21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 994 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 maart 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 22 februari 2017 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 februari 2017 inzake voorlopige agenda Landbouw- en Visserijraad 6 maart 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 970);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 1 februari 2017 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 23 januari 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 962);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 30 december 2016 inzake maatregelenpakket fosfaatreductie (Kamerstuk 34 532, nr. 98);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 december 2016 met fiche: Mededeling EU toetreding tot de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV) (Kamerstuk 22 112, nr. 2266);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 december 2016 met fiche: Verordening definitie, presentatie en etikettering gedistilleerde dranken (Kamerstuk 22 112, nr. 2272);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 januari 2017 met fiche: Verordening Europese geïntegreerde landbouwstatistieken (Kamerstuk 22 112, nr. 2289);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 29 december 2016 met een reactie op verzoek commissie over e-CMR als alternatief voor AGR/GPS-plicht voor export (Kamerstuk 33 037, nr. 187);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 januari 2017 inzake aGR/GPS-plicht bij export van vaste behandelde dierlijke meststoffen en de periode om de apparatuur te installeren (Kamerstuk 33 037, nr. 188);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 27 januari 2017 met de huidige stand van zaken rondom vogelgriep in Nederland en Europa (Kamerstuk 28 807, nr. 207);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 30 januari 2017 inzake uitvoering van het amendement van het lid Geurts c.s. over een knelgevallenregeling (Kamerstuk 34 532, nr. 85) (Kamerstuk 34 532, nr. 99);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 3 februari 2017 inzake maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 189);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 14 februari 2017 inzake evaluatie van de subsidieregelingen «investeringen in milieuvriendelijke maatregelen» en «investeringen in energiebesparing» (Kamerstuk 28 625, nr. 241);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 10 februari 2017 met de reactie op verzoek commissie over het bericht «Duitsland omzeilt afwaardering vrije uitloop ei» (Kamerstuk 28 807, nr. 208).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Nava

Voorzitter: Vermeij

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Dik-Faber, Van Gerven, Geurts, Koşer Kaya, Leenders, Lodders, Ouwehand en Vermeij,

en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken.

Aanvang 14.34 uur.

De voorzitter:

Welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Economische Zaken. Ik heet de Staatssecretaris en de begeleidende staf van harte welkom. We spreken vandaag over de Landbouw- en Visserijraad aan de hand van een heel volle agenda; er staan echt heel veel onderwerpen op.

De spreektijd bedraagt zes minuten per fractie. Ik stel voor dat de leden zich voor dit hele algemeen overleg, dat tot 18.00 uur gepland staat, beperken tot in totaal vier interrupties. Zij mogen zelf kiezen wat, wanneer en hoe. Ze mogen dus één interruptie bij de fracties doen en drie bij de Staatssecretaris of vier bij de fracties en nul bij de Staatssecretaris. Het mag allemaal. Meer mag niet, maar het mag wel minder. De heer Dijkgraaf vraagt buiten de microfoon of twee om twee ook mag en dat mag dus ook. Hij mag er echt zijn eigen berekening op loslaten. Ik dacht: laat ik eens experimenteren op deze laatste LNV-Raad.

Het woord is als eerste aan mevrouw Lodders. Zij spreekt namens de fractie van de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, u gaf al aan dat er heel veel punten op de agenda staan. Ik ga er daarom in een sneltreinvaart doorheen.

Het fosfaatdossier. Er is grote onrust bij jonge boeren die een bedrijf hebben overgenomen of hiermee bezig zijn. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) blijkt de gegevens over de grond in de oude situatie, dus voor de overname, niet mee te nemen naar de nieuwe situatie. Dat heeft te maken met het nummer van de Kamer van Koophandel dat na de overname verandert. Het betekent dat zoon of dochter die een bedrijf over heeft genomen, dan wel een bedrijf en een fosfaatreferentie heeft maar geen grond. Op papier is het bedrijf niet grondgebonden met alle gevolgen van dien. Graag zou ik van de Staatssecretaris willen weten of dit een omissie is en, zo ja, op welke korte termijn dit hersteld gaat worden en hoe hierover onder meer met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) gecommuniceerd gaat worden. Ik wacht het antwoord af, anders kom ik er zeker in tweede termijn op terug.

Ook is er veel zorg over de vraag of de RVO het maatregelenpakket fosfaatreductieplan 2017, de uitbetalingen van de directe betalingen in het kader van het GLB (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en alle andere zaken die op haar bordje liggen, wel tijdig kan invullen. Ik begrijp die zorg, want mensen zitten al heel lang in onzekerheid en er liggen veel vragen en bezwaarschriften die nog niet in behandeling zijn genomen of in ieder geval nog niet tot duidelijkheid hebben geleid.

Een jonge boer van 26 jaar is op 1 januari een maatschap met zijn vader aangegaan. Het bedrijf kreeg een nieuw Kamer van Koophandel-nummer, maar omdat de RVO de gegevens niet tijdig had verwerkt, hebben ze op het oude nummer een opgave gedaan. Lopende 2015 gaat de ondernemer checken wat zijn referentiegegevens zijn en zowel het aantal dieren als het aantal hectaren blijkt dan op nul te staan. Deze boer zit nog steeds in onzekerheid. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de status bij de RVO is? Is de RVO in staat om de achterstand en de klus die er nog ligt, op korte termijn te klaren? Zo nee, wat gaat de Staatssecretaris dan doen om te voorkomen dat ondernemers in de knel komen?

Ik wil een aantal vragen stellen over de knelgevallenregeling, maar daarover komt nog een brief naar aanleiding van de motie-Geurts (34 532, nr. 850). Ik wacht even af wat de heer Geurts daarover gaat vragen.

Het fosfaatreductieplan 2017 is door de sector opgesteld. Heeft de Staatssecretaris het een-op-een overgenomen? Tijdens het debat met de Kamer heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de sector rekening zou houden met het standpunt van de Kamer over het ontzien van grondgebonden bedrijven. Ik krijg nu een aantal voorbeelden waaruit blijkt dat het anders uitpakt. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier de sector bij het plan rekening heeft gehouden met grondgebondenheid?

Tijdens de behandeling van de Fosfaatwet heeft de Kamer in meerderheid aangegeven dat de fosfaatrechten fiscaal afgeschreven zouden moeten kunnen worden. Hiertoe zijn een aantal stappen gezet. Nu hoor ik van verschillende kanten dat het ministerie heeft aangegeven dat de huidige uitwerking niet voldoende grondslag biedt om de fosfaatrechten af te kunnen schrijven. Klopt dit en, zo ja, wat gaat de Staatssecretaris dan doen om ervoor te zorgen dat de wens van de Kamer wordt uitgevoerd? Wanneer kan hij hierover duidelijkheid geven?

Onderdeel van de derogatie is het mineralenconcentraat. Hier hebben we al even niets meer over gehoord. Mijn collega Jan Huitema heeft het initiatief genomen in Brussel om de regels aan te passen. Maar hoe vaart de Staatssecretaris op deze inzet?

De stoppersregeling. We hebben gisteren kunnen lezen dat deze fors is overschreden. Kan de Staatssecretaris hierover al iets meer zeggen?

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil even stilstaan bij die fosfaatrechtendiscussie. De Kamer heeft hierover in meerderheid een besluit genomen dat heeft geresulteerd in een plan voor 2018. Er zijn echter grote problemen in 2017. Laat ik daarover eerst maar een meer algemene principiële vraag stellen: vindt de VVD dat de systematiek voor 2018 ook op 2017 van toepassing zou moeten zijn?

Mevrouw Lodders (VVD):

We hebben daarover een uitgebreid debat gevoerd. De stand van zaken is dat de sector verantwoordelijk is voor het maatregelenpakket 2017. In het debat is door de Staatssecretaris aangegeven dat de sector bij de uitwerking van het plan rekening wil houden met de mate waarin de Kamer heeft besloten om de grondgebondenheid te ontzien. Mijn vraag is of deze regeling een-op-een is overgenomen en op welke manier de sector – de Staatssecretaris heeft daarover natuurlijk wel overlegd – daarmee rekening heeft gehouden. Ik denk ... Sterker, ik ben ervan overtuigd dat wij als politiek niet gaan over een regeling van de sector. Maar ik vind de vraag wel terecht en daarom leg ik die hier voor.

De heer Van Gerven (SP):

Ik zal het wat concreter maken. Ik hoor het straks ook wel van de Staatssecretaris, want bij hem ga ik er nog wat dieper op in.

Als ik het goed heb begrepen, wordt de systematiek om te bepalen of een bedrijf intensief of extensief is in 2018 gebaseerd op het aantal liters productie per bedrijf. In 2017 gaat men uit van grootvee-eenheden. Dat is een forfaitaire rekenmethode waarbij een gemiddelde per koe wordt gehanteerd, maar het is niet de realiteit. Het gemiddelde is bijvoorbeeld – ik zeg maar wat – 8.000 liter per jaar. Een boer die uitkomt op 6.000 liter per koe wordt daardoor zwaar benadeeld, maar een boer die 10.000 liter per koe heeft, wordt sterk bevoordeeld. Heeft mevrouw Lodders ook het idee dat de systematiek die de sector heeft toegepast of wil gaan toepassen, is gebaseerd op die grootvee-eenheden? Zo ja, denkt zij dan ook dat dat nadelig uitpakt voor de extensieve bedrijven?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ben blij dat de heer Van Gerven tot de conclusie is gekomen dat een gemiddelde koe niet bestaat. Dat betekent namelijk dat we op een gemiddelde koe in dit huis geen beleid zouden moeten maken, maar dat terzijde.

Ik heb het in mijn spreektekst misschien niet al te nadrukkelijk naar voren gebracht, maar ik ben die tekst wel begonnen met de opmerking dat het een plan van de sector voor 2017 is. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt dan ook bij de sector zelf. Daar zijn heel grote stappen gezet. Ik kan me ook herinneren dat het heel intensieve discussies waren met de verschillende partijen die ik heb gesproken. Ik zou de verantwoordelijkheid graag daar willen houden want, nogmaals, we zouden verschrikkelijk veel overhoop halen als we daar als politiek stappen gaan zetten. Dat moeten we niet doen, want dat brengt heel veel risico en gevaar met zich mee. De vraag die ik stel, lijkt mij wel terecht, want ik kan dan vervolgens mensen van een antwoord voorzien.

Valt het nadelig uit? Dat is precies de vraag die ik aan de Staatssecretaris heb gesteld, want ik vroeg hem of hij daar iets meer over kon zeggen. Ik wacht dat antwoord graag af.

De voorzitter:

Mevrouw Koşer Kaya, mijnheer Van Gerven had geluk dat hij de eerste was want ik ga, gezien de tijd, toch wat strakker letten op de lengte van de vragen én de antwoorden.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

In het vorige debat vroeg ik de Staatssecretaris naar het fosfaatreductiepakket en de stand van zaken in Europa. Ik hoor mevrouw Lodders heel veel vertellen, onder meer over de urgentie. Dat voel ik met haar mee, maar zij heeft helemaal niet gevraagd waar het pakket blijft. De Staatssecretaris heeft in het debat aangegeven dat het eind februari en in ieder geval voor de verkiezingen naar de Kamer zou komen. Sterker nog, het zou 1 februari worden. Het is dus al uitgesteld. Waarom heeft zij die vraag niet gesteld?

Mevrouw Lodders (VVD):

Omdat het voorstel in de Staatscourant is gepubliceerd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Iets in de Staatscourant publiceren is iets anders dan ons precies informeren over de inhoud, de onderhandelingen en het pakket.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb er kennis van genomen.

Voorzitter. Over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal ik kort zijn. Mijn fractie ziet de kabinetsreactie, voorafgaand aan de inbreng op de openbare raadpleging, tegemoet, want dan is de Kamer nog in de gelegenheid om er haar oordeel over te geven. Ik vind het des te meer van belang om dat hier nog een keer aan te geven, gezien de uitspraken van de Staatssecretaris waarin hij suggereert dat er na de verkiezingen geschoven zou kunnen worden in het landbouwbudget ten behoeve van natuur. Ik neem aan dat de Staatssecretaris zich realiseert dat de afspraken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid gelden voor de hele periode van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De gevolgen van de vogelgriep raken de pluimveesector iedere dag. Niet alleen hebben ondernemers te maken gehad met ruimingen, ook de pluimveehouders met vrije-uitloopeieren voelen nu heel nadrukkelijk de gevolgen. Sinds december vraag ik aandacht voor deze situatie. In de media hebben we gisteren en vanmorgen kunnen lezen dat de pluimveehouders met vrije-uitloopeieren een lagere prijs krijgen van de supermarkten omdat ze deze eieren niet langer kunnen leveren. De supermarkten verkopen de eieren echter nog steeds tegen de oorspronkelijke prijs! Het is enorm zuur om te moeten constateren dat supermarkten die lagere prijs niet doorberekenen aan de consument. Dit lijkt me een geval voor de ACM (Autoriteit Consument en Markt). Ik verzoek de Staatssecretaris dan ook om deze kwestie met gezwinde spoed onder de aandacht van de ACM te brengen. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

De aanvullende vragen over de gegevensverstrekking van de Brancheorganisatie Akkerbouw zijn nog niet binnen, maar omdat de tijd doortikt, zou ik hierover nu alvast een motie willen aankondigen, tenzij de vragen nog beantwoord kunnen worden in dit algemeen overleg.

De verordening voor de Europese geïntegreerde landbouwstatistieken staat op de agenda van de Raad. Ik heb gelezen wat de inzet van het kabinet is. Mijn vraag is of hierover al tijdens de komende Raad een besluit wordt genomen. Ik vraag dat, omdat mij nog niet helemaal duidelijk is op welke wijze het voorstel aangepast wordt en of het daadwerkelijk kans van slagen heeft.

Tot slot. De Kamer heeft de Staatssecretaris recent opgeroepen om als de wiedeweerga te gaan bekijken of we in de tongvisserij tot uitstel van de aanlandplicht voor ondermaatse schol kunnen komen. Deze kwestie sleept zich voort en het was reeds voormalig Staatssecretaris Dijksma die beterschap beloofde. Ook zij erkende dat de aanlandplicht van schol in de tongvisserij slecht zou uitpakken voor de Nederlandse vissers. Nu twee jaar na dato begrijpen we dat eindelijk de benodigde vergunningen zijn afgegeven. De VVD vindt dat het geduld van de tongvissers enorm op de proef is gesteld. Wij vragen ons echt af hoe het toch kan dat het zo lang heeft moeten duren. Maar laten we vooruitkijken. We zijn blij dat de vergunningen zijn afgegeven maar willen ook helderheid over het proces om te voorkomen dat de besluitvorming weer zo traag verloopt dat de vissers aan het einde van de rit toch met lege handen staan. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer het advies klaar moet zijn, wie daarbij worden betrokken en welke informatie daarvoor voorhanden moet zijn?

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het afgelopen jaar heeft de Kamer indringend gesproken over de situatie in de melkveehouderij, over de grote onduidelijkheid en chaos die ontstaan waren en over een manier om daaruit te komen. Diverse oppositiepartijen, waaronder het CDA, zijn de coalitiepartijen VVD en PvdA en het kabinet te hulp geschoten om de brand te helpen blussen. De afgelopen weken heb ik diverse keren geprobeerd om een debat geagendeerd te krijgen om over het fosfaatreductieplan en de problemen bij de RVO te kunnen praten. Helaas blokkeerden de VVD en PvdA een plenair debat. Daarom gaan we hier vanmiddag maar over spreken.

In de land- en tuinbouw is het vertrouwen in het kabinet – en als we niet oppassen in de politiek als geheel – tot onder het vriespunt gedaald. We moeten het vertrouwen in de overheid proberen te herstellen. Dat is een zware taak en opdracht voor dit en het volgende kabinet. Ik maak mij zeer grote zorgen over de uitvoering van het fosfaatreductieplan. Die zorgen zijn verder toegenomen nu we de afgelopen dagen hebben meegekregen dat de stoppersregeling in de melkveehouderij zwaar overtekend is. Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de situatie? Kan hij ons duidelijk maken of het financieel en juridisch mogelijk is om alle aanvragen te honoreren? Bij dit alles hoop ik dat het kabinet niet voorbijgaat aan het feit dat stoppen met je bedrijf vaak een zeer emotionele beslissing is. De regeling, die afgelopen vrijdag is gepubliceerd, heeft een grote impact. Ik ben het met de D66-fractie eens dat het netter was geweest als deze ook even naar de Kamer gestuurd was, maar goed, we lezen de Staatscourant af en toe en dan raak je ook wel weer op de hoogte. Weer is er onduidelijkheid ontstaan bij deze boerengezinnen. Hoe gaat het verder? Hun lot en toekomst liggen in handen van een loterij. Dat is eigenlijk onvoorstelbaar. Hoe gaat de Staatssecretaris heel snel duidelijkheid bieden? Verder vraag ik mij af hoe het kabinet regelt dat stoppende boeren over een tijdje niet gewoon verdergaan.

Daarnaast heb ik grote zorgen over de situatie bij de RVO. Is deze organisatie wel opgewassen tegen de taak waar het kabinet haar nu voor heeft gesteld? Ik geef een voorbeeld. Zo'n duizend bezwaarschriften over 2015 zijn nog niet afgehandeld; gezien de spreektijd zal ik niet alle getallen noemen van 2016 en 2017.

Ik kom op de knelgevallenregeling. In mijn aangenomen amendement (34 532, nr. 41) wordt voorgesorteerd op een ruimere knelgevallenregeling, want dit jaar tien koeien moeten slachten en volgend jaar weer koeien kunnen kopen, zal toch niet de bedoeling van de Staatssecretaris zijn. Het CDA wil dat de knelgevallencommissie met spoed wordt ingesteld en dat knelgevallen zich nog vandaag of anders morgen kunnen melden. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid? De Kamer heeft eerder verzocht om wet en maatregelenpakket op elkaar aan te laten sluiten. Laten we er dus alles aan doen om dat ook voor elkaar te krijgen.

Ik ga in op de juridische houdbaarheid. Al ziet het CDA de noodzaak van het maatregelenpakket voor 2017, het moet wel juridisch kloppen. De wettelijke grondslag voor de regeling wordt gevonden in de artikel 13 van de Landbouwwet. Het doel van dat artikel is de economische ordening van de landbouw en niet het nemen van maatregelen ten behoeve van het milieu. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is heel simpel: is dit een probleem? Is hierover advies ingewonnen? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb een vraag over de knelgevallenregeling. Mijn fractie heeft het amendement dat de heer Geurts heeft ingediend medeondertekend. Ik lees in de brief van de Staatssecretaris dat de commissie de opdracht krijgt om tot een eenmalig advies te komen over de reikwijdte van de knelgevallenvoorziening. Begrijp ik het goed dat de heer Geurts vindt dat dit eigenlijk onvoldoende is en dat casuïstiek altijd nog moet kunnen worden ingediend omdat we nog niet helemaal klaar zijn met dit proces?

De heer Geurts (CDA):

Het kortst mogelijke antwoord is: ja. Ik ben het met mevrouw Dik-Faber eens dat de Staatssecretaris op een heel andere manier ... Nee, «heel andere manier» is te veel gezegd, maar het amendement wordt nu wel iets anders uitgelegd dan we het oorspronkelijk bedoeld hebben en dan in de toelichting op het amendement staat. Van de Staatssecretaris en van dit kabinet leer ik dat ik m'n amendementen nog beter moet formuleren om duidelijkheid te geven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De heer Geurts heeft hetzelfde gezien als ik en zijn antwoord bevestigt dat alleen maar. Hij zei: het lijkt erop dat de knelgevallenregeling die nu wordt uitgewerkt, echt niet conform de aangenomen wet en het aangenomen amendement is. Heb ik dat goed begrepen? Op die vraag zal het antwoord ook «ja» luiden. Wat kunnen we hieraan dan samen doen? Dit gaat immers niet goed.

De heer Geurts (CDA):

Ik deel de constatering van mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie-fractie. In mijn tekst staat ook: een ruimere knelgevallenregeling. Ik wil het zo proberen te formuleren, dat ik de Staatssecretaris niet gelijk in de gordijnen, of in dit geval de lamellen, jaag. Het debat van vandaag is nog niet voorbij. Waarschijnlijk is er morgen een VAO. Misschien moeten we het in een motie duidelijk maken, maar mijn ervaring is dat moties die heel duidelijk zijn, afgeraden of ontraden worden door het kabinet, aangenomen worden door de Kamer en dan regelmatig niet uitgevoerd worden. Maar goed, die discussie gaan we daarna wel weer voeren.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zet dat maar in je motie!

De heer Geurts (CDA):

De heer Dijkgraaf geeft aan dat hij hierop straks zal doorgaan.

Voorzitter. Daarnaast heeft het CDA grote vraagtekens bij de juridische houdbaarheid van de peildatum voor niet-melkproducerende bedrijven van 15 december 2016. Dat staat ook in de Staatscourant, zo zeg ik tegen de D66-woordvoerder. Een peildatum vaststellen met terugwerkende kracht – bij het fosfaatrechtenstelsel kon dat niet – en die vaststelling ook nog eens twee weken later van kracht laten worden, is toch wel een bijzonderheid. Dit zal voor diverse bedrijven een probleem zijn en ik denk dat zij een goede kans maken om voor de rechter gelijk te krijgen. Zo'n rechtsgang van boeren of boerinnen die met de handen in het haar zitten, moeten we niet willen. Wil de Staatssecretaris het mogelijk maken dat niet-melkproducerende bedrijven die wel op 2 juli 2015 een referentie hadden, zich kunnen melden bij de RVO en dat voor hen met spoed een oplossing wordt gezocht?

Mijn volgende punt is grondgebondenheid. Overgedragen bedrijven worden meteen gezien als niet-grondgebonden. Jonge boeren zo op achterstand zetten kan toch niet de bedoeling zijn? Mevrouw Lodders sprak daar net ook over. Ik sluit mij bij haar vragen aan. Wat gaat de Staatssecretaris hier concreet aan doen?

Over vleesvee hebben we in het debat ook gesproken, maar dat heeft niet tot een goede uitkomst geleid. Voor boeren met vleesvee is een structurele oplossing nodig in het kader van de maatregelen voor dit jaar en de Fosfaatwet. Zij zouden niet moeten concurreren met de melkveehouderij. Is de Staatssecretaris bereid om te kijken naar praktische oplossingen?

Ik kom op equivalente mestmaatregelen. Recent gaf de Staatssecretaris mijn CDA-collega Ronnes als antwoord dat de Kamer spoedig geïnformeerd zou worden. Wat is de stand van zaken? Gaat de Staatssecretaris de equivalente mestmaatregelen nu alsnog invoeren en, zo ja, op welke wijze?

Het is crisis voor de pluimveehouders, nu omdat vrije-uitloopeieren alleen nog verkocht worden als scharreleieren en daarmee zelfs de prijs van scharreleieren drukken. Supermarkten slaan er blijkbaar – zo staat het in mijn tekst – een slaatje uit, maar ik heb net een bericht van de NOS gelezen waaruit blijkt dat zij er inderdaad een slaatje uit hebben geslagen; dat heeft Albert Heijn al erkend. Ik doe een moreel appel op de supermarkten om wel de vrije-uitloopprijs te betalen aan boeren die daarin geïnvesteerd hebben. Graag krijg ik hierop een reflectie van de Staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Na de bijdragen van de twee vorige sprekers is duidelijk dat de groep melkveehouders die in de problemen komen, groot is. De Staatssecretaris heeft slechts een heel beperkte knelgevallenregeling gehanteerd. De Tweede Kamer heeft gepleit voor een brede regeling; daarover ging het debatje van zo-even tussen de heer Geurts en mevrouw Dik-Faber over hun amendement (34 532, nr. 41). Er was geen extra fosfaatruimte geregeld, maar er moest wel snel een brede regeling komen. Ook ik wil de Staatssecretaris dus vragen: kan dat sneller? Gaat de Staatssecretaris dit sneller doen en gaat hij zorgen voor een brede regeling? Graag krijgen wij hierover snel duidelijkheid, inclusief een regeling voor 2017.

Ik pleit ervoor om niet alles af te schuiven op een adviescommissie. Kijk naar de uitgebreide knelgevallenregeling in de varkenshouderij destijds. Zorg voor voldoende fosfaatruimte. Waarom maakt de Staatssecretaris geen werk van een tijdelijke opkoopregeling voor varkensrechten, maar dan voor bedrijven die willen stoppen, maar nu niet kunnen stoppen? Ik proef in die sector dat hiervoor belangstelling bestaat. Heeft de Staatssecretaris in Brussel al gepleit voor het niet meetellen van fosfaatexport naar fosfaatarme landen voor het fosfaatplafond? Dat zou veel ruimte schelen. Laat bedrijven niet omvallen. Hoe minder koeien er naar de slacht moeten, hoe beter.

Ten aanzien van het vleesvee sluit ik mij aan bij de heer Geurts. Komt hiervoor nu eindelijk een oplossing? Hoe kan het nu dat er weer allerlei twijfels zijn over de fiscale regeling? Het amendement was toch helder?

De stoppersregeling is een dag na de opening zelf alweer stopgezet in verband met de grote belangstelling. De Staatssecretaris wil de regeling pas over vier weken mogelijk weer openstellen. Dat lijkt mij niet verstandig. Ik zou zeggen: graag snel doorpakken. Gaat de Staatssecretaris dat doen? We moeten toch proberen om via de stoppersregeling zo veel mogelijk kilo's fosfaat van de markt te halen. Het budget mag niet het probleem zijn.

Verschillende bedrijven hebben een vergunning voor de Natuurbeschermingswet of hebben een melding gedaan. Door de invoering van de fosfaatrechten kunnen ze de verkregen ontwikkelruimte echter niet benutten. Dat kan intrekking van de vergunning of zelfs een strafbaar feit opleveren, terwijl ze er weinig of niets aan kunnen doen. Gaat de Staatssecretaris in overleg met provincies om dat te voorkomen? Veel melkveehouders weten nog niet waar zij aan toe zijn voor hun fosfaatreferentie. Maken de Staatssecretaris en de RVO vaart met het geven van duidelijkheid? Gaat de Staatssecretaris er ook voor zorgen dat grondgebonden bedrijven bij bedrijfsoverdracht niet op papier hun status verliezen?

Dan kom ik op de aangekondigde motie van de heer Geurts over e-CMR (elektronische vrachtbrief conform de Convention Relative au Contrat de Transport International de Marchandises par Route). Die motie is ontraden, wel aangenomen, maar weer niet uitgevoerd. Volgens mij is de kernvraag dan: is uitvoering van de motie onmogelijk? Als dat zo is, heeft de Staatssecretaris een titel om haar niet uit te voeren. Uitvoering is echter niet onmogelijk. Het rapport dat er ligt geeft aan dat het alternatief minstens zo veilig is als AGR-GPS. De aanbevelingen die door het externe bureau zijn gedaan, worden gewoon opgevolgd. Wat de Staatssecretaris zegt, klopt niet. De Staatssecretaris is er niet om alleen moties die hem goed uitkomen, uit te voeren. Gaat de Staatssecretaris deze motie alsnog uitvoeren?

Vorige week ontmoette ik iemand van de Biogasvereniging Achterhoek; dat heb je weleens in deze tijden van campagne. Men wacht daar met smart op duidelijkheid over de gelden voor mestverwerking. Al meer dan een jaar ligt er 10 miljoen euro uit de Europese crisisenvelop op de plank voor mestverwerking. Men heeft snel duidelijkheid nodig. Gaat de Staatssecretaris daarvoor zorgen?

De mestverwerkingspercentages worden opnieuw verhoogd. Ik kan dat eerlijk gezegd niet volgen. Volgens mij gaat de Staatssecretaris bij het berekenen van de percentages uit van een fosfaatproductie van 179 miljoen kilo, maar we hebben toch een fosfaatreductieplan dat ervoor zorgt dat die productie 6 miljoen kilo naar beneden gaat? Dan komen er toch andere percentages uit? Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?

Door de langdurige ophokplicht moeten eieren van bedrijven met uitloopeieren worden verkocht als scharreleieren. Collega's zeiden dat net ook al. In Nederland verkopen supermarkten – het is een schande – deze eieren echter nog steeds voor de prijs van het vrije-uitloopei en strijken zij de winst op. Als je met kippenhouders praat, zie je de verbijstering op hun gezicht, en terecht. Neem dan Frankrijk, ook lid van de Europese Unie. Daar maakt de regering gebruik van de Europese cofinanciering voor compensatie. Gaat de Staatssecretaris er in overleg met de sector voor zorgen dat niet supermarkten, maar pluimveebedrijven een tegemoetkoming krijgen?

Brussel komt met een verordening waarmee twee bestaande verordeningen voor het verzamelen van landbouwdata samengevoegd worden. Ik ben bang voor wat adders onder het gras. Ik noem bijvoorbeeld grote steekproeven bij kleine sectoren. Die zijn overbodig. Wil de Staatssecretaris zich in overleg met de sector inzetten voor beperking tot de noodzakelijke data, die niet via bestaande systemen verkregen kunnen worden?

Tot slot kom ik op de aanlandplicht, die net ook door de VVD werd aangehaald. Het is ontzettend jammer dat veel vertraging is gekomen in het proces. In het vorige debat heeft de Staatssecretaris uitgelegd dat het volgens hem niet aan het ministerie, maar aan de uitvoerende instanties lag. Dat zal allemaal wel zo zijn, maar kan de Staatssecretaris garanderen dat we niet opnieuw vertraging op die lijn krijgen en dat de vissers nu in volle vaart vooruit kunnen?

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Ik heb om te beginnen, net als mijn geachte collegae, een aantal vragen over het maatregelenpakket voor fosfaatreductie 2017. NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie), LTO Nederland (Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland), NMV (Nederlandse Melkveehouders Vakbond), NAJK, Nevedi (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie) en Rabobank Nederland steunen dat pakket. Ik begrijp echter dat er ook een aantal relevante partijen zijn die dat pakket niet steunen. Welke zijn dat? Wat is daarvan de reden? En vooral: wat is daarvan het gevolg voor de uitvoering van het pakket?

In de wet worden grondgebonden boeren voor 100% ontzien. De Kamer heeft gevraagd het uitgangspuntenpakket 2017 een-op-een door te vertalen. Het is niet voor iedereen even duidelijk – dat blijkt ook wel uit de verhalen van de collega's – dat dit gebeurt. Daarvan getuigen ook uitingen in diverse sociale media en in mails in mijn inbox, die overstroomt met vragen hierover. Daarom wil ik graag een heel heldere bevestiging van de Staatssecretaris. Iemand met een extensieve melkveehouderij die volledig grondgebonden is, mag in 2017 net zo veel melken als waarvoor hij in 2018 fosfaatrechten krijgt. Deze melkveehouders worden in 2017 dus niet gekort. Volgens mij is dat de essentie van de afspraken. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen?

Welke boeren zullen vooral van de opkoopregeling of stoppersregeling gebruikmaken? Zullen dit niet met name de kleinere boeren zijn – volgens mij is dat al gebleken – die weinig koeien hebben en van wie de koeien overwegend in de wei staan? Dat wordt door de Rabobank in ieder geval voorspeld en dat is eigenlijk ook wel logisch. Lopen we hiermee niet het risico dat het percentage weidegang nog lager wordt dan het al is? Is dat wat we willen? Wat kunnen we, gelet op dit maatregelenpakket, doen om dit tegen te gaan? Wat is het gevolg – sommigen van mijn collega's hebben die vraag ook al gesteld – van het grote succes van de stoppersregeling?

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil terugkomen op of eigenlijk een vervolg geven aan mijn interruptie op de VVD-woordvoerder. Ik wil aan de PvdA namelijk dezelfde vraag voorleggen over bedrijven die in 2018 volgens de wet grondgebonden zijn maar dat niet zijn volgens de regeling die we nu, in 2017, hebben. Dat hebben die mensen kennelijk in de Staatscourant kunnen lezen. Begrijp ik het goed dat de PvdA-woordvoerder zegt dat dit onterecht is en dat dit gecorrigeerd moet worden, om te voorkomen dat de mensen die in 2018 grondgebonden zijn in 2017 nog wel een rekening moeten betalen?

De heer Leenders (PvdA):

Ik denk dat de heer Van Gerven van de SP dat goed heeft begrepen. De fosfaatrechten die mensen in 2018 krijgen, zijn gebaseerd op het aantal koeien en de mate van grondgebondenheid die zij hadden op 2 juli 2015. Wij vinden dat dit een-op-een moet worden vertaald naar 2017. Ik ben het dus met de redenatie van de heer Van Gerven eens: als dit niet gebeurt doordat een andere rekenwijze wordt toegepast, moet dat worden hersteld. Ik ben echter begonnen met de vraag of het allemaal wel klopt en of de Staatssecretaris wil bevestigen wat ik heb gevraagd: mag iemand met een extensieve melkveehouderij die volledig grondgebonden is, in 2017 net zoveel melken als waarvoor hij in 2018 fosfaatrechten krijgt? Dat is volgens mij de meest zuivere vraag. Als de Staatssecretaris die bevestigend beantwoordt, ben ik gerustgesteld, maar dat ben ik nu nog niet.

De heer Van Gerven (SP):

Nee, dat begrijp ik. Ik heb hierover al een motie klaarliggen. Ik zie de Staatssecretaris welwillend knikken. Als de motie wordt aangenomen, zal de Staatssecretaris haar wellicht ook uitvoeren. Ik zeg «wellicht», want we hebben daarover geen absolute zekerheid. Is de PvdA bereid om die motie te steunen, als helder is dat er verschillende definities worden gehanteerd, waardoor een bedrijf in 2017 als niet-grondgebonden wordt beoordeeld en in 2018 als grondgebonden?

De voorzitter:

Ik geef de heer Leenders het woord, maar niet dan nadat ik het volgende heb gezegd. In eerste termijn stellen we vragen aan de regering en de regering geeft antwoorden. Mochten die antwoorden niet voldoende naar wens zijn, dan vragen we een VAO (verslag van een algemeen overleg) aan en dienen we moties in. Het staat iedereen vrij om vooraf een aankondiging van moties te doen – dat mag – maar ik zou het mooi vinden om eerst het debat te voeren.

De heer Leenders (PvdA):

Ik kondig geen motie aan, maar ik wil de heer Van Gerven vragen of hij bereid is om de motie te ondersteunen die ik eventueel ga indienen en die over hetzelfde gaat. Misschien kunnen we samen over een formulering nadenken indien dat nodig zou zijn.

De voorzitter:

Dan lopen we nu naar de plenaire zaal en gaan we alle moties indienen.

Gaat u verder met uw betoog, mijnheer Leenders.

De heer Leenders (PvdA):

Ik wil nog iets vragen over soja in mengvoer. Dat bevat namelijk relatief weinig fosfaten. Een ongewenst effect van het voerspoor zou weleens kunnen zijn dat het kan leiden tot een verhoogde import van relatief fosfaatarm soja met een – laat ik het zo zeggen – soms misschien wat dubieuze herkomst. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat er meer regenwoud wordt gekapt vanwege ons fosfaatprobleem in Nederland. Er zijn alternatieven, maar die zijn duurder. Hoe gaat de Staatssecretaris dit ongewenste effect voorkomen?

Ik heb een punt dat niet op de agenda staat, maar dat voor mij zo urgent is, dat ik het toch probeer aan de orde te stellen: de water- en hagelschade in Oost-Nederland. We hebben in de debatten die wij hierover hebben gevoerd allen uitgesproken dat we de burgers in deze regio willen helpen door regelingen slim te combineren, waardoor win-win-winsituaties kunnen ontstaan. De Staatssecretaris heeft volmondig toegezegd hieraan bij te willen dragen. Brabant heeft dat opgepakt. De regio en provincie zijn samen, in afstemming met EZ, bezig om een positieve beweging te creëren in het hagelschadegebied rondom Someren. Hiervoor is een totaal ontzorgaanbod met energiemaatregelen voor het gebied ontwikkeld. Daarbij is EZ gevraagd om budgetneutraal binnen de SDE+-regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie) het beschikbaarheidsrisico van subsidie weg te nemen. Daar doet zich een probleem voor, want EZ besluit negatief omdat er een risico op precedentwerking is. Dat vinden we, gelet op de uitspraken die we hebben gedaan, op z'n minst spijtig. We kunnen de regio er ook toe uitdagen om deze mooie aanpak in een breed consortium met draagvlak waar te maken, zodat we ervan kunnen leren. Ik vraag de Staatssecretaris om een reactie hierop. Wil hij innovatie stimuleren en de regio steunen met zijn innovatieve werk? Ik snap dat de Minister van Economische Zaken hierover gaat, maar de Staatssecretaris wil hier vast wel iets over zeggen.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb me voorgenomen om mijn bloeddruk niet te hoog te laten oplopen, maar dit is toch echt bizar. Ik ga even een stap terug. We hebben heel wat debatten gevoerd over de situatie in Zuidoost-Nederland. De PvdA en de VVD wilden niks. Nu gaan ze schriftelijke vragen stellen aan de Minister van Economische Zaken en hier een politiek spelletje spelen, samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken, die hier zit voor de Landbouw- en Visserijraad en de onderwerpen die op de agenda staan. Ik snap dat het verkiezingstijd is, maar om op deze manier, over de ruggen van de mensen in Zuidoost-Nederland, de mensen daar zo voor de gek te houden, vind ik echt godgeklaagd.

De heer Leenders (PvdA):

Sorry, voorzitter, maar wat een ongelooflijke flauwekul. We hebben in meerdere debatten uitgebreid gedebatteerd over deze kwestie. We hebben uitdrukkelijk stelling genomen en gezegd dat we de regio op alle mogelijke manieren moeten helpen, behalve door het openstellen van het noodfonds, zoals de heer Geurts vooral wilde. Wat hij nu zegt, is dus pure flauwekul. Ik neem de vrijheid die ik wil om een probleem dat zich nu in deze regio voordoet, hier op de agenda te zetten. De Staatssecretaris bepaalt of hij daarop ingaat.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wilde juist heel blij reageren, maar nu zouden mij dan politieke spelletjes worden verweten, geloof ik. Daar zal ik nu niet aan meedoen, maar daar doe ik zelden aan mee, zal ik maar zeggen. Ik vind het geweldig dat er nu voor het Brabantse plan – dat komt van onderop; daarom is het zo sterk – een lans gebroken wordt. Roept de PvdA de Staatssecretaris er nu dan ook toe op om dat plan te omarmen, of zit daar toch nog een verschuiving in? Dat is mij niet helemaal duidelijk.

De heer Leenders (PvdA):

Ik vraag de Staatssecretaris om dit te omarmen, vooral omdat hij zelf in de debatten die wij hierover hebben gevoerd, heeft aangegeven dat hij het een heel goed idee vindt. Ik besef echter terdege dat het niet primair de bevoegdheid is van de Staatssecretaris, maar van de Minister van Economische Zaken. Maar daar wil hij vast wel invloed op uitoefenen. Hij kan beginnen met het plan vandaag in ieder geval te omarmen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb er alle vertrouwen in dat de Staatssecretaris Minister Kamp helemaal aan zijn zijde krijgt.

De voorzitter:

Ik ga het woord geven aan de heer Van Gerven, of was u nog niet klaar, mijnheer Leenders?

De heer Leenders (PvdA):

Ik heb nog twee minuten spreektijd en een paar kleine puntjes, dus het zal meevallen.

Ik ga in op de biologische teelt. Er is in Europa en wereldwijd een streven om te komen tot een eensluidende definitie van biologische teelt. Dat is ook in het belang van handelsakkoorden die we wereldwijd sluiten. Daarover heb ik enkele vragen. Erkent de Staatssecretaris dat er internationaal debat is over de definitie van biologische teelt? Erkent hij dat handelsakkoorden gebaat zijn bij een eensluidende definitie? Is hij, net als de PvdA, van mening dat een internationaal eensluidende definitie ook wel erg lang op zich laat wachten? Wat kan hij doen om besluitvorming te stimuleren op korte termijn, bijvoorbeeld in de Raad?

Ik heb nog een vraag over het GLB na 2020. Dat moet volgens de PvdA gebaseerd zijn op duurzaamheids- en klimaatdoelstellingen. Wij willen dat de klimaatdoelstellingen van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN leidend zijn. Met welke inzet gaat de Staatssecretaris deze discussie in in de komende Raad?

Hier laat ik het bij. Volgens mij ben ik ruim binnen mijn spreektijd gebleven.

De voorzitter:

Zeker. Het woord is aan de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ardy en Invanka de Goeij schreven het volgende.

Onze natuurboerderij Hoeve Stein heeft een bedrijfsplan opgesteld om 200 hectare natuur met 200 melkkoeien te beheren. We sloten in 2012 een overeenkomst met de provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer en de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Ons bedrijf werd omgevormd tot een biologisch natuurbedrijf. In 2015 was de stal voor 200 koeien klaar, maar was de veestapel nog in opbouw. We hadden toen 100 koeien.

Zij komen nu 50 fosfaatrechten tekort en het is de vraag of zij met hun bedrijf verder kunnen. Zij maken geen gebruik van derogatie en hun bedrijf is zeer extensief. Onderschrijft de Staatssecretaris dat we dergelijke boeren moeten koesteren en hun niet het werken onmogelijk moeten maken? Het provinciebestuur heeft ook zijn zorgen uitgesproken. Wat hebben we aan de knelgevallenregeling voor 2018 – anderen hebben het ook al gezegd – als bedrijven zoals het bedrijf dat ik net schetste, voor die tijd failliet gaan, doordat in het fosfaatreductieplan 2017 geen rekening wordt gehouden met die knelgevallen? Er moet dus een versnelling en verbreding komen. We kunnen niet wachten tot een en ander in 2018 eens van start gaat; wat ons betreft moet er nu een knelgevallencommissie komen.

Netwerk GRONDig overweegt om naar de rechter te stappen voor de grondgebonden boeren die in de knel komen. Ook Bionext is uiterst kritisch, mede omdat biologische boeren helemaal geen gebruikmaken van de derogatie. 6.000 gezonde biologische melkkoeien dreigen naar de slacht te moeten door de fosfaatreductieregeling 2017. Bovendien werkt de gekozen definitie van «grondgebonden» nadelig uit. Bedrijven die in 2018 volgens de wet wel grondgebonden zijn, zijn dit niet volgens de regeling van 2017. Wil de Staatssecretaris de definitie die in de wet van 2018 wordt gehanteerd, ook hanteren voor 2017? Dat is cruciaal.

Ik geef een voorbeeld. Een boer heeft 90 koeien en 50 hectare grond. Die boer melkt 6.000 liter per jaar per koe. Hij heeft een fosfaatexcretie van 32,3 kilo per koe per jaar. De rekenmethode over 2017 is als volgt. Er wordt uitgegaan van grootvee-eenheden, dus van zo'n 8.100 tot 8.300 liter per jaar. Dat is 41,3 kilo per koe per jaar. Alles bij elkaar opgeteld, is het verschil 810 kilo. Het risico dat de boer loopt, is dat hij een kwart van zijn veestapel moet inleveren; althans, dat is zijn inschatting. Moet de conclusie dan niet zijn, naar aanleiding van wat is afgesproken met de boeren onderling, dat de intensieve melkers het dus hebben gewonnen van de extensieve melkers? De melkveehouders met extensieve bedrijven moeten namelijk bloeden en betalen, terwijl zij niet de veroorzakers zijn. Graag hoor ik hierover een beschouwing van de Staatssecretaris. Bovendien is de boete van € 240 per koe voor intensieve bedrijven pakweg 0,30 cent per liter en voor extensieve bedrijven 0,48 cent per liter. Hoe extensiever, hoe hoger dus de boete. Kan dat anders?

Ik ben ook geschrokken van het CLM-onderzoek naar de gevolgen van de fosfaatrechten voor dierenwelzijn. Het Centrum voor Landbouw en Milieu verwacht dat het aantal te melken liters per koe wordt opgevoerd. Gaat de Staatssecretaris dit maximeren of gaat hij andere maatregelen treffen? Het CLM verwacht hierdoor namelijk minder koeien in de wei. Ook verwacht het meer slacht en transport van drachtige koeien. Vindt de Staatssecretaris dit acceptabel? Wat gaat hij eraan doen? Neemt hij afstand van het laten slachten van koeien, ook nog eens drachtige koeien, in het buitenland? Het gesleep met kalveren over landsgrenzen is niet goed voor het welzijn van de dieren en brengt ook allerlei infectierisico's met zich mee. Een op de vijf melkveehouders heeft namelijk aangegeven de opfok van kalveren naar het buitenland te willen verplaatsen. De kans dat deze kalfjes in de wei mogen grazen, is klein. Komt de Staatssecretaris in actie om het dierenwelzijns- en gezondheidsrisico te pareren? Kan hij zijn ideeën schetsen en een plan aan de Kamer doen toekomen?

Ik heb nog een paar ankeilers voor de belangrijke herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Onderschrijft de Staatssecretaris dat de landbouwprijzen substantieel zijn gedaald en de onzekerheid in de markt is gestegen? Onderschrijft hij dat het beleid in belangrijke mate gericht moet zijn op risicomanagement, waarbij te denken valt aan een weersverzekering, betere marktregulering en het bestrijden van de prijsvolatiliteit? In de Kamer is er veel overeenstemming over dat boeren een eerlijke prijs en marge moeten krijgen. Gaat de Staatssecretaris zich daar hard voor maken, evenals voor het aanpakken van inkoopmacht en meer prijstransparantie, zoals bij de Milk Market Observatory? Ik denk dat het drama in de melkveehouderij het belang van productiebeheersing heeft aangetoond.

Het beheersen van klimaatverandering en natuurinclusieve landbouw zijn andere belangrijke opgaven voor het landbouwbeleid. Graag hoor ik de visie van de Staatssecretaris hierop. Is de Staatssecretaris voor een herverdeling van de middelen naar kleine en milieuvriendelijke bedrijven? Uit onderzoek van Jan Douwe van der Ploeg blijkt dat kleinere bedrijven veel meer bijdragen aan economische groei dan grote bedrijven. Grote bedrijven – daarbij moet je denken aan bedrijven met veel vreemd kapitaal – blijken het meest fragiel. Kleinere en middelgrote bedrijven zijn de ruggengraat van de Nederlandse landbouw.

Ik kom op een heel ander punt. De Endocrine Society met 17.000 endocrinologen uit ...

De voorzitter:

U bent al door uw spreektijd heen. U kunt nog één vraag stellen en dan gaan we door naar de volgende spreker.

De heer Van Gerven (SP):

Dan gaan we dat doen, voorzitter.

17.000 endocrinologen uit 120 landen vinden dat de gewijzigde criteria voor hormoonverstorende stoffen geen substantiële verbetering inhouden. Laat ik het zo formuleren: gaat de Staatssecretaris hun zorgen aankaarten in de Raad?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Dit is het laatste landbouwdebat van deze Kamer met de Staatssecretaris. De Partij voor de Dieren mag inmiddels tien jaar aan de debatten meedoen en bespeurt een patroon. Het landbouwbeleid wordt gedomineerd door de traditionele landbouwpartijen, of het CDA nou in de regering zit of niet. Wij hadden gehoopt dat het anders zou zijn, maar het maakt eigenlijk niks uit. Het is doorgaan op de oude weg, doen wat de traditionele landbouwpartijen willen. Dat is het beleid.

Het doet ons pijn om te constateren dat de Partij van de Arbeid en D66 zich daar de afgelopen periode bij hebben aangesloten. De regering voert het netjes uit en vervolgens zijn die partijen niet tevreden. Heel de tijd worden vragen gesteld en worden oproepen gedaan: het gaat zo slecht; waarom is dit niet goed geregeld?; hoe zit het met de stoppotregeling?; kom met een knelgevallenregeling. Mijn oproep aan de Staatssecretaris is om daarvan te leren en de conclusie te trekken: ik kan het toch niet goed doen; als ik doe wat ze willen, zijn ze daarna toch boos; dan kan ik net zo goed doen wat ik zelf wil.

Wij hebben vanochtend een gesprek gevoerd over het ammoniakbeleid. Daarbij was prof. Erisman aanwezig. Onlangs heeft hij het ook in de Eerste Kamer gezegd. Er zijn verschillende dossiers op landbouwgebied: fosfaat, ammoniak, klimaat, dierenwelzijn. Zou het niet eens goed zijn om een integrale visie te ontwikkelen? De Staatssecretaris kan zich helemaal vrij voelen. De vriendschap met de VVD is binnen drie weken over. Kom met een plan! De vriendschap was sowieso al geen vriendschap, begrijp ik. Het meest pregnante voorbeeld van het falende landbouwbeleid van de afgelopen decennia is natuurlijk dat deze Kamer erop heeft aangedrongen het melkquotum af te schaffen en in te stemmen met ongebreidelde groei van de melkveestapel, waardoor er nu duizenden dieren op kosten van de belastingbetaler worden afgeslacht. Nou, als je je daar niet voor schaamt, dan weet ik het niet meer.

De Partij voor de Dieren heeft hier echt grote zorgen over, ook over de tientallen biologische boeren die in de problemen komen en de circa 6.000 biologische koeien die geslacht dreigen te worden. Vanaf 1 maart komt er een boete van € 240 per maand per overtollige koe en daarbij wordt niet gekeken of die koe duurzaam of gangbaar wordt gehouden – dat zijn de maatschappelijke waarden die wij graag willen beschermen – maar wel of zij veel of weinig melk en dus fosfaat produceert. Met andere woorden: er komt een boete te staan op ietsje duurzamer produceren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

De Staatssecretaris moet wat ons betreft echt aan de bak om duidelijk te maken dat het in de landbouw anders moet. Dat geldt ook voor de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is een mooie kans om ervoor te zorgen dat de consultatie die nu start er niet toe leidt dat de gevestigde belangen, de oude denkers, weer de overhand krijgen. Wat gaat de Staatssecretaris doen om dat te borgen?

Deze Kamer heeft zich uitgesproken voor een Europees verbod op het gebruik van imidacloprid, een neonicotinoïde. Wie schetst onze verbazing? Deze Staatssecretaris heeft ingestemd met een verlenging van de toelating. In een motie heeft de Kamer uitgesproken dat zij wil naar minder neonicotinoïden in Europa. Waarom heeft de Staatssecretaris ingestemd met een verlenging van de toelating? Wat gaat hij nu alsnog doen om de aangenomen motie gestand te doen? Er moet in Nederland een verbod komen op die neonix en er moet een Europees moratorium komen. Ik ben echt verbaasd over de actie van de Staatssecretaris.

Er ligt een nieuw voorstel van de Europese Commissie over hormoonverstorende stoffen. Op zichzelf heeft het kabinet daar een goede inzet op gehad. Wij hebben gezien dat de criteria een beetje in de goede richting zijn bijgesteld. Wat vindt de Staatssecretaris van de veranderingen en het nu voorliggende voorstel? Wij zijn bezorgd over de waarschuwingen van deskundigen, dat ondanks deze veranderingen er nog steeds een onevenredig hoge bewijslast is om een hormoonverstoorder te kunnen verbieden. Daardoor zullen de stoffen gewoon op de markt blijven. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Is hij bereid om zich achter de oproep van het Europees Parlement te scharen om op korte termijn niet alleen hormoonverstoorders in landbouwgif aan te pakken, maar ook die in cosmetica, voedselverpakkingen en ons kraanwater?

De Staatssecretaris heeft een klap om de oren gekregen over de bescherming van de Europese natuurgebieden. Op papier is het goed geregeld, in de praktijk niet. Het Wereldnatuurfonds heeft er een aantal gebieden uitgehaald, niet alleen in Nederland. Maar in Nederland speelt wel de Doggersbank, het ecologische hart van de Noordzee. Op papier is het gebied beschermd, in de praktijk is slechts 5% van het gebied gesloten voor schadelijke visserij. Gaat de Staatssecretaris daar verandering in brengen?

Over visserij gesproken, het voorgestelde partnerschap met Ghana, een tonijnakkoord, gaat wat de Partij voor de Dieren betreft niet door. Wij hopen dat de Staatssecretaris zich daarbij aansluit.

Om toch enigszins in harmonie te kunnen eindigen, is het ook traditie dat de hele Kamer de illegale walvisvangst door Japan en die gruwelijke dolfijnenslachtingen afkeurt. Wij vragen het kabinet om daartegen in actie te komen. Onlangs heeft Minister Koenders naar aanleiding van het vrijhandelsakkoord dat Europa van plan is te sluiten met Japan, beloofd de walvisjacht en die dolfijnenslachtingen nog eens aan te kaarten. Dat vond ik een mooie aanleiding om ook aan deze Staatssecretaris toch nog eens te vragen wat hij heeft gedaan met de aangenomen motie uit 2013 om die dolfijnenslachtingen te stoppen. De Staatssecretaris zei dat hij eigenlijk niet zoveel kan doen, maar dat hij zich probeert in te zetten in de IWC-vergadering. Daarvan hebben wij dus gezien dat er niets geregeld is om de jacht op de Faeröer-eilanden, maar ook in Taiji te stoppen. Is de Staatssecretaris bereid om een extra inzet te plegen om die dolfijnenslachtingen te beëindigen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Vorige week kondigde de Staatssecretaris in Trouw aan dat er structureel extra geld nodig is voor natuur, zo'n 100 tot 200 miljoen. De biodiversiteit moest verbeterd worden. Ik dacht: yes. Vervolgens dacht ik: ja, we hebben wel vierenhalf jaar verloren laten gaan. Ik heb de lijstjes er nog eens bij gepakt. Als je kijkt naar de lijst van natuurgebieden in Europese landen, dan bungelt Nederland onderaan. Ik kijk naar het lijstje over hoeveel vooruitgang landen creëren in de natuurbescherming. Nederland staat onderaan. Het land met de meeste habitatsoorten in een ongunstige staat van instandhouding? Nederland. Vierenhalf jaar zijn verloren gegaan. Ik hoop dat er de komende vier jaar wél werk van wordt gemaakt. D66 heeft in ieder geval 400 miljoen structureel vrijgemaakt en twee keer 50 miljoen om natuurgebieden aan elkaar te verbinden. Ik hoop dat wij elkaar daarin kunnen vinden, want er is werk aan de winkel en het is jammer dat er op dit dossier vierenhalf jaar weinig is gebeurd.

Ik op de herstelschade Brabant. Ik interrumpeerde mijn collega van de PvdA al. Ik ben erg blij met zijn oproep en sluit mij er kortheidshalve bij aan, zodat ik allerlei andere onderwerpen ter sprake kan brengen.

Ik kom op de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Op de agenda van de Raad staat een gedachtewisseling daarover. Voor D66 is het duidelijk waar wij naartoe moeten. In onze voedselvisie hebben wij het afgelopen jaar een voorzet gegeven. Ons voedsel moeten wij produceren in evenwicht met de natuur. Wat uit de grond komt, moet er ook weer in, en andersom. Boeren die bereid zijn om hun bedrijf te vernieuwen, helpen wij vooruit. Zij krijgen subsidies om zo veel mogelijk milieuneutraal voedsel te produceren en dieren te houden. Wij willen geen inkomenssubsidies meer, maar de markt zo inrichten dat boeren zelf een eerlijke boterham kunnen verdienen. De kwaliteit van producten willen wij herkenbaar maken, zodat duurzaam boeren loont en consumenten echt wat te kiezen hebben in de supermarkt of bij de slager. Boeren hebben grote stukken grond. Als wij die weten te gebruiken voor landouw en natuurontwikkeling, helpen wij iedereen vooruit.

Het is goed dat de Europese Commissie er ook een internetconsultatie over opent, maar het is vervolgens wel weer heel erg jammer dat die consultatie zo breed is, dat er zo veel vragen zijn, dat niemand meer door die tabellen heen komt. Wij willen het anders en beter. Ik wil dat iedereen de kans krijgt om zich uit te laten over het landbouwbeleid. Mensen uit de landbouwsector die er wél hart, gevoel, interesse en kennis over hebben, moeten hun zegje kunnen doen. Daarom opent D66 op haar website een pagina waar iedereen kan meepraten. Wij hebben een aantal opties opgenomen, maar mensen kunnen daarnaast hun eigen wensen aangeven in een tekstveld. Als de consultatie van de Europese Commissie sluit, zullen wij met alle verkregen input namens alle deelnemers een brief sturen naar Landbouwcommissaris Hogan. Dit is een vernieuwing in de manier waarop je mensen kunt betrekken bij dit soort grote dossiers.

Ik kom op de fosfaatplannen. Misschien vindt de VVD het normaal dat er niet eerst een brief naar de Kamer komt en dat het fosfaatreductieplan gelijk in de Staatscourant staat, maar ik vind dat niet normaal. De vorige keer heeft de Staatssecretaris gezegd dat hij ons zou informeren zodra er duidelijkheid zou zijn. Ik heb die brief niet gezien. Als ik de brief gemist heb, hoor ik dat graag. Ik heb de site erbij gepakt. Je moet heel lang scrollen voordat je überhaupt ergens op terechtkomt. Nogmaals, ik heb de brief niet gezien.

Ik kom op een ander heel belangrijk punt. Samen met mevrouw Dik-Faber heb ik een amendement ingediend om grondgebonden boeren te ontzien. Ik heb Frits van der Schans van het Centrum Landbouw en Milieu vandaag aan de lijn gehad. Grondgebonden bedrijven met een lage melkproductie per koe worden in 2017 toch gekort, terwijl ze in 2018 voor alle dieren fosfaatrechten krijgen. Dat vind ik de wereld op zijn kop, zeker als je bedenkt dat in 2018 deze bedrijven voor alle dieren dierenrechten krijgen. Het is niet slim om dan in 2017 een krimp te realiseren. Dan is er minder jongvee dat ze in 2018 weer nodig hebben. Hoe zit het daarmee?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Marie 28 loopt af en toe kreupel. Kan wel weg. Lies 32 geeft niet zo veel melk. Ook maar weg. Marie 47 is een beetje aan de kleine kant. Ook maar weg. Maar dan? Welke van alle gezonde jonge koeien die met veel liefde worden verzorgd, moeten er dan nog meer weg? Het is een onmenselijke opgave om daar een keuze in te moeten maken.

Dit verhaal van een boerin maakt pijnlijk duidelijk voor welke opgave de melkveehouderij staat. Milieu en dierenwelzijn lijken hier op gespannen voet te staan. Melkveehouders moeten vaak nog jonge en gezonde koeien naar de slacht brengen. Dit is ethisch nauwelijks uit te leggen en ontzettend verdrietig voor al deze gezinsbedrijven. Om het probleem niet nog groter te maken dan het al is, is het belangrijk dat Nederland de derogatie behoudt.

Voor de langere termijn wil de ChristenUnie een heel andere omgang met de Nitraatrichtlijn. Meet de daadwerkelijke milieu-impact en uitspoeling in het grondwater en stuur niet op het aantal stuks melkvee. Om onder het fosfaatplafond te komen, kunnen we nu echter niet anders. De ChristenUnie is en blijft zeer kritisch over de gang van zaken in het afgelopen jaar. Er is te laat overlegd met de Europese Commissie, waardoor boeren lang in grote onzekerheid zaten. En eigenlijk is die onzekerheid er nog steeds. De druk op de sector is enorm en de onduidelijkheid is nog steeds groot. Is de RVO wel in staat om deze operatie uit te voeren? In het najaar van 2016 trok de ChristenUnie al aan de bel. Hoe is het mogelijk dat boeren bij zowel RVO als LTO nog steeds geen duidelijkheid krijgen over hun situatie, terwijl het plan per 1 maart ingaat? Gaat de Staatssecretaris de capaciteit bij RVO uitbreiden? Volgens mij is dat echt een knelgeval.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat hoopt de ChristenUnie nou te bereiken door wel in detail het drama dat zich nu afspeelt in de melkveehouderij te beschrijven, maar alleen maar te zeggen voor welke opgave de melkveehouderij staat? Dit is toch de opgave waar de ChristenUnie de melkveehouderij in heeft geduwd? Waar is de zelfreflectie?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat laatste ben ik absoluut niet met mevrouw Ouwehand eens. Ik verwijs naar alle debatten die wij hierover gevoerd hebben. Mevrouw Ouwehand vraagt, in mijn eigen woorden, waarom ik het verhaal van die boerin in dit debat heb ingebracht. Dat heb ik gedaan omdat ik het heel belangrijk vind dat we duidelijk maken waar het nu om gaat. In de media wordt vaak over boeren gesproken op een manier die hun geen recht doet. Er wordt over koeien gesproken op een manier die geen recht doet aan de intrinsieke waarde van dieren. Dat zal mevrouw Ouwehand, als lid van de Partij voor de Dieren, met mij eens zijn. Ik vind het belangrijk om die kant van het verhaal wel te belichten. We kijken hier niet alleen op een instrumentele manier naar, maar we kijken echt naar het leed dat hier speelt. De ChristenUnie heeft dat niet veroorzaakt. Absoluut niet! Er zijn andere redenen voor aan te wijzen. Maar dit is nu wel aan de hand en ik vind het belangrijk om een stem te zijn voor die mensen in dit politieke debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben het er zeer mee eens dat we moeten benoemen wat er gebeurt, ook als dat pijnlijk is, maar ik ben het er niet mee eens dat de eigen rol van politieke partijen daarin niet eerlijk benoemd wordt. Boeren hebben het hartstikke druk. Zij kunnen dit soort politieke debatten niet volgen, maar worden gewoon geconfronteerd met de uitkomsten van wat hier gebeurd is. Het is wel zo fair om niet te doen alsof dit probleem uit de lucht komt vallen, maar er netjes bij te vertellen dat je zelf om die groei van de melkveestapel hebt gevraagd, terwijl dat voorzichtig uitgedrukt toch heel risicovol was. Het was gokken met de fosfaatverplichtingen ...

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn vraag is of we hier het fatsoen kunnen opbrengen om eerlijk te zijn over ons eigen aandeel daarin. Ik vind het tegenover de boeren echt niet fair als je dat niet doet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb eerder in politieke debatten al aangegeven dat hier meerdere oorzaken aan ten grondslag lagen. Er was geen back-up na het afschaffen van het melkquotum. De sector is verdeeld. De politiek is verdeeld. De twee coalitiepartijen zijn het structureel oneens over dit debat. LTO heeft te laat aan de bel getrokken. Dat is allemaal al eerder gewisseld in politieke debatten. De ChristenUnie probeert waar zij het kan, de boeren in ons land te steunen. In het pleidooi van de Partij voor de Dieren hoor ik dat zij een bepaald segment van de boeren steunt, maar niet naar alle andere boeren omkijkt, terwijl dat wel de boeren zijn die nu hun koeien weg moeten doen. Dat gaat mij aan het hart. Ook voor die boeren sta ik pal, in dit debat en op alle andere momenten.

De stoppersregeling is viermaal overtekend. Er wordt nu geloot welke boeren hiervoor wel en niet in aanmerking komen. Het meest ingrijpende besluit dat je als boer kunt nemen, is stoppen met je bedrijf, maar vervolgens word je overgeleverd aan wekenlange onzekerheid en een loterij. Dit mag niet gebeuren! Kan de Staatssecretaris de tweede tranche naar voren halen en desnoods extra financiële ruimte vrijmaken? Graag een reactie.

De ChristenUnie maakt zich grote zorgen over de uitvoering van het fosfaatreductieplan. Ik heb de afgelopen weken veel e-mails en telefoontjes gehad van bezorgde melkveehouders. Ik noem twee voorbeelden.

Het eerste voorbeeld is een startend grondgebonden bedrijf met weidegang dat in 2015 veel jongvee en pinken in bezit had en dus in GVE's (grootvee-eenheden) fors is gegroeid. Daar valt de klap heel hard. Onder de nieuwe wetgeving is dit mogelijk een knelgeval, maar is het dat ook in het fosfaatreductieplan? Vrijdag heeft het bedrijf van de RVO nog te horen gekregen dat de fosfaatreferentie nog steeds niet bekend is. Waarschijnlijk gebeurt dat pas in de loop van april. Dat is toch veel te laat? Dit gezinsbedrijf gaat onder de huidige regels kopje-onder. Hoe wordt omgegaan met bedrijven die relatief veel jongvee hadden op de peildatum?

Het tweede voorbeeld noemden anderen ook al: een grondgebonden extensief bedrijf dat nu de dupe wordt, omdat gerekend wordt met gemiddelde fosfaatexcretie, is ineens niet meer grondgebonden, maar zou wel fosfaatrechten krijgen voor alle koeien. Dit is niet in lijn met het aangenomen amendement. Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris dit oplost.

Ik heb ook begrepen dat grondgebonden bedrijven vanaf 2018 in de praktijk toch worden afgeroomd bij bedrijfsoverdracht. Bij overdracht wordt gekeken naar de grondgebondenheid in 2015 en niet naar de huidige situatie. Grondgegevens worden niet overgenomen door de RVO. Onder meer jonge boeren zijn de dupe. Gaat de Staatssecretaris dit herstellen door de grond van bedrijven mee te nemen naar de nieuwe rechtspersoon?

Bij de uitvoering van het mede door de ChristenUnie ingediende amendement over de knelgevallencommissie, blijkt dat deze commissie pas volgend jaar van start gaat, terwijl die nu nodig is. We laten in 2017 toch geen bedrijven omvallen die komend jaar weer ontzien zouden worden, bijvoorbeeld omdat ze een grondgebonden of een startend bedrijf zijn? In het sectorplan voor 2017 zien we slechts beperkt hoe wordt omgegaan met knelgevallen, terwijl er wel gekort gaat worden.

Alle reductiemaatregelen kunnen bij elkaar oplopen tot 8,2 miljoen kilo minder fosfaat. De reductieopgave is 6,6 miljoen kilo. Daar zit dus een marge. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat er zowel in 2017 als in 2018 niet meer zal worden gekort dan nodig is in de melkveelstapel?

Vorige week is een motie aangenomen om de POR-regeling (Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet) voor de varkenshouderij niet in te trekken. Waarom moet de varkenshouderij extra bijdragen en wordt de POR-regeling afgeschaft, terwijl er juist een goede afspraak met de sector ligt over het voerspoor?

De Brancheorganisatie Akkerbouw heeft haar zorgen gedeeld over de gegevensverstrekking door de RVO bij de uitvoering van het verbindend verklaarde programma Onderzoek en Innovatie. Op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt deze informatie nu niet verstrekt. Gaat de Staatssecretaris dat regelen?

Wat gaat de Staatssecretaris doen voor boeren die door de vogelgriep worden getroffen en hun eieren niet als vrije-uitloopeieren kunnen verkopen? Hoe voorkomt hij dat supermarkten hier een slaatje uit slaan, zoals vandaag in het nieuws was? Kan hij de ACM in positie brengen?

Tot slot wil ik kort ingaan op de toekomst van het GLB. We moeten toe naar een Europees landbouw- en voedselbeleid. Essentiële onderdelen daarbij zijn, wat de ChristenUnie betreft:

versterking van de interne markt en regionalisering van de voedselproductie binnen Europa;

gerichtheid op verdere ontwikkeling, innovatie en voedselzekerheid met oog voor de bijdrage die de landbouw kan leveren aan het tegengaan van klimaatverandering;

klimaatslimme landbouw met adequate vergoeding voor natuur- en landschapsbeheer en weidevogelbeheer.

Wij vinden het ook belangrijk dat geld op het boerenerf komt en dat er bijzondere aandacht is voor de toekomst van de agrarische sector, namelijk voor de jonge boeren en tuinders. Ik sluit af met de woorden dat in het huidige stelsel de JOLA-regeling (Jonge Landbouwers-regeling) nog niet effectief genoeg is en dat daarop actie moet worden ondernomen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Mevrouw Dik-Faber nodigt mij op een aantal punten uit, maar ik ga door op het laatste punt. Mevrouw Dik-Faber geeft nadrukkelijk aan hoe het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid eruit zou moeten zien. Die inhoudelijke discussie zullen wij op een later moment voeren om tijd te besparen, want daar zijn we nog wel een paar uur mee bezig. Toch vraag ik mij wel af waar mevrouw Dik-Faber de afgelopen periode is geweest.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

In de Tweede Kamer.

Mevrouw Lodders (VVD):

We hebben hier heel vaak met elkaar gesproken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We hebben discussies gehad over zaken als de invulling van vergroeningsmaatregelen. Bij allerlei specifieke voorbeelden koos de ChristenUnie-fractie iedere keer net een andere koers dan zij op dit moment belijdt. Daarom vraag ik: waar was mevrouw Dik-Faber? Als we het zo belangrijk vinden om jonge boeren mogelijkheden te geven, als we ruimte willen geven aan de ondernemers, als we een innovatief landbouwbeleid willen en als we daadwerkelijk naar oplossingen toe willen, zou mevrouw Dik-Faber toch even kritisch naar de afgelopen periode moeten kijken. Ik zal haar de komende periode in ieder geval aan deze inzet houden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is goed dat we later nog met elkaar spreken over de toekomst van het GLB, want een debat zoals vandaag is veel te kort. Ik vind het heel belangrijk dat we onze boeren binnen Europa goed in positie brengen. Ik weet heel goed waaraan mevrouw Lodders refereert: de herziening van het GLB en alle maatregelen rondom vergroening. De VVD en de ChristenUnie hebben daarover goed gediscussieerd. Het standpunt van de VVD was dat er niks zou hoeven te veranderen binnen de Nederlandse landbouw. De ChristenUnie wilde het GLB zo implementeren dat de boeren ermee uit de voeten konden. Daarin zit een klein nuanceverschil. Dat heeft ertoe geleid dat ik de motie van de VVD op dit punt niet kon steunen en dat ik uiteindelijk zelf een motie heb ingediend. Ik heb later gehoord dat onze Nederlandse boeren daar prima mee uit de voeten konden omdat er genoeg keuzemogelijkheden in zaten om invulling te geven aan de vergroening. Dat is de opgave waar wij voor staan. Als er vanuit het Europese landbouwbeleid een opgave voor vergroening ligt, kies dan voor een manier waarop de Nederlandse boeren er ook goed mee uit de voeten kunnen. Een motie met die strekking heb ik ingediend. Die motie had overigens uiteindelijk ook de steun van mevrouw Lodders. Ik denk dat dit een goede stap is geweest. Voor sommigen ging dit niet ver genoeg; ik verwijs naar de coalitiepartner van de VVD. Maar ik denk dat wij hierin een goed evenwicht hebben gevonden. Het spijt me zeer als dat niet het evenwicht is van mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Het was niet alleen dit voorbeeld; er waren meer voorbeelden. Maar dat debat zullen wij later voeren.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer gekomen. We schorsen een kwartier.

De vergadering wordt van 15.43 uur tot 16.05 uur geschorst.

De voorzitter:

We vervolgen dit overleg over de Landbouw- en Visserijraad. Er staan veel onderwerpen en brieven op de agenda en er zijn over veel onderwerpen vragen gesteld. We hebben tot 18.00 uur de tijd en er is behoefte aan een tweede termijn. We gaan luisteren naar het antwoord in eerste termijn van de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Ik kom zo te spreken over de vele vragen die er zijn gesteld. Laat ik eerst het volgende zeggen. Dit is het laatste overleg met de Kamer voor de verkiezingen. Dat betekent ook dat we voor de laatste keer, in ieder geval met een Kamer die is gebaseerd op het mandaat van de verkiezingen van 2012, met elkaar om tafel mogen zitten. Ik heb de afgelopen anderhalf jaar veelvuldig met de Kamer mogen debatteren, sowieso bijna eenmaal per maand in het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad. Daarin ging het meestal over heel veel zaken, niet alleen over de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Ik heb genoten van de debatten met de Kamer. Ik wil haar daarvoor dankzeggen. Ondanks dat we soms behoorlijke verschillen van inzicht konden hebben, was het mogelijk om goed samen te werken, zeker op het moment dat die samenwerking van iedereen werd gevraagd. Dit geldt zeer nadrukkelijk voor het onderwerp dat de Kamer vandaag heeft toegevoegd aan de agenda van dit AO, namelijk de problematiek met het fosfaatoverschot. In een tijd van verkiezingscampagnes, waarin iedereen graag de onderlinge verschillen vergroot, ben ik er trots op dat we in de Nederlandse politiek die verschillen weten te overbruggen op het moment dat dat nodig is en dat we in staat zijn tot samenwerking. Ik wil dus beginnen met een woord van dank voor de samenwerking gedurende de afgelopen anderhalf jaar. Een aantal van u zal ik ongetwijfeld de komende maanden nog terugzien, maar sommigen van u niet. Ik zie mevrouw Koşer Kaya zwaaien; ik haar geval is dat zeker, voor anderen is het nog spannend. Ik wens u allen veel succes in de komende verkiezingstijd. En daarna ook, natuurlijk. U begrijpt wat ik bedoel.

Dit AO gaat over de Landbouw- en Visserijraad. Laat ik beginnen met wat daar op de agenda staat. Dat is niet zo heel erg veel; de komende Landbouw- en Visserijraad, die op 6 maart zal plaatsvinden, heeft een opmerkelijk lege agenda. Er staan maar weinig onderwerpen geagendeerd. Een van de belangrijkste is de gedachtewisseling over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is niet de eerste keer dat we deze gedachtewisseling hebben in de Landbouw- en Visserijraad. We hebben een en ander eigenlijk afgetrapt met de informele Landbouw- en Visserijraad tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Daarmee hebben we een stempel gedrukt op de discussie. Sindsdien hebben we nog een enkele keer van gedachten gewisseld. Dat zal op 6 maart dus weer gebeuren. Dat is dan op een moment dat de Europese Commissie echt het proces is gestart gericht op modernisering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de volgende periode. Dat is op 2 februari al begonnen met een consultatie. Wij zullen in Nederland die discussie faciliteren met een stakeholdersbijeenkomst begin april en een internetdiscussie over de toekomst van het GLB. Ik verwacht dat de Europese Commissie in het najaar, verwacht wordt eind november, met een mededeling komt over de toekomst van het GLB en begin 2018 met wetgevingsvoorstellen zal komen.

Dat betekent dat Kamer en kabinet het komende halfjaar nog hebben om met elkaar de Nederlandse inzet in dat proces te bespreken. Ik heb de Kamer eerder toegezegd haar voor het zomerreces te zullen informeren over de precieze Nederlandse inzet. De Kamer heeft eerder al het paper ontvangen dat ik heb opgesteld ten behoeve van de informele Landbouw- en Visserijraad tijdens ons voorzitterschap. Dat was een heel goede voorzet op hoe die inzet er wat mij betreft uit gaat zien. Op basis van het proces dat we de komende maanden organiseren, krijgt de Kamer van mij voor het zomerreces de Nederlandse inzet in het proces dat de Commissie nu uitvoert. Daarmee heb ik de vragen over de toekomst van het GLB beantwoord.

Mevrouw Lodders stelde een vraag over de landbouwstatistieken. Wordt daarover tijdens de Raad een besluit genomen? Dat is niet het geval. De onderhandelingen beginnen vandaag al in de Raadswerkgroep Statistiek. Nederland zet zich samen met andere lidstaten in voor vermindering en stroomlijning van de regelgeving. Ik vind het disproportioneel om naast de bestaande verplichtingen informatie op ad-hocbasis te laten verstrekken, iets wat gesuggereerd werd.

De PvdA bij monde van de heer Leenders vroeg naar de biologische landbouw. Dat is een dossier dat zich in Europa al een tijd voortsleept. Er wordt over onderhandeld, in het kader van de herziening van de verordening voor biologische productie.

De heer Leenders vroeg in dit kader ook naar de handelsakkoorden. Daarbij gaat het natuurlijk over de afstemming van de definities. Daar wordt altijd op ingezet in het kader van de handelsakkoorden, zodat de handel in biologische producten gebaseerd is op een gelijkluidende definitie van wat «biologische producten» zijn. Maar zoals de Kamer weet, wordt er in Europa nu gesproken over wat wel en wat niet aan die definitie zou moeten voldoen. Er is een aantal specifieke punten die in die verordening biologische productie aan de orde moet komen. De trilogen zijn nog niet afgerond. Het Maltees voorzitterschap pakt het voortvarend op, maar het blijft een moeizaam proces. Ik blijf hopen dat de onderhandelingen op korte termijn kunnen worden afgerond. Tijdens het Nederlands voorzitterschap hebben wij daar al heel belangrijke stappen in gezet, maar het laatste stuk van de onderhandelingen blijkt tot nu toe grote hobbels te bevatten. Ik blijf mij er constructief in opstellen, maar ik blijf ook kritisch, want het gaat om de geloofwaardigheid van de biologische landbouw.

Er ligt nog een andere vraag van de heer Leenders, over de toekomst van het GLB en over de klimaatdoelen die daarin opgenomen zouden moeten zijn. We hebben het hier het afgelopen jaar al redelijk vaak over gehad. De Kamer heeft kunnen lezen in het paper dat ik heb gepubliceerd ten behoeve van de informele Landbouwraad die we hebben georganiseerd, dat ik vind dat we de directe inkomenssteun die we nu kennen, zouden moeten vervangen door steun die is gericht op maatschappelijke prestaties en het stimuleren van innovaties. Bij die maatschappelijke prestaties gaat het om het tegengaan van klimaatverandering, dus bijdragen aan de klimaatdoelstellingen, en om prestaties op het gebied van natuur en landschap. Dat is geheel conform de inzet zoals ik die voor mij zie. Daarover spreken we de komende maanden. Een definitieve inzet ontvangt de Kamer van mij voor het zomerreces.

Mevrouw Ouwehand zei dat dit allemaal niet mag leiden tot het borgen van gevestigde belangen. De Kamer heeft gehoord wat mijn inzet ongeveer is en ontvangt de definitieve inzet voor de zomer. Ze heeft gehoord dat die niet uitgaat van het handhaven van de status quo, maar juist van een grote verandering in en grote modernisering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De heer Van Gerven vroeg naar de prijzen en naar de rol van de kleinere bedrijven. Hoe zorgen we voor eerlijke prijzen? Ook daarover hebben we eerder uitvoerig gesproken, toen het ging over de aanbevelingen van de Agricultural Market Task Force, geleid door de heer Veerman. Hij heeft er belangrijke aanbevelingen over gedaan, evenals over de positie van de boer in de keten. Ook deed hij aanbevelingen voor de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die in grote lijnen aardig overeenstemmen met wat in het Nederlandse paper stond en wat stond in de publicatie van mevrouw Fresco en de heer Poppe, die destijds ook een rapport hebben gepubliceerd over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Veel daarvan is teruggekomen in het rapport-Veerman, waar belangrijke aanbevelingen in zitten die in het toekomstige GLB kunnen worden benut. Naar ik meen de laatste twee algemeen overleggen hebben we daar uitvoerig over gesproken.

Tot zover hetgeen op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad staat op 6 maart aanstaande.

Mevrouw Lodders (VVD):

De Staatssecretaris heeft mijn vraag over de geïntegreerde landbouwstatistieken niet beantwoord. De inbreng waaraan de Staatssecretaris refereerde, heb ik kunnen lezen; het gaat mij vooral om de procesvorming. Worden er nu al besluiten over genomen of nog niet? Ik zie de Staatssecretaris nee schudden.

Staatssecretaris Van Dam:

Mevrouw Lodders vroeg of er een besluit over wordt genomen en het eerste woord van mijn antwoord eerder was «nee». Het is dus niet het geval.

Dan kom ik te spreken over het onderwerp waarover de meeste vragen zijn gesteld, het fosfaatoverschot en wat we daaraan doen. Mevrouw Koşer Kaya zei dat ik de Kamer zou informeren op het moment dat uit de gesprekken met de Europese Commissie duidelijk was hoe het productieplan eruit zou zien. Dat heb ik gedaan in mijn brief van 3 februari (33 037, nr. 189), die ook op de agenda voor vandaag staat. De informatie waar mevrouw Koşer Kaya het over heeft, heeft zij dus al ontvangen. In het interruptiedebat dat zij had met de heer Geurts, heb ik gehoord dat zij graag de ministeriële regeling per e-mail of per post zou krijgen in plaats van deze van de site van de Staatscourant of van het ministerie af te moeten halen. Ik ben daar graag toe bereid als dat haar helpt. Ik zal dus ook de ministeriële regelingen aan de Kamer toesturen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Nogmaals, ook voor de verslaglegging: het plan weten we wel. Maar de aanvulling die de Staatssecretaris nu geeft, waar ik de hele tijd om vraag en die de Staatssecretaris heeft toegezegd, is niet naar de Kamer gekomen.

Staatssecretaris Van Dam:

Nee, wat ik heb toegezegd, hebt u op 3 februari gekregen. U vraagt nu om de precieze ministeriële regelingen. Die krijgt de Kamer bij mijn weten zelden tot nooit direct opgestuurd. Het zijn openbare regelingen en veel Kamerleden, zo heb ik begrepen, hebben die geraadpleegd. Ik had ook niet anders verwacht. Ik ben echter ook graag bereid om ze op de e-mail te zetten. Dat zal ik doen.

Er waren enkele vragen over het feit dat bedrijven die bijvoorbeeld overgedragen zijn tussen 2015 en nu, niet als grondgebonden worden aangemerkt door de RVO. Mevrouw Lodders vroeg of dat een omissie is. Dat zou je zo kunnen zeggen, maar die is wel het gevolg van een amendement dat de Kamer zelf heeft aangenomen, namelijk het amendement dat ervoor zorgt dat grondgebonden bedrijven geheel worden ontzien bij de generieke korting die plaatsvindt op de fosfaatrechten. In dat amendement is expliciet gezegd dat gekozen wordt voor het jaar 2015, op basis waarvan beoordeeld wordt of je grondgebonden bent. Dus of je in 2017 grondgebonden bent, is niet relevant – het staat er expliciet in – want het gaat om 2015. Dat heeft echter consequenties – mevrouw Lodders, de heer Dijkgraaf en meerdere Kamerleden beschreven ze al – namelijk dat bedrijven die in de tussentijd zijn overgenomen en een nieuw Kamer van Koophandelnummer hebben, niet langer dezelfde bedrijven zijn als in 2015 en dus ook niet genoteerd staan als grondgebonden. Ik ga heel goed bekijken wat de consequenties hiervan precies zijn voor bedrijven die na 2015 zijn begonnen c.q. die in de tussentijd zijn overgenomen. Ik zal ook bekijken of en waar die leiden tot onredelijke gevolgen. Als dat zo is, zal ik bekijken of ik die binnen de wet kan oplossen. Ik rapporteer daarover terug aan de Kamer. Laten we dat afspreken.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb het woord «omissie» gebruikt, maar we kunnen er ook een andere kwalificatie aan geven. Het gaat om het volgende. Ondernemers zitten in een maatschap: vader en moeder en zoon of dochter, of welke vorm dan ook. Als het bedrijf overgenomen wordt, gaat het natuurlijk om hetzelfde bedrijf. Het gaat om dezelfde bebouwing en dezelfde hectares grond, alleen het Kamer van Koophandelnummer verandert. We lopen overigens vaker aan tegen onze regelgeving. Volgens mij heb ik nog steeds een aantal voorbeelden uitstaan over de grondgebonden groei van de melkveehouderij. Daar is eigenlijk hetzelfde gebeurd. Misschien mag de politiek zichzelf verwijten dat ze daar niet goed over nagedacht heeft. Het is nu echter zaak om het op te lossen. Hoe, weet ik niet, want volgens mij is het een administratieve handeling, of een handeling bij de RVO om te zorgen dat indien het om hetzelfde bedrijf gaat, de grond in ieder geval meegaat naar het volgende Kamer van Koophandelnummer.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik begrijp heel goed waar het in de praktijk over gaat. Daarom zei ik ook dat ik, daar waar het onredelijke gevolgen heeft, ga bekijken of ik die kan oplossen. Daarbij ben ik wel gebonden aan de wetgeving die er nu is. Daarom zei ik dat ik bij de Kamer terugkom op de vraag of het binnen de huidige wetgeving mogelijk is, of dat dat niet kan en er dus eventueel iets anders nodig is om het op te lossen. Mijn uitgangspunt is echter dat we bekijken wat we binnen de bestaande wet- en regelgeving kunnen doen. De RVO moet zich natuurlijk gewoon houden aan wet- en regelgeving. Maar mevrouw Lodders signaleert terecht de problemen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Kan de Staatssecretaris aangeven welke termijn hij in gedachte heeft? Wanneer kan hij duidelijkheid geven? Wellicht kan hij in tweede termijn een suggestie voor een oplossing geven, maar voor nu is de termijn het belangrijkste.

Staatssecretaris Van Dam:

We doen het zo snel mogelijk. Laat ik het houden op een termijn van enkele weken. Dat proberen we.

De heer Geurts (CDA):

Ik denk dat de indieners dit niet hebben bedoeld met hun amendement, maar dat moeten ze zelf maar zeggen. Zou het een route kunnen zijn voor het kabinet, gezien de benodigde snelheid, om te denken aan een novelle, omdat de wetgeving nog aanhangig is in de Eerste Kamer? Mogelijk is dat sneller. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik zei al dat ik eerst ga bekijken of we onredelijke gevolgen die zich voordoen, kunnen oplossen binnen de wet. Dat zou het snelste en het gemakkelijkste zijn. Ik kom er bij de Kamer op terug. Als het antwoord is dat we het niet kunnen of niet in alle gevallen kunnen, moeten we met elkaar kijken hoe dat repareerbaar is. Maar laten we eerst bezien of het binnen de wet kan worden opgelost; ik sluit dat zeker niet uit.

Voorzitter. Mevrouw Lodders en de heer Geurts vroegen of de RVO de uitvoering van de regelingen aankan. Dat is een terechte vraag, want het gaat om complexe materie. Er wordt het nodige gevraagd van de RVO. In het oorspronkelijke plan was dat natuurlijk niet de bedoeling, daarin zou immers het bedrijfsleven zelf de regelingen uitvoeren. Maar nu het ministeriële regelingen worden, blijkt het voor het bedrijfsleven te complex. We zouden kunnen mandateren, maar het blijkt echt nodig dat de RVO zelf het een en ander uitvoert. De RVO heeft daarvoor geringe voorbereidingstijd. Er wordt daarom eensgezind, samen met het zuivelbedrijfsleven, met volle inzet gewerkt om de regelingen tijdig en goed te implementeren.

Het zuivelbedrijfsleven betaalt een groot deel van de uitvoeringskosten. De RVO heeft mij gezegd daarmee voldoende capaciteit te kunnen organiseren om de uitvoering te kunnen realiseren. Ik teken daarbij aan dat dan nog steeds een groot deel van de uitvoering van de regeling voor het fosfaatreductieplan wordt gedaan door de zuivelsector zelf. Dat is degene die in mandaat zal zorgen voor het opleggen van de geldsom bij melk leverende bedrijven voor het uitkeren van de bonussen. Ook zal deze sector een centrale rol spelen in de communicatie. De RVO is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de juiste i&r-gegevens en voor de beoordeling van bedrijfsoverdrachten, van in- en uitscharen en van de knelgevallen. Ook voert de RVO de regeling uit bij niet-melkproducerende bedrijven. Er wordt dus met volle inzet gewerkt om dit zo goed mogelijk te laten verlopen.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb een verhelderende vraag. Een meerderheid van de Kamer heeft gevraagd om een technische briefing met de RVO. Minister Kamp heeft daarmee ingestemd. Het zou echter niet op korte termijn kunnen. Heeft de Staatssecretaris enig idee op welke termijn het wél kan? Wanneer kunnen wij als Kamer in gesprek gaan met de RVO in een technische briefing?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik doe het uit mijn hoofd, maar volgens mij heeft de Minister in een brief aangegeven waarom het op dit moment nog niet kan, namelijk omdat een en ander nog moet worden uitgewerkt en dus nog niet duidelijk is. Dat heeft ook te maken met de fosfaatwetgeving. Daarin is, ook door een aantal amendementen, sprake van lagere regelgeving, AMvB's en ministeriële regelingen. Dat moet allemaal worden uitgewerkt voordat de Kamer goed geïnformeerd kan worden over wat het betekent voor de uitvoering. De Minister heeft dit aangegeven in zijn brief. Het vergt dus nog enige tijd voordat het kan.

De voorzitter:

We hebben het ook aangehouden tot de volgende procedurevergadering.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik hoor wat de Staatssecretaris zegt over de RVO, maar ik ben er nog niet helemaal gerust op. In juli 2015 wisten we dat er iets moest gebeuren in de melkveehouderij. Toen ging ook de eerste brief naar de Kamer. We zijn nu bijna twee jaar verder. Vorig jaar hebben de boeren een laarzenactie gehouden voor meer duidelijkheid. Maar die duidelijkheid is er nog steeds niet. Boeren die de RVO opbellen, komen er niet doorheen en er is onduidelijkheid over de regels. Boeren weten gewoon nog steeds niet waar zij aan toe zijn. Ik baal daar enorm van. Ik snap dat de Staatssecretaris geen ijzer met handen kan breken, maar wordt het niet tijd om er extra formatie bij te zetten? We hebben een greep gedaan in het apurement op de begroting voor het NVWA. Moeten we niet ook zoiets doen voor de RVO? Het is nu echt alle hens aan dek. Ik zoek graag met de Staatssecretaris mee naar een oplossing.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik heb zojuist al gezegd dat de RVO mij heeft gemeld de capaciteit voor de uitvoering van het fosfaatreductieplan te zullen uitbreiden. Dat wordt mede mogelijk gemaakt door het zuivelbedrijfsleven, maar ook vanuit de begroting van het departement. Er wordt dus voorzien in een capaciteitsuitbreiding, om te zorgen dat de regelingen dit jaar kunnen worden uitgevoerd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Excuus dat mij dat ontgaan is. Goed om te horen dat de formatie wordt uitgebreid. Dan toch de vraag wanneer die uitbreiding gaat gebeuren. Op 1 maart gaat het fosfaatreductieplan immers in, volgens mij, en er zijn boeren die nog steeds geen duidelijkheid hebben. Als je in die bedrijfseconomische situatie zit, duurt iedere week onduidelijkheid lang.

Staatssecretaris Van Dam:

We hebben het nu over de uitvoering van het pakket 2017. De wet gaat op 1 januari 2018 in. Dat betekent dat alle voorbereidingen worden getroffen om te zorgen dat op dat moment die wet goed kan worden uitgevoerd en dat een en ander dan ook gecommuniceerd kan worden. Waar we het nu over hebben, is de uitvoering van het fosfaatreductieplan 2017. Dat vergt een uitbreiding van de capaciteit, zoals ik zojuist al zei. Die uitbreiding zal zo spoedig mogelijk gerealiseerd worden, om de uitvoeringsvragen die de ministeriële regeling met zich meebrengt, daadwerkelijk te kunnen beantwoorden. Dat wordt allemaal op zo kort mogelijke termijn gerealiseerd.

Voorzitter. Er zijn ook vragen gesteld over het ontzien van grondgebonden boeren. De PvdA maakte zich hier zorgen over, evenals de VVD, D66 en naar ik meen mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie. Maar er gebeurt wat de leden vragen. Dat kunnen zij zelf zien in de ministeriële regeling. Daarin kunnen zij lezen dat voor grondgebonden boeren geldt dat indien hun veestapel hetzelfde is als op 2 juli 2015 of minder, zij niet te maken krijgen met een boete. Niet-grondgebonden boeren daarentegen moeten een reductie realiseren van 4%. Als zij dat niet doen, krijgen ze een boete. Dat betekent dat grondgebonden boeren ook in het fosfaatreductieplan voor 2017 worden ontzien. Er zijn alleen boeren die toch zijn gegroeid, ondanks dat in de brief van 2 juli 2015 heel duidelijk stond dat men niet meer moest groeien en dat elke groei voor eigen rekening en risico was. Tja, als je toch bent gegroeid, moet je nu ook krimpen. Maar dat is dan de keuze die je zelf hebt gemaakt na 2 juli 2015. Iedereen die nog op het niveau van 2 juli 2015 of lager zit, krijgt niet te maken met een boete.

De voorzitter:

Er mag geïnterrumpeerd worden, zeker gezien het aantal interrupties tot nu toe, maar we hebben tot 18.00 uur. De eerste termijn moet dus over maximaal drie kwartier tot een uur klaar zijn. Stelt u uw vragen dus kort en krachtig, is mijn devies.

De heer Leenders (PvdA):

Ik hecht eraan om hier heel scherp in te zijn. De signalen die ik krijg, zijn dat we in 2018 fosfaatrechten krijgen. Die zijn gebaseerd op de teldatum van 2 juli 2015. Ik volg het verhaal van de Staatssecretaris dus helemaal en ben het er ook mee eens; we hebben het in de wet afgesproken. Het signaal dat je dan toch in 2017 zou moeten inleveren, is echter zo hardnekkig, dat ik graag heel duidelijk bevestigd wil zien dat dat niet aan de orde is.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik kan deze opmerking niet plaatsen. Ik heb de heer Leenders net gemeld wat er in de regeling staat voor dit jaar. Die gaat uit van 2 juli 2015 en de hoeveelheid fosfaatrechten gaat uit van 2 juli 2015. Dus ik zie niet waar het verschil zou moeten zitten.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik ga hier toch even op door. Ik heb gesproken met Frits van der Schans. Hij zei dat hij er een berekening op heeft losgelaten waaruit wel degelijk blijkt dat in 2017 niet 4% maar 5% aan de orde is. Ik wil dus dat de Staatssecretaris in contact treedt met het Centrum voor Landbouw en Milieu, dat daar kennelijk een mooie berekening over heeft. Ik neem aan dat die berekening klopt. Ik wil dat daarnaar gekeken wordt en dat we antwoord krijgen op de vraag of het juist is dat deze boeren wél gekort worden.

Staatssecretaris Van Dam:

Mevrouw Koşer Kaya heeft inderdaad een vraag gesteld over die 5%. Ik kan dat percentage niet plaatsen, want in de regeling staat gewoon 4% en niet 5%. Dat kan mevrouw Koşer Kaya ook nakijken wanneer ik die regelingen aan haar heb gemaild. En ...

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb wel iets bij me, maar dat zal ik later nog wel aan de Staatssecretaris overhandigen. Het punt is dat het inderdaad 4% is, maar dat uit de berekeningen blijkt dat het niet 4% is maar 5% in 2017. Als ik het goed heb.

Staatssecretaris Van Dam:

Voor de helderheid: dat gaat dan om niet-grondgebonden bedrijven, want wél grondgebonden bedrijven krijgen überhaupt niet te maken met die korting van 4%.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het punt is juist dat het wél om de grondgebonden bedrijven gaat die betrekking hebben op het amendement dat ik met mevrouw Faber heb ingediend.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik ben uiteraard bereid om overal naar te kijken, dus mevrouw Koşer Kaya kan de gegevens aan mij geven, dan bekijken we die. Dan zullen we ook bekijken waarop die meneer die baseert. Maar ik zou haar wel aanraden om uit te gaan van wat in de regeling en in de wet staat. Dat lijkt me het duidelijkst voor iedereen.

De voorzitter:

De voorzitter leert zo ook het een en ander bij. Dat is altijd nuttig. Het lijkt me goed om er schriftelijk nader op in te gaan.

De heer Van Gerven heeft ook een vraag.

De heer Van Gerven (SP):

Komt de Staatssecretaris nog terug op de casus die ik had aangedragen over de 90 koeien met 50 hectare en de 6.000 liter? Wat de Staatssecretaris nu zegt, is daar namelijk helemaal mee in strijd. Die boer zegt dat het in 2018 geen probleem is, maar dat hij in 2017 een kwart van zijn koeien moet inleveren om grondgebonden te zijn. Dat heeft te maken met de rekensystematiek: in 2018 gaat het per liter en in 2017 gaat het via grootvee-eenheden, met een geschat aantal liters. Dat heeft de sector zelf bedacht, maar dat komt de intensieve veehouders heel goed uit, want zij hoeven dan minder te betalen. De extensieve veehouders betalen daardoor echter meer. Dat is eigenlijk niet eerlijk en dat is ook niet wat wij als Kamer hebben afgesproken. We hebben afgesproken dat de sector het in 2017 gaat oplossen in de geest van de wet 2018. Dat was wat we allen hebben gecommuniceerd en wat we ook zelf wilden.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik zal daar straks op terugkomen.

Voorzitter. Er ligt nog een vraag van mevrouw Lodders over de fiscale aftrekbaarheid. Omdat de Kamer die wens heeft uitgesproken, zullen wij regelen dat die er komt. Daar werken wij aan.

Wat is de inzet op het mineralenconcentraat, vroeg mevrouw Lodders. Ik vind het meer dan gerechtvaardigd om er toestemming voor te geven dat mineralenconcentraat niet wordt aangemerkt als dierlijke mest, maar om dat hetzelfde te behandelen als kunstmest zodat je dat zou mogen benutten. Dat moet worden meegenomen bij het gesprek over de totale derogatie vanaf 2018. Dat zal ik doen. Ik verwacht daar gedurende dit jaar over te kunnen spreken met de Europese Commissie.

Over de stoppersregeling heeft bijna iedereen iets gevraagd. Die zit in het totale maatregelenpakket voor fosfaatreductie. De inzet is om met de stoppersregeling ongeveer 2,5 miljoen kilo aan fosfaatreductie te realiseren. Wij hebben in overleg met de sectororganisaties bekeken welk bedrag je in de eerste tranche per koe beschikbaar moet stellen wil het aantrekkelijk genoeg zijn. Daarbij speelt ook: hoe sneller wij resultaten boeken, hoe prettiger het is. Dan kunnen wij namelijk ook sneller de gesprekken met de Europese Commissie over de toekomst voeren, zoals ik de Kamer heb gemeld in de brief van 3 februari. In de eerste tranche is 12 miljoen beschikbaar gesteld voor een bedrag van € 1.200 per koe. Je kunt dus uitrekenen dat er ruimte is voor een reductie van 10.000 koeien voor bedrijven die willen stoppen.

