29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 451 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 30 september 2024

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 4 september 2024 overleg gevoerd met de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 oktober 2023 inzake publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving 2022. Ontwikkelingen en samenhangen (Kamerstuk 33 173, nr. 24);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 oktober 2023 inzake voortgang strafrechtelijke samenwerking met Colombia (Kamerstuk 29 911, nr. 427);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 oktober 2023 inzake stelsel bewaken en beveiligen: plan van aanpak transitie en voortgang lopende versterkingen (Kamerstuk 29 911, nr. 426);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 november 2023 inzake WODC-onderzoeksrapport De effectiviteit van de Top600-aanpak (Kamerstuk 29 911, nr. 429);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 december 2023 inzake halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit (Kamerstuk 29 911, nr. 433);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2023 inzake voortgangsrapportage over high-impact crimes 2022–2023 (Kamerstuk 28 684, nr. 733);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 januari 2024 inzake voortgangsinformatie OESO-Antiomkopingswerkgroep (Kamerstuk 29 911, nr. 431);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d.  11 januari 2024 inzake rapport over zorgplicht en getuigenbescherming (Kamerstuk 29 911, nr. 432);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 23 januari 2024 inzake toetreding van de Koninklijke Marechaussee tot de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (Kamerstuk 35 447, nr. 27);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 januari 2024 inzake WODC-onderzoek Evaluatie Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit (Kamerstuk 33 685, nr. 18);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 februari 2024 inzake wenselijkheid zelfonderzoek en zelfmelden door bedrijven bij financieel-economische criminaliteit (Kamerstuk 31 388, nr. 7);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 februari 2024 inzake Regeling Bibob-formulieren 2024 (Kamerstuk 31 109, nr. 33);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 1 maart 2024 inzake Veiligheidsmonitor 2023 (Kamerstuk 28 684, nr. 737);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 1 maart 2024 inzake beleidsprioriteiten voor de bijzondere opsporingsdiensten tot en met 2027 (Kamerstuk 32 715, nr. 3);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 maart 2024 inzake EU-Confiscatierichtlijn en conceptwetsvoorstel Confiscatie criminele goederen (Kamerstuk 29 911, nr. 435);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 maart 2024 inzake evaluatie Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (Kamerstuk 29 911, nr. 434);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 maart 2024 inzake beleidsreacties onderzoek corruptierisico’s op mainports (Kamerstuk 24 077, nr. 540);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 april 2024 inzake National Risk Assessment Witwassen 2023 (Kamerstuk 31 477, nr. 96);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 april 2024 inzake reactie op de motie van de leden Kuik en Bikker over een strategie voor de inzet van cameraschilden in het buitengebied (Kamerstuk 29 911, nr. 401) (Kamerstuk 29 911, nr. 436);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 14 mei 2024 inzake jaarverslagen Landelijk Bureau Bibob 2023 en Kwaliteitscommissie Bibob 2023 (Kamerstuk 31 109, nr. 34);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 mei 2024 inzake online aangejaagde openbareordeverstoringen (Kamerstuk 28 684, nr. 739);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 25 juni 2024 inzake halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit (Kamerstuk 29 911, nr. 437);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 juni 2024 inzake jaarverslag 2023 van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) (Kamerstuk 29 911, nr. 439);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 juni 2024 inzake jaaroverzicht 2023 Financial Intelligence Unit Nederland (Kamerstuk 29 911, nr. 440);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 juni 2024 inzake aanpak aanslagen met explosieven in wijken (Kamerstuk 28 684, nr. 740);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 10 juli 2024 inzake rectificatie jaarverslag 2023 van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) (Kamerstuk 29 911, nr. 442);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 juli 2024 inzake rectificatie jaaroverzicht 2023 Financial Intelligence Unit Nederland 2023 (Kamerstuk 29 911, nr. 443);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 augustus 2024 inzake aanpak ondermijnende criminaliteit (Kamerstuk 29 911, nr. 444).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Pool

De griffier van de commissie, Brood

Voorzitter: Van Nispen

Griffier: Van Tilburg

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Boswijk, Bruyning, Emiel van Dijk, Helder, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen en Sneller,

en de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid. Aan de orde is het debat over criminaliteitsbestrijding, ondermijning en georganiseerde criminaliteit. Ik heet de Minister van Justitie en Veiligheid en vanzelfsprekend zijn ondersteuning van harte welkom. Van de zijde van de Kamer is al een fors aantal deelnemers aanwezig. Daarom stel ik een spreektijd van vier minuten per fractie voor en twee interrupties per fractie. Dan bedoel ik een vraag en een vervolgvraag, dus twee interrupties in tweeën is mijn voorstel. Ik hoop dat u zich daarin kunt vinden.

We trappen af met mevrouw Helder van de BoerBurgerBeweging.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Van mijn kant een woord van welkom aan de Minister, wiens eerste commissiedebat dit is. Ik zal me inhouden. Nou, nee, het valt wel mee hoor; het is een heel leuke commissie. Ik doe dit al veertien jaar, dus dat is te doen.

Voorzitter. Nog niet zo lang geleden trad het nieuwe artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht in werking, beter bekend als de «uithalerswet». Dat betekent dat vanaf dat moment celstraffen kunnen worden opgelegd voor de duur van twee jaar. Helaas gebeurt dat in de praktijk nauwelijks. In het commissiedebat dat al op 6 april vorig jaar was, antwoordde de vorige Minister dat zij de rechtspraktijk blijft volgen en de Kamer aan het einde van het jaar zal informeren of zij noodzakelijke maatregelen ziet. Mijn fractie was en is het daar stellig mee oneens. Die noodzaak is er; dat is heel duidelijk. Dat blijkt ook wel: dagelijks worden er zelfs inmiddels minderjarigen opgepakt. De advocaat-generaal heeft een klemmend beroep op het Hof gedaan, omdat ook volgens hem een sterk afschrikkend beleid van first offenders belangrijk is. Dat geeft mij de gelegenheid om nu aan de Minister te vragen, deze Minister dus, wanneer hij op dat punt actie gaat ondernemen, zodat het nieuwe artikel niet al meteen een symboolartikel gaat worden.

Want jongeren belanden natuurlijk niet zomaar op een haventerrein of in de criminaliteit. Het uithalen van drugs is een van de «instapdelicten» waarvoor ze geronseld worden. In het kader van de aanpak Preventie met Gezag heb ik in het vorige commissiedebat gevraagd wat die instapdelicten zijn waarvoor zij geronseld worden. Dit is er dus een van. Ik wil het wel nog een keer benadrukken. Het is essentieel om dit in kaart te brengen om een geslaagde aanpak Preventie met Gezag neer te zetten, natuurlijk. Anders weet je niet waar je het zoeken moet. De vorige Minister heeft toen gezegd het in de halfjaarbrief mee te nemen, maar ik zie er niets over terugkomen. Ik stel hier dus de vraag opnieuw op dit punt.

En dan maak ik een uitstapje naar de repressiekant. In mijn tijd waren onze voorbeelden vaak popidolen. Maar seks, drugs en rock-’n-roll waren toen nog een ver-van-je-bedshow, en je idolen stonden op een poster die aan de muur van je slaapkamer hing. Nu rijden ze door de wijk van kwetsbare jongeren. Denk aan al die personen die zichzelf tot rapper hebben uitgeroepen. Waar blijft de wetgeving die ervoor zorgt dat misdaad niet loont? Ik zeg: afpakken en in de wijk terug investeren. Wat BBB betreft mag ook die «patsersaanpak» wel weer van de plank gehaald worden.

Voorzitter. Dan kom ik op de drugsdumpingen die enorme natuurschade veroorzaken. Dat is een veelal verborgen impact van de drugshandel, waar de natuur, de omwonenden en eigenaren van de grond de prijs voor betalen. Nu heb ik vernomen dat bij een groot deel van die gevonden dumpingen geen forensisch onderzoek wordt gedaan. Waar dat wel gebeurt, blijft een groot deel van de verzamelde sporen op de plank liggen. Slechts bij de helft wordt DNA-onderzoek gedaan en dat onderzoek schijnt ook nog niet bij de recherche te belanden. Bij een proefproject waarbij standaard uitgebreid forensisch sporenonderzoek werd gedaan, kwamen maar liefst 71 verdachten aan het licht. Het is dus wel degelijk nuttig, zou ik zeggen. Mijn vraag aan de Minister is of hij kan vertellen waarom het forensisch sporenonderzoek zo stroef loopt. Ik zou er bij de Minister op willen aandringen dat beter te gaan organiseren. Is hij daartoe bereid?

Afsluitend, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer wil ook interrumperen, mevrouw Michon-Derkzen. Wilt u dat aan het eind of op dit punt, mevrouw Mutluer?

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Nee, het was eigenlijk op het eerdere punt. Als mijn collega op dit punt wil interrumperen, mag dat en als ... U bent de voorzitter.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we dan op dit punt dan mevrouw Michon-Derkzen het woord geven voor een interruptie.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Op dat laatste punt wil ik mevrouw Helder bijstaan. Ik zeg het even in mijn eigen woorden: ik wil haar bijstaan bij de gedachte dat we de successen die nu zijn geboekt met forensische opsporing om drugslabs sneller op te sporen ook breed uit zouden moeten rollen. Is mevrouw Helder het met me eens dat het niet zo kan zijn dat de structuur van de politie eigenlijk leidend is in de aanpak, maar dat juist het succes van een aanpak leidend moet zijn? Dus als deze manier van forensische opsporing een succesvol traject is, zou dat juist het startpunt moeten zijn van hoe we werken. We moeten niet blijven hangen in die structuren waar onze politieorganisatie zo goed in is, maar die het resultaat eigenlijk juist niet ten goede komen. Is mevrouw Helder het daarmee eens?

Mevrouw Helder (BBB):

Ja, tenzij het de aanpak alsnog in de wielen rijdt. Ik ben geen professional op het gebied van de structuur bij de politie. We weten er natuurlijk wel heel veel van. Als het met die succesvolle aanpak beter gaat – en daar lijkt het wel op – dan ben ik het daarmee eens. Ik ondersteun het verzoek van collega Michon wel degelijk. Ik zeg alleen wel: ja, tenzij.

De voorzitter:

Dan mevrouw Mutluer over het eerste punt van mevrouw Helder.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat ging met name over de jongeren. Mijn collega van BBB vindt mij heel erg aan haar zijde als het gaat om preventie, het uitrollen van Preventie met Gezag naar meer gemeenten en daar meer in investeren. Daar geloof ik heel erg in. Echter, ik zie ook in het hoofdlijnenakkoord staan dat we nog harder moeten gaan straffen, terwijl dat niet effectief is. Dat is ook gebleken uit allerlei inspectierapporten over jeugdgevangenissen. Mijn concrete vraag aan de collega van BBB is: hoe moet ik haar terechte betoog voor nog meer preventie om die jonge uithalers op het rechte pad te krijgen, rijmen met «we gaan ze alleen maar in de gevangenis stoppen»?

Mevrouw Helder (BBB):

Dat is heel simpel, omdat ik dat ook niet heb gezegd. Het een sluit het ander ook niet uit. Ik ben wel begonnen met Preventie met Gezag, maar ik heb ook wel degelijk de repressiekant genoemd. Het een gaat samen met het ander. Daarom heb ik het begin van mijn betoog ook aangegeven dat zelfs een advocaat-generaal aan zijn eigen Hof heeft verzocht dat artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht te gebruiken, omdat een harde aanpak bij first offenders ook zin heeft. Straffen is maatwerk, dat weten we allemaal, maar ik wil het een niet zonder het ander zien. Wat de BBB-fractie betreft zijn beide even belangrijk.

De voorzitter:

Heeft mevrouw Mutluer nog een vervolgvraag? U laat het erbij? Mevrouw Helder, gaat u verder.

Mevrouw Helder (BBB):

Ik was bij mijn laatste punt. Dat is de problematiek rondom de explosies die in onze steden helaas bijna elke nacht aan de orde zijn. Vorig jaar eindigden we met bijna 400 explosies. Dit jaar zijn we ook, zeg ik een beetje cynisch, «lekker op weg». Wetgeving om dit te stoppen, duurt veel te lang. Vorig jaar juni is een motie aangenomen om die cobra’s waar bijna alle explosies mee ontstoken worden, en daarmee het F4-vuurwerk, want daar valt het onder, onder de Wet wapens en munitie te laten vallen. Nu, bijna een jaar later en honderden bommen – ik noem ze toch maar zo – verder, is het nog steeds niet geregeld. We hebben er nu weer een brief over gekregen waarin de noodzaak van het wetsvoorstel duidelijk wordt. Mijn vraag is dus aan de Minister: wanneer komt het? En ik zou hem willen vragen er haast achter te zetten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Mijn laatste interruptie begrijp ik? Goed dat ik hem heb bewaard. Ik wil ingaan op de explosies. Ik denk dat collega Helder van BBB kan benadrukken dat de motie van de heer Derk Boswijk en ons om explosies aan te pakken gelukkig eindelijk wordt opgepakt, met een strategisch offensief. Ik ben het met de collega eens dat de cobra’s verboden moeten worden. Mijn concrete vraag is of zij het met mij eens is dat we eigenlijk veel breder moeten gaan kijken. In landen als Italië wordt dat soort illegaal vuurwerk gewoon geproduceerd. Dat bereikt ook ons land, via heel veel routes. Het is heel makkelijk en toegankelijk en betaalbaar. Is zij voor een Europees verbod van illegaal vuurwerk om dit soort explosies in onze wijken te voorkomen?

Mevrouw Helder (BBB):

Collega Mutluer weet dat ik in commissiedebatten over de jaarwisseling ook al regelmatig naar die pyro-pass heb gevraagd. Dat gaat om professioneel vuurwerk dat is bedoeld voor professionals. Ik heb gevraagd om in Europees verband nu eindelijk eens regels te maken, zodat dergelijk vuurwerk niet hier komt en zelfs in de handen komt van minderjarigen. Naar een Europees verbod zou ik even goed moeten kijken. We willen nationaal regelen wat kan en het niet aan de EU overlaten. Ik heb er wel een positieve grondhouding in.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Daar ben ik heel erg blij mee. In mijn beleving is het belangrijk dat we het gedrag van dit soort criminelen die dit soort illegaal vuurwerk voor explosies gebruiken om anderen te intimideren, moeten verstoren. We moeten het hen in ieder geval niet makkelijker maken om hiermee weg te komen. Daar hoort in mijn beleving ook het Europees verbod op illegaal vuurwerk bij. Ik hoop dat collega Helder het daarmee eens is.

Mevrouw Helder (BBB):

Ja, dat denk ik inderdaad ook wel. Ik wil daar wel bij zeggen: het zijn niet alleen criminelen die dat vuurwerk gebruiken; ze misbruiken daar ook jongeren voor. Ook onze politieagenten lopen gevaar. Dat wou ik maar even benadrukken. Dat is waarom ik zeker positief kijk naar een Europees verbod.

De voorzitter:

Dank u wel. We zijn toegekomen aan de bijdrage van mevrouw Mutluer namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Welkom, Minister.

Voorzitter. De urgentie van een goede aanpak van ondermijnende criminaliteit werd mij nogmaals duidelijk tijdens een werkbezoek met een aantal collega’s van deze commissie aan de haven van Rotterdam. Daar zagen we opnieuw hoe belangrijk het is om de veiligheid van de haven en de weerbaarheid van medewerkers en de Douane te versterken. Voor de havens zijn de mainportmiddelen noodzakelijk. Maar die houden op in 2026. Wat ons betreft gaan ze door.

Ook de wetgeving, zoals de Havenbeveiligingswet, behoeft aanpassing. In mijn beleving moet er nagedacht worden over een eenduidige standaard voor de veiligheid van havens.

Mij vielen met name de bronlanden op. Het gaat voornamelijk om landen uit Zuid-Amerika. Zij hebben nu te maken met één liaisonofficier. Ik vind dat je daar echt heel serieus naar moet kijken. Je moet dat uitbreiden. Je moet ze ook ondersteunen in de juridische expertise, bijvoorbeeld met opleidingen.

Ik wil van de Minister graag horen hoe hij reageert op deze drie punten die ik expliciet noem. Met name wil ik horen wat hij eraan gaat doen, zeg ik in aanvulling op de bijdrage van collega Helder, dat jongeren, met name die met een lvb, dus met een beperking, worden geronseld als uithaler en zo op het criminele pad belanden.

De voorzitter:

Mevrouw Helder heeft een interruptie.

Mevrouw Helder (BBB):

Op dit punt. Ik ben ook vaak in de haven van Rotterdam geweest. Burgemeester Aboutaleb – want ik wil de eer niet naar mezelf toe trekken – had een hele mooie en simpele oplossing. Het is niet de enige, maar een van de oplossingen. De mensen die de containers moeten doorlaten, laten gewoon hun eigen privételefoon achter in het kluisje op het haventerrein en krijgen een prepaid telefoon waarmee ze alleen maar 112 en de baas kunnen bellen. Dan kun je ze ook niet misbruiken en ze onder druk zetten om een container door te laten. Het zou een van de punten kunnen zijn.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een hele positieve grondhouding ten opzichte van alle praktische oplossingen die je kunt aandragen om criminaliteit te verstoren. Dit zou daar een voorbeeld van kunnen zijn. Als dat werkt, why not, zou ik zeggen. Maar we hebben inmiddels ook gezien dat criminelen heel erg creatief zijn. Ze vinden vast wel weer een andere route om hieronderuit te komen. Maar in mijn beleving moeten we alles op alles zetten om te voorkomen dat havenmedewerkers en Douanemedewerkers worden misbruikt, geïntimideerd en gebruikt om mee te doen aan dit soort niet-fijne criminele activiteiten. Dat is een understatement: het zijn verschrikkelijke criminele activiteiten.

Voorzitter. Dat de georganiseerde criminaliteit een weg heeft weten te vinden in onze wijken, winkels en vakantieparken is een keihard feit. Zoals ik net zei worden criminelen steeds inventiever. Zo hebben drugscriminelen zich nu ook op hypotheekfraude gestort. Ze kopen steeds vaker woningen op in wijken, maar ook in vakantieparken, voor mensenhandel, arbeidsuitbuiting, witwassen, hennepteelt en vastgoedfraude. Dat heb ik laatst in Putten gezien. Ik vind dat echt ontwrichtend. Daar moet in mijn beleving zo snel mogelijk iets aan gedaan worden. We moeten namelijk grip krijgen op malafide vastgoedtransacties en heel specifiek op de uitpanding van vakantieparken. Die grip zie ik nu nog helemaal niet. Sterker nog, ik zie in het hoofdlijnenakkoord dat wonen in vakantieparken permanent zal worden toegestaan. Op die manier worden mogelijk criminelen in de hand gewerkt. Ziet de Minister iets in een landelijk actieplan misbruik vakantieparken in relatie tot ondermijning? Ik noem bijvoorbeeld een registratieplicht of een verbod om cash woningen op te kopen. Ik noem dit, maar het zijn eigenlijk aanbevelingen van RIEC Oost-Nederland. Die zijn in mijn beleving niet opgevolgd. Waarom niet? Hoe ziet de Minister de rol van gemeenten of corporaties, bijvoorbeeld als het aankomt op het opkopen van vastgoed? Ik noem bijvoorbeeld het oprichten van een opkoopfonds.

Voorzitter. Malafide ondernemers hebben bepaalde branches in hun tang. Denk aan schoonheidssalons, aan de honderden glazenwassers in mijn eigen gemeente, Zaanstad, of aan autogaragebedrijven. Ik heb in een eerdere motie heel expliciet gevraagd om die kwetsbare branches in kaart te brengen en om te onderzoeken of er aanvullende regelgeving moet komen om malafide ondernemers te weren uit wijken. Dat gebeurt niet. Ja, er komt een handreiking. Dat is hartstikke fijn, leuk en aardig. Maar wil de Minister mij uitleggen uit welke gesprekken met welke publieke en private partners is gebleken dat meer regelgeving, zoals een landelijke vergunningsplicht, nu niet passend is? Veel gemeenten hebben gewoon geen lokale opsporing en geen capaciteit om dat allemaal voor elkaar te krijgen. Daarbovenop komt dat ze soms niet eens informatie ontvangen van partners als de Belastingdienst. Ik wil dat de Minister de motie uitvoert zoals ik ’m destijds heb bedoeld, namelijk door een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar aanvullende regelgeving, om gemeenten te helpen om dit voor elkaar te krijgen. Graag een reactie.

