19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2277 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2017

Wij zenden u hierbij de resultaten toe van het door de Inspectie Veiligheid en Justitie (hierna: de Inspectie) uitgevoerde onderzoek naar de opvolging van signalen uit het asielproces1. Hiermee geven wij tevens een gevolg aan de brieven van 18 mei 2016 (Kamerstuk 19 637, nr. 2187), 21 december 2016 (Kamerstuk 19 637, nr. 2272), 17 januari 2017 (Kamerstuk 19 637, nr. 2273) en 31 januari 2017 (Kamerstuk 19 637, nr. 2276).

Inleiding

Hoewel vluchtelingen doorgaans juist zelf op de vlucht zijn voor jihadisme en terrorisme, is niet uit te sluiten dat vreemdelingen met verkeerde intenties misbruik maken van de vluchtelingenstroom. Het kabinet is er alles aan gelegen signalen die hierop duiden zo snel mogelijk op te vangen.

Daarom zijn er het afgelopen anderhalf jaar op ons verzoek diverse onderzoeken uitgevoerd naar de verschillende onderdelen van de vreemdelingen- en nationale veiligheidsketen. Zo deed het WODC gedurende de periode januari 2016 tot en met september 2016 onderzoek naar jihadisme in de vreemdelingenketen. Het WODC concludeerde dat in de uitvoeringpraktijk geen grote knelpunten blijken te bestaan in de signalering van jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken in de vreemdelingenketen.2 Het WODC-rapport geeft aan dat het onderkennen van signalen over nationale veiligheid, jihadisme en ronselpraktijken tussen de vreemdelingenketen en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is geborgd.

De Inspectie voerde in de maanden augustus tot en met september 2016 een onderzoek uit naar het Identificatie-en registratieproces (hierna: IenR-proces) dat door de politie en de Koninklijke Marechaussee (hierna KMar), wordt uitgevoerd, waarin ze concludeert dat de kwaliteitsborging van het identificatieproces op orde is en dat het proces zorgvuldig wordt uitgevoerd. Dit zijn belangrijke stappen voorwaarts.

De rapporten dragen bij aan meer zicht op de werking en daarmee de verbetermogelijkheden van de processen. Op basis van die rapporten hebben we tal van verbeteringen doorgevoerd en ook de aanbevelingen uit dit rapport grijpen we aan om verdere verbeteringen aan te brengen.

Conclusies onderzoek opvolging signalen

De Inspectie komt in haar rapport tot de volgende eindconclusie:

De Inspectie concludeert dat binnen de politie, de KMar, de IND en het COA de meldstructuur om harde en zachte signalen door te geven aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten op orde is. Zachte signalen die – na interne weging – niet door deze organisaties via de meldstructuur worden doorgegeven, worden vervolgens onderling slechts in beperkte mate gedeeld.

De Inspectie concludeert op basis van de beschikbaar gestelde informatie ten aanzien van de algemene en de gerichte controle van de asielinstroom uit 2015, dat deze conform de gegeven opdracht, de gestelde kaders en binnen de beschikbare mogelijkheden, zijn uitgevoerd. Volgens de betrokken diensten gaven de signalen na onderzoek geen aanleiding tot verder feitelijke opvolging.

Aanbevelingen

De Inspectie doet in haar rapport de volgende aanbevelingen:

  • Zorg voor verdere ontwikkeling van de uitwisseling van zachte signalen tussen de politie, KMar, IND en COA.

  • Versterk het lerend vermogen van de politie, de KMar, de IND en het COA door het opstellen van gezamenlijke analyses van signalen van mensensmokkel, mensenhandel en terrorisme.

  • Zorg waar nodig voor verdere verbetering van de onderlinge afstemming en samenhang tussen de diverse samenwerkingsverbanden die zich bezig houden met de bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel en terrorisme.

Reactie op de aanbevelingen

Wij nemen de aanbevelingen over en brengen samen met de betrokken partners de volgende verbeteringen aan.

Op grond van het WODC-onderzoek en het eerdere Inspectierapport, concludeerden wij dat er verbeteringen mogelijk zijn in de informatie-uitwisseling tussen de uitvoeringsorganisaties, over zowel casuïstiek als trends. Daarom hebben wij besloten tot oprichting van een landelijk regieoverleg radicalisering in de vreemdelingenketen, onder voorzitterschap van de NCTV. Dit overleg is op 27 januari jl. voor het eerst bij elkaar gekomen. Aan dit overleg nemen deel: NCTV, AIVD, politie, KMar, IND (mede namens COA en DT&V) en OM.

