27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Y BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 oktober 2019

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 14 juni 2019 over de samenhang Nederlandse inspanningen snelle reactiemachten en missies en operaties tot en met 2021 (Tweede Kamerstuk 29 521, nr. 381) heeft het kabinet besloten om het mandaat voor de Nederlandse bijdragen aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak te verlengen tot en met 31 december 2021, met een jaarlijks ijkmoment om ontwikkelingen en behoeftes op de grond in acht te nemen.

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet en met verwijzing naar de eerdere artikel 100-brieven ter zake1 informeren wij u hierbij over de nadere invulling van deze Nederlandse bijdrage. Deze zal zich militair gezien beperken tot (continuering van) de bestaande bijdrage aan de anti-ISIS coalitie in Irak. Mede in het licht van de huidige situatie in Syrië en de separate correspondentie en contactmomenten daarover met de Tweede Kamer concentreert deze brief zich derhalve op de geïntegreerde Nederlandse (veiligheids)inzet in Irak en de daarbij horende weging van politieke en humanitaire ontwikkelingen. Concreet zal de Nederlandse personele bijdrage in missies in Irak in 2020 en 2021 uit de volgende elementen bestaan:

  • Anti-ISIS coalitie: om de veiligheidssector te versterken zet Nederland de trainingsinzet in de Koerdistan Autonome Regio (Noord-Irak) en Bagdad in de anti-ISIS coalitie met ongeveer 60 militairen voort. Daarnaast blijft Nederland met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorzien in een behoefte in het doelontwikkelingsproces van de Coalitie in Irak. Tevens wordt de bijdrage van liaison- en stafofficieren aan diverse hoofdkwartieren van de anti-ISIS coalitie gecontinueerd.

  • NAVO-missie in Irak (NMI): Nederland zal de bijdrage aan NMI continueren door een proportionele bijdrage te leveren tot ongeveer 20 militairen en civiele experts.

  • Hervorming Koerdische veiligheidssector: Nederland ondersteunt door middel van de plaatsing van een militair adviseur en een civiel adviseur bij het Ministry of Peshmerga Affairs (MOPA) bij de capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de KAR. Voorts continueert Nederland de plaatsing van een stafofficier bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de anti-ISIS coalitie.

  • EU Advisory Mission (EUAM): Nederland zal aan EUAM blijven bijdragen met maximaal drie personen.

De Nederlandse personele bijdragen van militairen en civiele experts maken deel uit van de geïntegreerde Nederlandse inzet, die gericht is op versterking van de veiligheid en stabiliteit van Irak, inclusief de KAR2. Daarbij wordt parallel ingezet op het ontwikkelings- en politieke spoor.

Zoals per brief op 21 juni jl. 2019 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 651) aan de Tweede Kamer is gemeld, heeft de VS in mei dit jaar in het kader van de bredere strijd tegen ISIS aan een dertigtal bondgenoten, waaronder Nederland, om een bijdrage verzocht aan een veiligheidsmechanisme voor Noordoost-Syrië. Als gevolg van de recente ontwikkelingen in Syrië is het onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanvullende Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS in een ander daglicht komen te staan. Hierbij geldt dat de situatie in Syrië momenteel zeer volatiel is. De Tweede Kamer is over de laatste ontwikkelingen geïnformeerd per brief van 15 oktober jl. (Tweede Kamerstuk 32 623, nr. 273) en zal op een later moment worden geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek n.a.v. het Amerikaanse verzoek.

Gronden voor deelname

De gronden voor deelname aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100-brieven van 11 september 2017 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 612) en 14 september 2018 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 637, 14 september 2018) zijn onverminderd van toepassing. Hoewel ISIS op 23 maart in Syrië territoriaal werd verslagen is de dreiging die uitgaat van ISIS nog niet verdwenen. Daarmee vormt ISIS nog steeds een bedreiging voor de stabiliteit van de bredere regio en een oorzaak van instabiliteit aan de grenzen van Europa. De Nederlandse inzet blijft erop gericht om in Irak, in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde, een bijdrage te leveren aan het beschermen van de burgerbevolking en aan het voorkomen van verder oplopende spanningen.

Politieke ontwikkelingen Irak

Bijna twee jaar na het territoriaal verslaan van ISIS is de veiligheidssituatie in Irak nog altijd fragiel. De Iraakse strijdkrachten blijven strijd leveren tegen ondergrondse ISIS-cellen. Er zijn nog 1,6 miljoen ontheemden die niet terug naar huis kunnen of willen en er zijn grote investeringen nodig voor de wederopbouw van de bevrijde gebieden en voor het verbeteren van de basisvoorzieningen in het hele land. De bevolking van Irak ziet onvoldoende positieve vooruitgang na het territoriaal verslaan van ISIS eind 2017, hetgeen de voorbije weken mede heeft geleid tot grootschalige demonstraties en vervolgens hard ingrijpen van de Iraaks autoriteiten

Er zal nog veel gedaan moeten worden aan verzoening tussen verschillende bevolkingsgroepen in Irak. De sektarische retoriek is weliswaar afgenomen en op lokaal niveau spelen sektarische scheidslijnen een minder grote rol dan enkele jaren geleden, maar er blijven zorgen bestaan over de situatie van onder andere de familieleden van vermeende ISIS-strijders. Het straffen van leden van soennitische gemeenschappen voor de daden van ISIS zonder onderscheid en zonder een eerlijk proces kan leiden tot hernieuwde grieven en kan een voedingsbron vormen voor hernieuwde radicalisering. Ook de positie van kwetsbare minderheden zoals jezidi’s en christenen blijft zorgelijk. Daarnaast zitten na de territoriale overwinning op ISIS in Syrië in maart jl. grote groepen Iraakse ISIS-strijders vast in kampen in Noordoost-Syrië waarvan Irak repatriëring voorbereidt.

Meer dan een jaar na de verkiezingen van 12 mei 2018 zijn inmiddels vrijwel alle regeringsposten in Bagdad inmiddels vervuld. De nieuwe regering heeft aangegeven de volgende prioriteiten te hebben: economische hervormingen, goed bestuur, het verbeteren van de relatie met de regering in Bagdad en het versterken van diplomatieke relaties.

De relatie tussen de regering in Bagdad en de regionale regering in Erbil is op dit moment beter dan zij in lange tijd is geweest. Er blijft echter onenigheid bestaan over de status van de betwiste gebieden, hetgeen onder andere de terugkeer van ontheemden naar hun huizen belemmert. Ook is de veiligheidssituatie in de betwiste gebieden precair. Tussen de door de Iraakse strijdkrachten (ISF) gecontroleerde gebieden en de door de Koerdische strijdkrachten (KSF) gecontroleerde gebieden is een machtsvacuüm ontstaan. Deze situatie wordt uitgebuit door ISIS-cellen die zich in deze gebieden hergroeperen en (kleinschalige) aanslagen uitvoeren.

Er is op 1 juli jl. door premier Abdel Mehdi een decreet uitgevaardigd waarmee hij aangeeft de Popular Mobilisation Forces (PMF) verder te willen integreren met de Iraakse strijdkrachten. Ondanks de positieve geluiden van enkele invloedrijke PMF-commandanten bij afkondiging van het decreet, is echter nog maar de vraag in hoeverre het decreet daadwerkelijk en betekenisvol zal worden geïmplementeerd, gezien de gevestigde belangen van de spelers op wie het decreet betrekking heeft.

De regionale spanningen tussen Iran aan de ene kant en de VS, Saudi-Arabië en Israël aan de andere kant spelen een grote rol in Irak. Bovenop deze spanningen komen de Turkse bombardementen op PKK(gerelateerde)-doelen en de regelmatige Iraanse bombardementen gericht op Iraans-Koerdische oppositie in Noord-Irak. Daarnaast heeft Turkije in Noord-Irak een beperkte militaire aanwezigheid. Irak probeert nog altijd buiten het conflict te blijven en is er vooral op gebrand dat het Iraakse grondgebied niet opnieuw een regionaal strijdtoneel wordt. Hoewel op het moment van schrijven nog geen directe gevolgen worden ondervonden van de Turkse operatie in Noordoost-Syrië bestaan er ook aan Iraakse zijde zorgen over de invloed van de ontstane situatie op de regionale stabiliteit.

Over de situatie in Syrië als geheel, en met name als gevolg van de Turkse operatie in Noordoost-Syrië, is en wordt de Tweede Kamer langs andere wegen geïnformeerd.

Mandaat

De rechtsgrond voor optreden van Nederlandse militairen in Irak is ongewijzigd het verzoek tot militaire steun van Irak. Het mandaat voor de NAVO-missie, waaraan Nederland zoals gemeld in de Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Tweede Kamerstuk 29 521, nr. 363, 15 juni 2018) een bijdrage levert, wordt gevormd door het schriftelijke verzoek van de Iraakse regering aan de NAVO om steun bij het versterken van de Iraakse veiligheidssector.

Deelnemende landen

De internationale Coalitie tegen ISIS onder leiding van de Verenigde Staten bestaat uit 81 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire) bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken er ongeveer 30 deel uit van de militaire Coalitie.

Invloed

Zoals beschreven in de eerdere artikel 100-brieven heeft Nederland op verschillende niveaus via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners. De meest betrokken landen van de Coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig in kleiner verband bijeen om de strategie voor de verschillende sporen van de Coalitie-inzet te bepalen. Dit gebeurt op ministerieel, militair of hoogambtelijk niveau. Nederlandse liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren van de Coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie.

Als lid van de NAVO oefent Nederland invloed uit op de vorm en uitvoering van de NAVO-missie in Irak. Vanwege een aantal strategische detacheringen, zoals de positie van Senior Civilian (de hoogste civiele functionaris binnen NMI, jaarlijks roterend met het VK) en de Civilian Assistant to the Commander (civiel adviseur van de commandant) heeft Nederland relatief veel invloed op de koers van NMI en een goede informatiepositie.

Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor Irak en tevens hoofd van de VN-missie in Irak (UNAMI), Jeanine Hennis-Plasschaert, zal ook in 2020 deze rol blijven vervullen. Hoewel invulling van deze functie door mw. Hennis- Plasschaert geen onderdeel is van de brede veiligheidsinzet van het Kabinet in Irak geeft ze Nederland extra profiel en een bijzondere informatiepositie. Als Speciaal Vertegenwoordiger heeft Hennis-Plasschaert de leiding over de activiteiten van de Verenigde Naties in Irak en zorgt zij voor de politieke en operationele sturing van de missie. UNAMI ondersteunt de Iraakse regering met het voeren van een politieke dialoog en verzoeningen. Daarnaast ondersteunt UNAMI het houden van verkiezingen, implementatie van de Iraakse Grondwet, het bieden van (humanitaire) hulp en het werk van het VN-onderzoeksmechanisme voor de misdaden van ISIS.

Militaire aspecten

Haalbaarheid

Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 18 april 2019 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 651) bevindt de strijd tegen ISIS zich sinds augustus 2017 in fase 3 van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie (na fase 1 degrade, fase 2 dismantle nu fase 3 defeat). Hierin staat het stabiliseren van de veroverde gebieden en het voorkomen van een terugkeer van ISIS in Syrië en Irak centraal. Na de voltooiing van deze fase volgt de laatste fase van het militaire campagneplan, gericht op normalisering van de situatie. Nog onduidelijk is hoe de Turkse operatie in Noordoost-Syrië (op termijn) van invloed zal zijn op het algehele militaire campagneplan van de Coalitie. Voor de Nederlandse militaire bijdrage aan de Anti-ISIS Coalitie zoals in deze brief omschreven geldt dat deze zich op Irak concentreert.

Op het moment dat fase 4 wordt afgekondigd wordt ook de definitieve bijbehorende behoeftestelling van de Coalitie duidelijk die past bij het nieuwe strategische concept van normalisering. Afkondiging van fase 4 zal naar verwachting leiden tot verdere verschuiving van de Coalitie-inzet richting Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw (bestaande uit een civiele en militaire component). Mogelijk zullen elementen van deze verschuiving al in fase 3 worden geïmplementeerd. De huidige Nederlandse personele bijdrage is al vrijwel volledig hierop gericht.

Een nieuwe behoeftestelling kan gevolgen hebben voor de huidige Nederlandse inzet zoals beschreven in de voorliggende artikel-100 brief. Het is daarbij voor het kabinet in ieder geval van belang een goede balans te houden in de inzet in Irak op federaal niveau en in de Koerdistan Autonome Regio (KAR). De Eerste en Tweede Kamer zullen over eventuele wijzigingen in inzet nader worden geïnformeerd.

Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie

Trainingsmissie

In samenwerking met partnerlanden van de Coalitie verzorgen Nederlandse trainers vanuit Erbil trainingen aan Koerdische strijdkrachten in Noord-Irak, als onderdeel van de Capacity Building Mission Iraq (CBMI). De trainingen worden uitgevoerd op verzoek van het Ministry of Peshmerga Affairs (MOPA) en gecoördineerd vanuit het Kurdish Training Coordination Center (KTCC).

Gelet op de ontwikkelingen in Irak, de voortgang van de strijd tegen ISIS en de veranderde behoefte van de Coalitie op de grond, wordt de Nederlandse trainersinzet in 2020 en 2021 voortgezet en voortdurend geoptimaliseerd. Dit geldt ook voor de verschuiving van gevechtstraining naar cursussen in het kader van capaciteitsopbouw. De Nederlandse trainingen richten zich hierbij in toenemende mate op cursussen aan bataljonsstaven, leiderschapstrainingen en instructeurscursussen (train-the-trainer). In de training wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. Met deze verschuiving naar capaciteitsopbouw wordt het effect van de Nederlandse bijdrage duurzamer, daar het bijdraagt aan een Koerdische veiligheidssector waarin de Koerdische strijdkrachten uiteindelijk zelf in staat zullen zijn om trainingen aan het eigen personeel te verzorgen. De Nederlandse trainersbijdrage blijft bestaan uit maximaal 50 militairen.

In Bagdad verzorgt een detachement Special Operations Forces (SOF) trainingen aan Iraakse Special Forces. Vanaf 1 februari 2019 is het detachement begonnen met het overdragen van deze cursussen aan de Iraakse eenheden. Deze overdracht is nu gereed, waarmee Nederland zich in 2020 en 2021 samen met de coalitiepartners verenigd in het Special Operations Training Command-Iraq (SOTC-I), kan richten op het verzorgen van cursussen op een meer gevorderd niveau.

TSC en PED-capaciteit

Nederland kan met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorzien in een behoefte aan het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde inlichtingeninformatie. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de Coalitie. Bovendien vergroot de inzet de kennisopbouw van de luchtmacht in strategisch belangrijke nichecapaciteiten. Voor beide bijdragen geldt dat Nederland een van de weinige landen is die deze specifieke capaciteit kan leveren om de operatie te ondersteunen. De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en opereert vanaf vliegbasis Volkel, de PED-capaciteit wordt verzorgd door ongeveer 45 militairen in ploegendienst vanaf vliegbasis Leeuwarden.

Er is sprake van een blijvende behoefte aan deze capaciteiten ten behoeve van het doelontwikkelingsproces van de luchtcampagne van de Coalitie in Irak. De inzet van TSC en PED-capaciteit zal daarom in 2020 en 2021 worden voortgezet, of zolang als hier binnen de Coalitie behoefte aan blijft bestaan.

Bevelstructuur

Voor de operatie maakt de Coalitie gebruik van Amerikaanse commandovoeringsstructuren. Derhalve is het Amerikaanse hoofdkwartier CENTCOM verantwoordelijk voor coördinatie van de militaire bijdragen van de verschillende coalitiepartners. De algehele leiding is in handen van het Combined Joint Task Force (CJTF-)hoofdkwartier in Bagdad, met een ondersteunend hoofdkwartier in Koeweit. Ook het trainingscentrum in Erbil valt direct onder CJTF. In de operationele hoofdkwartieren zijn stafmedewerkers en liaisonofficieren van coalitiepartners geplaatst. Nederland is daar vertegenwoordigd en heeft zo invloed op de besluitvorming en inzet van de (eigen) middelen.

Medisch

Op alle (trainings)locaties wordt voorzien in afdoende medische verzorging door eigen, multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en een sluitende medische afvoerketen zijn uitgangspunten in de planning van alle operaties.

(Na)zorg

Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing. Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen. De verlenging van de inzet leidt niet tot een inbreuk op de uitzendbescherming van militairen.

Risico’s

De risico’s voor de Nederlandse militairen in Irak komen onder meer voort uit ISIS-acties met indirect vuur, IED’s, zelfmoordaanslagen en onbemande vliegende systemen. In de KAR hebben de Koerdische veiligheidstroepen een grote mate van controle over de veiligheidssituatie. De Nederlandse militairen maken voor hun beveiliging gebruik van de Force Protection eenheden van de Coalitie en van de NAVO-missie.

Door de terreur- en gruweldaden van ISIS tegen zowel de burgerbevolking als de Iraakse strijdkrachten hebben zich gevoelens van wraak en vergelding ontwikkeld in de Iraakse samenleving. Daar moeten Nederlandse militairen rekening mee houden bij het trainen van Iraakse eenheden.

Door de regionale spanningen tussen Iran aan de ene kant en de VS, Saudi-Arabië en Israël aan de andere kant, en door onderhuidse spanningen tussen Iraakse actoren is het mogelijk dat buitenlandse eenheden in Irak ongewild betrokken raken bij conflicten die daaruit voortkomen. Bovendien staan verschillende milities wantrouwend tegenover een grootschalige westerse militaire presentie in Irak. Hoewel westerse militairen worden gedoogd, kan dit veranderen wanneer het beeld ontstaat dat hun presentie te lang aanhoudt of groter is dan noodzakelijk. Daarnaast is het mogelijk dat op termijn de mate van acceptatie van buitenlandse militaire presentie in Irak als gevolg van de Turkse operatie in Noordoost-Syrië afneemt. Het kabinet houdt de situatie voortdurend nauwlettend in de gaten. Volledigheidshalve wijst het kabinet erop dat de Nederlandse commandant ter plaatse te allen tijde bevoegd is om (trainings)activiteiten tijdelijk op te schorten wanneer daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld in geval van een verhoogd dreigingsniveau. Dergelijke onderbrekingen zijn in lopende operaties overigens niet ongebruikelijk.

De arbeidsomstandigheden waarin de Nederlandse militairen in Irak werken wijken af van de standaarden in Nederland. Militairen worden aan andere gezondheidsrisico’s blootgesteld, zoals risico’s ten gevolge van klimatologische en milieuomstandigheden. Het kabinet streeft er te allen tijde naar om deze risico's redelijkerwijs te beperken. Voor de inzet in Irak zijn specifieke maatregelen genomen zoals bijvoorbeeld het plaatsen van luchtreinigingsapparatuur in woon- en werkverblijven, het creëren van schaduwplekken en het uitvaardigen van aanvullende instructies aan militairen over hoe met deze risico's om te gaan.

Duur van de deelname

Nederland stelt vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021 in totaal ongeveer 70 militairen beschikbaar voor training van Iraakse strijdkrachten, inclusief de Koerdische Peshmerga. Dit omvat de trainers in Noord-Irak en in Bagdad en de stafofficieren op de verschillende hoofdkwartieren. In diezelfde periode worden ongeveer 55 militairen voornamelijk vanuit Nederland ingezet ter ondersteuning van het targetingproces (Irak) van de Coalitie. Jaarlijks is er een ijkmoment om ontwikkelingen en behoeftes op de grond te toetsen aan de doelstellingen.

Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie in Irak

Zoals gemeld in de Kamerbrieven «Toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Tweede Kamerstuk 29 521, nr. 363, 15 juni 2018) en «Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2019» (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 637, 14 september 2018) levert Nederland een bijdrage aan de NAVO-missie in Irak (NMI). De NAVO-missie in Irak is op 1 oktober 2018 op verzoek van de Iraakse regering van start gegaan en heeft als doel de Iraakse veiligheidssector te versterken. De missie doet dit door training en advies aan (instructeurs op) militaire scholen en opleidingsinstituten en door advies aan het Iraakse Ministerie van Defensie, de Office of the National Security Advisor en het Prime Ministers National Operations Centre. De missie heeft een mandaat om ongeveer 500 personen uit te zenden en kan afhankelijk van behoeften en omstandigheden worden aangepast. Naast militairen zijn civiele adviseurs werkzaam bij de missie.

De missie bouwt voort op de NAVO Training and Capacity Building-activiteit die eerder in Irak actief was, en werkt nauw samen met en complementair aan de anti-ISIS coalitie (CJTF-OIR), de VN (vooral UNAMI en UNDP) en de EU (waaronder EUAM). De NAVO-missie in Irak heeft een eigen hoofdkwartier in Bagdad. De missie concentreert zich op centraal-Irak en opereert op en vanuit beveiligde locaties in Bagdad, Basmaya en Taji (centraal-Irak). Hoewel de bevelstructuren van de Coalitie en de NAVO gescheiden zijn, wordt de inzet nauw op elkaar afgestemd en is NMI afhankelijk van de zogenaamde «real life support» (onderdak, faciliteiten etc.) van de Coalitie.

De Nederlandse bijdrage bestaat op dit moment uit twee diplomaten, twee civiele adviseurs en twee militaire adviseurs. De diplomaten bekleden de functies van Senior Civilian (de hoogste civiel vertegenwoordiger van de missie, Ambassadeur Jeannette Seppen) en Civilian Assistant to the Commander/Head Ministerial Advisory Division (een politiek- en beleidsadviseur van de (Canadese) commandant van de missie). De twee civiele adviseurs zijn actief als adviseur op het gebied van hervorming van de veiligheidssector (SSR) en als Defence Capacity Building Coordinator. Daarnaast levert Nederland twee militaire adviseurs, die zich bezighouden met institutionele hervorming van het trainingssysteem op het Iraakse Ministerie van Defensie en met trainingscoördinatie in de staf van de missie. Nederland speelt vanwege de aard van de bijdrage een belangrijke rol in het verzekeren van een nauwe civiel-militaire samenwerking binnen de missie, alsook bij de vormgeving van hervorming van de Iraakse veiligheidssector.

Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 18 april 2019 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 651) kan de Nederlandse bijdrage afhankelijk van behoefte en omstandigheden worden op- of afgeschaald, tot in totaal ongeveer twintig militaire en civiele adviseurs. In 2020 en 2021 streeft Nederland ernaar om de huidige bijdrage aan de missie te verhogen in de vorm van meer civiele en/of militaire adviseurs, en door de mogelijkheden te verkennen van de inzet van mobiele trainingsteams. Hierbij wordt gekeken naar de samenstelling en taakstelling, en of Nederland in de behoefte kan voorzien.

Nederlandse bijdrage aan hervormingen veiligheidssector KAR

De inzet van het kabinet blijft er op gericht een goede balans te houden tussen ondersteuning van de Iraakse en Koerdische veiligheidssector. Ook in de Koerdische Autonome Regio wordt gaandeweg het accent verlegd van het trainen van Koerdische strijdkrachten, naar meer institutionele ondersteuning.

Zoals aangekondigd in de artikel 100-brief van 14 September 2018 wenst het kabinet het Ministry of Peshmerga Affairs (MOPA) – in aanvulling op de Nederlandse trainingsinspanningen voor de Koerdische strijdkrachten – te helpen moderniseren en professionaliseren. Dat is van belang om resultaten in de strijd tegen ISIS te bestendigen en bij te dragen aan een duurzame overwinning.

Om dit streven invulling te geven heeft het kabinet een militaire adviseur en een civiele adviseur geselecteerd, die in samenwerking met adviseurs van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland (gaan) adviseren bij de implementatie van het hervormingsplan van het MOPA. Dit plan heeft ten doel het MOPA te hervormen naar een moderne en goed georganiseerde veiligheidsorganisatie binnen het bredere Iraakse veiligheidsapparaat, dat in staat is om lokale en regionale stabiliteit en veiligheid te garanderen.

De militaire adviseur is inmiddels ter plaatse en de civiele adviseur zal dit najaar voor een eerste periode van 12 maanden worden uitgezonden. Zoals aan de Tweede Kamer meegedeeld per brief (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 637, 14 september 2018) zal de militair adviseur kansen verkennen om op het thema «Doctrine, training en opleiding» een bijdrage te leveren, terwijl de civiele adviseur zich in beginsel zal concentreren op versterking van de relatie van het MOPA met het Iraakse Ministerie van Defensie. Dit beoogt bij te dragen aan de-escalatie van spanningen tussen de Iraakse en Koerdische strijdkrachten. Aspecten zoals respect voor mensenrechten, integriteit en het tegengaan van corruptie en nepotisme spelen bij de advisering een belangrijke rol. Beide thema’s zijn onderdeel van het genoemde hervormingsplan en zijn in overleg met internationale partners en met het MOPA als kansrijk beoordeeld voor een Nederlandse bijdrage.

Het eerder aan de Tweede Kamer gemelde onderzoek naar de mogelijkheid van een training van een delegatie van het MoP door een kennisinstituut in Nederland, op thema’s als mensenrechten en rechtsstaat, heeft vooralsnog geen concreet resultaat opgeleverd. Met de daadwerkelijke uitzending van de militair adviseur en de civiele expert zou deze mogelijkheid opnieuw aan de orde kunnen komen.

De positie van stafofficier bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de Coalitie in Erbil, waarvan de eerste in maart 2019 is geplaatst, zal in 2020 en 2021 worden gehandhaafd. Het kabinet hecht hieraan vanwege de belangrijke rol die het MLT-E speelt bij de coördinatie van de inspanningen van de Coalitie, en vanwege de focus op ondersteuning aan hervorming van de veiligheidssector van de KAR.

Nederlandse bijdrage aan EUAM Irak

Waar de bijdrage aan de NAVO-missie en aan hervormingen in de KAR zich richten op de militaire aspecten van de Iraakse veiligheidssector, focust EUAM zich op de civiele aspecten van de veiligheidssector. EUAM richt zich op onderwerpen als contra-terrorisme, mensenrechten, georganiseerde misdaad en veiligheidswetgeving. Zo adviseert EUAM bij de implementatie van de nationale veiligheidsstrategie en de capaciteitsopbouw en professionalisering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Nederland levert sinds 2017 een civiel expert aan EUAM, op de positie van Security Sector Advisor. Nederland zal met maximaal drie personen aan de missie blijven bijdragen.

Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid

Langdurige inzet heeft altijd negatieve gevolgen voor de generieke geoefendheid van militairen. Vanwege de specifieke, op de missie toegespitste taakuitvoering komt het beoefenen van overige taken die een eenheid moet kunnen uitvoeren immers in het gedrang. Uitzondering hierop is de Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit. Deze inzet past volledig in de generieke operationele taakstelling van deze capaciteiten en draagt in zijn geheel juist bij aan de geoefendheid van die capaciteiten.

Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 18 april 2019 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 651) is – mede gelet op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (Tweede Kamerstuk 29 521, nr. 360) – sinds mei 2019 gekozen voor het uitvoeren van trainingen waarvoor minder kaderleden nodig zijn en organieke eenheden kunnen worden ingezet. Kaderleden vervullen in Nederland immers een essentiële rol in het opleiden van personeel en het trainen van eenheden als onderdeel van de gereedstelling. Waar mogelijk en verantwoord zijn daarnaast enkele ondersteuningscapaciteiten gereduceerd. Dit komt ten goede aan de gereedstelling van eenheden in Nederland (waaronder de opleiding en training van nieuw geworven personeel). Een verantwoorde inzet alsmede de effectiviteit van de missie blijft uiteraard gewaarborgd.

Met de Kamerbrief over de samenhang Nederlandse inspanningen snelle reactiemachten en missies en operaties tot en met 2021 van 14 juni 2019 (Tweede Kamerstuk 29 521, nr. 381) heeft het kabinet besloten deze inzet te verlengen tot en met 31 december 2021 met een jaarlijks ijkmoment voor de invulling van deze inzet. Dit is onder andere nodig om de eventuele invloed van de invulling van de missie voor de toezeggingen van Nederland zoals in het kader van het NATO Readiness Initiative mee te kunnen wegen. Het eerste ijkmoment vindt in de loop van 2020 plaats.

De druk binnen de Krijgsmacht op schaarse ondersteuningscapaciteiten blijft hoog door het aantal lopende opdrachten en significante personele tekorten. Additionele bijdragen in het kader van één van de hoofdtaken kunnen niet zonder directe impact op de huidige verplichtingen en/of het herstel van de gereedheid van de krijgsmacht worden gerealiseerd. Dit onderwerp zal ook worden meegenomen in de herijking van de Defensienota. Er is immers een single set of forces die kan worden ingezet voor de drie hoofdtaken van de Krijgsmacht. De Tweede Kamer heeft de inzetbaarheidsrapportage over de eerste helft van 2019 op 17 september jl. (Tweede Kamerstuk 34 919, nr. 40) ontvangen, waarin uitvoerig wordt ingegaan op de gevolgen van inzet voor de gereedheid.

Samenhang

Met de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-missie, de hervormingen van de veiligheidssector in de KAR en EUAM streeft Nederland ernaar bij te dragen aan het creëren van een betrouwbare, legitieme en stabiel functionerende veiligheidssector in Irak. De bijdragen aan deze missies maken deel uit van de bredere geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak die gericht is op stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van de grondoorzaken van conflict en instabiliteit, en daarmee ook de grondoorzaken voor irreguliere migratie. De inzet is om de voorwaarden te creëren die nodig zijn voor duurzame stabiliteit, ontwikkeling en het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid op de lange termijn, waarbij de veiligheid van de bevolking voorop staat, en met aandacht voor het bevorderen van rechtsorde conform internationale standaarden.

Civiele sporen anti-ISIS coalitie

Gelet op de impact die ISIS heeft gehad, en het grote aantal landen dat hierdoor is geraakt, is een gezamenlijke inzet voor de berechting van ISIS-strijders noodzakelijk. Sinds ISIS territoriaal is verslagen, staan vervolging en berechting steeds prominenter op de internationale agenda. Dit geldt ook voor de FTF-werkgroep van de Coalitie waar Nederland co-voorzitter van is. Zowel internationaal als binnen de anti-ISIS coalitie bestaat echter geen consensus over de manier waarop ISIS-strijders berecht moeten worden. Het kabinet hecht aan berechting in de regio, en blijft oproepen tot berechting en het erkennen van genocide. Nederland onderstreept hierbij echter dat de vervolging en berechting van ISIS-strijders meerdere uitdagingen kent, waaronder die van bewijsvergaring.

Nederland organiseerde daarnaast op 26 september jl., in samenwerking met Irak, een ministeriële bijeenkomst en marge van de Algemene Vergadering van de VN over de berechting van ISIS-strijders. Tijdens de ministeriële bijeenkomst heeft de Minister van Buitenlandse Zaken aangekondigd 1,6 miljoen euro beschikbaar te stellen aan Interpol, voor het versterken van het gebruik van biometrische informatie in de juridische keten van Irak. Het registreren van biometrische gegevens van FTF en andere terrorismeverdachten en de koppeling met de internationale Interpol-systemen verhoogt de kans op vervolging en berechting. Nederland draagt bovendien bij aan het UN Investigative Team for the Promotion of Accountability for Crimes Committed by Daesh (UNITAD) en het International, Impartial and Independent Mechanism (IIIM).

Om bij te kunnen dragen aan een oplossing voor berechting heeft het Kabinet op 7 mei jl. de extern volkenrechtelijk adviseur (EVA) verzocht om een volkenrechtelijk advies in relatie tot de berechting van ISIS-leden voor misdrijven begaan in Syrië en Irak. De Tweede Kamer heeft het advies en de Kabinetsreactie daarop reeds ontvangen (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 657 en Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 658). Het advies laat zien dat de berechting van ISIS-strijders uitermate complex is en inzet vereist op meerdere sporen.

Om de dreiging van potentieel terugkerende strijders en hun families tegen te gaan, besteedt de FTF-werkgroep eveneens aandacht aan manieren waarop terroristische reisbewegingen kunnen worden tegengaan, waaronder het versterken van passagiersinformatiesystemen. Nederland gebruikt de FTF-werkgroep ook om het belang van coördinatie en samenwerking van de civiele sporen van de Coalitie met andere internationale fora, zoals de VN en het Global Counterterrorism Forum, te onderstrepen.

Nederlandse civiele en humanitaire inzet in Irak

De Nederlandse inzet blijft gericht op stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van grondoorzaken van conflict en instabiliteit. De thema’s veiligheid, migratie, mensenrechten, onderwijs, bescherming en werk en inkomen zijn hierbij leidend.

Humanitaire Hulp

De humanitaire crisis in Irak lijkt over zijn hoogtepunt heen te zijn, waardoor meer dan vier miljoen ontheemden naar huis konden terugkeren. Desalniettemin hebben volgens de VN nog steeds meer dan 6,7 miljoen mensen in Irak humanitaire hulp nodig. Bijna tachtig procent van deze hulp wordt door de Iraakse overheid gegeven. Het humanitaire response plan voor 2019 zet in op hulp aan 1,75 miljoenmensen, vooral intern ontheemden die nog geen mogelijkheden hebben om naar huis terug te keren.

Nederland heeft in 2019 5,7 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire hulp in Irak, waarvan 5 miljoen euro via het door de VN beheerde Iraq Humanitarian Pooled Fund (IHF) waar zowel de VN organisaties als (I)NGOs aanspraak op kunnen maken. Daarnaast is in 2019 0,7 miljoen euro gegeven aan de Dutch Relief Alliance (DRA) om de activiteiten in Irak af te ronden.

Stabilisatie en ontwikkeling

De Nederlandse stabilisatie en ontwikkelingsinzet in Irak richt zich op de gebieden waar de noden het hoogst zijn en op de meest kwetsbare groepen in centraal-Irak en de KAR. Het gaat daarbij om het vergroten van de veiligheid van burgers, het bestrijden van straffeloosheid, transitional justice, duurzame economische ontwikkeling in de landbouw- en watersector en werkgelegenheid door het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Het versterken van de positie van jongeren, vrouwen en meisjes is integraal onderdeel van de Nederlandse inzet.

Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse steun voor Irak in 2019 en 2020 is een meerjarige bijdrage van 15 miljoen euro aan het Funding Facility for Stabilisation (FFS) beheerd door UNDP. Het FFS draagt bij aan stabilisatie in op ISIS bevrijde gebieden, onder andere door het herstellen van essentiële infrastructuur. Deze bijdrage is inclusief een extra bijdrage van 5 miljoen euro aan het FFS om een additionele inspanning te leveren aan de stabilisatie van op ISIS heroverde gebieden.

Ter bevordering van de veiligheid voor burgers ontwikkelt Nederland meerjarige programma’s op het gebied van community policing en community security. De intentie is dat deze programma’s in samenwerking met de Irakese autoriteiten voortbouwen op de initiële stabilisatieactiviteiten van het FFS. Nederland draagt daarnaast in 2019 en 2020 3 miljoen euro bij aan humanitaire ontmijning via United Nations Mines Action Sevices (UNMAS) in het noorden van Irak om veilige terugkeer van ontheemden mogelijk te maken. Deze bijdrage is bovenop lopende ontmijningsactiviteiten door partnerorganisatie Mines Advisory Group (MAG).

Op het terrein van accountability, transitional justice, en traumaverwerking ondersteunt Nederland meerdere activiteiten. Op het gebied van traumaverwerking is dit bijvoorbeeld de voortzetting van steun aan een programma van de humanitaire organisatie Norwegian People’s Aid (NPA). Het programma van NPA biedt onder andere psychosociale steun aan slachtoffers van seksueel en gendergerelateerd geweld door ISIS en is specifiek gericht op de jezidi-gemeenschap in de KAR en op ISIS bevrijde gebieden. Ten aanzien van accountability en transitional justice wordt ingezet op het opbouwen van Iraakse onderzoeks- en analysecapaciteit om bewijslasten tegen ISIS te verzamelen, door bijvoorbeeld steun aan de Commission for International Justice and Accountability (CIJA).

Daarnaast zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van de private sector in Irak. Zo worden onder andere zogenaamde «Orange Corners» opgezet in Bagdad en in Erbil. Via dit programma worden jonge Iraakse ondernemers ondersteund om hun eigen bedrijven te beginnen. Ook werkt Nederland aan samenwerking op het gebied van landbouw en water. Via het Sustainable Development Goals Partnership (SDG-P) instrument wordt bijvoorbeeld subsidie geboden aan Nederlands-Iraakse publiek-private partnerschappen op het gebied van private sector ontwikkeling en voedselzekerheid.

Opvang in de regio

De situatie van Syrische vluchtelingen in de regio blijft zorgwekkend. Meer dan 68% van de Syrische vluchtelingen in buurlanden leeft onder de armoedegrens en 46% heeft gebrekkige huisvesting. Bovendien verslechtert de situatie op sommige plekken, ook gezien de groeiende spanning met gastgemeenschappen en de druk vanuit de overheden om terug te keren naar Syrië. Dit terwijl de garanties voor veilige, waardige en vrijwillige terugkeer er niet zijn, aldus UNHCR en andere humanitaire partners.

