27 830 Materieelprojecten

Nr. 106 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 oktober 2012

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 18 september 2012 inzake het Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2012 (Kamerstuk 27 830, nr. 105).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 oktober 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Rouwe

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker

1

Is de verwachting terecht dat in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) ook de projecten die onder Richtlijn 81 worden aanbesteed, zullen worden opgenomen?

In het Materieelprojectenoverzicht (MPO) zijn strategische materieelprojecten opgenomen met een financiële omvang van meer dan € 25 miljoen. Het betreft materieel dat specifiek is ontwikkeld voor militaire doeleinden. Dit militaire karakter is het uitgangspunt voor de opname in het MPO en niet de wijze waarop de materieelprojecten worden aanbesteed, bijvoorbeeld op grond van artikel 346 van het Verdrag over de werking van de Europese Unie (VWEU) of Richtlijn 81.

2

Kunt u toelichten hoe op hoofdlijnen (strategisch) besluitvorming wordt genomen over de investeringsprojecten van de krijgsmacht? Hoe wordt de verdeling gemaakt over welk aandeel van het budget wordt geïnvesteerd in de Marine, Landmacht, Luchtmacht of defensiebreed?

De financiële ruimte in een begrotingsperiode schept de defensiebrede kaders voor het investeringsbudget. Binnen deze kaders worden de behoeften van verschillende defensieonderdelen tegen elkaar afgewogen. Daarnaast worden de hoofdwapensystemen van de defensieonderdelen gefaseerd vervangen met het oog op een spreiding van de uitgaven over de jaren. Het beleid van Defensie, zoals onder meer verwoord in de beleidsbrief van 8 april 2011 (Kamerstuk 33 240 X, nr. 1), is bij deze processen leidend.

3

Welke beïnvloedingsmogelijkheden heeft de Kamer op de projecten in planning?

Het uitgangspunt van het Defensie Materieel Proces (DMP) is dat een toereikende informatievoorziening aan de Kamer over materieelprojecten te allen tijde moet zijn gewaarborgd. De Kamer wordt met het oog op de controlerende taak geïnformeerd over strategische materieelprojecten na afloop van de verschillende DMP-fasen (de behoeftestelling in de A-fase, de voorstudie in de B-fase, de studie in de C-fase en de verwervingsvoorbereiding in de D-fase). De afspraken hierover zijn vastgelegd in de brochure «Hoofdlijnen van het Defensie Materieel Proces» (20 september 2007, Kamerstuk 27 830, nr. 46). Indien daartoe aanleiding bestaat, wordt de Kamer ook tussentijds geïnformeerd bij belangrijke ontwikkelingen op gebied van geld, product, projectorganisatie of tijd (7 juli 2010, Kamerstuk 32 123 X, nr. 135). De informatievoorziening over de overige projecten verloopt via de begroting en het departementaal jaarverslag.

4

Wat betekent de stijging van de belasting toegevoegde waarde (BTW) voor de verschillende materieelprojecten van Defensie?

De kosten van projecten waarvoor een BTW-plicht geldt, worden 2 procent hoger. Hierdoor neemt het financiële volume per project toe, bij een onveranderd investeringsbudget van Defensie. Om de kostenstijging als gevolg van de BTW-verhoging op te vangen kan de planning van projecten worden herzien en kunnen behoeften en budget worden aangepast. Hierbij kan ook de in 2012 uitgekeerde prijsbijstelling worden ingezet.

5

Bij welke projecten uit het MPO is de levering bewust naar achteren geschoven om de uitgaven in de jaren tussen nu en 2020 te reduceren?

In het MPO 2012 zijn geen projecten verschoven naar de periode na 2020 om de uitgaven tussen nu en 2020 te reduceren.

6

Op welke termijn zal aanpassing en evaluatie van het Defensie Materieel Proces (DMP) naar de Kamer worden gestuurd, naar aanleiding van de aangenomen motie1 over toepassing van robotisering en onbemande systemen?

Het DMP wordt momenteel geëvalueerd. Op grond van de resultaten van deze evaluatie en andere actuele ontwikkelingen wordt een voorstel voor een herzien DMP uitgewerkt. Hierbij wordt ook de motie-Hernandez (13 december 2011, Kamerstuk 33 000 X, nr. 59) betrokken. Tegelijkertijd vindt er een extern onderzoek plaats naar de kernprocessen van onder meer verwerving, waaronder ook het DMP (brief van 18 september 2012, Kamerstuk 32 733, nr. 81). Vanwege de onderlinge samenhang wil ik de Kamer de resultaten hiervan gecombineerd aanbieden, zodat een integrale beoordeling mogelijk is. Ook de resultaten van het onderzoek van de Audit Dienst Defensie naar de sturing en beheersing van materieelprojecten zullen deel uitmaken van dit pakket. Het geheel zal voor het einde van het jaar worden voltooid en kort daarna aan de Kamer worden aangeboden.

7

Waarom wordt artikel 346 van het EU-werkingsverdrag niet toegepast bij de aankoop van strategisch materieel, zoals 12, 50 en 100 kN voertuigen?

In de C-fase zal meer duidelijkheid ontstaan over wat de markt kan leveren en over ontwikkelingen in de Europese aanbestedingswetgeving. Daarna kan de verwervingsstrategie worden vastgesteld. Hierover is de Kamer geïnformeerd met brieven van 31 mei 2012 en 2 juli 2012 (Kamerstukken 26 396, nr. 92 en nr. 95).

8

Is er meer bekend over hoe solide de nieuwe Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft (FRISC) vaartuigen zijn, gezien eerdere berichten2 over het bij hoge snelheden «uit elkaar vallen» van de onderscheppingvaartuigen?

Op 4 november 2011 en 24 mei 2012 (Vergaderjaar 2011–2012, Aanhangsel Handelingen, nr. 563, nr. 2 611 en nr. 2612) is de Kamer met antwoorden op schriftelijke vragen geïnformeerd over beproevingen met twee types Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft (FRISC) vaartuigen. Uit die beproevingen zijn geen fundamentele fouten in het ontwerp of de constructie gebleken. Inmiddels zijn zeventien snelle vaartuigen van het type Boarding Craft en vijf vaartuigen van het type Support Craft Caribbean geaccepteerd. Een aantal FRISC-vaartuigen wordt ingezet tijdens de Navo-operatie Ocean Shield. Na de introductie van nieuwe wapensystemen gebeurt het vaker dat tijdens het operationele gebruik tekortkomingen aan het licht komen. Defensie houdt hier rekening mee en herstelt de tekortkomingen voortvarend, zo nodig in samenwerking met de leverancier.

9

Kunt u toelichten hoe in het kader van het project Instandhouding M-fregatten de samenwerking met België verloopt?

De Belgische en de Nederlandse marine werken onder meer samen door middel van taakspecialisatie. Nederland is verantwoordelijk voor de instandhouding van de M-fregatten en de samenwerking hierbij verloopt naar wens. De Belgische liaisons in Den Haag en Den Helder zijn nauw betrokken bij het wapensysteemmanagement van de schepen en bij het projectmanagement van het project Instandhouding M-fregatten.

10

Kunt u toelichten hoe door de upgrade van de Walrusklasse de onderzeevloot een onderscheidende nichecapaciteit binnen het NAVO-bondgenootschap blijft?

De instandhouding van de Walrusklasse onderzeeboten betreft onder andere de vervanging van een aantal verouderde sensoren en systemen. Dit leidt tot operationele verbeteringen. Daarnaast worden de onderzeeboten gemoderniseerd, waarna ze tot ten minste 2025 operationeel inzetbaar zijn. De stille, dieselelektrische aangedreven onderzeeërs zijn in uiteenlopende missies van grote waarde en vormen een schaarse capaciteit in Navo-verband.

11

Betekent de eerdere aanschaf van wapensystemen voor de Luchtverdedigings- en Commandofregatten dat de wapensystemen waarmee de schepen geleverd zijn voor het einde van hun technische levensduur vervangen worden?

Het betreft geen wapensystemen, maar de dieselmotoren van de generatoren omdat deze momenteel problemen opleveren die alleen door vervanging kunnen worden verholpen. De vervanging is een aanbeveling die voortkomt uit de evaluatie van dit project. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de brief van 22 mei 2009 (Kamerstuk 25 800, nr. 23) en de antwoorden op de schriftelijke vragen over deze brief van 13 oktober 2009 (Kamerstuk 25 800 nr. 24).

12

Wat is uw inschatting van de mogelijkheden om internationaal samen te werken met Denemarken, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD)?

13

Wanneer wordt concreet een knoop doorgehakt over de vraag of het MBMD project in samenwerking met andere landen wordt ingericht?

14

Kunt u een update geven van de samenwerking met Duitsland en Denemarken met betrekking tot de SMART-L radar? Gaan deze twee landen ook hun SMART-L radar modificeren?

Voor internationale samenwerking op het gebied van Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD) kunnen twee groepen landen worden onderscheiden.

De eerste groep betreft de landen die hun marineschepen ook met de SMART-L hebben uitgerust, namelijk Duitsland en Denemarken. Met deze landen wordt al samengewerkt op het gebied van de instandhouding van de SMART-L radar. Het gaat onder meer om hoger onderhoud, training en gezamenlijke verwerving en beheer (common pool) van reservedelen. Nederland is inmiddels begonnen aan de realisatiefase van het project MBMD en informeert Duitsland en Denemarken over de voortgang van de modificatie van de SMART-L radar. Duitsland onderzoekt momenteel de gevolgen van de invoering van de gemodificeerde SMART-L aan boord van zijn schepen, maar heeft nog geen besluiten genomen. Denemarken is geïnteresseerd in de modificatie, maar heeft nog geen concrete plannen.

De tweede groep landen betreft Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk. Deze landen maken gebruik van de S-1850 radar, een afgeleide van de SMART-L radar. Deze landen zijn in het kader van mogelijk samenwerking geïnformeerd, maar het is Defensie niet bekend of hiervoor bij deze landen concrete plannen bestaan.

Over de internationale samenwerking bij het project MBMD is de Kamer eerder geïnformeerd met de brieven over de A-fase (26 september 2011, Kamerstuk 32 733, nr. 1) en de gecombineerde B/C/D-fase (16 mei 2012, Kamerstuk 27 830, nr. 100) en de antwoorden op de schriftelijk vragen over de A-fase van het project MBMD (25 oktober 2011, Kamerstuk 27 830, nr. 94).

15

Is de SMART-L radar in staat om nepkoppen (decoys) te onderscheiden van echte?

Nee.

16

Is er belangstelling van andere landen voor het Joint Logistic Support Ship (JSS)? Welke exportkansen ziet u?

Ik ben niet bekend met concrete belangstelling van andere landen voor het Joint

Logistic Support Ship (JSS). De kansen om dit schip te exporteren beschouw ik momenteel als gering.

17

Hoe kan er zo’n grote wijziging in het productieschema van de leverancier zijn opgetreden bij de instandhouding Goalkeeper?

Tot de D-fase berustte het productieschema op de voorziene planning en het beschikbare budget. In de D-fase is met de leverancier een nieuw productieschema overeengekomen. Op grond van dit schema kunnen de knelpunten die door de veroudering optreden en de toenemende storingskans van de Goalkeeper sneller worden verholpen. Daarnaast hoeft de leverancier hierdoor niet langer specifieke kennis in stand te houden dan nodig is.

18

Wat is de aanleiding voor de vertraging met een jaar bij het instandhoudingsprogramma Luchtverdedigings- en Commandofregatten?

De vertraging van een jaar is het gevolg van de aanpassing van het instandhoudingsprogramma Luchtverdedigings- en Commandofregatten aan de planning van het meerjarig onderhoudsschema van de schepen. Hierdoor wordt het project niet in 2019 maar in 2020 voltooid.

19

Wat is de stand van zaken bij het Midlife upgrade BV206D project? Wat is de huidige inzetbaarheid?

Het project Midlife upgrade BV206D is ten opzichte van de oorspronkelijke planning twee jaar vertraagd, in afwachting van de maatregelen in de beleidsbrief van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1). Met de A-brief van 25 mei 2010 (Kamerstuk 27 830 nr. 77) is de Kamer gemeld dat Defensie als onderdeel van de B-fase de modernisering onderzoekt. Vooral het aantal te modificeren voertuigen in relatie tot de samenstelling van de modificatiepakketten wordt bezien. Ook worden de mogelijkheden van sourcing van de werkzaamheden onderzocht en worden inspanningen verricht om de inzetbaarheid van dit verouderde systeem te kunnen waarborgen. De veroudering van de BV206D leidt vooralsnog niet tot operationele beperkingen voor de marinierseenheden.

20

Wat is de stand van zaken bij de invulling van de compensatie bij de Modificatie MK48 torpedo?

34

Wat is de stand van zaken bij de invulling van de compensatie bij de drie Apache projecten?

35

Wat is de stand van zaken bij de invulling van de compensatie bij het project Chinook uitbreiding en versterking?

Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie informeert de Kamer om het jaar over de resultaten van het Nederlandse compensatiebeleid. Over afzonderlijke compensatieovereenkomsten wordt de Kamer geïnformeerd met de commercieel vertrouwelijke bijlage bij deze rapportage. De meest recente rapportage over de jaren 2009 en 2010 is op 5 juli 2011 (Kamerstuk 26 231, nr. 20) verzonden aan de Kamer. Naar verwachting wordt de volgende rapportage over de jaren 2011 en 2012 midden 2013 aangeboden aan de Kamer.

21

Ligt er ook een verwachte daling in behoefte ten grondslag aan de lagere inkoop van de torpedo’s, of komt de vermindering in aantal alleen door de prijsbijstelling?

Het aantal MK48 torpedo’s dat wordt gemodificeerd is verminderd als gevolg van de prijsstijging van de modificatiepakketten en niet als gevolg van een verwachte vermindering van de behoefte.

22

De projectfase van het Army Ground Based Air Defence System (AGBADS) is inmiddels acht jaar vertraagd. In hoeverre voldoet dit luchtverdedigingssysteem voor de korte en middellange afstand nog aan de oorspronkelijke eisen?

Bij succesvolle voltooiing van het project voldoet het Army Ground Based Air Defence System aan de oorspronkelijke en de huidige eisen die aan dit wapensysteem worden gesteld.

23

In hoeverre is het mogelijk om het aantal bestelde Groot Pantserwielvoertuigen (GPW, Boxer) te wijzigen?

De voertuigen worden momenteel volgens de bestelling van Defensie geproduceerd. Bij het annuleren of wijzigen van de bestelling zal Nederland de fabrikant de winstderving, de annuleringskosten van onderleveranciers, de productiekosten en kosten van aangeschafte grondstoffen en productiemiddelen moeten vergoeden. Om die reden ligt een wijziging van de bestelling niet voor de hand.

24

Wat betekent uitstel van het GPW project met twee jaar voor de operationele mogelijkheden in 2015 en 2016?

Door de vertraging van twee jaar kan een aantal eenheden pas later profiteren van de operationele voordelen van de Boxer ten opzichte van de YPR, zoals de betere bescherming die het voertuig biedt. Ook leidt de latere instroom tot een toename van de onderhouds- en bevoorradingsinspanningen om de oude YPR-voertuigen inzetbaar te houden. De latere levering leidt niet tot vermindering van de operationele mogelijkheden van Defensie in 2015 en 2016.

25

Waarom is de gewichtsbeperking nodig?

26

Zijn de problemen met het gewicht van de Boxer inmiddels opgelost?

Het gewicht van het voertuig met de Nederlandse missiemodules voldeed niet aan de eisen in het contract. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de brief van 30 maart 2012 (Kamerstuk 26 396, nr. 91). Dit beperkt de mogelijkheden om aanvullende uitrusting op het voertuig te monteren. Daarnaast heeft een te hoog gewicht ongunstige gevolgen voor de levensduur en de mobiliteit van het voertuig. Inmiddels is een aantal maatregelen met de fabrikant overeengekomen. De oplossing van het probleem is daarmee nabij, maar de genieversie van het voertuig voldoet nog niet aan de gestelde eisen. Namens Nederland en Duitsland onderhandelt het wapenagentschap Organisation conjointe de coopération en matière d’armement (OCCAR) hierover met de fabrikant.

27

Welke maatregelen worden genomen om de inzetbaarheid van het Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV) te verhogen? Waarom zijn er niet eerder afspraken met het bedrijfsleven gemaakt over reservedelen en samenwerking bij onderhoud?

De lagere inzetbaarheid van het IGV werd voor een belangrijk deel veroorzaakt door een ontoereikende voorraad reservedelen. Dit tekort is ontstaan door onvoldoende exploitatiebudget in de eerste gebruiksjaren. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de brief van 30 maart 2012 (Kamerstuk 26 396, nr. 91). Vanaf 2012 is het exploitatiebudget in overeenstemming met de raming en kunnen voldoende reservedelen worden besteld. De bestellingen gaan echter gepaard met lange levertijden waardoor de herbevoorrading waarschijnlijk nog enige tijd achterblijft op het verbruik. Naar verwachting kan Defensie de levertijden verder verkorten door overleg met de leverancier over de verbruiksvoorspellingen. De problemen zijn veroorzaakt door het ontoereikende exploitatiebudget en dit stond aanvullende opdrachten aan het bedrijfsleven in de weg.

28

Hoeveel later komt de Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV) door de taakstelling ten aanzien van oorspronkelijke prognoses?

De Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering wordt vier jaar later dan aanvankelijk voorzien uitgevoerd.

29

Kunt u nader toelichten in hoeverre de verlenging van de PATRIOT levensduur onze luchtverdediging in staat stelt om tot tenminste 2 040 ons luchtruim effectief te verdedigen?

Het Nederlandse luchtruim wordt verdedigd met een combinatie van middelen. Het Patriot-systeem maakt hier deel van uit. Na het levensduurverlengende project is het Patriot-systeem operationeel inzetbaar tot ten minste 2040. Zonder dit project zal de effectiviteit van het systeem aanzienlijk afnemen.

30

Waarom is de nieuwe mortier nodig?

De mortieren van de eenheden van het Commando landstrijdkrachten en het Commando zeestrijdkrachten zijn operationeel en technisch verouderd. De behoefte aan dit vuursteunmiddel bestaat echter nog steeds, vooral omdat het een licht en verplaatsbaar systeem is. Hierdoor kunnen het Korps Mariniers en de infanterie-eenheden van Defensie dit vuursteunmiddel in het bijzonder gebruiken ter ondersteuning van hun mobiele optreden. De vervanging van de 81 mm mortier wordt onderzocht in samenhang met de behoefte aan de 120 mm mortier zoals deze is gesteld bij het project Licht Indirect Vurend Systeem. Over de behoeftestelling van het project Vervanging 81mm mortier wordt de Kamer in 2013 geïnformeerd.

31

Wat betekent het vertragen en verminderen van het budget voor de vervanging brugleggende tank in praktische zin voor de inzetbaarheid?

Als gevolg van de beleidsbrief van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1) wordt de behoefte aan brugleggende tanks herijkt. Vooruitlopend op de uitkomsten van deze studie en de gevolgen van de opheffing van de tankbataljons is het budget verminderd. Als tijdelijke oplossing heeft Defensie een brugleggend systeem op een wielonderstel aangeschaft. Voorlopig leveren de nieuwe wielsystemen samen met de oude brugleggende tanks de benodigde brugslagcapaciteit.

32

Waarom wordt het project vervanging brugleggende tank niet met Duitsland samen uitgevoerd?

Duitsland heeft de vervanging van de brugleggende tank uitgesteld tot na 2020. Samenwerking met Duitsland leidt tot een vertraging bij de uitvoering van het project. Afhankelijk van de resultaten van de volgende fases van dit project zullen de mogelijkheden voor internationale samenwerking opnieuw worden onderzocht.

33

Op welke wijze wordt het prioritaire technologiegebied «geavanceerde materialen» in het project verwerving van CE-pakketten voor het IGV meegenomen?

Tijdens de B-fase en C-fase van projecten onderzoekt Defensie of en hoe de Nederlandse technologische kennis op het gebied van geavanceerde materialen kan worden gebruikt en verder kan worden ontwikkeld. Dit gebeurt ook bij de verwerving van de CE-pakketten voor het IGV. De resultaten worden per fase beoordeeld en gemeld aan de Kamer. De resultaten worden meegenomen in de volgende fasen van het project.

36

Kunt u toelichten in hoeverre de F-16 upgrade en modificatie projecten de jachtvloot van de Koninklijke Luchtmacht daadwerkelijk in staat stellen om krachtig op te treden in de meest risicovolle missies, zonder dat onze vliegers nodeloos gevaar lopen?

De F-16’s van het Commando luchtstrijdkrachten blijven de komende jaren operationeel inzetbaar. De investeringsprojecten waarnaar in deze vraag wordt verwezen, leveren daaraan een belangrijke bijdrage. Iedere operationele inzet gaat gepaard met risico’s. Deze hangen voornamelijk af van de dreiging en de mogelijkheden van de eigen strijdkrachten of die van coalitiepartners om die tegen te gaan. De dreiging van luchtverdedigingssystemen en jachtvliegtuigen zal zich echter blijven ontwikkelen en het is niet mogelijk de F-16 daartegen te blijven beschermen. Per geval zal moeten worden bezien of een inzet verantwoord is en of de risico’s aanvaardbaar zijn. Daarbij zijn niet alleen relevant de aard van de dreiging en de beschikbaarheid van tegenmaatregelen, maar ook het belang van de missie.

37

Kunt u toelichten hoeveel het in totaal extra gaat kosten om (nog) langer door te vliegen met de F-16?

Volgens de huidige planning zal de opvolger van de F-16 vanaf 2019 instromen. Om drie jaar langer te kunnen doorvliegen met de F-16 zijn drie investeringsprojecten met een totaal volume van € 300 miljoen voorzien. Indien nog langer met de F-16 zou worden doorgevlogen dan deze drie jaar, zijn extra investeringen in het toestel onvermijdelijk. Deze investeringen hebben vrijwel uitsluitend betrekking op de technische instandhouding omdat operationele verbeteringen van het toestel nauwelijks nog mogelijk zijn. Bij deze technische maatregelen gaat het onder meer om de motoren, de vleugels, de radio’s, de boordcomputer en de toestelsoftware. Volgens een eerste schatting is met nog eens twee jaar langer doorvliegen een investeringsbedrag gemoeid van € 144 miljoen.

Door de toenemende veroudering van de toestellen heeft langer doorvliegen niet alleen investeringskosten, maar ook hogere exploitatie-uitgaven tot gevolg. Zoals onder meer uiteengezet in de brief van 3 juli jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 300) zullen de jaarlijkse exploitatie-uitgaven van de F-16 vanaf 2015 gaan stijgen met telkens € 2 miljoen per jaar in ieder jaar dat er langer wordt doorgevlogen.

38

Heeft de voorziene modernisering van de B-61 kernwapens financiële gevolgen voor de handhaving van de inzetbaarheid van de F-16 met een nucleaire taak?

Op grond van internationale afspraken worden hierover geen mededelingen gedaan.

39

Hoeveel financieel voordeel is behaald bij het project F-16 zelfbescherming (ASE) door de samenwerking met de Amerikaanse luchtmacht?

Defensie wil met het project F-16 Zelfbescherming (ASE) aansluiten bij een nog lopend verwervingstraject van de Amerikaanse luchtmacht. Door de grotere aantallen te verwerven producten zullen de stuksprijzen lager uitvallen dan wanneer alleen Nederland een bestelling zou doen. De Amerikaanse luchtmacht is echter nog in onderhandeling met mogelijke fabrikanten. Pas na de contractsluiting wordt duidelijk hoe groot het financiële voordeel voor Nederland zal zijn.

40

Hoeveel stijgen de kosten van de testtoestellen van het project Vervang F-16 door de boekhoudkundige fout van de leverancier?

De meest recente raming van de kosten van het eerste F-35 testtoestel, dat op korte termijn aan Nederland zal worden overgedragen, bedraagt € 157,7 miljoen (prijspeil 2012 en plandollarkoers € 0,7752), inclusief de extra kosten als gevolg van de boekhoudkundige fout van Northrop Grumman. Dit is minder dan de in februari jl. gemelde raming van € 159,5 miljoen, omgerekend naar hetzelfde prijspeil en dezelfde plandollarkoers (Kamerstuk 26 488, nr. 281 van 2 februari 2012). De extra kosten als gevolg van de boekhoudkundige fout bedragen voor het eerste toestel € 5,4 miljoen (in genoemd prijspeil en plandollarkoers). Daarnaast vallen de extra kosten van concurrency, het aanpassen van toestellen die al tijdens de ontwikkelingsfase zijn geproduceerd, en van de productie lager uit dan in februari geraamd. De uiteindelijke kosten van het eerste testtoestel zullen worden vastgesteld bij de financiële afwikkeling van de productieserie LRIP-3 waarvan dit toestel deel uitmaakt.

Van het tweede toestel, dat in de zomer van 2013 gereed zal zijn, bedragen de extra kosten als gevolg van de boekhoudkundige fout € 1,6 miljoen (genoemd prijspeil en plandollarkoers). Het is uiteraard nog niet bekend of de uiteindelijke kosten van het tweede toestel hoger of lager zullen zijn dan de raming van februari 2012.

41

Wanneer wordt het onafhankelijke onderzoek naar de kosten van uitstappen uit de ontwikkeling van de F-35 en uit de testfase, en naar de directe en indirecte gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid, opgeleverd?

Met de brieven van 21 en 22 augustus jl. (Kamerstukken 26 488, nrs. 302 en 303) is de Kamer geïnformeerd dat er twee aanvullende onderzoeken worden uitgevoerd naar de uitstapkosten uit het F-35 project en de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid. De Algemene Rekenkamer heeft haar rapport op 24 oktober naar de Kamer gestuurd. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal eveneens op 25 oktober de Kamer informeren over het onderzoek van het bureau SEO Economisch onderzoek.

42

Kunt u toelichten op welke wijze Apaches op fregatten kunnen worden gestationeerd ter bestrijding van piraterij?

Defensie heeft geen voornemens om met de Apache-helikopters vanaf fregatten te opereren. De mogelijkheden om in de toekomst met de Apache te opereren vanaf LPD’s of het JSS worden onderzocht.

43

Wat wordt bedoeld met de herschikkingen die genoemd worden als reden van de vertraging in de B-fase van het project AH-64D zelfbescherming (ASE)?

De voltooiing van de B-fase was aanvankelijk voorzien voor het derde kwartaal van 2010. Doordat de leveranciers informatie later aanleverden dan verwacht, is het project een aantal maanden vertraagd. Vervolgens is eind 2010 besloten de verzending van de B-brief aan de Kamer op te schorten, in afwachting van de beleidsbrief die op 8 april 2011 naar de Kamer is gestuurd. Uiteindelijk is de B-brief op 1 juli 2011 verzonden en deze is vervolgens in september 2011 voor kennisgeving aangenomen. Dit alles heeft geleid tot een vertraging van een jaar.

44

Op welke manier draagt de Militaire Satelliet Capaciteit (MILSATCAP) concreet bij aan de operationele inzetbaarheid? U geeft aan dat direct na het tekenen van het Memorandum of Understanding (MoU) in januari 2012 de militaire satelliet capaciteit in gebruik is genomen: zijn er voorbeelden van inzet van deze capaciteit?

Door toegang tot het Wideband Global Satcom (WGS) kunnen uitgezonden eenheden, overal ter wereld en 24 uur per dag (gerubriceerde) informatie uitwisselen met (nationale) hoofdkwartieren en bondgenoten. Vanaf 1 januari 2012 zijn meer dan vijftig missies uitgevoerd met de satellietcapaciteit, bijvoorbeeld door de Hr. Ms. Evertsen en Hr. Ms. De Ruyter bij de Standing NATO Maritime Group 1 als component van de Nato Response Force, tijdens de oefening Joint Warrior in het kader van piraterijbestrijding en het Duits-Nederlandse Legerkorps voor ondersteuning van de oefening Peregrine Sword.

45

Wat betekent de bezuiniging concreet voor de praktische toepassing van het navigatiesysteem?

De bezuinigingen bij het project Modernisering Navigatiesystemen hebben geen gevolgen voor de praktische toepassing hiervan. De bezuiniging behelst een aangepaste uitvoering van het type Global Positioning System ontvanger voor de Gulfstream 4.

46

De levering van de Full Operational Capable (FOC) NH-90 toestellen is opnieuw met drie maanden vertraagd. Hoe schat u de kansen in dat bij de leveringen van de toestellen en de noodzakelijke modificaties (tot 2018) opnieuw vertraging opgelopen zal worden? Zijn hier dan wederom extra kosten mee gemoeid?

Een vertraging van de levering van de helikopter leidt tot verschuiving van de projectuitgaven maar niet tot een directe toename van de kosten. Op den duur zullen de kosten toenemen indien Defensie voor een langere periode vervangende helikoptercapaciteit moet gebruiken of huren. Over de risico’s van het project, de beheersmaatregelen en de gevolgen van de risico’s voor het budget wordt de Kamer voorafgaande aan de behandeling van defensiebegroting voor 2013 geïnformeerd met de jaarrapportage NH-90.

47

Waarom ligt het projectvolume bij het project NH-90 zo veel hoger dan de oorspronkelijke raming?

De aanpassingen van het budget van het project NH-90 worden gedetailleerd weergegeven in de commercieel vertrouwelijke bijlage bij de rapportage die jaarlijks naar de Kamer wordt gestuurd. Vooral de jaarlijkse prijsbijstelling leidt tot een aanzienlijke verhoging van het projectbudget. Daarnaast zijn nieuwe behoeften toegevoegd aan het project. Hierover is de Kamer geïnformeerd met brieven van 24 september 2004 en 9 juni 2008 (Kamerstukken 29 800 X, nr. 3 en 25 928, nr. 28).

48

Wordt met herijking vertraging of bezuiniging verstaan bij het project Richtkijker wapen schutter lange afstand?

De herijking bij het project Richtkijker wapen schutter lange afstand betreft uitstel van ingebruikneming. Het projectbudget is niet gewijzigd.

49

In hoeverre is het mogelijk om het totale budget voor het project Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen te wijzigen?

Zolang Defensie geen verplichtingen is aangegaan kan het budget wijzigen. Ik ben vooralsnog echter niet van plan het budget te wijzigen. Zoals ik de Kamer heb gemeld in mijn brief van 31 mei 2012 (Kamerstuk 26 396 nr. 92) is voor de B-fase een voorlopige behoefte vastgesteld. Deze past binnen het budget maar is lager dan operationeel wenselijk. Na ontvangst van nieuwe prijsinformatie zal de behoefte opnieuw worden bezien, waarbij het budget taakstellend blijft.

50

Worden bij het deelproject lastdragers de levensduur- en operationele kosten zorgvuldig meegenomen? Betekent dit dat gerichte aandacht zal worden besteed aan gewicht, materialen en duurzaamheid?

Ja. Bij de keuze tussen de verschillende productalternatieven spelen de aanschafkosten en de exploitatiekosten voor de gehele levensduur een belangrijke rol. Bij de totstandkoming van het programma van eisen hebben ook aspecten zoals gewicht, materialen en duurzaamheid een rol gespeeld.

51

Welke kenniscentra met welke opdrachten worden bij het project Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle (MALE UAV) ingeschakeld? Welke taken zijn voorzien in het nationale domein?

Bij de uitvoering van het project Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle (MALE UAV) zijn het NLR en TNO ingeschakeld. De instituten zijn betrokken bij de vraagstukken over luchtwaardigheid en de integratie van de MALE UAV in het Nederlandse luchtruim.

De MALE UAV kan worden ingezet voor waarneming (surveillance), verkenning (reconnaissance) doelbepaling (target acquisition) en voor onderzoek naar de mate waarin een doel is beschadigd (battle damage assessment). Bewapening van de MALE UAV is echter niet aan de orde. In het nationale domein wordt de MALE UAV vooral voor waarneming en onderzoek ingezet. Voorbeelden daarvan zijn de inzet voor humanitaire hulpverlening bij rampen, kustwachttaken, terrorismebestrijding en andere steunverlening aan de civiele autoriteiten.

52

Wat betekent de vertraging van de verkoop van de overtollige Leopard-tanks voor de planning van het project MALE UAV?

De vertraging van de verkoop van de overtollige Leopard 2 tanks heeft geen gevolgen voor het project MALE UAV.

53

Wat wordt precies verstaan onder effectieve (wapen)inzet? Valt onder deze definitie ook de inzet van bewapende UAV’s? Wordt de mogelijkheid onderzocht om een UAV voor verkenning aan te schaffen die in een later stadium kan worden bewapend? Welke types UAV worden onderzocht in verband met de aanschaf?

Met een MALE UAV kunnen doelen worden opgespoord waarna maritieme, land- of luchtplatforms doelgericht kunnen worden ingezet. Hierdoor is het mogelijk tijdens operaties met grote precisie op te treden en het risico van nevenschade te beperken. Dit is wat wordt verstaan onder effectieve (wapen) inzet. Het betreft dus niet de inzet van bewapende UAV’s. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de brief van 14 december 2011 (Kamerstuk 30 806, nr. 10).

Met de brief van 14 december 2011 en de antwoorden op de vragen van het lid Van Dijk van 1 mei 2012 (Vergaderjaar 2011–2012, Aanhangsel van de handelingen, nr. 2414) heb ik de Kamer gemeld dat de behoefte van Defensie betrekking heeft op een MALE UAV voor waarneming en inlichtingenvergaring (surveillance and reconnaissance). Bewapening is niet aan de orde. Indien echter in de toekomst een behoefte als wapendrager wordt geformuleerd, is het technisch mogelijk de UAV’s daarvoor geschikt te maken. Dit vergt wel een nieuwe behoeftestelling.

In de brief van 14 december 2011 is de Kamer gemeld dat in de B-fase van het project in overeenstemming met het DMP een marktverkenning wordt uitgevoerd. De uiteindelijke keuze voor een product en een leverancier wordt gemaakt in de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase). Over de resultaten van de verschillende fasen van het DMP, waaronder de verwervingsstrategie, zal ik de Tweede Kamer informeren.

54

Wat zijn de operationele gevolgen van de vertraging van het project Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/mode S) (NGIS)?

De operationele gevolgen van de vertraging van het project Nieuwe generatie identificatiesystemen zijn gering. Defensie sluit bij de uitvoering van het project aan bij de vervanging in de Navo van Mode 4 IFF door Mode 5 IFF. Ondanks de verschuiving van een jaar kan het project nog steeds binnen de planning van de Navo worden uitgevoerd.

55

Klopt het dat er bij de projecten in afstoting nauwelijks wijzigingen ten opzichte van vorig jaar zijn gemeld, met uitzonderingen van een aantal besluiten materieel niet af te stoten? Is het beleid nog steeds om overtollig materieel alleen aan overheden te verkopen?

Ja. Het beleid voor de afstoting van overtollig strategisch defensiematerieel is niet gewijzigd. Overtollig strategisch defensiematerieel wordt in beginsel alleen verkocht aan andere overheden die voldoen aan de criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Unie. Overtollig strategisch materieel kan ook worden verkocht aan de oorspronkelijke fabrikant. Incidenteel wordt het strategische materieel verkocht aan bedrijven. In dat geval moet de eindbestemming van het materieel bekend zijn of stelt Defensie als voorwaarde dat de systemen alleen mogen worden doorverkocht aan regeringen van landen die voldoen aan de gezamenlijke EU-criteria. In geval van de verkoop van strategisch materieel is – met uitzondering van de gevallen dat systemen in Nederland worden overgedragen – altijd een exportvergunning vereist. Daarnaast wordt in het contract de voorwaarde opgenomen dat in geval van doorverkoop de toestemming van de Nederlandse staat nodig is.

56

Zijn er contacten met potentiële klanten voor de af te stoten F-16’s? Zo ja, met wie?

57

Zijn er contacten met potentiële klanten voor de af te stoten Leopard tanks? Zo ja, met wie?

58

Zijn er contacten met potentiële klanten voor de af te stoten Pantserhouwitsers? Zo ja, met wie?

59

Zijn er contacten met potentiële klanten voor de af te stoten Pantserrupsvoertuigen? Zo ja, met wie?

Momenteel is er met een aantal landen contact over de verkoop van het bovengenoemde materieel. Concrete belangstelling is er voor de overtollige F-16 jachtvliegtuigen en Pantserhouwitsers (PzH2000). Vanwege commercieel vertrouwelijke overwegingen doet Defensie hierover in dit stadium nog geen mededelingen. Zodra principeovereenstemming is bereikt, zal de Kamer in overeenstemming met de motie-Van den Doel c.s. worden geïnformeerd (17 december 1996, Kamerstuk 22 054 nr. 24).

Naar boven