Voorzitter, tot slot. Ik heb mijn opmerking over explosies gemaakt. Door onze motie komt er een strategisch offensief tegen explosies, evenals een fenomeenanalyse. Maar zolang je niet voorkomt dat er illegaal vuurwerk uit Italië komt, is het dweilen met de kraan open. Wat mij betreft komt er dus een Europees verbod op zwaar vuurwerk. Graag een reactie.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Bruyning van NSC.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Welkom, Minister. Dank, voorzitter. Drugscriminaliteit is een plaag die onze steden en gemeenschappen besmet. Het vraagt om onmiddellijke en doortastende acties van ons. Nederland staat bekend als een knooppunt voor de productie en distributie van synthetische drugs. Deze illegale handel ondermijnt niet alleen onze economie, maar voedt ook een cultuur van geweld en intimidatie. Het is dan ook cruciaal dat we onze inspanningen intensiveren, om drugscriminaliteit in alle vormen en lagen aan te pakken en de netwerken te ontmantelen.

Een alarmerend aspect van deze problematiek is de normalisering van drugsgebruik onder jongeren. Wat ooit taboe was, wordt nu vaak als sociaal aanvaardbaar gezien. Volgens de Nationale Drug Monitor gebruikt ruim 54% van de uitgaanders tot 35 jaar in 2023 weleens MDMA. Dat is binnen die doelgroep een behoorlijk aandeel. Je kunt met die aantallen wel stellen dat er sprake is van normalisatie. Ik zou daarom graag aan de Minister willen vragen in welke mate er momenteel voldoende zicht is op het gebruik en het verhandelen van illegale middelen. Het project Skip die trip heeft onderzoek gedaan naar de effecten van de normalisatie van drugsgebruik. Dit raakt aan zowel gezondheid als veiligheid. Het uitbrengen van deze rapportage is uitgesteld tot het najaar. Kan de Minister vast een doorkijkje geven? Wat is de visie van het kabinet op dit punt?

Een onderzoek van Trimbos laat zien dat de verkoop van drugs aan minderjarigen en jongeren grotendeels plaatsvindt via lastige platforms als Telegram en Snapchat. Ervaart de Minister de effectiviteit van de DSA als het gaat om handhaving en opsporing op lastige platforms als Telegram als aandachtspunt? Heeft het gebrek aan toezicht in Nederland, gezien de nog niet aangenomen uitvoeringswet, een nadelig effect op de handhaving?

Voorzitter. Corruptie in onze havens vormt een ander groot probleem. De strategische ligging van onze havens maakt ze een hotspot voor smokkelactiviteiten. Medewerkers en autoriteiten zijn niet altijd immuun voor de verleiding van snelle winsten. Dat kan resulteren in ernstige veiligheidslekken. De weerbaarheid van medewerkers dient als prioriteit te worden gesteld. Hoe staat het met de corruptiebestrijding van havenmedewerkers? In de beleidsreactie van 18 maart 2024 gaf de toenmalige Minister aan verder in gesprek te gaan met de partners over de aanpak van corruptie in de mainports. Wat is de stand van zaken? Heeft het geleid tot daadwerkelijke verbeteringen? We hebben sterkere controles en integriteitsmaatregelen nodig om deze corruptie te bestrijden en de veiligheid van onze havens te waarborgen.

Geavanceerde technieken zoals smart seals kunnen het voor uithalers moeilijk maken om sloten op havens te openen en drugs te transporteren. Wat is de status van de verdere uitrol van geavanceerde techniek? Hoe staat het met het project Ports Alliance?

Ook de uithalersproblematiek is zeer zorgelijk. Vooral jongeren vallen ten prooi aan de ronseltechnieken van criminele netwerken. De criminelen in kwestie weten precies welke jongeren ze moeten uitkiezen. Het gaat veelal om jongeren uit kwetsbare wijken met hoge werkloosheid en armoede. Deze jongeren krijgen geen eerlijke kansen en zien geen andere keuze. Niet omdat die keuze er niet is, maar omdat niemand deze jongeren heeft laten geloven dat er überhaupt keuzes zijn. Met het aannemen van de uithalerswet heeft de Tweede Kamer al een stap gezet. Deze wet heeft een afschrikkend effect op mensen die in havens criminelen faciliteren, maar staat wel haaks op het fenomeen dat de inzet van jongeren schrikbarende vormen aanneemt. We zien in de praktijk dus een verschuiving van het probleem. Kan de Minister een doorkijkje geven in zijn plannen en strategieën met betrekking tot de preventie voor jongeren die als uithaler dreigen te worden geronseld? Heeft de Minister naast de bestaande maatregelen ook nog andere specifieke maatregelen op het oog?

Ik wil afsluiten met weerbaar bestuur. Gemeenten spelen een grote rol bij de strijd tegen georganiseerde criminaliteit. RTV Utrecht meldde recent dat in de provincie Utrecht de helft van de lokale en regionale politici te maken krijgt met agressie en geweld. In welke mate komt deze trend landelijk voor? Is dit op enige wijze inzichtelijk en wat is de meldings- en aangiftebereidheid? Is in beeld in hoeverre agressie of geweld eraan bijdraagt dat mensen uit het openbaar bestuur stappen of bijvoorbeeld überhaupt niet de lokale politiek in willen? Tot slot: welke stappen gaat het kabinet ondernemen om te trachten deze zorgelijke trend te keren? En hoe kan de samenwerking tussen decentrale overheden, de politie en het OM verbeterd worden om opvolging te geven aan meldingen en aangiften?

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Boswijk van het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst welkom aan de nieuwe Minister. Het is het eerste debat dat wij hebben. We kennen elkaar nog uit het vorige leven. Ik kijk uit naar voortzetting van de samenwerking en ik wens hem ook heel veel wijsheid daarin.

Voorzitter. In een fatsoenlijk land kunnen politici en andere bestuurders hun werk doen zonder angst te voelen voor bedreiging en intimidatie. Maar die weerbaarheid staat onder druk. Helaas zijn er veel voorbeelden te noemen van lokale bestuurders die hun werk niet meer willen of kunnen doen vanwege zware bedreigingen en agressie. Gemeenten hebben daarnaast te maken met criminele invloeden, zoals criminelen die ondernemers, verenigingen of ambtenaren benaderen en onder druk zetten. Ondermijning dus. Het kan toch niet zo ver komen dat bestuurders, ondernemers en andere personen die zich inzetten voor onze samenleving, dit niet meer durven of kunnen doen vanwege toenemende ondermijning en bedreiging? Ook vraag ik aan de Minister of gemeenten standaard een vertrouwenspersoon hebben waar bestuurders terechtkunnen wanneer zij te maken hebben met ondermijning en agressie.

Voorzitter. Een tijd geleden, eind 2021, heeft de Tweede Kamer een motie van het CDA aangenomen die verzoekt om het oprichten van een landelijk juridisch steunpunt voor gemeenten om te helpen bij de juridische aanpak van ondermijning, omdat criminele organisaties over veel geld beschikken voor dure juridische kennis en gemeenten hier niet tegen kunnen opboksen, met financiële middelen die vaak ook nog beperkt zijn. Er is door de Minister van BZK een verkenning uitgevoerd naar de behoefte hieraan. Die blijkt er te zijn. Inmiddels zijn we al tweeënhalf jaar verder. Hoe staat het met het landelijke juridisch loket? Is het er al? Zo nee, waarom duurt het zo lang?

Voorzitter. Telkens meer Nederlandse vakantieparken hebben te maken met hardnekkige criminaliteit en veiligheidsproblemen. Dit kan uiteenlopen van drugshandel, mensenhandel en ondermijning tot prostitutie. De term «witwasparadijs» wordt zelfs al gebruikt. Wat betreft de aanpak van ondermijning op vakantieparken hebben de gemeenten in eerste instantie zelf de regie, maar de aanpak is vaak zeer complex. Zoals ik zei, beschikken de gemeenten vaak over beperkte financiële en juridische middelen. Criminelen blijven onder de radar en aangezien het vrij makkelijk is om anoniem op een vakantiepark te verblijven, omdat niet bij elk park sprake is van een juiste adresregistratie, wordt het erg moeilijk om dit probleem aan te pakken. Hoe krijgen de gemeenten vanuit het Rijk hulp geboden om ondermijning op vakantieparken aan te pakken en hier grip op te krijgen? Welke maatregelen kan de Minister nemen om te voorkomen dat criminelen makkelijk onder de radar kunnen blijven? Burgemeester Marcouch van Arnhem heeft gepleit voor een landelijk team waarin de FIOD, de politie en het OM samen optrekken om criminele activiteiten aan te pakken. Hoe staat de Minister tegenover deze aanpak?

Voorzitter. Dan de ondermijning in het buitengebied. De tekorten aan politiecapaciteit in het buitengebied leiden ertoe dat ondermijnende criminaliteit daar telkens meer ruimte krijgt. Daarom hebben we samen met collega Bikker verzocht om met een strategie te komen voor de inzet van cameraschilden in het buitengebied. Wij zijn ervan overtuigd dat meer camera’s, zoals de ANPR-camera’s, flink kunnen helpen in de opsporing van criminaliteit, zeker aan de landsgrens met bijvoorbeeld Duitsland. Is de Minister bereid om in gesprek te gaan met de grensregio’s, het OM en het RIEC om te bezien op welke manier camera’s meer behulpzaam kunnen zijn in het opsporen en voorkomen van criminaliteit, juist op de plekken in Nederland waar te weinig politiecapaciteit is?

Voorzitter. Ik sluit mij ook aan bij de opmerkingen die eerder al werden gemaakt over preventie. We denken, of zijn er als CDA van overtuigd, dat we hiermee enorm veel ellende kunnen voorkomen, met name als het gaat om jonge criminelen. In het hoofdlijnenakkoord komt het woord «preventie» inderdaad meerdere keren terug, maar als je kijkt naar de financiële vertaling, zie je dat we juist achteruitrennen. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Hoe gaan we die grotere aanpak ooit financieren?

Ten slotte sluit ik me aan bij de opmerkingen van collega Mutluer over de explosies en het illegale vuurwerk. Dank u wel.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Naar aanleiding van de opmerking van collega Boswijk over zo’n gezamenlijk team. Nog niet zo lang geleden hebben we NSOC gehad, de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit, maar dat trok juist mensen uit succesvolle samenwerkingsverbanden. Nou was dat wel de politie an sich. Is de heer Boswijk er niet bang voor dat we weer capaciteit gaan weghalen op plekken waar het zo hard nodig is, dus eigenlijk het paard achter de wagen spannen?

De heer Boswijk (CDA):

Het is inderdaad terecht wat collega Helder hier zegt. Het is continu delen in schaarste, om het zo maar te zeggen. We moeten continu afwegen wat er wel en niet werkt. Ik heb D66 al een keer horen zeggen dat we misschien, bijvoorbeeld, minder politiecapaciteit moeten inzetten bij voetbalwedstrijden. Ik heb de Minister iets horen zeggen over demonstraties. We weten dat demonstraties, met name de illegale demonstraties, enorm veel politiecapaciteit vragen. Dus ja, ik ben me ervan bewust dat het delen in schaarste is en dat we creatief moeten kijken. Ik ben een redelijk mens, denk ik, dus ik denk dat het goed is om te kijken waar het wel zin heeft en waar het geen zin heeft. Ik denk dat we toch moeten kijken of we hiervoor iets kunnen doen, maar ik realiseer me dat we geen toverstafje hebben.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ook namens mij welkom aan de Minister. Hij treedt aan in onrustige tijden, dus het is goed als er een tijd aanbreekt waarin rechtsstatelijk leiderschap getoond wordt op het Ministerie van Justitie, zoals de staatscommissie adviseert. Daarover gaat ook mijn eerste vraag, want in een Volkskrantinterview was de Minister nogal laatdunkend, vond ik, over het advies van de staatscommissie en de analyse. Maar het was maar één zin, dus misschien kan hij er wat uitgebreider op ingaan. Veel van de aandacht ging namelijk naar de opmerking over het «niet delen van de conclusies» of de frase «vanuit mijn eigen observaties», maar er stond ook het woordje «nog» in. Dus misschien is hij nu verder.

Voorzitter. Dan de Kamerbrief die de Minister zelf al heeft gestuurd over de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Ik denk dat het belangrijk is dat de strategische kant wat beter benadrukt wordt de komende tijd. Hij noemt de aanpak van ondermijning en ondermijnende criminaliteit als een van zijn topdrieprioriteiten. Hij probeert volgens mij iets meer dan zijn voorganger te zeggen: ik stop met dingen die niet goed gingen, ik probeer door te ontwikkelen en zet daar ook capaciteit op in. Ik ben benieuwd of hij het ook ziet als een trendbreuk. In de laatste brief van zijn voorganger stond: dit is een bondige legacybrief. Volgens mij hebben we veel proces gehad, maar ik zou graag meer horen over de strategie. Wanneer is die succesvol? Hoe wordt die aangepast als dat niet het geval is? Daar zou ik graag meer over horen van deze Minister. Want anders gaat het zoals in zijn verleden, in zijn vorige banen, bij het Midden-Oosten Vredesproces, waar vaak werd gezegd: het gaat meer over het proces dan over de vrede. Dat is ook het gevoel dat ik krijg bij veel van de brieven die we vandaag bespreken, dus ik zou daar graag meer over horen.

Dan de kroongetuigenregeling. In het coalitieakkoord staat: de kroongetuigenregeling wordt uitgebreid. We hebben uitgebreide discussies gehad over het belang om eerst de basis op orde te krijgen, zowel voor het stelsel bewaken en beveiligen als voor de kroongetuigenregeling, maar in het overzicht dat we kregen over de wetgeving staat dat het nog steeds in voorbereiding is, terwijl we er met smart op zitten te wachten. Er staat geen planning in, dus ik hoor graag wat we kunnen verwachten. Als de procureur-generaal bij de Hoge Raad zegt dat het werk van het openbaar ministerie in dit domein veelal het karakter heeft van solitair pionierswerk, zegt hij volgens mij heel juridisch diplomatiek dat er echt wetgeving en meer duidelijkheid moeten komen, want het is gewoon zwemmen. Dat kun je het OM niet verwijten, maar dat kun je ons als wetgever wel aanrekenen.

Ik ben ook benieuwd hoe een aantal beloften zijn uitgewerkt die destijds in de kabinetsreactie op het OVV-rapport zijn gedaan over een onafhankelijk adviesorgaan, maar ook over het overbrengen van de complexe casus naar de NCTV et cetera. Dit is een oproep om deze nieuwe periode op een goede manier te starten met de Minister. De halfjaarberichten zijn vaak zoekplaatjes. Wij zouden meer duidelijkheid krijgen over wat de planning is en wanneer wij dingen kunnen verwachten. Nu stuurt de Minister zelf weer een brief met zijn aanpak van ondermijnende criminaliteit, die niet een van de halfjaarberichten is. Om de debatten te structureren, probeer ik meer duidelijkheid te krijgen.

Dan de National Risk Assessment Witwassen. Bij een rondetafelgesprek over witwassen, waar collega Michon en ik waren, werd door de Nederlandse Vereniging van Banken gezegd: ze zijn eigenlijk gewoon te grofmazig om duidelijk te zijn en om handvatten te bieden aan de poortwachters om hun werk te kunnen doen. Ik hoor heel graag hoe we dat nou beter gaan regelen en of de Minister bereid is om die concretisering te bevorderen.

De tijd gaat snel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Sneller. Er is nog een korte interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Ja, inderdaad. Ik heb een interruptie naar aanleiding van de kroongetuigenregeling. Het is inderdaad complexe materie. We hebben er ook rondetafelgesprekken over gehad. Maar ik hoor collega Sneller zeggen: het OM moet pionieren en we wachten op wetgeving. Dat is waar. Maar ik mis in het relaas van de heer Sneller wat de OVV, de Onderzoeksraad voor Veiligheid, heeft geconcludeerd, namelijk dat het openbaar ministerie zijn houding ook dient te veranderen. Het OM deelde de informatie namelijk niet met de politie. Dan heeft wetgeving natuurlijk geen zin, als de houding zo zou zijn dat ze de informatie niet delen en de politie of de beveiligers – zo noem ik ze maar even – niet weten hoe te handelen. Is de heer Sneller het met mij eens dat de samenwerking ook beter kan en dat dat losstaat van wetgeving?

De heer Sneller (D66):

Ja, ik deel de observatie dat de samenwerking beter kan. En nee, ik deel niet de observatie dat dat losstaat van wetgeving. We vragen het OM om twee verschillende rollen te verenigen die eigenlijk moeilijk te verenigen zijn. Daarom was juist een van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid om een deel van de verantwoordelijkheid voor dat stelsel bewaken en beveiligen daar weg te halen en over te brengen naar het nationale domein en onder te brengen bij de NCTV. Wat je nu inderdaad soms ziet, is dat er dan informatie vanuit de dreigingskant is die bijvoorbeeld niet met de zaaksofficieren wordt gedeeld, terwijl die soms wel met andere procesdeelnemers wordt gedeeld. Dus ja, die samenwerking moet beter, maar dat is heel lastig voor het openbaar ministerie, omdat het openbaar ministerie wordt gevraagd om twee gescheiden petten op te hebben.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan mevrouw Michon-Derkzen, die spreekt namens de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Welkom aan de Minister. Wij spraken en zagen elkaar gisteravond al in een debat en vandaag weer, zoals dat gaat bij dit onderwerp. Er is altijd een hoop te doen. We hebben het vandaag over de georganiseerde criminaliteit, waar – let wel – ook in 2024 in totaal 767 miljoen naartoe gaat; ik heb het opgezocht. Ook in het nieuwe hoofdlijnenakkoord is er weer 300 miljoen extra voor veiligheid. We gaan zien hoe dat wordt besteed. Maar het is heel goed dat ook dit kabinet de middelen die voorhanden waren, doorzet en er zelfs nog wat bijplust. Ook de methode van preventie, repressie en het doorbreken van het criminele verdienmodel, zag ik terug in de eerste brief. Dat lijkt mij heel goed. Ik hoop dat ook hiervoor geldt dat de aanhouder wint. Ik ben het met heel veel punten van mijn voorganger eens. We hebben hier zo veel verschijningsvormen. We noemen zo veel dingen, die allemaal aangepakt moeten worden. De cobra’s, de vakantieparken, de criminele, kwetsbare jeugd in de wijken: het moet allemaal aangepakt worden. We hebben hier heel vaak met elkaar gezegd: het is een veelkoppig monster. Dat vraagt focus. Dat vraagt om de dingen te doen die werken, om veel geld en om een Minister die daar vol voor gaat. Zo lees ik zijn eerste brief. Dank daarvoor.

Ik wil in mijn bijdrage op drie dingen ingaan.

De voorzitter:

Voordat u de inhoudsopgave noemt, is er nog een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dan stopt de tijd, collega Michon. Collega Mutluer had het over de vakantieparken en de hypotheken. Dat is de verantwoordelijkheid van andere Ministers. Zorgfraude is een manier waarop veel wordt witgewassen en criminelen infiltreren. Elke keer is het inderdaad een veelkoppig monster, zoals mevrouw Michon dat noemt. Hoe vindt mevrouw Michon-Derkzen de interdepartementale aanpak de afgelopen jaren gegaan? En wat zouden we daarin nog beter kunnen doen, ook als Kamer, en kunnen meegeven aan het kabinet?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat vind ik een mooie vraag en ook een terechte vraag. Interdepartementaal gezien heb ik bijvoorbeeld zelf bij vorige kabinetten de Minister van JenV opgeroepen om rijksbreed te sturen op de aanpak van corruptie. We weten bijvoorbeeld dat het bij de Douane een groot probleem is, zoals hier vandaag ook is gezegd. Daarbij moet een Minister van JenV dus eigenlijk ook de duwer zijn om dat onder de aandacht te brengen bij anderen. Ik zou zeggen dat hetzelfde geldt voor zorgfraude en richting Wonen voor fraude op vakantieparken. Ik denk ook dat het juist heel goed is dat het op decentraal niveau integraal wordt aangepakt via de methode van de RIEC’s. Daarbij zie je dat de burgemeester of de gemeentelijke poot samen met de opsporings- en handhavingsdiensten heel gericht gaan kijken wat er nodig is. Ik vind dus inderdaad dat deze Minister moet duwen en moet aanmoedigen – daar wil ik hem ook graag in stimuleren – zodat anderen dit ook op hun netvlies krijgen. Maar dit speelt natuurlijk altijd, want je kan moeilijk tegen deze Minister zeggen: u gaat over alles. Het WGO over het plan van aanpak witwassen – volgens mij is dat volgende week hier in de Kamer – is bijvoorbeeld met zowel Financiën als de Minister van JenV. Dat vind ik heel goed. Het was in het verleden weleens alleen met Financiën, dus in die zin zie ik wel positieve ontwikkelingen. Maar het is goed als we vooral deze Minister daarin blijven aanmoedigen.

