28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 739 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2024

Op 25 oktober jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer de door de Landsadvocaat gemaakte analyse gestuurd van de huidige wettelijke bevoegdheden om online aangejaagde openbare-ordeverstoringen tegen te gaan.1 Toegezegd is om een beleidsreactie te sturen als onderdeel van een bredere update over het handelingsperspectief inzake online aangejaagde openbare-ordeverstoringen.2 Met deze brief geven wij opvolging aan deze toezegging.

Onze maatschappij wordt geconfronteerd met online aangejaagde openbare-ordeverstoringen. We bedoelen hiermee (dreigende) fysieke verstoringen van de openbare orde, die online beginnen of online worden versterkt. Er is inmiddels enige ervaring opgedaan met dit fenomeen. De praktijk laat zien dat de aard van de online uitingen erg uiteenlopend is. Denk bijvoorbeeld aan online oproepen om in opstand te komen tijdens de avondklokrellen in coronatijd en de uit de hand gelopen weggeefactie in winkelcentrum Zuidplein in Rotterdam naar aanleiding van een online oproep van een YouTuber.3

In uw Kamer is op verschillende momenten gesproken over het handelingsperspectief voor burgemeesters, waarbij een aantal leden aandacht heeft gevraagd voor een (preventieve) bestuurlijke maatregel om op te treden tegen online uitingen.4 Wij nemen deze zorgen over de mogelijkheden om op treden tegen online aangejaagde openbare-ordeverstoringen serieus. Burgemeesters hebben hier een belangrijke, maar ook ingewikkelde taak. Online aangejaagde openbare-ordeverstoringen kunnen naar aard en inhoud uiteenlopen, wat betekent dat de inzet van interventies maatwerk vergt. Wij achten het belangrijk dat burgemeesters, de politie en het openbaar ministerie (OM) beschikken over en kennis hebben van handelingsperspectief ten aanzien van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen. Dit betreft zowel juridische als niet-juridische interventies.5

In deze brief (en in de bijlage) zetten we het handelingsperspectief uiteen aan de hand van de analyse van de Landsadvocaat naar de huidige wettelijke bevoegdheden om online aangejaagde openbare-ordeverstoringen tegen te gaan.6 Daarna gaan we in op andere acties die zijn uitgevoerd of nog worden uitgevoerd ten aanzien van (de versterking van) het handelingsperspectief.7 Hierbij wordt aandacht besteed aan (het verstevigen van) de informatiepositie van de politie en van gemeentebesturen en de verplichtingen voor internetplatforms op het gebied van contentmoderatie. Het overzicht in de bijlage geeft een nadere toelichting op deze acties en laat nog duidelijker zien welke interventies de overheid kan inzetten om online aangejaagde openbare-ordeverstoringen te voorkomen of te beheersen. Tot slot wordt ingegaan op het al dan niet creëren van een aanvullende bestuurlijke maatregel in de wet.8

Handelingsperspectief

De analyse van de Landsadvocaat van het huidig handelingsperspectief laat zien dat er verschillende strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en civielrechtelijke mogelijkheden zijn om op te treden tegen online gedrag. Cruciaal is om het handelingsperspectief te bezien in het licht van het relevante grond- en mensenrechtelijk kader. Binnen dit vraagstuk gaat het in ieder geval om artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 7 van de Grondwet (Gw) (het recht op vrijheid van meningsuiting).

Juridische interventies

Strafrechtelijk kan worden opgetreden wanneer online uitingen kunnen worden gekwalificeerd als opruiing (zoals het oproepen tot geweld), voorbereiding van openlijke geweldpleging, smaad, laster of uitlokking tot een strafbaar feit. Het is belangrijk dat de politie en het OM in staat zijn kennis te nemen van strafbare feiten, zodat ze waar mogelijk en wenselijk kunnen opsporen en vervolgen. Dit betekent niet per se dat de openbare-ordeverstoring kan worden voorkomen. Enerzijds heeft dit te maken met de snelheid en het gemak waarmee de informatie wordt gedeeld. Vervolging van een verspreider van strafbare uitingen betekent namelijk niet dat anderen de uitingen niet overnemen, verder delen of in andere bewoordingen verspreiden.9 Anderzijds kan onbekend zijn wie strafbare uitingen verspreidt. Vooral daar waar het gaat om gevallen waarin wordt opgeroepen tot geweld, met een specifieke tijd en locatie, is het belangrijk om te voorkomen dat deze uitingen een groot bereik krijgen. De officier van justitie kan internetplatforms daarom bevelen om bepaalde content te verwijderen, zelfs nog voordat er sprake is van een veroordeling.10 Daarnaast acht de Landsadvocaat verdedigbaar dat in bepaalde gevallen aan een verdachte of veroordeelde bijzondere voorwaarden worden opgelegd door de officier van justitie of de rechter die ertoe strekken dat niet (opnieuw) online mag worden opgeroepen tot strafbare feiten of anderszins onrechtmatige gedragingen of dat de verdachte of veroordeelde dit niet mag aanjagen.

