26 407 Biodiversiteit

Nr. 63 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2012

Hierbij informeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, over de stand van zaken van het biodiversiteitbeleid. Met deze brief, en bijgevoegde eindrapportage en evaluatie1, informeer ik u ook over de belangrijkste resultaten van het afgeronde interdepartementale Beleidsprogramma Biodiversiteit (2008–2011) en reageer ik tevens op het advies «Groene Groei» van de Taskforce Biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, waarover ik u in januari berichtte (TK 33 043, nr. 10). Vanwege de demissionaire status van het huidige kabinet laat ik het echter aan een nieuw kabinet om een strategische agenda biodiversiteit voor de toekomst te formuleren (TK 30 825, motie 169) en vermeld ik alleen acties en studies die in lijn met het Taskforceadvies al in gang zijn gezet. Over de voortgang hiervan zal een volgend kabinet u informeren (TK 33 000 XIII). Deze brief geeft tevens een antwoord op motie 151, waarin gevraagd wordt om een aanvulling op het decentralisatieakkoord natuur waarmee de achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland wordt tegengegaan en hoe gewerkt wordt aan herstel.

Biodiversiteit: de basis voor welzijn en welvaart

Biodiversiteit is het leven op aarde en vormt de basis voor welzijn en welvaart. Om ook toekomstige generaties te laten profiteren van het natuurlijke kapitaal is een duurzame wereldeconomie noodzakelijk: met een voorspelde wereldbevolking van 9 miljard mensen in 2050 en toenemende welvaart in grote delen van de wereld met bijbehorende consumptie en leefpatronen, stijgt de vraag naar grondstoffen en energie en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen2. Niet duurzaam omgaan met natuur en biodiversiteit gaat uiteindelijk ten koste van onze welvaart en ons welzijn. Het World Economic Forum3 noemt het verlies aan biodiversiteit en ecosysteemdiensten één van de grootste bedrijfsrisico’s.

Door in te spelen op groene groei zijn er ook kansen voor het bedrijfsleven in de vorm van kostenbesparing, productinnovatie en vooral het behalen van concurrentievoordeel (first mover advantage). Voorbeelden hiervan zijn het verwerken van reststromen en het gebruiken van hernieuwbare hulpbronnen (biobased economy) en efficiënte productiemethoden (agrofood). Om de mondiale problematiek aan te pakken pleit de Taskforce net als de OESO voor een samenhangende aanpak van behoud van biodiversiteit, voedselzekerheid, energiezekerheid en armoedebestrijding: groene groei in ecologisch, economisch én sociaal opzicht.

No Net Loss: een transitie naar groene groei

De Taskforce Biodiversiteit heeft een ambitieus en omvattend advies opgesteld waarin een transitie naar groene groei wordt voorgesteld, die moet leiden tot No net Loss, dat wil zeggen per saldo geen verder verlies aan biodiversiteit in 2020. Deze ambitie komt overeen met de Europese biodiversiteitstrategie die in 2011 is vastgesteld. Hiermee wordt invulling gegeven aan mondiale afspraken uit het Biodiversiteitverdrag (Convention on Biological Diversity (CBD)). Hoofddoel van de Europese strategie is «het biodiversiteitverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten binnen de EU uiterlijk in 2020 tot staan te brengen en, voor zover dit haalbaar is, ongedaan te maken, en tevens de bijdrage van de EU tot het verhoeden van wereldwijd biodiversiteitverlies op te voeren» 4.

De partijen van het Biodiversiteitverdrag hebben vastgesteld dat de grootste bedreigingen voor biodiversiteit habitatverlies, overexploitatie en invasieve exoten zijn. Er zijn al veel acties door de Nederlandse overheid in gang gezet om het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan, zoals het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur, inclusief Natura 2000 gebieden, het beschermen van de inheemse biodiversiteit tegen exoten en het verduurzamen van handelsketens, landbouw en visserij. Met het Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011 werd beoogd de coherentie en focus van lopende (beleids)activiteiten voor biodiversiteit te verscherpen door het stellen van prioriteiten en de maatschappelijke betrokkenheid te versterken. Een groot deel van de acties van het programma is afgerond. Een aantal acties heeft een structureel karakter en loopt de komende jaren door. Een voorbeeld van een succesvol concept blijkt het biodiversiteitactieplan dat door burgers en bedrijven gezamenlijk kan worden opgesteld om «bottom-up» aan het versterken van de biodiversiteit en leefbaarheid in gebieden te werken. De ervaringen zijn begin 2012 in een handreiking voor Biodiversiteitactieplannen bij elkaar gebracht. In de bijgevoegde eindrapportage van het programma vindt u een overzicht van alle acties.

De overheid alleen is niet in staat om het biodiversiteitverlies te stoppen en werkt daarom samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties. In Nederland is eind 2010 het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE), opgericht door IUCN NL, VNO-NCW en MKB NL, LTO NL en andere organisaties.

Met dit Platform heeft het rijk in december 2011 een samenwerkingsverband gesloten om de aanbevelingen van de Taskforce mede uit te voeren.

Hieronder reageer ik op de aanbevelingen van de Taskforce en volg daarbij de indeling van het advies. Sommige onderwerpen uit het Taskforceadvies horen bij gerelateerde beleidsdossiers, zoals de duurzaamheidagenda, het klimaatbeleid of het programma voor de biobased economy en worden niet in deze brief behandeld. Andere acties worden opgepakt door het Platform BEE, dat als doel heeft innovatieve projecten van bedrijven te stimuleren en om een kennis- en innovatieagenda te ontwikkelen.

Meten is weten

Het Biodiversiteitverdrag definieert biodiversiteit als de variëteit op het niveau van genen, soorten en ecosystemen. Het Nederlandse natuur- en biodiversiteitbeleid richtte zich tot nu toe met name op het beschermen van soorten en gebieden en hier richt de monitoring zich ook op. De maatschappelijk-economische waarde van natuurlijk kapitaal dat de basis voor onze wereldeconomie vormt, is nog onvoldoende in beeld. De Taskforce beveelt dan ook aan werk te maken van monitoring naar ecosysteemdiensten en te zorgen dat instrumenten beschikbaar komen om ecosysteemdiensten in de praktijk te laten doorwerken. Hiervoor is aanvullende kennis nodig. Er zijn verschillende benaderingen in ontwikkeling om biodiversiteit te waarderen zoals het puntensysteem van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) om de biodiversiteit in een gebied vast te stellen, het Europese traject om de waarde van ecosysteemdiensten in kaart te brengen en de nationale TEEB-studies (The Economics of Ecosystems and Biodiversity).

De economische waarde van ecosysteemdiensten is vaak geen bewuste afwegingsfactor in het economisch verkeer. In Nederland worden zes TEEB-studies uitgevoerd waarin deze afweging wel gemaakt wordt. Deze studies bieden handelingsperspectieven voor bedrijven en overheden. U heeft intussen het eerste rapport «Groen, gezond en productief» (TK 26 407, nr. 61) ontvangen waaruit blijkt dat meer groen leidt tot verlaging van de kosten van zorg en ziekteverzuim.

Ook voor het eiland Bonaire wordt een TEEB-studie uitgevoerd. Deze maakt op kleine schaal inzichtelijk hoe natuur niet alleen geld kost, maar ook geld oplevert. De relatie tussen rijke, maar kwetsbare natuur en de sterke afhankelijkheid van het toerisme wordt in beeld gebracht. Zoals de TEEB-studies laten zien, kan economische waardering van natuurlijk kapitaal op nationaal niveau, de basis voor duurzame economische groei versterken.

Op internationaal niveau is de Wereldbank als uitwerking van TEEB5 gestart met het partnership programma Wealth Accounting and Valuation of Ecosystem Services (WAVES). Mogelijkheden voor samenwerking worden door Nederland verkend.

