26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 254 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 december 2017

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 6 juli 2017 over de laatste ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) (Kamerstuk 26 485, nr. 249).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 september 2017 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 12 december 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Israel

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Inleiding

2

Voortgang uitvoering Manifest MVI

2

Ontwikkeling benchmark en monitoring MVI

4

Criteriadocumenten

6

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van 6 juli 2017. Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris omtrent de laatste ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI). De leden van deze fractie hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van MVI. Deze leden zijn van mening dat de overheid een grote verantwoordelijkheid heeft om verantwoord in te kopen en de koplopers te stimuleren zodat we de transitie naar een eerlijke circulaire economie kunnen versnellen. Deze leden hebben daarom nog een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brief. Zij hebben hierbij enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van MVI. Zij stellen enkele vragen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris met betrekking tot de voortgang van het maatschappelijk verantwoord inkoopbeleid.

Voortgang uitvoering Manifest MVI

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het MVI heeft geleid tot het stimuleren van professioneel duurzaam opdrachtgeverschap bij overheden. In hoeverre heeft MVI geleid tot het effectief stimuleren van de markt? Of in hoeverre heeft MVI geleid tot het tegendeel? De leden van de VVD-fractie zouden graag enkele voorbeelden zien.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat er steeds meer ondertekenaars van het Manifest MVI zijn en horen graag dat er steeds meer bestuurders van gemeenten, provincies en waterschappen concrete ambities en actieplannen willen uitvoeren. De leden van deze fractie vragen wel of er naast extra ondertekenaars ook al concrete stappen gezet zijn in het kader van MVI. Zijn er al aanbestedingen gedaan sinds de ingang van het manifest en zo ja, welke?

De leden van de GroenLinks-fractie stellen dat het Manifest MVI inmiddels door zo een honderd overheidspartijen is ondertekend. Toch heeft een groot gedeelte van de overheidspartijen dit manifest nog niet ondertekend. Wat is de reden hiervoor? Welke bezwaren voeren overheidspartijen aan om dit manifest niet te ondertekenen?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd naar de voortgang en ontwikkelingen van de opgezette expertpool. Hoe vaak wordt van deze pool gebruik gemaakt? Wat zijn de ervaringen van de expertpool tot nu toe bij overheden?

De leden van de GroenLinks-fractie zien nog veel kansen om ook onderwijsinstellingen te stimuleren om maatschappelijk verantwoord in te kopen. Welke kabinetsinitiatieven zijn hiertoe gaande? Wat is het inkoopvolume van de totale onderwijssector? Deze leden vinden het enkel onder de aandacht brengen van de mogelijkheid van maatschappelijk verantwoord inkopen en daarbij het delen van kennis omtrent hormoonverstorende stoffen, erg minimaal. Is de Staatssecretaris bereid om samen met andere verantwoordelijke bewindspersonen een actieplan op te stellen, waarvan een drastische verkleining van de blootstelling van risicogroepen aan hormoonverstorende groepen expliciet de doelstelling is? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zijn positief over het zo duurzaam mogelijk inzetten van de tientallen miljarden die gepaard gaan met het inkoopbeleid van overheden. De overheid heeft buiten de verantwoordelijkheid zo duurzaam en circulair mogelijk te handelen, ook een rol als launching customer. Deze leden zien dit graag zo volledig mogelijk benut.

Zij vragen waarom opnieuw wordt gekozen voor een vrijblijvende vorm, deze keer een manifest. Deze leden vragen waarom niet wordt overgegaan tot concrete regelgeving en afdwingbare doelen inzake de maatschappelijk verantwoorde inkoop door overheden. Welke doelen zijn daadwerkelijk vastgelegd en hoe gaan deze bereikt worden?

Kan worden weergegeven welk aandeel van de totale inkoop door overheden voldoet aan de criteria van MVI? Wat is de toename geweest de afgelopen jaren?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hechten grote waarde aan een stevig MVI-beleid met eenduidige en scherpe criteria. De overheden moeten hierin absoluut het goede voorbeeld geven en kunnen met hun gezamenlijke inkoopkracht van 73 miljard euro per jaar een flinke bijdrage leveren aan de doorontwikkeling van de markt voor duurzame producten en diensten. Het is goed dat op dit gebied ambities worden getoond, maar deze leden hebben hier nog wel enkele vragen bij.

Naar de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren moet 100% duurzaam inkopen altijd de norm zijn. En dit gaat verder dan het kijken naar keurmerken om een keuze te maken tussen twee producten die op verschillende wijzen zijn geproduceerd. Dit vraagt om een andere manier van kijken naar productie, inkoop en consumptie. Er is een omschakeling nodig naar een echt duurzame samenleving, waarin een energietransitie op korte termijn een prominente plaats krijgt en waarbij voorafgaand aan een grote inkooporder integraal wordt gekeken of er ook andere mogelijkheden zijn. Zijn de producten of diensten op deze schaal nodig of kan het ook anders? Kan er worden geïnvesteerd in een oplossing die op korte termijn wellicht duurder is, maar voor de langere termijn een betere oplossing biedt, voor de organisatie en/of de leefomgeving? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten in hoeverre overheden op dit niveau worden ondersteund bij het invullen van hun MVI-beleid?

Het onderzoek- en adviesbureau CLM concludeerde in een rapport van december 2016 (Duurzame inkoop van catering en planten en duurzaam groenbeheer, de 10 grootste gemeenten langs de lat) dat de doelen die door de overheid zijn gesteld slechts richtlijnen zijn en dat deze in beperkte mate een sturende werking lijken te hebben. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het gesignaleerde tekort aan sturing op dit dossier zal worden aangepakt?

Nu is er het Manifest MVI dat door overheden kan worden ondertekend. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris waarom dit manifest volgens haar beter zal werken dan de vorige afspraken. Hoe wordt er omgegaan met overheden die dit manifest niet ondertekenen? Of met overheden die nog geen actieplan hebben opgesteld?

Ontwikkeling benchmark en monitoring MVI

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Staatssecretaris met MVI de administratieve kosten en rompslomp beperkt en hoe zij voorkomt dat MVI iets wordt van het afvinklijstje. Hoeveel mensen (fte) zijn er betrokken bij MVI?

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre TenderNed (het aanbestedingsplatform van de Nederlandse overheid) volledig is. Worden er inkopen gedaan buiten TenderNed om? Wat is de omvang van TenderNed?

De leden van de D66-fractie lezen dat door middel van de benchmark inzicht geboden kan worden in hoeverre daadwerkelijk een duurzame inkoop is gerealiseerd. Bovengenoemde leden vragen of de Staatssecretaris kan toelichten of er consequenties zijn als achteraf blijkt dat er geen sprake is geweest van een duurzaam gerealiseerde inkoop. Zo ja, wat voor consequenties? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris dan bereid stappen te zetten om ervoor te zorgen dat in de toekomst wel enkel duurzame inkopen worden gerealiseerd? Zo ja, wat voor stappen? Zo nee, waarom niet?

Het valt de leden van de D66-fractie op dat door de benchmark een inschatting gemaakt kan worden van het kwalitatieve effect van de inkoop op onder meer CO2-uitstoot en het grondstoffengebruik. Bovengenoemde leden constateren hier dat er met het gebruik van de benchmark dus geen harde feiten geboden kunnen worden wat betreft het effect van de inkoop op onder meer de CO2-uitstoot. Gezien het feit dat het voor de leden van de D66-fractie onder meer gaat om het verminderen van CO2-uitstoot, vragen zij de Staatssecretaris wat de consequenties zijn, mocht het effect van de inkoop negatief uitvallen. Heeft de Staatssecretaris dan ook een middel voor de hand om dit negatieve effect alsnog om te kunnen zetten in een positief effect? Zo ja, wat voor middelen? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast lezen de leden van de D66-fractie dat een belangrijke rol is weggelegd voor inkopers en de mate waarin deze zelf een goed beeld hebben van het effect (op bijvoorbeeld CO2-uitstoot) dat met de inkoop wordt gerealiseerd. Ondanks de geboden scholing waar de Staatssecretaris aan refereert, vragen bovengenoemde leden haar of de inkopers wel over voldoende kennis beschikken om een juiste inschatting van het effect (op bijvoorbeeld CO2-uitstoot) te maken. Recent berichtte onder andere het onder andere Het Financieele Dagblad (bijvoorbeeld met het artikel «Rijk onderzoekt of fout gemaakt is bij aanbesteding kantoormeubilair» d.d. 17 juli 2017) nog over een mogelijk verkeerde aanbesteding van Rijkswaterstaat, omdat deze niet zou voldoen aan de afspraken van de overheid omtrent MVI. De leden van de D66-fractie vragen of de afspraken omtrent het Manifest MVI wel genoeg geborgd zijn als inkopers mogelijk niet over het juiste kennisniveau beschikken. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris in de toekomst gaat garanderen dat inkopers van (decentrale) overheden over het juiste kennisniveau beschikken.

