd. Voor dat deel zijn er geen risico’s.

In de inningsketen is het van bijzonder belang betalingen die te laat binnenkomen actief te volgen en op te eisen als zich inkomstenbronnen aandienen. Hier is al enige tijd de beweging ingezet om zo vroeg mogelijk in de invorderingsketen eenvoudige en effectieve instrumenten in te zetten zoals betalingsregelingen, overheidsvordering en loonvordering. Met behulp van dynamisch monitoren wordt eenvoudig in de gaten gehouden of er verhaalsmogelijkheden zijn of ontstaan bij die belastingplichtigen die niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen. Deze werkwijze is al enige tijd geleden ingezet bij particulieren en toeslaggerechtigden, waar we bijvoorbeeld zien dat het oninbaar lijden substantieel is afgenomen. Op dit moment wordt deze werkwijze ook geïmplementeerd in het Midden en Klein Bedrijf-segment (MKB). Daardoor kunnen zwaardere invorderingsinstrumenten zich concentreren op grotere ondernemers in het MKB. De inning bij Grote Ondernemingen (GO) blijft per definitie maatwerk.

In de inning verlaat de komende twee jaren ruim tien procent ervaren medewerkers de dienst. De wervingsruimte van de Investeringsagenda wordt gericht ingezet op die plekken waar inning maatwerk is, zoals bij GO, en in de voorkant van de inningsketen, zoals het Landelijk Incasso Centrum (LIC). De ingezette overdracht van werkpakket inning van kleine ondernemingen naar het LIC geeft meer ruimte voor aandacht voor inning bij de grotere ondernemingen binnen MKB. Belastingdienstbreed wordt ernaar gestreefd contact met de belastingplichtige nog meer aan de voorkant af te wikkelen. Dat geldt ook voor de inningsketen. Deze beweging geeft ook de ruimte om de capaciteit en expertise op het specifieke onderdeel dwanginvordering door deurwaarders meer gericht in te gaan zetten. De deurwaarder wordt daarmee alleen ingezet op die vorderingen waar een lichter instrument niet het gewenste effect heeft bereikt. Daarmee kan ook voor de inning de continuïteit worden geborgd.

Bezwaar

Bezwaarbehandeling betreft een transactiestroom die altijd verwerkt moet worden. Het is onmogelijk een bezwaarschrift niet te behandelen. Het inzetten van medewerkers op het bezwaarproces ten koste van de inzet op taken uit het toezichtproces (vooroverleg, aangifteregeling) biedt geen duurzaam soelaas, omdat dit gevolgen heeft voor het toezicht.

De oorzaken van bezwaar zijn divers en hebben voor het grootste gedeelte geen betrekking op inhoudelijke geschillen met de Belastingdienst, maar zijn het gevolg van het feit dat burgers en bedrijven niet begrijpen wat de Belastingdienst bedoelt of omdat ze per abuis gegevens niet juist of volledig hebben aangeleverd. Door belastingplichtigen te helpen en te ondersteunen zodat ze in een keer de gevraagde informatie aanleveren en daar waar ze wel vragen hebben ze in een keer juist en volledig te behandelen, wordt voorkomen dat bezwaarschriften ontstaan.

De uitstroom in de komende twee jaar van zeven procent van de medewerkers leidt op dit moment niet tot continuïteitsrisico’s bij de behandeling van bezwaren. Wel vraagt de behandeling van inhoudelijke bezwaren ook aandacht van toezichtmedewerkers en worden daarnaast uitzendkrachten ingezet. Daarmee kan op dit moment de continuïteit van de bezwaarstroom worden geborgd, maar zijn de komende periode maatregelen gewenst om de stroom te reduceren.

Continuïteit InformatieVoorzieningsorganisatie (IV)

Voor de continuïteit van de IV-organisatie zijn drie risico’s te benoemen, waarvoor ook beheersmaatregelen zijn uitgewerkt.

Uitstroom op specifieke automatiseringssystemen

De uitstroom bij de IV-organisatie geeft in het algemeen een beheersbaar risicobeeld. Er is voldoende synchroniteit met de krimp die in verschillende functiegebieden – voor verouderde technologieën toch al was voorzien. Er ontstaan risico’s voor specifieke gebieden, in het bijzonder Auto, Elektronische Aangifte en Datawarehouse. Voor het opvangen van de risico’s voor deze specifieke systemen wordt voorzien in (interne) vervanging, inhuur of technische maatregelen, zoals versnelling van de modernisering.

Verlagen kosten beheer en onderhoud, ondersteuning Investeringsagenda

Een belangrijk resultaat van het ingezette meerjarige programma Modernisering IV-landschap is de wendbaarheid van de grote systemen en de kostenreductie van het IV-landschap. Daarmee wordt de continuïteit op de middellange en lange termijn geborgd en wordt gestuurd op het dalende financiële kader.

Ten behoeve van de IV-ondersteuning van de Investeringsagenda voor vernieuwing op toezicht, interactie en data-analyse is capaciteit nodig. Als beheersmaatregel wordt voorzien het tijdig vrijgeven van de gereserveerde Investeringsagendamiddelen op basis van het Investment Committee.

Dalende begroting opvangen

In de komende jaren is inhuur van externen nodig om de opdrachten van de IV-organisatie, waaronder de vernieuwingsambitie van de Belastingdienst te kunnen uitvoeren. Als beheersmaatregel wordt voorzien het structureel werven van eigen personeel ten gunste van verlaging van het inhuurbudget.

Met de beschreven beheersmaatregelen kan de continuïteit worden geborgd.

Continuïteit Douane

De Douane valt buiten de scope van de Investeringsagenda. Douanemedewerkers konden echter wel gebruik maken van de vertrekregeling. De uitstroom wordt in 2016 en 2017 volledig vervangen. De vervanging van personeel versnelt de beweging naar steeds slimmer en gerichter werken, gebruikmakend van nieuwe technieken en innovaties. Dat betekent dat vervanging in beginsel voor de komende periode één op één plaatsvindt, zij het dat dit niet op dezelfde plek en in dezelfde functie hoeft te zijn. De Douane voorziet tijdelijk een continuïteitsrisico in het proces Klantmanagement, met name in 2017, omdat voor het nieuwe personeel een langdurig opleidingstraject nodig is. Daarnaast is er een continuïteitsrisico voor het proces Aangiftebehandeling, in het bijzonder de performance van het systeem AGS, in combinatie met oplopende volumes aangiften. Er wordt actief gestuurd op het robuust maken van het systeem. Zonder externe inhuur in het IT-domein komt bovendien de ontwikkeling van systemen ten behoeve van invoering van het Douanewetboek van de Douane-unie in gevaar. Nu medewerkers kunnen worden vervangen, kan de continuïteit worden geborgd.

Bij brief van 13 oktober jl. heeft de Tweede Kamer de Minister van Veiligheid en Justitie en mij verzocht om een spoedige toezending van de brief over «de tegenstrijdige berichten in de drugssmokkel: het terugbrengen van douane medewerkers in Rotterdam en de bestrijding van de drugssmokkel». Wij zullen hier in een aparte brief op ingaan (Kamerstuk 31 934, nr. 9).

Continuïteit FIOD

Hoewel de FIOD buiten de scope van de Investeringsagenda valt, konden FIOD-medewerkers wel gebruik maken van de vertrekregeling. Bij de FIOD zijn in het kader van de vertrekregeling de openvallende bedrijfskritische functies geïnventariseerd. Om de continuïteit te waarborgen, blijft op basis daarvan een beperkt aantal medewerkers dat van de vertrekregeling gebruik maakt voorlopig nog bij de FIOD werken. Verder is de werving voor de invulling van deze functies reeds opgestart. Hiermee kan de continuïteit worden geborgd.

Samenvattend

Het overkoepelende beeld met betrekking tot de Investeringsagenda is dat de continuïteit geborgd kan worden met inzet van de juiste maatregelen. Voor specifieke processen zijn maatwerk en beheersmaatregelen nodig. De werving en opleiding, in een veranderende omgeving, zijn daarin voor de Belastingdienst een grote uitdaging, maar realiseerbaar. Dat betekent niet dat er nooit continuïteitsvraagstukken zullen opduiken. Die moeten steeds worden aangepakt.

Procedure vrijgave budgetten

In mijn brief van 11 oktober jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 307) heb ik uw Kamer gemeld dat bij de Belastingdienst een bredere cultuur heerst om zaken die primair de Belastingdienst aangaan, dicht bij zichzelf te houden, passend in een al langere geschiedenis van autonomie. Ik heb u ook gemeld dat deze gang van zaken breder geldt dan alleen bij de totstandkoming van de regeling. Ook bij andere uitgaven zijn de procedures niet gevolgd; dit heb ik inmiddels gekwantificeerd. De Belastingdienst is in 2016 voor vijf nog lopende budgetaanvragen tot een totaalbedrag van ca. € 34 mln. verplichtingen aangegaan, zonder dat deze middelen waren vrijgegeven conform de procedure die was voorgeschreven. Dit is opnieuw een bevestiging van de informele cultuur en autonomie binnen de Belastingdienst, waartegen ik inmiddels maatregelen heb genomen.

Vervolg rapportage continuïteit in relatie tot de uitstroomregeling

In het Algemeen overleg op 13 oktober jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 313) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang wat betreft de in- en uitstroom en de hiermee verband houdende continuïteit. De definitieve cijfers over de uitstroom zijn eind dit jaar bekend. Direct daarna zal ik een vervolgrapportage aan uw Kamer sturen. Ik zal vervolgens per twee maanden rapporteren, waarbij de rapportage in april 2017 in de Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst wordt opgenomen. Dat lijkt mij weer een geschikt moment om met uw Kamer de verdere frequentie van de rapportages opnieuw af te wegen.

Verzoek onderzoek van de Algemene Rekenkamer

Op 21 oktober 2016 ontving ik een reactie van de Algemene Rekenkamer op mijn verzoek voor het doen van onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de gedane uitgaven tot en met september 2016 met betrekking tot de Investeringsagenda. Uw Kamer ontving op dezelfde datum een afschrift van de reactie van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31 066, nr. 310). De Algemene Rekenkamer geeft aan dat de gestelde vraag veelomvattend is en zich niet eenvoudig verhoudt tot het gewenste tijdpad (december) en de beschikbare capaciteit. De Algemene Rekenkamer geeft dan ook aan graag in overleg met mij en uw Kamer te gaan om beter inzicht te krijgen in de onderzoeksvraag. Ik heb naar aanleiding van mijn verzoek met de Algemene Rekenkamer contact gehad over het zo goed mogelijk faciliteren van het onderzoek. Ik wacht de reactie van de Algemene Rekenkamer af.

Voorkomen inhuur uitgestroomde medewerkers

In het Algemeen overleg (Kamerstuk 31 066, nr. 313) heb ik toegezegd nader in te gaan op het voorkomen van de inhuur van uitgestroomde medewerkers. Hier wil ik geen misverstand over laten bestaan: Belastingdienstmedewerkers die gebruik hebben gemaakt van de uitstroomregeling mogen niet opnieuw door de Belastingdienst worden ingehuurd. Ook mag een voormalige Belastingdienstmedewerker die bij een (advies)bureau werkzaam is, door dat bureau gedurende een periode van twee jaar niet worden ingezet bij door dat bureau voor de Belastingdienst uitgevoerde opdrachten. Ten slotte mag een met een stimuleringspremie uitgestroomde medewerker gedurende het aantal maanden waarop zijn stimuleringspremie is berekend niet opnieuw bij het Rijk in dienst treden, tenzij hij zijn volledige stimuleringspremie terugbetaalt. Een en ander is vastgelegd in de Gedragscode integriteit Rijk 2016 van 10 oktober 2016, de aanbestedingsregelgeving en het Algemeen Rijksambtenaren Reglement.

De Belastingdienst heeft strenge beheersmaatregelen getroffen. Een 100%-garantie kan ik in een organisatie van 30.000 medewerkers niet geven, maar u kunt op een strenge controle rekenen.

Eindheffing over stimuleringspremies

In het algemeen overleg van 13 oktober 2016 (Kamerstuk 31 066, nr. 313) heeft het lid van Vliet mij gevraagd de RVU-heffing toe te lichten. De RVU heffing is geregeld in artikel 32ba, zesde lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964. Een werkgever is pseudo-eindheffing over stimuleringspremies verschuldigd voor zover vaststaat dat premies die zijn betaald in een uitstroomregeling kunnen worden gebruikt ter overbrugging van de periode tot aan het pensioen, of als aanvulling op het pensioen. Het tarief van de heffing is 52%.

De inspecteur beoordeelt welke medewerkers de stimuleringspremie ter overbrugging naar het pensioen kunnen gebruiken en daarmee het aantal premies waarover RVU verschuldigd is. De inspecteur heeft aangegeven dat over de stimuleringspremies van medewerkers die op het moment van verlaten van de Belastingdienst ouder dan 62, maar nog geen 67 zijn, volledig RVU-heffing verschuldigd is. Voor medewerkers die op het moment van uitstroom jonger dan 60 zijn of 67 of ouder, is geen RVU verschuldigd. Voor medewerkers met een leeftijd op het moment van het verlaten van de Belastingdienst van 60 t/m 62, wordt er vooralsnog vanuit gegaan dat over 50% van die premies RVU-verschuldigd is.1

Zoals ik heb toegezegd, treft u in bijlage 1 de afspraak hierover aan tussen de inspecteur en de Belastingdienst2.

Lopende procedure

Op 19 februari 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant vonnis gewezen in een zaak over een reorganisatieregeling met een generiek karakter bij een belastingplichtige. De Rechtbank liet daarin doorschemeren dat in het betreffende geval niet vast was komen te staan dat sprake was van een RVU. Hierdoor is enige onzekerheid ontstaan over de uitleg door de rechterlijke macht van artikel 32ba van de Wet LB 1964.

Nu de zaak nog onder de rechter is, is het op dit moment niet volledig duidelijk of over generieke regelingen, zoals ook die van de Belastingdienst, RVU-heffing verschuldigd is. Hierover beoogt de Belastingdienst helderheid te krijgen. Om die reden zal de Belastingdienst voor de RVU-heffing over de uitstroomregeling een bezwaar ter behoud van rechten indienen bij de inspecteur. Het doel van de Belastingdienst is uitsluitend om hiermee aan te sluiten bij de aankomende jurisprudentie, in welke richting deze ook uitvalt.

ADR-rapporten over de Investeringsagenda

Tijdens het Algemeen overleg van 13 oktober jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 313) heb ik uw Kamer toegezegd het rapport van de ADR inzake de overdracht van programmadocumentatie van de Investeringsagenda in verband met het vertrek van Oliver Wyman te sturen. In het ADR-rapport wordt verwezen naar een door Oliver Wyman opgestelde review («Observations on state of the IA program»). Ook deze review is als bijlage bij deze brief gevoegd3.

Ik onderschrijf de kritische bevindingen uit het ADR-rapport. Op het moment dat duidelijk was dat de ondersteuning en specifieke deskundigheid van Oliver Wyman zouden wegvallen, heeft de Belastingdienst maatregelen getroffen om dat op te vangen. In mijn brief van 13 april jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 269) bij de Halfjaarsrapportage heb ik daar al bij stilgestaan. Concreet is de stand van zaken inmiddels als volgt:

  • de directeur Programmamanagement die vormgeeft aan de programma- en projectbeheersing van de Investeringsagenda is in goede samenwerking met het ingerichte Projectbureau hard aan de slag;

  • een herijking van de Investeringsagenda heeft plaatsgevonden, die moet uitmonden in een nieuwe dynamische planning (steeds vier maanden, de daaropvolgende drie kwartalen en de daarop volgende drie jaren vooruit);

  • activiteiten rondom de toekomstgerichte inrichting en datamanagement worden inmiddels door de Belastingdienst onder eigen regie uitgevoerd. Daarbij is het zaak de komende tijd intern nog meer kennis en deskundigheid op te bouwen.

Voorts stuur ik u graag alle andere rapporten van de ADR over de Investeringsagenda, waartoe de Belastingdienst destijds zelf het initiatief heeft genomen. Deze zijn in bijlage 2 bij deze brief opgenomen4.

Afsluitend

Zoals ik in mijn brief van 11 oktober 2016 heb aangekondigd (Kamerstuk 31 066, nr. 307), hebben de Minister en ik besloten tot het instellen van een commissie van wijzen (hierna: commissie onderzoek Belastingdienst), die gaat kijken naar de besluitvormingsmechanismen binnen de Belastingdienst. Gelet op de aard en omvang van het onderzoek door de commissie onderzoek Belastingdienst en benodigde zorgvuldigheid, moet rekening worden gehouden met de afronding van het onderzoek in de loop van januari 2017 (Kamerstuk 31 066, nr. 330).

Op verzoek van uw Kamer is als bijlage 3 de Visie deurwaarderij 2020 opgenomen5. Ook is op verzoek van uw Kamer als bijlage 46 een aantal verslagen van het Georganiseerd Overleg Belastingdienst over de afgelopen periode opgenomen die zijn vastgesteld in het Georganiseerd Overleg van 26 oktober jl.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Dit is een voorlopige verhouding die wordt aangehouden voor de calculatie van de RVU-heffing. De werkelijke verhouding tussen medewerkers die gebruik maken van de uitstroomregeling voor overbrugging tot het pensioen (door gebruik te maken van het ABP-keuzepensioen) en medewerkers die dat niet doen, wordt achteraf bepaald. Hierop wordt de daadwerkelijke RVU-heffing gebaseerd.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven