21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 247 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 mei 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 9 april 2015 over de Geannoteerde agenda op het terrein van onderwijs en cultuur/audiovisueel voor de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 18 en 19 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 245), over de brief van 12 maart 2015 over het verslag van de vergaderingen van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 25 november 2014 (cultuur en audiovisueel) en 12 december (onderwijs) 2015 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 243) en over het verslag van een schriftelijk overleg van 26 november 2014 over de geannoteerde agenda inzake de Formele sportraad van 25 november 2014 te Brussel (Kamerstuk 21 501-34, nr. 239.

De vragen en opmerkingen zijn op 28 april 2015 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 30 april 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

• Algemeen

2

   

Geannoteerde agenda op het terrein van onderwijs en cultuur/audiovisueel voor de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 18 en 19 mei

2

     

○ Cultuur

2

 

• Verslag van de vergaderingen van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 25 november 2014

2

     

○ Onderwijs (12 december)

2

     

○ Informele ministeriële conferentie over burgerschap (17 maart 2015)

2

II

Reactie van de Ministers

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken.

Geannoteerde agenda op het terrein van onderwijs en cultuur/audiovisueel voor de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 18 en 19 mei

Cultuur

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de geannoteerde agenda de volgende zin staat: «Voorts roept het succes van grote in de EU gevestigde Amerikaanse mediabedrijven op de Europese markt bij sommige lidstaten defensieve reacties op. Deze lidstaten willen deze bedrijven reguleren of financieel (fiscaal) belasten. Inmiddels is gebleken dat er stemmen zijn om het land van oorsprongbeginsel te beperken of te vervangen door het land van bestemming beginsel. Frankrijk pleit hier nadrukkelijk voor.» De leden vragen wat de (stem)verhoudingen zijn en hoe groot de kans is dat er een meerderheid wordt gevonden om naar een bestemmingsbeginsel te gaan. Kan de Minister aangeven hoe het Nederlandse standpunt zich verhoudt met de standpunten van de andere landen in Europa? Kan de Minister een inschatting geven hoe groot de kans is dat er een wijziging zal plaatsvinden van de huidige regelgeving conform het Nederlandse standpunt, zo vragen zij.

Verslag van de vergaderingen van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 25 november 2014

Onderwijs (12 december)

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de raadsconclusie ondernemerschapsonderwijs de volgende zin staat: «De verbetering in met name het primair en voortgezet onderwijs acht Nederland nog wel mogelijk». De leden vragen op welke specifieke terreinen er nog verbeteringen te behalen zijn en op welke wijze het kabinet deze gaat bewerkstelligen.

Informele ministeriële conferentie over burgerschap (17 maart 2015)

De leden van de VVD-fractie vragen wat de inbreng zal zijn tijdens de discussie over het thema burgerschap in de OJCS-raad. Omdat in de preambule van de gezamenlijke verklaring van de EU-onderwijsministers niet specifiek is opgenomen dat de lidstaten nadrukkelijk afstand nemen van het radicale gedachtegoed dat ten grondslag ligt aan de aanslagen in Frankrijk en Denemarken, roepen de leden de Minister op om bij de follow up van de verklaring van Parijs duidelijk namens Nederland uit te spreken dat alle vormen van radicalisme die de rechtstaat ondermijnen -zoals bij de aanslagen in Frankrijk en Denemarken – niet te tolereren zijn.

Voorts vragen deze leden of de Minister in de toekomst bij politiek relevante internationale bijeenkomsten (zowel formeel als informeel) de Kamer zoals te doen gebruikelijk vooraf wil informeren over de inzet die het kabinet zal kiezen tijdens deze bijeenkomst.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Algemeen

De Minister dankt de leden van de VVD-fractie voor hun inbreng en betrokkenheid bij de onderhavige EU-dossiers.

Geannoteerde agenda OJCS-Raad van 18 en 19 mei

Cultuur

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de geannoteerde agenda de volgende zin staat: «Voorts roept het succes van grote in de EU gevestigde Amerikaanse mediabedrijven op de Europese markt bij sommige lidstaten defensieve reacties op. Deze lidstaten willen deze bedrijven reguleren of financieel (fiscaal) belasten. Inmiddels is gebleken dat er stemmen zijn om het land van oorsprongbeginsel te beperken of te vervangen door het land van bestemming beginsel. Frankrijk pleit hier nadrukkelijk voor.» De leden vragen wat de (stem)verhoudingen zijn en hoe groot de kans is dat er een meerderheid wordt gevonden om naar een bestemmingsbeginsel te gaan. Kan de Minister aangeven hoe het Nederlandse standpunt zich verhoudt met de standpunten van de andere landen in Europa? Kan de Minister een inschatting geven hoe groot de kans is dat er een wijziging zal plaatsvinden van de huidige regelgeving conform het Nederlandse standpunt, zo vragen zij.

De Minister benadrukt in reactie op de vraag van de VVD-fractie, over hoe groot de kans is dat er een wijziging zal plaatsvinden van de huidige regelgeving, dat het nog te vroeg is om te spreken over stemverhoudingen in de Raad. Daarvan is pas sprake als er een voorstel tot herziening van de richtlijn audiovisuele mediadiensten in behandeling is bij de wetgever. De Europese Commissie heeft een dergelijk voorstel nog niet gedaan. Een groot aantal van de lidstaten pleit op dit moment overigens net als Nederland voor behoud van het land van oorsprongsbeginsel, aldus de Minister.

Verslag OJCS-Raad 25 november 2014

Onderwijs

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de raadsconclusie ondernemerschapsonderwijs de volgende zin staat: «De verbetering in met name het primair en voortgezet onderwijs acht Nederland nog wel mogelijk». De leden vragen op welke specifieke terreinen er nog verbeteringen te behalen zijn en op welke wijze het kabinet deze gaat bewerkstelligen.

De Minister licht toe dat de betreffende zinsnede uit het verslag doelt op de opdracht aan het platform Onderwijs#2032 om een inhoudelijke koers uit te stippelen voor de toekomst van de Nederlandse leerlingen in 2032. De Staatssecretaris van OCW heeft op 17 november 2014 de brief «Toekomstgericht funderend onderwijs» naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 31 293, nr. 226) waarin een integrale reflectie op het curriculum van het funderend onderwijs (primair en voorgezet onderwijs) wordt aangekondigd en de formele opdracht aan het platform wordt gegeven, zo geeft de Minister aan. De inhoud van het curriculum staat hiermee sinds november 2014 open voor een brede dialoog. Aandacht voor ondernemerschapsonderwijs is een belangrijk maatschappelijk thema dat past in deze dialoog. De dialoog zal zeker specifieke aandachtspunten opleveren. De Minister geeft aan dat in het najaar van 2015 een advies wordt verwacht van het platform Onderwijs#2032.

Informele ministeriële conferentie over burgerschap (17 maart 2015)

De leden van de VVD-fractie vragen wat de inbreng zal zijn tijdens de discussie over het thema burgerschap in de OJCS-raad. Omdat in de preambule van de gezamenlijke verklaring van de EU-onderwijsministers niet specifiek is opgenomen dat de lidstaten nadrukkelijk afstand nemen van het radicale gedachtegoed dat ten grondslag ligt aan de aanslagen in Frankrijk en Denemarken, roepen de leden de Minister op om bij de follow up van de verklaring van Parijs duidelijk namens Nederland uit te spreken dat alle vormen van radicalisme die de rechtstaat ondermijnen -zoals bij de aanslagen in Frankrijk en Denemarken – niet te tolereren zijn.

Voorts vragen deze leden of de Minister in de toekomst bij politiek relevante internationale bijeenkomsten (zowel formeel als informeel) de Kamer zoals te doen gebruikelijk vooraf wil informeren over de inzet die het kabinet zal kiezen tijdens deze bijeenkomst.

In reactie op de vraag van de VVD-fractie over de inbreng tijdens de discussie over het thema burgerschap, geeft de Minister aan dat – zoals eerder is aangegeven in antwoord op schriftelijke vragen – zij van mening is dat onderwijs een belangrijke rol speelt bij het tegengaan van radicalisering en bij het bevorderen van burgerschap. De kracht van de preambule is dat deze de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie benadrukt, waaronder de vrijheid van meningsuiting, het respecteren van mensenrechten en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Deze waarden weerklinken ook in de voorgenomen acties, aldus de Minister. De Minister geeft aan dat ze in haar bijdrage zal benadrukken dat de beginselen van de rechtsstaat voorop dienen te staan.

Aangaande het verzoek van de leden van de VVD-fractie om de Kamer te informeren over de inzet van het kabinet bij politiek relevante internationale bijeenkomsten, merkt de Minister op dat de Kamer immer vooraf wordt geïnformeerd over de inzet van het kabinet (zoals ook is gebeurd via Kamerstuk 21 501-34, nr. 243).

Naar boven