Het bovengenoemde bericht van Het Financieele Dagblad over een mogelijk verkeerde aanbesteding van Rijkswaterstaat ging over de vraag of de leveranciers wel beschikten over de benodigde certificaten voor duurzaam geproduceerd hout. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze de inkoopcriteria voor duurzaam hout worden gecontroleerd? Indien blijkt dat deze controle onvoldoende is, is zij dan bereid stappen te zetten om de naleving van het Nederlands inkoopbeleid voor duurzaam hout door leveranciers te verbeteren? Zo ja, welk stappen wil zij zetten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer benieuwd naar benchmark en monitoring voor het MVI. Deze leden hopen dat deze tool overheden kan helpen om de MVI-prestaties naar een hoger plan te tillen. Hoe wordt de aangenomen motie van de leden Cegerek/Van Veldhoven (Kamerstuk 34 300 XII, nr. 26) over het streven om minimaal 10% circulair in te kopen in deze benchmark en monitor verwerkt? En op welke manier wordt straks getoetst op CO2-uitstoot? Welk aandeel koopt de rijksoverheid momenteel circulair in? En wat wordt exact verstaan onder circulair?

De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat met de voorgestelde online module de daadwerkelijke realisatie van duurzame inkoop niet standaard wordt ingevoerd, maar dat dit een «open» mogelijkheid is. Zij vragen ook of zij het goed begrijpen dat de mate van CO2-uitstoot wordt bepaald aan de hand van inzichten van de inkopers. Is dit een technische of beleidsmatige afweging? Kan met het oog op bovenstaande vragen «stap 3» van het voorgestelde online proces verder worden toegelicht?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre de criteria voor duurzaam inkopen in lijn zijn met normen en richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, in het bijzonder de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Op welke manier worden de OESO-richtlijnen binnen de benchmark zichtbaar gemaakt en worden deze resultaten ook zichtbaar in het dashboard met MVI-opbrengsten?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier de motie Voordewind/Servaes (Kamerstuk 34 506, nr. 23) wordt uitgevoerd, waarin de regering wordt verzocht om een tijdgebonden plan «leefbaar loon» een voorwaarde te laten zijn binnen een aangescherpt inkoopbeleid van de overheid. Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over de inzet en resultaten? Wordt deze voorwaarde met betrekking tot «leefbaar loon» ook zichtbaar in de benchmark?

De wijze waarop het beleid is vormgegeven, geeft de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren nog niet het vertrouwen dat op korte termijn de resultaten zullen worden behaald die in deze tijd noodzakelijk zijn, willen we de klimaatdoelstellingen behalen en onze westerse overconsumptie terugdringen. De eerdere doelstelling om 100% duurzaam in te kopen, werd niet gehaald. Verschillende onderzoeken naar het inkoopbeleid van overheden wezen op onvoldoende resultaten en er werd geconcludeerd dat gemeenten onvoldoende zicht leken te hebben op de effecten van hun geformuleerde beleid. Op welke manier, met welke precisie en met welke consequenties gaan de benchmark en het monitoringssysteem van de pilot bij PIANOo (het expertisecentrum aanbesteden voor overheidsinkopers) waarbij bestaande gegevens als inkoopdata uit TenderNed worden verzameld en geanalyseerd, hierbij helpen?

Het is een goed initiatief dat betrokkenen binnen overheden worden opgeleid binnen de PIANOo Circulair Inkopen Academy. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze in dit initiatief wordt geïnvesteerd? Hoeveel deelnemers kan de Academy opleiden en voor welke periode zal dit initiatief worden voortgezet?

Kan de Staatssecretaris toelichten wat zij bedoelt met de passage in haar brief over de mogelijkheid om in de online module van de benchmark zelf in te vullen wat het verwachte effect is van de inkoop op onder meer de CO2-uitstoot en het grondstoffengebruik? Op welke manier wordt hier een kloppend overzicht van de impact van het inkoopbeleid uit gedestilleerd? Wil het systeem voldoende stimulerende werking hebben, dan zullen de ingevoerde gegevens uiteraard moeten kloppen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de Staatssecretaris of zij mogelijkheden ziet om deelnemende partijen via de benchmark inzicht te geven in de besparing die zij bewerkstelligen op langere termijn, zodat het zichtbaar loont om te investeren in producten of diensten met een langere levensduur. In hoeverre kan hierin ook de werkelijke besparing worden meegenomen van grondstoffen en in klimaatimpact hier en elders?

In de beleidsstukken wordt gesteld dat alle overheden zelf hun speerpunten kunnen bepalen en kunnen kiezen waar voor hen de meeste impact kan worden gerealiseerd. Deelt de Staatssecretaris de mening dat, ook buiten deze speerpunten, minimaal het basisniveau moet worden behaald in het totale inkoopbeleid?

Heeft de Staatssecretaris de indruk dat overheden met het huidige instrumentarium de vertaalslag kunnen maken van vaak ambitieus inkoopbeleid naar concrete duurzame inkoopopdrachten? Waar blijkt dit uit? Kan de Staatssecretaris toelichten hoe zij de huidige werking van de gunningsfactoren beoordeelt?

Criteriadocumenten

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de criteria voor MVI objectief zijn. Of zijn deze juist onderhevig aan eigen interpretaties? In hoeverre zal aanscherping van criteria voor catering leiden tot ongewenste resultaten, bijvoorbeeld zoals in kantines waar duurzame producten ongebruikt blijven en producten worden aangeboden waar geen behoefte aan is? In hoeverre voorkomt de Staatssecretaris betutteling door bij inkoopcriteria voor wat betreft catering allerlei eisen mee te nemen? Waarom wordt niet gewoon ingekocht waar vraag naar en behoefte aan is? Wanneer vallen concretere plannen met betrekking tot MVI op het gebied van de circulaire economie te verwachten? Wanneer en op welke wijze zal de Staatssecretaris de Kamer informeren?

De leden van de D66-fractie lezen dat de criteria deels zijn gebaseerd op Europees afgesproken inkoopcriteria. Gezien het feit dat deze criteria een zeer belangrijke rol spelen om daadwerkelijk te kunnen vaststellen dat het gaat om een maatschappelijk verantwoorde inkoop, vragen bovengenoemde leden de Staatssecretaris waar deze criteria nog meer op gebaseerd zijn. Daarnaast vragen bovengenoemde leden hoe uiteindelijk een afweging is gemaakt tussen de Europese inkoopcriteria en de overige criteria. Hoe is de Staatssecretaris uiteindelijk gekomen tot de huidige criteriadocumenten?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris een systeem met drie ambitieniveaus wil ontwikkelen voor de criteriadocumenten. De leden van de D66-fractie vragen haar of zij ook een richtlijn van percentages voor ogen heeft hoeveel van de criteriadocumenten aan welk ambitieniveau zou moeten voldoen. Zo ja, wat zijn deze percentages? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de ambitie om de kracht en reikwijdte van de criteriadocumenten de komende jaren verder te vergroten. De Staatssecretaris denkt daarbij aan een systeem met drie ambitieniveaus. Hoe wordt in dit systeem gestimuleerd dat overheden steeds een hoger ambitieniveau nastreven? Hoe zullen deze drie ambitieniveaus worden bepaald? En hoe vaak worden criteriadocumenten vernieuwd, zodat nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden kunnen worden meegenomen? Deze leden vragen daarnaast ook hoe koplopers van overheden in het zonnetje gezet zullen worden, om zo meer overheden te enthousiasmeren om een hoger ambitieniveau na te streven.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevens blij met de herijking van de criteria voor catering en bedrijfsrestaurants. Welke concrete resultaten zijn daarbij op rijksniveau geboekt? Hoe wordt er werk gemaakt van het eten van vlees en het tegengaan van voedselverspilling? Heeft de rijksoverheid de eigen gestelde doelstelling – om in 2015 20% minder voedsel te verspillen dan in 2009 – gehaald in de catering en bedrijfsrestaurants? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen wat de rol van zowel de Europese Unie als de Autoriteit Consument en Markt is inzake het duurzame aanbestedingsbeleid en de gestelde duurzaamheidscriteria. Kan hier een belemmerende werking van uitgaan, met het oog op de door beiden gestelde regels van de vrije markt?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren constateren dat voor wat betreft aanbestedingen nu uitsluitend wordt gewerkt met positieve wegingen voor criteria naarmate dit criterium duurzamer wordt ingevuld. Een 100% beloningssysteem derhalve. Acht de staatsecretaris het ook mogelijk dat er met negatieve scores wordt gewerkt?

Tot slot willen deze leden ingaan op de aangekondigde herijking van de criteria voor catering en bedrijfsrestaurants. Hierbij wordt gekozen voor een integrale aanpak waarbij verschillende belangrijke thema's, waaronder klimaat, een rol zullen spelen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren juichen dit uiteraard van harte toe en zijn heel benieuwd hoe hier invulling aan zal worden gegeven. Kan de Staatssecretaris dit nader toelichten? Hoe zal hierbij worden ingegaan op de noodzakelijke eiwittransitie, die in alle stukken wordt genoemd, maar waar nog weinig handen en voeten aan wordt gegeven?

In het huidige criteriadocument catering worden thema's als klimaatimpact van de consumptie van dierlijke eiwitten en het energiegebruik in de veehouderij wel genoemd, maar niet meegewogen als criterium. Ze zijn opgenomen als mogelijke gunningsfactoren. Is de Staatssecretaris voornemens dit in de herijking te herzien, gezien alle kennis die op dit gebied inmiddels voorradig is?

II Reactie van de bewindspersoon

Uw Kamer heeft in een SO vragen gesteld over de brief van 6 juli 20171 inzake de laatste ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen. Met deze brief stuur ik uw Kamer de beantwoording van de vragen.

Voortgang uitvoering Manifest MVI

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre MVI heeft geleid tot het stimuleren van professioneel duurzaam opdrachtgeverschap bij overheden. In hoeverre heeft MVI geleid tot het effectief stimuleren van de markt? Of in hoeverre heeft MVI geleid tot het tegendeel? De leden van de VVD-fractie zouden graag enkele voorbeelden zien.

De professionalisering van het opdrachtgeverschap bij overheden is een belangrijk onderdeel van het Plan van Aanpak MVI 2015–20202. Met name via het expertisecentrum PIANOo wordt hieraan op allerlei manieren gewerkt, bijvoorbeeld via thematische communities of practice of de Circulair Inkopen Academy. Het animo hiervoor bij overheden is groot. Ook hebben overheden het ondertekenen van het Manifest MVI3 aangegrepen om stappen te zetten binnen de eigen organisatie. Verandering van de markt is een geleidelijk proces, waarbij de inkoopkracht van de overheid en daarmee ook de invloed verschilt per marktsegment. Zo is de overheid een belangrijk afnemer op gebied van uniformen en is recent een grote circulaire inkoopopdracht gedaan vanuit Defensie. Daarentegen zijn de gezamenlijke Nederlandse overheden op het gebied van ICT maar van beperkte invloed, omdat dat gaat om een mondiale markt.

De leden van de D66-fractie vragen of er al concrete stappen zijn gezet op basis van de actieplannen.

De eerste actieplannen zijn sinds juli gereed. Een mooi voorbeeld is het plan van de gemeente Helmond, dat helder aangeeft welke concrete stappen al worden gezet en welke nog komen. Helmond is bijvoorbeeld al volop aan de slag met het inkopen van LED-lampen voor alle straatverlichting.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom een groot gedeelte van de overheidspartijen het manifest MVI nog niet heeft ondertekend. Welke bezwaren voeren overheidspartijen aan om dit manifest niet te ondertekenen?

Voorop staat dat ik heel blij ben dat veel partijen zich wel hebben aangesloten bij het Manifest MVI. Zij vertegenwoordigen samen bijna de helft van de Nederlandse bevolking. Tijdens het jaarlijkse MVI-congres op 14 december zullen zich hier weer een aantal overheden bij voegen. Uiteraard is er aandacht voor partijen die (nog) niet meedoen. Via verschillende gremia informeren we medeoverheden die nog niet hebben ondertekend over de kansen die dit biedt, en worden ze uitgenodigd om alsnog aan te sluiten. In gesprekken geven sommige overheden aan zelf al goed op streek te zijn met MVI en daarbij het Manifest MVI niet nodig te hebben als ondersteuning. Andere overheden hebben op dit moment geen capaciteit om dit thema integraal in de hele organisatie op te kunnen pakken. Uiteindelijk is het aan lokale medeoverheden zelf hoe ze omgaan met hun opdrachtgeverschap en bijbehorend inkoopinstrument. Zij moeten zich daarover zelf verantwoorden aan hun eigen achterban.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de voortgang en ontwikkelingen van de opgezette expertpool. Hoe vaak wordt van deze pool gebruik gemaakt? Wat zijn de ervaringen van de expertpool tot nu toe bij overheden?

De expertpool MVI is eind vorig jaar gestart met een pilot (november 2016 t/m juli 2017). Er is tot nu toe twaalf keer een beroep gedaan op de expertise van de expertpool. De ervaringen en reacties van overheden die hiervan gebruik hebben gemaakt, zijn positief. De input van de expertpool werd veelal als «zetje in de rug» ervaren bij de implementatie van MVI.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke kabinetsinitiatieven gaande zijn om MVI bij onderwijsinstellingen te stimuleren, en wat het inkoopvolume is van de onderwijssector.

De overheid koopt jaarlijks naar schatting zo'n € 10 mrd in voor de onderwijssector4. Het grootste deel hiervan komt vanuit lagere overheden, die onder meer verantwoordelijk zijn voor de huisvesting van scholen.

Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun inkoopbeleid en leggen daarover verantwoording af aan hun stakeholders. Hierop wordt vanuit het kabinet niet apart gestuurd. Diverse scholen zijn actief op gebied van duurzaamheid en zetten daar ook inkoop bij in. Scholen zien het belang hiervan vanuit maatschappelijke betrokkenheid en vanuit hun educatieve voorbeeldrol. Onderwijsinstellingen hebben de mogelijkheid om hun kennis en kunde op het gebied van maatschappelijk verantwoord inkopen te professionaliseren. Dit loopt onder meer via de brancheorganisaties binnen het onderwijsveld, zoals de PO-Raad en de VO-raad, en via het expertisecentrum PIANOo.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik bereid ben om samen met andere verantwoordelijke bewindspersonen een actieplan op te stellen, waarvan een drastische verkleining van de blootstelling van risicogroepen aan hormoonverstorende groepen expliciet de doelstelling is.

In de brief5 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar aanleiding van het rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de stof BPA is al een aantal acties aangekondigd die tot doel hebben om de blootstelling van kwetsbare groepen aan hormoonverstorende stoffen te verminderen. Met de inkopers van ziekenhuizen wordt vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overlegd hoe medische hulpmiddelen kunnen worden ingekocht en gebruikt, zodat de blootstelling van patiënten omlaag kan worden gebracht. Daarnaast is in antwoord op vragen van het lid Kooiman6 (SP) gemeld dat het RIVM gaat onderzoeken hoe gedragsverandering in het ziekenhuis kan worden bereikt om te komen tot het verminderen van het gebruik van medische hulpmiddelen waarin hormoonverstorende stoffen zijn verwerkt. Dit geldt met name voor de afdelingen neonatologie en kindergeneeskunde. Tot slot worden in de nieuwe Europese verordening voor medische hulpmiddelen fabrikanten verplicht om bij het gebruik van stoffen met een potentieel hormoonverstorend effect een rechtvaardiging te geven voor de blootstelling van de patiënt/gebruiker, alternatieven te analyseren, en te beargumenteren waarom mogelijke alternatieven niet passend zijn vanwege de risico/patiënt afweging, functionaliteit of effectiviteit. Al deze acties moeten leiden tot het drastisch terugdringen van deze stoffen in medische hulpmiddelen. Een aanvullend actieplan acht ik daarom niet nodig.

De leden van de SP-fractie vragen waarom opnieuw wordt gekozen voor een vrijblijvende vorm, deze keer een manifest. Waarom wordt niet overgegaan tot concrete regelgeving en afdwingbare doelen inzake de maatschappelijk verantwoorde inkoop door overheden? Welke doelen zijn daadwerkelijk vastgelegd en hoe gaan deze bereikt worden?

De keuze om geen effectdoelstellingen op te leggen, is reeds gemaakt in het Plan van Aanpak MVI 2015–2020. Daarin is de keuze gemaakt om overheden te stimuleren om MVI in te zetten als strategisch instrument voor het bereiken van hun eigen geformuleerde beleidsdoelen op het gebied van milieu, klimaat, social return, etc. De ervaring leert dat dit leidt tot meer betrokkenheid, commitment en soms hogere doelen, en daarmee tot meer effect. Het Manifest MVI is tijdens het AO Duurzaamheid en Milieu van 18 januari 2017 met uw Kamer besproken. Daarbij is aangegeven dat we nu juist goed op weg lijken te zijn om overheden in beweging te krijgen. Het is daarmee te vroeg om naar zwaardere maatregelen te grijpen. Er moet een belangrijke beweging worden gemaakt, waarbij overheden MVI niet alleen meer zien als zaak van de inkoper alleen, maar als taak van de hele organisatie om op te treden als goed opdrachtgever. Op dit moment is een groeiende groep enthousiaste overheden aan de slag om hierin de beste wegen te vinden. Het Manifest MVI helpt daarbij als steun in de rug door dit ook op politiek-bestuurlijk niveau te verankeren. We stimuleren dit verder door bijvoorbeeld een lerend netwerk met trainingen, communicatie en communities of practice. Deelname aan het Manifest MVI is overigens wel vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Ondertekenaars zeggen toe om concrete stappen te zetten in de vorm van een actieplan op basis van hun ambities. Ook leggen ze zichzelf op om deze actieplannen openbaar te maken op de website van PIANOo7. Omdat het gaat over duurzaam opdrachtgeverschap committeren de ondertekenaars zich aan het betrekken van hun hele organisatie: van bestuurder tot opdrachtgever tot inkoper. Dat maakt dat bij ondertekenaars duurzaam opdrachtgeverschap door de hele organisatie wordt opgepakt en verbonden wordt aan de eigen ambities.

De leden van de SP-fractie vragen of kan worden weergegeven welk aandeel van de totale inkoop door overheden voldoet aan de criteria van MVI. Wat is de toename geweest de afgelopen jaren?

Tot 2010 is gemonitord hoe vaak overheden milieucriteria gebruikten bij hun inkoop. Uit deze monitoring bleek dat overheden in steeds meer gevallen minimumcriteria gebruikten in hun uitvraag. Tegelijkertijd gaf dit onvoldoende beeld van de daadwerkelijk gedane inkopen die hieruit voortkwamen. Daarom is deze (met hoge administratieve lasten gepaard gaande) vorm van monitoring losgelaten. De door u gevraagde kwantitatieve informatie over de afgelopen jaren is daarmee niet beschikbaar. In plaats daarvan is met het Plan van Aanpak MVI 2015–2020 de stap gezet naar een effectievere aanpak, die minder is gericht op de inzet van minimumcriteria, maar juist op duurzaam opdrachtgeverschap, professionalisering, stimulering van ambities en Europese samenwerking. Als onderdeel van dit plan van aanpak wordt een nieuwe systematiek van zelf-evaluatie en monitoring ontwikkeld. Doel hiervan is om beter inzicht te geven in de daadwerkelijk gedane maatschappelijk verantwoorde inkopen door overheden en in de bereikte effecten, met minder administratieve lasten. Over de zelf-evaluatietool (voorheen: benchmark MVI) bent u al geïnformeerd8. Daarnaast werkt het RIVM dit jaar een methodiek uit van steekproefsgewijze monitoring, waarbij ook wordt gekeken naar de effecten op onder meer CO2-uitstoot (zie het antwoord op vraag van de D66-fractie hierover). De eerste rapportage op basis van de zelf-evaluatie en monitoring samen is gepland in de loop van 2018.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen in hoeverre overheden worden ondersteund bij het invullen van hun MVI-beleid.

Een belangrijke rol hierin wordt gespeeld door het expertisecentrum PIANOo, dat overheden ondersteunt bij het invullen en realiseren van hun ambities op het gebied van MVI. Dit gebeurt onder meer door middel van (inhoudelijke) bijeenkomsten, het vragenloket, de Circulair Inkoop Academy en themagewijze ondersteuning. Zo is er expertise voorhanden over bijvoorbeeld lifecycle costing of het integreren van MVI in de hele organisatie om zo te komen tot een breed gedragen MVI-beleid.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen hoe het tekort aan sturing op dit dossier wordt aangepakt, zoals geconstateerd in het rapport van CLM uit december 2016.

Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de SP-fractie hierover.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen waarom dit manifest beter zal werken dan de vorige afspraken. Hoe wordt er omgegaan met overheden die dit manifest niet ondertekenen? Of met overheden die nog geen actieplan hebben opgesteld?

Door het huidige Manifest MVI te ondertekenen, geven overheden niet alleen een intentie aan zoals in voorgaande manifesten, maar verplichten ze zichzelf ook om een aantal concrete stappen te gaan zetten. Ze moeten aan de slag met een actieplan en met het breed betrekken van de eigen organisatie bij de uitvoering daarvan. Door het concreet te maken, krijgt het Manifest effect. De actieplannen worden bovendien openbaar gemaakt. Zie ook het antwoord op de vraag van de SP-fractie hierover. Op dit moment hebben nog niet alle ondertekenaars een actieplan afgerond. Het blijkt in een aantal gevallen meer tijd te vragen om als organisatie concrete stappen te kunnen zetten richting een duurzamere vorm van opdrachtgeverschap. Waar nodig wordt uiteraard hulp geboden om te komen tot een actieplan. Er worden verschillende communicatieacties ondernomen om overheden, die zich nog niet hebben aangesloten, toch te laten ondertekenen. Dit zal in december van dit jaar leiden tot een derde ondertekenmoment tijdens het jaarlijkse MVI-congres.

Ontwikkeling zelf-evaluatie en monitoring MVI

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de administratieve kosten en rompslomp worden beperkt en hoe wordt voorkomen dat MVI iets wordt van het afvinklijstje. Hoeveel mensen (fte) zijn er betrokken bij MVI?

Overheden die willen kunnen sturen op hun eigen MVI-inzet hebben vergelijkbare gegevens nodig, het liefst in de vorm van een helder dashboard. Hieruit moet blijken of ze hun ambities en doelstellingen realiseren. Op dit moment is hier onvoldoende zicht op of wordt bijvoorbeeld met losse Excel-tabellen gewerkt, wat veel tijd kost. De zelf-evaluatietool9 die momenteel wordt ontwikkeld, is erop gericht om hier met minder administratieve lasten en op eenduidige wijze invulling aan te geven. Organisaties kunnen hiervoor gebruik maken van hun eigen beschikbare aanbestedingsdata in TenderNed of in een ander inkoopsysteem. Dit vergroot ook de volledigheid en juistheid van de zelf-evaluatie. De aanbestedingsdata in TenderNed zijn niet zo compleet dat dit voldoende is om de gehele zelf-evaluatietool automatisch te kunnen invullen. Daarom kunnen organisaties bij de relevante aanbestedingen aanvullende gegevens toevoegen over de inkoop, de contractfase en de realisatie. In hoeverre de organisaties de tool gaan gebruiken, zal onder meer afhangen van de meerwaarde die zij hierin zien ten opzichte van de (lage) inspanning die een dergelijk monitoringsinstrument toch altijd kost. In het verleden was het commentaar dat bij monitoring van duurzaam inkopen vooral werd gekeken naar de uitvraag, niet naar het resultaat. Daarmee is het risico dat duurzaamheid kan verworden tot een vinkje. In de nieuwe zelf-evaluatie wordt daarom juist ook gekeken naar het resultaat van de inkoop. Is daadwerkelijk tot een circulaire inkoop, een inkoop met social return, etc. overgegaan? Bij MVI zijn in principe alle mensen betrokken die duurzame politieke ambities stellen, die op basis hiervan duurzame opdrachten geven en die deze opdrachten vanuit inkoop vervolgens op een goede manier verder helpen realiseren. Daarvoor zijn in principe geen aparte fte's aan te wijzen. Dat moet juist onderdeel zijn van het gewone proces. Tegelijkertijd zien we wel dat de transitie naar een duurzamer opdrachtgeverschap capaciteit en inzet vergt. Dat is terug te zien in de actieplannen van de ondertekenaars van het Manifest MVI. Een dergelijke transitie komt niet vanzelf. Er zijn geen cijfers hoeveel fte hiermee in totaal bezig is.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre TenderNed volledig is. Worden er inkopen gedaan buiten TenderNed om? Wat is de omvang van TenderNed?

Naast TenderNed worden ook andere, private inkoopsystemen gebruikt door overheden, zoals Complete Tender Management, Negometrix en Aanbestedingskalender. Wel zijn aanbestedende diensten wettelijk verplicht om alle aanbestedingen boven de drempelwaarde (per type opdracht) op TenderNed aan te kondigen. De inkopen onder de drempelwaarde kunnen buiten TenderNed en andere aanbestedingssystemen om gaan. De stand van zaken per 2 oktober 2017 is als volgt. Er zijn 1.875 aanbestedende diensten en meer dan 30.000 ondernemingen actief op TenderNed. Het totaal aantal aankondigingen sinds december 2010 bedraagt 63.200. Overigens wordt de zelf-evaluatie zo ingericht dat aanbestedingen onder de drempel in de tool kunnen worden toegevoegd, zodat aanbestedende diensten een totaaloverzicht van al hun MVI aanbestedingen kunnen krijgen in hun MVI-dashboard.

De leden van de D66-fractie vragen wat de consequenties zijn als uit de benchmark blijkt dat geen MVI is gerealiseerd. Ook vragen zij of ik in zulk geval hier stappen in wil ondernemen. Dit vragen zij ook specifiek met betrekking tot CO2.

Zoals beschreven in het antwoord op de vraag van de SP-fractie zijn medeoverheden vrij in de invulling van hun inkoop. Vanuit het Rijk wordt dit gestimuleerd en ondersteund. Dat gebeurt op allerlei manieren en dat zal ik blijven doen, want we hebben nog een hele weg te gaan. Tegelijkertijd is MVI voor ondertekenaars van het Manifest MVI niet vrijblijvend. Zij hebben zichzelf verplicht om concrete actieplannen op te stellen op basis van hun ambities. De zelf-evaluatietool helpt om de mate van realisatie van hun ambities op de MVI-thema's zichtbaar te maken aan de overheden zelf. Overheden zullen zich aan hun lokale of provinciale politiek moeten verantwoorden als zij hun eigen ambities niet waarmaken. Met betrekking tot CO2 geldt dat dit ook voor medeoverheden een belangrijk onderwerp is, wat ook terug te zien is in de actieplannen op basis van het Manifest MVI. Het is daarmee de verwachting dat overheden rondom het thema klimaat hun eigen verantwoordelijkheid zullen pakken.

De leden van de D66-fractie hebben vragen over de mate waarin de benchmark inzicht biedt in het effect van inkoop op CO2-uitstoot, ook gezien het kennisniveau bij inkopers.

Ik onderken dat het nu nog ondoenlijk is voor inkopers om het precieze effect op de CO2-uitstoot te bepalen. Daarom wil ik dit effect op andere wijze in kaart laten brengen. Ik heb RIVM opdracht gegeven om hiervoor een aanpak te ontwikkelen. Dit jaar voert RIVM hiermee een pilot uit. De resultaten verwacht ik begin volgend jaar met u te kunnen delen. In de monitoringsaanpak onderzoekt RIVM een aantal relevante productgroepen. Hierbij wordt een gewogen steekproef genomen uit de inkoopopdrachten in TenderNed. Op basis van de resultaten kan RIVM een inschatting geven van de landelijke impact vanuit deze productgroepen op de verschillende MVI-thema's, waaronder CO2. Op termijn kan dit werk van RIVM mogelijk ook leiden tot een versimpelde rekentool voor inkopers. Hiermee zouden zij dan ook zelf een indicatie van de impact kunnen bepalen.

De leden van de D66-fractie vragen of de afspraken omtrent het Manifest MVI wel genoeg geborgd zijn als inkopers mogelijk niet over het juiste kennisniveau beschikken. Hoe gaat de Staatssecretaris in de toekomst garanderen dat inkopers van (decentrale) overheden over het juiste kennisniveau beschikken?

Het is inderdaad belangrijk dat overheden voor hun duurzaam opdrachtgeverschap moeten beschikken over voldoende kennis en expertise over MVI. Dit is daarom ook één van de centrale doelstellingen van het Plan van Aanpak MVI 2015–2020, waarop veel acties worden ondernomen. Zie verder ook het antwoord op de vraag van de fractie van de Partij van de Dieren.

De leden van de D66-fractie vragen om toe te lichten op welke wijze de inkoopcriteria voor duurzaam hout worden gecontroleerd en of ik bereid ben stappen te zetten, indien blijkt dat deze controle onvoldoende is.

De opdrachtnemer heeft de verantwoordelijkheid om zelf aan te tonen dat zijn aanbod voldoet aan de gestelde criteria. Dit kan hij doen door het overleggen van een certificaat of door het hanteren van een keurmerk dat is geaccepteerd binnen het rijksinkoopbeleid en dat is getoetst door TPAC, de toetsingscommissie voor duurzaam hout. In dat laatste geval geldt de betrouwbaarheid van het keurmerk als het kader voor toezicht. Ieder keurmerk heeft een eigen toezicht- en handhavingssysteem. Ik heb vooralsnog geen reden om te veronderstellen dat het niet goed zit met het systeem van keurmerken of met het toezicht op de werking daarvan. Als de opdrachtnemer niet in het bezit is van een certificaat of keurmerk, dient hij op een andere wijze aan te tonen dat hij aan de gestelde duurzaamheidscriteria voldoet. De inkoper besluit uiteindelijk over de acceptatie van dit bewijs. In de brief over het rapport Van bos tot bouwplaats10 bent u geïnformeerd over de initiatieven om de bekendheid met de duurzaamheidscriteria en het gebruik van keurmerken te vergroten. Daarnaast is in de brief aangekondigd dat RWS aanvullende steekproeven zal doen naar de juiste toepassing. Deze aanvullende steekproeven worden momenteel uitgevoerd in de vorm van project-audits in samenwerking met Stichting Probos.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de motie Cegerek/Van Veldhoven11, over het streven om minimaal 10% circulair in te kopen, wordt verwerkt in de benchmark en monitor.

De zelf-evaluatie is erop gericht om inzichtelijk te maken in hoeverre overheden hun eigen ambities waarmaken, zoals opgenomen in het actieplan dat zij hebben opgesteld. Het Rijk heeft een actieplan MVI opgesteld12 waarin de doelstelling is opgenomen om in 2020 10% circulair in te kopen bij de relevante productgroepen. Ook veel andere overheden hebben in hun actieplan ambities opgenomen op gebied van circulair inkopen. Daarbij verschilt het per organisatie of gekozen is voor een percentage van de inkoop, of voor bijvoorbeeld het doen van een minimaal aantal pilots binnen een aantal jaar. Deze laatste vorm is vooral ingezet door overheden die nu de eerste stappen gaan zetten met MVI.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier straks wordt getoetst op CO2-uitstoot.

Het Rijk toetst niet op de inkoop van medeoverheden. Wel is het de bedoeling om voor de meest relevante productgroepen de effecten van de toepassing van MVI op de uitstoot van CO2 inzichtelijk te maken. Zie ook het antwoord op de vragen van de D66-fractie hierover.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welk aandeel de rijksoverheid momenteel circulair inkoopt.

De rijksoverheid werkt momenteel aan het circulair maken van zes van de generieke inkoopcategorieën van het Rijk (20% van de categorieën). De ervaring vanuit onder andere de Green Deal Circulair Inkopen leert dat circulariteit niet alleen een kwestie van inkopen is; cruciaal is het inrichten van een circulair (bedrijfs-)proces. Zodoende heeft het Rijk een belangrijke stap gezet bij het circulair maken van haar kantoormeubilair door een online rijksmarkplaats voor meubilair in te richten. Hierdoor kunnen ministeries gebruik maken van elkaars meubilair. Ook in de categorie bedrijfskleding is een grote stap gezet door een retourstroom in te richten.

De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat met de voorgestelde online module de daadwerkelijke realisatie van duurzame inkoop niet standaard wordt ingevoerd, maar dat dit een «open» mogelijkheid is. Zij vragen ook of zij het goed begrijpen dat de mate van CO2-uitstoot wordt bepaald aan de hand van inzichten van de inkopers. Is dit een technische of beleidsmatige afweging? Kan met het oog op bovenstaande vragen «stap 3» van het voorgestelde online proces verder worden toegelicht?

De aantrekkelijkheid van de zelf-evaluatietool voor aanbestedende diensten is dat deze waardevolle informatie oplevert. Zie hiervoor ook het antwoord op de vraag van de VVD-fractie. Door niet alleen de aankondigingsfase, maar ook de contract- en realisatiefase hierin te betrekken, wordt inzichtelijk of daadwerkelijk maatschappelijk verantwoord is ingekocht. Dit wordt een vast onderdeel van de tool. De mate van CO2-uitstoot kan alleen worden bepaald als de organisatie daar gegevens over heeft. Dit is geen beleidsmatige keuze, maar de praktische werkelijkheid. Naarmate de zelf-evaluatietool meer een sturingsinstrument wordt en een organisatie CO2-doelen verinnerlijkt, kan er op termijn mogelijk meer informatie uit de database komen. Daarnaast doet RIVM hier aanvullende monitoring op. Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de D66-fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre de criteria voor duurzaam inkopen in lijn zijn met normen en richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, in het bijzonder de richtlijnen van de OESO.

Uw Kamer is met de verzamelbrief Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen13 geïnformeerd over de aanpassing van het Rijksinkoopkader voor de Internationale Sociale Voorwaarden (ISV). Conform OESO-richtlijnen verlangt het Rijk van ondernemers met een internationale keten binnen risicosectoren dat zij due diligence uitvoeren. Via de 45 milieucriteriadocumenten worden criteria gesteld aan de milieuaspecten van de Rijksinkopen. Deze criteria hebben betrekking op de milieuprestaties van de te leveren producten, werken en diensten. De OESO-richtlijn ziet voornamelijk toe op een adequaat milieubeheer op ondernemingsniveau door multinationale ondernemingen. Daarmee verschillen de milieucriteria en de OESO-richtlijnen dus van karakter, mede omdat de Aanbestedingswet beperkingen stelt aan criteria die betrekking hebben op het algemene ondernemingsbeleid.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier de OESO-richtlijnen binnen de benchmark zichtbaar worden gemaakt en of deze resultaten ook zichtbaar worden in het dashboard met MVI-opbrengsten.

De zelf-evaluatietool maakt alle thema's die vallen onder MVI zichtbaar in het dashboard, van milieu tot internationale sociale voorwaarden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier de motie Voordewind/Servaes14 wordt uitgevoerd, waarin de regering wordt verzocht om een tijdgebonden plan «leefbaar loon» een voorwaarde te laten zijn binnen een aangescherpt inkoopbeleid van de overheid. Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over de inzet en resultaten? Wordt deze voorwaarde met betrekking tot «leefbaar loon» ook zichtbaar in de benchmark?

Sinds 1 januari 2013 zijn de ISV opgenomen in het Rijksbeleid voor MVI. De ISV dragen bij aan het uitbannen van sociale misstanden in de inkoopketen. Sinds 1 april 2017 zijn voor het Rijksinkoopbeleid de ISV van toepassing voor aanbestedingen boven de Europese aanbestedingsdrempel en binnen de risicosectoren die door KPMG zijn vastgesteld in de MVO Sector Risico Analyse15. Voor al deze inkopen en aanbestedingen geldt dat de leverancier verplicht is due diligence toe te passen en daarover te rapporteren. In de motie Voordewind/Servaes wordt de regering verzocht om een tijdgebonden plan leefbaar loon een voorwaarde te laten zijn binnen een aangescherpt inkoopbeleid van de overheid en dit onderdeel te laten zijn van alle IMVO-convenanten. Leefbaar loon is een belangrijk ISV -thema. Als due diligence aangeeft dat leefbaar loon een prioritair thema is, dan zal op dit thema ook een plan van aanpak worden verwacht van de leverancier. Dit sluit aan op de praktijk van de IMVO-convenanten. Of er binnen de convenanten afspraken worden gemaakt, hangt af van de risicoanalyse per sector en de prioriteiten die convenantspartijen stellen. Wanneer de analyse uitwijst dat leefbaar loon een belangrijk thema is, zet de overheid zich ervoor in om afspraken te maken over het adresseren van deze risico’s. Opgemerkt wordt dat het Rijk medeondertekenaar is van het Manifest MVI. Hiermee heeft het Rijk zich gecommitteerd aan de ondersteuning van medeoverheden bij de uitvoering van het Manifest, waaronder ondersteuning bij toepassing van de ISV en dus ook leefbaar loon.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen op welke manier, met welke precisie en met welke consequenties de benchmark en het monitoringssysteem van de pilot bij PIANOo gaan helpen om overheden zicht te geven op de effecten van hun geformuleerde beleid.

De zelf-evaluatietool wordt de komende tijd ontwikkeld in samenspraak met gebruikers. Het systeem moet hen immers helpen om de juiste sturingsinformatie te kunnen genereren met betrekking tot de verschillende MVI-thema's of de verschillende ingekochte productgroepen. Zie verder ook het antwoord op de vraag van de VVD-fractie. De tool is bedoeld voor de eigen organisatie. De consequenties van een lage of hoge score zijn aan de eigen controlerende macht van de desbetreffende organisatie. Er kunnen naderhand geen top-10 lijstjes van bijvoorbeeld gemeenten of provincies uit worden gemaakt. Zie verder ook het antwoord op de vraag van de D66-fractie.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen op welke wijze in de Circulair Inkopen Academy wordt geïnvesteerd. Hoeveel deelnemers kan de Academy opleiden en voor welke periode zal dit initiatief worden voortgezet?

De Circulair Inkopen Academy wordt gefinancierd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en georganiseerd door PIANOo. Elk jaar worden 25 tot 30 organisaties opgeleid. Daarbij doen per organisatie steeds twee deelnemers mee: meestal een inkoper en een op een andere manier betrokken collega, zoals een budgethouder. MVI gaat immers niet alleen om inkoop, maar juist ook om een goede opdrachtverlening. De tweede ronde is onlangs gestart. In 2018 staat de derde ronde gepland. Daarna wordt bekeken of een verder vervolg gewenst is.

Eén van de voorwaarden tot deelname aan de Academy is het in de praktijk brengen van de theorie. Door middel van pilots gaan de organisaties echt aan de slag met het thema. De lessen hieruit worden binnen zowel de eigen organisatie als breder via PIANOo gedeeld.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen hoe de benchmark een kloppend overzicht kan geven van de impact van het inkoopbeleid.

Het belangrijkste effect van de zelf-evaluatietool is dat hij overheden niet alleen inzicht geeft in hun MVI-vraag voorafgaand aan inkoop, maar ook in de door hen daadwerkelijk gerealiseerde MVI-inkopen. Dat geeft belangrijke sturingsinformatie. Het bepalen van de impact van inkoop op bijvoorbeeld klimaat of grondstoffen is veel ingewikkelder. In de brief is aangegeven dat beoogd wordt om in de tool wel de mogelijkheid op te nemen om eventueel beschikbare, kwalitatieve informatie over de impact van inkoop mee te nemen. Tegelijkertijd is het voor inkopers en contractmanagers in de meeste gevallen ondoenlijk om hierover een goede kwantitatieve inschatting te maken. Dat vraagt om tijd en expertise waarover zij niet kunnen beschikken. Daarom heb ik gekozen voor een andere oplossing op een hoger schaalniveau, waarbij RIVM per productgroep een jaarlijkse monitoring uitvoert. Zie hiervoor verder ook het antwoord op de vraag van de D66-fractie.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar mogelijkheden om deelnemende partijen via de benchmark inzicht te geven in de besparing die zij bewerkstelligen op langere termijn, zodat het zichtbaar loont om te investeren in producten of diensten met een langere levensduur. In hoeverre kan hierin ook de werkelijke besparing worden meegenomen van grondstoffen en in klimaatimpact hier en elders?

De zelf-evaluatie geeft op basis van beschikbare inkoopdata aan of gestreefd is naar een MVI-inkoop en in hoeverre deze is gerealiseerd. Dit geeft geen informatie over lange-termijn kosten en hoe die zouden verschillen tussen verschillende inkoopopties. Dergelijke informatie is niet eenvoudig uit de inkoopdata te destilleren. Er is bovendien geen eenduidige nullijn te definiëren voor elk denkbaar product, waartegen een dergelijke besparing zou moeten worden afgezet. Wel geeft de monitoringsinformatie uit de zelf-evaluatie en uit de steekproeven van RIVM, zoals beschreven in het antwoord op de vraag van de D66-fractie, een inschatting van de besparingen op langere termijn op het gebied van grondstoffen en klimaatimpact.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of ik de mening deel dat minimaal het basisniveau moet worden behaald in het totale inkoopbeleid, ook buiten de eigen speerpunten van overheden.

Het basisniveau voor MVI is voor de 45 meest relevante productgroepen beschreven in milieucriteriadocumenten. Deze worden in de praktijk veel toegepast, zelfs tot buiten de overheid en over de grens. Het Rijk heeft zichzelf verplicht om zelf het goede voorbeeld te geven bij de toepassing van deze documenten. In de brief16 is beschreven hoe ik deze documenten verder wil verbeteren en uitbouwen, zodat ze een sterkere rol kunnen gaan spelen.

Tegelijkertijd is MVI een breed onderwerp met meerdere thema's. Dit betekent dat per inkoop altijd kritisch moet worden bekeken welke criteria zinvol zijn en welke niet. Anders verwordt MVI alsnog tot een afvinklijstje zonder kracht.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of overheden met het huidige instrumentarium de vertaalslag kunnen maken van vaak ambitieus inkoopbeleid naar concrete duurzame inkoopopdrachten. Waar blijkt dit uit? Daarbij wordt gevraagd naar een beoordeling van de huidige werking van de gunningsfactoren.

We zien zeker dat het MVI-instrumentarium wordt toegepast in de praktijk. Diverse goede voorbeelden zijn verzameld op de website van PIANOo17, zoals de 100% inkoop van groene stroom door de NS of duurzaam vastgoedonderhoud door de Rijksuniversiteit Leiden om de CO2-footprint drastisch te verlagen. Uiteraard gebeurt er in de praktijk veel meer en hebben steeds meer overheden hier oog voor. Dat blijkt ook steeds tijdens de bijeenkomsten die rondom MVI worden georganiseerd. Er is in toenemende mate ervaring met het werken met gunningsfactoren en de percentages die daarbij handig zijn. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de grote slagen met MVI vooral tot stand komen wanneer inkopers niet zozeer vasthouden aan minimumeisen, maar juist werken met gunningsfactoren, marktverkenningen, etc.

Criteriadocumenten

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de criteria voor MVI objectief zijn. Of zijn deze juist onderhevig aan eigen interpretaties?

Voor het objectief, praktisch hanteerbaar en actueel houden van de milieucriteria is een proces ontwikkeld van jaarlijks beheer en onderhoud. Dit jaarlijkse onderhoud bestaat uit sessies met stakeholders, waarin de juistheid en correctheid van de milieucriteriadocumenten wordt beoordeeld en waarin voorstellen voor aanpassingen worden besproken. De groep stakeholders bestaat steeds uit een representatieve, relevante afvaardiging van deelnemers uit diverse (publieke) inkoop- en expertorganisaties. Het concept wijzigingsvoorstel wordt vastgesteld door besluitvormers bij de verantwoordelijke Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De nieuwe criteria worden juridisch getoetst door de Commissie Bedrijfsjuridisch Advies (CBA) en ten slotte ter besluitvorming voorgelegd aan de Interdepartementale Commissie Inkopen en Aanbesteden (ICIA). Nadat de ICIA het voorstel heeft vastgesteld, worden de geactualiseerde milieucriteriadocumenten gepubliceerd door PIANOo. Dit proces borgt dat de Milieucriteria objectief zijn en niet onderhevig aan eigen interpretaties.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre aanscherping van criteria voor catering zal leiden tot ongewenste resultaten, bijvoorbeeld zoals in kantines waar duurzame producten ongebruikt blijven en producten worden aangeboden waar geen behoefte aan is? In hoeverre voorkomt de Staatssecretaris betutteling door bij inkoopcriteria voor wat betreft catering allerlei eisen mee te nemen? Waarom wordt niet gewoon ingekocht waar vraag naar en behoefte aan is?

Bij catering worden geen producten ingekocht, maar cateringdiensten. De cateraar maakt zelf de afweging welke producten het beste verkopen. De criteria stellen wel randvoorwaarden aan de manier waarop het voedsel wordt geproduceerd. Dit stimuleert de bedrijven die vooroplopen met duurzame productie.

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer concretere plannen met betrekking tot MVI op het gebied van de circulaire economie te verwachten vallen? Wanneer en op welke wijze zal de Staatssecretaris de Kamer informeren?

Om de overgang naar een circulaire economie te versnellen, stellen de ondertekenaars van het Grondstoffenakkoord transitieagenda’s op voor de vijf ketens en sectoren met de hoogste prioriteit: biomassa en voedsel, kunststoffen, de maakindustrie, de bouw en consumptiegoederen. Ik heb u eerder per brief geïnformeerd over de stand van zaken18. Bij het opstellen van deze transitieagenda's wordt onder meer ook gekeken naar de inzet van instrumenten om de transitie te bevorderen, waaronder MVI. Het streven is dat de transitieagenda’s begin volgend jaar worden afgerond. Daarna zal het Kabinet, net als de overige partners, zijn bijdrage aan het realiseren van deze transitieagenda’s bepalen. Onderdeel hiervan zal zijn de wijze waarop circulair inkopen kan worden ingezet als instrument. De planning is om uw Kamer in de eerste helft van 2018 nader te berichten over bovengenoemde acties.

De leden van de D66-fractie vragen waar de criteria op gebaseerd zijn, naast de Europees afgesproken inkoopcriteria. Daarnaast wordt gevraagd hoe een afweging is gemaakt tussen de Europese inkoopcriteria en de overige criteria. Hoe is de Staatssecretaris uiteindelijk gekomen tot de huidige criteriadocumenten?

De criteria worden gebaseerd op nationale en internationale wijzigingen in wet- en regelgeving, op nieuw beleid, marktontwikkelingen, ervaringen uit Green Deals en reacties die zijn binnengekomen bij PIANOo op de huidige criteria. Alle input wordt tijdens de jaarlijkse actualisatie getoetst op juistheid en toepasbaarheid. Het gaat erom dat praktische criteria worden opgesteld die zijn toegesneden op de Nederlandse situatie. Het actualisatieproces waarin de afweging wordt gemaakt, heb ik beschreven in het antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris een systeem met drie ambitieniveaus wil ontwikkelen voor de criteriadocumenten. De leden van de D66-fractie vragen of zij ook een richtlijn van percentages voor ogen heeft hoeveel van de criteriadocumenten aan welk ambitieniveau zou moeten voldoen. Zo ja, wat zijn deze percentages? Zo nee, waarom niet?

Het doel is om alle criteriadocumenten te voorzien van drie ambitieniveaus. Alle 45 documenten krijgen een ondergrens, een middenniveau en een hoog ambitieniveau. Het is vervolgens aan de individuele overheden om te bepalen op welk ambitieniveau zij hun aanbestedingen op de markt willen zetten. Daarbij geldt uiteraard dat ik met de toevoeging van hogere ambitieniveaus hoop te stimuleren dat meer organisaties zullen gaan kiezen voor een hogere ambitie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe in het systeem met drie ambitieniveaus wordt gestimuleerd dat overheden steeds een hoger ambitieniveau nastreven. Hoe zullen deze drie ambitieniveaus worden bepaald? En hoe vaak worden criteriadocumenten vernieuwd, zodat nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden kunnen worden meegenomen?

Het hele Plan van Aanpak MVI 2015–2020 is erop gericht om de ambities bij overheden ten aanzien van MVI te vergroten en om te helpen deze tot uitvoering te brengen. Dit gebeurt op allerlei manieren, zoals met het Manifest MVI of via het werk van PIANOo. Ook het aanbrengen van drie ambitieniveaus in de criteriadocumenten is erop gericht om overheden gemakkelijker (en dus vaker) te laten kiezen voor hogere ambities. Hierbij blijft het minimale niveau gelijk aan het huidige niveau. Op het middenniveau komen criteria die uitdagender zijn, maar nog steeds haalbaar voor voldoende marktpartijen. Op het hoogste niveau gaat het om de echte koplopers in de markt. De criteria worden jaarlijks geactualiseerd volgens het in het antwoord op de vraag van de VVD-fractie genoemde actualisatieproces. In de komende actualisatie zal dit proces worden gevolgd door het bepalen van de drie ambitieniveaus. In de jaren daarop worden ook deze drie ambitieniveaus jaarlijks geactualiseerd waarbij nieuwe inzichten, mogelijkheden en ontwikkelingen worden meegenomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe koplopers van overheden in het zonnetje gezet zullen worden, om zo meer overheden te enthousiasmeren om een hoger ambitieniveau na te streven.

Er is veel enthousiasme voor MVI. Overheden inspireren vooral elkaar en worden geïnspireerd door de koplopers in hun eigen gemeenschap. Daarom is het ondersteunen van een lerend netwerk een belangrijk onderdeel van onze inzet. Dit gebeurt onder meer via communities of practice, de Circulair Inkopen Academy, workshops en (regio) bijeenkomsten. Als extra «zonnetje» heb ik, mede dankzij verzoeken vanuit uw Kamer, de KoopWijsPrijs in het leven geroepen. Deze prijs zal in ieder geval tot 2020 jaarlijks worden uitgereikt aan een koploper op het gebied van MVI. Dit jaar zal de prijs worden uitgereikt op basis van de actieplannen. Bij de nominaties worden vertegenwoordigers uit maatschappelijke organisaties als De Groene Zaak en Natuur & Milieu betrokken. De prijs zal worden uitgereikt tijdens het MVI-congres op 14 december aanstaande.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke concrete resultaten op rijksniveau zijn geboekt met de herijking van de criteria voor catering en bedrijfsrestaurants. Hoe wordt werk gemaakt van het eten van vlees en het tegengaan van voedselverspilling? Heeft de rijksoverheid de eigen gestelde doelstelling – om in 2015 20% minder voedsel te verspillen dan in 2009 – gehaald in de catering en bedrijfsrestaurants? Zo nee, waarom niet?

Voor de herijking van de cateringcriteria zijn de thema’s en doelen bepaald en heeft er een stakeholdersbijenkomst plaatsgevonden. De criteria worden momenteel verder uitgewerkt. Zodra de nieuwe criteria zijn afgerond en gepubliceerd op de website van PIANOo zullen ze worden meegenomen in de contracten van het rijk. Om de consumptie van dierlijk eiwit concreet te verminderen, is bij diverse Rijksorganisatie Meatless Monday geïntroduceerd. Ook is op enkele locaties al een veganistische vergaderlunch opgenomen in het vergaderlunchaanbod. Daarnaast worden mensen in diverse rijksbedrijfsrestaurants gestimuleerd om meer groente en fruit te consumeren. Het restaurant van de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport ontving de gouden award van het voedingscentrum voor het gezondste bedrijfsrestaurant. Rondom voedselverspilling bij vergaderlunches is onderzoek uitgevoerd bij RWS. Met enkele aanpassingen kon hier de verspilling van broodjes worden teruggedrongen van 18 naar bijna 6%. Dit onderzoek wordt nu voortgezet bij andere ministeries. Daarnaast worden in de contracten met cateraars eisen gesteld aan de beperking van voedselverspilling.

De leden van de SP-fractie vragen wat de rol van zowel de Europese Unie als de Autoriteit Consument en Markt is inzake het duurzame aanbestedingsbeleid en de gestelde duurzaamheidscriteria. Kan hier een belemmerende werking van uitgaan, met het oog op de door beide gestelde regels van de vrije markt?

De Europese aanbestedingsrichtlijn geeft aan dat gunningscriteria en bijzondere voorwaarden verband dienen te houden met het voorwerp van de opdracht. Een gunningscriterium of bijzondere voorwaarde kan ook toezien op zaken die niet direct in het werk, de levering of de dienst aanwezig zijn. Bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden tijdens productie, transport en verpakken. Dit biedt veel ruimte. Tegelijkertijd moet ook rekening gehouden worden met transparantie, non-discriminatie, gelijke behandeling en proportionaliteit. Dit betekent dat er bijvoorbeeld geen geografische beperkingen kunnen worden opgelegd (lokaal geproduceerd) en ook de mogelijkheid tot het stellen van eisen aan het algemene ondernemingsbeleid is beperkt (bedrijf moet een mvo-beleid hebben). De activiteiten van de Autoriteit Consument en Markt richting overheden zijn er vooral op gericht om oneerlijke concurrentie te voorkomen wanneer overheden bijvoorbeeld publieke voorzieningen financieren of werken met gesubsidieerde instellingen. Dit heeft geen effect op de overheid in de rol van afnemer van producten.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren constateren dat voor wat betreft aanbestedingen nu uitsluitend wordt gewerkt met positieve wegingen voor criteria naarmate dit criterium duurzamer wordt ingevuld. Een 100% beloningssysteem derhalve. Acht de staatsecretaris het ook mogelijk dat er met negatieve scores wordt gewerkt?

Er wordt door sommige aanbestedende diensten wel degelijk ook gewerkt met negatieve scores. Het is aan de aanbestedende dienst om te bepalen hoe zij de criteriadocumenten omzet in een beloningssysteem tijdens de aanbesteding en of daarbij wordt gewerkt met alleen positieve of ook met negatieve scores.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen om een nadere toelichting hoe invulling zal worden gegeven aan de integrale aanpak van de cateringcriteria, waarbij verschillende thema's, waaronder klimaat, een rol zullen spelen. Hoe zal hierbij worden ingegaan op de noodzakelijke eiwittransitie, die in alle stukken wordt genoemd, maar waar nog weinig handen en voeten aan wordt gegeven? Worden in de nieuwe cateringcriteria thema's als klimaatimpact van de consumptie van dierlijke eiwitten en het energiegebruik in de veehouderij meegewogen als criterium, niet alleen als mogelijke gunningsfactoren?

Op dit moment wordt de inbreng uit het voortraject verwerkt tot een voor inkopers hanteerbaar nieuw criteriadocument voor de catering. Dat wordt begin volgend jaar verwacht. De eiwittransitie en het energiegebruik worden meegenomen bij het verder uitwerken van thema’s als klimaat of landgebruik.


X Noot
1

Kamerstuk 26 485, nr. 249

X Noot
2

Kamerstuk 30 196, nr. 358

X Noot
3

Kamerstuk 30 196, nr. 487

X Noot
4

Uit: Het inkoopvolume van de Nederlandse overheid, Significant, 15 september 2016

X Noot
5

Kamerstuk 32 793, nr. 208

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 2520

X Noot
8

Kamerstuk 26 485, nr. 249

X Noot
9

Eerder werd hiervoor de term «benchmark MVI» gebruikt, maar deze naam blijkt tot verwarring te leiden over het doel van deze tool. Het gaat erom dat overheden grip krijgen op hun eigen MVI-prestaties. Het gaat nadrukkelijk niet om het opstellen van top-tien lijstjes.

X Noot
10

Kamerstuk 30 196, nr. 385

X Noot
11

Kamerstuk 34 300 XII, nr. 26

X Noot
13

Kamerstuk 26 485, nr. 241

X Noot
14

Kamerstuk 34 506, nr. 23

X Noot
15

Kamerstuk 26 485, nr. 197

X Noot
16

Kamerstuk 26 485, nr. 249

X Noot
18

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 48

Naar boven