27 830 Materieelprojecten

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2011

Tijdens de wetgevingsoverleggen over materieel en personeel van 7 november jl. heb ik toegezegd de Kamer nader te informeren over een aantal onderwerpen. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand, waarbij ook wordt ingegaan op de vragen van de Kamer die niet tijdens het wetgevingsoverleg Materieel zijn beantwoord. De informatie is gerangschikt naar onderwerp. Tevens voldoe ik met deze brief aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 10 november jl. met betrekking tot het Selected Acquisition Report (SAR) 2010 over de F-35.

Financiële aspecten en reorganisatie

Berekeningswijze investeringsquote (PvdA, D66)

De investeringsquote betreft het deel van het defensiebudget dat wordt besteed aan investeringen in materieel, infrastructuur en informatievoorziening. De investeringsbudgetten staan in de begroting op de beleidsartikelen 25 Defensie Materieel Organisatie (DMO), 26 Commando DienstenCentra (CDC) en niet-beleidsartikel 90 Algemeen. Voor de investeringsquote worden bij het defensiebudget buiten beschouwing gelaten de HGIS-budgetten (beleidsartikel 20 Inzet) en het budget voor defensieattachés (beleidsartikel 26 CDC). De tabel met de berekening van de investeringsquote in 2012 en de komende jaren is opgenomen in bijlage 1. Ten behoeve van de transparantie van de investeringen zal ik in de ontwerpbegroting 2013 alle investeringen in een afzonderlijk beleidsartikel onderbrengen.

Tijdens het wetgevingsoverleg Materieel is voor de komende jaren een investeringsquote van 11 procent aan de orde geweest. Een dergelijk percentage zou het resultaat kunnen zijn van een berekening waarbij alleen naar materieelinvesteringen wordt gekeken. Dit komt echter niet overeen met de hierboven beschreven uitgangspunten die Defensie steeds heeft gehanteerd.

Vertraagde projecten (D66)

Bijlage 2 bevat een overzicht van de materieelprojecten die sinds vorig jaar zijn vertraagd. Voor de samenstelling van dit overzicht is gekeken naar de verschillen tussen het Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2011 van september jl. en het MPO 2010.

Inhuur externen in 2012 (SP)

Ten laste van beleidsartikel 26 CDC wordt een externe inhuur geraamd van 80 medewerkers van dienstverlenende bedrijven die worden ingezet voor de uitvoering van het programma SPEER. De uitgaven komen ten laste van de budgetten van dit programma. De voortgangsrapportages van het programma SPEER gaan hier nader op in. De Kamer heeft de laatste voortgangsrapportage op 11 november jl. ontvangen (Kamerstuk 31 460, nr. 22).

Behalve voor SPEER is in de ontwerpbegroting 2012 geen budget gereserveerd voor externe inhuur. Bij Defensie mag voor een vacature die niet kan worden gevuld, alleen in bepaalde gevallen en tijdelijk een externe kracht worden ingehuurd. Hierdoor worden de uitgaven voor inhuur pas duidelijk tijdens de uitvoering van de begrotingsjaar. Over de definitieve realisatie van de externe inhuur wordt de Kamer op de derde woensdag in mei geïnformeerd in het departementale jaarverslag in de bijlage met het «Overzicht informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel».

De onderstaande tabel bevat een verdeling van deze kosten. De wijze van verantwoording van deze kosten is vastgelegd in de door het ministerie van Financiën opgestelde Rijksbegrotingsvoorschriften.

Overzicht kosten externe inhuur 2011 in € miljoen

Interimmanagement

0,2

Organisatie- en formatieadvies

2,5

Beleidsadvies

0,4

Communicatieadvies

0,3

Juridisch advies

0,1

Advisering over automatiseringsvraagstukken

0,5

Accountancy, financiën en administratieve organisatie

5

Uitzendkrachten, zowel op formatieplaatsen als bij

piekwerkzaamheden

91,4

Totale verwachte uitgaven 2011

100,4

Dubbeltelling SPEER (PvdA)

In de verdiepingsbijlage bij de begroting 2012 is bij enkele begrotingsartikelen de mutatie «Bijstelling verwerking beleidsbrief, ERP/SAP na SPEER» opgenomen. Het betreft hier een herstel van dubbeltellingen van besparingen. SPEER levert in 2014 binnen het materieellogistieke domein een besparing op van 550 vte’n, wat oploopt tot 610 vte’n in 2016. In de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1) worden binnen het materieellogistieke domein echter ook besparingen op vte’n ingeboekt. De overlap tussen besparingen uit de beleidsbrief en de besparingen van SPEER bedraagt 312 vte’n.

Met de mutatie «Bijstelling verwerking beleidsbrief, ERP/SAP na SPEER» wordt de taakstelling bij het Commando zeestrijdkrachten (CZSK), het Commando landstrijdkrachten (CLAS), het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK), het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar), de DMO en het CDC structureel verlaagd. In 2015 bedraagt deze verlaging in totaal € 11,5 miljoen. Vanaf het jaar 2016 en verder bedraagt de bijstelling € 16,3 miljoen per jaar. Dit wordt gecompenseerd binnen de totale taakstelling. Een overzicht van de verlaagde taakstelling als gevolg van deze dubbeltelling is hieronder opgenomen per defensieonderdeel.

(Bedragen x € 1 000)

Defensieonderdeel

Correctie dubbeltelling in 2015

Correctie dubbeltelling in 2016 en verder

CZSK

3 060

4 370

CLAS

3 215

4 665

CLSK

2 090

3 020

CKmar

550

850

DMO

2 035

2 845

CDC

400

400

Bestuursstaf

150

150

Totaal

11 500

16 300

Bezuinigingen bij DMO, CDC en agentschappen (CDA)

Door de bezuinigingen zullen de defensieonderdelen de komende jaren minder te besteden hebben aan ondersteuning. Zij kunnen daarom minder ondersteunende diensten afnemen bij de agentschappen. Zo zal bijvoorbeeld de Defensie Telematica Organisatie (DTO) minder opdrachten krijgen voor werkplekonderhoud aangezien het aantal werkplekken terugloopt door het lagere aantal functies. De agentschappen moeten dan ook rekening houden met een lagere omzet in de komende jaren. Zij treffen daarvoor zelf al de nodige maatregelen door onder andere de personele budgetten te verminderen. De onderstaande tabel geeft de daling in de geraamde personele kosten per agentschap weer in de periode van 2011 tot 2016. Deze budgetten worden in de ontwerpbegroting 2012 vermeld in de begrotingen van de baten-lastendiensten vanaf pagina 89.

(Bedragen x € 1000)

Agentschap

Raming personele kosten 2011

Raming personele kosten 2016

Daling budget

Defensie Telematica Organisatie

199 307

167 907

–15,7%

Dienst Vastgoed Defensie

68 305

45 500

–33,3%

Paresto

61 130

51 900

–15,1%

De DMO heeft in 2012 € 262 miljoen minder te besteden. In de ontwerpbegroting 2011 (van Prinsjesdag 2010) was voor het kasjaar 2012 nog € 2,22 miljard aan uitgaven opgenomen. In de ontwerpbegroting 2012 (Prinsjesdag 2011) is dat € 1,97 miljard. Dit is opgenomen in de tabel «Opbouw uitgaven beleidsartikel 25 Defensie Materieelorganisatie» in het verdiepingshoofdstuk van de ontwerpbegroting 2012. De budgettaire gevolgen van de ontvlechting van de logistieke bedrijven van de DMO naar de operationele commando’s zijn hierin nog niet verwerkt.

Het CDC heeft in 2012 € 82 miljoen minder te besteden. In de ontwerpbegroting 2011 was voor het kasjaar 2012 nog € 1,14 miljard aan uitgaven voorzien. Dit is in de ontwerpbegroting 2012 gedaald tot € 1,06 miljard. In het verdiepinghoofdstuk van de ontwerpbegroting 2012 is dit opgenomen in de tabel «Opbouw uitgaven beleidsartikel 26 Commando Dienstencentra».

Financieel Administratie- en Beheerkantoor (FABK) (PvdA, CDA)

De oprichting van het Financieel Administratie- en Beheerkantoor (FABK) is van start gegaan op 1 augustus 2011. Naar verwachting zal het FABK op 1 januari 2013 operationeel zijn. Het FABK komt in de plaats van het huidige Financieel DienstenCentrum. Bij de oprichting van het FABK wordt niet uitgegaan van dienstverlening aan andere departementen.

Materiële exploitatie (CDA)

Het bedrag van € 173 miljoen voor 2012 dat met het oog op de interne problematiek moet worden bezuinigd, betreft een nadere uitwerking van de maatregelen uit de beleidsbrief. Het betreft geen nieuwe knelpunten die na de beleidsbrief zijn ontstaan. Het bedrag is berekend op grond van de meerjarige exploitatieramingen van DMO en CDC. Op grond hiervan wordt in 2012 ongeveer € 110 miljoen toegevoegd aan de begroting van DMO voor het herstel van de materiële exploitatie. Dit bedrag is verdeeld over de verschillende budgetten voor logistieke ondersteuning. Verder is ongeveer € 18 miljoen bestemd voor overige problemen bij het CDC. De resterende € 45 miljoen van de € 173 miljoen is bestemd voor aanvulling van de voorraadachterstanden. Deze maatregelen leiden ertoe dat de interne problematiek eind 2014 zal zijn opgelost.

Opbrengsten afstoting materieel (VVD, PVV, D66)

De verkoopopbrengsten van materieel zijn afhankelijk van de omstandigheden op de markt. Met het ministerie van Financiën zijn afspraken gemaakt over de aanwending van verkoopopbrengsten van materieel die voortvloeien uit de beleidsbrief. De intensiveringen die zijn uiteengezet in de beleidsbrief kunnen doorgang vinden als de opbrengsten van de verkoop van dat materieel worden gerealiseerd en deze niet nodig zijn om tegenvallers op te vangen.

Het bedrag dat is ingeboekt voor verkoopopbrengsten van materieel in 2012 is weergegeven in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» van beleidsartikel 25 (DMO). Voor 2012 betreft het € 180,7 miljoen, voor 2013 € 128,7 miljoen, voor 2014 € 159,0 miljoen, voor 2015 € 126,2 miljoen en voor 2016 € 90,9 miljoen. Bij deze bedragen gaat het om het totaal van opbrengsten van reeds gesloten verkoopcontracten, voorziene opbrengsten van materieel waarover al was besloten voor de beleidsbrief en voorziene opbrengsten als gevolg van de beleidsbrief. De voorziene opbrengsten waarvoor nog geen contract is gesloten zijn conservatief geraamd.

In 2011 zijn voor de verkoop van materieel meerdere contracten afgesloten ter waarde van een bedrag van ruim € 4 miljoen. Het betreft onder meer de verkoop van onderdelen voor Leopard-tanks aan Canada, Duitsland, Noorwegen en Turkije. Daarnaast betreft het de verkoop van verschillende voertuigen en onderdelen van de F-16 aan Chili.

Verkoopopbrengsten infrastructuur (PVV)

De Kamer heeft na het notaoverleg van 6 juni jl. over de beleidsbrief enkele moties aangenomen waarin als dekking de opbrengst van de verkoop van infrastructuur is genoemd (Kamerstukken 32 733, nrs. 7, 17, en 29). Zoals uiteengezet in de ontwerpbegroting 2012 worden deze moties uitgevoerd, waarbij echter de dekking vooralsnog in de investeringen of de prijsbijstelling is gevonden. Een dekking uit de verkoopopbrengsten van infrastructuur biedt op de korte termijn onvoldoende zekerheid. De realisatie van verkoopopbrengsten van infrastructuur is in hoge mate afhankelijk van de markt en deze opbrengsten hebben bovendien een incidenteel karakter. Als er meer inzicht is ontstaan over de hoogte van deze opbrengsten en wanneer deze ontstaan, zal ik – in overeenstemming met de relevante regelgeving – met de minister van Financiën afspraken maken over de aanwending hiervan. Pas daarna kan ik de eventuelefinanciering van de moties uit de verkoopopbrengsten van infrastructuurin overweging nemen.

Materieel

Vervanging F-16 (PvdA, SP)

Tijdens het WGO Materieel is gesproken over de contractuele verplichtingen met betrekking tot de twee Nederlandse F-35 testtoestellen. Deze contractuele verplichtingen worden tot op heden nagekomen. De bepalingen van het contract van de LRIP 3-productieserie met het eerste Nederlandse testtoestel verschillen van die van het LRIP 4-contract met het tweede Nederlandse toestel. Bij het LRIP 3-contract is geen vaste prijs afgesproken en kan de fabrikant een opslag (fee) verdienen die voor hem hoger is naarmate de prijs lager uitvalt en omgekeerd.

Bij het LRIP 4-contract met het tweede testtoestel gelden een richtprijs en een plafondprijs. Kosten boven de richtprijs tot aan de plafondprijs komen voor de helft voor de rekening van de fabrikant en kosten boven de plafondprijs zijn geheel voor zijn rekening. Het Pentagon en Lockheed Martin onderhandelen momenteel over het contract voor de LRIP 5-productieserie. Dit contract heeft geen betrekking op Nederland. Bij de onderhandelingen over het LRIP 5-contract wil het Pentagon de gevolgen van kostenoverschrijdingen nog meer dan bij het LRIP 4-contract voor rekening van de fabrikant laten komen. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat het Pentagon en Lockheed Martin uiteindelijk tot een onderhandelingsresultaat zullen komen.

Tevens is gesproken over de Selected Acquisition Reports (SAR) over materieelprojecten die het Pentagon jaarlijks uitbrengt aan het Congres. Na het WGO Materieel heeft de VCD verzocht (brief van 10 november jl.) om een reactie op het SAR-rapport 2010 over de F-35. Zoals eerder uiteengezet, onder andere in de brieven van 27 mei (Handelingen TK 2010–2011, aanhangsel nr. 2671) en 1 juni jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 272) heeft het Pentagon het SAR-rapport 2010 over de F-35 niet openbaar gemaakt. Wel hebben de partnerlanden de informatie op basis van het rapport ontvangen die voor hen van belang is. Ik heb aan de Kamer gemeld dat ik niet kan reageren op een Amerikaans overheidsdocument dat niet op reguliere wijze door de Amerikaanse overheid aan Nederland ter beschikking is gesteld.

Het Pentagon heeft dit voorjaar overwogen een bijgesteld SAR-rapport 2010 over de F-35 aan het Congres uit te brengen omdat in het rapport van april jl. bepaalde Amerikaanse besluiten over het F-35 programma nog niet waren verwerkt. Uiteindelijk heeft het Pentagon daarvan afgezien. De voor Nederland relevante financiële informatie die berust op het SAR 2010-rapport van april jl. is door Defensie verwerkt en over de resultaten daarvan heb ik u geïnformeerd met de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 275). In deze brief is onder meer een nieuwe gemiddelde kale stuksprijs vermeld. Het is dan ook een misverstand dat de Kamer al anderhalf jaar geen informatie op grond van het laatste SAR-rapport zou hebben gekregen. De Kamer heeft de informatie over het SAR-rapport 2010 die voor Nederland van belang is op 1 juli jl. ontvangen.

Het eerstvolgende SAR-rapport (2011) zal naar verwachting begin april 2012 aan het Congres worden aangeboden. Gelijktijdig zullen de partnerlanden de voor hen relevante financiële informatie ontvangen. Ik zal de Kamer vervolgens informeren over de implicaties daarvan voor de Nederlandse situatie. Omdat de jaarrapportage over 2011 van het project Vervanging F-16 in het kader van de Regeling Grote Projecten voor 1 april 2012 moet worden verzonden, zal de nieuwe SAR-informatie hierin naar verwachting nog niet zijn verwerkt. De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport «Monitoring vervanging F-16» van 24 maart jl. (Kamerstuk 31 300, nr. 21) de betrokken bewindspersonen en de Kamer geadviseerd «samen te bedenken wat het beste moment is voor een tijdige en actuele jaarrapportage, gegeven de informatiecyclus in het internationale JSF-programma». Zoals ik heb gemeld in de brief van 25 mei jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 271) ben ik hiertoe bereid.

Levensduurkosten (VVD)

Tijdens het wetgevingsoverleg Materieel is gevraagd of levensduurkosten (life cycle costs) bepalend zullen worden voor de aanschaf van materieel. Voor Defensie worden de levensduurkosten van zwaarwegend belang bij de aanschaf van materieel. Naast de investeringskosten gaat het bij levensduurkosten om de kosten van onderhoud, reservedelen, modificaties en afstoting. Defensie wil meer inzicht in delevensduurkosten van alle hoofdwapensystemen. Momenteel wordt onderzocht hoe Defensie – nog meer dan nu bij het Defensie Materieel Proces het geval is – rekening kan houden met levensduurkosten bij de verwerving van materieel. Momenteel wordt in het MPO bij materieelprojecten waarvan de A-fase is voltooid waar mogelijk informatie opgenomen over de verwachte exploitatiekosten. Door de aanzienlijke verschillen tussen de wapensystemen van Defensie ligt het gebruik van een standaardberekening voor levensduurkosten niet voor de hand.

Sourcing en inschakeling bedrijfsleven

Sourcing (CDA)

Met betrekking tot sourcing heb ik tijdens het wetgevingsoverleg Materieel toegezegd nog dit jaar een spoorboekje aan de Kamer te zenden. Ik zal bij die gelegenheid tevens ingaan op de visie, de uitgangspunten en de doelstellingen omtrent sourcing, zoals door het lid Knops verzocht in de door hem ingediende motie (Kamerstuk 33 000 X, nr. 20).

Defensie Industrie Strategie (DIS) (VVD)

In bijlage 4.3 van de begroting is de stand van zaken van de DIS uiteengezet. In aanvulling daarop kan ik ten aanzien van het optreden als Launching Customer melden dat inmiddels tien voorstellen zijn ingediend om projecten in een vroeg stadium te financieren met het oog op latere verwervingscontracten. Defensie heeft in dit kader een commissie voor materieelontwikkeling ingesteld, de Codemo, die inmiddels twee voorstellen heeft goedgekeurd. Deze worden onder toezicht van de commissie ontwikkeld. Het betreft de ontwikkeling van prototypes voor een mortiersimulator en voor akoestische sensoren. Defensie financiert de helft van de ontwikkelingskosten. Na een succesvolle ontwikkeling zullen bij de levering van producten aan derden de royalty’s door het desbetreffende bedrijf worden afgedragen aan Defensie. Deze royalty’s zal de Codemo gebruiken voor de financiering van nieuwe projecten. De structurele financiering van het fonds kan door middel van de royalty’s worden gewaarborgd, mits de industrie voldoende projectvoorstellen blijft indienen. Indien de projecten succesvol worden uitgevoerd kunnen de verwachte royalty’s ook worden gerealiseerd. In het afgelopen jaar heeft Defensie hierover regelmatig contact gehad met de defensiegerelateerde industrie. De industrie blijft overigens zelf verantwoordelijk voor het behalen van successen.

Topsectorenbeleid (D66)

Defensie is nauw betrokken bij het topsectorenbeleid van het kabinet en draagt van oudsher bij aan de concurrentiekracht en het innovatieve vermogen van het Nederlandse bedrijfsleven. In het kader van de Bedrijfslevenbrief (Kamerstuk 32 637, nr. 15) speelt Defensie in het bijzonder een actieve rol op het gebied van de economische topsectoren High Tech (inclusief veiligheid) en Water (inclusief maritieme bouw) en van clusters als Maintenance Valley. Voor Defensie is de aanwezigheid van een vitale en innovatieve defensiegerelateerde industrie in Nederland van belang. Het in de Bedrijfslevenbrief genoemde budget van Defensie voor kennis en innovatie, dat overigens op de defensiebegroting blijft staan, is bestemd voor beleidsondersteunende contract research bij onderzoeksinstellingen en bedrijven. Defensie sluit daarmee aan bij het topsectorenbeleid. Innovatiecontracten voor onder meer de topsectoren High Tech en Water kunnen leiden tot het bijeenbrengen van middelen van het bedrijfsleven met die van Defensie, andere overheden en kennisinstellingen in het bijzonder op het gebied van dual use innovaties. Dit kan voordelen opleveren voor Defensie.

Afstoting materieel (VVD)

Defensie betrekt het bedrijfsleven bij het verkoopgereed maken van het af te stoten materieel indien dat doelmatigheidswinst oplevert of indien specifieke kennis niet of onvoldoende bij Defensie aanwezig is. De koper bepaalt in welke staat hij het materieel wil overnemen. Indien Defensie niet kan voldoen aan aanvullende wensen, zoals extra onderhoud, extra reservedelen en opleidingen, zal in overleg met de koper een beroep worden gedaan op de industrie door middel van concurrentiestelling. De Nederlandse industrie is bijvoorbeeld betrokken geweest bij de verkoop van F-16»s en Fokker-60»s. Waar mogelijk zal Defensie ook bij toekomstige verkooporders de Nederlandse industrie inschakelen.

Personeel

Accreditatie Nederlandse Defensie Academie (NLDA)(PvdA, D66)

Zoals ik heb uiteengezet in mijn brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 32 775, A/nr. 1) moest aan de accreditatie van de NLDA de oprichting van een stichting voorafgaan. Intussen is deze stichting opgericht. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zal op korte termijn de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie verzoeken de accreditatie van de opleidingen van de NLDA ter hand te nemen.

Certificeren zittende onderofficieren (D66)

Op korte termijn begint Defensie in samenwerking met regionale opleidingscentra (ROC’s) met de certificering van onderofficieren die niet in het bezit zijn van een MBO-diploma. Bij de certificering wordt met gebruikmaking van eerder verworven competenties (EVC’s) de werkervaring van de onderofficier in kaart gebracht. Indien noodzakelijk voor de verstrekking van een MBO-3 diploma wordt de werknemer aanvullend geschoold. Naar verwachting zullen nog dit jaar de eerste klassen kunnen beginnen.

Aanvulling Personeelsrapportage van 24 oktober jl. (PvdA)

In de bijlage bij mijn brief van 24 oktober jl. (Kamerstuk 33 000 X, nr. 11) is per abuis de term «knelpuntcategorieën» gebruikt terwijl «schaarstecategorieën» was bedoeld. De term «schaarstecategorieën» wordt gebruikt voor functies waarbij de vulling zich onder het gewenste niveau bevindt. De term «knelpuntcategorieën» wordt gebruikt voor groepen personeel waarbij sprake is van (verwachte) overtolligheid. Bijlage 3 bevat de juiste tabel. De functies die tot de schaarstecategorieën gerekend worden, kunnen per jaar veranderen. Dit is afhankelijk van de behoefte van Defensie en van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Zoals uit de tabel kan worden afgeleid zal Defensie zich de komende tijd vooral moeten inspannen voor personeel op gevechtsfuncties en voor technisch en medisch personeel.

VN-resolutie 1 325 (PvdA)

Tijdens het wetgevingsoverleg Personeel is de uitvoering van VN-resolutie 1 325 over de rol van vrouwen in (post-)conflictgebieden aan de orde gesteld. In mijn brief van 9 februari jl. (Kamerstuk 32 500 X, nr. 84) waarin ik de kosten van het diversiteitsbeleid en de beëindiging daarvan heb uiteengezet, is naar voren gebracht dat Defensie betrokken blijft bij de uitvoering van de VN-resolutie 1325.

PTSS en uiteenlopende invaliditeitspercentages (CDA)

Zoals uiteengezet in de brieven van 21 mei 2010 en 1 juni jl. (Kamerstuk 30 139, nrs. 78 en 92) is het PTSS-protocol ontwikkeld om verzekeringsartsen houvast te geven bij de beoordeling van invaliditeit als gevolg van een psychische aandoening. De richtlijnen zijn bedoeld om de bestaande verschillen in uitkomsten van keuringen weg te nemen en dergelijke verschillen in nieuwe gevallen te voorkomen. Het protocol is op dit punt onderzocht door het Universitair Medisch Centrum Groningen. De uitkomsten van dit onderzoek komen binnenkort beschikbaar. Ik zal de Kamer hierover informeren.

De duiding en vaststelling van het verband tussen de beperkingen en de militaire dienst vragen specifieke deskundigheid. Dit is een taak van verzekeringsartsen, een erkend medisch specialisme, en niet van de curatieve sector. Een strikte scheiding van behandeling en controle moet voorkomen dat behandelaars in een conflict van belangen terecht komen. Zorgverleners dienen zich dan ook te onthouden van uitspraken over de oorzaak (toerekening) en over de ernst van de beperkingen.

Waar de behandelend arts zich richt op het herstel van de patiënt, is de vertaling van klachten in beperkingen het werk van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts vormt zich een eigen oordeel over de diagnose van de behandelende arts. Eventueel kan onafhankelijke deskundigheid worden ingeschakeld. Om het onderlinge begrip te vergroten en knelpunten op dit gebied op te lossen, is onlangs een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van de behandelende sector (het Landelijk Zorgsysteem Veteranen) en van de verzekeringsartsen van Defensie en het ABP.

Bij de invoering van het protocol per 1 juli 2008 is in overleg met de centrales van overheidspersoneel een overgangsregeling getroffen. Voor veteranen van wie aanspraken op een militair invaliditeitspensioen voor 1 juli 2008 definitief zijn vastgesteld, verandert het percentage niet. Later is nog een aanvullende overgangsregeling getroffen voor veteranen die op het moment van de invoering van het PTSS-protocol al jaren een stabiel voorlopig invaliditeitspensioen hadden. Als gevolg daarvan behouden ook zij hun aanspraken van voor 1 juli 2008.

Overige onderwerpen

F-16’s (SP)

Zoals vermeld in de beleidsbrief zal Defensie in totaal € 300 miljoen investeren in projecten ten behoeve van het langer doorvliegen met de F-16. Deze projecten hebben betrekking op de 68 toestellen die Defensie aanhoudt.

De jaarlijkse behoefte aan vlieguren voor de gereedstelling van de F-16 vloeit voort uit een genormeerd aantal uren per vlieger. Deze vlieguren worden gefinancierd uit de beleidsartikelen 23 (CLSK) en 25 (DMO) van de begroting. De vlieguren voor de inzet tijdens crisisbeheersingsoperaties betreffen in beginsel extra vlieguren die worden gefinancierd uit het HGIS-budget (beleidsartikel 20, Inzet) van de begroting. Soms is het mogelijk dat de vliegers hun gereedheid voldoende op peil houden door de uitvoering van de missie. In dat geval is het niet nodig voor de missie extra vlieguren en daarmee kosten te maken. De vlieguren voor de inzet tijdens missies maken dan geheel of gedeeltelijk deel uit van het aantal basisuren voor gereedstelling.

Bij de eerste verlenging van de inzet in Libië in juni van dit jaar is gebleken dat door de inzet in Libië en Afghanistan de resterende vlieguren van de F-16’s zouden dalen tot onder het niveau dat voor gereedstelling nodig is. Daarom is besloten om de F-16 vlieguren voor de inzet in Libië vanaf dat moment volledig als extra vlieguren te beschouwen en deze te financieren uit het HGIS-budget. Hierdoor zijn deze uren niet ten koste gegaan van de vlieguren voor de gereedstelling.

Helikopters (CDA)

Op grond van de motie-Knops (6 juni 2011, Kamerstuk 32 733, nr. 13) worden vijf Cougar-helikopters de komende jaren aangehouden, naast de drie Cougar-helikopters voor Search and Rescue (SAR-)taken. Door de vertraging bij het project NH-90 en de verminderde inzetbaarheid van de Chinook-helikopters dreigt een tekort aan transporthelikoptercapaciteit te ontstaan. Met de acht Cougar-helikopters kan een deel van dit tekort worden aangevuld.

Momenteel worden voor de uitvoering van SAR-taken en patiëntenvervoer de AB-412 helikopters ingezet. Tijdens de overgangsperiode van de Lynx naar de NH-90 zal de AB-412 overdag SAR-taken blijven uitvoeren. De Cougar is hiervoor inzetbaar als reservecapaciteit. Voor de SAR-taken ’s nachts wordt tijdelijk civiele capaciteit ingehuurd totdat de NH-90 beschikbaar is. Gedurende de overgangsperiode kunnen de Cougar-helikopters een deel van de boordoperaties op zich nemen. Aanvullend wordt daarvoor een Belgische Alouette-helikopter ingezet.

