21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 256 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2015

Op 24 november 2015 vindt in Brussel de formele Sportraad plaats. In deze brief worden de onderwerpen die betrekking hebben op deze formele raad nader toegelicht en treft u per onderwerp de kabinetsinzet aan.

Bijgaand doe ik u de geannoteerde agenda voor de formele sportraad van 24 november 2015 toekomen.

Ik wijs u erop dat over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de Raad nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Geannoteerde agenda Sportraad 24 november 2015 te Brussel.

Er is op dit moment nog geen agenda van de Raad beschikbaar. Hierbij vindt u de inzet van het kabinet op de agendapunten waarvan we zeker zijn dat ze op de agenda zullen komen (naar aanleiding van de laatste besprekingen in de Raadswerkgroep Sport).

Raadsconclusies «bevorderen van motorische vaardigheden, fysieke en sportactiviteiten voor jonge kinderen»

Achtergrond

De voorgestelde conclusies beogen alle betrokken partijen en overheden te sensibiliseren voor een aanpak gericht op jonge kinderen gezien de toename van overgewicht en obesitas in deze leeftijdsgroep in bijna alle EU-lidstaten. De conclusies omvatten uiteenlopende aanbevelingen en suggesties gericht op het stimuleren van motorische vaardigheden, sport en bewegen voor jonge kinderen, zoals:

  • het stimuleren en ondersteunen van activiteiten gericht op het bevorderen van motorische vaardigheden, fysieke en sportactiviteiten voor jonge kinderen;

  • het bevorderen van de samenwerking tussen verschillende beleidssectoren die verantwoordelijk zijn voor fysieke activiteiten bij kinderen zoals sport, gezondheid en onderwijs;

  • een focus op initiatieven die bewegen op school bevorderen tijdens de Europese Week van de Sport;

  • het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden in EU-verband gericht op motorische vaardigheden en lichamelijke opvoeding bij kinderen;

  • het samenwerken met de World Health Organization (WHO) op het gebied van het ontwikkelen van richtsnoeren voor deze leeftijdsgroep.

De Raadsconclusies kunnen worden gerelateerd aan de derde pijler van het EU Werkplan Sport (2014–2017), waarin sport en de samenleving centraal staat. Onder deze pijler valt ook de bevordering van motorische vaardigheden en bewegen bij kinderen. De Raadsconclusies zijn mede gebaseerd op een aantal van de aanbevelingen van de HEPA (Health-Enhancing Physical Activity) expertgroep die in de eerste helft van 2015 zijn gepresenteerd. Gezien de overlap met het onderwijs zijn de concept-Raadsconclusies ook gepresenteerd aan het EU onderwijscomité, waar ze met een positieve instelling zijn ontvangen. De voorstellen in de Raadsconclusies zijn suggesties voor de lidstaten, zonder dwingende regelgevende maatregelen. Hierdoor bepaalt uiteindelijk de lidstaat het nationaal beleid.

Inzet Nederland

Nederland vindt sport en bewegen voor (jonge) kinderen een belangrijk onderwerp op nationaal niveau en geeft dit vorm in haar beleid zoals o.a. door gymlessen op scholen en Sport en Bewegen in de Buurt. Tijdens de behandeling van het document in de raadswerkgroepen Sport heeft Nederland de nadruk gelegd op het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden. Nederland heeft zich daarnaast – met in achtneming van de neutrale rol die Nederland volgend jaar als voorzitter zelf moet bekleden – samen met een aantal andere lidstaten kritisch opgesteld bij de behandeling van het document op onderwerpen waarbij EU-samenwerking geen specifieke meerwaarde biedt. In goed overleg met het Luxemburgs voorzitterschap is daardoor de aanbeveling om een EU-label voor actieve scholen te ontwikkelen teruggetrokken en krijgt het onderwerp voorlopig geen prioriteit in het toekomstige werkplan Sport en wordt samenwerking met de World Health Organization (WHO) gestimuleerd. Op basis van de gehonoreerde wijzigingen zijn de Raadsconclusies acceptabel voor Nederland.

Nederland is van mening dat de conclusies evenwichtig zijn in het licht van de subsidiariteit. Nederland heeft geen bezwaar tegen de signaleringsfunctie van de conclusies die goed onderbouwd zijn, de Europese samenwerking rondom het delen van goede voorbeelden en de aandacht voor het onderwerp in de Europese week van de sport. De aanbevelingen zijn ook in lijn met het nationale beleid op het gebied van sport en onderwijs. Dit overwegende zal Nederland instemmen met de Raadsconclusies.

Raadsconclusies «herziening van de resolutie uit 2011 over de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in de Foundation Board van het WADA en de coördinatie van de positie van de EU en haar lidstaten voorafgaand aan het WADA-vergaderingen»

Achtergrond

De voorgestelde raadsconclusies bevatten voorstellen om de resolutie uit 2011 over de EU-representatie in WADA (World Anti Doping Agency) te continueren en de uitvoering ervan te verbeteren:

  • meer regelmatige betrokkenheid van het voorzitterschap in de Raad van Europa en WADA bijeenkomsten;

  • meer stelselmatige bijdrage van de Commissie bij de voorbereiding van het EU-mandaat op de onderwerpen waarbij de EU bevoegdheid heeft;

  • het vergroten van de wetenschappelijke expertise van de lidstaten en het voorzitterschap van de Raad door bestaande informele netwerken van deskundigen te gebruiken;

  • het verbeteren van de ad hoc coördinatievergaderingen evenals voorbereidingen voor de vergaderingen met publieke autoriteiten.

De voorstellen in de Raadsconclusies zijn gericht op verbetering van de huidige uitvoering van de resolutie, zonder een precieze invulling af te dwingen en zonder dwingende regelgevende maatregelen. Hierdoor blijft er veel ruimte voor Nederland om hier invulling aan te geven, bijvoorbeeld tijdens het Nederlandse voorzitterschap.

Inzet Nederland

Nederland vindt het belangrijk dat de continuïteit en expertise over dopingbeleid van de EU-vertegenwoordigers in WADA is gewaarborgd en kan goed leven met het huidige systeem van vertegenwoordiging in WADA. Nederland hecht waarde aan continuering en een goede uitvoering van de huidige resolutie en zal op basis van goede afspraken met het Raadssecretariaat en de Commissie hier inhoud aan geven tijdens het voorzitterschap. Nederland zal op die grond instemmen met de Raadsconclusies.

Beleidsdebat «De educatieve mogelijkheden van sport: kansarme jongeren helpen hun plaats te vinden in de samenleving»

Achtergrond

Het voorzitterschap heeft aangekondigd één of twee gastsprekers uit te nodigen om het debat in te leiden. Daarnaast worden de Ministers verzocht de volgende vragen te beantwoorden in het debat:

  • 1. Is er voldoende besef van de educatieve mogelijkheden van sport, met name voor kansarme jongeren, met inbegrip van migranten?

  • 2. Hoe kan de overheid actieve betrokkenheid van zowel de publieke en private entiteiten ondersteunen met als doel het bevorderen van de sociale integratie van kansarme jongeren en migranten door sport?

Bij het debat wordt rekening gehouden met de goede praktijkvoorbeelden die eerder door de lidstaten zijn ingediend. Daarnaast is er aandacht voor de identificatie van noodzakelijke synergiën en cross-sectorale samenwerking om de impact van de sport met betrekking tot maatschappelijke integratie te maximaliseren.

Inzet Nederland

Nederland deelt de opvatting dat sport een positieve bijdrage kan leveren aan de sociale integratie van kwetsbare jeugd. In antwoord op de eerste vraag kan gesteld worden dat in Nederland overheden en private organisaties in en buiten de sport zich bewust zijn van de educatieve mogelijkheden van sport. Op nationaal niveau is het een belangrijk sub thema als onderdeel van grotere programma’s zoals Sport en Bewegen in de Buurt. Specifieke projecten op het gebied van sport en bewegen voor kansarme, kwetsbare jongeren zijn er binnen de Sportimpuls Jeugd in lage inkomensbuurten. Een aantal aansprekende voorbeelden zal worden genoemd.

Op Europees niveau stelt Nederland zich wel steeds de vraag wat de meerwaarde van de EU is op dit thema in het licht van subsidiariteit (Europees wat kan, nationaal wat moet). Maar gezien de recente ontwikkelingen en problematiek in de vluchtelingenopvang die in alle EU-lidstaten spelen, is dit een kansrijk thema om goede voorbeelden van aanpak met de collega bewindslieden op EU-niveau te bespreken.

Ten aanzien van de tweede vraag zal Nederland opmerken dat Nederland geïnteresseerd is om de impact van sport te vergroten voor iedereen in Nederland, inclusief deze specifieke doelgroepen. Actieve betrokkenheid van verschillende actoren wordt gestimuleerd door de lopende programma’s zoals Sport en Bewegen in de buurt en het actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat». Wat betreft het identificeren van synergieën om de impact van sport te versterken, zal Nederland de samenwerking met andere beleidssectoren benadrukken. Als voorbeeld kan Nederland «Alleen jij bepaalt wie je bent» in samenwerking met het Ministerie van V en J toelichten. Daarnaast zal worden benadrukt dat het ook de verantwoordelijkheid van de sportsector zelf is om zich met maatschappelijke thema’s te verbinden. Rekening houdend met de goede praktijkvoorbeelden die door de lidstaten zijn ingediend, zou Nederland willen kijken naar wat er bekend is over de effectiviteit van interventies gericht op specifieke doelgroepen en het bereik van de goede voorbeelden om daarvan te kunnen leren.

Naar boven