21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 257 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 november 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 6 oktober 2015 over de Geannoteerde agenda op het terrein van onderwijs en cultuur voor de OJCS-Raad van 23 en 24 november 2015 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 253), over de brief van 9 november 2015 over de geannoteerde agenda Jeugdraad 23 november 2015 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 255), over de brief van 10 november 2015 over de geannoteerde agenda van de Sportraad op 24 november 2015 te Brussel (Kamerstuk 21 501-34, nr. 256), over de brief van 2 november 2015 over de aanvulling op de geannoteerde agenda op het terrein van onderwijs en cultuur voor de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) op 23 en 24 november 2015 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 254), over de brief van 30 april 2015 inzake het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda op het terrein van onderwijs en cultuur/audiovisueel voor de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 18 en 19 mei 2015, over het verslag van de vergaderingen van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 25 november 2014 (cultuur en audiovisueel) en 12 december (onderwijs) 2015 (en over het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda inzake de Formele sportraad van 25 november 2014 te Brussel (Kamerstuk 21 501-34, nr. 247), over de brief van 3 juli 2015 over het verslag sportonderdeel OJCS-Raad 19 mei en geannoteerde agenda informele Sportraad 6-7 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 248), over de brief van 8 juli 2015 inzake aanbieding verslag van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad van 18 mei 2015, met betrekking tot het beleidsterrein jeugd (Kamerstuk 21 501-34, nr. 249), over de brief van 8 juli 2015 inzake aanbieding verslag van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 18 mei en 19 mei 2015, met betrekking tot de beleidsterreinen onderwijs en cultuur en audiovisueel (Kamerstuk 21 501-34, nr. 250) en over de brief van 16 oktober 2015 inzake de Nederlandse reactie op internetconsultatie over de toekomst van de richtlijn audiovisuele mediadiensten (Kamerstuk 22 112, nr. 2011)

De vragen en opmerkingen zijn op 17 november 2015 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 19 november 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Boeve

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van het kabinet bij de aanstaande OJSC-Raad. Zij benadrukken dat onderwijs en met name het funderend onderwijs niet tot het takenpakket behoort van de Europese Unie bezien vanuit het subsidiariteitsbeginsel. Het delen van kennis over de aanpak van onderwijs aan vluchtelingen kan zijn waarde hebben, maar de leden benadrukken dat het daar bij hoort te blijven. Ook tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Kan het kabinet dit bevestigen, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van het kabinet ten behoeve van het schriftelijk overleg over de OJCS-Raad. Met betrekking tot het oriënterend beleidsdebat over onderwijs en migratie geldt dat de leden eerder al een Kamerbrief ontvingen waarin het kabinet haar inzet op dit belangrijke beleidsthema heeft geschetst. Hier is bij de begrotingsbehandeling OCW ook over gesproken. Het is voor de leden dan ook logisch en wenselijk om deze beleidsinzet van de regering te hanteren voor de bespreking met andere EU-lidstaten. De leden kunnen zich verder vinden in de geformuleerde lijnen bij de verschillende onderwerpen die aan de orde komen bij deze OJCS-Raad. De leden hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen. Voor de leden geldt dat zij een Europese aanpak van doping in de sport essentieel vinden. De leden zijn dan ook benieuwd naar de voortgang van deze Europese aanpak. Wat zijn concrete resultaten van deze aanpak tot nog toe en waar liggen eventuele verbetermogelijkheden? Op welke wijze wordt aandacht besteed aan het recente WADA-rapport over dopinggebruik onder Russische atleten? Daarnaast zijn de leden benieuwd welke verdere mogelijkheden het kabinet ziet om dopinggebruik bij zowel top- als amateursporters tegen te gaan in Europees verband. Naast de aanpak van doping in de sport, vinden de leden de aanpak van matchfixing erg belangrijk. Naast doping is ook dit een groot probleem in de sport. Kan het kabinet aandacht vragen voor dit onderwerp en vragen hoe de Europese en internationale aanpak van matchfixing, corruptie, fraude en witwasserij zich aan het ontwikkelen is? Tot slot vragen de leden welke goede internationale voorbeelden, om kinderen aan het bewegen te krijgen in Nederland, nog niet benut zijn en op welke wijze het kabinet voornemens is om tijdens de OJCS-Raad inspiratie op te doen, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van de OJCS-Raad. Zij hebben hierbij nog een paar vragen en opmerkingen. De leden lezen dat er een oriënterend beleidsdebat over onderwijs aan vluchtelingen zal plaatsvinden. Dit urgente onderwerp heeft de bijzondere aandacht van voorgenoemde leden en zij juichen toe dat er ook op Europees niveau over zal worden gesproken. Wat is de inzet van het kabinet waar het gaat om samenwerking tussen lidstaten? Kan zij ook uitgebreid terugkoppelen welke kennis en ervaringen zijn uitgewisseld en of er positieve voorbeelden en lessen zijn die ook in Nederland gebruikt kunnen worden? Zullen er ook afspraken worden gemaakt op dit punt, zo vragen deze leden. De leden vinden het goed dat het onderwerp vroegtijdig schoolverlaten wordt opgepakt. Zij vragen hierbij speciale aandacht voor de situatie van LHBTI-jongeren. Uit onderzoek blijkt dat veel LHBTI-jongeren op school worden gepest en buitengesloten, en daardoor een verhoogd risico lopen de school voortijdig te verlaten. Door het bespreekbaar maken van seksuele en genderdiversiteit zou dit kunnen worden tegengegaan. Is het kabinet bereid dit aan de orde te stellen bij de OJCS-Raad, zo vragen de leden.

