32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 48 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU EN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2017

Op 24 januari 2017 is het Grondstoffenakkoord getekend1. Hiermee heeft het Kabinet een belangrijke nieuwe stap gezet in de transitie naar een circulaire economie. Het laat zien dat er volop commitment is van partijen om bij te dragen aan de versnelling van deze transitie. We hebben het akkoord opgesteld in overleg met VNO-NCW, MKB-Nederland, FNV, VCP, IPO, UvW, VNG en Stichting Natuur & Milieu (hierna: partners). Het Grondstoffenakkoord is in lijn met het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050»2 zoals dat op 5 oktober 2016 met uw Kamer is besproken in het AO Circulaire Economie.

In het Grondstoffenakkoord is afgesproken vijf transitieagenda’s op te stellen voor de vijf prioritaire sectoren: (1) Biomassa en voedsel; (2) Kunststoffen; (3) Maakindustrie; (4) Bouw; en (5) Consumptiegoederen. Doel van de transitieagenda’s is inzichtelijk te maken hoe daarbinnen en daartussen de transitie naar de circulaire economie versneld kan worden, zowel vanuit nationaal, EU- als internationaal perspectief, en op het niveau van lokale en regionale «circulaire hotspots». Elke transitieagenda bevat afspraken over ontwikkelrichtingen voor de komende jaren, een actieagenda, een kennisagenda, een sociale agenda en een investeringsagenda. Ook is afgesproken dat het voor het inzichtelijk maken van de voortgang van de transitie naar een circulaire economie belangrijk is een monitoringssysteem te ontwikkelen en een nulmeting te verrichten.

Zoals toegezegd aan uw Kamer informeren wij u graag, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over de voortgang van de uitvoering van het Grondstoffenakkoord.

Brede deelname aan Grondstoffenakkoord

Bovengenoemde partners van het Grondstoffenakkoord hebben andere partijen (hierna: ondersteunende partners) uitgenodigd om het Grondstoffenakkoord mede te ondertekenen, te ondersteunen en ideeën en suggesties aan te leveren ten behoeve van de transitieagenda’s. Bij het officieel ondertekenen van het Grondstoffenakkoord op 24 januari waren er al 188 partijen die als ondersteunende partner mede hebben ondertekend. Inmiddels is het aantal gestegen tot meer dan 3253. Het gaat om zeer diverse partijen: van grote ondernemingen tot innovatieve startups, van brancheorganisaties tot financiers, van hogescholen en universiteiten tot provincies, grote steden en plattelandsgemeenten. Deze grote belangstelling weerspiegelt de positieve energie die er is rondom deze transitie en de bereidheid om aan de slag te gaan.

Opstellen transitieagenda’s

Om het Grondstoffenakkoord uit te voeren, zijn voor elke prioritaire sector transitieteams gevormd, bestaande uit voor die sector relevante partijen. Deze teams worden geleid door een onafhankelijke voorzitter (in sommige gevallen ondersteund door een vicevoorzitter) met de opdracht om te komen tot een breed gedragen transitieagenda. De voorzitters van de vijf transitieteams zijn:

Transitieteam

Voorzitter

Functie

Biomassa en Voedsel

Emmo Meijer

Parttime hoogleraar (TU/e), boegbeeld Topsector Chemie, voorzitter Top Institute Food and Nutrition

Kunststoffen

Jos Keurentjes

Chief Scientific Officer TNO

Maakindustrie

Fried Kaanen

Directeur-eigenaar (o.a.) Bosch Scharnieren, voorzitter Koninklijke Metaalunie

Bouw

Elphi Nelissen

Hoogleraar Building Sustainability en decaan faculteit Bouwkunde (TU/e), directeur Nelissen ingenieursbureau, voorzitter SER Brabant

Consumptiegoederen

Anne-Marie Rakhorst

Ondernemer, investeerder, publicist

Als start heeft het Rijk een brede kick-off bijeenkomst georganiseerd op 18 april jl. Hierbij waren ruim 450 mensen aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst zijn de lijnen uitgezet voor het opstellen van de transitieagenda’s. Ook zijn de teams met hun voorzitters en vicevoorzitters voorgesteld. Nu is het aan de transitieteams om tot ambitieuze agenda's te komen. Om de voorzitters te ondersteunen, zal het Rijk nog een aantal bijeenkomsten organiseren. Op 22 juni is er bijvoorbeeld een bijeenkomst geweest die samen met de VNG is georganiseerd om verder uit te werken hoe de transitieagenda’s de lokale en regionale dynamiek kunnen versnellen.

Conform het verzoek4 van uw Kamer is de SER betrokken bij het opstellen van de transitieagenda’s. De SER-voorzitter leidt een reflectiegroep die kijkt naar het ambitieniveau en de haalbaarheid van de transitieagenda’s, de samenhang tussen de transitieagenda’s en de relatie met de doelstellingen van het Energieakkoord.

De transitie naar een circulaire economie kent een nauwe relatie met de energietransitie. Door zuiniger en slimmer om te gaan met grondstoffen, door recycling en de toepassing van biobased materialen, kan immers een sterke bijdrage worden geleverd aan de beoogde afname van CO2-emissies, mits dit niet leidt tot een verhoogd energieverbruik. Het Kabinet heeft eerder toegezegd een verkennend onderzoek uit te voeren naar de relatie tussen klimaat, energie en circulaire economie. Uw Kamer zal hierover in de eerste helft van 2018 worden geïnformeerd. Het Kabinet zal daarbij o.a. gebruik maken van de transitieagenda’s circulaire economie en de uitwerking van de energieagenda.

In het Grondstoffenakkoord hebben de partners met elkaar afgesproken in een half jaar transitieagenda’s op te stellen. Zoals hierboven aangegeven, zijn de transitieteams op 18 april jl. van start gegaan. Het streven is dat de transitieagenda’s in november 2017 worden opgeleverd. Na de totstandkoming van de transitieagenda’s bepalen de partners hun deelname aan de uitvoering van de transitieagenda’s.

Interventies van het Rijk

In het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050» heeft het Kabinet de interventies geschetst die het voor ogen heeft om met de transitieagenda’s een circulaire economie dichterbij te brengen. Bij het opstellen van de transitieagenda’s zet het Kabinet specifiek in op stimulerende wet- en regelgeving, slimme marktprikkels, financiering, kennis en innovatie, internationale samenwerking en stimuleren van circulair gedrag.

De prijs van producten en diensten vormt een belangrijke marktprikkel. Door het bestaande instrumentarium van fiscaliteit, heffingen en subsidies beter te richten op de circulaire economie kan de transitie worden versneld. Het Kabinet heeft op verzoek van uw Kamer de SER op 1 december 2016 gevraagd om hierover een verkenning uit te voeren5. Om aan dit verzoek te kunnen voldoen, heeft de SER aan het PBL gevraagd om samen met het CPB een verkenning van het bestaande fiscale instrumentarium uit te voeren. De verwachting is dat de PBL-publicatie in september wordt afgerond. Ook zal de SER conform het verzoek van uw Kamer de mogelijkheden in beeld brengen om het bestaande financiële instrumentarium van de overheid beter te richten op de circulaire economie. Voor het zomerreces brengt de SER een tussenrapportage uit. In de tweede helft van dit jaar zal de SER deze informatie vervolgens uitwerken in mogelijke beleidsopties, wederom met ondersteuning van PBL en CPB. Daarbij zal ook een indicatie worden gegeven van de mogelijke effecten op grondstoffen- en energieverbruik, milieu (inclusief CO2-uitstoot), arbeidsmarkt en economie. Bij het opstellen en uitvoeren van de transitieagenda’s zal deze informatie meegenomen worden.

Sturing en monitoring van het programma via de transitieagenda’s

De transitie naar een circulaire economie is complex en veelomvattend, en vraagt inzet van veel partijen. Bij deze transitie is de route niet vooraf uit te tekenen. De ambities zijn echter duidelijk. Goede monitoring van de voortgang is daarom van belang. Om de voortgang te kunnen volgen en sturen, is inzicht nodig in het grondstoffenverbruik en de gevolgen daarvan. Een eerste inschatting van deze gevolgen is gemaakt in een ex ante evaluatie door TNO (bijlage 1)6. TNO geeft aan dat de tussendoelstelling van het Kabinet, zoals geformuleerd in het Rijksbrede programma «»Nederland Circulair in 2050» (50% reductie van primair grondstoffengebruik in 2030), behaald kan worden en doet suggesties hoe dit te realiseren. Het rapport geeft tevens aan dat de reductie van primair grondstoffenverbruik leidt tot een evenredige reductie van de milieueffecten (zoals CO2-uitstoot, land- en watergebruik) die optreden als gevolg van de productie van die materialen. De evaluatie en aanbevelingen worden beschikbaar gesteld aan de voorzitters van de transitieteams om te gebruiken bij de agendavorming. In het kader van de transitieagenda’s wordt overlegd met de prioritaire sectoren hoe de doelstelling per sector nader wordt uitgewerkt.

Om de realisatie van de doelstelling te waarborgen, wordt dit jaar parallel aan het opstellen van de transitieagenda’s een monitoringssysteem ontwikkeld. Op deze manier kunnen er voor elke agenda concrete doelen en indicatoren bepaald worden, aansluitend bij de ambitie van het programma om het milieu (zoals CO2-uitstoot, land- en watergebruik), de leveringszekerheid en het verdienvermogen van Nederland te verbeteren en daarbij ook aandacht te hebben voor sociale aspecten zoals de gevolgen voor de arbeidsmarkt. Samen met PBL, Universiteit Utrecht, CBS en RIVM wordt dit systeem opgezet. Gelijktijdig met de transitieagenda’s wordt dit pakket naar verwachting in november 2017 aan uw Kamer aangeboden.

Tot slot

Het streven is dat de transitieagenda’s inclusief het monitoringssysteem in november worden opgeleverd. Daarna zal het Kabinet, net als de overige partners, zijn bijdrage aan het realiseren van deze transitieagenda’s bepalen. Het Kabinet zal daarbij gebruik maken van de voortgang van de acties die reeds in gang zijn gezet, zoals aangegeven in het Rijksbrede programma circulaire economie. Tevens zal het Kabinet dan ingaan op de relatie tussen circulaire economie, energie en klimaat en wordt gebruik gemaakt van de verkenning van de SER om het bestaande instrumentarium van fiscaliteit, heffingen en subsidies beter te richten op de circulaire economie. De planning is om uw Kamer in de eerste helft van 2018 nader te berichten over bovengenoemde acties. Hierbij zal ook nader worden ingegaan op de internationale aspecten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 32 852, nr. 46

X Noot
2

Kamerstuk 32 852, nr. 33

X Noot
3

Zie voor de actuele lijst: www.circulaireeconomienederland.nl/ondertekenaars/

X Noot
4

AO Circulaire Economie van 5 oktober 2016, Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 35

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven