25 657 Persoonsgebonden Budgetten

Nr. 283 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2017

Bij de regeling van werkzaamheden van dinsdag 21 februari 2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 55) heeft het lid Leijten gevraagd om te reageren op publicaties in NRC Handelsblad van 18 februari jl. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Ik zal allereerst in zijn algemeenheid ingaan op de invoeringsproblemen, het controlebeleid en de toepassing van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) in deze casus. Daarna zal ik ingaan op de door u gestelde vragen.

Invoering

Over de invoering van het trekkingsrecht PGB zijn inmiddels veel analyses en rapporten verschenen en besproken. Ik wijs op het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK), het rapport van de Nationale ombudsman en de vele debatten met uw Kamer. Ook de NRC heeft nu een analyse gemaakt over de invoering van het trekkingsrecht.

De conclusie van dit alles is en blijft dat de invoering van het trekkingsrecht PGB niet goed is verlopen. De onrust en onzekerheid die daarbij voor budgethouders en zorgverleners is ontstaan betreur ik nog steeds. Ik heb daar in de Kamer mijn excuses voor aangeboden. Met uw Kamer stelde ik vast dat de invoering niet heeft voldaan aan wat mensen van de overheid mogen verwachten.

Voor de invoering van trekkingsrechten moesten gemeenten en zorgkantoren, als budgetverstrekkers, aan de SVB via een toekenningsbeschikking melden welke budgethouders ten laste van de WLZ, de Wmo 2015 en de Jeugdwet een pgb toegekend moesten krijgen. Daarnaast moesten budgethouders hun zorgovereenkomsten insturen naar de SVB. Op grond van een toekenningbeschikking en een goedgekeurde zorgovereenkomst zou dan de SVB vanaf januari 2015 declaraties en maandlonen uitbetalen aan budgethouders.

Verstrekkers, bijna vierhonderd gemeenten en zorgkantoren dienden hun werkprocessen te koppelen aan die van de ene uitvoerder van het trekkingsrecht, de SVB. De invoering van het PGB trekkingsrecht was daarmee een complex proces.

Voorafgaande aan de invoering is zo goed mogelijk getracht risico’s in kaart te brengen door externe audits en door waarschuwingen en aangegeven risico’s te voorzien van beheersmaatregelen en terugvalscenario’s. In diverse voortgangsrapportages werd de datum van 1 januari 2015 haalbaar geacht, waarbij wel een aantal maatregelen noodzakelijk werden geacht om de implementatie te kunnen realiseren. Deze rapportages zijn met de betrokken partners besproken.

Eind 2014 wordt duidelijk dat er een forse stremming ging ontstaan in het afwikkelen van de zorgovereenkomsten. Daar waar gemeenten en zorgkantoren eind augustus zijn gestart met het aanschrijven van budgethouders, ziet de SVB dat het daadwerkelijk indienen en beoordelen zich om verschillende redenen uiteindelijk concentreert in de laatste maanden van 2014 en de eerste maanden van 2015. Dit werd een «»prop» van gegevens die uiteindelijk niet meer verwerkt kon worden.

Toch was dat op 1 november 2014 nog niet zonneklaar. Weliswaar waren er, zoals de NRC ook meldt, op dat moment slechts 371 van de 275.000 zorgovereenkomsten goedgekeurd, maar uit de cijfers van de SVB bleek dat er op 2 november 145.000 zorgovereenkomsten bij de SVB «binnen» waren. Daarvan waren er 74.000 arbeidsrechtelijk en naar schatting 7.000 inhoudelijk beoordeeld door de verstrekkers.

Vanaf dat moment is zeer strak gevolgd of het opvoeren van het tempo van verwerking – na het opschalen van de capaciteit bij de SVB – en de eventuele inzet van terugvalscenario’s voldoende resultaat zou hebben.

In de periode na 2 november 2014 is gebleken dat het tempo dat nodig was om alle overeenkomsten te verwerken voor een deel ook daadwerkelijk gerealiseerd kon worden. Tevens werd duidelijk dat het noodzakelijk was om terugvalscenario’s in te zetten op meerdere onderdelen van het proces van invoeren, goedkeuren en verwerken. Hierover is op 27 november 2014 bestuurlijk overleg gevoerd met alle betrokken partijen. In dat overleg werd besloten tot de mogelijkheid om tijdelijke (ambtshalve) goedkeuring van zorgovereenkomsten, het uitbetalen van declaraties zonder zorgovereenkomsten, het versneld verwerken van gegevens van budgethouders die zich alsnog zouden melden en het bevoorschotten van budgethouders door gemeenten. Deze maatregelen waren deels afkomstig uit het Continuïteitsplan en deels in aanvulling daarop ontwikkeld met de ketenpartners. De verwachting van alle betrokken partijen was dat deze maatregelen het gewenste resultaat zouden opleveren. In de brieven van 20 en 24 november en 22 december 2014 is de Kamer geïnformeerd over de terugvalscenario’s (Handelingen II 2014/15, nr. 27, item 6, Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 685 en Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 97).

Toen begin 2015 bleek dat het tempo achter bleef bij wat nodig was, is in bestuurlijk overleg op 13 januari 2015 ook besloten tot een aanvullend scenario met ambtshalve toekenningen. In de brief van 20 januari 2015 is aan de Kamer gemeld dat de terugvalscenario’s worden ingezet en is ook gemeld worden dat was afgesproken dat ambtshalve toekenningsberichten zouden worden ingevoerd in die gevallen waarin die berichten nog niet zijn ingezonden of verwerkt (Kamerstuk 25 657, nr. 109).

In de periode voor 2015 kregen alle budgethouders in de AWBZ hun budget vooraf uitgekeerd op hun eigen bankrekening. Afhankelijk van de hoogte van het bedrag werd bevoorschot per jaar, per half jaar, per kwartaal of per maand. Budgethouders ontvingen zodoende aanzienlijke bedragen op eigen rekening. Achteraf werd door het zorgkantoor bij 5% van de budgethouders een intensieve materiële controle uitgevoerd, waarbij zorgovereenkomsten, declaraties en betaalbewijzen overlegd moesten worden. De budgethouder was zelf verantwoordelijk voor het uitbetalen van zijn zorgverleners. Hij kon wel gebruikmaken van de salarisadministratie van de SVB. Als bij de intensieve controle bleek dat het budget (deels) onrechtmatig was besteed, diende het zorgkantoor dit reeds uitgegeven budget terug te vorderen.

Het systeem van trekkingsrecht beoogde dat declaraties conform de overeenkomst werden betaald na geleverde diensten. Dat betekent dat het geld niet meer vooraf op de rekening van de budgethouders kwam en dat bij alle betalingen aan zorgverleners controle aan de voorkant plaatsvond door één uitvoeringsorgaan, in plaats van achteraf, als het budget al is besteed, bij een deel (5%) van de budgethouders door de zorgkantoren.

Om te voorkomen dat budgethouders en zorgverleners problemen zouden ondervinden met declaraties door de terugvalmaatregelen werd begin 2015 mede in overleg met uw Kamer een aantal controles vooraf tijdelijk opgeschort en werd een spoedkanaal ingericht om bij problemen prioriteit te kunnen geven aan het betalen door middel van een voorschot. Wanneer gegevens ontbraken werd een check uitgevoerd bij gemeente of zorgkantoor.

Met de SVB werd afgesproken dat de minimale check was of de budgethouder bekend was bij de SVB, dan wel bij de gemeente of het zorgkantoor. Uiteraard moesten ook essentiële betaalgegevens van de zorgverlener bekend zijn, zoals rekeningnummer en bedrag. Met de SVB is ook overlegd hoe om te gaan met betalingen aan buitenlandse zorgverleners. Binnen de WLZ zijn betalingen aan buitenlandse zorgverleners onder voorwaarden mogelijk. Ook de Wmo 2015 en de Jeugdwet verhinderen dit niet.

In bestuurlijk overleg van 3 september 2015 zijn over het terugvorderen afspraken gemaakt. Hierover heb ik de Kamer op 4 en 11 september 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 25 657, nrs. 202 en 203). Omdat niet alle controles vooraf zijn uitgevoerd, is er in onderstaande gevallen sprake van formele onrechtmatigheid. Dat moet overigens niet verward worden met fraude. Immers, het ontbreken van een controle betekent niet dat de afgesproken zorg niet is verleend en betaald. De SVB heeft in 2016 de verantwoording en controleverklaring voor de pgb-bestedingen afgegeven. Hieruit blijkt dat voor de WLZ in bijna de helft (46,02%) van de betalingen aan alle afgesproken eisen die gelden bij een volledige controle is voldaan. Bij de Wmo is dat meer dan 85% (85,54%) en bij de Jeugdwet boven de 60% (60,59%). Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brieven van 10 en 21 juni 2016 (Kamerstuk 25 657, nrs. 247 en 249). Na overleg met uw Kamer zijn vanaf november 2016 de controles zoals beoogd weer ingevoerd. Het proces van het aanzetten van controles is ordentelijk verlopen.

Toepassing van de WOB

Bij de beoordeling van verzoeken om openbaarmaking van documenten volgt VWS het wettelijk kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Documenten worden openbaar gemaakt tenzij er gronden zijn om te weigeren. Artikel 11 Wob betreft de weigeringsgrond met betrekking tot persoonlijke beleidsopvattingen in stukken.

De Wob definieert intern beraad als het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid. Uit jurisprudentie blijkt dat ook documenten afkomstig van derden die niet tot de kring van de overheid behoren als zodanig kunnen worden aangemerkt. Onder persoonlijke beleidsopvatting wordt verstaan een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusies van één of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.

Zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt is het doel van de in artikel 11, eerste lid, van de Wob neergelegde bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen de bescherming van de vrije meningsvorming, het belang om in vertrouwelijke sfeer te kunnen «brainstormen» zonder vrees voor gezichtsverlies en het kunnen waarborgen dat bij de primaire vormgeving van het beleid de betrokkenen in alle vrijheid hun gedachten en opvattingen kunnen uiten (Kamerstuk 19 859, nr. 3, blz. 14 en 38). Van belang is het waarborgen van een ongehinderde bijdrage van ambtenaren en van hen die van buiten bij het intern beraad zijn betrokken bij de beleidsvorming en -voorbereiding hiervan.

Dat is ook in het dossier PGB trekkingsrecht aan de orde. In diverse documenten zijn voorstellen en opvattingen opgenomen die door (betrokken medewerkers en ambtenaren van) de stuurgroepleden aan de stuurgroep zijn gedaan. Deze voorstellen dienden om discussie te voeren in de stuurgroep en op deze manier tot een systeem van Trekkingsrecht PGB te komen.

Ik ben mij er van bewust dat het toepassen van artikel 11 van de WOB een ongemakkelijk beeld oplevert van soms zwartgelakte stukken en passages. Dat heeft echter geen ander doel dan het uitvoeren van de WOB, waarbij die toepassing overigens ook toetsbaar is bij de rechter.

Hieronder ga ik nader in op de door uw Kamer gestelde vragen1.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Vragen VVD-fractie

1. Tijdens het mondelinge vragenuur had de Staatssecretaris het over 28 betalingen aan het buitenland. Kan hij inzage geven in deze verschillende betalingen en de rechtmatigheid ervan?

Antwoord: De SVB heeft mij gemeld dat er via het spoedloket 28 betalingen aan 11 zorgverleners met een buitenlands rekeningnummer zijn gedaan. Bij vier van deze betalingen was op dat moment geen budgethouder bekend bij de SVB. Na controle is dat aantal inmiddels teruggebracht tot één, die nog bij de afdeling Bijzonder Onderzoek van de SVB in behandeling is. Het totale bedrag aan buitenlandse betalingen via het spoedloket bedroeg in 2015 € 23.000, waarvan één naar Bulgarije (voor een bedrag van € 656).

Er zijn in het gehele jaar 2015 in totaal 44.617 spoedbetalingen door de SVB gedaan voor een bedrag van in totaal € 46,5 miljoen. Daarvan is nog € 1.5 mln. in onderzoek bij de afdeling Bijzonder Onderzoek.

2. Kan de Staatssecretaris een kort feitenrelaas geven ten aan zien van de casus Kitty Beelen en aangeven of er al dan niet sprake is geweest van onterechte uitbetaling van PGB middelen?

Antwoord: Deze zorgaanbieder kondigde medio maart 2015 een kort geding aan om betaling van een voorschot af te dwingen. Er is vervolgens een schikking getroffen en een voorschot verstrekt, ook om dreigende liquiditeitsproblemen te voorkomen. Afgesproken is dat er verrekening zou plaatsvinden met de toekomstige facturen. Na deze betaling is vastgesteld dat er meer was uitbetaald dan waar de aanbieder recht op had. Dit verschil is waar mogelijk verrekend met latere betalingen. In december 2016 is een terugvordering van € 25.500 afgeboekt.

Vragen PvdA-fractie

3. Klopt het dat er maar 317 toekenningsbeschikkingen bekend waren bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op 1 november 2014?

Antwoord: Uit cijfers van de SVB blijkt dat op er op 2 november 2014 145.000 zorgovereenkomsten bij de SVB binnen waren gekomen, 74.000 daarvan waren arbeidsrechtelijk beoordeeld, 43.000 daarvan waren arbeidsrechtelijk geaccordeerd, ca. 7.000 daarvan waren door zorgkantoren of gemeenten inhoudelijk beoordeeld en 371 waren er inhoudelijk geaccordeerd. De verwachting toen was dat er met een combinatie van (nog verder uit te werken) maatregelen tijdig betaald zou kunnen worden. Daarover is de Kamer op 20 november 2014 geïnformeerd.

4. Welk bedrag aan spoedbetalingen is in 2015 uitgekeerd? Welk deel daarvan was onterecht?

Antwoord: Er is in totaal € 46,5 miljoen uitgekeerd. Alle spoedbetalingen zijn achteraf door de SVB uitgezocht en voor het overgrote deel geplaatst in de PGB administratie van de SVB. In de definitieve afrekening meldt de Auditdienst SVB (april 2016) dat er dossiers zijn die nader onderzoek vragen. Dat loopt nog bij de afdeling Bijzonder Onderzoek van de SVB. Dat gaat over zo’n € 1,5 miljoen. De overige € 45 miljoen is verwerkt/hersteld.

5. Klopt het dat er geen accountantsverklaring is gegeven voor de uitgaven van de SVB in 2015? Wat is uw verklaring hiervoor?

Antwoord: De SVB heeft voor 2015 een goedkeurende accountverklaring bij het SUWI jaarverslag ontvangen voor ondermeer AOW, Algemene nabestaande wet (ANW) en Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).

Daarnaast moet de SVB zich ook verantwoorden over de Pgb gelden namelijk over de uitvoeringskosten en over de bestedingen per wet (Wlz, Jeugdwet en Wmo).

De SVB heeft inzake de verantwoording van de uitvoeringskosten pgb over 2015 een verantwoording ingediend bij VWS. Deze verantwoording is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.

De SVB heeft inzake de bestedingen 2015 per wet een verantwoording opgesteld. Bij deze drie verantwoordingen zijn afkeurende controleverklaringen afgegeven door de Auditdienst.

De Auditdienst heeft over het jaar 2015 geen getrouw beeld kunnen krijgen van de pgb uitgaven in 2015.Het invoeringsjaar 2015 was een bijzonder jaar zo constateert de Auditdienst van de SVB in haar verslag van bevindingen over 2015, waarin binnen de keten diverse afspraken zijn gemaakt over de werkwijze van het uitkeren van pgb’s, waaronder de inzet van de terugvalscenario’s, herstel en het coulancebeleid. De Kamer is over de rechtmatigheid van de betalingen in 2015 geïnformeerd in de brieven van 10 en 21 juni 2016.

6. Wat is er gedaan vanaf de invoering van het trekkingsrecht in de eerste helft 2015 om er voor te zorgen dat niet onterecht is uitbetaald?

Antwoord: Eind 2014 is besloten tot het voorlopig goedkeuren van zorgovereenkomsten waarvan het verwerkings- en goedkeuringsproces niet tijdig was afgerond. In januari 2015 is besloten om budgetten ambtshalve toe te kennen. Ten aanzien van beide maatregelen werd ook afgesproken de voorziene controles later alsnog uit te voeren. Met de SVB werd medio februari 2015 afgesproken dat de budgethouder bekend moest zijn bij de SVB dan wel bij de gemeente of het zorgkantoor op basis van zijn BSN- of klantnummer. Ook moesten betaalgegevens van de zorgverlener zoals naam, bedrag en IBAN-nummer bekend zijn. Zie ook het antwoord op vraag 38.

7. Hoe past het kabinet het begrip persoonlijke beleidsopvatting toe bij de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob)?

Antwoord: Ik verwijs u graag naar de brief van 25 april 2016 (Kamerstuk 28 362, nr. 8), die aan uw Kamer is toegestuurd door de Minister van BZK. In deze brief is gereflecteerd op de vraag wat een persoonlijke beleidsopvatting is. Hier wordt onder meer aangeven dat persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren en bewindspersonen worden geacht te zijn betrokken bij de onderbouwing van het besluit of het standpunt dat extern wordt ingenomen. De achtergrond hiervan is dat ambtenaren hun bewindspersonen vrijuit moeten kunnen adviseren en onderling moeten kunnen brainstormen voordat een besluit wordt genomen. Er is soms tijd nodig voor interne discussie en gedachtevorming. Door het inventariseren en uitwisselen van alle argumenten en gedachten kan een optimaal besluit worden voorbereid. De vertrouwelijkheid van persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren en bewindspersonen is daarbij een belangrijke voorwaarde, ook om te waarborgen.

Het bovenstaande is in lijn met eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is rondom de ontwikkeling van het nieuwe portaal? Is er inmiddels een besluit genomen over het beheer van het portaal?

Antwoord: Ik heb op 20 februari 2017 met de bestuurlijke partners SVB, VNG, ZN, Per Saldo en BVKZ overeenstemming bereikt over het beheer van het portaal. U wordt daar vandaag over geïnformeerd.

In overleg met de verstrekkers, vertegenwoordigd door de VNG en ZN, ben ik voornemens het beheer van het budgethoudersportaal pgb voor de Zvw, Wlz, Wmo en Jeugdwet te beleggen bij een door mij op te richten publieke organisatie. Vanwege de complexiteit van het stelsel kies ik voor het institutionaliseren van de keten in één publieke organisatie. Deze organisatie – met gemeenten en zorgkantoren in een leidende rol – krijgt een centrale opdrachtgeversrol voor de uitvoering van het beheer. Gelet op de aard van de informatie en de waarborging van privacy moet dit een publiekrechtelijke organisatie zijn, met een nader te bepalen rechtsvorm.

9. Hoe loopt het nu met de betalingen?

Antwoord: De ketenregisseur stelt in haar voortgangsrapportage die ik u vandaag toestuur dat de uitbetalingen aan de zorgverleners van budgethouders stabiel blijven. In de maanden oktober, november, december 2016 zijn respectievelijk 99%, 98% en 97% van de correct ingediende declaraties binnen 10 werkdagen uitbetaald. In diezelfde maanden werd respectievelijk 100%, 98% en 99% binnen 30 kalenderdagen betaald.

Vragen SP-fractie

10. Hoeveel Wob-verzoeken zijn er gedaan op het dossier trekkingsrecht van het pgb?

Antwoord: VWS heeft twee Wob-verzoeken ontvangen over dit onderwerp. Een verzoek van AVROTROS en een verzoek van NRC. Ook bij de SVB lopen Wob-verzoeken.

11. Hoe is het antwoord geweest op deze verzoeken?

Antwoord: AVROTROS verzocht om de CIO-oordelen en om de verslagen van de stuurgroep trekkingsrechten. NRC verzocht om informatie over de besluitvorming rond trekkingsrechten, waaronder eveneens de CIO-oordelen en de verslagen van de stuurgroep.

Hierop zijn drie Wob-besluiten genomen. Het eerste Wob-besluit zag op het verzoek van AVROTROS en betrof een 1e deelbesluit op het verzoek van NRC op 29 september 2015. Op 25 februari 2016 volgde een 2e deelbesluit en 12 juli 2016 een 3e deelbesluit op het verzoek van NRC. Zie hiertoe (www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2016/07/12/besluit-wob-verzoek-over-het-pgb-dossier en www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2016/02/25/besluit-wob-verzoek-over-het-pgb-dossier).

12. Hoeveel rechtszaken zijn er inmiddels gevoerd om openbaarheid van stukken af te dwingen op dit dossier?

Antwoord: AVROTROS en NRC zijn in bezwaar en beroep gegaan tegen het Wob-besluit van 29 september 2015 waarin gevraagd werd naar de CIO-oordelen en de verslagen van de stuurgroep trekkingsrechten. Deze informatie is integraal geweigerd met name op grond van het feit dat het gaat om persoonlijke beleidsopvattingen in stukken voor intern beraad (artikel 11, eerste lid, Wob). Inmiddels heeft de rechter dit standpunt in beroep gevolgd en de beroepen op 22 november 2016 ongegrond verklaard. Deze stukken zijn overigens wel vertrouwelijk ter inzage gelegd bij uw Kamer, zie de brief van 28 april 2015 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2090).

Tegen het tweede en derde deelbesluit heeft NRC bezwaar gemaakt. Het tweede deelbesluit is niet-ontvankelijk verklaard, omdat NRC te laat was met het indienen van bezwaar. Hier staat dus ook geen beroep meer tegen open. Het bezwaar tegen het derde deelbesluit is ongegrond verklaard op inhoudelijke gronden. Tot op heden heeft NRC daar geen beroep tegen aangetekend.

13. Vindt de Staatssecretaris het proportioneel om de wet openbaarheid bestuur zo in te zetten dat ontzettend veel relevante informatie – die zich niet kenmerkt als persoonlijke beleidsopvatting – zwart te lakken? Met wie heeft de Staatssecretaris hierover overleg gehad? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van welk overleg er is geweest op welke Wob-verzoeken.

14. Waarom legt de Staatssecretaris de Wet openbaarheid bestuur zo uit dat ontzettend veel geheim blijft, terwijl u niets in de weg staat om juist transparantie te dienen en het zwartlakken niet tot kunst te verheffen maar tot een minimum te beperken

Antwoord 13 & 14: In het kader van de behandeling van de Wob-verzoeken over het PGB-dossier is overleg gevoerd met derde belanghebbenden. Intern is zoals gebruikelijk overleg gevoerd met ambtenaren.

De WOB is een groot goed. Ik hecht hierbij grote waarde aan transparantie. Wel vind ik het belangrijk dat ambtenaren zonder enige terughoudendheid zeggen en schrijven wat ze vinden van een bepaalde situatie. De wetgever heeft dit belang onderkend en voorziet dan ook in de WOB in de bescherming van dat belang.

15. Vindt de Staatssecretaris nog steeds dat de Kamer optimaal geïnformeerd is over de problemen die er speelden in de aanloop van invoering van trekkingsrecht, tijdens de crisis en met de betalingen na afloop?

Antwoord: In reactie op het Verantwoordingsonderzoek van de Rekenkamer heb ik erkend de start van de trekkingsrechten niet goed is verlopen. Er is een forse stremming ontstaan in het aanleveren en afwikkelen van zorgovereenkomsten. De SVB heeft hiervoor veel extra capaciteit moeten inzetten, wat ten koste is gegaan van het werken aan het reguliere proces. Deze oorzaken hadden effect op elkaar en leidden tot een piekbelasting bij de SVB. In het Kamerdebat van 4 juni 2015 is uitgebreid gesproken over de destijds gemaakte keuzes, de bevindingen van de Rekenkamer daarover en de wijze waarop de Kamer eind 2014 is geïnformeerd (Handelingen II 2014/15, nr. 92, item 4). Ik heb daarbij reeds aangegeven dat ik, mede gelet op het feit dat het niet goed is gegaan, de Kamer ruimhartiger had kunnen informeren.

16. Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over de uitbetaalde bedragen die evident naar rekeningen gegaan waar géén bekende budgethouder tegenover stond.

Antwoord: Met de SVB werd medio februari 2015 afgesproken dat de budgethouder bekend moest zijn bij de SVB dan wel bij de gemeente of het zorgkantoor op basis van zijn BSN- of klantnummer. Ook moesten betaalgegevens van de zorgverlener zoals naam, bedrag en IBAN-nummer bekend zijn.

Ondanks dat er goede afspraken zijn gemaakt, was het ook een hectische periode waarin iedereen wilde voorkomen dat mensen te lang op hun geld moesten wachten. Daarom kon het voorkomen dat voorschotten later (gedeeltelijk) moesten worden teruggevorderd. Die betalingen liepen altijd via het spoedloket.

Er is in totaal zo’n € 46,5 miljoen uitgekeerd aan spoedbetalingen. Alle spoedbetalingen zijn achteraf door SVB uitgezocht en voor het overgrote deel geplaatst in de PGB administratie van de SVB. In de definitieve afrekening meldt de Auditdienst SVB (april 2016) dat er dossiers zijn die nader onderzoek vragen. Dat loopt nog bij de afdeling Bijzonder Onderzoek van de SVB. Dat gaat over zo’n € 1,5 miljoen euro. De overige € 45 miljoen is verwerkt/hersteld.

17. Waarom is de Kamer niet geïnformeerd dat de betalingen gingen naar totaal onbekende mensen?

Antwoord: De Kamer is per brief van 12 en 17 februari 2015 (Kamerstuk 25 657, nrs. 129 en 134) geïnformeerd over de werkwijze van het Rapid Response Team dat werd ingesteld om urgente betalingsproblemen op te lossen. Zie ook het antwoord op vraag 16 over de afspraken die daarbij golden. Tevens heb ik u op 4 en 11 september 2015 geïnformeerd over terugvorderen bij fouten en onrechtmatigheden.

Ondanks dat er goede afspraken zijn gemaakt, was het ook een hectische periode waarin iedereen wilde voorkomen dat mensen te lang op hun geld moesten wachten. Daarom kon het voorkomen dat voorschotten later (gedeeltelijk) moesten worden teruggevorderd. In geval van verkeerde bedragen, dubbele betalingen, onterechte spoedbetalingen of zelfs fraude wordt er teruggevorderd.

Een aantal dossiers met spoedbetalingen – ter waarde van circa 1,5 miljoen euro – wordt nog onderzocht door de afdeling Bijzonder Onderzoek van de SVB. In totaal is er circa 46,5 miljoen uitgekeerd via het spoedloket. Het overgrote deel is verwerkt/hersteld in de administratie van de SVB.

Vragen CDA-fractie

18. Toen de Staatssecretaris op 11 december 2014 (Kamerstuk 34 085 XVI, nr. 3) op vragen naar aanleiding van de Najaarsnota schreef «dat alle informatie om zorgdeclaraties te betalen voorhanden is bij de SVB» zette de Staatssecretaris toen de Kamer bewust op het verkeerde been omdat de Staatssecretaris wist – gezien het overleg op 27 november 2014 – dat het anders zat? Zo nee, hoe kwalificeert de Staatssecretaris deze informatie dan?

Antwoord: Nee. Naar aanleiding van de tweede suppletoire begroting 2014 heeft uw Kamer gevraagd naar de stand van zaken bij de invoering van het trekkingsrecht. In antwoord daarop heb ik beknopt het proces geschetst van aanlevering, verwerking en goedkeuring van zorgovereenkomsten. Ook heb ik gemeld dat gemeenten en zorgkantoren in de maand december de toekenningsbeschikkingen zouden aanleveren. Wanneer die informatie zou zijn aangeleverd, was alle informatie om zorgdeclaraties te betalen voorhanden bij de SVB. Voor meer gedetailleerde informatie heb ik verwezen naar een brief die de Kamer voor het reces zou ontvangen (zie de brief van 20 januari 2015, Kamerstuk 25 657, nr. 109). In deze brief is de Kamer niet alleen geïnformeerd over de voorgenomen implementatiestappen, maar ook over de terugvalscenario´s die werden voorbereid en ingezet.

19. Toen de Staatssecretaris op 2 februari 2015 (Kamerstuk 25 657, nr. 115) schreef dat bij betalingen «uiteraard de zorg rechtmatig moet zijn» zette de Staatssecretaris toen de Kamer op het verkeerde been omdat de Staatssecretaris inmiddels opdracht had gegeven te betalen ongeacht herkomst om verdere problemen te voorkomen?

Antwoord: Nee. Met de SVB werd medio februari 2015 afgesproken dat de budgethouder bekend moest zijn bij de SVB dan wel bij de gemeente of het zorgkantoor op basis van zijn BSN- of klantnummer. Ook moesten betaalgegevens van de zorgverlener zoals naam, bedrag en IBAN-nummer bekend zijn.

Ondanks dat er goede afspraken zijn gemaakt, was het ook een hectische periode waarin iedereen wilde voorkomen dat mensen te lang op hun geld moesten wachten. Daarom kon het voorkomen dat voorschotten later (gedeeltelijk) moesten worden teruggevorderd (zie ook de brieven van 4 en 11 september 2015 over terugvorderen bij fouten en onrechtmatigheden). In geval van verkeerde bedragen, dubbele betalingen, onterechte spoedbetalingen of zelfs fraude wordt er teruggevorderd. Een aantal dossiers met spoedbetalingen – ter waarde van circa 1,5 miljoen euro – wordt nog onderzocht door de afdeling Bijzonder Onderzoek van de SVB. In totaal is er circa 46,5 miljoen uitgekeerd via het spoedloket. Het overgrote deel is verwerkt/hersteld in de administratie van de SVB.

20. Toen de Staatssecretaris op 18 mei 2015 in de brief Voortgang Trekkingsrecht PGB schreef dat «niet alle toekenningsberichten op tijd waren» zette de Staatssecretaris toen de Kamer op het verkeerde been omdat de Staatssecretaris wist dat het indertijd anders was omdat maar liefst 2/3 van de budgethouders nog geen budget toegekend had gekregen terwijl dit volgens planning wel had gemoeten?

Antwoord: Nee. De informatie die ik u op 18 mei 2015 (Kamerstuk 25 657, nr. 170) in de tijdlijn invoering trekkingsrecht gaf was feitelijk juist en had geenzins de bedoeling het probleem anders voor te stellen. Immers, zoals ik de Kamer op 20 januari 2015 (Kamerstuk 25 657, nr. 109) heb gemeld, was er inmiddels juist in overleg met de betrokken ketenpartners besloten om voorlopige toekenningsberichten in het systeem van de SVB in te voeren in die gevallen waarin die berichten nog niet waren ingezonden of verwerkt. Ik heb daarbij ook aangegeven dat dit inmiddels voor alle budgethouders was gerealiseerd.