Om te kunnen monitoren moet de economische waarde van de ecosystemen en hun diensten in beeld zijn gebracht. Hier is meer informatie voor nodig. De staat van de Nederlandse ecosystemen en hun diensten zal daarom in beeld worden gebracht, in lijn met het «National Ecosystem Assessment» van het Verenigd Koninkrijk. Tevens zal een indicator worden ontwikkeld die de afhankelijkheid tussen het BBP en het natuurlijk kapitaal weergeeft. Deze zal worden gebruikt om inzicht te geven hoe het natuurlijk kapitaal van Nederland er voor staat. Immers, een groei van het BBP kan verhullen dat we interen op ons natuurlijk kapitaal en uiteindelijk op ieders welzijn. De rapportage zorgt ervoor dat latere besluitvorming goed geïnformeerd kan plaatsvinden.

Bewustwording als basis

De Taskforce benadrukt het belang van bewustwording van de bredere betekenis van biodiversiteit voor duurzame ontwikkeling richting bedrijfsleven, overheden, burgers en maatschappelijke organisaties.

De Nederlandse TEEB-studies dragen bij aan bewustwording door het benadrukken van het belang om de economische waarde van biodiversiteit beter in bedrijfsvoering en beleid te betrekken. Het platform BEE vindt bewustwording ook belangrijk en gaat met een communicatieopgave aan de slag met het bedrijfsleven als doelgroep. Voor een aantal doelgroepen zijn specifieke handreikingen ontwikkeld om met biodiversiteit aan de slag te gaan. Burgers, bedrijven en andere lokale betrokkenen die zich in willen zetten voor het duurzaam gebruik van biodiversiteit kunnen de meest recente informatie vinden op de sites www.biodiversiteitactieplan.nl en www.biodiversiteit.nl .

Het interdepartementale programma «Duurzaam door sociale innovatie voor een groene economie» (2013–2016) dat in ontwikkeling is (TK 20487), biedt een mogelijk uitvoeringskanaal voor communicatieactiviteiten. De vorm en reikwijdte van het programma laat ik over aan een nieuw kabinet.

Landgebruik en gebiedsbescherming

De Taskforce stelt dat een belangrijke sleutel voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit ligt in het optimaliseren van het landgebruik en het adequaat beschermen van natuurgebieden. Dit sluit aan bij het overheidsbeleid dat zich richt op de realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS), inclusief Natura 2000 gebieden, en op behoud van biodiversiteit daarbuiten, bijvoorbeeld via verduurzaming van de landbouw.

Over de wijze waarop de EHS wordt gerealiseerd heb ik u in meerdere brieven over het bestuursakkoord decentralisatie natuur geïnformeerd. Provincies zijn verantwoordelijk voor de realisatie van de herijkte EHS. Bij de inzet van de beschikbare middelen wordt de prioriteit gelegd bij de internationale verplichtingen Natura 2000, Kaderrichtlijn Water en soortenbescherming.

Recentelijk heeft uw Kamer het Lenteakkoord gepresenteerd. In dit akkoord is een bedrag van € 200 mln aan intensiveringen op het terrein van natuur opgenomen. Dit betreft onder andere extra budget voor beheer van de EHS, herstelbeheer in stikstofgevoelige gebieden en hydrologische maatregelen.

Voor de natuur buiten de EHS blijft de rijksoverheid verantwoordelijk waar het Europese biodiversiteitverplichtingen betreft. Ecosystemen die op orde zijn, zijn minder vaak een belemmerende factor voor economische ontwikkelingen. Op dit moment wordt onderzocht welke vernieuwingen in instrumentarium daartoe mogelijk zijn.

Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar de bijdrage die de «agrarische natuur», de natuur die gekoppeld is aan het agrarische landschap, kan leveren. Vanaf 2014 is het Rijk verantwoordelijk voor het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS. Gestreefd wordt naar een stelsel dat aansluit op het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014–2020 (GLB), waarvoor de Europese Commissie in oktober 2011 voorstellen heeft gepresenteerd. Een belangrijk onderdeel daarvan is dat de hectaretoeslagen voor landbouwers (1e pijler) deels afhankelijk worden gemaakt van (verplichte) vergroeningsmaatregelen die zich richten op CO2-binding (instandhouding permanent grasland), tegengaan van monoculturen en uitputting van de bodem (gewasdiversificatie) en ruimte voor natuurlijke elementen (7% «Ecological Focus Area»). Het kabinet heeft zich in zijn reactie op hoofdlijnen achter de vergroeningsvoorstellen van de CIE geschaard (TK 28 625, nr. 137).

De Europese Commissie komt binnenkort met een nadere duiding van haar vergroeningsvoorstellen.

Een voorbeeld van het vergroenen van de landbouw is functionele agrobiodiversiteit (FAB). Door optimaal gebruik te maken van landschapselementen voor de onderdrukking van plagen en bestuiving, benut de landbouw natuurlijke processen, met gunstige effecten op de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de omgeving. De tot nu toe uitgevoerde FAB-pilots worden vergeleken op basis van hun effectiviteit en maatschappelijke meerwaarde.

Naast de mogelijkheden van de «agrarische natuur» wordt ook onderzocht welke bijdrage aan de Europese biodiversiteitdoelstellingen geleverd kan worden via de Kaderrichtlijn Water en aanvullend instrumentarium, bijvoorbeeld in de geest van de leefgebiedenbenadering.

Internationaal levert Nederland een bijdrage vanuit de speerpunten water en voedselzekerheid (TK 32 605, nrs. 65 en 54) aan duurzaam landgebruik en beheer van ecosystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Dit wordt vertaald in activiteiten op het gebied van duurzame landbouwproductie en marktsystemen en duurzaam watergebruik en -beheer.

In haar advies vraagt de Taskforce aandacht voor gedegradeerde landbouwgronden. Als voorbereiding voor een presentatie tijdens de elfde Conference of Parties (COP 11) van de CBD in oktober voert het PBL in opdracht van het rijk een onderzoek uit naar ecosysteemdegradatie en de gevolgen hiervan voor het verlies aan functies hierdoor.

In waterprogramma’s van de ambassades in tien partnerlanden worden programma’s ontwikkeld gericht op verbeterd stroomgebiedbeheer in een aantal vitale stroomgebieden. Tevens worden in het kader van stroomgebiedbeheer opties voor betalen voor ecosysteemdiensten – de ecosysteemdienst water – meegenomen. Ervaringen opgedaan in het gebied rondom Lake Naivasha in Kenia dienen daarbij als voorbeeld.

Economische prikkels

Vergroening van het belastingstelsel & gedifferentieerde heffingen

De Taskforce beveelt aan om een aantal voor biodiversiteit kritieke zaken via het fiscale spoor van een prijs te voorzien. Wat betreft het fiscale instrumentarium geldt dat de introductie van nieuwe fiscale instrumenten niet past in de Fiscale Agenda van het huidige kabinet, waarbij is ingezet op een meer vereenvoudigd, solide en fraudebestendig belastingstelsel.

Differentiatie van de discontovoet

De Taskforce adviseert om de discontovoet voor «negatieve effecten met een onomkeerbaar karakter» te verlagen binnen een maatschappelijke kosten-baten analyse (MKBA): de MKBA als methode om interventies te selecteren die voor de maatschappij als geheel de meeste baten opleveren in verhouding tot de investering. Er zijn verschillende benaderingen in ontwikkeling om biodiversiteit te monetariseren, zoals de nationale TEEB-studies, het puntensysteem van het PBL om de biodiversiteit in een gebied vast te stellen en het Europese traject om ecosysteemdiensten in Europa te karteren. In beginsel bekijkt de van Financiën om de vier jaar de hoogte van de disconteringsvoet. Hierbij zal ook het advies van de Taskforce worden betrokken.

Biodiversiteitcompensatie

De Taskforce adviseert om te komen tot een kwaliteitsslag in biodiversiteitcompensatie door toe te werken naar één samenhangend systeem van compensatieprincipes in Nederland, het toezicht op compensatie te centraliseren, de instelling van compensatiebanken te bevorderen en via continuering van het No Net Loss-initiatief en de samenwerking met bedrijven meer ervaring te laten opdoen met vrijwillige compensatie.

De afgelopen anderhalf jaar heeft een brede stuurgroep zich gebogen over de vraag hoe het systeem van verplichte natuurcompensatie in Nederland verbeterd kan worden. Daarbij is de aandacht vooral gericht geweest op vereenvoudiging van de regelgeving, stroomlijning van de uitvoering en beter bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Binnenkort verschijnt het eindrapport met aanbevelingen van de stuurgroep.

Met vrijwillige compensatie is afgelopen jaren internationaal veel ervaring opgedaan met het Business and Biodiversity Offset Program (BBOP). Deze standaard voor – al dan niet vrijwillige compensatie – door bedrijven bevindt zich in de implementatiefase, waarvoor de Taskforce bedrijven oproept om aan mee te doen.

Voor het Global Development Initiative (GDI), een internationaal initiatief dat met Nederlandse steun is opgezet, is vanuit de private sector veel belangstelling voor deelname aan een pilotfase. Momenteel worden middelen gezocht om deze pilotfase meerjarig, internationaal op te zetten. Ik zal onderzoeken op welke wijze deze vrijwillige compensatie in Nederland verder kan worden geïmplementeerd.

Duurzame consumptie en productie

Kansen voor ondernemers en particulieren

Het Platform (BEE) heeft een uitvoeringsagenda opgesteld met het doel innovatieve projecten te stimuleren en om een kennis- en innovatieagenda te ontwikkelen. De Rijksoverheid stelt hiervoor middelen ter beschikking (zie TK brief TK 33 043, nr. 10), onder andere voor een voorgenomen subsidieregeling. Doel van de regeling is bedrijven te stimuleren om No Net Loss te incorporeren in hun strategie en bedrijfsvoering. Dit betekent concrete aanpassingen van de bedrijfsvoering gericht op behoud, goed beheer en herstel van biodiversiteit en ecosystemen.

Het rijk steunt initiatieven van terreinbeheerders, ondernemers en particulieren bij het investeren in rendabele functiecombinaties met natuurbeheer door het faciliteren van innovatie met kennisontwikkeling en -kennisverspreiding en het versnellen van vergunningprocedures. Met dit oogmerk sluit het Rijk met ondernemers Green Deals.

Ecologische voetafdruk en verduurzaming handelsketens

De Taskforce adviseert om de ecologische voetafdruk van de Nederlandse consument in 2030 te halveren en om via certificering de gehele keten van producent tot consument te verduurzamen.

Via verduurzaming van handelsketens – inclusief de duurzame productie van grondstoffen – wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het duurzaam gebruik van biodiversiteit en het verkleinen van de Nederlandse ecologische voetafdruk. Dat gebeurt via het Initiatief Duurzame Handel (IDH) samen met International Finance Corporation (IFC), maar ook via rechtstreekse afspraken van bedrijfsleven met maatschappelijke organisaties. Impact op locale ecosystemen wordt hierin integraal meegenomen. Het gebruik van certificering en de effectiviteit ervan voor ecosysteemgebruik krijgt hierin expliciet aandacht.

Een voorbeeld is de verdere verduurzaming van de houtketen, waartoe Nederland het EU FLEGT-actieplan ondersteunt. In dat kader zal een studie worden uitgevoerd naar de prijseffecten van de EU-houtverordening op gecertificeerd en niet-gecertificeerd duurzaam hout. Verder verkent het kabinet hoe met belangrijke houtleveranciers buiten de EU (Maleisië, Indonesië, Brazilië, Rusland) de houtketen verder verduurzaamd kan worden. Nederland onderzoekt samen met Vietnam de mogelijkheid om synergie en verdere acties te bevorderen gericht op duurzaam bosbeheer via duurzame productie. Daarbij zal het belang van voedselzekerheid, ook voor het duurzaam beheer van bossen, worden benadrukt.

Het Planbureau voor de Leefomgeving werkt aan een rapport met een indicatorset en een overzicht van opties voor het verkleinen en verduurzamen van de ecologische voetafdruk.

Visserijbeleid en mariene biodiversiteit

De Europese Commissie heeft in juli 2011 voorstellen gepresenteerd voor een herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) 2013–2022. Deze herziening biedt kansen om van de visserij een winstgevende, duurzame en maatschappelijk geaccepteerde bedrijfstak te maken. Inzet daarbij is een duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen in zee. Zonder vis immers geen visserij. Dat geldt niet alleen voor de EU wateren maar ook voor daarbuiten. Dit houdt onder meer in beheer van visbestanden, vermindering van bijvangsten en een vermindering van de impact van de bodemberoerende visserij op het ecosysteem. Het GVB dient een bijdrage te leveren aan het bereiken en behouden van de goede milieu toestand (Kaderrichtlijn Mariene Strategie) en een gunstige staat van instandhouding van soorten (Vogel en Habitat Richtlijn). Zo worden in de Mariene Strategie de gebieden Friese Front en Centrale Oestergronden in de Noordzee aangemerkt als zoekgebieden voor in GVB-kader te nemen ruimtelijke beschermingsmaatregelen gericht op bodemberoerende visserij.

Een bijzonder rijk stuk Nederlandse mariene biodiversiteit bevindt zich in Caribisch Nederland waaronder de Sababank. Ter bescherming en beheer van de Sababank worden zowel nationaal als internationaal afspraken gemaakt zoals de instelling van een zeezoogdieren reservaat, beperking scheepvaart en duurzame visserij.

Een duurzaam opererende visserijsector voorziet in een belangrijke vraag naar voedsel en zorgt ervoor dat dit ook op de lange termijn vol te houden is. Kortom, inzet op economische én ecologische duurzaamheid.

Beleidscoherentie en governance

Wereldwijd is met het beschermen van natuur en biodiversiteit het biodiversiteitverlies niet gestopt en ook ons land vormt daarop geen uitzondering. Ook het Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011 dat eind 2011 door bureau APE is geëvalueerd, kon daarin geen verschil maken. In de evaluatie worden – naast kritiekpunten – een aantal positieve effecten van het programma beschreven, zoals de rol die de Taskforce heeft gespeeld. Ook is er tijdens dit beleidsprogramma veel geleerd over het stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de samenleving.

De Taskforce stelt dat biodiversiteitbeleid alleen effectief is als dit integraal deel uitmaakt van alle relevante beleidsterreinen zoals landbouw en visserij, internationale samenwerking, gezondheid, klimaat, industrie en handel, op nationaal, Europees en mondiaal niveau.

Met de genoemde acties en door samen te werken met bedrijven en maatschappelijke organisaties geeft het kabinet daar invulling aan, zet daarmee in op het versterken van governance in lijn met het Taskforceadvies en komt daarmee tegemoet aan de kritiek in de beleidsevaluatie dat een gebrek aan beleidscoherentie constateert bij het intussen afgeronde beleidsprogramma biodiversiteit.

Tenslotte

De overheid heeft een faciliterende rol: zij schept ruimte voor en stimuleert initiatieven uit de samenleving, ondersteunt deze met adequate instituties en past indien nodig en mogelijk wet- en regelgeving aan. Het handen en voeten geven van deze aanpak en dit partnerschap is uitvoerig in deze brief beschreven. Veel kennisonderzoek is momenteel in gang gezet. Deze brief betreft een tussenstand van het huidige biodiversiteitbeleid. Met de resultaten kan een volgend kabinet haar agenda biodiversiteit voor de toekomst formuleren.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

OECD Environmental Outlook to 2050. The Consequences of Inaction, OECD 2012.

X Noot
3

Biodiversity and business risk. A Global Risks Network briefing, World Economic Forum 2010.

X Noot
4

Our life insurance, our natural capital: an EU biodiversity strategy to 2020, European Commission 2011.

X Noot
5

Mainstreaming the Economics of Nature: A synthesis of the approach, conclusions and recommendations of TEEB, Sukhev, Wittmer e.a. 2010.

Naar boven