21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 617 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2016

Bijgaand stuur ik uw Kamer de Geannoteerde Agenda van de Energieraad die op 5 december onder Slowaaks voorzitterschap plaatsvindt. Tevens informeer ik uw Kamer in deze brief over de voortgang van de onderhandelingen over het Commissievoorstel tot herziening van het besluit inzake intergouvernementele overeenkomsten (IGA’s). Tot slot ga ik in op de consultatie over de evaluatie van Richtlijn 2009/119/EG houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden.

Energieraad 5 december 2016

De Raad zal een beleidsdebat houden over het Commissievoorstel voor de herziening van de Verordening betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Verordening 994/2010. De Europese Commissie heeft dit voorstel op 16 februari jl. uitgebracht. De energieministers zullen onder andere discussiëren over regionale samenwerking, solidariteit en transparantie aan de hand van een document van het voorzitterschap, met als doel om de in de Raad ontstane patstelling te doorbreken.

De Commissie zal vervolgens het zogenaamde Winterpakket 2016 presenteren, dat naar verwachting op 30 november aanstaande wordt gepubliceerd. Het Winterpakket bestaat uit een aantal wetgevende voorstellen ter implementatie van de Energie Unie: een governance-systeem, een nieuw marktontwerp voor elektriciteit en herziening van de richtlijnen voor energie-efficiëntie, voor energieprestaties van gebouwen en voor hernieuwbare energie. Het kabinet zal de afzonderlijke voorstellen op hun merites beoordelen en uw Kamer hier middels BNC-fiches over informeren.

Tevens zal de Commissie aan de hand van een discussiedocument van het Slowaakse voorzitterschap een update geven over de ontwikkelingen in het wereldwijde energielandschap. Na deze presentatie zal de Raad van gedachten wisselen over de samenwerking in het kader van de Energie Unie (met één stem spreken), over regionale focus (welke landen en regio’s in de wereld zijn relevant voor de EU) en over hoe het externe energiebeleid zich in de komende jaren verder zou moeten ontwikkelen.

Tot slot zal de Raad onder het punt diversen door de Commissie worden geïnformeerd over de internationale energierelaties en zal het voorzitterschap de stand van zaken toelichten van de triloog-onderhandelingen met het Europees parlement en de Europese Commissie over de herziening van de Richtlijn energielabelling en de herziening van het besluit inzake IGA’s. Malta zal als inkomend voorzitterschap de Energieraad afsluiten met een presentatie van haar plannen op het gebied van energie voor de eerste helft van 2017.

Intergouvernementele overeenkomsten

In oktober 2016 is de Raad de triloog-onderhandelingen met het Europees parlement en de Europese Commissie gestart over het Commissievoorstel tot herziening van het besluit inzake IGA’s.

De Raadspositie is tijdens het Nederlandse voorzitterschap op 6 juni 2016 vastgelegd in een algemene oriëntatie1. In deze oriëntatie blijft het hart van het Commissievoorstel, de ex-ante toetsing, overeind. Deze geldt alleen voor de IGA’s gerelateerd aan gas en gas-infrastructuur, in plaats van voor alle IGA’s gerelateerd aan energie, zoals in het oorspronkelijke Commissievoorstel was opgenomen. De Raad heeft daarnaast onder andere de verplichte notificatie van niet-bindende overeenkomsten over energie uit het Commissievoorstel geschrapt, om daarmee onnodige administratieve lasten te voorkomen. De positie van de Raad is in lijn met de Nederlandse positie zoals verwoord in het BNC-fiche2. Lidstaten gaven tijdens de Energieraad van 6 juni aan dat de algemene oriëntatie een uitgebalanceerd compromis betreft en vroegen het Slowaakse voorzitterschap daar rekening mee te houden bij de triloog-onderhandelingen met het Europees parlement.

De triloog-onderhandelingen spitsen zich toe op de scope van het voorstel (alleen gas of ook alle andere energiebronnen), op het al dan niet verplicht notificeren van niet-bindende overeenkomsten en op het vrijwillige karakter van de deelname van de Commissie aan de onderhandelingen over de IGA’s. Tijdens de eerste triloog in oktober hebben de partijen hun posities toegelicht en zijn zij alleen enkele kleine wijzigingen op niet-controversiële punten overeengekomen. Het Slowaakse voorzitterschap streeft ernaar de onderhandelingen dit jaar nog af te ronden.

Consultatie inzake minimumvoorraden aardolie(producten)

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft verzocht om een concept van de Nederlandse reactie op de consultatie over de evaluatie van Richtlijn 2009/119/EG houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden. Ik kan daarop mededelen dat Nederland niet op deze consultatie heeft gereageerd.

De reden hiervoor is dat de Europese Commissie recentelijk een onderzoek heeft laten uitvoeren naar dit onderwerp waar Nederland nauw bij was betrokken3. Alle lidstaten en betrokken agentschappen hebben de bijbehorende vragenlijst ingevuld en de inhoud van het rapport is met hen besproken. Het Nederlandse standpunt en de door Nederland ingebrachte punten komen in dit rapport goed naar voren. Daarom is besloten om niet op de publieke consultatie te reageren.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE: GEANNOTEERDE AGENDA ENERGIERAAD 5 DECEMBER 2016

Leveringszekerheid aardgas

Beleidsdebat

De Europese Commissie heeft op 16 februari jl. haar voorstel gepresenteerd voor de herziening van de Verordening betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Verordening 994/20104. Uw Kamer is hierover per BNC-fiche van 4 maart 2016 geïnformeerd5. Het voorzitterschap zal een notitie opstellen aan de hand waarvan er een beleidsdebat in de Raad zal plaatsvinden, met als doel om de in de Raad ontstane patstelling te doorbreken.

De Commissie beoogt met deze herziening de leveringszekerheid van aardgas verder te bevorderen doordat lidstaten gepaste maatregelen nemen om voorbereid te zijn op – en de gevolgen te beheersen van – een eventueel tekort aan aardgas. Het Nederlands voorzitterschap heeft een start gemaakt met de behandeling van het voorstel. Op 6 juni jl. heeft een beleidsdebat over drie kernelementen van het voorstel plaatsgevonden, waarover de meningen van lidstaten sterk uiteen liepen, te weten regionale samenwerking, solidariteit en transparantie.

Het Slowaakse voorzitterschap heeft zich de afgelopen periode ingezet om het voorstel te verduidelijken en heeft zowel op de genoemde kernelementen als op andere onderdelen van het voorstel enkele compromisvoorstellen uitgewerkt. Zo heeft het voorgesteld om binnen de door de Commissie gekozen invulling van regionale samenwerking via samenwerking in vastomlijnde, door de Commissie vastgestelde regio’s, een beperkt aantal lidstaten in een kleinere regio in te delen met de mogelijkheid om andere lidstaten uit te nodigen om deel te nemen. Als alternatief hebben Duitsland, België, Italië, Oostenrijk en Frankrijk een aanpak voorgesteld die niet uitgaat van afgebakende regio’s maar van specifieke risico’s. Een in het verlengde daarvan liggende aanpak, die bestaande en nieuwe aanvoerroutes van gas als uitgangspunt neemt, is voorgesteld vanuit het Europese Netwerk van Transmissiesysteembeheerders voor Gas (ENTSOG)6.

Het voorzitterschap heeft de solidariteitsverplichting verder verhelderd en aangevuld door meer duidelijk te maken onder welke condities solidariteit mag worden gevraagd, de bepalingen over compensatie aan te scherpen en aan te geven dat er geen veiligheidsproblemen mogen ontstaan in de lidstaat die solidariteit verleent. Bij dit laatste moet worden gedacht aan veiligheidsproblemen die kunnen ontstaan indien gasinstallaties worden aan- en afgeschakeld door niet-gekwalificeerd personeel, waardoor er bijvoorbeeld gaslekkages zouden kunnen ontstaan.

Met deze aanpassingen van het voorzitterschap wordt het voorstel meer praktisch werkbaar. Desondanks blijven er vragen bij lidstaten over de exacte invulling van solidariteit en meer in het bijzonder over (de omvang van) de compensatie die moet worden geboden voor ontvangen solidariteit. Daarnaast wordt nog volop discussie gevoerd over de transparantiebepalingen. Iets waarover de standpunten eveneens ver uiteen lopen, met name waar het gaat het om (al dan niet) te verstrekken informatie over commerciële contracten.

Nederland kan zich vinden in het doel van de verordening en deelt de opvatting van de Commissie dat regionale samenwerking een belangrijke rol kan spelen bij het versterken van de leveringszekerheid van gas binnen de EU. Nederland kan zich echter niet vinden in de aanpak die de Commissie daarbij kiest, te weten via samenwerking in vastomlijnde, door de Commissie vastgestelde regio’s waarbij Nederland in één regio wordt geplaatst met België, Frankrijk, Luxemburg, Spanje en Portugal. Nederland vindt dat het compromisvoorstel van het Slowaakse voorzitterschap op dit punt in de goede richting gaat. In dit voorstel wordt de aanpak van de Commissie niet losgelaten, maar wordt de regio waarin Nederland wordt ondergebracht ingeperkt tot de Benelux met de mogelijkheid daar ook andere landen bij uit te nodigen. Dit is voor Nederland een duidelijk meer coherente regio. Daarnaast geeft dit de mogelijkheid om deze regio, in ieder geval voor wat betreft laagcalorisch gas, uit te breiden met Frankrijk en Duitsland. Overigens zou Nederland ook kunnen instemmen met één van de andere aanpakken voor regionale samenwerking zoals voorgesteld door Duitsland c.s. en vanuit ENTSOG. Nederland ziet echter geen meerwaarde in het combineren van meerdere aanpakken, omdat dit de complexiteit sterk verhoogt en aanzienlijke extra inspanningen zal vergen.

Voor wat betreft solidariteit stelt de Commissie voor dat lidstaten waarvan de gassystemen direct met elkaar zijn verbonden juridische, technische en financiële afspraken moeten maken over het verlenen van bijstand in het geval van een zeer ernstige verstoring van de gaslevering waardoor met name huishoudens niet of in onvoldoende mate van gas kunnen worden voorzien. Voor Nederland komt dit neer op het maken van afspraken met België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Het gaat dus (mogelijk en deels) om andere landen dan die waarmee regionaal moet worden samengewerkt. Iets dat onvermijdelijk is in de regio-aanpak die de Commissie voorstaat, maar waar mogelijk makkelijker mee is om te gaan in het geval van één van de andere voorgestelde aanpakken omdat die tot samenwerking en afstemming met buurlanden leiden. Er zit hier dus een duidelijke relatie tussen enerzijds regionale samenwerking en anderzijds solidariteit. Daarnaast stelt de Commissie voor dat in het geval een beroep wordt gedaan op solidariteit, de lidstaat die wordt geacht die solidariteit te leveren de gaslevering aan afnemers anders dan huishoudens en enkele essentiële sociale diensten stop zet. Dit laatste is in een land als Nederland, dat wordt gekenmerkt door een zeer fijnmazig gasnetwerk waarbij huishoudens en andere afnemers naast elkaar wonen, niet mogelijk zonder dat veiligheidsrisico’s worden gelopen als gevolg van het ongecontroleerd af- en aanschakelen van gasinstallaties. De aanvulling van het Slowaakse voorzitterschap dat het verlenen van solidariteit niet tot veiligheidsproblemen mag leiden vindt Nederland dan ook een positieve ontwikkeling.

Wat betreft transparantie bevat het voorstel van de Commissie zeer uitgebreide bepalingen ten aanzien van zowel de informatie die lidstaten en bedrijven moeten aanleveren als de informatie die de Commissie bij hen mag opvragen. Dit geldt voor informatie over de gasleveringssituatie, maar vooral voor informatie over commerciële contracten met een looptijd langer dan een jaar. Nederland vindt dat het voorstel op dit punt verder gaat dan noodzakelijk is voor het bereiken van hetgeen wordt beoogd met de verordening. Meerjarige contracten vormen geen waarborg voor leveringszekerheid, want uiteindelijk gaat het erom dat het gas fysiek aanwezig is. Bovendien is niet duidelijk omkaderd waarvoor deze informatie mag worden benut.

Ten algemene kunnen Polen en de Baltische lidstaten zich op alle drie kernpunten goed vinden in het voorstel van de Commissie. Wat betreft regionale samenwerking is er een blokkerende minderheid, waartoe onder meer Duitsland, Frankrijk en Italië behoren, die de voorstellen van de Commissie op dit punt niet acceptabel vinden en daarom de op specifieke risico’s gebaseerde aanpak als alternatief hebben voorgesteld. Een grote groep lidstaten is het oneens met de voorstellen van de Commissie aangaande transparantie, met name wat betreft het gedeelte dat betrekking heeft op commerciële contracten. Op het punt van solidariteit zijn de meningsverschillen tussen de lidstaten geringer, alhoewel er lidstaten zijn die hun positie op dit punt afhankelijk maken van de uitkomst van de discussie over regionale samenwerking.

Het Europees parlement heeft op 20 oktober jl. 177 amendementen die betrekking hebben op alle onderdelen van het voorstel aangenomen. Deze amendementen geven aan waar het parlement tijdens de nog te starten trilogen op wil inzetten. De meest in het oog springende amendementen hebben betrekking op de toevoeging van aanvoerroutes als additionele regio-aanpak en op het vergaand verruimen van de informatie die over commerciële contracten moet worden aangeleverd, met name wat betreft prijsinformatie.

Winterpakket

Presentatie van de Europese Commissie

De Commissie zal naar verwachting op 30 november 2016 het zogenaamde Winterpakket publiceren. Het Winterpakket 2016 bestaat uit een aantal wetgevende voorstellen ter implementatie van de Energie Unie. Het betreft herziening van de richtlijnen voor energie-efficiëntie, voor energieprestaties van gebouwen en voor hernieuwbare energie. Ook onderdeel van het Winterpakket is een aantal samenhangende wetgevingsvoorstellen voor een nieuw marktontwerp voor elektriciteit. Sluitstuk van het Winterpakket is het wetgevingsvoorstel voor een governance-systeem voor de Energie Unie. De Commissie zal de voorstellen presenteren tijdens de Raad.

Wijziging van de richtlijnen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie heeft onder andere tot doel de conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 juridisch te verankeren. De Europese Raad heeft zich destijds uitgesproken voor een EU-doel voor hernieuwbare energie van ten minste 27% en een indicatief EU-doel voor energie-efficiëntie van ten minste 27% in 2030, waarbij voor dit laatste doel is afgesproken dat voor 2020 een evaluatie wordt gedaan, indachtig een doel van 30%. De doelen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie zullen niet worden vertaald naar nationaal bindende doelstellingen. Hierover is uw Kamer geïnformeerd bij brief van 28 oktober 20147.

De wetgevingsvoorstellen voor een nieuw marktontwerp voor elektriciteit beogen het hoofd te bieden aan nieuwe uitdagingen op de elektriciteitsmarkt als gevolg van de energietransitie. De belangrijkste uitdagingen liggen in de soepele integratie van het groeiend aandeel hernieuwbare energie, het waarborgen van voldoende concurrentie, het voorkomen dat marktwerking wordt verstoord door nationale beleidsmaatregelen, het beter betrekken van consumenten(belangen) bij de elektriciteitsmarkt en het versterken van leveringszekerheid door regionale samenwerking. Dit vereist een herziening van het ontwerp van de elektriciteitsmarkt en de bestaande regulering.

Het governance-systeem moet ervoor zorgen dat de doelen van de Energie Unie worden gehaald en op langere termijn de samenhang van het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten wordt vergroot. Met dit doel zullen lidstaten energie-en klimaatplannen moeten opstellen, waarin wordt aangegeven hoe ze bijdragen aan het halen van de doelen van de Energie Unie, waaronder bovengenoemde EU-doelen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Ook zullen in de governance-wetgeving vermoedelijk voorstellen worden gedaan om bestaande rapportageverplichtingen te stroomlijnen met het oog op een vermindering van administratieve lasten.

Het kabinet zal de afzonderlijke voorstellen op hun merites beoordelen en uw Kamer hier middels BNC-fiches over informeren. Ten algemene geldt dat bij de beoordeling van de wetgevingsvoorstellen ter herziening van de richtlijnen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie de eerder genoemde conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 leidend zijn, evenals de lijn van het kabinet zoals verwoord in het Energierapport 20168 om te sturen op CO2-reductie op Europees niveau.

Nederland hecht groot belang aan de aankomende voorstellen voor het nieuwe marktontwerp voor elektriciteit. Dit onderwerp was het speerpunt van het Nederlands voorzitterschap op het gebied van energie. Over de hoofdlijnen van de Nederlandse inzet op dit dossier is uw Kamer bij brieven van 13 november 20159 en 22 april 201610 geïnformeerd. Nederland vindt het belangrijk dat de werking van de Europese elektriciteitsmarkt wordt verbeterd en de interne energiemarkt wordt voltooid. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van de Energie Unie. Sterkere regionale samenwerking bij energiebeleid is hierbij een belangrijke voorwaarde.

Over de hoofdlijnen van de inzet van Nederland op het governance dossier is uw Kamer tevens bij brief van 13 november 201511 geïnformeerd. Nederland is van mening dat het governance-systeem regionale samenwerking moet faciliteren en de administratieve last moet verminderen. Uiterlijk 2019 dienen de lidstaten een nationaal energie- en klimaatplan voor de periode 2021–2030 in te dienen waarin de belangrijkste nationale beleidsmaatregelen en de bijdrage aan de doelen van de Energie Unie uiteen worden gezet. Nederland ziet deze plannen als een goed instrument om zowel nationaal alsook met de buurlanden tot een invulling van de Europese doelen te komen.

Het Europees krachtenveld zal zich verder uitkristalliseren nadat de wetgevingsvoorstellen worden gepubliceerd. Wel heeft de Raad op verschillende onderwerpen op hoofdlijnen al een standpunt ingenomen. Zo hebben alle lidstaten zich gecommitteerd aan de conclusies van de Europese Raad van oktober 2014, waarin werd besloten tot een EU-doel voor hernieuwbare energie en een indicatief EU-doel voor energie-efficiëntie. Ook zijn er in november 2015 Raadsconclusies aangenomen over het governance-systeem, waarin de lidstaten hebben aangegeven zich te kunnen vinden een systematiek van opstellen van nationale energie- en klimaatplannen en waarin het belang van flexibiliteit en ruimte om rekening te houden met nationale omstandigheden en nationale beleidskeuzes in de bijdrage die lidstaten leveren aan de Energie Unie-doelen werd benadrukt12. Tot slot heeft een groot aantal lidstaten tijdens de Energieraad van 6 juni 2016 positief gereageerd op een notitie van het Nederlands voorzitterschap, waarin belangrijke uitgangspunten zijn benoemd voor een nieuw en toekomstbestendig ontwerp van de elektriciteitsmarkt. Doel was om in een vroegtijdig stadium een politiek debat hierover te voeren en daarmee richting te geven aan de aankomende wetgevingsvoorstellen van de Commissie. Hierover is uw Kamer bij brief van 21 juni 2016 geïnformeerd13.

Externe dimensie EU energiebeleid

Informatie van de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal aan de hand van een discussiedocument van het Slowaakse voorzitterschap14 een update geven over de ontwikkelingen in het wereldwijde energielandschap. Hierbij zal de Commissie de vorderingen en resultaten die de Europese Unie sinds eind 2013 heeft geboekt, presenteren. Na deze presentatie zal de Raad aan de hand van drie vragen uit het discussiedocument15 van gedachten wisselen over samenwerking in de Energie Unie en de wereldwijde energietransitie.

Het voorzitterschap en Europese Commissie geven met deze gedachtewisseling vervolg aan de Energieraad van 12 december 201316, waarin de Raad na goedkeuring van een rapport17over de externe dimensie van het EU energiebeleid werd uitgenodigd om voor eind 2016 op dit onderwerp terug te komen. In het discussiedocument beschrijft het Slowaakse voorzitterschap de vele ontwikkelingen die zich internationaal hebben voorgedaan. Daarin wordt deels aangegeven welke stappen de EU zelf heeft gezet in de discussie over voorzieningszekerheid: de Europese strategie voor energiezekerheid uit 2014, de Energie Unie Strategie uit 2015 en de instelling van reguliere overleggen tussen de lidstaten op het gebied van internationaal energiebeleid en energiediplomatie en ten slotte het voorstel over de Intergouvernementele overeenkomsten (IGA’s), dat nu in de triloog-onderhandelingen met het Europees parlement wordt besproken. Daarnaast passeert een groot aantal ontwikkelingen uit de afgelopen jaren de revue: zoals de samenwerking via de verschillende partnerschappen met de landen in Centraal- en Oost-Europa, het Middellandse Zeegebied en China en India. De Energieraad zal discussiëren over de samenwerking in het kader van de Energie Unie (met één stem spreken), regionale focus (welke landen en regio’s in de wereld zijn relevant voor de EU) en hoe het externe energiebeleid zich in de komende jaren verder zou moeten ontwikkelen.

Het kabinet ziet de Energie Unie als een belangrijk middel om een sterke en concurrerende Europese energiemarkt te bewerkstelligen. Dat is van belang voor een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening en de concurrentiekracht van de Europese Unie. De Energie Unie omvat het gehele energiebeleid van de EU, alle aspecten op het gebied van energie waarop binnen en buiten de Unie internationaal wordt samengewerkt. Het kabinet hecht eraan deze internationale samenwerking breed te blijven zien. Immers, de discussie over voorzieningszekerheid gaat weliswaar in eerste instantie over de relatie met potentiële energieleveranciers (de landen en regio’s om de EU heen), maar zij gaat ook om het goed functioneren van markten en goede onderlinge verbindingen, zodat de lidstaten elkaar daadwerkelijk kunnen bijstaan wanneer dat nodig is. Het gaat er bovendien om dat binnen de EU voortvarend gewerkt wordt aan verbetering van de energie-efficiëntie en vergroting van de eigen energieproductie, met name door de stimulering en verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie. Ook dat versterkt op termijn de voorzieningszekerheid van de EU en draagt bovendien bij aan het realiseren van de klimaatdoelen en de afspraken die daarover in Parijs tijdens COP21 zijn gemaakt. Naar de mening van het kabinet kan de EU met deze brede aanpak een voortrekkersrol vervullen in gremia als G7 en G20 en samenwerken en kennis delen met individuele landen en met organisaties als het IEA (International Energy Agency‚) en IRENA (International Renewable Energy Agency).

De verwachting is dat de Oost-Europese lidstaten de nadruk zullen leggen op de onderlinge solidariteit en de versterking van de positie van de EU tegenover Rusland, van wie zij van oudsher afhankelijk zijn. Daarbij lijken ze bereid de EU en de Commissie een grote rol te geven. Andere, en vooral West-Europese lidstaten als Nederland willen de voorzieningszekerheid van de EU versterken door niet alleen nadruk te leggen op diversificatie, maar ook door te blijven werken aan een goed werkende markt met uitstekende onderlinge verbindingen, door efficiënter met energie om te gaan en door de ontwikkeling van hernieuwbare energie.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-33, nr. 606 (21 juni 2016)

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2070 (4 maart 2016)

X Noot
3

«Study in support of the mid-term evaluation of the functioning and the implementation of Council Directive 2009/119/EC on Oil Stocks», Europese Commissie (augustus 2016) https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/Final%20Report%20Trinomics%20-%20August%202016.pdf

X Noot
4

COM(2016) 52

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 2069 (4 maart 2016)

X Noot
6

Daarbij kan worden gedacht aan het wegvallen van een pijpleiding met Noorwegen als gevolg van een technisch mankement of het stilvallen van de Libische gasproductie als gevolg van lokale onlusten.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-20, nr. 922 (28 oktober 2014)

X Noot
8

Kamerstuk 31 510, nr. 50 (18 januari 2016)

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-33, nr. 566 (13 november 2015)

X Noot
10

Kamerstuk 21 501-33, nr. 591 (22 april 2016)

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-33, nr. 566 (13 november 2015)

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-33, nr. 572 (17 december 2015)

X Noot
13

Kamerstuk 21 501–33, nr. 606 (21 juni 2016)

X Noot
14

Progress with the development of the external dimension of the EU energy policy: doc. 13290/16

X Noot
15

Extranet nummer 13290/16

X Noot
16

Kamerstuk 21 501-33, nr. 454 (20 december 2013)

X Noot
17

Review of developments on the external dimension of the EU energy policy: doc. 17756/13

Naar boven