In dit landelijke regieoverleg wordt op basis van zachte signalen een multidisciplinair beeld gecreëerd van personen die mogelijk radicaliseren of geradicaliseerd zijn. Het landelijke regieoverleg biedt de mogelijkheid om signalen te bundelen en gezamenlijk te duiden. Op basis van dit beeld handelen de betrokken organisaties vanuit hun eigen verantwoordelijkheid. Signalen komen dus bij de juiste experts en organisaties terecht. De AIVD deelt uitsluitend informatie middels een ambtsbericht aan de partners om hen zo in staat te stellen te handelen, maar ondersteunt bij de duiding van trends en signalen.

Alle betrokken organisaties kunnen vreemdelingen ter bespreking aanmelden in elke fase van de asielprocedure. In het landelijke regieoverleg worden vreemdelingen zo lang als nodig periodiek besproken. De aanpak is nog in ontwikkeling; het is belangrijk dat de werkwijze continu doorontwikkeld wordt. Het landelijke regieoverleg draagt daarmee ook bij aan het lerend vermogen van de betrokken partners.

Belangrijk is dat het landelijke regieoverleg niet op zichzelf staat, maar een versterking is van de huidige aanpak en de verbinding legt met de bestaande lokale aanpak. Die verbinding zal de komende tijd nader uitgewerkt worden.

Zoals aangekondigd in de brief van 17 januari (Kamerstuk 19 637, nr. 2273), zijn we daarnaast voornemens het mogelijk te maken dat bepaalde asielzoekers op verzoek van politie of KMar langer dan tot nu toe beschikbaar gehouden kunnen worden voor uitgebreider nader onderzoek. Op deze manier wordt tijd gecreëerd voor de inzet van benodigde specialismen. Om hier verder invulling aan te geven bespreek ik met de betrokken uitvoerende organisaties welke middelen en maatregelen zij daarvoor nodig hebben. Welke maatregel gepast is, zal afhangen van de individuele situatie. Gedacht kan worden aan een gebiedsgebod (art. 56 Vw.) of – in uitzonderlijke gevallen – vreemdelingendetentie.

Reactie op overige punten

Bagage

De Inspectie geeft aan dat het in praktijk voorkomt dat het langer dan 24 uur duurt voordat een asielzoeker in de ID-straat door de politie wordt geïdentificeerd. In de tussenliggende periode worden de bagage en de gegevensdragers van de asielzoekers niet gecontroleerd op mogelijke signalen en hebben de asielzoekers vrij toegang tot hun bagage, aldus de Inspectie.

De bestaande procedure is dat bij alle vreemdelingen die zich melden in de wachtruimte in Ter Apel 24/7 een bagagecheck ten behoeve van de veiligheid wordt uitgevoerd. De bagage wordt van de vreemdeling gescheiden en in een aparte afgesloten ruimte opgeslagen. Indien de vreemdeling bij zijn bagage wil, kan dat enkel en alleen onder begeleiding van een medewerker in de wachtruimte. Wij zullen de procedure nogmaals bij alle betrokkenen onder de aandacht brengen, opdat afwijking hiervan tot een minimum beperkt blijft.

Checklists

De Inspectie merkt op dat de checklists die de politie en de KMar in de ID-straten voor signalering gebruiken te summier worden ingevuld.

Naar aanleiding van dit Inspectierapport hebben wij de organisaties direct gevraagd hier verbetering in aan te brengen.

Het verstrekken van voldoende informatie is een voortdurend punt van aandacht. In de reactie op het WODC-onderzoek hebben we aangegeven te zullen onderzoeken in hoeverre verdere uitwisseling van op de checklists (ook wel NVIK-lijsten genoemd waarbij NVIK staat voor Nationaal Vreemdelingen Informatie Knooppunt) opgenomen informatie wenselijk, doelmatig en juridisch mogelijk is.

Signalen afkomstig uit de COA-locaties

De Inspectie vermeldt dat respondenten van het COA in Ter Apel aangeven zelf weinig signalen van overige betrokken organisaties te ontvangen, waardoor het COA niet weet of zij extra aandacht aan een specifieke asielzoeker zou moeten besteden.

Dit punt hebben wij op basis van de eerdere onderzoeken onderkend en mede hiertoe is het landelijke regieoverleg ingericht.

Tot slot

Zoals gemeld, zullen we de aanbevelingen overnemen en uitvoeren. Betrokken organisaties zien daar zelf op toe en wij zullen hen daarbij ondersteunen.

Wij hechten eraan te benadrukken dat een garantie dat de asielprocedure gevrijwaard blijft van misbruik, door wie dan ook, niet te geven is. Ongeacht investeringen in mankracht, maatregelen en andere middelen. Desondanks zijn onze inspanningen en die van alle partners erop gericht het risico van misbruik zo klein mogelijk te maken en misbruik waar mogelijk te onderkennen en te voorkomen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Brief 14 november 2016, Kamerstuk 29 754, nr. 407

Naar boven