De heer Sneller (D66):

Zou mevrouw Michon-Derkzen er ook voor zijn om te proberen om dat soort aanpakken, bijvoorbeeld die van zorgfraude, waarbij het openbaar ministerie, Belastingdienst, de Zorgautoriteit en specialisten allemaal moeten samenwerken, ook terug te krijgen in het halfjaarbericht, zodat we het hier ook kunnen volgen? We weten immers dat er in andere commissies, waarin georganiseerde criminaliteit niet het centrale thema is, heel veel andere dingen ook vechten om die aandacht. Dan kunnen we daar namelijk vanuit hier iets mee blijven doen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Daar ben ik het zeer mee eens, dus dat zou ik ondersteunen. Ik ondersteun overigens ook uw oproep om elkaar in deze nieuwe periode weer even te helpen met hoe we de informatie op een goede manier tot ons kunnen krijgen, want ook dat is best wel ingewikkeld. Daar hebben we volgens mij ook een strategische procedurevergadering voor. Dit is eigenlijk het moment om daar met elkaar als commissie en ook met de Minister nieuwe afspraken over te maken. Maar ik ben het er zeer mee eens. Ik zou het van harte ondersteunen om daar een scherp en helder overzicht van te krijgen.

De tijd loopt weer, zie ik. Ik heb drie punten voor deze bijdrage. Het eerste punt dat ik genoemd wil hebben, is de bescherming van de hoeders van de rechtsstaat. Dat is essentieel. Als we dat niet voor elkaar krijgen, kunnen we met de rest wel ophouden. Ik hecht hier zeer aan. We hebben ook een zwaar debat gevoerd naar aanleiding van het onderzoek van de OVV. Het hele stelsel van bewaken en beveiligen moet worden herzien. Ik wil daar graag een stand van zaken van hebben. Ik vind het op dat vlak te rustig, terwijl we weten dat het probleem niet weg is.

Mijn tweede punt betreft de informatiedeling. Dat zal ik in elk debat blijven noemen. Dat heb ik altijd gedaan en dat blijf ik ook altijd doen. Er is nog steeds geen agenda voor het delen van informatie. Dat stond al in een van mijn eerste moties als woordvoerder Veiligheid bij dit onderwerp. Bij elk werkbezoek loop je tegen knelpunten van informatiedeling aan. Ik wil dat we met elkaar vaststellen welke knelpunten het meest pregnant zijn, welke we als eerste gaan aanpakken en hoe we die dan gaan aanpakken. Maar er is tot op heden zelfs geen agenda voor informatiedeling. De urgentie daarvan zal ik ook bij deze Minister onder de aandacht blijven brengen.

Mijn derde punt betreft het doorbreken van het criminele verdienmodel. Ik denk ook dat hier bij de aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit echt een tandje bij moet. Wij ergeren ons Kamerbreed elk jaar aan die ongelofelijk matige opbrengst van het afpakken van crimineel geld. Daar hebben we het elk jaar over. Een vraag daarbij is: wat kun je daarin beter doen, ook in de integrale samenwerking? Dan vind ik het Integraal Financieel Team van het RIEC Amsterdam een mooi voorbeeld. Dat is nu een soort van nieuwe loot aan de stam, om juist op decentraal niveau op financiën die samenwerking te zoeken. Kan de Minister aangeven of dat voldoende werkt? En kan dat uitgebreid worden? Dat vraag ik ook omdat je ziet dat men decentraal gewoon moeite heeft met die financiële analyses, want het is taaie kost. Hoe kan dus bijvoorbeeld een andere RIEC ook weer terecht bij of het Landelijk Bureau Bibob of bij een LIEC of I don’t know what. Maar hoe kan je die decentrale RIEC’s helpen bij die financiële analyses?

Hetzelfde geldt voor de poortwachters. Daarover is ook een motie van mij aangenomen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die poortwachters daadwerkelijk hun taak vervullen? We weten allemaal dat het aantal meldingen enorm wisselt in het soort poortwachters. Daarvan hebben we als Kamer gezegd dat er toezicht zou moeten komen op de wijze waarop de poortwachter de taak invult. Ook daar zal ik deze periode vol op door blijven gaan, omdat ik ervan overtuigd ben dat je, als je die criminele verdienmodellen weet te doorbreken – dan gaat het om de jongeren in de wijk tot aan de grote criminelen – echt fundamenteel een slag slaat.

Daar wil ik het bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Emiel van Dijk van de PVV.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Er staan een hoop onderwerpen op de agenda. Ik kom direct ter zake. Ik zou graag de Minister willen vragen hoe men bij het ministerie de criminaliteitscijfers registreert. Het CBS trekt namelijk in de Veiligheidsmonitor 2023 een aantal vrij stellige conclusies over de afname van de criminaliteit. Enerzijds wordt er gesproken over een afname van 53% van de traditionele criminaliteit ten opzichte van 2005. Dat klinkt mooi, maar even verderop wordt aangegeven dat slechts een op de drie slachtoffers nog aangifte doet, zonder dat daarbij een vergelijking met 2005 wordt gemaakt. Het heeft er dus alle schijn van dat niet de traditionele criminaliteit gedaald is maar juist de aangiftebereidheid. Graag zou ik van de Minister horen hoe we dit soort gegoochel met cijfers – zo lijkt het haast – in het vervolg zouden kunnen voorkomen. Alleen als we kloppende cijfers hebben, kunnen we namelijk serieus beleid maken.

Dan het onderzoek van het WODC over de Top600-aanpak. Een van de doelstellingen van de aanpak was het verminderen van de recidive. Dit is het enige dat is onderzocht door het WODC. De conclusie was heel simpel: de Top600-aanpak werkt niet. De aanbevelingen zijn om meer onderzoek te doen. Dit lijkt mij een verspilling van belastinggeld en vragen naar de bekende weg. Er ligt een rapport van bijna 200 pagina’s waarin men tot de conclusie komt dat de aanpak niet werkt voor het verminderen van de recidive. Sterker nog, de recidive is zelfs toegenomen in vergelijking met de controlegroep. Meer onderzoek doen is dus onnodig. Er is een mooie definitie voor verschillende keren hetzelfde doen en andere resultaten verwachten, maar die zal ik hier niet noemen.

Een andere aanbeveling van het WODC is om te zorgen voor «meer wisselgeld». Daarbij valt dus te denken aan bijvoorbeeld woonruimte of zorgvoordelen om de betrokkenen te motiveren om wat van hun leven te maken. Ik wil hier gezegd hebben: laten we vooral de 600 grootste criminelen die verantwoordelijk zijn voor high-impact crimes niet verder in de watten proberen te leggen en proberen te overtuigen om wat van hun leven te maken. Zou zwaarder straffen niet gewoon een betere optie zijn? We zien namelijk ook in het rapport terug dat zodra ze in de bak zitten, de recidive afneemt. Dat vind ik niet echt een verrassende conclusie. Deelt de Minister de conclusie dat wanneer zware criminelen in de gevangenis zitten, ze minder recidiveren? Zo ja, kunnen we niet beter inzetten op het langer vastzetten op water en brood, aangezien dat het enige is dat lijkt te werken, vraag ik aan de Minister.

Dan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit onder kwetsbare jongeren. Ik lees op bladzijde 5 van de Kamerbrief van december 2023 dat er allerlei interventies en inspanningen zijn geweest om de kans op recidive van jongeren tussen de 12 en 23 jaar te verkleinen. In de brief geeft de Minister ook aan dat dit jaar wordt getoond hoeveel jongeren er zijn bereikt met die interventies en welke resultaten daarbij horen. Ik zou graag van de Minister horen wat de stand van zaken is en wanneer we de resultaten kunnen ontvangen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Ik was even benieuwd naar de recidive. U zei dat er minder recidive is als ze in de gevangenis zitten. Ik denk dat het juist veel meer gaat over het moment dat een veroordeelde crimineel de gevangenis uit gaat. Juist dan moet je bekijken of er geen recidiven plaatsvinden. Ik ben toch even benieuwd naar het volgende. Stel dat je een winkeldiefstal hebt gepleegd of iets ernstigers hebt gedaan en daar een paar maanden cel voor hebt gekregen. Is het voorstel van meneer Van Dijk dan om diegene zo lang mogelijk vast te zetten tot die überhaupt niks meer kan, levenslang? Want je komt op een bepaald moment natuurlijk de gevangenis uit, dus dan is er weer een risico op recidive.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dat is wel een versimpelde voorstelling van zaken. Ik heb het gehad over de conclusie van het WODC, dat onderzoek deed naar high-impact crimes als verkrachting, zware geweldpleging, moord, noem maar op. Dat zijn natuurlijk geen zaken waarvoor je een korte tijd in de gevangenis zit. Wat betreft die Top600-aanpak: hoe langer mensen vastzitten, des te minder recidive wordt gepleegd. Dat is logisch – daarom ook mijn vraag – want naarmate je langer vastzit, kun je niet meer terug de straat op om diezelfde criminaliteit te begaan waarvoor je bent vastgezet. Dat lijkt me een logische constatering.

De heer Boswijk (CDA):

Ik denk dat ik juist niet aan versimplificering doe. Ook straffen die heel ernstig kunnen zijn, zijn straffen waarbij je uiteindelijk wel weer terug gaat komen in de maatschappij. Dat kan na 10, 20, 25 jaar zijn, maar er komt een moment dat je uiteindelijk weer in de maatschappij komt. Je moet juist voorkomen dat die mensen dan weer fouten gaan maken. Ik hoor u nu toch zeggen dat er gewoon geen optie meer moet komen dat die mensen vrijkomen, dus dat die standaard levenslang moeten krijgen. Is dat wat voorgesteld wordt? Dat is dan de consequentie. Klopt dat?

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dat is een hele rare conclusie, die ik niet deel. Ik heb dat ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat het WODC concludeert dat als mensen langer vastzitten, er minder sprake is van recidive in de tijd dat ze vastzitten. De vraag is dus of het niet handiger zou zijn om mensen bij high-impact crimes langer vast te zetten. Ik heb het over moordenaars, verkrachters, openbare geweldplegers en berovingen met geweld. Als ze na drie jaar op straat worden gezet, dan kunnen ze na drie jaar weer in recidive vervallen. Als je ze tien jaar vastzet, kunnen ze maar één keer in de tien jaar in recidive vervallen en dan heb je ook nog eens zeven jaar extra om te bekijken hoe je die recidive gaat voorkomen. Ik zou er dus echt serieus naar willen kijken. Het moet niet op een domme manier worden afgedaan door te zeggen: we moeten alle winkeldieven levenslang vastzetten. Dat heb ik namelijk niet gesuggereerd.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik zit naar het betoog van mijn collega van de PVV te luisteren. Hij heeft het over strenger of zwaarder straffen. Dat is zijn goed recht, maar gaan we dan ook een initiatiefwetsvoorstel van de zijde van de PVV tegemoetzien? Ik hoor namelijk ook dingen die ik niet teruglees in het hoofdlijnenakkoord. Daarvan kunt u alsnog zeggen dat u er een opvatting over heeft en dat u wil dat dat geregeld wordt. Daarvoor zitten we ook hier; daarvoor hebben we deze zware taak op onze schouders. Komt de collega van de PVV met een initiatiefwetsvoorstel daarop?

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Op dit moment heb ik daar geen enkele voorzet toe genomen. Ik wacht af waar de Minister mee komt. Er moet nog een regeerakkoord komen. U heeft het hoofdlijnenakkoord gelezen. Daarin staat duidelijk dat er zwaarder gaat worden gestraft, ook onder jeugdigen. Ik wil graag horen hoe de Minister daartegen aankijkt, in lijn met en op de achtergrond de conclusie van het WODC-rapport dat de Top600-aanpak niet werkt. Ik hoor dat straks graag in de eerste termijn. Ik ga natuurlijk niet direct met een initiatiefwetsvoorstel komen. Ik geef de Minister de tijd om een antwoord te geven.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Even afrondend van mijn kant. Ik begrijp heel goed dat we vandaag qua timing een beetje ingewikkeld zitten. We krijgen namelijk binnenkort het regeerakkoord en dan gaan we ook zien hoe het hoofdlijnenakkoord, waar wij het overigens mee eens zijn, wordt uitgewerkt in een regeerprogramma. Aan de hand daarvan kunnen we de Minister ook weer bevragen. Misschien gaat hij vandaag al een tipje van de sluier oplichten, maar anders over een aantal weken. Dan komen we daar ook weer over te spreken.

De voorzitter:

Er was niet echt een vraag. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Nog heel even over de versimpelde voorstelling van zaken. Wij lazen deze zomer de krantenkop: «Regeringspartijen wilden straffen verzwaren maar criminelen krijgen nu noodgedwongen «celstraf-light»». Ik probeer dus even te achterhalen of het gewoon een verhaaltje is dat hier wordt afgedraaid – volgens mij is dat ook wat collega Michon-Derkzen zei – of dat het iets is wat doordacht is en opvolging krijgt. Volgens mij heeft de Staatssecretaris gezegd dat het allemaal echt heel ingewikkeld wordt.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

De heer van D66 mag er elke conclusie aan verbinden die hij wil. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd: wij denken, wat het WODC ook concludeert, dat als mensen langer vastzitten en dus zwaarder gestraft worden, ze minder recidiveren. Dat lijkt me een hele logische conclusie. Ik wil graag van de Minister horen hoe hij daartegen aankijkt en of hij daar wellicht iets mee gaat doen. Ik kijk uit naar de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord. Wat in de krant staat, laat dat onverlet. Want dat hoofdlijnenakkoord moet uitgewerkt worden in het regeerakkoord; ik kijk daarnaar uit.

De heer Sneller (D66):

Ik heb de heer Van Dijk goed gehoord. Ik vroeg alleen: is het gewoon een riedeltje en een verhaaltje, of meent hij het en wordt het ook opgevolgd?

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dat gaan we zo zien. Het hoofdlijnenakkoord is daar heel duidelijk over.

De voorzitter:

Meneer Van Dijk, gaat u verder.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Dan kom ik bij de National Risk Assessment Witwassen 2023. Op pagina 58 geven de onderzoekers in de definities de verschillen tussen mensensmokkel en mensenhandel heel mooi weer. Bij mensensmokkel betreft het het bieden van hulp en transport aan mensen met als doel hen de grens over te smokkelen. Kan de Minister aangeven hoeveel ngo’s en andere liefdadigheidsinstellingen zich onder deze definitie van het WODC schuldig zouden maken aan mensensmokkel? En is de Minister in dat licht bereid om met derde landen samenwerkingsverbanden aan te gaan, bijvoorbeeld met de Italiaanse autoriteiten, om ngo’s en hun handlangers die met schepen op de Middellandse Zee als het sluitstuk van de mensensmokkelketen functioneren, te vervolgen en zwaarder te straffen? Want het kan toch niet zo zijn dat mensen die vluchten voor oorlog en geweld door gewetenloze mensensmokkelaars en ngo’s worden misbruikt voor hun eigen filantropische gevoel van zelfvoldoening? De Italiaanse premier Meloni opperde recentelijk om ngo-smokkelboten te laten afzinken. Ziet de Minister hier wellicht kansen voor samenwerking?

Daarmee sluit ik af, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het voorzitterschap even over aan mevrouw Helder.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Dan maak ik van de gelegenheid gebruik om de heer Van Nispen van de SP het woord te geven.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel. We hebben het in deze debatten heel vaak over de symptomen: liquidaties en explosies in wijken, uithalers, jongeren die geronseld worden en in de criminaliteit gezogen worden. Het is terecht dat het daar vaak over gaat. Maar hoe ontstaat dit nou? Waar komt dit vandaan? Wat is de voedingsbodem? Ik ben erg benieuwd naar de ideeën van de Minister hierover in zijn eerste debat. Natuurlijk is ook de vraag hoe dit te bestrijden. Wat gaan we nu echt doen aan preventie? Wat betreft de aanpak van georganiseerde criminaliteit is de SP van mening dat er meer middelen en capaciteit en nodig zijn voor de hele keten: voor preventie, politie, OM en rechtspraak. Ik vind de extra middelen in het regeerakkoord teleurstellend. Maar het is niet zo relevant wat ik ervan vind; ik heb gezien dat de politie dat bijvoorbeeld ook vindt. Mag ik daarop een reactie van de Minister?

Wat zijn bijvoorbeeld de ambities voor het afpakken van misdaadgeld? Mevrouw Michon sprak daar ook over. Nederland is nu echt een walhalla voor criminelen, een topland als het gaat om het faciliteren van brievenbusfirma’s en het witwassen van fout geld. We zijn een brievenbusparadijs. Dat zijn we, ook al vindt de Minister van niet. Ik heb antwoorden op mijn Kamervragen gezien. Die zijn ongeveer een uur geleden naar de Kamer gestuurd, terwijl ik de vragen op 26 februari heb ingediend. Dat verwijt ik deze Minister niet persoonlijk, maar richting het ministerie zeg ik: ik vind dat dit wel heel erg lang duurt. Ik vind Nederland dus een brievenbusparadijs, omdat vrijwel alles kan: één adres waarop binnen negen dagen maar liefst 403 bedrijven zijn ingeschreven, één adres waarop in totaal 4.150 bedrijven staan ingeschreven, een bestuurder die 5 jaar oud is, een bestuurder van 108 jaar, iemand die maar liefst 193 bestuursfuncties heeft, en ga zo maar door. Werkelijk alles kan!

De praktijk van domicilieverlening betekent dus dat heel veel bedrijven op één adres gevestigd worden, vaak met als doel alles wat het daglicht niet kan verdragen: witwassen, belasting ontduiken en mensen oplichten. Er zijn echt honderden risicovolle adressen in Nederland en het gaat om miljarden aan verdachte transacties. Dit is nog maar het topje van de ijsberg. Je kan morgen een pand kopen en honderd bedrijfjes een adres verlenen. Niet alles daaraan is fout, maar als je een beetje onderzoek doet, kun je echt wel zien wat fout is en wanneer het foute boel is. Dat betreft bijvoorbeeld bedrijfjes die afhankelijk zijn van klanten, maar die niet of nauwelijks gevonden willen worden. Dat is raar; dan weet je dat het niet deugt. Ik snap echt niet dat dit allemaal kan en waarom hier zo weinig aan gedaan is.

Er komt nu eindelijk een registratieplicht voor domicilieverleners. Ik had erom gevraagd en ik lees dat vanochtend in de antwoorden. Maar per wanneer zal dat dan zijn geregeld? Heeft de Kamer van Koophandel, de eerste poortwachter voor nieuwe ondernemingen, nu enige poot om op te staan als malafide bedrijven zich willen inschrijven in het Handelsregister? Volgens mij is dat veel te weinig het geval. Dit geheel toont voor mij wel aan dat er toch een beetje een groot probleem zit in ons systeem. Bij het toeslagenschandaal hebben we gezien hoe mensen die niet gefraudeerd hadden, kei- en keihard zijn aangepakt. Aan de andere kant rollen we de loper uit voor foute bedrijven die als enige doel hebben: witwassen en belasting ontduiken mogelijk maken. Het kan allemaal en er gebeurt weinig tegen. Ik vind dat een vorm van klassenjustitie. Ik vraag de Minister om snel met voorstellen te komen om ook deze witteboordencriminelen hard aan te pakken, want zij zijn een onmisbare schakel in de hele keten van georganiseerde criminaliteit.