21. Toen de Staatssecretaris op 26 april 2015 de Kamer een dag voor het debat begroef onder een stapel papieren waar de CDA-fractie al tijden om vroeg waarom stuurde (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2090) de Staatssecretaris toen de Kamer versie 0.7 d.d. 21 november 2014 van het Continuïteitsplan Plateau 1? Zijn er daarna nog andere versies geweest? Waarom is in versie 0.7 het advies geschrapt dat in versie 0.6 nog wel stond, namelijk om als uiterste terugvalscenario het betalen van de declaraties door de budgethouder (zoals voor 1/1/15 het geval was) uit te werken en voor te bereiden? Waarom heeft de Staatssecretaris dat advies niet opgevolgd?

Antwoord: Versie 0.7 van het continuïteitsplan is de laatste versie geweest. Daarna zijn geen nieuwe versies meer gevolgd. Het uiterste terugvalscenario is niet geschrapt in versie 0.7 maar juist toegevoegd; het was nog niet opgenomen in versie 0.6. Het continuïteitsplan beoogde om mogelijke scenario’s in beeld te hebben. Dit betekende niet dat al deze scenario’s volledig waren uitgewerkt. In de loop van de tijd is besloten welke scenario’s kansrijk waren om in te zetten. Het «uiterste terugvalscenario» zoals dat in versie 0.7 van het continuïteitsplan wordt geschetst, laat duidelijk zien dat er in die situatie onzekerheden zouden ontstaan voor budgethouders en zorgverleners die niet acceptabel waren. In de brief van 18 mei 2015 aan de Tweede Kamer zijn naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Dik-Faber de redenen opgenomen waarom niet gekozen is uitstel en de keuze is gemaakt voor het ontwikkelen en doen uitvoeren van de andere terugvalscenario’s.

22. Hoe komt de Staatssecretaris tot de conclusie dat hij zorgvuldig geweest is met het wegen van de risico's terwijl het noodplan aangaf dat het bij nood niet zal werken?

Antwoord: In het continuïteitsplan staat niet dat het continuïteitsplan niet werkt. Dan zou dat plan ook zo niet zijn opgesteld. Er staat inderdaad dat van sommige situaties (zoals: «zorgkantoren/gemeenten hebben zorgovereenkomsten of -beschrijvingen niet tijdig gecontroleerd») de kans van optreden nagenoeg 100% is. Maar vervolgens staat er ook «alleen de schaalgrootte is nog onzeker». Juist die schaalgrootte was bepalend voor het aantal handmatige acties dat moest worden uitgevoerd en daarmee voor de haalbaarheid van het inzetten van meerdere terugvalscenario’s (zie pag. 7 van continuïteitsplan). Toen deze situatie zich voordeed is de capaciteit bij de SVB dan ook flink opgeschaald. Bij alle maatregelen heeft steeds voorop gestaan op welke wijze de situatie uit 2014 voor de budgethouder gecontinueerd kon worden.

Vragen PVV-fractie

23. De Staatssecretaris bevestigde in het vragenuur het volgende citaat van de website Eenvandaag gebaseerd op de onthullingen van de NRC:

Het Ministerie van Volksgezondheid (VWS) liet doelbewust zorggeld overmaken naar een fraudeur. Een zorgondernemer kon geld blijven declareren voor een patiënt die al was overleden. Ook ging geld naar rekeningen in Bulgarije of Roemenië, terwijl de mensen voor wie het geld gedeclareerd werd, onbekend waren. Wanneer was de Staatssecretaris hiervan op de hoogte?

24. Waarom bracht de Staatssecretaris de Tweede Kamer hier niet van op de hoogte?

Antwoord 23 en 24: Om in 2015 zorgverlening te borgen en zorgverleners te betalen, is in overleg tussen VWS en SVB besloten declaraties zo nodig te laten betalen door SVB door middel van een voorschot. Dit mede op verzoek van de Kamer. Met de SVB werd medio februari 2015 afgesproken dat de budgethouder bekend moest zijn bij de SVB dan wel bij de gemeente of het zorgkantoor op basis van zijn BSN- of klantnummer. Ook moesten betaalgegevens van de zorgverlener zoals naam, bedrag en IBAN-nummer bekend zijn. Op grond daarvan keerde de SVB een voorschot uit, eigenlijk zoals het was voor de invoering van het trekkingsrecht.

Deze werkwijze gold ook voor buitenlandse rekeningen, waarbij door VWS apart is bezien of wet- en regelgeving betaling naar een buitenlandse rekening zou belemmeren. Dat bleek niet het geval. Hetgeen aan de SVB is gemeld. De SVB vroeg de verstrekker of er uitbetaald kon worden.

Ondanks dat er goede afspraken zijn gemaakt, was het ook een hectische periode waarin iedereen wilde voorkomen dat mensen te lang op hun geld moesten wachten. Daarom kon het voorkomen dat voorschotten later (gedeeltelijk) moesten worden teruggevorderd (zie ook de brieven van 4 en 11 september 2015 (Kamerstuk 25 657, nrs. 202 en 203) over terugvorderen bij fouten en onrechtmatigheden). In geval van verkeerde bedragen, dubbele betalingen, onterechte spoedbetalingen of zelfs fraude wordt er teruggevorderd.

Een aantal dossiers met spoedbetalingen – ter waarde van circa 1,5 miljoen euro – wordt nog onderzocht door de afdeling Bijzonder Onderzoek van de SVB. In totaal is er circa 46,5 miljoen uitgekeerd via het spoedloket. Het overgrote deel is verwerkt/hersteld in de administratie van de SVB.

De Kamer is per brief van 12 en 17 februari 2015 (Kamerstuk 25 657, nrs. 129 en 134) geïnformeerd over de werkwijze van het Rapid Response Team dat werd ingesteld om urgente betalingsproblemen op te lossen. Daarbij was de afspraak dat noodzakelijke herstel- en controleacties achteraf zouden plaatsvinden.

25. Klopt het dat ruim een maand voordat de SVB moest gaan uitbetalen het ministerie wist dat normaal betalen niet zou lukken, en dat de noodplannen ook niet zouden voldoen?

Antwoord: De verwachting toen was dat er met een combinatie van (nog verder uit te werken) maatregelen tijdig betaald zou kunnen worden. Daarover is de Kamer op 20 november geïnformeerd. Deze verwachting is ook door de SVB in de technische briefing van 28 mei 2015 verwoord (Kamerstuk 25 657, nr. 198). In reactie op het Verantwoordingsonderzoek van de Rekenkamer heb ik erkend de start van de trekkingsrechten niet goed is verlopen. Er is een forse stremming ontstaan in het afwikkelen van zorgovereenkomsten. De SVB heeft hiervoor veel extra capaciteit moeten inzetten, wat ten koste is gegaan van het werken aan het reguliere proces. Deze oorzaken hadden effect op elkaar en leidden tot een piekbelasting bij de SVB. In het Kamerdebat van 4 juni 2015 is uitgebreid gesproken over de destijds gemaakte keuzes, de bevindingen van de Rekenkamer daarover en de wijze waarop de Kamer eind 2014 is geïnformeerd.

26. Klopt het dat er in tegenstelling tot wat steeds aan de kamer is gemeld en geen draaiboek met volledig uitgewerkte noodscenario’s was?

Antwoord: Het continuïteitsplan beoogde om alle scenario’s in beeld te hebben. Dit betekende niet dat al deze scenario’s volledig waren uitgewerkt. In de loop van de tijd is besloten welke scenario’s kansrijk waren om in te zetten en verder uit te werken. Er is eind 2014 en begin 2015 telkens op basis van de meest actuele inzichten bezien welke maatregelen noodzakelijk en mogelijk waren.

27. Er werd niet besloten het project uit te stellen, zoals de noodplannen voorschreven omdat dat tot „diverse wetswijzigingen (zou) nopen». Klopt het dan dat bewust de keuze is gemaakt om mensen aan hun lot over te laten omdat het ministerie geen zin had in wetswijzigingen?

Antwoord: Er is juist telkens bezien hoe de continuïteit van zorg voor de budgethouder het best kon worden gerealiseerd. Het «uiterste terugvalscenario» zoals dat in het continuïteitsplan wordt geschetst, laat duidelijk zien dat er in die situatie onzekerheden zouden ontstaan voor budgethouders en zorgverleners die niet acceptabel waren. In de brief van 18 mei 2015 (Kamerstuk 25 657, nr. 170) aan de Tweede Kamer zijn naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Dik-Faber de redenen opgenomen waarom niet gekozen is uitstel en de keuze is gemaakt voor het ontwikkelen en doen uitvoeren van de andere terugvalscenario’s.

28. Heeft de Staatssecretaris zelf het «keurkorps» van ambtenaren de opdracht gegeven naar een list zoeken om zijn politieke carrière te redden? Wie waren hiervan nog meer op de hoogte?

Antwoord: Nee. Dergelijke opdrachten verstrek ik niet. Alle inspanningen waren erop gericht op het betalen van de zorgverleners, om zo de continuïteit van zorg voor de budgethouders te waarborgen.

29. Waarom is er niet naar de drie bestuurders van de SVB geluisterd toe die aangaven, wat ze al eerder hebben gezegd: op 15 mei is de chaos niet opgelost? Waarom heeft de Staatssecretaris de motie die vroeg om de oplossing per 1 mei per brief afgedaan als uitgevoerd?

30. De hoogste ambtenaar van het ministerie vindt die boodschap onacceptabel. Klopt dit? Zo ja, op welke wijze is de SVB onder druk gezet om hier niet mee naar buiten te treden?

Antwoord 29 en 30: Ik neem aan dat de vragensteller doelt op de in de motie genoemde datum van 15 mei.

In het overleg tussen de Staatssecretaris van SZW, VWS en de Raad van bestuur van de SVB, zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van motie Dijkstra (Kamerstuk 25 657, nr. 151). De SVB heeft aangegeven zich maximaal in te zullen spannen om aan deze motie te kunnen voldoen.

In deze motie wordt de regering verzocht dat het uitbetalingsregime uiterlijk op 15 mei op reguliere basis functioneert. Het klopt dat de samen met de SVB opgestelde «marsroute 2015» is besproken in een bestuurlijk overleg op 16 april 2015 mede in aanwezigheid van de SG van VWS. De SG heeft het belang van deze afspraken en ieders inzet daarbij benadrukt. De SVB heeft in dit overleg aangegeven dat ze de marsroute accepteert. De marsroute is kort na het overleg aangepast, rondgestuurd, definitief vastgesteld en aan de kamer gestuurd. Het resultaat hiervan was dat 94% van de correct aangeleverde declaraties binnen tien dagen werd betaald. Dit is vastgesteld door de onafhankelijk gepositioneerde auditdienst van de SVB. Naast het betalen, werd er gewerkt aan het herstel. Hiervoor liep een parallel traject onder leiding van de ketenregisseur. De kamer is steeds geïnformeerd over de voortgang van het herstelplan, de aandachtspunten, de activiteiten van de ketenregisseurs. Daarbij is de SVB betrokken. Dit herstel heeft heel 2015 plaatsgevonden.

31. Waarom heeft de staatsecretaris niet geluisterd naar de adviezen van gemeenten, zorgverzekeraars en het hoofd automatisering om niet met de SVB in zee te gaan? Hoe beoordeelt hij die beslissing nu?

Antwoord: In de aanloop naar de keuze voor de SVB voor de uitvoering van het PGB Trekkingsrecht is goed geluisterd naar alle betrokken partijen. Gezien de ervaring van de SVB en de uitwerking van de plannen was de SVB de meest geschikte organisatie. Uiteindelijk leidde dit tot de wettelijk vastgelegde taken van de SVB in de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wlz.

32. Klopt het dat het nieuwe PGB „maar een kruimel» is voor de Staatssecretaris? Wat zegt dat over zijn betrokkenheid bij al die budgethouders die afhankelijk zijn van het PGB? Zijn dat ook maar kruimels?

Antwoord: Nee dat klopt niet. Het gaat bij trekkingsrecht om budgethouders die zorg nodig hebben en zorgverleners die voor de geleverde zorg betaald moeten worden. Alle inspanningen zijn er sinds 2014 op gericht om de invoering van het trekkingsrecht voor hen goed te laten verlopen.

33. Was de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat zijn ambtenaren het probleem van de ontbrekende informatie van de gemeenten en zorgverzekeraars weg definiëren als: de uitwisseling van patiëntgegevens tussen zorgverzekeraars, gemeenten en SVB valt „niet onder de verantwoordelijkheid» van het projectmanagement?

Antwoord: Er zijn geen problemen weggedefinieerd. Voor de invoering van trekkingsrechten moesten gemeenten en zorgkantoren, als budgetverstrekkers, aan de SVB via een toekenningsbeschikking melden welke budgethouders ten laste van de WLZ, de Wmo 2015 en de Jeugdwet een pgb toegekend moesten krijgen. Daarnaast moesten budgethouders hun zorgovereenkomsten insturen naar de SVB. Op grond van een toekenningbeschikking en een goedgekeurde zorgovereenkomst kon de SVB vanaf januari 2015 declaraties en maandlonen uitbetalen aan budgethouders.

De monitoring van deze gegevensstromen viel onder de verantwoordelijkheid van het programma trekkingsrechten, evenals het bijsturen naar aanleiding van het geconstateerde verloop. Voor het doorgeven van deze gegevens waren gemeenten deels afhankelijk van gegevens die zij van zorgkantoren ontvingen over budgethouders die in het kader van de HLZ over zouden gaan van de AWBZ naar de Wmo 2015 en de Jeugdwet. De verantwoordelijkheid voor deze gegevensoverdracht was belegd in het project Gegevensoverdracht, dat voor de gehele HLZ-operatie de gegevensoverdracht regelde; niet alleen voor pgb maar ook voor zorg in natura.

34. Wat is nu de reden dat de Staatssecretaris toch doorzet ondanks dat het noodplan een opmerkelijke conclusie bevat: bij nood zal het niet werken? Heeft hij toen gedacht aan al die duizenden mensen die hij hiermee zou duperen?

35. Waarom is de Kamer eind 2014 niet ingelicht over de enorme achterstanden met zorgcontracten?

36. Waarom is de Kamer toen niet ingelicht, dat het noodplan onvermijdelijk is, en ontoereikend in geval van nood?

Antwoord 34 en 35 en 36

De Kamer is op 20 november 2014 geïnformeerd (Handelingen II 2014/15, nr. 27, item 6) over het terugvalscenario van ambtshalve accorderen van zorgovereenkomsten. De verwachting toen was dat er met een combinatie van (nog verder uit te werken) maatregelen tijdig betaald zou kunnen worden. Daarover is de Kamer in genoemde brief geïnformeerd.

In reactie op het Verantwoordingsonderzoek van de Rekenkamer heb ik erkend dat de start van de trekkingsrechten niet goed is verlopen. Er is een forse stremming ontstaan in het afwikkelen van zorgovereenkomsten. De SVB heeft hiervoor veel extra capaciteit moeten inzetten, wat ten koste is gegaan van het werken aan het reguliere proces. Deze oorzaken hadden effect op elkaar en leidden tot een piekbelasting bij de SVB. In het Kamerdebat van 4 juni 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 92, item 7) is uitgebreid gesproken over de destijds gemaakte keuzes, de bevindingen van de Rekenkamer daarover en de wijze waarop de Kamer eind 2014 is geïnformeerd.

In het continuïteitsplan staat niet dat het continuïteitsplan niet werkt. Dan zou dat plan ook zo niet zijn opgesteld. Er staat wel dat van sommige situaties (zoals: «zorgkantoren/gemeenten hebben zorgovereenkomsten of -beschrijvingen niet tijdig gecontroleerd») de kans van optreden nagenoeg 100% is. Maar vervolgens staat er ook «alleen de schaalgrootte is nog onzeker». Juist die schaalgrootte was bepalend voor het aantal handmatige acties dat moest worden uitgevoerd en daarmee voor de haalbaarheid van het inzetten van meerdere terugvalscenario’s (zie pag. 7 van continuïteitsplan). Toen deze situatie zich voordeed is de capaciteit bij de SVB dan ook flink opgeschaald. Bij alle maatregelen heeft steeds voorop gestaan op welke wijze de situatie uit 2014 voor de budgethouder gecontinueerd kon worden.

Het «uiterste terugvalscenario» zoals dat in het continuïteitsplan van 21 november 2014 wordt geschetst, laat duidelijk zien dat er in die situatie onzekerheden zouden ontstaan voor budgethouders en zorgverleners. Toen het continuïteitsplan in bestuurlijk overleg met betrokken partijen is besproken en gewogen, heeft geen van de partijen gepleit voor afstel of uitstel. Alle partijen onderschreven het belang van het continueren van zorg aan de budgethouder gedurende de overgang naar een nieuw systeem, ook als nog niet alle werkzaamheden conform planning waren afgerond.

Op onderdelen van het systeem van trekkingsrechten waren terugvalscenario’s voor handen. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd op 20 november 2014, 24 november 2014 (Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr. 685) en op 22 december 2014 (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 97).

37. Waarom is de Kamer niet ingelicht over het feit dat op kerstavond 20.000 patiënten nog niets hebben laten horen, terwijl de Staatssecretaris wist dat hun zorg in gevaar was?

Antwoord: Zie antwoord op vraag 39

38. Klopt het wanneer de SVB een topambtenaar vraagt, wat te doen met declaraties met Bulgaarse en Roemeense rekeningnummers, waar geen zorgcontract van is, en waarvan niet bekend is om welke patiënt het gaat, de ambtenaar reageert met «Betalen» en „Wat mij betreft hoef je ze niet meer voor te leggen.»?

Antwoord: Met de SVB werd medio februari 2015 afgesproken dat de budgethouder bekend moest zijn bij de SVB dan wel bij de gemeente of het zorgkantoor op basis van zijn BSN- of klantnummer. Ook moesten betaalgegevens van de zorgverlener zoals naam, bedrag en IBAN-nummer bekend zijn. Met de SVB is ook overlegd hoe om te gaan met betalingen aan buitenlandse zorgverleners. Binnen de Wlz zijn betalingen aan buitenlandse zorgverleners onder voorwaarden mogelijk. Ook de Wmo 2015 en de Jeugdwet verhinderen dit niet. Dit is aan de SVB gemeld.

Ondanks dat er goede afspraken zijn gemaakt, was het ook een hectische periode waarin iedereen wilde voorkomen dat mensen te lang op hun geld moesten wachten. Daarom kon het voorkomen dat voorschotten later (gedeeltelijk) moesten worden teruggevorderd. Zie verder het antwoord op vraag 1.

Vragen D66-fractie

39. Klopt het dat, zoals de Staatssecretaris in het vragenuur op 21 februari 2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 55, Mondelinge vragenuur) aangaf, hij op de hoogte was dat 20.000 mensen op kerstavond 2014 nog niet in beeld waren van de SVB en daarmee direct risico liepen om géén zorg meer te ontvangen vanaf 1 januari 2015?

Antwoord:

Van 20.000 mensen die bekend waren bij de SVB waren nog geen zorgovereenkomsten binnen. Daar konden diverse redenen voor zijn. Bijvoorbeeld afzien van een pgb, of pgb omzetten naar zorg in natura. Deze mensen waren wel in beeld want zij waren aangeschreven door SVB om hun zorgovereenkomsten op te sturen. Voor deze groep zijn afspraken gemaakt met de ketenpartijen hoe er toch snel uitbetaald kon worden mochten zij zich melden met een declaratie.

40. Wat heeft de Staatssecretaris met deze informatie gedaan, welke partijen heeft de Staatssecretaris hierover geïnformeerd en hoe heeft de Staatssecretaris toen gehandeld?

Antwoord: In de stuurgroep van 24 november 2014 zijn afspraken gemaakt over de budgethouders uit 2014 die nog niet gereageerd hebben op verzoeken van de SVB om hun zorgovereenkomsten in te sturen. SVB had inmiddels bijna iedereen een herinnering gestuurd. De afspraken waren als volgt

  • SVB stuurt de «non respons»-lijst op 01-12-2014 naar gemeenten.

  • SVB stuurt tot 5 december nog laatste rappels uit.

  • Parallel hieraan starten gemeenten ook al met benaderen van de «non respons»-groep.

De ketenpartijen hebben dus in overleg besproken hoe om te gaan met het feit dat er nog steeds mensen niet hun overeenkomsten ingestuurd hadden. Er is gekozen om ook de gemeente deze budgethouders te laten benaderen. Zorgkantoren gaven aan op dat moment hun «non-respons» al na te bellen en te rappelleren.

Of deze mensen ook allemaal nog recht hadden op een pgb in 2015 stond niet vast. Ook kon het zijn dat ze zelf besloten te stoppen met een pgb zoals in dit overleg aangegeven werd door de branchevereniging. In tijden van de AWBZ was een fluctuatie in het aantal budgethouders rond de jaarwisseling gebruikelijk.

In het geval een budgethouder zich zou melden na 1 januari 2015 zijn afspraken gemaakt hoe ervoor te zorgen dat er geen betalingsproblemen zouden ontstaan. Deze zijn in het bestuurlijk overleg van 27 november 2014 genomen. Het ontbreken van een zorgovereenkomst stond, gezien de voorbereidde noodmaatregelen uitbetalingen niet in de weg.

41. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de berichtgeving van kerstavond 2014, waarvan hij stelde op de hoogte te zijn in het Vragenuur van 21 februari 2017, géén reden was voor uitstel van implementatie van het PGB-trekkingsrecht?

42. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze hij het verantwoord achtte dat 20.000 mensen niet bekend waren bij de SVB, zes dagen voor de invoering van het PGBtrekkingsrecht op 1 januari 2015? En kan hij aangeven waarom deze mensen niet bekend waren bij de SVB?

43. Klopt het dat de Staatssecretaris op dat moment toch gekozen heeft voor het introduceren van het nieuwe systeem terwijl hij wist dat er mogelijk 20.000 mensen geen zorg zouden kunnen krijgen? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de argumentatie hiervoor is geweest?

Antwoord 41, 42 en 43: Richting de aangegeven groep was reeds eerder actie ondernomen. Deze mensen waren bekend bij de SVB omdat zij in 2014 een pgb hadden. SVB heeft minimaal twee brieven verstuurd met het verzoek aan de pgb houder om zijn of haar zorgovereenkomsten in te sturen. Voor pgb-houders uit de Wlz is dit door zorgkantoren gedaan. Eind november is in de stuurgroep besloten dat er ook door de verantwoordelijk gemeenten contact opgenomen zou worden. SVB heeft aan gemeenten de personen doorgegeven waarom het ging. Zoals in het vragenuur aangegeven kunnen er diverse oorzaken zijn voor het niet insturen van de zorgovereenkomst. (niet meer nodig, afzien van pgb of overgaan op zorg in natura).

Er was geen reden om hierom van invoering af te zien want betreffende personen waren meermalen benaderd en tussen partijen lagen afspraken wat er moest gebeuren als men zich alsnog zou melden. Overigens was ook voor deze groep het ontbreken van een zorgovereenkomst bij SVB geen reden om niet te kunnen declareren.

44. Wat is het laatste moment in 2014 dat de Staatssecretaris geïnformeerd is door de SVB over de haalbaarheid van de invoering van trekkingsrechten? Welke berichtgeving ontving hij op dat moment van de SVB?

45. Is de Staatssecretaris bereid de Kamer inzage te verlenen in de gegevensuitwisseling tussen het ministerie en de SVB tussen 22 en 31 december 2014?

Antwoord 44 en 45:

In deze periode vond op dagelijkse basis contact plaats tussen SVB en VWS.

Daarbij is in de stuurgroep van 22 december 2014 de dan actuele stand van zaken besproken. In die stuurgroep is afgesproken dat de SVB een geactualiseerd cijferoverzicht opstelt. Op 29 december 2014 heeft VWS een geactualiseerd voortgangsoverzicht ontvangen.

46. Kan de Staatssecretaris aangeven welke concrete acties hij heeft ondernomen tussen 25 en 31 december 2014 om te voorkomen dat 20.000 mensen zonder zorg zouden komen te zitten?

Antwoord: Die acties waren al eerder ingezet. Enerzijds door gericht aanschrijven door de SVB, anderzijds door actie van gemeenten en zorgkantoren. Verzocht werd de zorgovereenkomsten te leveren. Daarnaast was al afgesproken dat wanneer men zich alsnog zou melden, zorgovereenkomsten nogmaals gevraagd konden worden en bepaald zou worden hoe uitbetaald zou worden.

Tenslotte geldt dat ook voor deze groep de terugvalmaatregelen van toepassing waren. Declareren zonder zorgovereenkomst was ook voor hen mogelijk.

47. Klopt het dat op 15 december de SVB brieven heeft gestuurd aan budgethouders die nog geen bericht hadden ontvangen? Is er na kerstavond nog een herhaling gekomen hiervan? Of zijn mensen nog telefonisch benaderd?

Antwoord:

Er zijn steeds rappels geweest richting budgethouders. De non-respons is aan verstrekkers overgedragen zodat zij contact konden opnemen met deze budgethouders.

48. Klopt het dat de Staatssecretaris in zijn brief van 20 januari 2015 (Kamerstuk 25 657 nr. 109) niets aangeeft over het aantal toekenningsberichten dat nog niet was toegekend vóór januari 2015? Waarom heeft u ervoor gekozen de Kamer hierover niet (explicieter) te informeren?

Antwoord: Het toekeningsbericht in het systeem is een digitale verwerking van een toekenningsbeschikking van gemeente of zorgkantoor.

Ik schrijf in mijn brief van 20 januari 2015 dat daar waar nog niet het juiste toekenningsbericht was ingevoerd in het trekkingsrechtsysteem, de SVB een voorlopig bericht zou plaatsen voor drie maanden zodat het plaatsen van de juiste toekenningsberichten door kon gaan en er wel betalingen aan zorgverleners konden starten.

49. In hoeverre waren de maatregelen die de Staatssecretaris in het vragenuurtje van 21 februari 2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 55, vragen van het lid Keijzer over het pgb-debat en de rol van de staatsecretaris daarin) noemde om mensen in beeld te krijgen al eerder van kracht gegaan, namelijk al begin november 2014? Zo nee, wat zijn dan precies de verschillen tussen de maatregelen?

Antwoord: Zoals eerder vermeld zijn eind november 2014 afspraken gemaakt over een aanvullende actie door gemeenten. De SVB schreef alle budgethouders aan en verstuurde rappels waar nodig.

Uiteraard konden gemeenten of zorgkantoren ook na 1 januari 2015 doorgaan met proberen contact te krijgen met de persoon die niet reageerde op de verzoeken van zorgovereenkomsten aan te leveren

50. Klopt het dat de Staatssecretaris de Kamer pas voor het eerst op 2 februari 2015 (Kamerstuk 25 657, nr. 115) informeerde over een groep van 15.000 mensen die onder de categorie «non response» vielen, terwijl hij al in 2014 op de hoogte was? Is dit (gedeeltelijk) dezelfde groep als de 20.000 mensen waar de NRC over berichtte 18 februari 2017?

51. Is de Staatssecretaris bereid een timeline naar de Kamer te sturen met daarin opgenomen het aantal mensen dat buiten het zicht van de SVB was tussen 22 december 2014 en 12 februari 2015, het verloop hiervan én de informatie die u hierover aan de Kamer deed toekomen?

Antwoord 50 en 51: De SVB heeft gedurende het verwerkingsproces voortdurend gemonitord welk aantal zorgovereenkomsten zij verwachtte en welk aantal ontvangen was. Deze budgethouders zijn gerappelleerd door de SVB. Op 27 november 2014 is met zorgkantoren en gemeenten afgesproken dat zij van SVB informatie zouden ontvangen van budgethouders die nog niet gereageerd hebben. De acties om budgethouders te benaderen werden uitgevoerd door gemeenten en zorgkantoren. In de brief van 2 februari 2015 heb ik de Kamer over de omvang van deze groep gerapporteerd zoals die resteerde na de afgesproken acties van SVB en gemeenten.

Vragen GroenLinks-fractie

52. Kan de Staatssecretaris voor de door NRC gepubliceerde stukken aangeven op welke gronden betreffende passages zijn zwartgelakt, en daarbij uiteenzetten in hoeverre dit in zijn ogen een rechtmatige toepassing van artikelen 10 en 11 van de Wet openbaar bestuur is?

Antwoord: Zoals ook in de op rijksoverheid.nl gepubliceerde Wob-besluiten te lezen is (www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2016/07/12/besluit-wob-verzoek-over-het-pgb-dossier en www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2016/02/25/besluit-wob-verzoek-over-het-pgb-dossier), is toepassing gegeven aan de volgende weigeringsgronden uit de Wob:

  • de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

  • het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling;

  • persoonlijke beleidsopvattingen in een stuk voor intern beraad.

Ik ben van oordeel dat ook in dit geval de Wob op deze manier juist is toegepast.

53. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom er passages die door NRC uit voorheen zwartgelakte stukken zijn gepubliceerd, worden geschaard onder de noemer «persoonlijke beleidsopvatting», terwijl in deze passages sprake is van objectieve feiten en niet van opvattingen?

Antwoord: In het betreffende memo wordt gewezen op het loslaten van de «eenloketgedachte». Het memo is opgesteld in het kader van overleg in de Stuurgroep over het trekkingsrechtensysteem als reactie op een ander memo uit een voorbereidende subgroep. Tijdens het proces van het bouwen van het PGB trekkingsrechten systeem zijn verschillende opties verkend en besproken in deze Stuurgroep en voorbereidende subgroepen.

Dit soort overleggen dienen in vrijheid te kunnen plaatsvinden, hetgeen ook een belangrijk uitgangspunt is van de Wob.

Zie verder het antwoord op vraag 7.

54. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom hij volgens de door de NRC gepubliceerde documenten rugdekking heeft gezocht voor het grootschalig zwartlakken van de geWobte-documenten, in plaats van dat hij zijn ambtenaren heeft opgedragen met een meer kritisch oog te kijken of de gelakte passages wel gelakt moesten worden? Wat was de uitkomst van deze bespreking in de ministerraad? Heeft dit geleid tot wijziging van de omgang van ministeries met uitzonderingsgronden in de Wob?

Antwoord: Ik ben zorgvuldig te werk gegaan. Ik heb mijn ambtenaren daarom tijdens de beoordeling van de documenten gevraagd om nog eens goed te kijken of er minder gelakt zou kunnen worden binnen de kaders van de Wob. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen. Ook heb ik hierover enkele collega’s collegiaal geraadpleegd. Dat laatste leidde niet tot nieuwe inzichten.

55. Wat gaat de Staatssecretaris ondernemen om binnen zijn ministerie een werkcultuur te creëren waar transparantie de standaard is?

Antwoord: VWS handelt conform het uitgangspunt van de Wob «open, tenzij». Daarbij wordt informatie binnen de kaders van de Wob zoveel mogelijk openbaar gemaakt. Daarnaast ontwikkelt VWS een visie op digitaal samenwerken en kennisdelen. In die visie zal ook aandacht zijn voor proactieve openbaarmaking van overheidsinformatie.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven