Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 30872 nr. 204 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 30872 nr. 204 |
Vastgesteld 17 februari 2016
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu en de vaste commissie voor Economische Zaken hebben op 17 december 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu over de circulaire economie.
(De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag.)
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Van Dekken
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Tijdink
Voorzitter: Van Dekken
Griffier: Jansma
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Cegerek, Van Dekken, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Houwers, Agnes Mulder, Smaling en Van Tongeren,
en Staatssecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu.
Aanvang 14.00 uur.
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de circulaire economie. Dit algemeen overleg vindt plaats in het kader van de werkzaamheden van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu. Ik heet de Staatssecretaris van harte welkom, evenals haar ambtelijke staf, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat volgen via internet. Ook heet ik de woordvoerders, vooralsnog een drietal, welkom. Ik spreek met hen een spreektijd af in eerste termijn van welgeteld vijf minuten. Ik gun hen daarbij ook nog een tweetal interrupties.
Ik heb nog een paar andere mededelingen te doen. Mevrouw Van Veldhoven is niet aanwezig vanwege ziekte. Ik verwacht mevrouw Cegerek nog wel. Ik begrijp dat mevrouw Van Tongeren na de eerste termijn terug moet naar de plenaire zaal omdat daar natuurlijk nog van alles en nog wat te doen is op deze laatste dag van het reces.
Er is voor dit overleg reeds een VAO aangevraagd door de heer Dijkstra. Dat staat gepland voor 17.25 uur, maar het schema kan nog wijzigen; dat gebeurt hier per uur. Dat zullen we echter dan nog wel zien.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter, ik moet ook om 16.30 uur naar de plenaire zaal voor een VAO. Als we eerder klaar kunnen zijn, dan is dat natuurlijk heel erg mooi.
De voorzitter: Aan de voorzitter zal dat nooit liggen.
Staatssecretaris Dijksma: Aan mij ook niet.
De voorzitter: En aan de Staatssecretaris ook niet. Ik leg de bal dus gewoon weer bij u terug. Ik geef het woord aan de heer Dijkstra, die spreekt namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. Ik start kort met wat vragen. Dan ga ik naar het pakket circulaire economie, geef ik een terugkoppeling van mijn zespuntenplan en ga ik in op de Raamovereenkomst Verpakkingen en dan specifiek de plastic tassen.
In Nederland liggen duizenden polyester bootjes uit de jaren zeventig en tachtig. De meeste zijn aan het einde van hun levensduur. Sommige liggen gewoon te rotten. Recycling is lastig. Ziet de Staatssecretaris kans om in overleg met bijvoorbeeld de HISWA een inventarisatie te maken van deze tienduizenden bootjes en zo nodig met een plan van aanpak te komen?
Tijdens een werkbezoek in Zeeuws-Vlaanderen was ik bij een partij die verbrandingsresten van huishoudelijk afval sorteert, scheidt en daar eigenlijk een nieuwe substantie van maakt, een soort grind of zandvervangers. Dat zou heel goed in te zetten zijn in de wegenbouw. Nu begrijp ik dat daar belemmeringen voor zijn; zo is de kwaliteit misschien nog niet helemaal voldoende. Wat remt deze toepassingen nu eigenlijk? Kunnen we dat soort belemmeringen wegnemen? Ik geloof dat er 30 miljoen of 30.000 ton ligt. Het zijn in elk geval heel grote getallen.
Met de afvalstortplaatsen worden experimenten uitgevoerd, waarbij het kan oplossen in de lucht. Daarbij komt echter ook best veel CO2 vrij, als ik de getallen mag geloven; veel meer dan we elders kunnen realiseren. Wij hebben behoorlijke CO2-doelstellingen. Het zou zonde zijn als we de besparing die we ergens doen, tenietdoen met dat soort open vuilstortplaatsen. Ik hoor graag een reflectie van de Staatssecretaris daarop, misschien ook in Europees verband.
Ik kom te spreken over het pakket circulaire economie, toch wel de hoofdmoot van dit AO wat mij betreft. Het is compleet, het kent ambitie en het beslaat de hele keten van productie, consumptie en afvalverwerking, ook om afval als secundaire grondstof terug te brengen in de keten. Eigenlijk maakt het ook niet uit waar dat gebeurt, want het wordt een kringloopeconomie. Het levert banen, welvaart en milieuwinst op met minder CO2-uitstoot. Dat is een win-winsituatie. Natuurlijk moeten we heel veel uitwerken. De VVD is daar positief kritisch over. Ik wil vooral dat we belemmeringen wegnemen, zodat we dat gunstige milieueffect kunnen bereiken, voor meer, creatief en innovatief ondernemerschap. Ik wil bewuste consumentenkeuzes. Ik zie verstandige fabrikanten die telkens nieuwe producten maken die goedkoper zijn, minder belastend zijn voor het milieu en meer rendement opleveren. Ik zie kansen voor Nederlandse afvalverwerkers en recyclers om hun kennis en kunde in heel Europa in te zetten om hiermee kassa te maken. Ik vind dat we dat koploperschap moeten benutten. Milieu en economie komen samen en by the way, we realiseren ambitieuze CO2-doelstellingen.
Voor de VVD staat de keuzevrijheid van consumenten echter wel voorop. Ik wil geen betutteling. Ik wil regels opruimen of verbeteren, zoals Timmermans dat ook wil, en vooral meer ruimte voor ondernemerschap. Het zijn niet de ambtenaren in Brussel die bepalen hoe een product eruit moet zien, hoeveel erin moet zitten of van welk materiaal het is. Ambtenaren scheppen geen banen; dat doet het bedrijfsleven. Ik ben kritisch over alles wat ruikt naar rompslomp, betutteling, voorschriften of administratieve lasten. Zo zie ik toch wel in potentie de richtlijn Ecodesign als iets wat uit de bocht zou kunnen vliegen. Ik hoor daarop graag een reactie van de Staatssecretaris. Ik wil voorkomen dat we te snel een afvalstempel zetten op nuttige restproducten. Eigenlijk zou je dat alleen moeten doen als dat niet anders kan, maar liever gewoon niet, want afval heeft gewoon waarde.
Voor de zomer presenteerde ik mijn zespuntenplan Haal meer uit afval. Ik dank de Staatssecretaris ervoor dat zij vijf van de zes punten van mijn plan onderschrijft. De belangrijkste punten zijn wat mij betreft de volgende. Ten eerste: meer internationaal verkeer van secundaire grondstoffen binnen Europa, zodat die zo optimaal mogelijk verwerkt kunnen worden met gelijke spelregels. Ten tweede: voorkom het stempel «afval» op een afgedankt restproduct, zeker als het een positieve waarde heeft.
Ik heb veel vragen gesteld over het verbod op gratis plastic tasjes. Ik zie een dergelijk verbod niet zitten. Ik vind dat overbodig en betuttelend. Daarmee wordt namelijk voorbijgegaan aan de eigen verantwoordelijkheid van consumenten en winkeliers. Met het stellen van een andere vraag – «gaat het zo mee?» – bereik je eigenlijk hetzelfde effect. Daarvoor is geen verbod nodig. Europa laat het de lidstaten ook vrij om dat te doen. Toch koos de vorige Staatssecretaris voor een alomvattend verbod. Ik denk dat het op een andere manier kan. Ik leg mij daar namens de VVD-fractie wel bij neer, maar ik wil dan wel graag dat er een periode komt waarin coulant wordt gehandhaafd, want er zijn grote problemen met de definities. Wanneer valt het er nu wel onder en wanneer niet? Als je een fles wijn koopt, of als je er drie tegelijk koopt, hoe neem je dat dan mee? Als je je schoenen naar de schoenmaker brengt voor een nieuwe zool en je een tasje mee terugkrijgt, dan moet je daarvoor betalen, maar voor de tas voor je stomerijkleding hoef je dat niet te doen. Vallen de webwinkels die in plastic verpakken er nu wel of niet onder? Als dat betekent dat zij kartonnen doosjes gaan gebruiken, die meer milieubelastend zijn, dan zijn we verder van huis.
Ik wil vooral een periode van coulance. Ik vraag de Staatssecretaris daar serieus om. Ik wil graag haar reactie daarop. Ik merk dat ik door mijn spreektijd heen ben, maar misschien kan ik nog wat toelichten in een interruptie.
De voorzitter: Ik heb de indruk dat dat kan, want mevrouw Van Tongeren van GroenLinks wil u een vraag stellen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik help de VVD natuurlijk altijd graag. Als de huidige definities ingewikkeld zijn, is de VVD dan misschien geïnteresseerd in bepalen dat overal waar het ingewikkeld is, er niet meer gratis plastic wordt meegegeven? Dan ben je van alle rompslomp en definitiekwesties af. Volgens mij delen wij het standpunt dat plastic niet thuishoort in het milieu en dat er manieren moeten worden verzonnen om het terug te dringen. In andere landen zie je dat zodra er een prijs zit op bijvoorbeeld die plastic tasjes, mensen er vaker aan denken om een tas van huis mee te nemen. De drie flessen wijn kunnen bij de VVD misschien gewoon rechtstreeks in de achterbak zonder plastic tasje?
De voorzitter: Ik weet niet of u op die laatste opmerking moet reageren.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Vorige week was ik met mevrouw Van Tongeren en anderen in Parijs. Wij kwamen langs een heel leuke markt. Ik kocht een taartje en nog iets lekkers – wat frambozen geloof ik – en toen ik verderliep zag ik dat mevrouw Van Tongeren ook wat had gekocht op de markt. Zij had echter niet haar juten tas bij zich – dat soort dingen gebeurt weleens als je op reis bent – en zij liep dus ook met een plastic tasje. Ik had er natuurlijk eigenlijk snel een foto van moeten maken om bewijs daarvoor te leveren.
De voorzitter: U hebt er niets van gezegd.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik heb er wel wat van gezegd. Kijk, de VVD is ook voor terugdringing van onnodig verpakkingsmateriaal. Het gaat mij erom dat een wettelijk verbod goed moet zijn. Nu zie je vaak definitiekwesties: wanneer valt het eronder en wanneer niet? Het is nu17 december. Volgende week is het kerst; dit is een drukke maand. Dat verbod gaat in op 1 januari. Dat is weliswaar van tevoren gemeld, maar toch zijn er nog veel vragen en onduidelijkheid. Kassasystemen moeten worden aangepast, er moeten bonnetjes komen. De winkelier moet kunnen bewijzen dat er betaald is voor het plastic tasje. Daar moet btw voor worden afgedragen. Sommige kassasystemen moeten worden aangepast. Leveranciers weten niet waar zij aan toe zijn, maar de rijksoverheid verwijst wel naar leveranciers. Andersom gebeurt dat ook; leveranciers zeggen «je moet bij de rijksoverheid zijn». Er is dus sprake van een soort impasse. Als we een verbond instellen, dan moeten we geen gedoe krijgen met de handhaving. Natuurlijk willen we het aantal plastic tasjes terugdringen en beprijzing kan daarvoor een goed middel zijn, maar laten we alsjeblieft oppassen voor het uitdelen van boetes van rond de € 220 omdat iemand eventjes bij een spijkerbroek een tas heeft meegegeven omdat hij dat ding gewoon schoon en goed thuis wil krijgen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat was inderdaad een voortzetting van de inbreng van de heer Dijkstra, maar geen antwoord op mijn vraag. Nu help ik hem zo aardig aan een beetje spreektijd en dan krijg ik een veeg uit de pan. Mijn vraag was: als je moeite hebt met onderscheid maken tussen wanneer wel en wanneer niet, zou je dan niet moeten zeggen: voor al het eenmalige plastic, dus ook voor het plastic waarin de stomerijspullen verpakt zijn, wordt een klein bedragje op de rekening gezet. Je kunt, als je daar van tevoren op voorbereid bent, ook een tas meenemen waarin dat dekbed of colbertje gestopt kan worden. Dat hoeft niet per se in eenmalig plastic. Ik deel met de VVD dat het misschien ingewikkeld is. Ik zeg daarop: maak het dan makkelijk en zeg gewoon dat op al het eenmalige plastic een prijsje moet zitten. Dan is er geen onduidelijkheid.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Nee, dat vind ik onzin. Plastic heeft namelijk een functie: het beschermt producten. Er is geen wereld denkbaar zonder plastic. Natuurlijk willen we het gebruik van plastic terugdringen, maar het is een eigen verantwoordelijkheid van mensen om zelf een tas mee te nemen. Daar is echt geen verbod voor nodig, wat mij betreft. Ik hoop dat dat een antwoord is op de vraag van mevrouw Van Tongeren. Ik vind het overbodig. Ik heb heel veel vragen gesteld en het vervelende is dat dat milieueffect er niet is. Bij het fabriceren van alternatieven, zoals papier, komt veel meer CO2-uitstoot kijken. Het kennisinstituut geeft aan dat zo'n papieren tas twee keer gebruikt kan worden, terwijl zo'n plastic tas misschien wel tien keer gebruikt kan worden. Je moet je dus echt afvragen waar je mee bezig bent: is dit geen symboolpolitiek? Ik weet dat er een linkse Kamermeerderheid is die dit graag wil, maar mijn pleidooi is: laten we een beetje coulant zijn in de handhaving. Het moet niet zo misgaan dat we winkeliers gaan beboeten of er excessen zijn waarbij klanten zeggen: ik heb net iets duurs gekocht en dan moet ik ook nog een dubbeltje afrekenen voor een tasje, daar heb ik geen zin in, dat vind ik te ver gaan. Laten we eerst duidelijkheid krijgen voordat we overgaan tot dit soort zware maatregelen van handhaving en een soort plasticpolitie.
De voorzitter: Uw betoog is meer dan helder.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik denk dat onze handhavers echt wel wat beters te doen hebben.
De voorzitter: Dank voor uw betoog, ook in de interrupties. Het woord is aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik hoop dat de VVD ook een beetje coulant is in de handhaving als het gaat om bijstandsgerechtigden die een formulier niet begrepen hebben. Dan reken ik ook op de VVD voor coulance in de handhaving.
Veel grondstoffen, zoals rare earths maar ook ijzer, worden steeds moeilijker te winnen. Dat komt onder andere doordat wij dingen gebruiken en verspillen maar ook zo veranderen dat ze niet meer teruggewonnen kunnen worden. Ik las bijvoorbeeld recentelijk in de krant dat er 27 miljoen aan goud weggegooid wordt gelet op alles waar goud in zit. Dat willen we volgens mij van links tot rechts niet. Dat gaat niet om een linkse Kamermeerderheid, maar dat is gewoon common sense. Daarom is GroenLinks ook een groot voorstander van een circulaire economie. Helaas stelt het EU-voorstel Mededeling actieplan circulaire economie teleur. De doelstellingen zijn afgezwakt en de Europese Commissie zegt dat circulaire economie eigenlijk iets is naast de echte gewone grotemenseneconomie. Wij zien dat het ongeveer de basis is van onze hele economie. Wij vragen de Staatssecretaris of zij het ermee eens is dat dat integrale denken, het hergebruik, de circulaire kant, onderdeel moet zijn van het Europese beleid.
Onderdeel van het Europese actieplan is onder andere een nieuw voorstel om ertoe te komen, energie te halen uit afvalverbranding. Nu meen ik mij te herinneren dat er een aangenomen motie van mij is over de Ladder van Lansink, die behelst dat je eerst alles uit je afval haalt wat je nog op een of andere manier kunt gebruiken, voordat je een eventuele kleine hoeveelheid restafval verbrandt. Is de Staatssecretaris dat met GroenLinks eens? Betekent dat niet dat we heel kritisch moeten kijken naar dat Europese actieplan afvalverbranding en veel minder moeten gaan slepen met afval door Europa? We zijn op dit moment een afvalimportland omdat wij te veel afvalverbrandingscapaciteit hebben staan en omdat wij vrij goed zijn in het scheiden van afval. Die twee bedrijfstakken zijn het nu aan het uitvechten en halen afval uit het buitenland. Het zou natuurlijk beter zijn om afval terug te brengen of het te verwerken in de buurt van waar het gemaakt wordt. De volgende vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: kunnen wij inzetten op vermindering van de hoeveelheid afval?
Daarvoor moet onder andere goed worden gekeken naar verpakkingen. Volgens mij heb ik hierover eerder vragen gesteld. Er worden ook regelmatig allerlei akkoorden gesloten om de hoeveelheid afval terug te brengen. Zo is er ooit het «tandpasta-akkoord» gesloten. Tandpasta zit in een tube, in een kartonnetje. Daar zit soms ook nog een cellofaantje in. En daar krijg je dan ook nog een gratis plastic tasje bij. Er zijn afspraken gemaakt met de fabrikanten om die hoeveelheid verpakkingen terug te brengen. Zo'n akkoord is bij mijn weten niet succesvol geweest. Er is ook op een heleboel andere terreinen over gesproken, maar je moet aan de bron beginnen om de hoeveelheid afval te verminderen. Een ander voorbeeld is een mobieltje; daar kun je geen nieuwe module in stoppen of een onderdeeltje erin of eruit klikken. Bij de Nederlandse fair phone kan dat wel. Daar is ook een prijs voor uitgereikt. Is dat modulair opbouwen van apparaten zodat onderdelen makkelijker te vervangen zijn, iets wat de Staatssecretaris zou willen oppakken en bevorderen?
In dezelfde trant is te denken aan andere vormen van eigendom, bijvoorbeeld statiegeld of abonnementen. Sommige lampen bevatten zeldzame metalen en de producenten van die lampen zeggen: wij zouden graag een soort inruilsysteem hebben voor die lampen omdat het zo moeilijk is om zeldzame metalen te vinden. Is het mogelijk om tijdens het voorzitterschap op dat brede onderwerp – levering van licht zonder eigenaar te zijn van de lamp; zo zijn er ook modellen te bedenken voor vloerbedekking – die gedachte verder uit te werken? Is de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken welke verschuivingen van belasting op arbeid naar belasting op vooral de virgin grondstoffen mogelijk zijn binnen de huidige Europese regels, ook om te kijken of we dat kunnen agenderen tijdens het Nederlandse voorzitterschap?
Ik hoop dat ik nog één zin mag zeggen over fosfaat, voorzitter.
De voorzitter: U kennende, lukt dat ongetwijfeld. Dat zal wel een lange zin worden, vermoed ik.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik zal het proberen. Zwitserland heeft een regeling voor het terugwinnen van fosfor uit rioolslib. Nederland is daar wel mee bezig maar doet twee dingen die daar niet bij helpen. Allereerst wordt hier het huisvuil verbrand met wat daar overblijft. Ook zou zo'n wettelijke verplichting in de geest van de regeling die Zwitserland heeft, Nederland helpen om de fosfaatkringloop sneller te sluiten. Dank u voor de coulance, voorzitter.
De voorzitter: Uitermate graag gedaan natuurlijk. Ik geef het woord aan mevrouw Mulder. Zij spreekt namens het christenDemocratisch Appèl, het CDA.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het CDA vindt het pakket over de circulaire economie van de Europese Commissie een stap in de goede richting, zeker voor toekomstige generaties. Nederland heeft gewoon een Europese markt nodig voor afval en teruggewonnen grondstoffen. Daar zijn ook Europese regels voor nodig zodat je een level playing field hebt. Deze markten bieden kansen aan ons Nederlandse bedrijfsleven. Onze fractie denkt dat dit ons een hotspotpositie kan opleveren. Ik complimenteer onze rapporteur op dit vlak, mevrouw Cegerek, die het dossier van A tot Z heeft gevolgd en erover heeft gerapporteerd; dank daarvoor.
Het rapport lezende denkt de CDA-fractie dat Nederland ook nog heel specifiek aandacht kan vragen voor het mkb. Ik begrijp dat er subsidies zijn voor het mkb, maar dat die dan weer bij Horizon 2020 zitten. Hoe zit het met deze mkb-geldstromen, ook in relatie tot de Europese Milieuraad die op 16 december plaatsvond? Misschien was de Staatssecretaris of een van haar mensen daar aanwezig. Daar is heel specifiek gesproken over leningen, risicodragend kapitaal en financiële instrumenten. Ik krijg graag een terugkoppeling daarvan van de Staatssecretaris. Hoe kunnen deze regelingen geschikt worden gemaakt, ook voor kleinere bedrijven die willen investeren in een duurzame economie?
Onder andere op het gebied van herwonnen fosfaat kan er nog veel gebeuren. Dat zou niet alleen moeten worden gezien als een meststof, maar ook als een kunstmestvervanger. Dit pakket biedt de mogelijkheid om dat ook te doen. We hebben natuurlijk een Staatssecretaris die heel veel kennis heeft op dit vlak, dus dat komt mooi uit. Het zou ten goede komen aan een efficiënt grondstoffengebruik van boeren. Is de Staatssecretaris bereid om het gebruik van teruggewonnen fosfaat uit alle bronnen te agenderen tijdens het Nederlands voorzitterschap? Daarbij gaat het ook om een uniforme, simpelere toepassing van de Europese regels ten aanzien van end of waste, zodat er een markt ontstaat voor teruggewonnen grondstoffen. Is de Staatssecretaris dit met ons eens? Wordt dit dan ook de inzet van het kabinetsbeleid?
Om de markt voor duurzaam herwonnen grondstoffen op gang te brengen, zou een stimuleringsregeling ook helpen. Hoe denkt de Staatssecretaris daarover? Daarnaast is er nog een aanpassing nodig van de kunstmestverordening en de Nitraatrichtlijn, zodat ook uit dierlijke mest fosfaat kan worden teruggewonnen en kan worden gebruikt als kunstmest. Is de Staatssecretaris bereid om hiervoor haar uiterste best te doen? Er lopen op dit moment vijftien pilotprojecten om fosfaat terug te winnen uit dierlijke mest. Om deze projecten uit te breiden zou het wenselijk zijn om de pilots onder te brengen in coöperaties. Wil de Staatssecretaris zich ook daarvoor inzetten? Ik ben zelf bij Wetsus in Leeuwarden geweest, een club die actief is in dit soort innovatieve projecten. Ik denk dat hier voor Nederland ongelooflijke goede kansen liggen.
Ik kom te spreken over de Raamovereenkomst Verpakkingen ten aanzien van hout. De voorganger van de Staatssecretaris heeft mij in juni toegezegd gesprekken te zullen voeren met de houtsector over de recyclingnorm van hout en het hergebruik van pallets. Hierover zou de Kamer voor het einde van het jaar worden geïnformeerd. Het is nog niet het einde van het jaar, maar voor ons is het wel van belang dat er een langetermijnoplossing komt en dat de inspectie in de tussentijd de sector niet onnodig op de vingers tikt. Hergebruik wordt op dit moment gewoon niet gezien als recycling. Daarom vraag ik de Staatssecretaris om samen met de sector te zoeken naar een oplossing en om de inspectie te vragen om in de tussentijd gepaster met de sector om te gaan. Het is nu aantrekkelijker om je houten pallet in een verbrandingsoven te gooien als biomassabijstook dan om het te hergebruiken. Dat is natuurlijk een heel rare prikkel.
Het was de voorganger van de Staatssecretaris bekend dat ik me ervoor inzet dat de hoeveelheid vrijgekomen microplastics in het milieu wordt teruggedrongen. Ik ben blij met de door de Staatssecretaris naar de Kamer gestuurde aanpak van microplastics; dank daarvoor. Het is een heel mooie eerste stap, maar in mijn motie heb ik ook gevraagd om er bij de cosmeticabranche op aan te dringen om helemaal op te houden met het gebruik van microplastics. In de aanpak lees ik dat 74% van de leden van de Nederlandse Cosmetica Vereniging (NCV) ze nu niet meer gebruikt. Ik complementeer haar ermee dat ze dit al voor elkaar heeft, maar het CDA vindt het nog niet genoeg. Ik denk dat de Staatssecretaris dat ook begrijpt en dat zij, misschien wel mede namens ons, wil vragen wat er nog in de weg zit om te komen tot een reductie van 100%. Ik dank de Staatssecretaris voor haar inzet om op Europees niveau te pleiten voor een volledig verbod op het gebruik van microplastics in cosmetica. Hoe gaat zij dit het komende jaar concreet vormgeven?
De commissie-Corbey adviseert om de marktontwikkeling van duurzame biomassa en bio-based producten verder te stimuleren. Is de Staatssecretaris daartoe bereid en, zo ja, hoe? Wat zou er in de regelgeving moeten veranderen zodat meer plastic tasjes composteerbaar worden?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Mevrouw Mulder noemde terloops de biologisch afbreekbare plastics. Wat vindt zij ervan dat de bio-based industrie eigenlijk de nek wordt omgedraaid door het totale verbod op gratis plastic tassen? Hoe zit het CDA daarin?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wij kunnen ons voorstellen dat er best plek moet zijn voor de bio-based plastics. Ik begreep ook dat het nog niet helemaal 100% afbreekbaar is, dus dat maakt het ook weer lastig. Dat was volgens mij ook de reden dat de vorige Staatssecretaris daar nog niet zo voor was. Mocht het ooit zover komen dat ze wel 100% afbreekbaar zijn, dan kunnen ze alsnog worden gebruikt. Dat is de manier van de cyclus en het CDA kijkt natuurlijk hoe dat het beste kan. Net zoals de VVD-fractie zou ik het goed vinden als er een halfjaar coulance zou zijn, zodat de ondernemers goed kunnen wennen aan het uiteindelijke verdwijnen van de plastic tasjes. We zien echter ook dat plastic tassen uiteindelijk eindigen als microplastics in het milieu, dus we vinden het wel goed dat het verder wordt teruggedrongen. We hebben er namelijk heel veel last van.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Dat is goed om te horen, want zo'n verbod is best veelomvattend en je moet ook bekijken wat de effecten ervan zijn. Mevrouw Mulder legt terecht de relatie met microplastics, die je natuurlijk niet wilt. In aansluiting daarop zeg ik dat we het fosfaatverhaal gisteren ook van een hele groep hebben gehoord. Misschien kunnen we zo meteen samen iets doen met een motie of iets dergelijks om echt op te schalen. Dit is een mooi voorbeeld van een situatie binnen de circulaire economie waarin we grensoverschrijdend te werk moeten gaan om de markt te creëren. Ik ben dus blij dat het CDA aan onze zijde staat.
De voorzitter: Ik hoorde hierin niet direct een vraag.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Nee, voorzitter, maar ik heb nog wel de neiging om heel kort te reageren.
De voorzitter: Dat mag.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik denk dat het goed is om hierin gezamenlijk op te trekken. Ik denk dat heel veel fracties het belangrijk vinden dat het circulaire ook echt terugkomt in de fosfaten. Laten we daarvoor heel hard ons best doen met elkaar. Het is een kans voor ons bedrijfsleven.
De voorzitter: Het woord is aan de heer Smaling. Hij kwam wat later binnen, dus ik meld hem dat de spreektijden vijf minuten bedragen en dat ik twee interrupties toesta. Het is dus één groot feest hier!
De heer Smaling (SP): Dat is fijn om te horen, voorzitter.
Voorzitter. We hebben het AO een nieuwe naam gegeven. «Grondstoffen en afval» was voor iedereen nog begrijpelijk, denk ik. «Circulaire economie» past bij deze tijd. De naam komt ook mooi op tijd voor het Nederlands voorzitterschap. Toch ben ik benieuwd hoe de Staatssecretaris dit begrip in wat meer hanteerbare taal zou verwoorden. Dan heeft zij meteen een definitieopdrachtje, terwijl wij het woord voeren. Ik denk dat dat wel goed is, want anders gaat het toch over de hoofden van veel mensen heen. Dat zou zonde zijn, want mevrouw Cegerek heeft er hard aan getrokken en we moeten ook in het halfjaar van het voorzitterschap proberen om hier meters te maken. We hadden hier vroeger een filosoof, Cees Veerman, die ooit over varkens heeft gezegd: we importeren het voer, we verkopen het vlees en we blijven zelf zitten met de stront. Dat zou een mooie metafoor zijn voor de niet-circulaire economie. Misschien kan het als leidraad dienen voor de wijze waarop je de zaak wel circulair kunt krijgen.
Het EU-pakket is interessant. Het is echt de basis van waaruit wij moeten werken. Ik heb een paar concrete vragen aan de Staatssecretaris over de wijze waarop zij denkt het halfjaar zinvol in te vullen. Welke belemmeringen in de bestaande Europese wet- en regelgeving zou je te lijf moeten gaan? We hebben met de Staatssecretaris in haar vorige functie besproken dat de mededingingswetgeving de verduurzaming soms in de weg zit. Is daaraan inmiddels al het nodige gedaan? Zo nee, wat zouden we kunnen doen? Het gaat ook om het begrip afval, dat per lidstaat een andere connotatie heeft. Gisteren hebben we de «fosfaatbrigade» op bezoek gehad. Toen bleek dat je met fosfaat dat is gerecycled door de voedings- en genotsmiddelenindustrie of de rioolwaterzuivering, niet zomaar de grens over kunt, omdat het overal aan andere regels moet voldoen.
In hoeverre kunnen de lidstaten van elkaar leren en elkaar bij de arm pakken? De Oost-Europese lidstaten zijn ongetwijfeld nog niet zover als wij in het schoon opruimen van afval. In het midden van de jaren 70 hadden wij ook nog 1.000 stortplaatsen, terwijl we er nu nog enkele tientallen hebben. Het lijkt me goed om landen die daaraan behoefte hebben, op dit vlak bij te staan. Verder is het natuurlijk de vraag in hoeverre je moet toewerken naar richtlijnen en verordeningen. Is het goed genoeg om met een groenboek of een mededeling te komen en het vervolgens te laten bij een inventarisatie van wie wat doet en wat past bij de cultuur, de geografie of het klimaat van een land? Zo kun je een verscheidenheid ontwikkelen die misschien juist beter is dan een situatie waarin je probeert om alles binnen één type wetgeving te brengen.
Het is nog niet heel concreet wat er staat, maar dat is normaal bij zo'n mededeling. Hoe concreet wil de Staatssecretaris worden? Wil ze bijvoorbeeld vorderingen maken op het terrein van microplastics? Zegt zij «dit wordt ons ding en daar trek ik de andere 27 in mee»? Dat zou geen gek idee zijn, maar ik vraag het haar maar. Wat mijn fractie betreft zijn we nu in het stadium dat we dit soort dingen meer vragenderwijs aan elkaar voorleggen in plaats van dat ik de Staatssecretaris zou willen dwingen om iets te doen.
Toen we het gisteren over fosfaat hadden, bleek dat het procesmatig eigenlijk heel goed gaat, zowel in de voedings- en genotmiddelenindustrie als in de landbouw en de waterzuivering. Alleen zit er nog niet meteen een markt achter. Het hergebruik zit niet onmiddellijk achter het technische proces van recycling. Wat zou daarin kunnen helpen? Moet je dan aan fondsvorming doen? Moet je die markt gaan creëren? Ik denk wel dat het belangrijk is dat de markt het overneemt, of dat nu op mkb-niveau is met recycling op kleine schaal of door de grote bedrijven. Het is zinnig om goed na te denken over de vraag hoe we dat doen, want anders lossen we een technisch probleem op maar zitten we uiteindelijk met bergen fosfaat. Misschien komen die in de verre toekomst, als Marokko en China er doorheen zijn, nog weleens goed van pas, maar dat werkt natuurlijk niet. Ik heb dat gisteren ook gevraagd aan de deskundigen. Er zijn nog wel zoutcavernes te vullen, maar ik weet niet of je die met fosfaat moet vullen.
Ik snijd nog even een paar wat meer nationale puntjes aan. In het algemeen hangt rondom grondstoffen en afval de sfeer dat we goed bezig zijn. Ik wil dat ook niet tegenspreken, maar ik vraag de Staatssecretaris toch of dat echt zo is. Als ik wat cijfertjes bekijk, zie ik dat we hier en daar toch wat achteruit kachelen. Op het gebied van compostering zie ik cijfers waarmee we wat zakken. We halen de norm voor glazen verpakkingsafval nog steeds niet. Op het gebied van kunststof gaan we een beetje achteruit. We hebben natuurlijk de hele discussie over statiegeld gehad, die wat ons betreft voorlopig gelukkig in goede zin is beslecht. Mijn fractie is blij met de plastictasjesdoelstellingen die eraan komen en zal die zeker steunen. We zijn soms wel geneigd om iets te veel te blijven hangen in pilots en een zekere mate van vrijblijvendheid, terwijl je ook kunt doorpakken. Maatregelen in Duitsland en Scandinavië op het gebied van zwerfafval hebben bijvoorbeeld gewoon geleid tot een aanzienlijke afname van de hoeveelheid zwerfafval.
Ten slotte het onderwerp circulaire economie en onderwijs. Heeft de Staatssecretaris ambities om ook in het onderwijs de circulaire economie wat meer vooraan in het curriculum te brengen? Zijn er ideeën om op het niveau van de pabo's de aanstaande docenten bij te brengen wat de circulaire economie is en hoe je die voor kinderen aantrekkelijk kunt maken?
De voorzitter: Ik dank u hartelijk, mijnheer Smaling.
De heer Smaling (SP): Ik heb nog één zin, voorzitter.
De voorzitter: Ja, die hebben we allemaal, maar u bent wel ruim over uw spreektijd heen.
De heer Smaling (SP): O, maar ik dacht dat u mij zou waarschuwen! Meestal doet u dat, dus ik ging er helemaal van uit dat u dat zou doen. Anders praat ik gewoon achter elkaar door.
De voorzitter: Normaal gesproken doe ik dat ook, maar u was te laat. Ik gun u echter die zin.
De heer Smaling (SP): De geplande verbouwing van dit gebouw: hoe duurzaam kunnen we die doen? Dat was het.
De voorzitter: Dat was een prachtige slotzin. Het woord is nu aan mevrouw Cegerek.
Mevrouw Cegerek (PvdA): Voorzitter. Ik begin met de retourpremies. Zoals bekend heeft de Partij van de Arbeid het initiatief genomen om met retourpremies aan de slag te gaan. Ik heb samen met mevrouw Mulder een motie (30 872, nr. 197) ingediend voor een concreter plan van aanpak. Dat plan van aanpak ligt er nu. Het is mooi om te zien dat dit in een brede samenwerking tot stand is gekomen. De vraag was om met een beloningssysteem te komen om de zwerfafvalproblematiek effectief aan te pakken. Mensen moeten worden gestimuleerd om zo min mogelijk weg te gooien en zo veel mogelijk afval te scheiden, zodat afval geen afval meer is maar wordt gezien als grondstof voor een nieuw product. Beloningssystemen werken daarbij goed. In het licht van de circulaire economie en het benutten van kansen vanuit de economische kant, is het van belang om ook een brede input te hebben. Zonder voldoende aanvoer van grondstoffen kun je geen nieuw product maken. Kortom, met dit plan voor retourpremies willen we vooral werk maken van de circulaire economie.
We hebben gevraagd om niet alleen te kijken naar beloningssystemen voor organisaties zoals sportscholen, maar ook naar individuele beloningssystemen. In het plan staat dat 40 gemeenten met pilots meedoen. In hoeverre is die balans er nu? In hoeverre worden in dit plan ook individuele beloningssystemen toegepast? Ik constateer dat de retourpremies specifiek zijn gericht op kleine flesjes en blikjes. Die vormen een van de grote ergernissen in de zwerfafvalproblematiek, maar de vraag was wat breder, namelijk om ook te verkennen op welke andere materialen retourpremies zouden kunnen worden toegepast, zoals textiel. Wat is de stand van zaken in de verkenning als het gaat om andere materialen? Het blijkt bijvoorbeeld dat in Nederland nog steeds tonnen aan gebruikte kleding in de afvalbak terechtkomen en worden verbrand. Een aantal winkels gaat hiermee aan de slag. Dat zorgt voor klantenbinding. Als mensen in de winkel hun kleding inleveren en daar een kortingsbon voor terugkrijgen, is dat ook een vorm van een beloningssysteem. Het is een win-winsituatie: goed voor het milieu, goed voor de economie en goed voor onze portemonnee. Ik ben dus benieuwd hoe het zit met de verkenning.
Er is al veel gezegd over het Europese pakket inzake circulaire economie. Bij gelegenheid van de Milieuraad hebben wij hieraan aandacht besteed. Het is goed om de komende tijd in te zoomen op een aantal onderdelen van het pakket. Enkele collega's hebben er al naar verwezen. Als ik naar links en rechts in de Kamer kijk, constateer ik dat wij allemaal aan de slag willen met dit pakket. Als er een onderwerp is dat milieu en economie verbindt, dan is het wel het onderwerp van de circulaire economie. Als we de transitie naar circulaire economie kunnen maken, die ook in het regeerakkoord staat, dan betekent dat een kostenbesparing van 7 miljard voor het bedrijfsleven. Uit verschillende onderzoeken blijkt ook dat dit Nederland 50.000 tot 80.000 banen kan opleveren. Dat is dus heel mooi. Uit recent onderzoek blijkt echter toch dat veel ondernemers niet goed weten wat circulaire economie inhoudt, met name in het mkb. Het Europese pakket biedt ook investeringsmogelijkheden. In het pakket staat dat er voor 650 miljoen financieringsmogelijkheden zijn via het Horizon 2020-fonds en 5,5 miljard door middel van structurele fondsen. Dit zijn grote bedragen en mooie kansen voor ondernemers. Een veelgehoorde klacht van ondernemers is echter dat de Europese middelen vooral voor het mkb niet makkelijk toegankelijk zijn. Ik refereerde net al aan recent onderzoek waaruit blijkt dat de helft van de ondernemers niet bekend is met de circulaire economie. Mijn vraag hierbij is of we ondernemers kunnen ondersteunen bij het goed benutten van de Europese financieringsmogelijkheden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ondernemers aan de slag kunnen met bijvoorbeeld circulaire businessmodellen? Ik hoor vaak van ondernemers dat ze er wel mee aan de slag willen, maar dat ze er qua kennis en kunde ondersteuning bij nodig hebben.
Er zitten verschillende interessante punten in het pakket, bijvoorbeeld een bindende target van 10% op storten. Wat betekent dit op den duur voor onze afvalverbrandingscapaciteit? Niet alleen Nederland moet aan die 10% voldoen, maar ook andere landen. Betekent dit dat we op den duur geen afval van andere landen mogen verbranden? Samen met de heer Dijkstra heb ik gepleit voor een eenduidig beleid en een overkoepelend programma voor circulaire economie. Ik denk dat het goed is dat wij hierover worden geïnformeerd, om goed in te zoomen op wat dergelijke bindende doelstellingen voor Nederland betekenen. Ik zou dus zeggen: snel hiermee aan de slag.
Tot zover mijn bijdrage, voorzitter, want u kijkt mij aan met een blik die zegt dat ik over de tijd ga.
De voorzitter: Ik ben blij dat ik helemaal niets hoef te zeggen. Mevrouw Dik-Faber heeft wel een vraag aan u.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Wellicht levert mijn vraag mevrouw Cegerek nog wat extra spreektijd op. Die is kostbaar in deze vergadering, want het onderwerp gaat ons allemaal ter harte.
In december 2014 heeft mevrouw Cegerek samen met mevrouw Van Veldhoven een motie (30 872, nr. 173) ingediend over de Raamovereenkomst Verpakkingen. In die motie staat correct beschreven dat de plannen van de verschillende sectoren voor de hoogst haalbare doelen er nog steeds niet liggen, terwijl die er al in 2013 zouden zijn. In de motie is ook aangegeven dat als ze er medio 2015 niet zijn, dit wordt beschouwd als een breuk van de afspraken in de raamovereenkomst. Het is nu eind 2015, het is een halfjaar later en er liggen nu zes van de zestien plannen. Ze zijn er dus niet, en dan heb ik het nog niet eens over de inhoud. Ik ben heel benieuwd hoe mevrouw Cegerek deze situatie beoordeelt.
Mevrouw Cegerek (PvdA): Dat is een goede vraag van mevrouw Dik-Faber. Wij zijn altijd kritisch geweest over de raamovereenkomst. Het is ook geen geheim dat de Partij van de Arbeid niet gecharmeerd is van de raamovereenkomst die er ligt. We hebben nu gezegd dat we goed willen monitoren en willen kijken wat effectief is. Bij de evaluatie in 2017 willen we naar het geheel kijken en alles opnieuw beoordelen om te bepalen hoe we dan verder willen met dit pakket.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ja, in 2017 wordt er verder gekeken naar het pakket. De motie was echter heel duidelijk: «spreekt uit dat indien deze hoogst haalbare doelen er niet voor medio 2015 liggen» – en dat is zo – «dit wordt gezien als een breuk van de afspraken in de Raamovereenkomst Verpakkingen». Dat is een forse uitspraak. De motie is aangenomen door de Kamer, ook met steun van mijn fractie, omdat ik het een heel goede motie vind. Wat betekent deze motie nu?
Mevrouw Cegerek (PvdA): Ik wil herhalen wat ik heb gezegd. Het verzoek blijft overeind. We zullen het geheel beoordelen bij de evaluatie in 2017.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik heb ook een vraag op dit punt, zeker omdat de PvdA hier soms wat anders in lijkt te zitten dan het beleid. De raamovereenkomst is gesloten voor een periode van tien jaar. We gaan natuurlijk evalueren; dat ben ik met mevrouw Cegerek eens. Het mooie daarvan is dat de rijksoverheid de doelen heeft gesteld maar dat de partners, dus het verpakkende bedrijfsleven en de gemeenten, het uitvoeren. Wij stellen dus het doel en zij kiezen de middelen op de efficiëntste wijze. Ik ben van mening dat de Haagse politiek moet stoppen te morrelen aan iets wat voor een periode van tien jaar is afgesproken. Zoiets heeft ook tijd en vertrouwen nodig. Het is ook een succes, want we zien een toename van de inzameling van plastics en blik, met de oranje Heroes en de nascheiding die toeneemt. We zien dat 68% van de drankenkartons wordt ingezameld …
De voorzitter: En de vraag is …?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Er zijn dus allerlei succesfactoren. Deelt de PvdA mijn mening dat zoiets tijd nodig heeft – je ziet de effecten al – en dat we er als Haagse politiek niet te veel aan moeten morrelen, omdat dat het vertrouwen ondermijnt dat onze partners in ons hebben?
Mevrouw Cegerek (PvdA): Nou, ik wil wel herhalen wat ik zojuist tegen mevrouw Dik-Faber heb gezegd. In 2017 gaan we deze raamovereenkomst evalueren. We kijken dan dus ook naar het geheel. Als blijkt dat wij op een andere manier beter de doelstellingen kunnen realiseren, dan gaan we daarvoor. De Partij van de Arbeid heeft altijd gezegd een brede coalitie in deze samenwerking van belang te vinden. Helaas doen bijvoorbeeld de milieuorganisaties niet mee aan deze raamovereenkomst. Dat is een ontbrekende schakel. Aanvankelijk zouden zij een van de partners in de raamovereenkomst zijn, maar dat is niet het geval; vandaar dat wij in 2017 naar de evaluatie willen kijken en dan opnieuw zullen beoordelen of we wel of niet verder moeten met de raamovereenkomst.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik hoop dat de PvdA beseft dat ook Natuur & Milieu inmiddels aan tafel zit. Dat had voor ons niet gehoeven, maar we hebben vertrouwen in de partners. We maken het waar. Ik hoop dat de PvdA bij de evaluatie echt naar het milieueffect kijkt. Ik ben van mening dat de expertise in het veld en van de gemeenten die onze partners zijn, uitstekend is en veel beter is dan wat wij vanuit Den Haag aan hen kunnen opleggen.
De voorzitter: Ik hoorde daarin geen vraag, maar meer een oproep. Mevrouw Cegerek mag erop reageren.
Mevrouw Cegerek (PvdA): De milieuorganisaties zijn geen juridische partners binnen de raamovereenkomst. Zo nu en dan worden ze gehoord. We hebben tussentijds weleens gezien dat ze daar niet tevreden over waren, dus dat blijft ervoor zorgen dat wij met een kritische blik naar de raamovereenkomst zullen kijken.
De heer Houwers (Houwers): Voorzitter. «Circulaire economie» is eigenlijk een nieuwe term voor hergebruik, iets wat we al tientallen jaren kennen, bijvoorbeeld bij oud papier of oud ijzer. Dat is ook meteen de reden voor mijn eerste punt. Ik heb vanuit Tata Steel begrepen dat men erop gebrand is dat staalslak ook als bijproduct kan worden gekwalificeerd. Ziet de Staatssecretaris daartoe mogelijkheden? Wat gaat ze eraan doen om dat mogelijk te maken?
Op het gebied van autobanden zijn er goede ontwikkelingen op het vlak van circulaire economie, alleen dreigen die nu de bodem te worden ingeslagen door importproducten. Ik pleit niet voor subsidies en dergelijke, maar ik krijg hierop wel graag een reactie van de Staatssecretaris. Hoe kijkt zij daarnaar en hoe wil zij ermee omgaan?
Als ik het over import heb, heb ik het impliciet ook over het tegenovergestelde daarvan: de export, en dan met name de export van kennis op het gebied van de circulaire economie. Wij lopen daarin wellicht wel wat voorop. Hoe ziet de Staatssecretaris de mogelijkheden om ondernemers, met name de kleine ondernemers die misschien wat in het buitenland kunnen betekenen, te ondersteunen bij subsidieaanvragen in Europees verband voor bijvoorbeeld huisvuilverwerking of vuilwaterverwerking, zodat we op die manier ook daarin wat kunnen doen? Ook mevrouw Cegerek vroeg hiernaar.
Het hoofdgedeelte van mijn inbreng betreft het fosfaat. Ik wil vandaag echt aandacht vragen voor de keten van fosfaat. Die staat namelijk niet alleen, maar staat in verbinding met de Nitraatrichtlijn, met de Kaderrichtlijn Water en met de mestwetgeving. We zien dat er een beperkte voorraad aan fosfaaterts is. Eerder is gezegd dat er zo meteen wellicht een overschot aan fosfaat is. Zover zal het een-twee-drie niet komen, denk ik, zeker niet daar we op dit moment nog niet in staat zijn om alle fosfaat die kan worden teruggewonnen, ook daadwerkelijk terug te winnen en te gebruiken. De regels zijn daar nog niet op afgestemd. Mijn vraag is dus wat de Staatssecretaris in Europa gaat doen om dit beter mogelijk te maken. Het is belangrijk om een markt te creëren voor fosfaat. Dat zal moeten gebeuren met ondersteuning van de juiste kennis en technologie. We moeten de randvoorwaarden en de wet- en regelgeving daarop aanpassen.
Als het over fosfaat gaat, is er nogal eens aandacht voor het feit dat fosfaat wordt uitgespoeld enzovoorts en dat het op die manier als het ware dus over is. Je kunt het echter ook van de andere kant bekijken. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of er onderzoek is gedaan naar de opnamecapaciteit van fosfaat in met name gewassen. Gezien haar vorige portefeuille heeft ze waarschijnlijk wat extra kennis op dat gebied. Fosfaat kan uitspoelen, maar het kan ook zo zijn dat fosfaat gewoon minder wordt opgenomen. Is daar kennis over? Daar ben ik in geïnteresseerd. Als die er is, zou ik er graag wat meer over horen van de Staatssecretaris.
Er is nu een drietal mogelijkheden om herwonnen fosfaat te gebruiken. Ik begrijp dat er daarnaast pilots zijn op het gebied van mest en fosfaat en dat die vooral in Brabant plaatsvinden. Ik hoor ook dat de pilots op dit moment mogelijk niet draaien. Als Achterhoeker hoor ik dan dat er ook in de Achterhoek mensen zijn die zoiets wel zouden willen doen. Als het klopt dat de pilots in Brabant op dit moment niet draaien en als er nog ruimte is, kan er dan tot een herschikking worden gekomen? Of kan er wellicht zelfs een uitbreiding komen met een extra pilot of een aantal extra pilots? Dan zijn er ook elders mogelijkheden om te kijken wat er te doen is. We zullen toch moeten proberen om alle mogelijkheden en alle ideeën die er zijn, zo veel mogelijk te gebruiken.
We moeten goed kijken naar mogelijkheden om ook andere zaken, zoals rioolslib, te gebruiken. Daar zijn ook regels voor. Je zou eens kunnen kijken wat daarin zit aan nutriënten en hoe je daarmee op een positieve manier kunt omgaan. Dingen moeten niet al te snel als afval worden gezien. Ik denk dat dit ook geldt voor organisch huisvuil. Kun je daar met compostering en hergebruik, ook in de agrarische sector, het een en ander doen? Het gaat uiteindelijk toch om het creëren van waarde. Als je de circulaire economie een impuls wilt geven, zul je er toch voor moeten zorgen dat er een waarde zit in de restproducten. Dat zou kunnen bij rioolslib. Het kan ook met organisch huisvuil. Ik zou graag willen dat we met elkaar vooral daarop inzetten.
Als ik naar mijn klokje kijk, voorzitter, zie ik dat ik ongeveer door mijn tijd ben.
De voorzitter: Dat klopt inderdaad. Ik dank u voor uw bijdrage. Het woord is aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Het AO heeft een nieuwe naam: «Circulaire economie». We hadden «Afval en grondstoffen». Ik denk dat «Circulaire economie» de lading goed dekt, maar het is een ingewikkelde term, die niet alleen betrekking heeft op het bedrijfsleven en de overheid, maar ook op onze samenleving. Ik sluit mij dus aan bij de oproep van de heer Smaling om dit in begrijpelijkere taal te verwoorden.
Ik ga eerst in op de verduurzamingsplannen van het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken. Volgens de Raamovereenkomst Verpakkingen zouden de hoogst haalbare doelen al in 2013 worden vastgesteld, maar het is bijna 2016 en er zijn nog maar zes van de zestien plannen klaar. Waarom duurt het zo lang? De PvdA heeft hierover een motie ingediend en wil nu niet doorpakken. De VVD is altijd van «afspraak is afspraak», maar laat dit nu ook lopen. Ik ben daar wel een beetje teleurgesteld over.
Ik ga eerst in op de plannen met betrekking tot de frisdrankflessen. De ChristenUnie vindt de doelen op dat punt te laag: we gaan van gemiddeld 28% naar gemiddeld 37% recirculatie, maar in het rapport wordt erkend dat 100% mogelijk is. Dan is dat toch het hoogst haalbare doel? Het gaat ook alleen om inspanningen. Hoe gaat de Staatssecretaris de sectoren zonder afrekenbare doelen houden aan de verduurzamingsplannen?
Ik ga nu in op shampoo en aanverwante artikelen. Het verduurzamingsplan van de cosmetica- en zeepsector bevat zelfs helemaal geen recycledoel. Er staat alleen dat 50% van de bedrijven iets moet gaan recyclen en dat het meer moet zijn dan nu. Dan is in theorie 1% recycling al voldoende, want veel flessen bevatten helemaal geen gerecycled materiaal. De ChristenUnie ziet graag dat er een heldere doelstelling komt. We moeten de grondstofketen echt gaan sluiten. Dat kan, want ik heb hier een fles shampoo bij me van 100% gerecycled materiaal. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat 100% recycling dus echt het hoogst haalbare doel is? Wij stellen ook voor dat op elke fles komt te staan hoeveel gerecycled materiaal erin zit. Dan valt er voor de consument ook iets te kiezen.
Ik heb een motie over milieustraten aangehouden. De vorige Staatssecretaris verwees naar de afspraken uit 2012 over bronscheiding. Rapporten van onder andere de ILT bewijzen echter dat het scheiden bij de meeste milieustraten nog niet goed gaat. Ook als het wel goed gaat, zit er nog steeds meer dan 30% recyclebaar materiaal in de restfractie. De ChristenUnie wil daarom dat de restbak standaard naar de sorteerder gaat in plaats van naar de vuilverbrander. Deelt de Staatssecretaris mijn mening dat dit, gelet op de hoge verbrandingskosten, niet duurder is en dat deze duidelijke regel ook handhaving veel makkelijker maakt?
Ik ga nu in op het pakket circulaire economie. Nederland is de komende maanden voorzitter van de EU. Dat is een gouden kans. De Kamer heeft een motie van mij over aanscherping van de Ecodesignrichtlijn aangenomen. Ik ben heel benieuwd hoe de Staatssecretaris daaraan invulling gaat geven. Ik las iets over het streven om voedselverspilling in 2030 met de helft teruggedrongen te hebben. Zijn er tussendoelen mogelijk?
Ik heb een paar vragen over de Btw-richtlijn, waarvoor ik bij de begrotingsbehandeling al aandacht heb gevraagd. Er zou een brief komen, ook namens de Staatssecretaris van Financiën. Voor zover ik dat kon nagaan, is die brief er nog niet. Ik denk dat er twee goede kansen liggen: ten eerste het naar het lage tarief brengen van de btw op reparaties en ten tweede het afschaffen van de btw op tweedehands producten. In België geldt al het lage btw-tarief voor tweedehands kleding, maar eigenlijk wil ik een stap verdergaan door alle tweedehands producten vrij te stellen van btw, omdat daarover al btw betaald is.
Vanwege de tijd ga ik nog heel snel in op de retourpremie. De ChristenUnie vraagt om de toezegging dat consumenten in een van de retourpremiepilots ook bij de supermarkt flesjes en blikjes kwijt kunnen. De Kamer heeft daar herhaaldelijk om gevraagd, maar volgens mij gebeurt dit nog niet. En waarom is er niet ook een pilot met statiegeld in een regio? Wij vinden het ook heel belangrijk dat de proeven inzicht geven in zowel de hoeveelheid als de kwaliteit van recycling en in de daadwerkelijke reductie van zwerfafval. Het plan van aanpak is op dit punt nog niet heel concreet. De doelstellingen zijn mooi, maar zijn bijvoorbeeld niet in cijfers uitgedrukt. Wij krijgen graag de garantie dat er op korte termijn een goede nulmeting, een duidelijke onderzoeksopzet en onafhankelijke monitoring komen. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat de retourpremieproef een vergelijkbaar resultaat zou moeten hebben als met statiegeld en dat dus een doel van 85% retourname heel redelijk is? Ook hierover heb ik een aangehouden motie.
Wij hebben het hier heel vaak over afval, maar afval bestaat niet meer. Het gaat om grondstoffen. Moeten we niet eens de kam door onze wetgeving halen en het woord «afval» overal veranderen in «grondstof»?
De voorzitter: Ik dank de woordvoerders voor hun bijdragen in de eerste termijn. De Staatssecretaris heeft verzocht om een schorsing van tien minuten ten behoeve van een ordentelijke beantwoording van de vragen.
De vergadering wordt van 14.54 uur tot 15.08 uur geschorst.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik wil de beantwoording als volgt vormgeven. Allereerst wil ik een hele stapel antwoorden geven over het Europese pakket en wat daarmee samenhangt. Dan zoom ik in op de plastic tassen. Vervolgens ga ik naar de bredere raamovereenkomst over verduurzaming, verpakkingen en retourpremies. Het vierde onderwerp is er eentje naar mijn hart, namelijk de fosfaatkringloop. Dan komen wij bij diverse onderwerpen. Het is een aardige stapel. Ik hoop dat ik er in een goed tempo doorheen kan komen.
De voorzitter: We gaan het meemaken.
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk het wel. Ik ga eerst in op een intrigerende vraag van de heer Smaling. Hij zei dat het AO eerst «Afval en grondstoffen» heette en dat het nu de naam «Circulaire economie» heeft gekregen. Volgens mij zijn de meeste woordvoerders het erover eens dat dit de lading op zich misschien goed dekt, maar dat we de mensen in het land wel willen blijven meenemen. Dat kan, want ik heb in de gauwigheid even bekeken – lang leve Google – welke definities wij voorhanden hebben. MVO Nederland – dat is geen verdachte bron – stelt: «de circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren». Dat vind ik op zich een heel mooie definitie, die ook helder maakt waar het ons allemaal om te doen is. Het gaat dus eigenlijk om twee bewegingen: aan de ene kant het stimuleren van hergebruik en aan de andere kant het tegengaan van waarde- of kapitaalvernietiging. Dat zijn de kernthema's waarover we het vandaag hebben.
Er ligt inmiddels een pakket van de Europese Commissie. Onze eigen Commissaris Timmermans heeft daaraan een bijdrage geleverd. Een van zijn illustere opmerkingen was: «Trash is cash». Nu ik de inbreng van de woordvoerders heb gehoord, denk ik dat die opmerking alle woordvoerders aanspreekt. Dat geldt ook voor mij. Ik zal straks natuurlijk graag iets zeggen over ons verdienmodel, want net als de Kamer zie ik daar met onze kennis zeker kansen.
De heer Dijkstra begon zijn bijdrage met de opmerking dat hij heel graag belemmeringen voor ondernemers wil wegnemen en dat hij ruimte voor ondernemerschap zoekt. Dat ben ik met hem eens. Samen met Economische Zaken zijn we voor ondernemers begonnen met het loket Ruimte in Regels voor Groene Groei. Ondernemers kunnen daar ook hun belemmering melden. Dan wordt samen met het bedrijf naar praktische oplossingen gezocht.
Met betrekking tot de Ecodesignrichtlijn zei de heer Dijkstra dat we vooral het gelijke speelveld in de gaten moeten houden. Dat is inderdaad belangrijk en juist daarom is een EU-brede aanpak nodig. De Europese Commissie pakt definities op in het wetgevingspakket voor afval; daar vroegen verscheidene woordvoerders naar. Het doel is om te stimuleren dat afval inderdaad ook als grondstof kan worden gebruikt. Via die Ecodesignrichtlijn wordt duurzame productie gestimuleerd. Dit moet niet alleen een gelijk speelveld borgen; dit kan tegelijkertijd koplopers stimuleren. De heer Smaling vroeg of wij het op dit punt goed doen. Door mijn oogharen naar het verhaal over het hergebruik van grondstoffen en de afvalaanpak kijkend, denk ik dat wij het op dit punt goed doen. We lopen in Europa op het punt van de verduurzaming van onze economie niet overal voorop, maar ik denk dat wij met dit thema wel degelijk heel goed bezig zijn. Het kan echter altijd beter; daar hebben verscheidene woordvoerders toe opgeroepen.
De EU-wetgeving biedt ook ruimte. Die ruimte moeten we beter gaan benutten. Dat betekent dat we gaan bekijken of we bedrijven en overheden, bijvoorbeeld via een nieuwe versie van het landelijk afvalbeheerplan – dat heet volgens mij «LAP3» – nieuwe handreikingen kunnen bieden. De Europese Commissie heeft zelf ook voorstellen gedaan die de goede richting aangeven. Met de Noordzeelanden gaan we heel graag in gesprek over interessante casussen. Dat kan verbreed worden naar andere delen van Europa als dat noodzakelijk is.
De heer Dijkstra vroeg specifiek naar CO2 die uit stortplaatsen ontsnapt. Dat is zo'n kleine bron dat die eigenlijk niet eens wordt gemeten. Het is dus niet een zogenaamde CO2-emissie door een fossiele bron. De methaanemissies uit stortplaatsen zijn aangepakt. Die zijn sinds 1990 met ruim 75% afgenomen.
Ik was gisteren bij een deel van de Milieuraad, want ik had ook in Den Haag een paar verplichtingen aan het eind van de dag, waarbij ik niet helemaal kon ontbreken; dat was mijn eigen afscheid van mijn voormalige ministerie, maar ik heb uiteraard een belangrijk deel van de Milieuraad bijgewoond. We zitten nu nog echt in een verkennende fase. Het voorzitterschap van Nederland wordt echt het voorzitterschap waaronder de discussie over het pakket circulaire economie zal losbarsten. Daar gaan wij veel werk van maken, want dit is een van de prioriteiten van het Nederlands voorzitterschap. Dit betekent bijvoorbeeld dat wij op 25 en 26 januari een stakeholdersbijeenkomst gaan houden, waarbij we allerlei creatieve ideeën aan de orde willen hebben; ik zal daar later nog iets over zeggen. Ik denk dat het echt belangrijk is dat we dit onderwerp vanuit onze positie verder gaan brengen binnen Europa. Commissaris Vella heeft mij gemeld dat hij ernaar uitziet om dit samen met Nederland te doen. Ik zal straks nog iets zeggen over de eventuele prioriteiten binnen het bredere pakket. In dat verband zijn de microplastics genoemd. Ik kan mij er inderdaad veel bij voorstellen dat we een paar van dat soort onderwerpen eruit pakken.
Mevrouw Van Tongeren vroeg om creativiteit naar aanleiding van het idee om bezit en gebruik als het ware te laten verschuiven in het kader van modulair ontwerpen. Dat zijn allemaal belangrijke onderwerpen binnen het hele domein van de circulaire economie. Daar zetten wij op in en wij willen dit natuurlijk graag inbrengen in het Europese debat.
Mevrouw Van Tongeren heeft terecht aangegeven dat afval alleen als energiebron moet worden ingezet als andere toepassingen niet meer mogelijk zijn; dat is de zogenoemde cascadering. Dat zit ook in het actieplan van de EU; dat is goed en belangrijk. Ik ben het met mevrouw Van Tongeren eens dat integraal denken heel verstandig is.
Mevrouw Dik-Faber zei iets over de btw. Ik begrijp uiteraard dat zij dat onderwerp heel graag met mij wil bespreken, maar toch zou ik haar vriendelijk maar beslist willen verwijzen naar mijn collega van Financiën. Ik meen overigens te weten dat er discussie is geweest over het Belastingplan. Daarbij speelt natuurlijk ook dit soort discussies een rol.
De voorzitter: Ik vrees dat dit een vorm van uitlokking was, want mevrouw Dik-Faber heeft een vraag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dit raakt natuurlijk beide portefeuilles. Natuurlijk valt de btw onder Financiën, maar btw-herziening kan enorm helpen om de circulaire economie van de grond te krijgen. In België wordt bijvoorbeeld het lage btw-tarief voor tweedehands kleding toegepast. Waarom doen we dat in Nederland niet? Ik heb dit bij de begrotingsbehandeling aan de orde gesteld. Er zou een brief komen van het Ministerie van Financiën. Bij mijn weten is die brief er nog niet. Ik vraag de Staatssecretaris dus nogmaals of zij dit wil opnemen met haar collega van Financiën en of zij de Kamer wil informeren over de mogelijkheden die er nu al binnen Europa zijn – welke kansen laten we liggen? – en over de mogelijke inzet voor het op dit punt aanpassen van de Europese richtlijn, zodat landen in ieder geval de vrijheid krijgen om gebruik te maken van mogelijkheden voor toepassing van de btw op de circulaire economie. Dat was een heel lange zin; mijn excuses, maar volgens mij is het wel duidelijk.
Staatssecretaris Dijksma: Ja, maar uit uw eigen inbreng werd ook duidelijk dat u nog een brief van het Ministerie van Financiën krijgt. Misschien moeten we daar dan gewoon op wachten. Als dit een toezegging aan u was tijdens de begrotingsbehandeling, ga ik ervan uit dat die brief er komt. Mijn indruk is overigens niet dat het vanuit de EU voorliggende pakket voor de circulaire economie een belemmering voor landen zou zijn om daarin keuzes te maken. Het zijn voor een deel natuurlijk politieke keuzes. Ik heb begrepen dat daarover breed wordt onderhandeld, ook met de Kamer; niet met iedereen, maar ook dat is een keuze.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik weet niet aan wie ik dan moet vragen wanneer die brief zou kunnen komen. Wellicht moet ik dat aan u vragen, voorzitter. De begroting van Infrastructuur en Milieu is immers al een paar weken geleden behandeld. Ik zou heel graag zien dat die brief in januari of februari naar de Kamer wordt gezonden.
De voorzitter: U doet via de voorzitter een rappel over een brief. Ik kan dat verzoek van u keurig doorgeleiden, zodat er wellicht enige haast ontstaat. Ik kan u echter niets beloven, maar dat begrijpt u ook wel.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal dat ook ondershands doen.
De voorzitter: Ik denk dat het dan sneller gaat.
Staatssecretaris Dijksma: Dank voor het in mij getoonde vertrouwen, voorzitter.
Ik ga nu in op de stimuleringsregeling ter bevordering van de markt voor secundaire grondstoffen. Daar zijn we mee bezig, in die zin dat we, ook in opdracht van de Kamer, natuurlijk heel graag een kabinetsbreed programma willen op het punt van de circulaire economie. Daarmee willen we voor de zomer van het komende jaar naar de Kamer komen. Daarin kunnen we zo'n onderwerp al dan niet een plek geven; dat zal dus moeten worden afgewogen, maar ik denk dat het interessant is om daarnaar te kijken. Ik zou daar dus graag op terugkomen in het kader van dat programma.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Hebben we het nu over de microplastics of over de financiering?
Staatssecretaris Dijksma: Dit ging volgens mij om de stimuleringsregeling om de markt voor secundaire grondstoffen te bevorderen; dat was uw vraag.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ja. Ik voeg die twee punten daar dus aan toe.
Staatssecretaris Dijksma: Dat snap ik, maar ik wil het breed houden.
De voorzitter: Dat snapt mevrouw Mulder wel, zo te zien.
Staatssecretaris Dijksma: Dat snapt mevrouw Mulder uitstekend.
De voorzitter: Ik zie het aan haar.
Staatssecretaris Dijksma: Ik weet niet of het zij het ermee eens is, maar zij snapt het vast.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb natuurlijk liever direct die toezegging; dat is helder.
Staatssecretaris Dijksma: Dat willen we allemaal wel.
De voorzitter: Ik concludeer dat dat er niet in zit.
Staatssecretaris Dijksma: Nu zit dat er inderdaad niet in.
Welke belemmeringen zitten er in de EU-regelgeving en hoe gaan we die aanpakken? Die vraag is onder anderen door de heer Smaling gesteld. Nederland heeft verschillende belemmeringen in de regelgeving op de agenda gezet. De Commissie heeft de afvaldefinities overigens wel opgepakt in het pakket. Wij kijken natuurlijk ook naar de samenhang tussen de regels. Daar zullen we tijdens het voorzitterschap ook aandacht voor vragen. Ik zal straks nog specifiek ingaan op het punt van de mededinging; nou, dat kan ik nu al doen. Dat punt speelt bij verscheidene thema's op het terrein van verduurzamingsinitiatieven. We hebben echter gezien dat dit ook bij dierenwelzijnsinitiatieven een issue is. Daar wordt samen met EZ aan gewerkt, volgens mij ook in overleg met de ACM.
De heer Smaling (SP): Schiet het ook een beetje op? Het is leuk dat eraan wordt gewerkt, maar sommige molenwieken draaien heel langzaam.
Staatssecretaris Dijksma: Wij schieten wel op, maar sommige regels zijn natuurlijk star; dat snapt u. Ik bekijk even of er in het pakket nog iets zit over de laatste stand van zaken, want u moet mij vergeven dat ik die niet helemaal uit mijn hoofd weet. Er zijn natuurlijk al vaak duidingsvoorstellen gekomen van de ACM. Vervolgens is er gezegd dat zij misschien nog niet duidelijk genoeg zijn. Volgens mij zitten we ergens in dat stadium. Ik kijk hier even naar; als ik daar nu niets over zie, kom ik daar in de tweede termijn op terug.
De voorzitter: Ik zie een milde blik bij de heer Smaling. Dat is dus prima.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is fijn.
De heer Smaling vroeg ook of ik een groenboek of liever wetgeving wil. Het zal om een slimme mix van instrumenten moeten gaan. Soms heb je ruimte nodig, zoals de heer Dijkstra terecht stelde, maar soms heb je bijvoorbeeld ook financiering of regelgeving op een aantal punten nodig. Het pakket van de Commissie bevat verschillende actielijnen: wetgeving, maar ook andere actielijnen. Het is dus niet één keuze.
Ook het thema van het mkb zou ik graag in het kabinetsbrede programma laten terugkomen. Mevrouw Mulder stelde dat onderwerp terecht aan de orde. Ik denk dat we ook daarnaar moeten kijken.
Ik ga nu in op de plastic tassen, voor de heer Dijkstra en ook voor anderen. Het is niet zo dat we dé plastic tas gaan verbieden. Als je het rumoer hierover hoort, lijkt dat soms zo, maar het gaat om het verbieden van het geven van gratis plastic tassen. Plastic krijgt daarmee natuurlijk ook meer waarde. We hopen dat daarmee een aanzienlijke reductie van de uitgifte tot stand wordt gebracht. Daarmee verminderen we ook het zwerfafval en het grondstoffengebruik. Ik vind dat dit kan worden gekwalificeerd als een substantiële milieuwinst. Er is ook wel degelijk onderzoek naar gedaan. Wij gaan dus niet over één nacht ijs. Er is een pilot van het Kennisinstituut en de Raad Nederlandse Detailhandel. De effecten van het beprijzen van plastic tassen zijn getoetst. Daaruit bleek dat een combinatie van goede communicatie en beprijzing een reductie van 77% kan opleveren. Dat is natuurlijk aanzienlijk. Ik denk dus dat beprijzen wel degelijk een effectief instrument is. De heer Dijkstra heeft er gelijk in dat dit niet hoeft van de EU. Je mag dus ook een ander instrumentarium kiezen, maar de Kamer heeft hier eerder toe opgeroepen. Op basis van wat er lag, vind ik dat overigens een begrijpelijke keuze. Op stranden zijn plastic tassen de meest gevonden items. Het aandeel in de totale massa zwerfafval in de periode 2008–2014 is 142 miljoen plastic tasjes. Dat probleem hebben we echt niet in één klap opgelost door een bijdrage te leveren. Het is ook niet zo dat iemand die naar een winkel gaat en die vergeet om een stoffen tas mee te nemen, geen plastic tas meer mag gebruiken, maar hij moet daar onder de meeste omstandigheden wel iets voor betalen. Daarmee scherp je als het ware het bewustzijn van burgers. Dat is goed.
Hoe gaan we dit handhaven? Dit is ook voor ons nieuw. We beginnen altijd met een interventieladder; zo werkt de ILT. Dat betekent dat, als een overtreding wordt geconstateerd, eerst voorlichting en een waarschuwing worden gegeven en dat pas bij een structurele overtreding vervolgstappen kunnen worden overwogen, zoals het opleggen van een boete. We gaan dus handhaven conform die ladder. Dit komt tegemoet aan de zorgen van de heer Dijkstra en aan zijn verzoek om begrip in de benodigde opstartfase. Die wijze van handhaven garandeert ook dat je mensen die gaan werken met dit systeem, de gelegenheid biedt om daaraan te wennen.
De heer Smaling (SP): Ik probeer te bedenken hoe dat concreet gaat. Is dat een gele of rode kaart of is dat een variant op de lokhomo? Hoe gaan we dit zo snel mogelijk tussen de oren van winkeliers en dergelijke krijgen, zodat iedereen snapt dat het nu niet meer zo werkt?
Staatssecretaris Dijksma: Dat is communicatie. Ik wil van alle ietwat frivole voorbeelden van de heer Smaling terug naar hoe je dit doorgaans doet, namelijk met communiceren. Dat betekent dat we een bannercampagne gaan inzetten. Daarover hebben we contact gezocht met bijvoorbeeld Detailhandel Nederland. Ik zal ook zelf, samen met Detailhandel Nederland, heel graag een bijdrage leveren om via publiciteit aandacht te vragen voor dit hele onderwerp. Er komt tussen kerst en oud en nieuw een mailing aan ondernemers als de Kamer vandaag instemt met het doorgaan hiervan. Ik heb de indruk dat dat zo is; dan zullen we dus tussen kerst en oud en nieuw een online mailing verzenden. We gaan hier ook op de website van de rijksoverheid aandacht voor vragen. Er komt voor ondernemers een speciaal telefoonnummer, dat ook gecommuniceerd wordt in de mailing. Het publiek kan ook altijd terecht bij de rijksoverheid. Ook via sociale media gaan we aandacht voor dit hele verhaal vragen.
Ik heb zojuist eigenlijk al gezegd hoe we gaan handhaven. Ik wil overigens wel meehelpen aan de voorspelbaarheid van de handhaving, maar niet te veel. Als de ILT in de eerste aanloopfase waarneemt dat het ergens nog niet goed gaat, begint het altijd met een waarschuwing. Vervolgens wordt ook voorlichting gegeven, want ook dat kan onderdeel zijn van de handhaving. Pas na verloop van tijd kun je escaleren, als je het idee hebt dat iemand zich moedwillig niet aan de regels houdt. Dat eindigt dan bijvoorbeeld met een boete, maar daar beginnen we niet mee. Volgens mij komt dat overeen met wat de heer Dijkstra zei: ga niet meteen in die eerste weken, net nadat je begonnen bent, overal boetes uitdelen, maar zorg er ook met de handhaving voor dat mensen als vanzelf snappen wat de bedoeling is. Wij zullen aan de voorkant van het verhaal, namelijk via communicatie, het een en ander doen om dit mogelijk te maken.
De voorzitter: Mijnheer Smaling, bent u tevreden?
De heer Smaling (SP): Ja, ik ben tevreden. Je zou dus kunnen stellen dat het pakweg binnen een halfjaar bij iedereen in het systeem zit.
Staatssecretaris Dijksma: Ik hoop iets eerder. Dat vind ik heel royaal.
De heer Smaling (SP): O, zelfs nog eerder. Dat is prima. Ik maak mij een beetje zorgen, want er liggen altijd heel veel taken bij de inspectie en die heeft het al erg druk.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is ook zo. Daarom is het goed om het in goede samenwerking met het bedrijfsleven zo makkelijk mogelijk te maken. Nogmaals: er wordt niet verboden om een tas uit te geven, maar je vraagt daar wel een prijs voor. De condities waaronder dat noodzakelijk is, gaan wij natuurlijk goed communiceren, zodat die helder zijn.
Er is gevraagd of ik een uitzondering wil maken voor bepaalde biodegradable tassen. Nee, want die zijn geen oplossing voor het zwerfvuilprobleem. De EU-richtlijn biedt ook geen mogelijkheid om deze tassen uit te zonderen. Dat was het blok over de plastic tassen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Misschien doen zich in de tussentijd verdere innovaties voor op het punt van de afbreekbare plastic tassen, zodat er wel afbreekbare tassen op de markt komen. Ik haak ook even in op iets wat de D66-fractie altijd heeft gezegd: zeer lichte draagtassen blijven gratis, bijvoorbeeld vanwege de hygiëne. Als zij op een gegeven moment biologisch helemaal afbreekbaar zouden zijn, hoe staat de Staatssecretaris hier dan in? Dat lijkt ons belangrijk.
Staatssecretaris Dijksma: Ik stel maar vast dat die situatie er nu niet is. U vroeg mij ook om helder te communiceren; dat doe ik nu. Ik vind het niet verstandig om nu weer allerlei als-danvragen in het debat te trekken, want je moet nu juist duidelijk zijn. Daar heeft de branche volgens mij echt behoefte aan.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik snap de Staatssecretaris, maar als we nu dat soort tasjes hebben – mijn collega van D66 heeft aangegeven dat zij daar voorbeelden van heeft – kan ik mij voorstellen dat daar toch nog eens goed naar wordt gekeken en als dit zo is, heeft de CDA-fractie daar net als de D66-fractie behoefte aan.
Staatssecretaris Dijksma: De grondstoffenverspilling wordt niet minder als je tassen die uiteindelijk misschien afbreekbaar zijn, uit het systeem haalt. De achterliggende doelstelling van dit verhaal is dat we willen voorkomen dat mensen steeds opnieuw aanspraak maken op nieuw gebruik van grondstoffen. Dat los je niet op door het onderscheid nu zo te gaan maken. Daarom is in deze richtlijn geen uitzondering gemaakt.
De heer Remco Dijkstra (VVD): We leggen ons daar, zoals gezegd, bij neer. Ik ben wel blij dat er goede voorlichting komt en dat de Staatssecretaris zegt dat er niet meteen beboet moet gaan worden en dat een bepaalde periode, ook met voorlichting, coulant hiermee moet worden omgegaan. Er zijn nog wel wat definitiekwesties ten aanzien van de vraag wanneer hier sprake van is. Hoewel er een prachtige brochure is gemaakt, zijn er nog steeds situaties waarin onduidelijk is hoe het zit. Er is ook tijd nodig om de vragen van retailorganisaties te beantwoorden: vallen zij hier nu wel onder of niet? Zij willen het best goed doen – dat begrijp ik ook wel – maar het is nog niet allemaal duidelijk. Eigenlijk moet je dit casus voor casus doen. Die definitiekwestie is ook voor mij dus een punt.
Ik heb overigens ook heel veel vragen gesteld over het milieueffect. Ook in verscheidene vragen van andere woordvoerders kwam aan de orde dat het milieueffect eigenlijk ongewis is. De wijze waarop we dat moeten gaan meten, is niet heel duidelijk. Dat moet nog gebeuren; Europa moet dat nog vaststellen. Wij weten zelf eigenlijk ook niet precies wat het milieueffect is. Natuurlijk zal minder plastic een beter milieueffect hebben, maar exact weten we dat niet. Dat vind ik moeilijk, zeker omdat je ook alternatieven zoals papier en gelamineerd papier eigenlijk zou moeten verbieden. Een heel mooie papieren tas die gelamineerd is met plastic, valt niet onder dit verbod, hoewel het milieueffect daarvan eigenlijk groter is. Dat is ingewikkeld. Dat papier kan de Staatssecretaris namelijk niet verbieden, want die ruimte krijgt zij niet van Europa. Het milieueffect is ook voor mij dus een issue, maar ik ben op zich wel tevreden met de handhaving en de tijd die wij nemen om definities goed te krijgen. Althans, ik begrijp dat dit voor mij het hoogst haalbare is.
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat dat zo is. Er zitten in de redenering van de heer Dijkstra wel twee veronderstellingen waarover ik in het kader van de feiten met hem van mening moet verschillen. Ten eerste: die gelamineerde tassen zijn voor een belangrijk deel van plastic; die zijn dus niet toegestaan. Het is dus niet zo dat zij ineens wél mogen. Ten tweede: de heer Dijkstra zegt dat we niet weten waar we op afkoersen, maar dat hangt af van hoe serieus je het zojuist door mij genoemde onderzoek wilt nemen. Dat blijft dus een appreciatie; dat is niet op voorhand een gegeven. Nogmaals: datgene wat we aan onderzoeksresultaten hebben gezien, is juist heel bemoedigend. Wat de voorbeelden betreft: het is heel belangrijk om heel goed in overleg te blijven met het bedrijfsleven; ik noemde al Detailhandel Nederland. Het is ook heel belangrijk om ervoor te zorgen dat we snel met elkaar kunnen schakelen als ergens onduidelijkheden ontstaan en om te proberen te helpen bij het goed oppakken van dit hele verhaal. Dat is de houding waarmee ik graag wil werken, want ik snap dat dit iets van mensen vraagt. Dan moet je ook bereid zijn om hen te helpen. In de eerste maanden waarin we gaan handhaven, zullen we dat doen op een wijze die past bij hoe die ladder er sowieso al uitziet: eerst waarschuwen en mensen helpen om hun zaken op orde te krijgen; pas als blijkt dat iemand dit notoir niet blijkt te willen, ga je escaleren. Zo hoort het.
De voorzitter: Mijnheer Dijkstra, hebt u een aanvullende vraag?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Nee, ik denk dat ik het hiermee moet doen. Ik heb veel vragen gesteld. In drie van die vragen kwam aan de orde dat we niet precies weten wat het effect op het milieu is. Dat vind ik jammer, maar de handhaving en de voorlichting gaan in ieder geval de goede kant op. Ik hoef niet te citeren, maar ik ben wel heel benieuwd hoe iedereen straks zijn gegrilde kip gaat meenemen, want die is in plastic voorverpakt. Eigenlijk moet je die dus in je eigen rugtas mee naar huis nemen.
De voorzitter: Ik weet niet waar hier vandaag kippen worden uitgedeeld.
Staatssecretaris Dijksma: Mijnheer Dijkstra, u mag het echt oneens zijn met wat er voorligt, maar u moet ook de feiten respecteren. Wij hebben aangegeven dat uit dat onderzoek blijkt dat er 77% winst is. Dat kunt u negeren; dat mag, maar ik zet dat hier neer. U weet ook dat er juist op het punt van de voedselveiligheid terecht uitzonderingen zijn gemaakt. Die kip van u hoeft dus echt niet los in de rugzak.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik kan citeren uit het werk van de Staatssecretaris zelf, maar dat zal ik niet doen. Ik raad iedereen aan om het te lezen.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal dit nog even checken.
De voorzitter: Voor de helderheid: ik weet dat er vandaag geen kippen worden uitgedeeld in de Tweede Kamer.
Staatssecretaris Dijksma: Ik kom bij de raamovereenkomst, de retourpremies en de verpakkingen. Het is waar dat er even een hiccup is geweest met de doelen die vanaf 2013 zouden worden vastgesteld; daar kunnen we lang of kort over praten, maar dat is zo. Er wordt nu echter een plan vastgesteld voor bijna 70% van de verpakkingen die op de markt worden gebracht. Ik lees eerder aangenomen moties zo dat de bedoeling daarvan is dat die percentages gaan stijgen. De verwachting is nu dat aan het eind van dit jaar voor ruim 80% van de verpakkingen plannen getoetst zullen zijn. Dat is echt een mooi resultaat. Dit is immers complex, want hierbij komt heel veel kijken. Het vaststellen van de hoogst haalbare doelen die bijdragen aan het verlagen van de algehele milieudruk, is iets wat je graag met een breed draagvlak doet. Dan weet je namelijk dat iedereen daarvoor gaat. Wij willen bereiken dat er op een structurele manier wordt nagedacht over verduurzaming en dat die verduurzaming ook daadwerkelijk plaatsvindt; op dat punt vinden mevrouw Dik-Faber en ik elkaar wel. Met deze aanpak hebben we een beweging op gang gebracht. Ik heb er vertrouwen in dat wij dit echt voor elkaar gaan krijgen. De doelen die in de plannen zijn opgenomen, gaan wij zo veel mogelijk in een ministeriële regeling opnemen. Dat zorgt ook voor de gewenste borging.
Komt er een nulmeting? Ja, die hebben wij uitgezet. Rijkswaterstaat gaat die nulmeting doen. In het eerste kwartaal van 2016 wordt die nulmeting als het ware ingericht.
De voorzitter: Mevrouw Mulder, hebt u een vraag? U twijfelt een beetje.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik wil even afwachten totdat de Staatssecretaris aan het eind van het blokje is.
De voorzitter: Dat duurt nog even.
Staatssecretaris Dijksma: Ja, ik heb nog een hele stapel voor mijn neus.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik wil mijn vraag over de Raamovereenkomst Verpakkingen en de hoogst haalbare doelen nu stellen. Ik ben het met de Staatssecretaris eens dat nu voor 70% van de verpakkingen afspraken zijn gemaakt, maar het gaat daarbij om zes van de zestien branches. Dat zijn kennelijk de zes branches waarin we de grootste stappen kunnen zetten. In tien sectoren gebeurt dit dus nog niet. De PvdA-fractie gaf zojuist aan dat de Kamer een motie heeft aangenomen en dat dit strijdig is met de afspraken in de raamovereenkomst, maar zij verbindt daaraan geen consequenties. Ik ben heel benieuwd wat de Staatssecretaris wil gaan doen. Er is immers een raamovereenkomst en we hebben afspraken gemaakt met het bedrijfsleven, maar het bedrijfsleven houdt zich gewoon niet aan die afspraken. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit? Komt zij nu met eigen normen? De normen die het bedrijfsleven voorstelt, zijn immers te laag. Ik heb hier nog steeds het shampooflesje dat aantoont dat 100% haalbaar is. Dat is technisch het hoogst haalbare doel. Als de afspraak is dat we dat vastleggen, kan daar wat mij betreft nu naartoe worden gewerkt. Ik vind 37% dus een beetje aan de magere kant.
De voorzitter: U verkoopt die shampoo toch niet uit de tas?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Nee.
De voorzitter: Oké. Ik vond één keer namelijk genoeg.
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij is het probleem dat we voor een andere aanvliegroute hebben gekozen. Waarschijnlijk is mevrouw Dik het daar eigenlijk vanaf het begin niet mee eens geweest. Zij zegt dat ik 100% in de wet had moeten vastleggen en dat iedereen zich daar maar in moet schikken. Die route is niet gekozen. Met een groot aantal partijen is een raamovereenkomst gesloten. We proberen van onderop zo veel mogelijk «omhoog te lopen». De heer Smaling vroeg bijvoorbeeld naar glas en hout. Als daarbij de doelen niet worden gehaald, ga ik niet onder een tafel zitten wachten totdat het voorbij is. Nee, dan gaan we iets doen. Dan gaan we bijvoorbeeld opnieuw het gesprek aan met de partijen: waarom lukt het niet en kunnen we ervoor zorgen dat we de boel nu met elkaar oppakken en verder brengen? Het is dus echt een verschil in benadering. In een ideale situatie ga je natuurlijk met heel veel van die producten naar 100%, maar bij de vraag hoe je ervoor zorgt dat we daar komen, is sprake van een keuze. Ga je dat van bovenaf via wetgeving in één klap vastleggen? Dat is een model, maar daar is niet voor gekozen. Er is gekozen voor een ander model: we gaan het van onderop doen, met een overeenkomst en met doelen waaraan mensen zich moeten houden. Volgens mij nemen wij die doelen op een gegeven moment voor een deel ook over in een ministeriële regeling. Als het niet hard genoeg gaat of als er meer gedaan moet worden, heb je daarover een gesprek om ervoor te zorgen dat iedereen weer gaat doen wat hij moet doen. Zoals mevrouw Dik-Faber weet, is het laaghangende fruit in dit soort situaties snel geplukt en zal het steeds moeilijker worden, maar het gaat wel gebeuren. Je ziet de percentages nu omhoog kruipen. Als dat niet zo was, had mevrouw Dik-Faber gelijk en zou de laatste stap kennelijk niet meer vanzelf worden gezet. Hier en daar gaat het misschien moeizaam, maar er moet wel beweging in blijven. Dat is mijn benadering.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Laat ik meegaan in de gedachtegang van de Staatssecretaris: we regelen het niet vanuit de overheid, maar van onderop door afspraken te maken met het bedrijfsleven. Dat is gebeurd: er is een Raamovereenkomst Verpakkingen, maar het bedrijfsleven houdt zich gewoon niet aan de afspraken. In 2013 zouden de afspraken gemaakt zijn en zouden de hoogst haalbare doelen in kaart zijn gebracht, maar die liggen er nog steeds niet. Eind 2015 zijn die afspraken voor zes van de zestien branches gemaakt. Ik heb zojuist het voorbeeld genoemd van de shampoo, de zeep et cetera: 50% van de bedrijven moet «iets» gaan recyclen en dat moet meer zijn dan nu. De meeste bedrijven doen nu nog niets. Als het meer moet zijn dan nu, is 1% of 5% recirculatie dus voldoende. Ik vind het mager dat de Staatssecretaris dit allemaal maar gewoon laat gebeuren. Wanneer worden die afspraken dan wél gemaakt voor al die zestien sectoren? Kijkt de Staatssecretaris ook naar de koplopers en naar wat technisch gezien mogelijk is? En worden die doelen dan met elkaar afgesproken?
Staatssecretaris Dijksma: Ten eerste heb ik zojuist gezegd dat ik niet onder een tafel ga liggen wachten totdat het voorbij is. Dan moet u dus niet zeggen dat ik niets doe. Dat vind ik niet fair. Ten tweede zit de overheid gewoon aan tafel. We laten dit dus niet over aan het bedrijfsleven; we doen mee. Ten derde zullen we de Kamer in het eerste kwartaal van 2016 een brief sturen over de wijze waarop we de branches die nog iets moeten doen, in beweging krijgen. Dan moet u maar met mij toetsen of die beweging gaande is. Ik zal ook alvast maar zeggen dat we niet meteen op de door u gewenste 100% zitten. Dat zal niet gebeuren in het eerste kwartaal. Het gaat erom dat er druk moet ontstaan om de achterblijvers nu vooruit te krijgen. Dat ben ik met u eens en daar levert u op uw wijze een bijdrage aan, maar bij sommige zaken zullen wij mee moeten helpen om dat voor elkaar te krijgen. Hout is zojuist genoemd door mevrouw Mulder. Soms ligt het aan de vraag hoe je een aantal zaken die nog niet mogelijk lijken, mogelijk kunt maken en wat daar eventueel voor nodig is, ook in regelgeving en dergelijke. Het moet dus niet allemaal van één kant komen. We moeten wel iets gaan doen.
Mevrouw Cegerek vroeg hoe het zit met individuele retourpremies. Dat gaat over de systematiek van kleine flesjes en blikjes. Individuen zijn niet uitgesloten van de pilots. Zij kunnen betrokken worden. Dat staat ook in een brief die 14 oktober aan de Kamer is gestuurd. Maatschappelijke organisaties kunnen natuurlijk ook hun aandeel daarin pakken. Daar is ruimte voor in de pilot.
Zij vroeg ook of er meer materialen betrokken kunnen worden. Zij noemde daarbij textiel als voorbeeld. Retourpremies dragen in algemene zin heel goed bij aan het sluiten van ketens. Dat doen we nu voor kunststof flesjes en blikjes. Bij elke keten die we identificeren en waarmee we aan de slag gaan, kunnen we dit onderwerp als een mogelijkheid inbrengen. Het instrument van retourpremies is onderdeel van de ketenaanpak VANG Huishoudelijk Afval (VANG-HHA), die de Kamer deze week gekregen heeft. Ik denk dat het heel goed is om te verkennen wat er nog meer mogelijk is. Dat lijkt me prima.
Mevrouw Cegerek (PvdA): Dat was onderdeel van het verzoek in de motie die ik destijds met mevrouw Mulder heb ingediend. Ik vind het goed dat de Staatssecretaris ernaar wil kijken, maar ik zou in het voorjaar graag een brief ontvangen over de materialen waarop die verkenning toepasbaar is. Dan weten we waar het om gaat.
Staatssecretaris Dijksma: Misschien kan ik dit onderwerp meenemen in de brief over de raamovereenkomst waarover ik net sprak.
Mevrouw Dik-Faber zei dat de resultaten bij de pilots met de retourpremies minimaal 85% moeten zijn. We gaan monitoren hoeveel we inzamelen. We gaan niet van tevoren doelen vaststellen. We willen echt gedragsverandering bereiken om zwerfafval te bestrijden. Eind 2016 bekijken we of we moeten bijsturen. Als je monitort, kun je ook zien wat het effect is, of de aanpak succesvol is en of je iets zou kunnen doen.
Zij vroeg ook of statiegeld op kleine flesjes en blikjes geen onderdeel kan uitmaken van de pilot. Daar is met mijn voorganger uitgebreid over gesproken. Dat debat wil ik dus niet overdoen. De deelnemende gemeenten kunnen dat zelf bepalen. De initiatiefnemers, VNG, het verpakkende bedrijfsleven en Natuur & Milieu, hebben uitgangspunten geformuleerd waaraan de pilots moeten voldoen. Alles wat daarin past, kan onderdeel zijn. Dat is dus echt even aan hen.
Ik kom bij de fosfaatkringloop. Dat is een belangrijk thema, dat ik vanuit een andere rol ook regelmatig bij de kop heb gepakt. Allereerst is er door mevrouw Mulder, en ook door anderen, vastgesteld dat er uniformering nodig is van end of waste en de manier waarop je omgaat met die status. Ik denk dat dit inderdaad een heel belangrijke kwestie kan zijn, ook voor het pakket circulaire economie. Wij doen er in Nederland alles aan om de «end of waste»-status te geven aan herwonnen fosfaat. Ik heb het loket waarmee we werken net al genoemd. We hebben een North Sea Resource Roundabout. Daar hebben we met andere lidstaten overleg om te komen tot een einde-afvalstatus. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om struviet. We proberen wel met verschillende onderwerpen aan de slag te gaan.
De heer Smaling zei wijze dingen over het creëren van een markt voor het herwinnen van fosfaat. Hij zegt wel vaker wijze dingen, en dit was ook weer een goede. Het is nodig dat er ofwel derogatie komt om mineraal concentraat te mogen inzetten als vervanger van kunstmest, dan wel dat het in één klap wordt opgenomen in de regelgeving. Dat zou nog veel briljanter zijn, want dan hebben we het hele derogatiecircus op dit onderwerp niet meer nodig. Dat zou het mooiste zijn. Daarvoor moet je beweging krijgen, met name bij de mensen van DG ENV in Brussel. Daar heb ik al een paar jaar voor de deur gestaan, maar toen had ik een functie die tot meer achterdocht leidde. Het probleem is dat men het tot nu toe heel lastig vindt om dierlijke mestconcentraties te willen inzetten als vervanger of alternatief voor kunstmest. Ik heb het vermoeden – dat is een educated guess – dat men het idee heeft dat Nederland daarmee alleen maar meer gestimuleerd wordt om nog meer mest te gaan produceren. Dat is niet zo, want we hebben immers ook een fosfaatplafond. Mijn redenering is als volgt. Als we zoiets hebben en we houden ons daaraan – en dat doen we, want anders verliezen we weer een andere derogatie – dan is het toch gek dat we met alle milieuconsequenties van dien uit andere delen van de wereld zeldzame kunstmest moeten gaan aanvoeren, wat ook weer veel milieueffecten heeft, terwijl we dierlijke mest te over hebben en die producten eigenlijk zouden willen inzetten als vervanger. Ik denk dat het heel verstandig is om goed samen op te trekken met de nieuwe Staatssecretaris van EZ en te bekijken op welke manier we met dit pakket van de Commissie strategisch een doorbraak kunnen bereiken. De Commissie is namelijk ook bezig met better regulation. Onder dit soort motto's moeten we opnieuw bekijken of we een doorbraak kunnen bereiken.
De heer Smaling (SP): Dat aan de dierlijke fosfaten een labeltje hangt, snap ik. Ik heb zelf ook wel door dat het een beetje een «end of pipe»-kwestie wordt. Je zou eigenlijk niet meer fosfaat moeten produceren dan je binnenhaalt. Je zou het eigenlijk allemaal op de landbouwgrond moeten kunnen laten landen. De twee andere stromen, namelijk uit de voedings- en genotmiddelenindustrie en uit de rioolwaterzuivering, zijn over de hele Unie gelijkelijk verdeeld als reststroom. Dat zou geen argwaan in Brussel moeten oproepen. Denkt de Staatssecretaris dat ook en biedt dat extra kansen? Als je alleen op de dierlijke fosfaten focust, ben je inderdaad Nederland met zijn bioindustrie, maar dit gaat breder dan alleen de landbouw.
Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat ben ik zeker met de heer Smaling eens. Ik denk ook dat het om die reden nuttig kan zijn om daarvoor in dat bredere verhaal aandacht te vragen. De heer Graus heeft weleens bepleit dat we naar een fosfaatbank toe moeten. Ik denk echt dat het goed is om het bredere thema op te pakken, dus ook het herwinnen van fosfaat uit water en dergelijke. Daar moeten we zeker aandacht voor hebben. Naarmate we daarin Europees breder stappen kunnen zetten, is dat alleen maar goed. Ik ben het met de heer Smaling eens dat het niet verstandig is om het onderwerp te veel alleen maar te versmallen. Hoewel ik ook zie dat juist daar de grootste doorbraak nodig is. Want het is de markt die ons het meest belemmert. Sommigen vroegen naar fondsen. Ik weet toevallig dat een envelop van 30 miljoen die vanuit de EU is gekomen om de crisis in de landbouw te bestrijden, ook voor een deel gebruikt kan worden voor mestverwerking en initiatieven rond verwerking en de effecten op mineralenconcentraat. Ik ben benieuwd in hoeverre dat een bijdrage gaat leveren. Uiteindelijk moet je het interessanter maken om dat herwinnen als een marktmodel op gang te krijgen. Dat kan breed. Dat hoeft en moet niet alleen via het dierlijkemestverhaal. Dat moet je echt breed proberen op te pakken.
De voorzitter: De heer Smaling is wederom tevreden.
De heer Smaling (SP): Ja. Het is gewoon erg belangrijk dat we niet dat label opgeplakt krijgen. In dit geval zou dat onnodig zijn. De heer Dijkstra gooit de helft van zijn kip weg en we gaan allemaal naar de wc: dat zijn ook bronnen van fosfaat die over de hele EU van belang zijn. Laten we onszelf niet wegzetten als het land dat zijn probleem probeert te verpakken in een Europees project.
De voorzitter: Soms zou het fijn zijn als u de dingen wat minder beeldend maakt.
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat het goed is om vast te stellen dat we druk bezig zijn om met het Nutrient Platform aan de slag te gaan. Ik denk dat dit een mooie basis is.
Wat betreft de opnamecapaciteit van gewassen van fosfaat moet ik de heer Houwers echt naar een ander debat verwijzen. Dat zou hij met mijn collega van EZ kunnen voeren.
Het uitbreiden van pilots is een primaire verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZ. Een van de problemen op dit moment is dat er geen uitbreiding mogelijk was. Daar is wel voor gepleit, maar dat werd nog niet mogelijk gemaakt. Dat debat moet voortaan ook elders gevoerd worden.
Ik kom bij het blokje diversen. Het tegengaan van voedselverspilling is heel belangrijk, zeg ik in reactie op mevrouw Dik-Faber. Het pakket van de Commissie richt zich op preventie. Ik denk dat het goed is om eerst te bekijken hoe het in Europa zit. Je ziet dat er grote verschillen zijn. Wij verspillen echt minder dan bijvoorbeeld de Duitsers. Ik denk dat het goed is dat de Commissie inzet op het uniform in kaart brengen waar we staan. De Commissie committeert zich in het pakket ook aan een doelstelling voor 2030. Die doelstellingen hebben ook in de Sustainable Development Goals een plek gekregen. Ik denk juist dat het goed is om ons daarop te gaan richten. Ik heb nu niet de neiging of aanvechting om meteen al met tussendoelen te komen, ook omdat ik echt denk dat het belangrijk is dat we iedereen achter die doelstellingen voor 2030 krijgen en in beweging krijgen. Dat is dus ook een kwestie van strategie. Hoe zorg je ervoor dat je het ook voor elkaar krijgt? Dat moet goed bediscussieerd worden in Europa.
Welke belemmeringen zitten er in het Europees recht? Over het mededingingsrecht hebben we het net al even gehad. Er is een handreiking opgesteld voor duurzaamheidsinitiatieven. Er is inderdaad nog steeds overleg met EZ, maar ik begreep dat de Minister van EZ daarover wel op enige termijn aan de Kamer zou rapporteren. Ik weet echter niet uit mijn hoofd wanneer dat is. Het komt er in ieder geval aan.
Over de microplastics heb ik net al wat gezegd. Het is onderdeel van onze inzet tijdens het Nederlands voorzitterschap. Dan willen we dit graag een slag verder brengen. Mijn ministerie heeft vorige week samen met OSPAR een Europese bijeenkomst georganiseerd met verschillende experts en belanghebbenden uit lidstaten over maatregelen die potentieel door de Unie, de lidstaten of anderen zouden kunnen worden genomen om de emissies van microplastics uit landbronnen te verminderen. Wij zullen goed nadenken over de manier waarop we daar snel handelingsperspectief in Europa aan kunnen geven. Dat kan door het te bespreken in de Raad in de context van het actieplan dat vanuit de Commissie is voorgelegd. Daar zullen we zeker mee aan de slag gaan.
Mevrouw Mulder sprak over de obstakels voor de cosmeticabranche. Tot en met 2017 faseert in ieder geval 80% van de leden uit. Ook de overige 20% gaat dat doen, maar dat duurt gewoon iets langer. Dat het percentage bij sommige bedrijven lager ligt heeft te maken met de complexiteit van het herformuleren van de producten. Men moet dus op zoek naar een alternatief.
Ik kom op de polyesterbootjes van de heer Dijkstra. Dat onderwerp heeft hij al vaker aan de orde gesteld. Het antwoord was dan altijd dat het echt aan de gemeenten is om hiermee aan de slag te gaan. De boten bevinden zich niet in rijkswateren. Er zijn op zichzelf voldoende bevoegdheden om hiermee verder te gaan. Ik zie zelf niet meteen een mogelijkheid of een rol om dat te doen. Ik kan me voorstellen dat er in bepaalde gemeenten meer van die bootjes liggen dan in andere, en dat dit voor hen wel een aansporing zou kunnen zijn om het onderwerp op te pakken.
Welke belemmeringen zijn er voor het toepassen van verbrandingsresten in de wegenbouw? De verbrandingsresten, bodemassen, kunnen inderdaad nuttig worden toegepast en een alternatief opleveren voor grind en zand. Daarom is er ook een afspraak gemaakt met alle afvalverbranders in een green deal om de bodemassen schoon te maken. Daar gaat het namelijk om. Ze moeten wel schoon zijn, anders breng je vervuilde producten terug in het milieu en de bodem. Als je dat blijft doen, krijg je daar heel erg veel last van. Het is een succesvolle green deal. Er wordt sectorbreed geïnvesteerd in schoonmaaktechnieken. De overheid ondersteunt dat. De regels zijn deels al aangepast om een vrije toepassing te verzekeren. Samen met de sector begeleiden we de marktintroductie van het materiaal. Daar wordt dus echt het een en ander aan gedaan.
Binnen het VANG-programma is er ook een programma dat is gericht op onderwijs en onderzoek, het ONO. Dat is dus onderdeel van het beleid, zeg ik in reactie op de heer Smaling.
Mevrouw Cegerek vroeg wat we doen om het bedrijfsleven verder te stimuleren om circulair te ondernemen. Het programma Nederland circulair! wordt uitgevoerd door een coalitie die zich richt op het bedrijfsleven. Er zijn bijeenkomsten met het bedrijfsleven door heel Nederland. Er is ondersteuning op maat en een website: circulairondernemen.nl. Van 21 tot 28 januari is er de week van de circulaire economie. Dan zijn er allerlei activiteiten en evenementen. Daar komt een brede campagne bij. Ook is er een prachtige self assesment tool. Daarmee kun je bekijken hoe je ervoor staat en wat je beter kunt doen. Dat is heel goed, denk ik.
Kan de inspectie gepast omgaan met de afspraken met de sector over hout? Ik noemde hout net al even als voorbeeld. Daar zijn we over in gesprek. We werken aan de ene kant aan een betere monitoring en we gaan bekijken of reparatie ook meegeteld kan worden voor recycling. De ILT heeft de sector twee jaar gegeven en bekijkt volgend jaar hoe het ervoor staat. Als we afspraken maken met de sector, zal de ILT daar uiteraard rekening mee houden.
De heer Houwers vroeg of we Chinese banden kunnen weren. Wij kunnen voor banden geen eisen stellen in de afvalstoffenregelgeving. De reden daarvoor is dat banden een beperkt aantal keer herbruikbaar zijn en alle banden op enig moment de afvalstatus bereiken. Dat is dus een lastige kwestie.
De heer Houwers (Houwers): Het gaat mij er niet zozeer om Chinese banden te weren, maar er is iets op gang met hernieuwbare banden. Rubber wordt daarbij opnieuw gebruikt en dat is bij de Chinese banden minder aan de orde. Ik zou willen dat wat al een beetje loopt, blijft doorgaan. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om daar eens naar te kijken en daar schriftelijk op terug te komen. Ik zou graag nog eens bekijken wat we daarmee kunnen doen. Ik ben niet zozeer voor een importverbod, maar ik zie dat andere landen er iets mee doen. Het lijkt me goed om een stukje circulaire economie op dit gebied dat begint te komen, overeind te houden.
Staatssecretaris Dijksma: Daar moeten we gewoon naar kijken. Ik weet dat een importverbod vrijwel onmogelijk is. We hebben dat bij onderwerpen waarbij we het heel graag wilden ook aan de orde gehad, en dan was het al bijna onmogelijk. We hebben namelijk ook met WTO-regelgeving te maken. Als andere landen een bepaalde manier gevonden hebben om duurzame banden te stimuleren, moeten we dat gewoon verkennen.
Mevrouw Dik sprak over de milieustraat. Zij vroeg of we het recyclen kunnen laten voorgaan en merkte op dat sorteren beter is dan verbranden. Ja, dat is zo, maar het probleem is wel dat het duurder is, want je moet het sorteren eerst verbeteren. Het moet effectiever worden voor dat laatste restproduct. Inhoudelijk ben ik het met haar eens, maar ik denk wel dat er nog een slag gemaakt kan worden bij de milieustraat. Dat zal ook wel gaan gebeuren, verwacht ik.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik had nog een vraag gesteld over de commissie-Corbey. Dat was een van mijn laatste vragen en misschien was die niet helemaal duidelijk. Die commissie adviseert om de marktontwikkelingen van duurzame biomassa en biomassaproducten verder te stimuleren. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid? Zo ja, hoe? Dat mag ook in tweede termijn, hoor.
Staatssecretaris Dijksma: Die vraag hadden we even gemist. Dat komt inderdaad in tweede termijn.
De voorzitter: Laten we een korte tweede termijn houden. U krijgt twee minuten spreektijd.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris van harte danken dat we samen een eerste AO over circulaire economie, voorheen grondstoffen en afval, hebben kunnen doen. Ik merk dat zij al heel goed in de materie zit. Dat is een goed teken.
Iedereen is positief over de circulaire economie vanwege de banen, de investeringen en de milieuwinst natuurlijk. De VVD is dat ook, zeker gelet op het klimaatakkoord van vorige week. De circulaire economie kan een rol spelen om CO2 te reduceren. Ik las dat de Ellen MacArthur Foundation, toch een gerenommeerd instituut, zegt dat je tot 70% kunt komen. Dat is gigantisch. Dat zijn dingen waar milieu en economie samenkomen. Dan vind je de liberalen aan je zijde. Het gaat om de uitwerking. Hoe zorgen we ervoor dat we betere regels hebben, soms wat minder regels en dat we het kunnen verwerken op de plek waar het het meest effectief kan? We moeten af en toe een stap maken door bijvoorbeeld definities aan te passen of de afvalstempel wat minder toe te passen.
Een aantal andere onderwerpen hebben we uitgebreid besproken. Dat zal ik nu dus niet meer doen. Ik wil mijn punt over de handhaving toch even bekrachtigen met een motie. Dat kan straks heel kort in een VAO gebeuren.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris en haar mensen voor de heldere beantwoording en de toezegging dat het mkb expliciet wordt opgenomen in het kabinetsbrede programma voor circulaire economie. Het is nog wel de vraag hoe het precies met de financiering zit. De Staatssecretaris was deels bij de Milieuraad op de 16de. Wordt het daar ook als instrument in opgenomen of kan het nog sneller?
Ik dank de Staatssecretaris voor haar opmerkingen over hout. We zouden daar nog een brief over ontvangen aan het eind van het jaar. Ik vind het wel prettig als die brief alsnog komt, anders is wat we hier hebben gehoord een beetje summier.
Ik kom op fosfaat. In het pakket circulaire economie zou je de wijziging van kunstmest in de verordening en de Nitraatrichtlijn een plek kunnen geven, zodat herwonnen fosfaat uit dierlijke mest gebruikt kan worden als kunstmestvervanger. De Staatssecretaris heeft daar net wel iets over gezegd, maar gaat de Staatssecretaris dit echt bij de DG ENV oppakken en daar werk van maken? Ze knikt; dat stemt mij al heel tevreden. Misschien kan zij het straks nog even mondeling herhalen.
Vanaf deze plek wil ik in de openbaarheid mijn complimenten geven aan de Staatssecretaris voor de manier waarop zij vorige week heeft gehandeld bij de klimaatconferentie. Ik was daar zeer van onder de indruk. Ik mocht de Staatssecretaris met een aantal van mijn collega's mede controleren en stimuleren. Ik ben trots op haar.
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik ga graag op dezelfde manier verder. Ik denk dat de Staatssecretaris op alle dossiers een goede start heeft gemaakt. Ik was op het afscheid van mevrouw Mansveld. Zij was uiteraard graag naar Parijs gegaan. Dat is de keerzijde. Maar goed, zo gaan de dingen. Wij zijn tevreden over het optreden van deze Staatssecretaris op dit drukke dossier.
Ik vond de definitie van de Staatssecretaris van het begrip circulaire economie een eerste goede poging. Als ik die echter midden in de Schilderswijk laat vallen, dan denk ik dat niet iedereen denkt: yes, dat is «m! Laten we er dus aan werken dat dit voor zo veel mogelijk mensen ook echt iets gaat betekenen, zodat men eraan mee wil doen.
De Staatssecretaris zou nog ingaan op de vraag of er vaart zit in de mededingingskwestie. Het frustreert sommige sectoren toch wel heel erg. Toen we nog over landbouw spraken, hebben we het daar vaak over gehad.
Mevrouw Mulder vroeg al wat we concreet kunnen verwachten van de Staatssecretaris op het onderwerp fosfaat. Welke opties gaan we doen? Het derogatietraject of iets anders? Het zou mij wat waard zijn als we een beetje een concreet beeld hadden van wat haalbaar is en binnen welke termijn dat kan lukken. Wat kan snel en waarvoor heb je een langere adem nodig, gezien het tempo waarin dingen zich in Europa ontvouwen?
Mevrouw Cegerek (PvdA): Voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor haar antwoorden en toezeggingen. Ik heb nog twee vragen openstaan. Een veelgehoorde klacht van ondernemers is dat Europese middelen vooral voor het mkb niet makkelijk toegankelijk zijn. Ik heb gehoord dat er de komende tijd een aantal programma's zijn over het thema circulaire economie. Dat is mooi, maar die financieringsmogelijkheden van ondernemers moeten wel duidelijk zijn. Die moeten duidelijk in ons eigen beleid en in ons eigen overkoepelende programma terugkomen. Als de Staatssecretaris kan toezeggen dat dit in het overkoepelende programma terugkomt, scheelt mij dat een motie. Die zou ik trouwens eerst nog moeten maken, maar goed. Graag krijg ik hier een reactie op. Met een toezegging zou ik tevreden zijn.
De heer Houwers (Houwers): Voorzitter. Wat betreft de fosfaten sluit ik me aan bij de woorden van de heer Smaling en mevrouw Mulder, die vragen om een tijdpad. Het zou mij wat waard zijn om te weten waarop ik kan rekenen. Wanneer zou er door EZ en I en M iets bereikt kunnen worden in Europa?
Voor de andere genoemde punten zal ik me vervoegen bij de Staatssecretaris van EZ.
Op één vraag heb ik nog geen antwoord gekregen, namelijk over staalslak als bijproduct. Vanuit Tata Steel is daarover een vraag gekomen. Waarschijnlijk heeft de Staatssecretaris die vraag ook langs zien komen. Mijn vraag is in hoeverre zij daaraan werkt, of zij het ermee eens is en op welke termijn ik daar iets over kan verwachten.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik loop nog even een paar punten langs.
Het onderwerp voedselverspilling vinden wij allebei belangrijk. Ik snap dat de Staatssecretaris zegt dat ze het Europese traject op 2030 wil laten staan, omdat andere landen echt nog flinke stappen moeten zetten en het mooi aansluit bij de Sustainable Development Goals. Dat neemt niet weg dat Nederland wellicht met tussendoelen kan komen. Dat is een debat dat ik echter met de Staatssecretaris van EZ zal moeten voeren; dat ga ik doen.
Wat betreft de Raamovereenkomst Verpakkingen vind ik dat het bedrijfsleven zich aan de gemaakte afspraken moet houden. Ik heb nu het gevoel dat het bedrijfsleven het tempo bepaalt, al laat ik dat gevoel graag weerspreken. Ik denk dat dit niet het geval zou moeten zijn. We moeten bekijken wat er in de praktijk en technisch haalbaar is, waardoor we toch ergens een norm neerleggen voor wat wij van het bedrijfsleven verwachten.
Ik heb ooit een motie ingediend over de milieustraten. Op basis van die motie zijn er twee onderzoeken uitgevoerd. De milieustraten functioneren nog niet goed genoeg. Slechts 1 op de 80 doet het helemaal perfect. De rest blijft achter. Daarom is mijn voorstel geweest – ook in een motie verwoord – om het via sorteerbedrijven te doen. De Staatssecretaris zegt dat dit duurder is, dus dat heb ik laten uitzoeken. Bij mijn weten kost verbranden tussen de € 85 en € 97 en sorteren ongeveer € 95. Volgens mij zadelen we de gemeenten niet met extra kosten op, maar bereiken we wel heel veel milieuwinst. Ik heb de motie al ingediend en aangehouden. Ik ben heel benieuwd wat de Staatssecretaris hiervan vindt.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik ga proberen de vragen te beantwoorden. Ik begin met de rol die de circulaire economie kan spelen in het klimaatbeleid. Ik ben het zeer met de heer Dijkstra eens dat er heel veel mogelijkheden zijn. We hebben ook niet voor niets vastgesteld dat het nodig is om ook op kortere termijn een speciale handelsmissie klimaatinnovaties te organiseren. Daarbij kan het Nederlandse afvalbeleid een belangrijke pijler zijn. Daar komen economie en milieu samen. Ik vind het ook top als dat gebeurt, want dan bereik je nog sneller nog meer.
De heer Dijkstra wil de handhaving met bloed ondertekend in de plenaire zaal vastleggen; dat zijn mijn termen. Hij heeft mijn woord al, maar als hij dat in een motie wil verwoorden, heb ik daar geen bezwaar tegen, afhankelijk van de formulering van de motie uiteraard. Dat wacht ik dus even af.
Ik dank mevrouw Mulder, en de rest van de leden, voor hun aanwezigheid in Parijs. Ik denk dat het heel goed was dat het Nederlandse parlement zo breed aanwezig was en liet zien hoe belangrijk het is om tot zo'n akkoord te komen. De delegatie was breed, ook door de aanwezigheid van de koninkrijksleden. Dat was een enorme steun. Ik denk dat het goed is om de thema's circulaire economie en het terugdringen van uitstoot van broeikasgassen steeds met elkaar te verbinden. Die bredere visie is echt noodzakelijk en biedt ook heel veel kansen, vooral ook voor het Nederlandse bedrijfsleven, omdat wij over het algemeen heel goed zijn in technologische oplossingen. Die zijn hier ook nodig.
Mevrouw Mulder vroeg of financiering echt een onderdeel kan zijn van de brief. Dat kan. Dat bespaart mevrouw Mulder en mevrouw Cegerek – misschien wel samen? – een motie. We hebben al eerder gezegd dat Horizon2020 mogelijkheden biedt, ook voor het mkb. Het mkb kan zich kwalificeren voor innovatieve projecten. Onze inzet met EZ is om dat voor de Nederlandse mkb'ers een hanteerbare route te maken. Er moet optimaal gebruik van gemaakt kunnen worden. Daarover willen we de Kamer heel graag berichten in de brief over het kabinetsbrede programma. We zullen bekijken welke mogelijkheden er verder nog zijn. Die brief komt voor de zomer.
De brief over hout zit in mijn tas. Ik moet er wel bij zeggen dat het onaanzienlijk grote tassen zijn. Als het mij lukt, komt de brief heel snel. Als het niet lukt, komt hij net na kerst. Hij komt in elk geval net voor het AO over duurzaamheid. Als dat een deal kan zijn, gaan we het op die manier doen.
Ik kom op fosfaat. Misschien is het goed om tegen de woordvoerders te zeggen dat we in de kabinetsbrief over het brede programma circulaire economie daar ruim aandacht aan zullen besteden. Welke mogelijkheden zien wij? Welke stappen kunnen we zetten? Ik begrijp wel dat het voor de Commissie vastzit op het begrip meststof, ook wanneer je het niet uit dierlijke mest zou willen herwinnen. Daar zit dus wel een link met het andere dossier. Het is niet anders, zeg ik in reactie op de heer Smaling. We gaan de Kamer wat langer en breder informeren over wat de mogelijkheden in de keten zijn. Het is namelijk een van de ketens die voor ons van groot belang zijn.
Ik kom op de mededingingskwestie. EZ heeft hierin gewoon de lead. Ik weet even niet uit mijn hoofd of Minister Kamp voor kerst met een brief zou komen. Dat durf ik nu niet te zeggen. Ik hoor nu van mijn ambtenaren dat die brief in januari komt. Kijk, we hebben het snel opgevraagd en snel antwoord gekregen.
Toen ik over de financiering sprak, deed ik dat ook in reactie op mevrouw Cegerek. Misschien heb ik daarmee een motie weggespeeld. Ik hoop het.
De heer Houwers vroeg ook naar fosfaat. Daar heb ik al wat over gezegd. Met de vragen die hij stelde, zal hij voor een deel bij de Staatssecretaris van EZ moeten zijn.
Ik kom op staalslak als bijproduct. Als – dat staat hier vet onderstreept – een product aan de voorwaarden voldoet, biedt de EU-wetgeving ruimte. Die willen we uiteraard beter benutten. Daar ben ik mijn bijdrage ook mee begonnen. Dat moet dan echter wel binnen de ruimte van de wetgeving gebeuren. Het Commissievoorstel voor de afvalwetgeving zet in op beter benutten. Het hangt echt af van de veiligheid en de toepasselijkheid van het hele product. Daar zal dus naar gekeken moeten worden. Het is niet gezegd dat dit meteen kan.
De heer Houwers (Houwers): Zou de Staatssecretaris dan de afspraak willen maken dat zij daar nog eens naar kijkt en daarop terugkomt? Dan weten we dat het aandacht krijgt. Anders blijven we misschien afwachten. Ik vraag niet om een wetswijziging. Ik heb de indruk dat het een beoordeling is. Ik vraag me af of de Staatssecretaris daar aandacht aan zou willen schenken.
Staatssecretaris Dijksma: Ja, ik kijk daarnaar. Als het veilig kan, dan kan het, maar als het niet veilig kan, kan het niet. Daar gaan we niet mee marchanderen. De sector weet ook dat er een grens aan zit als producten niet schoon of veilig zijn. Dan kun je ze niet gebruiken. Ik kijk er nog naar.
De heer Houwers (Houwers): Ik ga ervan uit dat we daar dan nog een keer nader bericht over krijgen. Mag ik het zo formuleren?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat is goed.
De voorzitter: Bij dezen hebt u uw toezegging over een verkenning.
Staatssecretaris Dijksma: Over Corbey komt een brief. Dat is de visie biomassa 2030. Mijn voorstel aan mevrouw Mulder zou zijn om die even af te wachten.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wanneer zou die visie ongeveer komen?
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk vrij snel. Ook hier hebben wij niet als eerste de lead.
De voorzitter: Wij gebruiken dan vaak de term «in het voorjaar».
Staatssecretaris Dijksma: Dat is een goede term. Het voorjaar van 2016; dat wil ik nog wel toezeggen.
Ik kom op de raamovereenkomst. Het is echt niet zo dat wij daar niet aan tafel zitten. Wij zitten daar wel, net als de gemeenten en de bedrijven. Zo is de verhouding. Zij bepalen dus niet het tempo. Het proces was wel complex, en daar heb ik begrip voor. We hebben ook gezegd dat we wel een stijgende lijn willen waarnemen. Ik heb toegezegd dat we dit in beeld gaan brengen. Daarna moeten we vaststellen of de Kamer daar al dan niet vertrouwen in heeft. Zo zou ik het willen doen.
Over de sorteerbedrijven zal ik mevrouw Dik-Faber iets op papier moeten doen toekomen. We komen er nu namelijk niet uit. Het lastige is dat het niet alleen gaat om het vergelijken van de prijzen van sorteren en verbranden. Het probleem is dat sorteerbedrijven vrij grofmazig sorteren. Dan blijven er toch nog resten over en die moeten dan alsnog verbrand worden. Dan ben je natuurlijk wel duurder uit. Ik wil dat best nog een keer opschrijven, want ik begrijp haar hartstocht op dit punt, maar het ligt iets complexer dan alleen die twee bedragen. Ik zal dat in beeld brengen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Wellicht kan ik de Staatssecretaris via haar PA enige documentatie doen toekomen. Op basis van de aangenomen motie zijn er namelijk al onderzoeken uitgevoerd. Ik hoop dat we bijvoorbeeld in het voorjaar van 2016 daarover knopen kunnen doorhakken, want het sorteren door gemeenten gebeurt nu niet goed genoeg. Zelfs waar het wel goed gebeurt, blijkt dat er nog 35% in het restafval zit wat nog wel gerecycled had kunnen worden. Er is dus nog veel milieuwinst te halen.
Staatssecretaris Dijksma: Daar ben ik natuurlijk in geïnteresseerd. Als u mij die informatie doet toekomen, krijgt u daar in het voorjaar een reactie op.
De voorzitter: Dank. Ik ga even de lijst met toezeggingen af.
– De Staatssecretaris stuurt de Kamer voor de zomer van 2016 een brief over de voortgang inzake de Raamovereenkomst Verpakkingen en maakt daarbij inzichtelijk in hoeverre individuele retourpremies op bepaalde materialen toepasbaar zouden kunnen zijn.
– De Staatssecretaris besteedt in het rijksbrede programma inzake circulaire economie aandacht aan de positie van het mkb en informeert de Kamer over de wijze waarop het mkb geholpen zou kunnen worden, ook in het kader van de financiering.
– De Staatssecretaris zal de verkenningen die verband houden met autobanden en staalslak aan de Kamer sturen.
– De Staatssecretaris zal de Kamer in het voorjaar van 2016 een brief sturen over sorteerbedrijven in relatie tot milieustraten.
Er was er nog één en die is aan mijn aandacht ontsnapt.
Staatssecretaris Dijksma: De brief over hout zit in mijn tas. Die komt dus snel, waarschijnlijk net na het kerstreces. Corbey komt in het voorjaar in de biomassabrief. Daarin heeft EZ de lead.
De voorzitter: Dat was het inderdaad. Ik dank iedereen zeer: de woordvoerders, de Staatssecretaris en haar ambtelijke staf. Ook bedank ik, niet onbelangrijk, de bode en de stenograaf. In het bijzonder bedank ik de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat via internet volgden. De feestdagen en de jaarwisseling komen eraan. Ik wens iedereen daarbij veel plezier. Veel geluk en gezondheid gewenst.
Sluiting 16.23 uur.
Volledige agenda
1. EU-voorstel: Mededeling Actieplan Circulaire Economie COM (2015) 614 (2) (Engelse versie)
EU-voorstel d.d. 02-12-2015
Organisatie, Europese Commissie
2. Voortgangsrapportage EU-pakket Circulaire Economie
Brief van lid/fractie/commissie d.d. 13-10-2015
Tweede Kamerlid, Y. Cegerek (PvdA)
3. Reactie op drie consultaties van de Europese Commissie inzake circulaire economie
Kamerstuk 22 112-2009 – Brief regering d.d. 14-10-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
4. Uitvoering van de motie van het lid Remco Dijkstra over de bijdrage van secundaire grondstoffen in de circulaire economie (Kamerstuk 30 872, nr. 154)
Kamerstuk 33 043-45 – Brief regering d.d. 04-12-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma
5. Reactie op verschillende moties inzake het stimuleren van een circulaire economie
Kamerstuk 33 043-47 – Brief regering d.d. 11-12-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma
6. Voortgang van het ketenakkoord fosfaatkringloop
Kamerstuk 32 852-28 – Brief regering d.d. 02-07-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
7. OntwerpRegeling beheer verpakkingen
Kamerstuk 28 694-131 – Brief regering d.d. 09-10-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
8. Plan van aanpak retourpremie-/beloningssystematiek kleine PET-flesjes en blikjes
Kamerstuk 30 872-200 – Brief regering d.d. 14-10-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
9. Reactie op het 6-puntenplan voor recycling van het lid Remco Dijkstra, beleidskader over afvalverbranding, duurzaam stortbeheer
Kamerstuk 30 872-201 – Brief regering d.d. 03-12-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma
10. Aanbieding ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging en het Activiteitenbesluit milieubeheer
Kamerstuk 31 209-170 – Brief regering d.d. 14-07-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
11. Informatie over het besluit tot wijziging van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging en het Activiteitenbesluit milieubeheer (Kamerstuk 31 209, nr. 170)
Kamerstuk 31 209-175 – Brief regering d.d. 17-11-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma
12. Uitvoering van toezeggingen algemeen overleg Grondstoffen en afval d.d. 25 juni 2015 en stand van zaken diverse acties beleidsprogramma VANG (Van Afval naar Grondstof)
Kamerstuk 30 872-202 – Brief regering d.d. 14-12-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30872-204.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.