II Reactie van de Minister

Algemeen

De reactie op de vragen gesteld aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden nagezonden in een aparte brief.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dankt de leden van de fracties van de VVD, PvdA en D66 voor hun inbreng en betrokkenheid bij de onderhavige EU-dossiers.

OJCS-Raad van 23 en 24 november – onderdelen Onderwijs en Cultuur

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van het kabinet bij de aanstaande OJSC-Raad. Zij benadrukken dat onderwijs en met name het funderend onderwijs niet tot het takenpakket behoort van de Europese Unie bezien vanuit het subsidiariteitsbeginsel. Het delen van kennis over de aanpak van onderwijs aan vluchtelingen kan zijn waarde hebben, maar de leden benadrukken dat het daar bij hoort te blijven. Ook tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Kan het kabinet dit bevestigen, zo vragen deze leden.

In reactie op de vragen van de VVD-fractie over het delen van kennis over de aanpak van onderwijs aan vluchtelingen, geeft de Minister aan de mening van de VVD-fractie te delen dat uitwisselen van ervaringen meerwaarde kan hebben. Op deze kennisdeling richt de Europese samenwerking op dit terrein zich derhalve dan ook, aldus de Minister. Indien blijkt dat bepaalde zogenaamde best practices elders tot een goed resultaat hebben geleid, kan overwogen worden om daar elementen daarvan over te nemen. De Minister deelt het standpunt dat, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, van verdergaande Europese bemoeienis geen sprake kan zijn.

De leden van de D66-fractie lezen dat er een oriënterend beleidsdebat over onderwijs aan vluchtelingen zal plaatsvinden. Dit urgente onderwerp heeft de bijzondere aandacht van voorgenoemde leden en zij juichen toe dat er ook op Europees niveau over zal worden gesproken. Wat is de inzet van het kabinet waar het gaat om samenwerking tussen lidstaten? Kan zij ook uitgebreid terugkoppelen welke kennis en ervaringen zijn uitgewisseld en of er positieve voorbeelden en lessen zijn die ook in Nederland gebruikt kunnen worden? Zullen er ook afspraken worden gemaakt op dit punt, zo vragen deze leden.

In reactie op de vragen van de D66-fractie over de inzet van het kabinet aangaande samenwerking tussen lidstaten op het gebied van onderwijs aan vluchtelingen, merkt de Minister op dat de inzet van het kabinet zich met name richt op het delen van kennis over de aanpak van onderwijs aan vluchtelingen.

Aangaande het verzoek van de leden van de D66-fractie om terug te koppelen over de kennis en ervaringen die zijn uitgewisseld, geeft de Minister aan dat de Kamer – zoals te doen gebruikelijk – een verslag ontvangt van hetgeen in de Raad is besproken. De Minister acht het niet mogelijk om op voorhand aan te geven of er afspraken gemaakt zullen worden op dit punt.

De leden van de D66-fractie vinden het goed dat het onderwerp vroegtijdig schoolverlaten wordt opgepakt. Zij vragen hierbij speciale aandacht voor de situatie van LHBTI-jongeren. Uit onderzoek blijkt dat veel LHBTI-jongeren op school worden gepest en buitengesloten, en daardoor een verhoogd risico lopen de school voortijdig te verlaten. Door het bespreekbaar maken van seksuele en genderdiversiteit zou dit kunnen worden tegengegaan. Is het kabinet bereid dit aan de orde te stellen bij de OJCS-Raad, zo vragen de leden.

In reactie op de beschouwing van de D66-fractie over het feit dat LHBTI-jongeren een verhoogd risico lopen de school voortijdig te verlaten, geeft de Minister aan dat vanuit het landelijke VSV-beleid wordt in principe geen doelgroepenbeleid gevoerd, het beleid is op alle jongeren is gericht. Wel is het zo dat de regionale aanpak zich toespitst op de specifieke problematiek in een regio. Als in een regio blijkt dat er extra aandacht uit moet gaan naar LHBTI-jongeren, dan zijn de regio’s vrij om de juiste voorzieningen te treffen en daar, door OCW verdeelde, middelen voor in te zetten. De Minister benadrukt dat ze de situatie met betrekking tot LHBTI-jongeren en hun verhoogde risico op schooluitval ter harte neemt. Over het onderwerp voortijdig schoolverlaten is in de Raad geen discussie voorzien, maar wordt wel op regelmatige basis kennis en ervaring uitgewisseld. In dit kader vermeldt de Minister dat het Joint Report Education and Training 2020, dat tijdens de OJCS-Raad zal worden vastgesteld, zich ook richt op het omgaan met diversiteit binnen het onderwijs en het tegengaan van onder andere discriminatie, pesten en stereotypering. Dit onderwerp zal worden uitgewerkt door één van de ET2020-werkgroepen, waarin lidstaten ervaringen met elkaar kunnen uitwisselen.

Naar boven