Ik trek het iets breder. Fraude en corruptie bij bedrijven zijn een groot probleem en dat moet worden aangepakt. Maar de Minister – het betreft eigenlijk de vorige Minister, maar we hebben nu te maken met deze Minister – vindt het wenselijk dat bedrijven fraude en corruptie voortaan zelf gaan melden en dit ook zelf gaan onderzoeken. Er komt nu zelfs beleid om dit aan te moedigen en hier regels over op te stellen. Waarom eigenlijk? Want nogmaals: als je als burger fraudeert, heb je die mogelijkheid niet. Waarom hebben bedrijven die dan wel? Hoe weet je dat alles op eerlijke wijze grondig is onderzocht, en hoe weet je wat er niet is onderzocht of zelfs onder het tapijt geschoven? Je hebt gewoon geen idee! Is nou het capaciteitstekort bij de politie en het OM een goede reden om te gaan vertrouwen op de eigen rapportages van bedrijven over hun fraude en hun corruptie? Nogmaals: waarom geldt dit alleen voor bedrijven? Want als je dit enkel bij witteboordencriminaliteit aanmoedigt en onderscheid maakt tussen mensen en bedrijven – dus tussen natuurlijke personen en rechtspersonen – dan riekt dat volgens de SP naar klassenjustitie. Dat moeten we niet hebben. Mijn oproep is: doe dit niet!

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt, en u krijgt de voorzittershamer weer terug.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar de Minister. Hoeveel tijd heeft hij nodig? De Minister vraagt om 25 minuten schorsing. Dat gaan wij doen.

De vergadering wordt van 10.54 uur tot 11.22 uur geschorst.

De voorzitter:

Welkom terug bij het commissiedebat Criminaliteitsbestrijding, ondermijning en georganiseerde criminaliteit. We zijn toegekomen aan de beantwoording door de Minister van Justitie en Veiligheid. Daartoe geef ik hem het woord.

Minister Van Weel:

Dank u, voorzitter. Het is een eer om hier te zijn in mijn eerste commissiedebat. Ik ben ook heel blij dat het gaat over een onderwerp dat ik heb benoemd tot een van de drie topprioriteiten voor Justitie en Veiligheid in de komende periode, namelijk de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit.

Een persoonlijke anekdote om mee te beginnen. Ik werkte van 2016 tot 2020 voor de Minister-President als zijn adviseur buitenland en defensie. Toen begon de aandacht voor ondermijnende criminaliteit op te komen. We zagen dat lokale bestuurders onder druk kwamen te staan. We zagen dat deze grote netwerken gebruikmaakten van de 1% MotorClubs, dat vakantieparken – het is al meerdere malen genoemd – werden benut. We zagen dat er bij bedrijven vermenging was van de onder- met de bovenwereld. Die aanpak is toen in gang gezet.

De afgelopen jaren is er ook onder mijn voorganger al een heleboel gebeurd. Maar dit is een veelkoppig monster; dat werd al gezegd door een van de leden. Zorgen dat deze netwerken met wortel en al worden uitgeroeid, is een kwestie van lange adem. Dat gebeurt niet alleen door mensen vast te zetten, maar ook door te voorkomen dat er nieuwe aanwas van criminelen komt. Preventie is al genoemd. Er moet ook voor gezorgd worden dat het verdienmodel op de lange termijn wordt aangepakt. Je kunt mensen wel vastzetten, maar dat wil niet zeggen dat het verdienmodel achter hun daden is aangepakt. Er ook moet voor gezorgd worden dat de corruptie waar deze netwerken op draaien, een halt wordt toegeroepen. Ik ga daar dus onverminderd mee door; sterker nog, er gaat een schep bovenop. Daarbij heb ik ook een paar accenten die ik wil leggen en die heb ik willen geven in de brief die u vorige week heeft gekregen.

Tegen de heer Sneller zeg ik meteen: dat was geen halfjaarrapportage; zo was hij ook niet bedoeld. Maar ik zag wel de gelegenheid, nog voor we dit geplande debat met u aan zouden gaan, om even weer te geven wat nou mijn additionele prioriteiten zijn voor de komende periode. Samenhangend met dat adaptieve en lerende vermogen denk ik dat we op die punten de aanpak kunnen tweaken of daar voor deze periode nieuwe accenten kunnen leggen. Dat zijn, naast de vierslag die u al kent – het voorkomen, het doorbreken, het bestraffen en het beschermen – en die de lijn vormen waarlangs ik de vragen zal beantwoorden, drie accenten.

Een daarvan is de maatschappelijke weerbaarheid. Veel van deze ondermijnende criminaliteit vindt plaats om ons allemaal heen. Dat kan zijn op het platteland, waarbij boeren verdachte bewegingen zien of weten waar drugsafval wordt gedumpt. Soms wordt het zelfs met de mest uitgereden, zoals we van de week zagen. Dat kan zijn in steden, waar we in kwetsbare wijken zien welke jongeren langzamerhand worden geronseld, waar we mensen zien rondrijden met veel te veel geld en veel te dure auto’s en waar we weten waar de wietplantages op zolder zijn. Het geldt ook voor bedrijven in de haven, waar mensen verdachte dingen zien gebeuren. We zien drugslabs ontploffen, waarbij mensen achteraf zeggen «het rook er altijd al vreemd», «de ramen waren altijd dicht» of «er gingen continu busjes in en uit en die mensen waren zo vriendelijk».

Over dat weerbaar maken van die samenleving: als die samenleving zelf ons niet de signalen geeft en niet zelf ook acteert, kunnen we de politie verviervoudigen, maar dan lossen we dit probleem niet op. We moeten dit ook als samenleving zelf gaan aanpakken. Daartoe ben ik erg gemotiveerd. U zult op termijn ook een campagne zien komen om het bewustzijn te verhogen en om te zorgen dat mensen handelingsperspectief krijgen om te reageren op de dingen die zij waarnemen.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat lijkt mij een mooie bijdrage en het is een mooie wens om die weerbaarheid te vergroten. Maar ik denk dat de Minister het met mij eens is dat op het moment dat die bewustwording komt en mensen daarnaar gaan handelen maar er geen politieagent, officier van justitie of rechter is om het vervolgens op te pakken, de bereidheid ook minder gaat worden om een melding te doen en dingen op te pakken. Het een hangt samen met het ander. Ik wil graag even kort zijn visie daarop horen.

Minister Van Weel:

Ik ben het geheel eens met mevrouw Mutluer. Het idee van het weerbaar maken is dat je de signaleringsfunctie kunt verhogen. De politie kan niet alles zelf waarnemen in wijken. Nog sterker, in een heleboel wijken worden dingen actief weggehouden van de politie, terwijl bijvoorbeeld buren, buurtbewoners of wijkwerkers wel een heleboel zien. Als je niet acteert op de signalen die ze afgeven, ben je dat vertrouwen natuurlijk heel snel weer kwijt. Daarom moet er capaciteit zijn om er opvolging aan te geven. Daarom zeg ik ook dat er een campagne komt die niet alleen gericht is op het bewustzijn maar ook handelingsperspectief geeft en ervoor zorgt dat er opvolging aan wordt gegeven. Ik ben optimistisch. Ik denk namelijk dat een heleboel mensen die meldingsbereidheid zeker hebben, maar dan wel alert willen worden gemaakt en ook zeker willen weten dat er op een goede manier wat mee gebeurt.

Dat is mijn eerste prioriteit. De tweede prioriteit gaat over criminele inmenging, of «corruptie», in een meer alledaags woord. Doordat deze criminelen over bijna oneindige fondsen kunnen beschikken maar ook het geweldsmiddel niet schuwen, zien we dat corruptie en criminele inmenging overal zijn. Het zit in overheden. We hebben onlangs wat rechtszaken gehad over het oneigenlijk verstrekken van paspoorten aan criminelen. Maar het strekt zich ook uit tot de hypotheekfraude die van de week in het nieuws was en de rol die makelaars daarbij spelen, en tot grote banken. De heer Van Nispen raakte hier al aan. Het gebeurt niet alleen maar bij de kleine bedrijven op schimmige industrieterreinen. Het gaat all the way to the top.

Voor een deel is dat bewustzijn, zeg ik erbij. Kijk bijvoorbeeld naar het havenproces en het afschaffen van de pincodes waarmee containers konden worden geïdentificeerd en opgehaald. Een heel groot deel van die makkelijke wijze van fraude, waarmee één iemand in staat was om een container uit te halen, wordt daarmee voorkomen. Een heleboel gebeurt dus samen met bedrijven, bijvoorbeeld met het Havenbedrijf en containerbedrijven. Er wordt gekeken: «Hoe is het proces ingericht? Zitten er zwakke plekken in? Is er een plek waar één iemand informatie heeft die nuttig is voor zo’n kartel? Met wie heeft die persoon dan weer contact? Hoeveel informatie heeft die nodig?» Een van u sprak al over smart seals. Dit soort innovaties gaat ons helpen om de processen robuuster te maken. Ik denk dat de verantwoordelijkheid uiteindelijk niet alleen bij de overheid ligt, maar voor een heel groot deel bij de bedrijven zelf. Die moeten zorgen voor integere processen en integere mensen. Maar je moet dus zorgen dat je een zekere robuustheid inbouwt, dat je weerbaarheid inbouwt in je processen, om te voorkomen dat mensen in de verleiding komen of onder druk gezet kunnen worden, omdat ze een positie hebben waarvan deze criminele netwerken denken dat die nuttig is. Ook daar geldt weer: als je de kopstukken pakt maar dit soort pionnen in het proces laat bestaan, blijft de handel doorgaan. Want de belangen en de gelden zijn te groot en te verleidelijk om dat niet te doen.

Mijn derde prioriteit is de internationale samenwerking. Enkelen van u refereerden daar al aan, onder andere aan de landen van herkomst in Latijns-Amerika. Daar hebben we nu natuurlijk liaisons zitten. Onlangs is er nog een kleine uitbreiding geweest. Ik ben erg gemotiveerd om met de landen in de regio te kijken naar wat we kunnen doen. We organiseren daar ook een conferentie, samen met de VS en andere Europese landen. De Europese Unie intensiveert op dit vlak. Maar het is niet alleen maar daar. Ik kan u bijvoorbeeld aankondigen dat er vanaf begin volgend jaar een politieliaison zal komen in Accra, Ghana, ook gericht op de ondermijnende criminaliteit. Want het is een waterbed. Als je duwt op de ene plek, komt het omhoog op de andere plek. Op dit moment zien we bijvoorbeeld dat West-Afrika in opkomst is als doorvoergebied voor drugs, maar ook als aantrekkelijke plek voor het witwassen van crimineel geld.

Dat brengt mij op het aspect van de havens en de Havenbeveiligingswet. We hebben gezien dat de aanpak in de haven van Rotterdam daadwerkelijk effect heeft en succesvol is. Maar ook daar leven wij niet in isolement. Wij hebben andere havens in Nederland. Wij zien dat daar de druk toeneemt op het moment dat we harder duwen op Rotterdam, dus wij moeten zorgen dat wij die meenemen. Maar dat geldt ook internationaal. Op het moment dat wij succesvol zijn in bijvoorbeeld Rotterdam, kan in Zuid-Europa de druk toenemen. Zoals u weet, zijn wij één markt, dus in the end vinden de drugs uiteindelijk toch wel hun weg, ook naar ons land. Daarmee nemen we het criminele model niet weg, vandaar dat internationale aspect. Ja, wij moeten goed ons best doen, maar bijvoorbeeld de European Ports Alliance of de kopgroep, waar Nederland ooit het initiatief toe heeft genomen, vind ik in Europees verband heel belangrijke gremia om ervoor te zorgen dat we met z’n allen dezelfde kant opgaan. Wat betreft de haven ligt dat internationale spoor onder andere in het aanpakken van de ISPS-code. Dat is nu de beveiligingsnorm voor havens, maar – ik ben daar ooit bij betrokken geweest – die is toch vooral gericht op de terroristische dreiging. Er is dus geen internationale standaard om dit soort ondermijnende criminaliteit tegen te gaan en ik denk dat die er wel moet komen. U kunt dus van mij een actieve inzet op het internationale zien.

Het laatste punt van de internationale prioriteiten gaat over de rechtshulpverdragen. We hebben recent gezien dat het rechtshulpverdrag met de VAE z’n vruchten begint af te werpen. We zijn in onderhandeling met Colombia over zo’n rechtshulpverdrag en zo zult u nog meer initiatieven gaan zien. Uiteindelijk moeten we dit internationaal aanpakken.

Dat is mijn algemene kopje, voorzitter. Dan wil ik nu, zoals aangekondigd, graag langs de verschillende kopjes, voorkomen, doorbreken, bestraffen en beschermen, de individuele vragen aflopen.

Ik wil beginnen met de meest algemene vraag. Die kwam van de voorzitter zelf. Die ging over de symptomen versus wat nou de voedingsbodem is. Waar komt dit eigenlijk vandaan en kijken we ook naar wat hieraan ten grondslag ligt, waarom deze mensen beginnen aan een crimineel pad? Ja, er is vaak sprake van een opeenstapeling van problematiek. Dat hangt samen met problemen van onderwijs en armoede, maar ook met het opgroeien met criminele vrienden of in een criminele familie. Dat is heel divers. Ik ben zelf op bezoek geweest in Tilburg en daar heb je verschillende wijken. Je hebt een oude volkswijk die nu eigenlijk volledig draait op drugscriminaliteit, voornamelijk gericht op de hennepteelt. Dan heb je een crimineel verband dat meer gelieerd is aan de voetbalhooligans daar ter plekke. Dat is weer een volledig ander verband. Je hebt ook een tweetal wijken met voornamelijk mensen met een migrantenachtergrond die zich veel meer bevinden in de scene van de cocaïne en de netwerken waar we het hier over hebben.

Er worden twijfels geuit over preventietrajecten. Ik hoor dat ook van enkele van uw leden hier. Levert dat wel effect op? Kun je nou wel meten wat je daarmee bereikt? Kunnen we daar een wat algemeen kader op brengen? De eyeopener voor mij tijdens dat bezoek aan Tilburg was dat er niet een one-size-fits-all is en dat je wel degelijk lokaal de ruimte moet geven om te kijken welke problematiek er speelt in een speciale stad. Tegelijkertijd moet je wel gaan meten wat de effecten zijn van die aanpak, ook op lokaal niveau. Haal daar dan uit wat werkt en zorg dat je dat landelijk uitrolt. Er is daar een kwaliteitskader opgesteld. Daar zijn, zal ik u eerlijk vertellen, niet alle 27 gemeenten die werken met het programma Preventie met Gezag blij mee, vanwege de wens om nieuwe dingen te kunnen ontplooien, om maatwerk te kunnen leveren. Tegen hen zeg ik: die ruimte blijft er. Tegelijkertijd heb ik wel behoefte, en ik denk u ook, aan enige vorm van meting van wat hier succesvol is en wat niet.

Preventie met Gezag gaat door. Er werd gesproken over stopzetting van gelden. Dat ligt iets genuanceerder. Er is structureel geld beschikbaar voor de 27 gemeentes die er nu zijn. We hebben daar vorig jaar wel een twintigtal additionele gemeentes aan toegevoegd die nu incidentele gelden hebben gekregen. Die zijn toegewezen voor een periode van drie jaar. Dat wil niet zeggen dat we daarna helemaal niks meer doen, maar wel dat we gaan evalueren wat die incidentele gelden in die twintig gemeentes hebben opgeleverd, of we de goede twintig gemeentes te pakken hebben en of we door kunnen evolueren op dat traject.

Tegen hen die sceptisch zijn over preventie draai ik ’m maar even om: het alternatief is niks doen. Je kunt de repressie niet niet doen. Daar kom ik zo meteen op. Dat doen we ook, maar als je zelf geen enkel perspectief wilt creëren om te voorkomen dat mensen in deze situatie terechtkomen ... Dat is een keuze. Het zou niet de mijne zijn. Ik denk dat je en-en moet doen en dat we mensen die een ander perspectief zoeken niet moeten opgeven. Die voorbeelden zijn er al.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de kant van collega Van Nispen. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben best gecharmeerd van de visie van de Minister waar het gaat om dat hij in die wijken is geweest en dat hij die buurten zelf ook actief noemt op mijn vraag naar de voedingsbodem, want natuurlijk is het heel divers. Ik wil eigenlijk de Minister het volgende vragen. Ik ben ook gecharmeerd van preventieprogramma’s. Dat moet allemaal gebeuren en dat gaan we kritisch, maar positief volgen. Realiseert de Minister zich dat het probleem veel breder ligt dan het Ministerie van Justitie en Veiligheid? Want zo lang wij in kwetsbare wijken waar mensen al heel veel voor de kiezen hebben gekregen probleem op probleem blijven stapelen en daar weinig aan doen en zo lang jongeren thuis moeten blijven wonen omdat er geen huis voor hen is en ze van flexcontract van flexcontract hobbelen, zijn soms de verleidingen van de criminaliteit groter doordat de kansen op een fijn en stabiel leven te klein zijn. Realiseert de Minister zich dat heel veel voedingsbodems voor de uitwassen waar we het vandaag hebben niet zozeer op zijn beleidsterrein liggen en in hoeverre voelt hij zich daar medeverantwoordelijk voor?

Minister Van Weel:

Ik zie mijzelf als coördinerend Minister voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarvoor ben ik continu in andermans tuintjes aan het harken of in ieder geval aan het aanwijzen waar er onkruid groeit. U heeft het zelf veel gehad over de financiële sector. Volgende week heb ik een wetgevingsoverleg over witwassen met de Minister van Financiën. Daarbij kijken wij naar: wat zien we gebeuren in die sector en wat zou je moeten aanpakken vanuit het aspect van de ondermijnende criminaliteit? Tegelijkertijd is het natuurlijk aan de Minister van Financiën om dan met de sector te gaan kijken wat we daaraan kunnen doen, hoe we die poortwachtersfunctie kunnen verbeteren et cetera, et cetera. Datzelfde geldt bijvoorbeeld voor die Havenbeveiligingswet. Ik ga daar niet over. Die valt primair onder verantwoordelijkheid van de Minister van IenW. Maar ik vind dat het wel aan mij is om het signaal te geven dat daar een potentiële kwetsbaarheid ligt en dat we daar zouden moeten werken aan verbetering of vernieuwing van die Havenbeveiligingswet. Vakantieparken kwamen weer op. Ik kom daar zo meteen weer nog op terug. Natuurlijk ligt daar ook een taak voor de Minister van VRO om te kijken hoe we daarmee omgaan in dit kader.

Ik ga niet over alles – gelukkig, zou ik bijna willen zeggen – maar ik ben wel degene met het overall beeld van waar die ondermijning allemaal in zit. Dat is eigenlijk overal. Ik kan geen collega bedenken die naar niet mee te maken heeft. Ik kan daar wel op attenderen en ik kan ervoor zorgen dat het wordt meegenomen in beleid. Als dat niet gebeurt, nemen we het voortouw zoals we dat samen met BZK hebben gedaan voor het lokale openbaar bestuur. Ook daar kom ik nog terug, want daar waren ook een aantal vragen over.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ja. Heel specifiek dan over de kwetsbare wijken. Ziet de Minister die ook? Volgens mij zei hij van wel, want hij is al in een aantal wijken geweest. Ik roep de Minister op om dat te blijven doen en ik hoop ook dat hij wat dat betreft een signaleringsfunctie heeft naar zijn collega’s in het kabinet. Want nogmaals, als in die wijken probleem op probleem gestapeld blijft worden en als voor met name jongeren het perspectief ontbreekt dat het beter gaat worden, dan is het toch een beetje dweilen met de kraan open.

Minister Van Weel:

Dat ben ik deels met de heer Van Nispen eens. Gebrek aan perspectief is een van de zaken die ik heb genoemd als een mogelijke trigger voor crimineel gedrag, maar het is zeker niet de enige. Ik noemde al familie. Er zijn familiebedrijven, bedrijven die al generatie op generatie aan elkaar worden doorgegeven. En dat is er dan niet eentje dat geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel, zeg ik dan maar. Er zijn dus meer factoren, maar gebrek aan perspectief is er zeker eentje die erbij hoort.