Cyber (PVV)

De Kamer zal nader worden geïnformeerd over de ambities en activiteiten van het kabinet inzake cyber. Een en ander zal worden verwerkt in de reactie op het advies dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) in december van dit jaar zullen uitbrengen. Dit advies zal ingaan op de gevolgen van de ontwikkelingen op cybergebied voor het veiligheids- en defensiebeleid. De kabinetsreactie zal ik samen met de ministers van Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie opstellen.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

BIJLAGE 1: BEREKENING INVESTERINGSQUOTE

BIJLAGE 2: OVERZICHT VERTRAGING BIJ MATERIEELPROJECTEN

In het investeringsbudget in de Ontwerpbegroting 2012 zijn de onderstaande projectvertragingen verwerkt. De vermelde vertraging of versnelling heeft betrekking op de stand van het MPO 2011 ten opzichte van het MPO 2010. Het betreft de aanpassingen op de instroom van materieel bij Defensie die in het MPO worden toegelicht in de rubriek «gereed» of «instroom van-tot». In de laatste kolom van het overzicht is bij enkele projecten de opmerking «door project» opgenomen. Hiermee wordt bedoeld dat de vertraging verband houdt met het verloop van het desbetreffende project en niet rechtstreeks het gevolg is van besluitvorming van de beleidsbrief. Projecten waarvan alleen de betalingen zich over een langere periode uitstrekken dan eerder was voorzien, maar die verder niet zijn vertraagd, zijn niet in dit overzicht opgenomen.

Projecten Zeestrijdkrachten in realisatie

Vertraging

Opmerking

Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

1 jaar

Door project

Fast Raiding Interception and Special forces Craft (FRISC)

2 jaar

 

Instandhouding M-fregatten

6 maanden

Door project

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

1 jaar

Door project;

Infrastructuur

5 jaar, door beleidsbrief

Patrouilleschepen

6 maanden

Door project

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

1 jaar

Door project

Projecten Zeestrijdkrachten in planning

Vertraging

Opmerking

Instandhouding Goalkeeper

2 jaar

 

Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD)

1 jaar

Door project

Midlife upgrade BV206D (MLU BV206)

1 jaar

Door project

Projecten Landstrijdkrachten in planning

Vertraging

Opmerking

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

1 jaar

 

Vervanging brugleggende tank

2 jaar

 

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

3 jaar

 

Verwerving CE-pakketten IGV

2 jaar

 

Projecten Luchtstrijdkrachten in realisatie

Vertraging

Opmerking

AH-64D MTADS (Modernized Target Acquisition and Designation Sight)

1 jaar

Door project

AH-64D upgrade

1 jaar

 

Chinook uitbreiding en versterking (vier + twee)

1 jaar

Door project

F-16 M5 modificatie

1 jaar

Door project

F-16 mode 5 IFF

1 jaar

Door project

F-16 verbetering lucht-grond bewapening, fase 1

1 jaar

 

F-16 zelfbescherming (ASE)

1 jaar

 

Vervanging F-16

Ntb

 

Projecten Luchtstrijdkrachten in planning

Vertraging

Opmerking

AH-64D verbetering bewapening

1 jaar

 

AH-64D zelfbescherming (ASE)

1 jaar

 

F-16 infraroodgeleide lucht-lucht raket

-/- 2 jaar

2 jaar versneld

F-16 verbetering lucht-grondbewapening, fase 2

2 jaar

 

Patriot Vervanging COMPATRIOT

1,5 jaar

 

Projecten Defensiebreed in realisatie

Vertraging

Opmerking

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

1 jaar

Door project

Modernisering navigatiesystemen

2 jaar

 

NH-90

1 jaar

Door project

Richtkijker wapen schutter lange afstand

2 jaar

 

Projecten Defensiebreed in planning

Vertraging

Opmerking

Combat Identification (Combat ID)

1 jaar

 

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/mode S)

1 jaar

 

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

1 jaar

Gedeeltelijk

Vernieuwing TITAAN

1 jaar

 

Vervanging grondterminals MILSATCOM

2 jaar

 

Vervanging HF/VHF-radio (EZB/FM9000)

3 jaar

 

Vervanging Licht Indirect Vurend Systeem (LIVS)

2 jaar

 

Verwerving HV-brillen

1 jaar

 

BIJLAGE 3: SCHAARSTECATEGORIEËN.

De functies die tot de schaarstecategorieën gerekend worden, kunnen per jaar veranderen.

Naar boven