Nederland zet zich daarom in de buurlanden van Syrië, zoals Libanon, Turkije, Irak en Jordanië, in voor het bieden van ontwikkelingsperspectief aan langdurig ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen, evenals aan intern ontheemden in Irak. Dit gebeurt met een focus op sociale bescherming en rechtspositie, toegang tot onderwijs en vakopleiding en het vergroten van de kans op werk en inkomen. Het versterken van de positie van jongeren, vrouwen en meisjes is integraal onderdeel van de deze inzet.

Nederland doet dit via een grootschalig, meerjarig partnerschap (60 miljoen euro per jaar voor Jordanië, Libanon en Irak) met UNHCR, UNICEF, ILO, de Wereldbank en IFC. Dit «PROSPECTS» partnerschap richt zich op toegang tot onderwijs, werk en sociale bescherming, inclusief MHPSS, voor vluchtelingen, interne ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen. Daarnaast wordt in de regio voor ongeveer 25 miljoen euro per jaar aan deze doelstelling gewerkt via meerdere aparte, meerjarige projecten van internationale en lokale organisaties. Gezien de hoge noden en bijzondere kwetsbaarheid van jezidi-ontheemden wordt momenteel een extra bijdrage overwogen aan projecten voor jezidi’s in ontheemdenkampen in het noorden van Irak. In totaal wordt aldus tot en met 2023 ruim 400 miljoen euro geïnvesteerd in opvang in de regio.

Nationale veiligheid

Sinds oktober 2017 is er in het Westen een sterke afname van met name het aantal door ISIS-geïnspireerde aanslagen. De aanslagen in Sri Lanka in april jl. laten echter zien dat westerse belangen ook buiten Europa doelwit zijn en blijven van jihadistische terroristen. Ook de dreiging die van ISIS uitgaat is, ondanks de militaire nederlaag in Syrië, niet verdwenen. ISIS heeft nog altijd de intentie aanslagen te plegen tegen het Westen, zowel via eigen netwerken als netwerken van sympathisanten en blijft in staat om de mondiale jihadistische beweging te mobiliseren (Tweede Kamerstuk 29 754, nr. 516).

ISIS-aanhangers die na het uiteenvallen van het «kalifaat» in detentie of opvangkampen in de regio terecht zijn gekomen, blijken merendeels nog altijd overtuigd van het ISIS-gedachtegoed, waardoor er blijvend dreiging van uitreizigers uitgaat. De kans bestaat dat zij zich na detentie of door mogelijke ontsnapping of bevrijding wederom bij de organisatie aansluiten, dan wel terugkeren naar het thuisland. Zoals aan de Tweede Kamer gemeld in de brief van 15 oktober jl. bestaan in dat kader zorgen over de veiligheid van detentiekampen als gevolg van de Turkse operatie.

Hoewel er nog altijd geen sprake is van een grootschalige terugkeer van Nederlandse jihadisten uit Syrië en Irak, is Nederland alert op de reisbewegingen van de strijders en hun families (Tweede Kamerstuk 29 754, nr. 516). De huidige, volatiele veiligheidssituatie in Noordoost-Syrië heeft die waakzaamheid alleen maar verder vergroot. De problematiek rondom uitreizigers en terugkeerders staat mede dankzij Nederland hoog op de internationale agenda. De inzet is er daarnaast op gericht om aanwas van nieuwe strijders te voorkomen door in te zetten op preventie en het weerbaar maken van lokale gemeenschappen. Het kabinetsbeleid om niet actief in te zetten op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun eventuele kinderen uit de opvang- en detentiekampen in Syrië, blijft ook in de actuele situatie ongewijzigd. Het kabinet maakt hierin een bredere afweging, ook met het oog op de veiligheid van alle betrokkenen die verder is verslechterd door de Turkse operatie, de internationale betrekkingen en de nationale veiligheid van Nederland en die van andere Schengenlanden (Tweede Kamerstuk 29 754, nr. 492).

Financiën

De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet in Irak in 2020 en 2021, inclusief de strijd tegen ISIS, zijn geraamd op 16 miljoen euro per jaar. Dit omvat onder meer de verlenging van de trainingsmissie (CBMI) van ongeveer 14 miljoen euro, de militaire bijdrage aan de NAVO-missie (NMI) van ongeveer 1 miljoen euro en de militaire bijdrage aan de hervormingen in de KAR van ongeveer 800.000 euro. De additionele uitgaven voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.

De Nederlandse bijdrage aan stabilisatie, opvang in de regio en humanitaire hulp in Irak, en de regio (Jordanië en Libanon) bedraagt in 2019 ongeveer 124 miljoen euro, waarvan 49 miljoen euro voor Irak en 75 miljoen euro voor de regio. Deze uitgaven worden gefinancierd uit de begrotingen van Buitenlandse Zaken (Stabiliteitsfonds) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

24 september 2014 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 506), 19 juni 2015 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 539), 29 januari (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 570), 9 september 2016 (27 925, nr. 597), 11 september 2017 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 612) en 14 september 2018 (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 637).

X Noot
2

NB: Op de bijdragen met individuele militairen en civiele experts aan NMI, EUAM en t.b.v. hervorming van de Koerdische veiligheidssector is het Toetsingskader 2014 niet van toepassing.

Naar boven