29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 419 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2017

Deze brief kijkt terug op de voortgang van de integrale aanpak jihadisme in de afgelopen paar maanden en kijkt, op basis van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 44, vooruit naar ontwikkelingen in beleid. Als bijlage bieden wij u een schematische rapportage aan over de voortgang van de uitvoering van de integrale aanpak jihadisme (bijlage 1)1. Verder informeren wij u over de stand van zaken van de openstaande moties en toezeggingen (bijlage 2)2. Het DTN44 wordt gelijktijdig aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 29 754, nr. 418).

De jihadistische dreiging vormt nog altijd de voornaamste terroristische dreiging. Europa blijft een doelwit voor jihadistische groeperingen als ISIS en Al Qa’ida. Doordat ISIS militair onder druk staat, kan Nederland geconfronteerd worden met een (druppelsgewijze) toename van potentieel gevaarlijke terugkeerders. Het is dan ook realistisch om te stellen dat Nederland kan worden geconfronteerd met een aanslag, ook al zijn hier momenteel geen concrete aanwijzingen voor. Dit komt overeen met het huidige dreigingsniveau 4.

De integrale aanpak jihadisme vormt het beleidsmatige antwoord op de geconstateerde dreiging. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten, opsporingsdiensten en lokale partners uit het casusoverleg, waaronder de gemeentes als regiehouder, werken nauw samen om potentiële uitreizigers, terugkeerders en andere personen waar een dreiging van uit kan gaan te signaleren, een risico-inschatting te maken en gerichte maatregelen te treffen. Het contraterrorismebeleid en de operationele praktijk worden doorlopend tegen het licht gehouden en aangescherpt waar nodig.

Ook in (grootschalige) hulpverlening na een terroristische aanslag is geïnvesteerd. Zo zijn de (operationele) overleggen tussen multidisciplinaire partners, zoals politie, brandweer en ambulancezorg, in het kader van terrorismegevolgbestrijding geïntensiveerd.

Terugkeerders: minderjarigen

De aanwezigheid van Nederlandse kinderen in jihadistisch strijdgebied en hun mogelijke terugkeer naar Nederland is belangrijk punt van zorg. Dit schetst de publicatie «Minderjarigen bij ISIS» van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), die tegelijk met deze brief aan uw Kamer wordt aangeboden (bijlage bij Kamerstuk 29 754, nr. 418). Deze kinderen zijn allereerst te beschouwen als slachtoffer van ISIS. Zij zijn waarschijnlijk blootgesteld aan geweld. Hoewel geen enkele minderjarige hetzelfde is of hetzelfde heeft meegemaakt, moeten we ervan uitgaan dat het leven daar ernstige gevolgen kan hebben voor de verdere ontwikkeling van deze minderjarigen. Daarom wordt bij terugkeer per minderjarige bekeken welke zorg, veiligheidsmaatregelen en welke interventies passend zijn. Dit is, net als bij volwassenen, altijd maatwerk. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) bekijkt of al sprake is van hulpverlening aan de minderjarige en besluit indien nodig tot het instellen van een raadsonderzoek. Tegelijkertijd stellen zorg- en veiligheidspartners in een multidisciplinair casusoverleg een behandelplan op dat de veilige ontwikkeling van het kind waarborgt en eventuele veiligheidsrisico’s tegengaat. Met de school waar het kind wordt geplaatst wordt overlegd hoe het onderwijs het best vorm kan krijgen en wat de school aan ondersteuning nodig heeft. In het casusoverleg, waar de RvdK onderdeel van uit maakt, worden tevens afspraken gemaakt over opvang en de eventuele noodzaak tot een kinderbeschermingsmaatregel. Er komt een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam dat het lokale casusoverleg in deze situaties ondersteunt. In dat team zijn specialistische zorgaanbieders vertegenwoordigd die als dat nodig is passende hulp kunnen bieden. Dit team adviseert ook over onderwijs. In dit landelijk specialistisch zorgaanbod is expertise samengebracht op het gebied van radicalisering, jeugdhulp en psychotrauma en complexe trauma’s.

Naast adequate zorg en onderwijs wordt in het casusoverleg ook een inschatting gemaakt van de dreiging die uit kan gaan van de minderjarige. In uitzonderlijke gevallen kan het OM een minderjarige vervolgen. Een minderjarige kan namelijk vanaf de leeftijd van 12 jaar volgens het jeugdstrafrecht worden vervolgd. Vanaf 16 jaar kan vervolgd worden op basis van het reguliere strafrecht.

Terugkeerders: financiele steun

Het DTN vermeldt dat westerse landen rekening houden met terugkeer van jihadisten die daarbij financiëel worden gesteund. Dit benadrukt het belang van een goed inzicht in financiële stromen van en naar uitgereisden. Bij de FIU is in 2016 het aantal geregistreerde geldtransacties dat mogelijk een link heeft met terrorisme gestegen. FIU-Nederland heeft geïnvesteerd in het vergroten van kennis over dit onderwerp bij meldende instanties. Deze verdachte transacties worden door FIU-Nederland ter beschikking gesteld aan de (bijzondere) opsporingsdiensten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarnaast worden binnen het FEC3-project Terrorismefinanciering financiële netwerken in kaart gebracht die in verband kunnen worden gebracht met terrorisme. Zo kunnen passende preventieve en repressieve maatregelen genomen worden (bestuurlijk, strafrechtelijk of anderszins).

Op basis van inzichten die in samenwerking met (groot-)banken zijn opgedaan binnen het Platform Terrorismefinanciering, verstrekt FIU-Nederland bij wijze van pilot gegevens van vermoedelijke jihadisten aan bepaalde financiële instellingen. Doel van de pilot is dat de betrokken financiele instellingen beter in staat zijn risicotransacties te duiden. Hiertoe is een tijdelijke machtiging opgesteld op basis van de Wet ter voorkoming witwassen en terrorisme (Wwft) en de Wet Politiegegevens (Wpg). De pilot wordt zorgvuldig gemonitord en na verloop van tijd geëvalueerd.

Er is voorts ingezet op het bevriezen van tegoeden van Nederlandse jihadistische strijders en het strafbaar stellen van hun financiering. Deze bevriezingsmaatregel is in de afgelopen periode op meer dan honderd personen toegepast en zal naar verwachting in de komende periode ook intensief worden toegepast. De lijst van personen op wie de maatregel wordt toegepast, wordt gedeeld binnen de Europese Unie om te voorkomen dat «bevroren» personen niet elders in Europa een bankrekening kunnen openen en zo alsnog betrokken kunnen zijn bij de financiering van terrorisme.

Nieuwe wetgeving

Het juridisch instrumentarium op het terrein van terrorismebestrijding is aangevuld. Het wetsvoorstel tot het stopzetten van uitkeringen, toeslagen en studiefinanciering is op 20 december 2016 door de Eerste Kamer aangenomen (Handelingen I 2016/17, nr. 13, item 17). Op 1 maart zijn de aanpassing van de Paspoortwet, de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Kamerstuk 34 356 (R2064)) en de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding in werking getreden (Kamerstuk 34 359). Met de inwerking treding van deze wetten is het wetgevingsprogramma uit de integrale aanpak jihadisme nagenoeg voltooid. Het laatste wetsvoorstel betreft de omzetting van de PNR richtlijn4. Dit wetsvoorstel is momenteel in consultatie en wordt naar verwachting in de zomer 2017 aan de TK verzonden. Het wetsvoorstel dat ziet op het verlengen van voorlopige hechtenis en de strafbaarstelling van verblijf in een terroristisch strijdgebied ligt nu bij de Raad van State. Het kabinet heeft verzocht om een spoedig advies. De consultatieperiode voor het PNR wetsvoorstel is afgerond, de adviezen worden momenteel verwerkt en het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens wordt spoedig uitgebracht.

Tot slot is ook de gemoderniseerde Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten op 14 februari jl. aangenomen door uw Kamer (Handelingen II 2016/17, nr. 52, item 25). In 2016 zijn flinke stappen gezet in de ontwikkeling van de wetgeving. Dit jaar ligt de nadruk op het waar nodig inzetten van deze nieuwe bevoegdheden.

Asielinstroom

Nederlandse partners in de vreemdelingenketen zijn alert op mogelijke signalen van jihadisten in de asielinstroom. Zij geven signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar vormt voor de nationale veiligheid door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie. Deze signalen worden onderzocht en waar nodig worden er maatregelen getroffen. Op 31 januari jl is het onderzoek van de Inspectie voor Veiligheid en Justitie (hierna: Inspectie) naar de opvolging van signalen uit het asielproces naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 19 637, nr. 2277). Op de conclusies en aanbevelingen van de Inspectie is geïnvesteerd. Zo is een landelijk regieoverleg radicalisering vreemdelingenketen opgericht onder voorzitterschap van de NCTV. Betrokken partners zijn AIVD, politie, KMar, IND (mede namens COA en DT&V) en OM. In dit multidisciplinaire overleg duiden de partners gezamelijk signalen van radicalisering in de vreemdelingenketen. Het regieoverleg is inmiddels enkele keren bijeen gekomen5.

Modus operandi

Uit het DTN blijkt dat de overloop tussen criminele en terroristische netwerken zorgen baart. Om hier goed onderzoek naar te kunnen doen hebben de politie, het OM en de NCTV contacten met Britse counterparts over de aanpak en hebben zij verdere samenwerking geïdentificeerd met betrekking tot de overlap tussen terroristische- en andere criminele netwerken in de verwerving van illegale vuurwapens en de aanpak daarvan.

Drones worden steeds veelvuldiger gebruikt en de technologische ontwikkelingen zijn de afgelopen jaren in hoog tempo gegaan. Deze ontwikkelingen worden op de voet gevolgd en ketenpartners werken aan het (door)ontwikkelen van beleid en het creëren van awareness. Ook wordt de ontwikkeling van en kennisdeling over tegenmaatregelen met betrekking tot detectie, identificatie en neutralisatie van drones gestimuleerd en worden innovatietrajecten ondersteund. Er wordt gewerkt aan een multidisciplinair protocol voor operationele partners hoe te reageren bij incidenten met drones. Tot slot wordt er op internationaal niveau structureel samengewerkt op dit onderwerp door informatie en best practices te delen.

Reisbewegingen

Het detecteren van jihadistische reisbewegingen blijft onverminderd van belang, zoals ook uit het DTN blijkt. Daarin staat bijvoorbeeld dat ISIS aanslagplegers door of via Nederland reisden en contacten onderhielden in ons land. Om detectie van reisbewegingen te vergemakkelijken heeft Nederland met 19 partners (Europese lidstaten, Europol en de VS) een voorstel ingediend aan de Europese Commissie om tussen passagiersinformatie-eenheden in verschillende landen in »real- time» veilig informatie over reisbewegingen uit te kunnen wisselen, met strikte waarborgen voor de gegevensbescherming.

Nederland voert samen met Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk een impactanalyse uit over het gebruik van passagiersgegevens van hogesnelheidstreinen (Thalys en Eurostar). Ook nationaal is een verkenning opgestart voor het gebruik van passagiersgegevens van internationale vervoerders (trein, bus- en maritiem), de vervoerssector en reizigersorganisaties.

Momenteel wordt gewerkt aan het mogelijk maken van het tijdelijk ophouden van een persoon bij een signalering voor informatievergaring binnen Schengen en aan de buitengrenzen van Schengen. Het gaat dan om langer ophouden dan bij een onopvallende controle. Als een persoon langer opgehouden kan worden, is er meer tijd om adequaat te kunnen bepalen welke vervolgacties mogelijk zijn. Omdat hiervoor een wijziging in het Schengen Informatie Systeem (SIS) nodig is, wordt deze actie meegenomen in het onlangs door de Europese Commissie gepubliceerde SIS wetsvoorstel.

Links- en rechts-extremisme

Het DTN rept over de voedingsbodem voor geweld uit rechts-extremistische hoek. Daarnaast wordt er melding gemaakt van een groeiende groep anti-racisme extremisten die optrekken met klassieke extreemlinkse actiegroepen. De persoonsgerichte aanpak is eveneens toepasbaar op links- en rechts-extremistische casuïstiek. Ook hier wordt een mix van repressieve en preventieve maatregelen ingezet. Als er redelijk vermoeden is dat een strafbaar feit is gepleegd, bestaat de mogelijkheid een strafrechtelijk onderzoek te starten. Verdachten van een terroristisch misdrijf verblijven in voorlopige hechtenis op een terroristenafdeling. Degenen die veroordeeld zijn voor een terroristisch misdrijf worden eveneens op een terroristenafdeling gedetineerd. Het aantal gemeenten dat is getraind om links- en rechts extremisme te herkennen en signaleren, zal in de komende maanden verder worden uitgebreid. Daarbij wordt ook bezien of het trainingsaanbod en het instrumentarium waaruit gemeenten kunnen putten voor hun lokale aanpak van extremisme moeten worden uitgebreid.

Extreemrechts gemotiveerde ernstige geweldsdreiging komt volgens het DTN vooral uit de hoek van (ongekende) gewelddadige eenlingen. Het Team Dreigingsmanagement (TDM) van de Landelijke eenheid van de politie heeft als doelstelling om dreiging te verminderen die uit kan gaan van een Potentieel Gewelddadige Eenling (PGE). TDM hanteert meerdere risicotaxatie-instrumenten afhankelijk van de aard van de dreiging en duidt zo het risico dat van een PGE uitgaat en biedt daarbij handelingsperspectief voor zowel de veiligheids- als de welzijn- en zorgpartners. TDM heeft daarnaast een landelijke adviesfunctie op het gebied van PGE en doet onderzoek naar de aanpak van PGE.

Tegengaan Radicalisering

In het DTN wordt aangegeven dat de Nederlandse maatschappij momenteel wordt gekenmerkt door polarisatie tussen verschillende groepen in de samenleving. Dit kan dreigingsverhogend werken. Gevoelens van uitsluiting en zorgen die leven onder verschillende groepen worden uitvergroot door extremistische groepen. De afgelopen periode zijn verschillende initiatieven ondersteund die zich richten op het verbinden van mensen en het stimuleren van maatschappelijk debat en tegengeluid. Zo worden lastig bespreekbare onderwerpen in de klas ondersteund met initiatieven zoals het project Newsroom, waarin frustratie en wantrouwen ten aanzien van de media onderwerp van gesprek is, en het ondersteunen van «Jihad de voorstelling». Tot en met april 2017 zullen minimaal 30.000 leerlingen deze voorstelling hebben gezien en besproken. Het fonds om alternatieve boodschappen tegen radicalisering en spanningen te stimuleren is sinds begin van dit jaar ondergebracht bij het Prins Bernhard Cultuurfonds. Dit fonds stimuleert de productie en verspreiding van verhalen en versterkt op die manier de weerbaarheid en verbindt groepen.

Zoals toegezegd door de ambtsvoorganger van de Minister van Veiligheid en Justitie tijdens het Algemeen Overleg van 24 november jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 409) is er nadrukkelijk aandacht voor het weerbaar maken van meisjes tegen radicalisering. Hiertoe is bijgedragen aan de voorstelling NADIA met aansluitende workshop in de klas die ingaat op radicalisering vanuit het perspectief van een meisje. NADIA speelt vanaf januari dit jaar in ten minste 80 klassen van het voortgezet onderwijs. Ook is aan kwetsbare islamitische meisjes van 13 tot 25 jaar een training beschikbaar gesteld om ze handelingsbekwaam te maken tegen de invloeden van radicalisering.

Internationale context

De afgelopen periode is op bilateraal en op EU niveau verder geïnvesteerd in samenwerking met risicolanden. Zo zijn de Nederlandse ambassades in Turkije en Jordanië versterkt met specialistische expertise. Daarnaast heeft Nederland in 2016 ruim EUR 10 mln geïnvesteerd in de ontwikkeling van contraterrorismebeleid en de ondersteuning van preventieve maatregelen tegen radicalisering in bijvoorbeeld Tunesië, Libië, Kenia, Nigeria en de Filipijnen. Zo is in samenwerking met de NCTV en de gemeente Gouda een training Countering Violent Extremism verzorgd voor het kantoor van de Nationale Veiligheidsadviseur in Nigeria, is met Interpol een workshop georganiseerd gericht op het in kaart brengen van de overloop tussen terrorisme en georganiseerde misdaad in de regio Zuidoost Azië. De uitwisseling van jongerenwerkers tussen Tunesië en de gemeente Delft is gefaciliteerd en er is onderzoek naar de motivaties en profielen van jihadistische strijders uit Tunesië gefinancierd. In aanvulling hierop investeert de Europese Unie nadrukkelijk in samenwerking met derde landen in de strijd tegen terrorisme. Zo voert de EU met diverse landen in het Midden-Oosten contra-terrorisme dialogen.

Als co-voorzitter van het Global Counterterrorism Forum (GCTF) zet Nederland internationaal in op multilaterale samenwerking. Het GCTF richt zich o.a. op capaciteitsversterking van de justitiesector in bijvoorbeeld de Sahel, Midden Oosten en Noord Afrika en het opzetten van nationale actieplannen tegen gewelddadig extremisme. Het GCTF heeft in de afgelopen jaren een groot aantal documenten (memoranda, handboeken en actieplannen) ontwikkeld waarin «good practices» en aanbevelingen zijn ontwikkeld, bijvoorbeeld over hoe om te gaan met personen die terugkeren uit het strijdgebied. Nederland zet zich er als co-voorzitter voor in dat deze documenten door overheden en eerstelijnmedewerkers worden gebruikt in hun aanpak van radicalisering en terrorisme. In het GCTF wordt komende periode bijzondere aandacht geschonken aan de ontwikkeling van beleid ten behoeve van de bescherming van openbare gelegenheden (zgn soft targets), strategische communicatie en, op initiatief van Nederland, aanpak van de relatie tussen (georganiseerde) criminaliteit en terrorisme.

Slot

Extremisme en terrorisme horen niet thuis in de Nederlandse samenleving. Binnen de grenzen van onze rechtstaat doen we er alles aan om personen die aanzetten tot geweld of geweld plegen op te sporen en te berechten. Schendingen van onze gedeelde waarden van de universele mensenrechten, gelijkheid voor de wet, democratie en deelname aan de maatschappij moeten worden bestreden.

Terrorismebestrijding is een zaak van lange adem. De terroristische dreiging is complexer dan enkele jaren geleden en we worden geconfronteerd met nieuwe ontwikkelingen. De uitdaging voor de komende periode is daar op te blijven anticiperen en alle organisaties die bij terrorismebestrijding betrokken zijn in staat te stellen zich voortdurend aan te passen om onze maatschappij en democratie tegen extremisme en terrorisme te beschermen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Het Financieel Expertise Centrum (FEC) is een samenwerkingsverband tussen autoriteiten met een toezicht-, controle-, vervolgings- of opsporingstaak in de financiële sector en is opgericht om de integriteit van deze sector te versterken.

X Noot
4

De EU PNR-richtlijn 2016/681 verplicht EU lidstaten te regelen dat reserverings- en check-in gegevens (PNR) van luchtvaartmaatschappijen worden verstrekt aan een passagiers informatie-eenheid.

X Noot
5

Hiermee wordt voldaan aan de toezegging uw Kamer te informeren over de ontwikkeling van dit regieoverleg, zoals toegezegd tijdens het debat over de screening van asielzoekers van 1 februari 2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 47, item 7).

Naar boven