Civielrechtelijk kan in bepaalde gevallen worden opgetreden tegen de verspreiding van onrechtmatige uitingen die leiden tot verstoring van de openbare orde. In deze gevallen kan de verspreider van de desbetreffende uitingen in rechte worden aangesproken. Deze interventie is bijvoorbeeld ingezet door de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.11 Ook bestaat de mogelijkheid om bijvoorbeeld een internetplatform civielrechtelijk aan te spreken vanwege onrechtmatige content op zijn platform, met als doel de content ontoegankelijk te maken. Deze laatste mogelijkheid zal vooral relevant zijn wanneer de identiteit van verspreiders van onrechtmatige content onbekend is of wanneer snelle verspreiding van onrechtmatige content moet worden tegengegaan.

De digitaledienstenverordening (Digital Services Act, DSA) kan hieraan een bijdrage leveren. Dit is een Europese verordening met onder andere tot doel de online veiligheid te vergroten, waardoor (digitale) grondrechten van burgers beter worden beschermd. De DSA biedt duidelijke kaders voor de rol en verplichtingen van internetplatforms en andere tussenhandeldiensten.12 In het geval van illegale of onrechtmatige content, zoals opruiing of laster, moeten tussenhandeldiensten deze content verwijderen of ontoegankelijk te maken zodra ze er daadwerkelijke kennis van hebben. Doen ze dat niet, dan riskeren ze aansprakelijkheid. De DSA schrijft voor dat er kennisgevings- en actiemechanismen moeten zijn waarmee gebruikers van die diensten de aanwezigheid van illegale of onrechtmatige inhoud kunnen melden zodat een internetplatform er daadwerkelijk kennis van krijgt.13 Tussenhandeldiensten moeten ook een contactpersoon voor autoriteiten aanwijzen. Dat moet eraan bijdragen dat autoriteiten makkelijker contact kunnen leggen met online platformen en hostingdiensten. Bijvoorbeeld om opruiing, voorbereiding van openlijke geweldpleging, uitlokking tot een strafbaar feit en andere illegale inhoud bij hen te melden. De toezichthouder op deze verplichtingen in Nederland is de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM en toezichthouders in andere lidstaten kunnen bij niet-naleving van deze verplichtingen boetes en andere sanctiemaatregelen opleggen aan tussenhandeldiensten die daar zijn gevestigd.

Het bestuursrecht kent geen specifieke bevoegdheden om op te treden tegen online uitingen. Er zijn wel algemene bevoegdheden. Deze kunnen allereerst betrekking hebben op de fysieke wereld, waarbij de gevolgen van online gedrag worden tegengegaan, bijvoorbeeld via een gebiedsverbod, noodverordening of veiligheidsrisicogebied. De Landsadvocaat voorziet dat in het geval van (een ernstige vrees voor) ernstige wanordelijkheden, mogelijk een noodbevel kan worden ingezet tegen online uitingen die deze wanordelijkheden aanjagen.14 In dat geval moet de online uiting, gelet op de context, specifieke situatie en beschikbare informatie, reden geven om ernstig te vrezen voor zulke wanordelijkheden. Het gaat dan om situaties waarin op basis van informatie ernstige wanordelijkheden ernstig zijn te vrezen vanwege een gedane uiting, bijvoorbeeld een oproep tot rellen. Het optreden op basis van een noodbevel is in die zin preventief, dat het na de gedane uiting wordt opgelegd, maar voordat de wanordelijkheden op straat zijn ontstaan. Het noodbevel mag daarbij niet in strijd zijn met het preventieve censuurverbod uit artikel 7, derde lid, Gw. Het is niet te zeggen wat de concrete grenzen zijn voor de toepassing van een noodbevel in een dergelijk geval. Mogelijk kan er ook een toekomstige, soortgelijke, uiting mee voorkomen worden, bij ernstige vrees voor het ontstaan van wanordelijkheden. Dat is casusafhankelijk en daarvoor is ook geen of nagenoeg geen jurisprudentie voorhanden.

Informatiepositie

Om te bepalen welke interventie het meest geschikt is om een online aangejaagde openbare-ordeverstoring te voorkomen dan wel te beheersen, is het van belang dat online uitingen die qua aard relevant zijn binnen deze context, tijdig worden gesignaleerd. Dit is niet alleen van belang om online in te kunnen grijpen, maar ook om in de fysieke wereld adequaat te kunnen optreden.15 Daarbij is een belangrijke taak weggelegd voor de politie, die onder gezag van de officier van justitie respectievelijk de burgemeester, de strafrechtelijke rechtsorde respectievelijk de openbare orde handhaaft in de fysieke wereld. De politie moet zoveel mogelijk in staat zijn haar taak goed uit te voeren. Strafrechtelijk zijn er opsporingsbevoegdheden en daarbij horen dus ook bevoegdheden die passen bij de manier waarop openbare-ordeverstoringen tot stand komen in een wereld waar het gebruik van communicatietechnologie kan leiden tot openbare-ordeverstoringen in de fysieke wereld.16 Daarom is het Ministerie van Justitie en Veiligheid in gesprek met de politie en burgemeesters over potentiële nieuwe politiebevoegdheden in het kader van de handhaving van de openbare orde.17 De Tweede Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de laatste stand van zaken van dit traject. Daarnaast is het van belang dat gemeenten – met ondersteuning van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten – de in oktober 2023 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gepubliceerde handreiking en het juridisch kader ten aanzien van online onderzoek door gemeenten in het kader van handhaving van de openbare orde en veiligheid in de praktijk toepassen.18

Ondersteuning praktijk

Om gemeenten, de politie en het openbaar ministerie verder te ondersteunen bij de juiste en effectieve toepassing van de mogelijke interventies, heeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid diverse instrumenten ontwikkeld. Zo maakt het barrièremodel inzichtelijk welke gelegenheden, signalen en partijen een rol spelen bij online aangejaagde openbare-ordeverstoringen. Het model laat vervolgens zien welke juridische en niet-juridische interventies ingezet kunnen worden door deze partijen om op te treden tegen online uitingen. De barrières uit het model richten zich op de online wereld en zijn daarmee een aanvulling op de fysieke interventies die bij (dreigende) verstoringen van de openbare orde ingezet kunnen worden. De kracht van het model is dat het een palet aan mogelijkheden laat zien. Denk bijvoorbeeld aan een strafrechtelijke interventie of de inzet van communicatiemiddelen vanuit de gemeente.19 Het barrièremodel en andere instrumenten van het CCV (zoals beschreven in de bijlage) worden actief onder de aandacht van de partners gebracht, omdat kennisuitwisseling essentieel is en bijdraagt aan een versterking van de samenwerking tussen partners op dit terrein.

Aanvullende wettelijke bevoegdheid

Een aantal burgemeesters20 heeft gevraagd om een aanvullende wettelijke bevoegdheid waarmee kan worden opgetreden tegen online uitingen die kunnen leiden tot een openbare-ordeverstoring.21 Ook Kamerleden hebben hier in verschillende commissiedebatten en via schriftelijke vragen aandacht voor gevraagd.22 Dit kwam ook aan bod tijdens het dertigledendebat van 24 januari jl. waarbij de leden Helder en Van der Plas een motie hebben ingediend (en aangehouden) die de regering verzoekt deze wettelijke grondslag in de Gemeentewet te creëren voor burgemeesters.23 Zoals hierboven is opgenomen (en uit de bijlage bij deze brief blijkt) zijn er diverse wegen te bewandelen wanneer na een online uiting uit (politie)informatie blijkt dat er ernstige vrees is voor ernstige wanordelijkheden in de fysieke ruimte, zoals het noodbevel (artikel 175 van de Gemeentewet). De motie vatten we daarom op als een verzoek om uit te kijken naar een aanvúllende bestuursrechtelijke mogelijkheid voor burgemeesters om op te treden.

Zeker gelet op de uiteenlopende voorbeelden van het fenomeen en het onvoorspelbare verloop daarvan, begrijpen wij de behoefte om op te kunnen treden tegen online oproepen die leiden tot zulke verstoringen. Het is immers de burgemeester die is belast met de handhaving van de openbare orde. Het waarmaken van die verantwoordelijkheid wordt bemoeilijkt door online ontwikkelingen.24

Het verbieden van uitingen, zowel online als in de fysieke wereld, raakt de vrijheid van meningsuiting. Dit is een fundamenteel recht binnen onze democratische rechtsstaat. Artikel 7 Gw bepaalt daarin de kaders en welke beperkingen eventueel mogen worden aangebracht. Hieruit volgt dat niemand voorafgaand verlof (toestemming) nodig heeft uitingen te doen, ongeacht de inhoud. Zoals de Landsadvocaat in de analyse aangeeft, betekent dit dat ingrijpen vóórdat de uiting is gedaan (of voordat kenbaar is wat de uiting zal inhouden), vanwege de inhoud van de uiting, niet is toegestaan. De Grondwet staat het creëren van een preventieve bestuurlijke maatregel – gericht op de inhoud van een uiting – daarom niet toe. Artikel 7, derde lid, Gw biedt wel enige ruimte voor de overheid om reactief op te treden vanwege de inhoud van een uiting, mits dit gebeurt op basis van een voldoende wettelijke grondslag in een wet in formele zin. Gelet op het belang en de functie van de uitingsvrijheid, moet hier terughoudend mee worden omgegaan. In het advies van de Landsadvocaat zijn hiervan ook diverse uitwerkingen te zien, zoals de voornoemde strafbaarstellingen. De toepassing hiervan is steeds met waarborgen omkleed, zoals rechterlijke toetsing. Voor wat betreft het maken van een aanvullende wettelijke grondslag die burgemeesters de mogelijkheid zou geven om op te treden tegen online uitingen, zien wij, mede gelet op deze bestaande mogelijkheden, geen reden. Ook een dergelijke regeling zou volgens het EVRM en de Grondwet waarborgen moeten bevatten die vergelijkbaar zouden zijn met bestaande instrumenten.25

Het is maar de vraag of een aanvullende bevoegdheid in de praktijk effectiever zal zijn dan de bestaande instrumenten. Het opleggen van een verbod om bepaalde uitingen te doen (of te herhalen), voorkomt niet dat derden de uitingen overnemen (al dan niet in andere bewoordingen) of verder verspreiden. Daarbij wordt de handhaving van een dergelijke maatregel bemoeilijkt, onder meer vanwege de «grootte» van het internet, buitenlandse internetplatforms en het gebruik van schuilnamen. Wanneer de maatregel niet effectief kan zijn, is een inbreuk op een grondrecht ook niet te rechtvaardigen.26 Een aanvullende bevoegdheid zou mogelijke bezwaren ten aanzien van de snelheid of de effectiviteit van de bestaande mogelijkheden ook niet kunnen opheffen.

Verder achten wij de wens om een dergelijke bevoegdheid bij de burgemeester te beleggen begrijpelijk, maar gelet op de rolverdeling toch onwenselijk. Hoewel de burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde, geldt die taak uitsluitend binnen de eigen gemeentegrenzen. Dat zou bij online aangejaagde openbare-ordeverstoringen, die zich bij uitstek snel kunnen verplaatsen en vaak ook gemeentegrensoverschrijdend zijn, een effectieve handhaving kunnen beperken. Dit betekent namelijk dat meerdere burgemeesters bevoegd zijn voor het deel dat hun eigen gemeente aangaat, wat vraagt om coördinatie van regelgeving en handhaving.27

Zoals blijkt, zijn er naast niet-juridische maatregelen volgens de Landsadvocaat ten slotte juridische mogelijkheden om online aangejaagde openbare-ordeverstoringen tegen te gaan. Straf-, civiel- en bestuursrechtelijk zijn er wegen om te bewandelen in reactie op een online uiting. Ook om die uiting te beëindigen, de gevolgen ervan te voorkomen of beperken of herhaling ervan tegen te gaan. Gelet hierop ontraden wij de motie-Helder/Van der Plas waarin wordt verzocht een wettelijke grondslag in de Gemeentewet te creëren voor een preventieve bestuurlijke maatregel. Wel achten we het van belang om in gesprek te blijven met burgemeesters om te kijken hoe we hen nog beter kunnen ondersteunen bij het benutten van het bestaande handelingsperspectief. Er zijn immers burgemeesters die aangeven in de praktijk vast te lopen, terwijl er afhankelijk van het geval verschillende (juridische) mogelijkheden kunnen zijn. Hierbij denken wij in ieder geval aan een betere kennisdeling over het handelingsperspectief en versterking van de samenwerking tussen partners op dit terrein.

Resumé

Bij het tegengaan van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen lijkt het laveren tussen chaos en censuur, zoals recent vanuit de wetenschap treffend is opgemerkt.28 We staan daarbij niet met lege handen en zowel burgemeesters, als het OM en de politie hebben daarin een taak. De analyse van de Landsadvocaat laat zien dat er juridische interventies zijn om op te treden tegen online uitingen. Dat er mogelijkheden voorhanden zijn, wil niet zeggen dat de problematiek hiermee makkelijk is opgelost. Fundamenteel blijft de afweging tussen het tegengaan van openbare-ordeverstoringen en de vrijheid van meningsuiting. Verstrekkende bevoegdheden zouden in strijd komen met de Grondwet.

De strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en civielrechtelijke mogelijkheden om op te treden tegen online uitingen kunnen betrekking hebben op personen, maar bijvoorbeeld ook op internetplatforms waarmee het verspreiden van strafbare of onrechtmatige content kan worden verspreid. Daarnaast moet de effectiviteit van niet-juridische interventies niet worden onderschat. Het is belangrijk dat de interventies worden toegepast en dat kennis hierover wordt gedeeld. Uiteraard blijven wij in verbinding met de praktijk en met inachtneming van de benodigde zorgvuldigheid kijken wij op welke wijze het instrumentarium en de toepassing ervan kan worden versterkt. In dit kader wordt onder andere gekeken naar de informatiepositie van de politie en een eventuele uitbreiding van online politiebevoegdheden in het kader van de handhaving van de openbare orde. Bij deze verkenning worden burgemeesters betrokken.

Burgemeesters hebben binnen dit vraagstuk een belangrijke en ingewikkelde taak. We hebben begrip voor de behoefte aan een duidelijk handelingsperspectief. In de bijlage bij deze brief gaan we nader in op de verschillende acties die zijn uitgevoerd of nog worden uitgevoerd ten aanzien van (de versterking van) het handelingsperspectief. De gevraagde wettelijke bevoegdheid verhoudt zich niet goed met de Grondwet en stuit onzes inziens ook op genoemde praktische en territoriale bezwaren. Een aanvullende bestuurlijke bevoegdheid om achteraf op te treden tegen online uitingen die openbare-ordeverstoringen aanjagen, achten wij evenmin aan de orde. Strafrechtelijk optreden levert een effectieve bijdrage aan het voorkomen van de ordeverstoringen waarmee burgemeesters geconfronteerd worden.

Daarbij blijft het van belang om via verschillende gremia met elkaar in gesprek te blijven over deze maatschappelijke opgave en passende mogelijkheden voor burgemeesters en andere betrokken actoren om te gaan met het fenomeen van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen. Deze brief en het overzicht in de bijlage kunnen hierbij als basis dienen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24 28 684, nr. 732.

X Noot
2

Uw Kamer is op 5 juli jl. geïnformeerd over de uitvoering van deze acties (Kamerstukken II 2023/24, 28 684, nr. 726).

X Noot
3

Andere voorbeelden zijn de online verspreiding van complottheorieën met gevolgen op een begraafplaats in Bodegraven-Reeuwijk en de drillrapscene in Amsterdam waar online wordt opgeroepen tot het gebruik van geweld richting rivaliserende groepen.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1489; Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nrs. 1379 en 1938; Kamerstukken II 2022/23, 26 643, nr. 918; Kamerstukken II 2022/23, 28 479, nr. 89; Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 773; Kamerstukken II 2023/24, 29 911, nr. 428; Kamerstukken II 2023/24, 29 754, nr. 709 en Handelingen II 2023/24, nr. 33, item 8.

X Noot
5

Voorbeelden van niet-juridische interventies zijn een gerichte communicatiestrategie vanuit de gemeente, het sturen van een waarschuwingsbrief vanuit de burgemeester aan degenen die online opriepen tot rellen en het voeren van een stopgesprek door de politie.

X Noot
6

Kamerstukken II 2023/24, 28 684, nr. 732.

X Noot
7

Uw Kamer is op 5 juli jl. geïnformeerd over de uitvoering van deze acties (Kamerstukken II 2023/24, 28 684, nr. 726).

X Noot
8

Een aantal burgemeesters en Kamerleden noemt dit ook wel een online gebiedsverbod of digitaal gebiedsverbod. Deze begrippen sluiten niet goed aan bij de kern van de gewenste maatregel. Het gaat immers niet om een verbod om aanwezig te zijn op een online platform (dat overigens geen gebied is), maar eerder om een verbod op het plaatsen van specifieke uitingen op het internet.

X Noot
9

In de analyse van de Landsadvocaat wordt dit benoemd bij civielrechtelijke mogelijkheden, maar dit is logischerwijs ook aan de orde bij andere juridische interventies.

X Noot
10

De officier van justitie kan op grond van artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering, na machtiging van de rechter-commissaris, een bevel uitvaardigen richting internetplatforms om bepaalde strafbare content ontoegankelijk te maken, voor zover dit noodzakelijk is ter beëindiging of voorkoming van strafbare feiten. Voor de inzet van deze bevoegdheid is vereist dat een verdenking bestaat van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

X Noot
11

De voorzieningenrechter legde in deze casus een aantal personen een verbod op om onrechtmatige uitingen te doen en droeg deze personen ook op om gedane onrechtmatige uitingen van sociale media te verwijderen. Deze personen waren verantwoordelijk voor berichten waarin de gemeente Bodegraven-Reeuwijk onjuist in verband werd gebracht met satanisch-rituele kindermoorden.

X Noot
12

De term tussenhandeldienst wordt gebruikt binnen de DSA en betreft zowel internetplatforms (zoals Facebook) als hostingdiensten (zoals websites).

X Noot
13

De DSA biedt organisaties daarnaast de mogelijkheid om de status van trusted flagger aan te vragen bij een toezichthouder op de DSA (specifieker: de digitaledienstencoördinator). Meldingen van illegale content door trusted flaggers moeten op grond van de DSA «prioritair en onverwijld» worden behandeld.

X Noot
14

De burgemeester van Amsterdam heeft onlangs een noodbevel opgelegd aan een lid van een rapgroep vanwege online bedreigingen richting leden van een rivaliserende rapgroep.

X Noot
15

Een voorbeeld hiervan is een casus uit de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De burgemeester stelde daar in 2021 een noodverordening in rond een begraafplaats, nadat er online complottheorieën werden verspreid over personen die daar begraven lagen, met als doel om de openbare orde te bewaren.

X Noot
16

Het Team Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) houdt zich bezig met de handhaving van de openbare orde.

X Noot
17

Kamerstukken II 2022/23, 29 628, nr. 1174 en Kamerstukken II 2023/24, 29 628, nr. 1193.

X Noot
18

Kamerstukken II 2023/24, 32 761, nr. 287.

X Noot
19

M.A.D.W. de Jong, «De aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen. Laveren tussen chaos en censuur», NJB 2024, p. 515, die ook bespreekt dat het gemeentebestuur dicht bij de burger staat en snel contact kan leggen. Daarbij haalt zij onderzoeken aan waaruit blijkt dat escalatie wordt tegengegaan door mensen te waarschuwen voor of te wijzen op de gevolgen van opruiend gedrag of van hun uitingen, die men zich vaak niet realiseert.

X Noot
20

Uit eerdere onderzoeken komt ook naar voren dat er burgemeesters zijn die zich liever niet bezighouden met het laten verwijderen van online content, vanwege de zorg dat dit hun verbindende rol als burgemeester aantast, escalerend werkt en omdat het op gespannen voet staat met de vrijheid van meningsuiting. Zie hiervoor de bijlage onder 4.1.

X Noot
21

Zie o.a. de position papers van de G4 en G40 voor het rondetafelgesprek online gebiedsverbod van 11 april 2023. In verband met het ontbreken van een verslag van het rondetafelgesprek, zijn de stukken hier te raadplegen.

X Noot
22

Verwijzingen hiernaar zijn opgenomen in voetnoot 4.

X Noot
23

Handelingen II 2023/24, nr. 33, item 8 en Kamerstukken II 2023/24, 29 628, nr. 1200.

X Noot
24

Daarbij speelt dat burgemeesters over hun bestuurlijk optreden verantwoording afleggen richting de gemeenteraad en worden aangesproken door inwoners.

X Noot
25

Vgl. Kamerstukken II 2017/18, 29 614, nr. 76, p. 12.

X Noot
26

Idem, p. 13.

X Noot
27

M.A.D.W. de Jong, «De aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen. Laveren tussen chaos en censuur», NJB 2024, p. 514–515.

X Noot
28

M.A.D.W. de Jong, «De aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen. Laveren tussen chaos en censuur», NJB 2024, p. 509 e.v.

Naar boven