Voorzitter: Van Nispen

Minister Van Weel:

Dan het antwoord op de vraag van mevrouw Helder waar de wet blijft die stelt dat misdaad niet loont, ook wel de «patseraanpak» genoemd. Dit najaar verken ik samen met de relevante partners – dat zijn onder andere het OM, politie en gemeenten, maar ook het CJIB – op welke wijze we een aanpak kunnen vormgeven met als doel de criminele rolmodellen hun status in de wijk te ontnemen. Dat is dus heel lokaal gericht en dat noemen we de «patseraanpak». Op basis van bestaande wetgeving is het al mogelijk om beslag te leggen op grote sommen geld, op dure auto’s en op andere luxe spullen, maar in aanvulling hierop ontwikkelen we wetgeving die het mogelijk maakt om ook zonder veroordeling vermogen te kunnen confisqueren. Dat is een «non conviction based confiscation» op basis van EU-wetgeving die we gaan omzetten in nationale wetgeving binnen het strafrecht. Die wetgeving zal deze winter ter consultatie worden aangeboden aan uw Kamer en in de volgende halfjaarbrief ... Ja, die komen er nog en die zullen alomvattend zijn, zeg ik tegen de heer Sneller. Alomvattend is wellicht wat te hoog gegrepen, maar zo comprehensive als mogelijk. Daarin zal ik u ook informeren over de voortgang van dit wetsvoorstel. Daarnaast kijken we ook naar de mogelijkheden voor het vormgeven van maatschappelijk herbestemmen, dus het lokaal herbestemmen van deze middelen. Die verkenning wordt in 2025 afgerond. Er lopen pilots in onder andere Schiedam. In Tilburg zag ik een lokaal initiatief waarbij het huis van een van de belangrijkste drugsdealers is gekocht door de gemeente en is herbestemd als een maatschappelijke locatie. Dat is denk ik een heel mooi symbool, ook voor zo’n wijk, dat laat zien dat misdaad niet loont en dat herbestemming mogelijk is.

Dan preventie. Ik heb al een aantal dingen daarover in algemene zin gezegd, maar er waren ook wat specifieke vragen, onder anderen van mevrouw Helder over de instapdelicten. Daar wordt niet apart naar gekeken door de politie. Dat wordt niet geregistreerd. Als je ernaar vraagt, zal de politie zeggen dat er een heel divers beeld is van wat de triggers en die instapdelicten zijn. We verwachten de nieuwe Monitor Jeugdcriminaliteit in september. Ik wil even kijken naar welke inzichten die geeft. Die wil ik ernaast houden om te zien of het nut zou hebben om ook te kijken naar de instapdelicten. Daarbij moeten we ons realiseren – ik kijk ook naar mevrouw Mutluer – dat alles wat we de politie vragen om te registreren ook weer capaciteit kost. Die afweging moeten we maken.

Dat brengt mij bij de uithalers. Een aantal van u heeft daar vragen over gesteld. Uithalers zijn een cruciale schakel in de internationale drugssmokkel. Daarom vind ik ook dat er een afschrikkend effect van de uithalerswet moet blijven uitgaan. Ja, we hebben gezegd dat we de jurisprudentie nauwlettend volgen. Inmiddels is er recent een uitspraak geweest van het hof van Den Bosch, waarbij er onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd, ook voor first offenders, zeg ik daarbij. Het hof gaf hierbij aan dat een gevangenisstraf het vertrekpunt is, rekening houdend met het doel van de wet. Artikel 138aa wordt dus inmiddels gebruikt. De jurisprudentie is in die zin hoopgevend. We blijven dat volgen.

Het is ook belangrijk dat we de criminele netwerken aanpakken waarin uithalers en ronselaars opereren. Met een mix van maatregelen, zowel op het gebied van wat ik «preventie met gezag» noem als de aanpak van de mainports en het strafrecht, willen we de uithalersproblematiek aanpakken. Die vraag is daarmee beantwoord.

Misschien even in algemene zin over Preventie met Gezag. Ik heb al gezegd dat er verschil zit tussen de 27 gemeentes in de aanpak. U kunt zich voorstellen dat er in Rotterdam meer focus ligt op de haven. Ik noemde al dat er in Tilburg in verschillende wijken op een verschillende wijze mee om wordt gegaan. We zullen dat de komende jaren monitoren en ook u op de hoogte stellen van de resultaten daarvan.

Dan de financiële bepaling ...

De voorzitter:

Excuus. Er is hierover een korte vraag van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Voorzitter, bij de vorige was ik al heel blij met het antwoord van de Minister en met deze ook, maar u hoeft dit natuurlijk niet als toezegging te noteren. Ik wil de Minister vragen of die beide punten gewoon in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over georganiseerde criminaliteit kunnen worden meegenomen. Ik doel op de jurisprudentie van artikel 138aa en op datgene wat hij zei over de criminele rolmodellen, over wijkaanpakken en over non conviction based et cetera, die wetgeving. Zo kunnen we dat gewoon in de gaten blijven houden.

Minister Van Weel:

Dat maakt ’m alleen maar alomvattender, dus daar ben ik erg voor.

Mevrouw Helder (BBB):

Dat zijn altijd hele dikke brieven, maar die worden op prijs gesteld, althans door mij.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Weel:

De heer Boswijk stelde een vraag over de financiële piek. Ik zei over Preventie met Gezag dat er incidentele gelden aflopen. Maar dit wil niet zeggen dat we die niet kunnen continueren na die tijd. Maar dat zien we t.z.t. Ik denk dat dat voldoende is wat betreft uithalers.

Dan corruptie in de haven. Daar zit een aantal aspecten in. Het ene aspect is om mensen weerbaar te maken. Daarvoor worden er bij bedrijven trainingen gegeven. Ook zijn er gesprekken over weerbaarheid en corruptie bij organisaties. Die zijn al onderdeel van het wervings- en selectieproces van mensen die in de haven komen te werken. Aan de andere kant moeten we ook – ik noemde dat al eerder – zorgen dat de mogelijkheden worden beperkt. Ik noem dus bijvoorbeeld dat informatie alleen gedeeld wordt in een bepaalde cirkel van mensen en dat je zorgt dat je altijd met twee personen ergens toestemming voor moet geven et cetera, et cetera. Zoals ik zei, is het een van mijn prioriteiten voor de komende periode in het ondermijningsdossier. U gaat daar dus nog meer over horen.

Haven, haven, haven en de rapportage van Skip die trip. Mevrouw Bruyning stelde de vraag wat de visie is. Er loopt op dit moment een Rotterdamse campagne. Daar is zij ongetwijfeld mee bekend. Het is niet zo dat we die gaan overnemen, maar ik ga wel met de Staatssecretaris van VWS binnenkort in gesprek, omdat wij ook een landelijke campagne willen brengen. Want in the end is drugsgebruik natuurlijk een van de redenen waarom we deze industrie in stand houden, dus vinden we dat ook daar aandacht aan moet worden besteed. U hoort meer van mij en de Staatssecretaris van VWS over de voornemens op dat gebied voor het einde van het jaar.

Dan was de vraag van mevrouw Bruyning in welke mate er zicht is op het verhandelen van illegale middelen. Er wordt in Nederland een hoop in de gaten gehouden en gemonitord op dit vlak. Een hele belangrijke monitor is de jaarlijkse Nationale Drug Monitor van het Trimbos-instituut, waar informatie over gebruik en criminaliteit samenkomen, wat dan weer input geeft voor het beleid dat wij daar samen met VWS op voeren.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik ben even benieuwd of dat het enige antwoord was op de vragen die over de haven zijn gesteld of dat de Minister nog ingaat op de drie punten die ik had.

Minister Van Weel:

Kunt u mij eraan herinneren welke drie punten dat waren?

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat wil ik met alle liefde doen als de voorzitter het toelaat.

De voorzitter:

Ja, gaat uw gang.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat ging eigenlijk over ons werkbezoek aan de haven in Rotterdam. Daar kwamen drie suggesties aan bod. De eerste was om, in het kader van internationale samenwerking, te kijken of er meer liaisons kunnen komen in de Zuid-Amerikaanse landen. Ik heb het gehad over de Havenbeveiligingswet. Ik heb het gehad over het structureel voortzetten van de mainportmiddelen, want die eindigen in 2026. En de laatste ... Nee, dan heb ik ze alle drie gehad.

Minister Van Weel:

In mijn algemene introductie heb ik het gehad over internationale samenwerking. Ik heb daarbij de liaisons in Zuid-Amerika genoemd. Een vrij nieuwe loot aan de stam daar is Ecuador. Ecuador is een belangrijk land, dat heel zwaar zucht onder de druk van deze kartels. Dat is zeker eentje waar ik aandacht aan wil besteden. Ik noemde al Colombia en het willen komen tot een rechtshulpverzoek. Er worden op sommige plekken al camerabeelden van containers uit Brazilië gedeeld met onze opsporingsautoriteiten hier in Nederland. Dus zeker, Latijns-Amerika heeft de aandacht. In sommige gevallen zijn liaisons de oplossing, in andere gevallen is dat het houden van conferenties zoals wij dat in het voorjaar zullen gaan doen met de Caribische en Latijns-Amerikaanse landen, en in andere gevallen is dat het komen tot juridische afspraken zoals rechtshulpverzoeken. Dus zeker staat Latijns-Amerika ons helder voor de bril.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Maar ik wil het graag concreet hebben. Ik begrijp dat er heel veel voornemens en wensen zijn, maar alleen maar aandacht hebben en internationale samenwerking als prioriteit bombarderen als Minister vind ik niet voldoende. Als wij tijdens zo’n werkbezoek horen dat er maar één liaison is voor – wat is het? – heel veel landen daar en er «een» uitbreiding komt, dan vind ik dat niet afdoende. Als de Minister zegt dat we gaan kijken of we elkaar misschien nog kunnen helpen met camerabeelden, dan vind ik dat niet afdoende en ook niet in lijn met de opmerking dat dat een prioriteit moet zijn. Dus ik vraag concreet wat dit voor de toekomst gaat betekenen. Komen er extra middelen, extra mensen, extra inzet op samenwerking op technologie, opleidingen, wat je ook wil? En ik wil dat de Minister ook even ingaat op de wens van het structureel voortzetten van de mainportmiddelen in het kader van het weerbaar maken van de havens hier.

Minister Van Weel:

Ja, ik was nog niet aan uw tweede en derde vraag toegekomen. Dat was ik nog van plan. Op uw eerste vraag: ik weet niet of per se meer liaisons nodig zijn op dit moment. Dat bereikt mij uit sommige kanalen wel, uit andere kanalen niet. We acteren in sommige gevallen direct, zoals met het plaatsen van een politieliaison in Accra, omdat we zien dat daar nu een blinde vlek zit. Het is een reactief model. Ik kan nu niet zeggen hoeveel politieliaisons in welke landen wij extra nodig hebben. Wat ik wel kan toezeggen is dat ik in de volgende halfjaarrapportage – daar gaan we weer – een kopje internationaal zal opnemen om te duiden wat op basis van mijn bevindingen dan de voorgenomen stappen op korte termijn zijn. Dat zijn liaisons, maar dat zijn ook andere dingen. Dat zijn ook opleidingen en training, dat is concrete samenwerking tussen autoriteiten et cetera. Het zal een breder beeld zijn dan alleen het plaatsen van personeel. Maar bij dezen doe ik de toezegging dat het daarin wordt meegenomen.

Dan de Havenbeveiligingswet. Ook in mijn introductie noemde ik die al. Ja, ik zal daar aandacht voor vragen bij mijn collega van IenW, die daar primair voor aan de lat staat. Ik zeg er tegelijkertijd bij dat we Rotterdam en al onze eigen havens helemaal kunnen dichtzetten, maar dat we daar natuurlijk ook een prijs voor betalen. Dat betekent namelijk ook dat je je eigen processen minder toegankelijk maakt, dus daar zit een economisch prijskaartje aan. Ik doe dat dus veel liever in Europees verband en nog veel liever in internationaal verband onder zo’n ISPS-code, die ik al noemde. Dat traject is niet morgen geregeld, maar ik wil me ervoor inspannen om dat op de kaart te zetten. In Europees verband is het wat makkelijker, omdat we daar al de European Ports Alliance hebben, die dit voorjaar is ingesteld. Daar hebben we dus een samenwerkingsverband waarmee we in ieder geval kunnen zorgen dat we niet alleen de Nederlandse havens, maar ook de havens in breder verband naar hetzelfde niveau brengen.

Ten slotte de mainportmiddelen. Die houden niet op wat mij betreft. Dat is dan een misverstand. Het is een structurele reeks. Die zorgen kunt u dus in Rotterdam wegnemen, maar ik ben daar waarschijnlijk eerder dan u, mevrouw Mutluer.

Dan ...

De voorzitter:

Excuus. Er is er ook nog een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Het kopje eigen gebruik is afgerond, neem ik aan? Ik zou graag nog iets willen vragen over Skip die trip. Ik ben zeer blij te horen dat we ook met een landelijke campagne komen over alle kwalijke consequenties van eigen gebruik. Er is ook een Kamermotie aangenomen die daarom vroeg. Dat had wat voeten in de aarde, dus dank dat dat nu wordt opgepakt. Maar het gaat ook om de vraag waar drugs worden geproduceerd. We hebben het eerder in deze Kamer gehad over onderzoeken van rioolwater. Daarin zie je heel goed het gebruik en ook – naar mijn idee, maar dat kan ik niet staven – of er labs zijn, want als er zo veel drugs in het riool zitten, dan is daar iets aan de hand. Kan de Minister ook ingaan op de vraag of dat soort rioolwateronderzoek nuttig kan zijn? Dat is eigenlijk hetzelfde als ik zei in mijn interruptie met mevrouw Helder. Kan slimmer forensisch onderzoek nuttig zijn om te zien waar die drugs in ons land zich bevinden, om dan ook de bron binnen ons eigen land aan te pakken?

Minister Van Weel:

Ja, dat is een interessante vraag. Daar zouden we naar kunnen kijken. Het wordt nu voornamelijk gebruikt om te zien hoe het gaat met het gebruik van de drugs. Dat betreft met name het rioolwater van steden. Daardoor kunnen we een redelijke indicatie krijgen over het verloop van het gebruik. Of het ook bruikbaar is voor het opsporen van de productie van verdovende middelen weet ik niet, maar ik zeg u toe daarnaar te gaan kijken in het kader van de opsporing. Overigens krijgt u al in Q1 van volgend jaar, dus in het eerste kwartaal, een brief over de uitkomsten van de rioolmetingen in algemene zin. Misschien is het het makkelijkst als ik dit aspect daarin meeneem.

Dan mevrouw Helder over de drugsdumpingen en synthetische drugs. Dat hangt hiermee samen. Natuurlijk willen we geen schade aan het milieu hebben als gevolg van de productie van drugs. Zeker de berichten van afgelopen week, over dat er vermoedelijk drugsafval is uitgereden met mest, vind ik schokkend en heel vervelend. Ondanks dat de capaciteit van de politie schaars is, willen we die ook inzetten op dit soort onderzoek. Er is een proeftuin geweest. U doelde op de resultaten daarvan, denk ik. De proeftuin synthetische drugs zat echt op de productielocaties en de opsporing daarvan. Hij is succesvol gebleken, zeg ik ook met u. We gaan dus kijken naar een structurele opvolging daarvan. Ook daarover wordt u dan met de volgende halfjaarrapportage op de hoogte gesteld.

Dat was mijn kopje voorkomen.

Ik ga door naar het kopje doorbreken. Op de vraag over de liaisons in bronlanden heb ik, denk ik, genoeg gezegd. Ik heb toegezegd dat we voor de toekomst met een meer algemene internationale strategie komen.

Mevrouw Mutluer vroeg waarom de aanbeveling van het RIEC om de criminaliteit op vakantieparken in Nederland aan te pakken niet is opgevolgd. Zij vraagt welke rol de Minister daarbij ziet weggelegd voor gemeenten en corporaties. Op een deel van de vakantieparken is inderdaad sprake van ondermijnende criminaliteit. Het gaat daarbij om witwassen, illegale prostitutie en drugscriminaliteit, maar ook om mensenhandel. We zijn hier zeker op gefocust. Er is al veel actie ondernomen om ondermijnende criminaliteit terug te dringen. Het Gelderse Ariadne-project is daarvan een voorbeeld. Er is een handelingskader voor gemeenten opgesteld en er is een expertgroep vakantieparken in het leven geroepen. In de brief van 8 mei 2024 heeft de voormalig Minister voor VRO uw Kamer geïnformeerd over de vervolgaanpak vakantieparken. Onderdelen daarvan zijn het transformeren van vakantieparken naar de functie wonen of andere functies en het tegengaan van ondermijnende criminaliteit. Ik moet eerlijk zeggen dat vakantieparken ook al naar voren kwamen toen ik de eerste keer werd geïnformeerd over ondermijnende criminaliteit. Waarom? Buiten de vakantieseizoenen is daar nooit iemand. Twee: er staat een slagboom voor de deur. De eigenaar van een vakantiepark kan dus iedereen buiten de activiteiten houden die er plaatsvinden. Of hij kan iedereen binnenhouden – het is maar wat je wilt. Als die vakantieparken mede door de schaarse woonruimte meer permanent worden bewoond, komt er meer leven en is er meer oog op wat daar gebeurt. En dat is in de regel iets wat deze criminelen niet fijn vinden. Vanuit het oogpunt van handhaving zie ik het dus niet per se als een nadeel dat deze parken meer permanent bewoond gaan worden.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dan raad ik de Minister aan om een keertje op werkbezoek te gaan in Putten, waar men met dit soort vakantieparken en ondermijnende criminaliteit te maken heeft. In die vakantieparken leven namelijk nu al mensen die dakloos zijn geraakt of mensen die in de prostitutie zitten. Het is een beetje uit beeld. Heel veel criminelen investeren in dat soort parken. Op het moment dat je daar permanente bewoning toestaat, zeg je bij wijze van spreken tegen die criminelen: hier, alsjeblieft, je witwasgeld wordt nu verdubbeld. En dat komt niet ten goede aan de leefbaarheid van zo’n park. Mijn verzoek aan de Minister is om, voordat hij daarover een stellig oordeel velt, aan dergelijke vakantieparken een werkbezoek af te leggen, bijvoorbeeld aan het park in Putten. Ik wil dat hij ingaat op de wens tot een landelijk actieplan misbruik vakantieparken, waarbij meer wordt gedaan dan een expertgroep in het leven roepen of een handreiking geven, want dat vind ik niet genoeg.

Minister Van Weel:

Ik herinner mij dat onze voormalige Minister-President altijd naar een vakantiepark in Putten ging. Ik begin daar nu heel andere gedachten bij te krijgen, haha. Ik zeg u toe dat ik een werkbezoek aan zo’n park zal afleggen, gewoon omdat ik erg geloof in werkbezoeken. Ik probeer er elke week eentje te doen. Ik noemde net al Tilburg. Ik ben in de Rotterdamse haven geweest. Het verbreedt altijd het inzicht en het laat zien welke problemen er echt spelen. Dus dat ga ik doen, en naar aanleiding daarvan zal ik handelen. Dank voor deze suggestie.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag nog. Mevrouw Mutluer, ik verzoek ook u om het aantal interrupties een beetje te temperen. Ik heb daar geen strakke afspraak over gemaakt, maar we moeten wel op de tijd blijven letten.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik beloof het, voorzitter. Het actieplan.

Minister Van Weel:

Ik ga eerst op werkbezoek en dan zal ik over mijn bevindingen rapporteren.

Er is nog een vraag van mevrouw Mutluer over de aanpak van kwetsbare branches in kwetsbare wijken. Het is terecht dat zij daarvoor de aandacht vraagt. Wij hebben samen met het Ministerie van Economische Zaken een handreiking opgesteld om criminele inmenging in het bedrijfsleven tegen te gaan. Dat past ook binnen de prioriteit die ik al eerder noemde. Daarmee kunnen publieke en private partners lokaal analyses maken en maatregelen nemen. Een voorbeeld daarvan hoorde ik van de burgemeester van Utrecht. Zij worstelde met een groot aantal dubieuze bedrijven op een industrieterrein. Zij heeft dat industrieterrein vergunningsplichtig gemaakt, waarna ongeveer de helft van de bedrijven op dat industrieterrein is verdwenen. De andere helft heeft keurig een vergunning aangevraagd, en daar is ook niks mis mee. Dat is Utrecht; daar zit natuurlijk een hoop bestuurlijke kracht achter. Die kunnen dat allemaal aan. Daarop krijg ik een vervolgvraag, zie ik. Ik zag ’m komen, zeg ik via u, voorzitter. Dat betekent dat de burgemeester er dus ook voor heeft gezorgd dat men ziet waar die dubieuze bedrijven heen gaan. En als dat naar kleinere gemeenten is, dan wordt daarmee bestuurlijk contact gelegd om te zorgen dat die bedrijven daar niet op diezelfde wijze verder kunnen gaan. Ik kan een heleboel landelijk afvangen. Op het moment dat dat nodig is of als blijkt dat er structuren achter zitten waarmee we dat kunnen doen, dan zullen we dat doen in de vorm van regulering, maar ik geloof ook wel heel erg in de lokale oren en ogen en in de middelen die lokale bestuurders hiervoor reeds hebben.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ja, voorzitter, ik ben het hier gewoon niet mee eens. Als ik hier ...

De voorzitter:

Momentje, mevrouw Mutluer. Ik wil hierover nog één vraag toestaan, maar dat is het dan ook voor deze termijn van de Minister. De laatste vraag van mevrouw Mutluer. Gaat uw gang.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Geen enkel probleem. Dit onderwerp gaat mij behoorlijk aan het hart. Naar mijn weten – dat herinner ik mij tenminste van mijn gesprekken met burgemeesters – kunnen zij niet zomaar informatie doorgeven over zo’n malafide ondernemer die vervolgens naar een andere gemeente gaat. Daar lopen ze tegen aan. Tenminste, ik kan mij herinneren dat dat lastig was. Ik wil van de Minister weten met welke publieke en private partners die hij dan heeft gesproken, waardoor zou blijken dat aanvullende regelgeving zoals een landelijke vergunningsplicht niet passend zou zijn. Kan hij dat uitleggen? Want gemeenten zoals Tilburg, waar de Minister op werkbezoek is geweest, Zaanstad en andere gemeenten pleiten daar wel voor.

Minister Van Weel:

Dat beeld zal nooit homogeen zijn, denk ik. We praten allemaal met andere bestuurders en andere burgemeesters en dat beperkt altijd het beeld dat je van iets hebt. Een heleboel van deze problematiek is erg lokaal. Ik ben er in beginsel huiverig voor om vanuit Den Haag met een lange schroevendraaier aan al die gemeenten een one-size-fits-allregulering op te leggen. Het is ook het streven van dit kabinet om niet meer regeltjes te verzinnen of zaken lastiger te maken. We moeten bedenken dat we met alles wat we willen reguleren, ook welwillende ondernemers het leven moeilijk maken. Ik noem er maar eentje: de risk assessment en de poortwachtersfunctie van banken. Ik kan u vertellen dat ik van België naar Nederland aan het remigreren ben en dat er geen bank is die ik nog niet aan de telefoon heb gehad, gewoon omdat ik simpelweg probeer om weer hier een financieel leven op te bouwen. Blijkbaar is dat erg verdacht. Daar kom ik wel doorheen, denk ik en hoop ik, maar ik zeg dit om aan te geven dat alles wat we reguleren, uiteindelijk zijn kosten heeft. Ik denk dan aan economische kosten, personeelskosten of kosten voor de overheidsinstanties die daarachteraan moeten gaan. Ik geloof erg in het lokale mandaat: het in staat stellen van lokale bestuurders om actie te ondernemen waar dat kan. Kan dat niet of is landelijke regulering nodig, dan sta ik daar zeker voor open, maar het is niet waar ik wil beginnen.

Ondertussen lopen er wel drie landelijke onderzoeken. Dat zeg ik er meteen bij. Daaronder bevindt zich een onderzoek van het WODC naar de persoonlijkeverzorgingsbranche. De zorgsector is een van de branches waar we recentelijk veel zorgelijke signalen over hebben gekregen. Daar zullen we dus naar kijken. Zelf heb ik al gezegd dat ik via het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing in overleg ga met de top van het bedrijfsleven om te achterhalen welke sectoren kwetsbaar zijn en wat we kunnen doen om hen te helpen.

Mevrouw Michon-Derkzen vraagt naar de stand van zaken van de uitvoering van haar motie over poortwachters: hoe zorgen wij ervoor dat zij echt hun taak vervullen en toezicht ervaren? Ik zei zelf al dat ik op dit moment slachtoffer ben van de poortwachters in de financiële branche. Ik denk dan ook dat er wel degelijk een hoop gebeurt. Sinds bestuurders hiervoor aansprakelijk kunnen worden gesteld, heeft men echt wel de wens om zich hieraan te conformeren. Ik denk dat we dat niet moeten onderschatten; deze sector wil niet meer geassocieerd worden met het onderwerp waar wij het vandaag over hebben. Ik ben daar dus optimistisch over. Het is iets wat de Minister van Financiën en ik samen opnemen in het kader van het tegengaan van witwassen. Volgende week hebben we daar een WGO over. Zoals in de motie van mevrouw Michon is verzocht, zal ik de Kamer voor het eind van het jaar informeren over de voortgang.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Een korte vraag. Ik twijfel niet aan de inzet van banken. Bij de poortwachters ligt de focus juist heel erg op banken, die overperformen, waardoor wij er allemaal last van hebben en elke stichting er last van heeft. Het gaat mij vooral om al die andere poortwachters, die minder onder het vergrootglas liggen, zoals daar zijn: makelaars, antiquariaten en noem het maar op. Ik zou de Minister willen vragen om juist die ándere groep meer aandacht te geven en te bekijken of er bij de banken geen sprake is van de mug en de olifant en of we daar doen wat ook echt nodig is.

Minister Van Weel:

Dat neem ik mee in de rapportage over uw motie aan het einde van het jaar. Overigens verloopt een heleboel van die branches dan toch weer via de banken, want dat is nu eenmaal de makkelijkste poortwachter die we hebben. Maar ik ben het met u eens dat die andere branches zeker niet uitgezonderd zijn.

De heer Sneller (D66):

De Minister heeft het nu een aantal keer over het risk assessment gehad. Komt nu ook het antwoord op die vraag?

Minister Van Weel:

«Nee, dat komt nog», zeg ik tegen de voorzitter.

De cliffhanger waar iedereen op zat te wachten: de National Risk Assessment Witwassen. De heer Sneller vraagt of deze assessments te grofmazig zijn om duidelijk te zijn en hoe dit beter kan. De National Risk Assessment Witwassen is een belangrijk document. Dat ben ik echt met hem eens. Het geeft een nationaal beeld van de grootste witwasrisico’s. Stakeholders zoals de poortwachters moeten daarmee aan de slag voor hun eigen specifieke situaties. Ik ben daar niet alleen voor verantwoordelijk; ik doe dit samen met de Minister van Financiën. Daarom hebben we de NRA actief onder de aandacht gebracht van de relevante toezichthouders, de andere betrokken departementen, de bijzondere opsporingsdiensten, de FIU-Nederland en de poortwachters zelf. Toewerkend naar een volgend NRA zullen we kijken welke lessen we uit dit NRA kunnen meenemen om de volgende NRA nog beter te maken. Samen met mijn collega van Financiën zal ik een beleidsreactie opstellen, waarbij de stakeholders betrokken zullen worden. Die beleidsreactie zal ik aan u doen toekomen. Dat zal in het eerste kwartaal van 2025 zijn.

De heer Sneller (D66):

De Minister, of in ieder geval het departement, kent waarschijnlijk het rapport van KPMG van augustus 2023 met de titel Krachten gebundeld. Ik zal niet al het Engels citeren, maar het is allemaal redelijk vernietigend; dat is gebaseerd op interviews en onderzoek naar dat risk assessment. In de Nederlandse aanvulling wordt duidelijk gezegd dat deze assessments vanwege hun generieke aard weinig bruikbaar zijn. En dat is precies wat de Minister net zelf zegt: het net is misschien te wijd. Hij heeft de unieke kans om ervoor te zorgen dat de volgende remigrant iets minder problemen krijgt door het meer toe te spitsen. Ik hoop niet dat we in Q1 2025 gaan horen «ja, het was inderdaad te grofmazig en in de NRA 2025 gaan we het concreter maken», maar dat hij bereid is om na te gaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat de volgende NRA concreter is, zodat de capaciteit wordt ingezet waar dat nodig is.

Minister Van Weel:

Ik zeg toe dat ik in tweede termijn zal aangeven wat hierbij een goede weg voorwaarts is.

Het lid Michon vraagt wat je beter kunt doen. Zij verwijst naar het Integraal Financieel Team van het RIEC Amsterdam en de decentrale samenwerking op financiën en vraagt of wij kunnen aangeven of dat voldoende werkt of dat dit uitgebreid moet worden. De aanpak van crimineel vermogen is een belangrijk onderdeel van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Het Integraal Financieel Team van het RIEC Amsterdam-Amstelland is volgens mij een mooi regionaal initiatief tot integrale samenwerking bij de aanpak van criminele geldstromen. Dat volgen we met grote interesse. We kijken welke lessen we daaruit kunnen trekken. In het voorjaar van 2025 zal ik daar in een brief aan de Kamer op terugkomen en bezien of we die aanpak kunnen uitbreiden naar andere regio’s.

De NRA hebben we gehad.

Er was een vraag van het lid Bruyning over de smart seals en de EU-havenalliantie, de Ports Alliance. Ik heb al gezegd hoe belangrijk ik deze vind en dat zij ook is gebaseerd op de Nederlands-Belgische samenwerking die we al hadden, publiek en privaat. Op dit moment wordt de havenalliantie uitgewerkt door middel van technische workshops die door de Europese Commissie worden georganiseerd. We sluiten daarbij aan en leveren ook input vanuit onze eigen expertise die we hebben opgedaan. Dat doen we ook weer samen met België. Daarnaast coördineren we onze input met de coalitie van de zeven Europese landen in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit. Zij komen in december weer bijeen in Cádiz. Ook daar zal ik zelf bij zijn.

Dan over de smart seals. De Douane heeft een plan van aanpak en een project charter opgesteld voor de proof of concept smart seals. Dat is een hoop Engels. En toen hield het antwoord op de vraag op, dus ik kom in tweede termijn terug op hoe het verhaal eindigt. Dat is voor mij ook echt een cliffhanger! Ik ben heel benieuwd.

Het lid Van Nispen vroeg per wanneer er een registratieplicht komt voor domicilieverleners. Volgens mij had hij dat ook al gelezen in de antwoorden op de Kamervragen. Het nieuwe Europese anti-witwaspakket bevat een registratieplicht voor domicilieverleners. Dit dient voor juli 2027 te worden geïmplementeerd. Nederland is bezig met de voorbereiding van die wetgeving. Dat lijkt ver weg, maar vooruitlopen op de Europese regelgeving levert ons niet heel veel tijdwinst op. We wachten dat traject dus toch af.

Laat me daar allereerst ook bij zeggen: excuses voor de late verzending van die Kamervragen. Dat moet sneller, en zeker niet zo kort voor een debat. Dat gaan we in de toekomst natuurlijk ook doen.

Ik begrijp ook uw zorgen over financiële criminaliteit, zeg ik in algemene zin. Ik wil dit ook bestraffen. Maar het is niet alleen een zaak van bestraffen; het is ook een zaak van voorkomen door gelegenheden in het financiële en het economische stelsel dicht te zetten. Ik ben als Minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor de inzet van het strafrecht, maar daarnaast moeten we ook inzetten op het voorkomen en doorbreken van deze modus operandi om ons financiële systeem te beschermen tegen criminaliteit. Daarvoor heb ik ook mijn collega’s van Financiën, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken nodig. Ik ben daarover met hen in contact. Ik denk dat we volgende week ook nog wel over dit onderwerp komen te spreken in het WGO Witwassen.

De heer Van Nispen vroeg of de Kamer van Koophandel een poot heeft om op te staan als bedrijven zich willen inschrijven in het Handelsregister. De Minister van EZK heeft uw Kamer in mei met de Datavisie Handelsregister geïnformeerd over verschillende voornemens om de controlerende poortwachtersrol van de Kamer van Koophandel te versterken. De Kamer van Koophandel speelt een belangrijke rol bij inschrijving en bij mutatie van gegevens over ondernemingen en rechtspersonen in het Handelsregister, onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken. Ik zal dus ook met hem in gesprek gaan en kijken hoe we de poortwachtersrol van de Kamer van Koophandel kunnen betrekken bij het Actieprogramma Veilig Ondernemen.

Er was nog een vraag van de heer Van Nispen. De vorige Minister van Justitie vond het wenselijk dat bedrijven fraude en corruptie zelf gaan melden en onderzoeken. Waarom komen er maatregelen om bedrijven zelf onderzoek te laten doen en hoe weet je dan dat dat goed gebeurt? Ik ben het natuurlijk met de heer Van Nispen eens dat klassenjustitie moet worden voorkomen. In iedere strafzaak kan een burger of onderneming besluiten om zichzelf te melden en mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek van de autoriteiten. De aanwijzing maakt dit niet anders. Het onderzoek dat de bedrijven doen is geen vervanging voor de opsporing en de rol van het openbaar ministerie in dezen. Die zullen hun onderzoeken nog steeds zelfstandig uitvoeren. Capaciteitstekort is ook geen reden om over te gaan tot deze regulering. Dat is wat ik daarover zeg. Overigens wordt de aanwijzing dit najaar verwacht. Die zal ik ook delen met uw Kamer.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Dat leidt tot een interruptie van de heer Van Nispen. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Ik blijf toch bezorgd. Ik zie namelijk niet echt een breuk met de beleidslijn van de vorige Minister, waar ik gewoon echt op tegen was. Het capaciteitstekort werd wel degelijk als argument gebruikt om het zelf onderzoeken juist ook vaker toe te staan. Natuurlijk zal er in de praktijk een stapje terug worden gedaan – dat is ook mijn zorg – omdat zo’n bedrijf eerst zegt: we vinden het allemaal heel erg, dus we gaan het zelf laten onderzoeken door onze eigen accountants en onze eigen advocaten. Als je dat aanmoedigt met een beleidslijn en zelfs een aanwijzing, neemt dat mijn zorgen natuurlijk niet weg. Heel concreet zeg ik dan maar het volgende, want ik denk niet dat we het helemaal eens worden, alhoewel ik hoop dat de Minister mij gaat verrassen. Die aanwijzing treedt in werking, maar ik zou toch wel willen dat de Minister de Kamer daarover informeert en daar inzage in geeft, zodat we dat in meerderheid kunnen blokkeren als we dat onwenselijk vinden.

Minister Van Weel:

De aanwijzing is niet van mij. De aanwijzing komt van het OM. Ik kan u dat dus niet toezeggen. Nog sterker, zeg ik erbij: u zou er ook niet in moeten willen sturen. Uw zorgen deel ik, maar ik kan me niet voorstellen dat het OM die zorgen niet ook deelt. Ik hoop dat ze hun weerslag vinden in de manier waarop de aanwijzing is opgesteld. Zoals al zei: zodra die er ligt, zal ik zorgen dat die wordt gedeeld met uw Kamer.

De heer Van Nispen (SP):

Daar heeft de Minister helemaal gelijk in. Een aanwijzing is van het OM. Daar moeten we niet in willen treden. Tegelijkertijd bespreken we hier wel een beleidsbrief van de vorige Minister, die nu de verantwoordelijkheid is van deze Minister, waarin eigenlijk beleid werd gepropageerd dat mij als Kamerlid, als volksvertegenwoordiger, niet aanstaat omdat ik het een vorm van klassenjustitie vind. Dan ben ik toch op zoek naar hoe ik, dan toch misschien per motie, een stokje kan steken voor dat ingezette beleid van de Minister. Ik zal nadenken over een slimme formulering, zodat het rechtstatelijk allemaal in de haak is en ik niet treed in hoe het openbaar ministerie dat doet. Een vorm van zelfonderzoek die wel openstaat voor bedrijven, maar niet voor burgers waarbij eigenlijk gewoon het OM een stapje terugdoet, vind ik niet kunnen. Dat moeten we ook gewoon niet willen en dat moet de Minister van Justitie en Veiligheid volgens mij ook niet willen.

Minister Van Weel:

Ik denk dat een heleboel samenhangt met hoe de aanwijzing er uiteindelijk uitziet, of die wordt geïnterpreteerd als het doen van een stapje terug door het OM en of daar voldoende waarborgen in zitten om te zorgen dat de onafhankelijke rol van het OM ook ten aanzien van deze bedrijven helemaal niet teniet wordt gedaan doordat zij een deel van het onderzoek zelf doen. Ik zou daar zelf nog niet op vooruit willen lopen. Als het zo zou zijn zoals u zegt, dan zou ik uw zorgen delen, maar ik zie ook andere mogelijkheden om dit in te vullen waarbij je wel die waarborgen behoudt die gelden voor ons allemaal en niet anders zijn voor bedrijven.

Voorzitter: Van Nispen

Minister Van Weel:

Dat brengt mij bij het kopje bestraffen en dan heb ik er nog twee. De vraag over forensische opsporing productielocaties van mevrouw Helder heb ik behandeld.

Dan de kroongetuigenregeling. Tegen de heer Sneller zou ik willen zeggen dat ik met hem ongeduldig ben over kroongetuigenregeling. Er is veel over te doen geweest, natuurlijk veelal voordat ik op deze positie zat. Ook vanuit het buitenland was het moeilijk om niet mee te krijgen welke haken en ogen er hebben gespeeld met de kroongetuigenregeling tot op heden. Tegelijkertijd – dat staat in het hoofdlijnenakkoord – is het wel een belangrijke regeling. De kroongetuigenregeling heeft er wel voor gezorgd dat we het grootste criminele netwerk dat we hier in Nederland kennen een gevoelige slag hebben kunnen toebrengen. De vraag is of dat zonder kroongetuigen ook zo had kunnen zijn. Met kroongetuigen is dat in ieder geval nu gebeurd.

Het hoofdlijnenakkoord spreekt over «wettelijk verankeren» en het spreekt over «uitbreiden», maar wat bij betreft wel in die volgorde. Bij dat wettelijk verankeren moeten alle lessen die geleerd zijn uit het traject tot op heden worden meegenomen, met alle rapporten, onder andere van de OVV, die daarover zijn geschreven. Daar ben ik nu naar aan het kijken. Hoe borgen we dat de kroongetuigenregeling effect blijft houden en kan worden ingezet, maar wel binnen kaders waarmee we de risico’s die gelopen zijn in het verleden beter kunnen mitigeren? Daarbij wil ik dan die uitbreiding meenemen. Die uitbreiding zal voornamelijk zien op dat we ook voor andere vormen van compensatie en voor andere levels van criminelen gebruik mogen maken van de kroongetuigenregeling. Ook daar wil ik heel zorgvuldig kijken naar wat de juiste mix is van maatregelen. Desondanks verwacht ik ’m nog dit jaar, dus voor het einde van het jaar, aan uw Kamer in consultatie te kunnen aanbieden. Of nee, niet aan uw Kamer, maar in consultatie te kunnen laten brengen. Het traject loopt dus, maar ik wil ook persoonlijk betrokken zijn bij de keuzes die moeten worden gemaakt in de kaders.

De heer Sneller (D66):

Dat laatste lijkt mij verstandig, geen wetsvoorstel in consultatie laten gaan zonder betrokkenheid van de Minister. De Minister snapt misschien dat we dat debat met zijn voorganger hebben gehad in april ’23. Er liggen belangrijke keuzes over wie die andere check gaat doen, of dat bij de rechter-commissaris komt, een onafhankelijke commissie et cetera. De eerstvolgende stap die de Minister nu schetst is dat het wetsvoorstel in consultatie gaat, dus geen inhoudelijk beleidsdebat meer over die keuzes totdat we de wetsbehandeling krijgen. Dat is een keuze die zou kunnen worden gemaakt, maar ik denk dat het voor het proces, het draagvlak voor de keuzes en het verdere vervolg wel goed is om te kijken – dat is een open uitnodiging – wat dan de manier is waarop we dat in de Kamer goed kunnen bespreken. Er zitten namelijk – dat kwam ook naar voren in het rondetafelgesprek dat hebben gehad, waar mevrouw Helder naar verwees – veel haken en ogen aan en er zijn ook veel ook principiële keuzes te maken. Als we dat alleen maar gaan doen bij de wetsbehandeling en dan alleen nog amendementen hebben om het aan te passen, zou dat denk ik ongelukkig kunnen uitpakken.

Minister Van Weel:

Ik hoor wat de heer Sneller zegt. Ik ben zelf nog bezig om me te verdiepen in de materie en in de keuzes. Natuurlijk komen wij daarover te spreken in uw Kamer, maar ik kan nu nog niet zeggen in welke vorm en in welke hoedanigheid dat zal zijn. Ik neem uw suggestie mee over het voeren van een meer open debat – zo vat ik uw suggestie op – over de te maken keuzes, maar ik doe nog geen toezeggingen. Daarvoor zit ik nog te vroeg in het proces.

Mevrouw Helder (BBB):

Ik wil, niet inhoudelijk maar procedureel, het verzoek van de heer Sneller steunen. Ik heb namelijk ook wel een idee naar aanleiding van een werkbezoek van niet zo lang geleden. Je zou ook kunnen denken aan het niet heel groot maken van de kring rondom de te beschermen kroongetuige, want dat kost capaciteit. Dat valt ook binnen het denkpatroon dat ik de Minister graag mee zou willen geven. Het zou mooi zijn als daar al eerder een moment voor zou zijn dan na afloop, via amendementen. Dit sloot nog even aan bij het betoog van collega Sneller.

Minister Van Weel:

Ik moet zeggen dat ik tot nu toe nog geen criteria heb gehoord die nog niet zijn langsgekomen op mijn bureau. Zowel de kring als de wijze van toetsing et cetera zijn onderdeel van de regeling waarover wordt nagedacht. Ik ga nadenken over een manier waarop we uw input in die discussie kunnen horen voordat we met het wetsvoorstel komen.

De voorzitter:

Dit is misschien ongebruikelijk, maar ik kom even op dat denkproces over het hoe en het proces. Hoe zou de Minister dat terug kunnen koppelen richting de Kamer?

Minister Van Weel:

Daar ga ik even over nadenken. Dat hoort u van mij. Er zijn verschillende varianten waarmee we dat kunnen doen. Het kan via een hoorzitting of via een technische briefing. Er zijn allerlei varianten te bedenken om de input van de Kamer te kunnen meenemen. Ik kom hier nog op terug met een voorstel. Tegelijkertijd wil ik, net als de heer Sneller, dat er zo snel mogelijk een kroongetuigenregeling ligt, want ondertussen stopt het proces natuurlijk niet. Het OM heeft namelijk nog steeds behoefte aan inzet van dit middel. Ik heb liever dat ze dat doen op basis van een wettelijke regeling met duidelijke kaders dan zonder, ook voor het OM zelf.

Dat brengt me bij het laatste kopje voordat ik begin aan het kopje overig. Dat is het kopje beschermen. Dat gaat over ons eigen bestuur, over de hoeders van de rechtsstaat en over hoe we daarmee omgaan. Laat me eerst een algemene opmerking maken over mijn Volkskrantinterview. U noemde een ander aspect daarvan. Er zijn al veel andere aspecten van dat interview belicht, maar deze nog niet. In dat interview maakte ik kort, in één zin, een opmerking over de Staatscommissie rechtsstaat. Ik wil datgene wat in het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat staat geenszins bagatelliseren. Dat moeten we voortvarend oppakken; dat zal ook gebeuren. Zoals u in het hoofdlijnenakkoord heeft kunnen lezen, is er grote aandacht voor goed bestuur en voor de rechtsstaat. Dat zal een apart hoofdstuk worden in het regeerprogramma, dat u op korte termijn ontvangt.

Er zijn veel dingen misgegaan. Die dingen moeten worden gerepareerd. Tegelijkertijd constateer ik – ik denk dat deze twee zaken samen kunnen gaan – dat Nederland internationaal steevast in de top 5 staat als het gaat om de rule of law en over hoe ons rechtssysteem in elkaar zit. Ik constateer dat, hoeveel kritiek er ook is op onze instanties en in bepaalde gevallen op de politie, iedere Nederlandse burger in nood toch gewoon 112 belt en blij is dat de politie komt opdagen. Daar durf ik mijn hand wel voor in het vuur te steken. Ik geloof dat de meeste burgers in Nederland vertrouwen hebben in de uitspraken die onze rechters doen en in de onafhankelijkheid van het OM. Wat ik wil voorkomen, is dat we een eenzijdig beeld neerzetten van een rechtsstaat in verval die volledig moet worden gerenoveerd. Er zijn renovaties nodig, maar ik probeer daartegenover te zetten dat we ook blij moeten zijn met de staat van de rechtsstaat en met de instanties die die rechtsstaat bewaken. Ik hoop dat dit een beetje context geeft bij wat ik daarin heb geprobeerd te zeggen. Wat mij betreft kunnen beide zaken dus samengaan. Ik zou die zaken in deze periode ook hand in hand willen laten gaan.

De heer Boswijk had een vraag over lokale bestuurders en de bedreigingen waar zij mee te maken hebben. Hij vroeg ook of ze een vertrouwenspersoon hebben. Helaas krijgen lokale bestuurders inderdaad te maken met ondermijning, agressie en intimidatie. Onlangs werd de auto van de burgemeester van Leeuwarden in brand gestoken. Die mensen moeten ergens terechtkunnen voor steun. In steeds meer gemeenten worden daarvoor interne of externe vertrouwenspersonen aangesteld bij wie raadsleden, wethouders en burgemeesters terechtkunnen als het gaat om vormen van oneigenlijke druk. De tour die het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur langs alle gemeenten maakt, draagt hieraan bij. Dit gebeurt vanuit het Programma Weerbaar Bestuur. Dat programma is in eerste instantie van de Minister van Binnenlandse Zaken, in samenwerking met Justitie en Veiligheid. Daarbij worden in veel gevallen agressieprotocollen opgesteld. Ook worden er afspraken gemaakt over eerste aanspreekpunten en over hulp bij melding en bij aangifte. Er is ook een landelijk Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur, met vertrouwenspersonen en ervaringsdeskundigen die kunnen worden ingezet als er naast de steun vanuit de eigen gemeente nog extra ondersteuning gewenst is.

Mevrouw Bruyning had daar ook een vraag over. Ze gaf aan dat gemeentes een grote rol spelen in de ondermijning van de criminaliteit, maar dat volgens RTV Utrecht de helft van de mensen te maken krijgt met geweld en agressie vanuit de bevolking en met criminaliteit. Er werd gevraagd naar de recente landelijke cijfers wat betreft decentrale politieke ambtsdragers. Daarvoor verwijs ik graag naar de Monitor Integriteit en Veiligheid, die dit najaar verschijnt. Deze monitor wordt in opdracht van de Minister van BZK opgesteld en gedeeld. Daarin wordt een uitsplitsing gemaakt van het aantal meldingen, het aantal aangiftes en de effecten van agressie en intimidatie op gedrag, zoals stoppen met het ambt. Deze monitor zal in een Kamerbrief met u worden gedeeld. De aanpak van onlinehaat, ondersteuning na een incident en het stimuleren van meldingen en aangiften bij de politie vormen de inzet om de zorgelijke trend te keren. Tot zover over het lokale bestuur.

Dan kom ik op het bewaken en beveiligen. Daarover zijn ook een hoop vragen gesteld. Ik wil eerst zeggen dat u in een afzonderlijke brief in oktober een volledige stand van zaken krijgt wat betreft waar we staan met overheveling en omvorming van het hele stelsel van bewaken en beveiligen. Ik kan u wel kort melden wat er is gebeurd. Sinds april 2023 zijn een aantal te beschermen personen, TBP, overgenomen van het decentrale domein, van de hoofdofficier van Justitie, naar het rijksdomein, namelijk de NCTV. Gedurende dit jaar wordt deze overname voortgezet, vooruitlopend op het volledig nieuwe stelsel. Daarnaast zijn door de NCTV en het OM gezamenlijke afspraken gemaakt om de overdracht van nog een groep te beveiligen personen vorm te geven. Deze overdracht is in gang gezet. Ze zijn ook in gesprek om de overdracht van alle resterende TBP in het decentrale domein bij de NCTV vorm te geven.

Dan was er nog een specifieke vraag over het onafhankelijke adviesorgaan, over het overbrengen van complexe casussen naar de NCTV en over hoe dat is uitgewerkt. Ook dat komt terug in de brief van oktober. Ik kan u wel zeggen dat de leden van het onafhankelijke adviesorgaan inmiddels zijn aangezocht. De heer Lenferink, de oud-burgemeester van Leiden, is bereid gevonden om voorzitter van dit orgaan te worden. Het orgaan is volledig onafhankelijk en bepaalt de eigen werkwijze. Zoals ik al meldde, zal daar in de volgende voortgangsbrief nader op in worden gegaan.

Mevrouw Michon-Derkzen had ook nog een vraag over het stelsel bewaken en beveiligen. Laat ik mijn eerste indruk geven. Ik heb natuurlijk veel met de NCTV van gedachten gewisseld over de vraag hoe het daarmee staat. Ik heb daar nu zelf ook mee te maken als verantwoordelijk Minister voor alle TBP. Ik heb het idee dat dit op een zeer robuuste en professionele wijze wordt omgevormd. Daar was natuurlijk alle aanleiding toe. De rapporten waren niet mals. Er zijn ook echt fouten gemaakt. Maar ik heb het idee dat daar, in alle openheid, op constructieve wijze en in een tempo dat draagbaar is, wordt toegewerkt naar de omvorming naar het nieuwe stelsel.

Ik noem een aantal voorbeelden daarvan. Ik noemde de afspraak met het OM al wat betreft de overdracht van te beveiligen personen, maar er zijn ook nieuwe hulpmiddelen en instrumenten ontwikkeld om de weerbaarheid van de te beveiligen persoon te ondersteunen. Er is ook een landelijk coördinatiecentrum waarin alle operationele uitvoering nu centraal wordt gecoördineerd.

Dan heb ik nog een paar losse onderwerpen.

De camerazorg. «Het cameraschild» noem ik het maar even, in de woorden van de heer Boswijk. Ja, criminaliteit in het buitengebied heeft ook onze aandacht. Ik denk ook dat moderne hulpmiddelen – hij noemde zelf de ANPR’s – een bijdrage kunnen leveren. Ook in het hoofdlijnenakkoord wordt gesproken over de inzet van innovatieve middelen. Je kunt bijvoorbeeld ook denken aan drones of andere vormen. Bij de inzet van deze middelen moeten we natuurlijk altijd kijken waar de privacy in het gedrang komt. Ik geloof dat ze een grote toegevoegde waarde kunnen hebben, zeker in de gebieden waar geen permanent politietoezicht kan en zal zijn. Maar ik wil, in overleg met politie, OM, burgemeesters en anderen, wel kijken waar dat wenselijk en mogelijk is. In het halfjaarbericht politie zal ik daar voor het einde van het jaar verder op terugkomen. Over de halfjaarberichtbrieven heb ik het gehad met de heer Sneller. Die worden steeds alomvattender.

Dan F4-vuurwerk. O, sorry.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dat is dan ook meteen mijn tweede termijn, voorzitter. Het gaat mij er niet alleen om dat het alomvattend is en dat alles erin moet staan; het gaat mij ook om bijvoorbeeld het overbrengen van die complexe casuïstiek, zodat we niet alleen de aankondiging en de bedoeling horen, maar het ook terug kunnen zien. Hierover heb ik het met de vorige Minister ook gehad. Het stelsel bewaken en beveiligen heeft weer een andere verantwoordingssystematiek dan de kroongetuigenregeling, terwijl die uiteindelijk, ook in het OVV-rapport, nauw met elkaar samenhangen. Dat gaat ook om wanneer we kunnen overstappen. Het betreft dus ook de analytische samenhang, zodat we het gewoon kunnen volgen. Dat geldt ook voor de interdepartementale kant. Laten we daar iets meer structuur in brengen dan alleen maar losse dingen. Ik maak van mijn hart geen moordkuil. Soms was er gewoon een pr-brief met «kijk in de bijlage maar hoe we met de toezeggingen zijn omgegaan», terwijl we het uiteindelijk ook willen kunnen volgen vanuit de Kamer. Ik denk dat deze debatten ook gestructureerder en voor beide kanten nuttiger kunnen zijn dan het bespreken van de status en de voortgang.

Minister Van Weel:

Mijn antwoord zou zijn: ja en nee. Ja, ik wil graag zo veel mogelijk opnemen in die brief, niet alleen maar qua voortgang, maar ook qua beleid. Ik denk dat sommige onderwerpen wel aparte overleggen met de Kamer vereisen. Iets als de omvorming van het stelsel bewaken en beveiligen vind ik te groot om op te nemen in de halfjaarrapportage. Dat verdient wel zijn eigen dynamiek. De kroongetuigenregeling noemde u zelf al. Ik denk dat we daar ook separaat bij stil moeten staan. Ik kan dus niet beloven dat alles in één samenhangende brief komt, maar we zullen kijken welke onderwerpen zich daar wel voor lenen en dan kijken naar die samenhang.

De heer Sneller (D66):

Ja. De kroongetuigenrapportages staan juist weer wél in die halfjaarbrieven, dus dat maakt ... Nou ja, goed.

Minister Van Weel:

Ja, dat punt zie ik. Daar ga ik naar kijken. Ik denk overigens dat we ook separaat gaan terugkomen op de kroongetuigen, maar daar hebben we het al over gehad.

Dan F4-vuurwerk. In het hoofdlijnenakkoord staat dat we dat willen gaan verbieden. Ik moet wel de verwachtingen temperen. Dat is niet iets wat we als Nederland in ons eentje kunnen doen. We hebben daar de EU bij nodig. Ik zal me daarvoor inzetten. Niet alleen ik zal dat doen. Ik zal ook aan mijn collega van IenW vragen om dat te doen, want uiteindelijk ligt het vooral op zijn beleidsterrein om dat ook op Europees niveau voor elkaar te krijgen. Wij weten ook dat het meeste daarvan uit Italië komt. Ik hoop daar op korte termijn contact over te hebben met mijn Italiaanse collega. Dan zal ik ook dit onderwerp aansnijden. De inspanningsverplichting is er dus.

Over de staatscommissie hebben we het gehad.

Dan de effectiviteit van de DSA bij de verkoop van drugs aan jongeren en de nog niet aangenomen uitvoeringswet. Daar vroeg mevrouw Mutluer naar. De drugshandel die online plaatsvindt, moet hard worden bestreden. Daar ben ik het mee eens. We werken nauw samen met de politie en het openbaar ministerie om die aan te pakken. Met de DSA wordt het makkelijker om de verkoop van criminele content, waaronder drugs, op het open internet tegen te gaan. De Nederlandse strafrechtelijke aanpak heeft wel een beperkt effect, aangezien het hier om een internationale onlinedienst gaat met een heel groot aantal gebruikers. Daarom is Nederland aangehaakt bij het EU Internet Forum, waarin overheden en de private sector gezamenlijke de uitdagingen rondom illegale onlinecontent bespreken, met onlinedrugshandel als een van de focusgebieden daarbinnen. Tegelijkertijd is het van groot belang dat de uitvoeringswet wordt aangenomen om de handhaving ook in Nederland te bewerkstellingen. Het wetsvoorstel is op dit moment bij uw Kamer in behandeling. We kijken uit naar een spoedige behandeling daarvan in uw Kamer.

Dan ga ik nu in op de vraag van het lid Michon over gegevensdeling. De inventarisatie naar de knelpunten die is uitgevoerd naar aanleiding van een motie, heeft blootgelegd hoe breed het thema onder partners leeft en hoe complex het is. Ik moet eerlijk zeggen: ook in mijn eerste werkbezoeken kom ik regelmatig gegevensdeling als thema tegen. De Wgs, de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, die voor de zomer door de Eerste Kamer is aangenomen, gaat wel een groot deel van deze knelpunten bij partners wegnemen. Daarmee kunnen betrokken organisaties namelijk beter gegevens met elkaar uitwisselen, waardoor de slagkracht ook verder wordt vergroot. Tegelijkertijd is het belangrijk dat er een goede analyse per thema wordt gedaan om zo inzicht en overzicht te krijgen, en de knelpunten écht aan te pakken. Daar wordt nu vol op ingezet in samenwerking met de betrokken partners. De beoogde inwerkingtreding is overigens 1 januari 2025. Dat is gelukkig dus al aanstonds en ik hoop echt dat dat een verschil gaat maken.

De Top600. De heer Van Dijk van de PVV vroeg daarnaar. Ik ben het er natuurlijk mee eens dat je zorgvuldig om moet gaan met belastinggeld, of dat nu is voor de Top600, wat een specifieke aanpak was voor Amsterdam, of anderszins. Het is in dit geval aan de gemeente Amsterdam zelf om ervoor te kiezen vervolgonderzoek te doen met het oog op een effectieve aanpak. En ja, in de cel zetten zorgt er in ieder geval voor dat de recidive op het moment dat iemand in de cel zit, nul is, want daartoe is dan geen gelegenheid. Maar we moeten ook beseffen – en daar gaat mijn collega, de Staatssecretaris van JenV over – dat de DJI ook behoorlijke knelpunten kent. We hebben een tekort aan detentiecapaciteit. We hebben een tekort aan detentiepersoneel. Dus het vastzetten en de repressie in die zin als enige middel is ook een heel dure vorm van het voorkomen van recidive. Ik zei al eerder: het alternatief voor preventieaanpak is geen aanpak. Ik ben nog steeds van mening dat het proberen om met preventie te voorkomen dat we uiteindelijke dure celcapaciteit moeten besteden in repressieve zin, de moeite waard is. Dat is niet alleen zo economisch gezien, maar ook omdat we daarmee mensen een alternatief kunnen geven om een ander pad te kiezen.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik begrijp wat de Minister zegt. Maar is de Minister het dan in elk geval met de PVV eens over het volgende? Het kan toch niet zo zijn dat de Top600, de grootste criminelen die verantwoordelijk zijn voor high-impact crimes, als gevolg van hun wangedrag beloond worden met bijvoorbeeld kost en inwoning om ze te motiveren om zich beter aan te passen aan de samenleving? Dat kan toch ook niet de goede weg zijn, vraag ik aan de Minister.

Minister Van Weel:

Ik wil niet te diep duiken in de Top600, ook omdat ik er niet over ga en het niet mijn aanpak is. Het is zeker niet voor niets de Top600, dus misschien was recidive wel een te hoog streven voor deze groep. Je moet ook kijken naar welk doel je probeert te bereiken. Als je met preventie probeert te voorkomen dat mensen op het slechte pad gaan, is dat één ding. Je kunt met preventie ook voorkomen dat mensen in de ban komen van ondermijnende criminaliteit, dus afzakken van high-impact crimes naar georganiseerde criminaliteit. Je kunt ook proberen om mensen van de georganiseerde criminaliteit los te weken. Voor elk van die verschillende trajecten, die je allemaal tot op zekere hoogte preventief kunt noemen, is een andere aanpak nodig. Ik zou niet willen vooruitlopen op wat je voor de een wel en voor de ander niet doet. Het ligt er echt aan welk doel je daarmee voor ogen hebt.

Hoe registreren wij de criminaliteitscijfers, vroeg de heer Van Dijk. Hoe zit het met aangiftebereidheid en kloppen die cijfers wel? Ik ben het met de heer Van Dijk eens: criminaliteitscijfers moeten up-to-date en volledig zijn. We maken gebruik van diverse bronnen om te komen tot criminaliteitscijfers. Denk bijvoorbeeld aan politie-informatie, informatie van het CBS, de Veiligheidsmonitor, die ik al eerder noemde, en nog meer. In het halfjaarbericht politie informeer ik u ook altijd over deze cijfers. Het blijft moeilijk om zicht te krijgen op aangiftebereidheid, omdat het moeilijk is om van iemand die geen aangifte heeft gedaan te zeggen waarom die dat niet heeft gedaan, omdat we daar nou juist geen zicht op hebben. Vanuit mijn positie zeg ik: doe die aangifte in alle gevallen. Dat geeft ons uiteindelijk namelijk een beter zicht en helpt ons vervolgens bij de aanpak.

Dat had u nog een vraag over mensensmokkel, mensenhandel en de migratie over de Middellandse Zee. Die vraag moet ik helaas doorverwijzen naar mijn collega van Asiel en Migratie, die over het thema mensensmokkel gaat. Wat betreft mensenhandel zult u mij volgende week spreken in een debat met uw Kamer over mensenhandel en prostitutie, maar deze specifieke vraag over de migratieroute over de Middellandse Zee ligt echt op het terrein van de Minister van Asiel en Migratie.

Voorzitter. Dat brengt mij aan het eind van de vragen voor mij.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van de heer Van Dijk.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik had ook nog een vraag over de resultaten van de interventies die er zijn geweest voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit onder kwetsbare jongeren. Dat gaat over een Kamerbrief uit december 2023. Daarin staat dat er heel veel interventies en inspanningen zijn geweest om de kans op recidive van jongeren tussen 12 en 23 jaar te verkleinen. Daar zou een terugkoppeling op komen. Ik vroeg me af wanneer we die kunnen verwachten.

Minister Van Weel:

Dat nemen we mee in het halfjaarbericht. Dat is inderdaad een toezegging die gedaan is. We verwachten die resultaten aanstonds.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Minister. We hebben nog maar heel weinig tijd voor een tweede termijn, maar ik kan me wel voorstellen dat daar behoefte aan is. Die gaan we dan heel kort houden. Ik stel voor: één minuut per persoon. Dan is er net de ruimte om nog een vraag te stellen of een conclusie te trekken, net wat u wil. Maar beperk het alstublieft tot één minuut. Als u daar zes vragen in stopt, komen we ook niet meer toe aan de beantwoording, dus dat moet u natuurlijk zelf ook een beetje afwegen.

Dat gezegd hebbende is het woord aan mevrouw Helder van de BBB.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor alle antwoorden. Ik heb drie toezeggingen genoteerd, maar we zien dat halfjaarbericht dus met spanning tegemoet. Alle vragen zijn beantwoord en daarom beloon ik de Minister met toch nog een vraag.

Die gaat over het volgende. Ik had het in de eerste termijn over de forensische opsporing. Toen ging het over de drugsdumpingen. Nu wil ik die vraag stellen ten aanzien van de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden, de zogenoemde csv’s. Dan verwijs ik naar de positionpaper van de Nederlandse Politiebond; misschien heeft de Minister die al en anders kan ik die aan hem geven. Die heet Aanpak ondermijning en georganiseerde criminaliteit. In de opsporing worden namelijk vaak personen gezien die mogelijk een rol hebben in een csv en die ook steeds opduiken, maar de politie mag daar dan nog niks mee. Het zijn namelijk nog geen verdachten, het zijn betrokkenen. Het zou misschien heel goed zijn om daar zicht op te kunnen krijgen. DNA-onderzoek bij een verdachte ... Zo staat het in de wet. Dat moet ook zo blijven, maar concreet heb ik op dit punt de vraag aan de Minister of hij bereid is om in gesprek te gaan met de forensische opsporing over manieren om hun kennis en kunde in een bredere context, dus bij die csv’s, in te zetten voor de opsporing. Dan is dat niet naar aanleiding daarvan, maar eigenlijk meer gericht op identificatie. Mogelijk kan die wettelijke hobbel dan genomen worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Deze Minister wekt hoge verwachtingen. Wij gaan hem helpen om aan die verwachtingen te voldoen. Hij focust heel erg op internationale opsporing van drugscriminaliteit. Dat vind ik belangrijk, maar als je de wijken vergeet en niet investeert in lokale opsporing, is het vertrouwen weg, welke publiekscampagne je daar ook wel of niet voor initieert. De onderwereld raakt namelijk steeds meer verweven met de bovenwereld. Dat is gewoon een feit. Dat bereikt onze jongeren.

Ik heb in mijn betoog iets gezegd over het opkopen van woningen. De vraag waar ik geen antwoord op heb gehad, maar waar ik wel antwoord op wil, is: hoe kijkt de Minister ertegen aan dat recent door de politie is aangegeven dat er enorme hypotheekfraude door criminelen wordt gepleegd? Ten tweede is er de wens van gemeenten en corporaties om een opkoopfonds in het leven te roepen, opdat net als bij het mooie voorbeeld uit Tilburg dat de Minister net noemde, woningen kunnen worden opgekocht en voor de samenleving beschikbaar kunnen worden gesteld.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bruyning van NSC.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor zijn antwoorden. Hij heeft een heel mooie doorkijk gegeven en ik zie ernaar uit om te zien hoe dit vertaald gaat worden in het regeerakkoord. Ik hoop dat we datgene wat er gezegd is en wat de Minister heeft laten zien, kunnen terugzien in de vertaling van het regeerakkoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):

Ik dank de Minister voor zijn beantwoording en de toezeggingen. In de tweede termijn horen we nog meer over de risk assessment.

De voorzitter:

Mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank. Ook ik wil de Minister danken voor deze eerste bijdrage over dit belangrijke onderwerp. Op één punt ben ik echt ongelukkig, namelijk het informatie delen. Het was ongeveer het een-na-laatste antwoord in het kopje overig. In de visie van mijn fractie is informatie delen en het optimaliseren van informatiedeling juist hét punt. Daar moet je eigenlijk mee beginnen, want daar stokt het allemaal. De Wgs is er eindelijk gekomen, na allerlei gedoe van andere partijen hier die er anders over denken. We moeten nu al de Wgs 2.0 in de steigers zetten. Het is een continu proces om er met elkaar voor te zorgen dat partijen informatie kunnen delen. Bijvoorbeeld woningcorporaties willen een bijdrage leveren, evenals zorgkantoren en private organisaties, die wel degelijk een heel belangrijke bijdrage kunnen leveren. De Minister zegt dat er een goede analyse per thema nodig is. Ik wil dan graag die analyse per thema zo snel mogelijk hebben, ten minste voor de begroting van JenV.

Voorzitter. Mijn tweede, korte, vraag, waar ik geen antwoord op heb gekregen, is de wens van de RIEC’s om te worden ondersteund bij de financiële analyse, omdat er op financieel gebied belangrijk werk te doen is. Dat is heel specialistisch werk. Kan het Landelijk Bureau Bibob een rol vervullen voor de RIEC’s ten aanzien van de wens om ondersteund te worden bij een financiële analyse?

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Dijk ziet af van zijn tweede termijn.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

De heer Van Nispen niet, dus gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Dank. Ik richt mij in mijn tweede termijn opnieuw op de witteboordencriminaliteit. Waarom? Omdat we die niet moeten vergeten en omdat het een onmisbare schakel is, omdat vrijwel alle misdaad draait om geld. De getallen rond brievenbusfirma’s zijn duizelingwekkend. Het gaat om miljarden. Het gaat om enorm veel bedrijfjes die per stuk ook weer enorm veel bedrijfjes huisvesten, heel vaak met kwade intenties. De Minister heeft er natuurlijk al iets over gezegd. Maar uiterlijk juli 2027 een registratieplicht implementeren en een probleemverkenning naar het fenomeen doen: daar mag wat mij betreft echt wel een schepje bovenop. Volgens mij is dat heel hard nodig. Kijk naar wat er mogelijk is. Ik roep de Minister echt op om niet alleen een probleemverkenning te doen, maar om meteen met concrete voorstellen te komen. Volgens mij is er echt een offensief nodig tegen deze vormen van witteboordencriminaliteit en tegen het misdaadgeld.

Tot slot over de zelfonderzoeken. De voorganger van deze Minister noemde in de brief nadere regulering van zelfonderzoeken wenselijk, om een drempel weg te nemen voor bedrijven zodat ze dit vaker gaan doen. Er staat heel vaak in de brief dat dit kostbare capaciteit scheelt. Dat betekent dus dat het een stap terug is voor het openbaar ministerie, want anders scheelt het ook geen capaciteit. Dat toont volgens mij aan dat dit een onwenselijke gang van zaken is. Ik weet wel dat het OM met regelgeving komt, maar als de Minister dit zelf heeft gepropageerd, kunnen we nu niet meer zeggen dat wij er niet over gaan. Dus ik vind wel degelijk dat wij erover gaan. Ik wens daar dan ook een motie over in te dienen.

Daarmee rond ik mijn tweede termijn af.

De voorzitter:

Maar niet dan nadat er een interruptie is geweest van de heer Van Dijk. O, geen interruptie. Uw termijn is afgerond? Dan geef ik u de voorzittershamer terug voor de procedure.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Over het tweeminutendebat wilde ik zeggen dat mevrouw Mutluer volgens mij ook die wens had, maar daar kunnen we zo afrondend nog op terugkomen. Ik ben coulant, meneer Van Dijk. Als het één vraag is, mag u als laatste in de tweede termijn uw vraag stellen.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u wel, voorzitter, voor deze coulance. Ik zie net op de website van de Minister zelf dat bij zijn takenpakket staat, in ieder geval op de website: mensenhandel en prostitutie. Bij een apart bullet point staat: mensensmokkel. In dat licht vraag ik hem om, als hij naar Italië gaat, het probleem met mensensmokkel en ngo’s die zich daaraan schuldig kunnen maken aanhangig te maken. Mijn vraag is of hij dat wil doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Dan kijk ik naar de Minister of hij in staat is om direct te antwoorden. Dat is mooi. Gaat uw gang.

Minister Van Weel:

Dank, voorzitter. Nogmaals dank voor uw vragen, ook in de tweede termijn.

Mevrouw Helder had een vraag over de csv’s en over de mensen die daarbij misschien niet tot de hard core behoren, maar daaromheen zwerven. Ik wil daar in deze openbare setting niet al te veel over zeggen, behalve dat ik precies weet wat u bedoelt en dat daar aandacht voor is. Ik wil het daar op dit moment even bij laten, maar ik heb de boodschap duidelijk ontvangen.

Tegen mevrouw Mutluer zeg ik: ik deel uw zorgen over het opkopen en over de rol die vastgoed speelt in de ondermijnende criminaliteit. We moeten ons daar ook meer voor inzetten. Het bericht dat ik van de week zag, verbaasde me enerzijds wel. Anderzijds hoor je als je in de wijken spreekt met mensen die met ondermijnende criminaliteit te maken hebben dat zij dit ook zien gebeuren. Het is dus een onderbouwd gegeven. We moeten daar wat mee. Ik vond het bijvoorbeeld positief om te zien dat de bankensector hier ook op reageerde en daar actie op wil ondernemen. Ik kan dat niet alleen doen. Ik zal dat moeten doen met mijn collega’s, met name die van Financiën, maar ook die van Economische Zaken. En met die van VRO; die noemt u terecht. Ik ga met hen in overleg. Ik ga dat wel oppakken. Ik vind dit een belangrijk punt.

Dan de NRA en het KPMG-rapport. Ook daarin sta ik niet alleen. Ik zal samen met de Minister van Financiën tot een doorvertaling moeten komen naar de volgende NRA en hoe fijnmazig we die willen maken. Ik zeg u wel toe dat ik daar in de halfjaarbrief – daar is ie weer – op terug zal komen. Daar betrek ik ook het KPMG-rapport bij. Ik zorg dat ik voor die tijd heb overlegd met de Minister van Financiën over hoe wij daar samen in staan.

Het lid Michon vroeg naar de Wgs 2.0. Wellicht komt die er. Ik wil daar wel bij zeggen dat wetgeving niet altijd de oplossing is. Ik kom bijvoorbeeld in Rotterdam ook nu al gevallen tegen waarbij informatie niet wordt gedeeld en waarbij dat meer komt door cultuur of door een perceptie van «het mag niet» dan dat wetgeving daadwerkelijk in de weg staat. Heel veel van die dingen kun je al lokaal oplossen. Die gesprekken zal ik dus entameren. We gaan de Wgs monitoren. Waar knelpunten niet lokaal kunnen worden opgelost en wetgeving vereisen, gaan we die natuurlijk gewoon regelen.

De voorzitter:

Een korte interruptie nog, mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

We hebben het al heel veel over dit thema gehad, ook met uw voorganger. Het punt is nu juist ... Ik herken ook wat de Minister zegt. Er kan wellicht weleens meer. Maar daarom heeft de Kamer ook gevraagd: help ze dan, bijvoorbeeld met een handreiking vanuit een ministerie of het LIEC over wat er wel of niet kan. Waar zitten die knelpunten dan wel? Dat bedoel ik dus met die agenda. We horen allemaal dingen en omdat we die maar een beetje in het midden laten liggen, blijven die ook liggen. Ik wil graag weten waar het niet aan de orde is. Waar het wel aan de orde is en kan worden opgelost, wil ik graag weten hoe het kan worden opgelost. Is dat met een goed protocol of met wetgeving? Dat bedoel ik met «een agenda». We moeten dus vanuit de inhoud met elkaar transparant krijgen wat wel en niet mag. Wat mag moeten we natuurlijk ook gewoon toepassen. Is de Minister daartoe bereid? Ik vroeg hem ook wanneer we die analyse per thema krijgen, want ik wil daar gewoon graag meer inzicht in.

Minister Van Weel:

Dit is een neverending story. Dit is niet een agenda die we afwerken, waarna het allemaal geregeld is. We hebben continu te maken met nieuwe Ópese regelgeving, privacywetgeving, nieuwe instanties die opkomen en uitspraken door rechters. We hebben daar een taskforce op zitten die daar ook naar kijkt. Ik ben het zelf ook al tegengekomen. Over wat in de ene grote stad niet wordt gedaan, zegt de andere grote stad: o, jawel hoor, daar hebben we een methode voor gevonden. Via die taskforce stimuleren we dus heel graag dat dit soort dingen worden opgelost. Waar dat niet op een praktische manier kan en het in wetgeving moet worden vastgelegd, doen we dat ook. Ik stel voor om de bevindingen van die taskforce ook gewoon te rapporteren in het halfjaarbericht, zodat u een up-to-date beeld heeft van wat daar speelt op dat moment. Verder hoop ik dat de Wgs ook echt een verschil gaat maken, in ieder geval in de mindset van diensten wat betreft het delen van informatie. Dat scheelt namelijk al een heleboel.

De RIEC’s kunnen gebruikmaken van de financiële analyse van de Bibob. Daar kom ik ook op terug in het halfjaarbericht. We gaan daarnaar kijken. Ik kan dat nu niet zo snel beantwoorden.

Dan de heer Van Nispen: de brievenbusfirma’s. Ik hoorde net dat ik de Kamervragen heb beantwoord. Het lijkt mij ook bij uitstek een onderwerp om in het WGO over witwassen aan de orde te hebben, ook omdat daar de Minister van Financiën bij zit, die natuurlijk wel de eerstverantwoordelijke is op dit terrein. Ik wil overigens wel het beeld bestrijden dat alle brievenbusfirma’s, om ze zo maar te noemen, altijd een slechte intentie hebben. Ik heb er zelf eentje opgericht, kan ik u vertellen. Dat was het NATO Innovation Fund, dat hier in naam geregistreerd is. Er zijn ook een heleboel andere redenen waarom bedrijven kiezen om in Nederland domicilie te hebben, anders dan criminele intenties. Dat wil ik hier toch wel even bij zeggen. Ik zie mezelf toch niet als witteboordencrimineel. Maar ik weet dat u dat niet direct zei.

De heer Van Dijk ten slotte. Ik kan moeilijk mijn eigen website tegenspreken. Ik zal dat even moeten terugnemen. Mocht eruit blijken dat mensensmokkel onder mij valt, dan kom ik daarop terug, ook in mijn reizen naar Italië. En zo niet, dan zal ik de boodschap overbrengen naar mijn collega.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik mis alleen nog even de verdere beantwoording over de smart seals. De Minister zou erop terugkomen in de tweede termijn. Dat is nu uiteraard, dus ik wil graag de cliffhanger horen, als dat kan.

De voorzitter:

Goed. Dat hadden wij ook nog genoteerd, maar goed dat u daaraan nog herinnert.

Minister Van Weel:

Het is pas een cliffhanger als je er twee keer naar gevraagd moet worden, dus daar komt ie dan. Ik ben bang dat ie wel een beetje tegenvalt in de spanningsboog. Ten aanzien van de smart seals, goed dat u ons eraan herinnert: de Douane heeft een plan van aanpak en een projectcharter opgesteld voor de proof of concept smart seals. De Douane is bezig met het uitwerken van de specifieke scenario’s. Deze worden op korte termijn gestart.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de beantwoording van de Minister, en bijna een einde gekomen aan dit commissiedebat. Ik ga de toezeggingen nog met u doornemen, dus let u allen goed op. Als er ergens iets net niet goed geregistreerd is, dan hoor ik dat ofwel vanuit de Kamer ofwel van de Minister.

  • De eerste, naar aanleiding van vragen van mevrouw Bruyning. Voor het einde van het jaar informeert de Minister de Kamer over de invulling van de landelijke campagne inzake drugsgebruik.

  • Naar aanleiding van vragen van mevrouw Michon. In het eerste kwartaal 2025 ontvangt de Kamer een brief over de uitkomsten rioolmetingen.

  • Het wetsvoorstel inzake de kroongetuigenregeling zal eind 2024 in consultatie gaan. De Minister informeert de Kamer nog over de manier waarop de Kamer vroegtijdig met de Minister van gedachten zou kunnen wisselen hierover.

  • De vierde. De Minister komt in het najaar met een brief over de inzet op bewaken en beveiligen.

  • En dan een verzameltoezegging over de volgende voortgangsbrief over georganiseerde en ondermijnende criminaliteit: daarin informeert de Minister de Kamer over de voortgang van de monitor Preventie met Gezag; de jurisprudentie inzake artikel 138aa; de benodigde inzet op internationaal vlak, onder andere de politieliaisons; de National Risk Assessment en het KPMG-rapport, zulks naar aanleiding van een vraag van de heer Sneller; de rapportage over de bevindingen op het delen van informatie, naar aanleiding van mevrouw Michon; de ondersteuning bij financiële analyse, ook naar aanleiding van een vraag van mevrouw Michon.

Oké? Mevrouw Helder?

Mevrouw Helder (BBB):

Volgens mij zou in die brief ook nog komen dat deze winter ook wordt gekeken naar die «non conviction based confiscation»-wetgeving. In die voortgangsbrief aan de Kamer zou ook daarvan de stand van zaken worden doorgegeven.

De voorzitter:

Ja, dat klopt; er wordt geknikt. En wij herkennen die ook als zodanig, dus dat voegen we inderdaad nog toe. Mevrouw Michon?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik heb nog: reactie op de motie werkwijze poortwachters, die toeziet op de poortwachtersfunctie, voor het einde van het jaar. Ik weet niet of dat een aparte brief is, of dat dat in die halfjaarlijkse voortgangsrapportage komt. Ja, gewoon in dat dikke pakketje. Duidelijk.

De voorzitter:

Ja, in dat dikke pakket, dus die wordt ook in de voortgangsrapportage meegenomen. Dan kijk ik nog naar mevrouw Mutluer. U gaf mij te kennen voornemens te zijn een tweeminutendebat aan te vragen.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ja, maar u mag dat ook doen. Dat maakt mij niet uit, als we maar moties zouden kunnen indienen. Dus hierbij een aanvraag voor een tweeminutendebat.

De voorzitter:

Die wens bestaat bij mij ook. Ik ben van plan om dat te doen voor in ieder geval het zelfonderzoek van de bedrijven. Als mevrouw Mutluer richting de collega’s een tipje van de sluier op zou willen lichten over waar haar motie over gaat?

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Die gaat met name over het laatste onderdeel, de hypotheekfraude, waar ik het net over had, het opkopen van de woningen en de suggesties die wij hebben en die wij graag willen doen via een motie.

De voorzitter:

Dan wordt dit debat vervolgd in de plenaire zaal in de vorm van een tweeminutendebat, waarbij mevrouw Mutluer de eerste spreker zal zijn. Ik ga de Minister van Justitie en Veiligheid heel hartelijk bedanken voor zijn beantwoording, alsmede natuurlijk zijn ambtenaren en ondersteuning, alle ondersteuning hier aanwezig in de Kamer vandaag, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op een andere wijze hebben gevolgd. Dank voor uw aandacht. En dan wens ik u verder nog een hele fijne dag.

Sluiting 12.59 uur.

Naar boven