Nu wordt er gezegd, onder anderen door de heer Geurts, dat wij dit hadden kunnen voorzien, omdat het aantal stoppers de afgelopen jaren een stuk lager was dan gebruikelijk. Ja. Wij hadden dus gehoopt op veel enthousiasme voor de intekening. Dat is gelukt. Er hebben zich veel bedrijven gemeld, bijna 500, waarmee het bedrag van 12 miljoen echter bijna vier keer is overtekend. In de regeling stond heel duidelijk dat er dan geloot zou worden tussen degenen die zijn binnengekomen op de dag dat er overtekend werd. Dat is allemaal op de eerste dag geweest. Ik heb de regeling toen meteen weer gesloten, omdat aanmelden daarna geen zin meer had, omdat men niet meer in aanmerking kon komen voor de regeling.

Het doel van de regeling was 2,5 miljoen kilogram fosfaatreductie te realiseren door een reductie van 60.000 melkkoeien. De huidige intekening is goed voor 40.000 koeien en een fosfaatreductie van ongeveer 1,5 miljoen kilo. Er vindt nu overleg plaats met de sectororganisaties over hoe wij omgaan met deze stevige intekening en wat dat betekent voor het vervolg van de regeling. Volgende openstellingen waren al gepland. Wij moeten even bekijken hoe wij dat gaan doen, omdat wij alle boeren die hebben aangegeven te stoppen, zo goed mogelijk daarbij willen helpen en willen accommoderen. Maar het totale bedrag dat op dit moment beschikbaar is, is beperkt. Als je voor elke koe € 1.200 zou uitgeven, kun je met het bestaande bedrag niet 2,5 miljoen kilo fosfaat reduceren. Wij bespreken dus hoe wij daar op een verstandige manier mee verder gaan.

De heer Geurts (CDA):

Hier zit toch een angel in. Als je deze loterij doorzet, gaan er mensen uitvallen. Ik kan mij voorstellen dat mensen dat onredelijk vinden en naar de rechter gaan. In mijn beleving betekent dat dat de eerste tranche vast komt te zitten en er geen tweede tranche open kan voordat dat afgehandeld is. Mijn indringende oproep aan de Staatssecretaris is om te bekijken hoe in de eerste tranche toch iedereen gehonoreerd kan worden. Daar komt het gewoon op neer. Ik denk dat dat ook verstandig is omdat dat het meeste oplevert in 2017, in het begin. Ik vraag mij af wat de Staatssecretaris hieraan gaat doen, want deze mensen hebben een weloverwogen besluit moeten nemen aan de keukentafel. Wellicht kwamen daar veel emoties bij kijken en dan krijgen ze te horen: «U bent uitgeloot. U moet maar zien of u in de tweede of derde tranche komt. En wanneer die komt? Geen enkel idee.»

Staatssecretaris Van Dam:

Laten wij even teruggaan naar de situatie voor al deze bedrijven twee maanden geleden. Die waren waarschijnlijk voornemens te gaan stoppen. Ze wachtten op de introductie van fosfaatrechten. Dit pakt waarschijnlijk voor veel bedrijven voordeliger uit dan wanneer ze drie jaar geleden gestopt waren. Met deze regeling proberen wij bedrijven die toch al wilden stoppen, te verleiden om al dit jaar hun melkkoeien weg te doen. Dat levert in deze eerste tranche inderdaad € 1.200 per koe op. Het gemiddelde bedrijf dat heeft ingetekend, heeft 80 koeien. De heer Leenders vroeg of vooral de kleinere bedrijven hadden ingetekend. De intekenaars zijn ietsje kleiner dan het gemiddelde melkveehouderijbedrijf in Nederland. Dat betekent dat een gemiddeld bedrijf een stopsubsidie krijgt van tegen de € 100.000. Er zijn maar weinig ondernemers in Nederland die daarop kunnen rekenen als ze hun bedrijf beëindigen. Dat is een stuk aantrekkelijker dan het perspectief dat ze twee maanden geleden nog hadden. Ik begrijp heel goed dat veel ondernemers, die toch al wilden stoppen, hier gebruik van willen maken. Het is een stimulans die bedoeld is om de fosfaatreductie dit jaar te halen. Wij overleggen met de sector over de vraag hoe wij op een goede manier door kunnen gaan, want het gaat erom dat wij die geplande fosfaatreductie daadwerkelijk realiseren. Dat is het doel.

De heer Geurts (CDA):

Laat ik het maar gewoon zeggen: nou doet u het weer! De Staatssecretaris deed dit ook in de IJsselhallen in Zwolle, namelijk een rationeel antwoord geven op een heel andere vraag. Hij is veel meer emotioneel ingestoken. De Staatssecretaris zei het zelf eigenlijk al: tussen de bedrijven die meedoen aan deze stoppersregeling zitten heel veel gemiddelde bedrijven. Die waren echt niet van plan om zomaar te stoppen. Het zijn geen kleine bedrijven. Er zitten heel veel gemiddelde bedrijven tussen. Dus ik doe nogmaals de oproep aan de Staatssecretaris: zit er niet rationeel in maar los dit op voor deze mensen.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Geurts refereert zelf aan een verkiezingsdebat.

De heer Geurts (CDA):

Dat is geen verkiezingsdebat. Het was in de IJsselhallen, waar de Staatssecretaris voor 1.000 melkveehouders stond.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Geurts refereerde met zijn citaat aan een debat uit de vorige verkiezingscampagne.

De heer Geurts (CDA):

Nogmaals, dat is niet waar.

Staatssecretaris Van Dam:

U zei toch «nu doet u het weer»? Dat was toch de heer Samsom in debat met de heer Rutte?

De heer Geurts (CDA):

Ja, dat is mijn interpretatie van «nu doet u het weer». U gaf een rationeel antwoord op een vraag die een boerin aan u stelde. Dat doet u nu weer.

Staatssecretaris Van Dam:

Het enige wat ik zei, is dat dat citaat refereerde aan een debat uit de vorige verkiezingscampagne. Volgens mij is dat waar. Ik vind dat je ook in deze tijd, een paar weken voor de verkiezingen, mensen geen beloften moet proberen te doen die je niet waar kunt maken. Dat is wel wat de heer Geurts nu probeert te doen. Dat vind ik niet zo chic. Dit is ingewikkeld genoeg. De heer Geurts zegt nu dat ik iedereen die hoge subsidie maar moet geven, wetende dat dat financieel niet voorzien is in deze regeling, dat dat ook niet het plan was van deze regeling en dat in de voorwaarden van de regeling heel duidelijk werd opgeschreven onder welke voorwaarden deze subsidie zou worden toegekend. Eerder heeft de heer Geurts zijn verantwoordelijkheid genomen voor de fosfaatreductie. Ik vind dat hij met dezelfde zuiverheid en verantwoordelijkheid met dit onderwerp moet omgaan. Ook al is het twee weken voor de verkiezingen, ik vind het toch gepast om daar op een nette manier mee om te blijven gaan. Wij bekijken hoe wij zo veel mogelijk boeren die willen stoppen en gebruik willen maken van ondersteuning, zo goed mogelijk daarbij kunnen accommoderen om ons doel te realiseren, namelijk de fosfaatproductie naar beneden brengen. Dat is in het belang van de hele Nederlandse melkveehouderij.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, ik maak er dan maar een persoonlijk feit van. Twee zinnen wil ik hieraan toevoegen. Ik heb letterlijk gevraagd: kan de Staatssecretaris ons duidelijk maken of het financieel en juridisch mogelijk is om alle aanvragen te honoreren? Nu dring ik er in dit debat bij de Staatssecretaris op aan om dat daadwerkelijk te doen. Ik heb nu al een paar getallen gehoord, maar ik heb nog niet gehoord dat het financieel en juridisch niet kan.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik ben begonnen met te zeggen dat er vier keer overtekend is, zelfs tot over de grens van waarvoor geld zit in deze regeling. Dat heeft de heer Geurts heel goed gehoord. Hij vroeg: kan het financieel? Binnen de huidige randvoorwaarden niet, maar wij bespreken met de sector wat wij kunnen doen om zo veel mogelijk van deze boeren daadwerkelijk hun melkvee te laten wegdoen gedurende dit jaar, want dat levert een grote bijdrage aan de reductie van de fosfaatproductie gedurende dit jaar. Ik zei ook al: de doelstelling voor deze totale regeling met de verschillende tranches is groter dan waarvoor nu is ingetekend. Dus wij zijn er nog niet.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De Staatssecretaris doet alsof veel boeren toch al wilden stoppen en nu blij mogen zijn dat ze nog wat geld meekrijgen. Ik spreek heel veel boeren die helemaal niet hadden willen stoppen, maar die vanwege het beleid van dit kabinet niet anders kunnen dan stoppen. Ik probeer constructief mee te denken. Er is geld tekort. Ik proef de Staatssecretaris zo dat hij niet uitsluit dat er in overleg met de sector een ruimere regeling komt met meer budget zodat alle mensen die ingetekend hebben, daadwerkelijk geholpen kunnen worden.

Staatssecretaris Van Dam:

Ook voor de heer Dijkgraaf geldt dat hij een nette voorstelling van zaken moet geven. Hij spreekt heel veel mensen uit deze sector. Hij weet ook heel goed dat er heel veel boeren zijn die al aan het kijken waren of ze zouden stoppen, maar die dat een tijdje voor zich uit hebben geschoven. Dat blijkt uit alle cijfers. Dat blijkt ook uit de contacten van zowel de banken als de boerenorganisaties met individuele boeren. Daarom hebben wij ook juist die stoppersregeling opgesteld, vanuit de verwachting dat er veel boeren waren die wilden stoppen, maar die afwachtten hoe de fosfaatrechten precies uit zouden werken en die zich afvroegen of dat geen aantrekkelijker moment zou zijn om te stoppen. Om die reden hebben wij deze stoppersregeling opgesteld. Die zit juist in het fosfaatreductiepakket omdat de verwachting was dat veel boeren met het plan rondliepen om te stoppen.

Ik bespreek het met de sector omdat wij van plan waren deze regeling in twee of drie tranches open te stellen. Wij moeten even met elkaar bekijken wat deze belangstelling nu betekent voor de geplande openstellingen. Gaan wij dat nog zo doen als wij van plan waren of is het handig om het op een of andere manier aan te passen? Wij bespreken dat met elkaar. Zoals de heer Dijkgraaf weet, is het totale pakket maatregelen voor fosfaatreductie door de sectororganisaties opgesteld. Ik heb van begin af aan gezegd dat ik dat zal ondersteunen met juridische en financiële middelen. Dat heb ik ook gedaan, maar het is en blijft het pakket van de sector. Daarom vind ik dat wij met elkaar moeten bespreken hoe wij dat gaan doen. Zodra ik de Kamer daar meer over kan melden, doe ik dat.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Bas van der Vlies heeft mij altijd geleerd om met twee woorden te spreken. Ik heb niet gezegd dat 100% van de boeren die nu stoppen, daarvoor niet al wilden stoppen. Ik zeg dat het allebei waar is. Er zitten stoppers bij die sowieso al wilden stoppen, maar er zitten ook boeren bij die het juist vanwege het beleid van dit kabinet niet meer zien zitten. Het is niet zwart-wit. Helaas komen ze allebei voor. Mijn vraag zou zijn: het zou mooi zijn als er een ruimere regeling komt, maar heeft dit kabinet daar dan ook geld voor over? Als het bedrijfsleven mogelijk over de brug komt, heeft de Staatssecretaris dan ook budgettaire ruimte om iets te doen?

Staatssecretaris Van Dam:

Het budget dat wij hebben ingezet, hebben wij vanuit Europa gekregen. Dat budget is gelimiteerd, maar wij bespreken met elkaar hoe wij verdergaan.

De voorzitter:

Mevrouw Koşer Kaya, mevrouw Ouwehand en mevrouw Dik-Faber zag ik alle drie met hun vinger omhoog zitten. Wij ronden deze interruptieronde even af en daarna ga ik de Staatssecretaris de gelegenheid geven om een lange reeks antwoorden te geven op de vragen, anders komt u aan het eind van de rit bij mij terug omdat dat niet gebeurd is. Dat zou ook weleens zo kunnen zijn.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dan dringt zich toch de vraag op waarom ten tijde van het opstellen van de regeling niet is geanticipeerd op het feit dat heel veel gezonde bedrijven hier toch gebruik van willen maken. Dit doet mij een beetje denken aan de reorganisatie bij de Belastingdienst. Die had niet gedacht dat mensen die vlak voor hun pensioen zaten, massaal gebruik van de aangeboden regeling zouden gaan maken. Heeft de Staatssecretaris dat niet zien aankomen? Heeft hij daar geen steek laten vallen? Ik zou hier toch iets breder naar willen kijken. Hoe verhoudt zich dat vervolgens tot het feit dat niet aan de voorkant heel duidelijk is aangegeven wie er wel en niet voor in aanmerking kwam?

Staatssecretaris Van Dam:

Hier wreekt zich misschien dat mevrouw Koşer Kaya al die regelingen nog niet eerder bekeken heeft. Maar hier was nadrukkelijk ...

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik vind dit wel heel erg flauw!

Staatssecretaris Van Dam:

Ik ga u ook vertellen waarom. Hier was nadrukkelijk rekening mee gehouden. Het zit namelijk in de regeling. Daar staat heel duidelijk in hoe die zou werken. En ja, wij hebben die eerste tranche in overleg met het bedrijfsleven bewust aantrekkelijk gemaakt, omdat wij wilden dat dit snel op gang zou komen. Dus ja, er is rekening gehouden met overtekening. Daarom is het bedrag waarvoor de regeling is opengesteld ook gelimiteerd. Uw vergelijking gaat dus ook wat dat betreft niet op. Wij wisten precies hoeveel geld er kon worden uitgegeven. Er is rekening gehouden met overtekening. Er is precies in de regeling opgenomen wat er gebeurt op het moment dat er overtekend zou worden. Er staat ook duidelijk in de regeling dat er in dat geval geloot wordt. Iedereen wist dus precies waar hij aan toe was.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Er zijn veel meer gezonde bedrijven die hiervan gebruik willen maken. Dus heeft de Staatssecretaris wel degelijk niet goed gezien hoe groot het aantal zou zijn en hoe snel deze regeling gevuld zou worden. Hij heeft dus wel degelijk een steek laten vallen.

Staatssecretaris Van Dam:

Nee, de inschatting van het bedrijfsleven was dat tussen de 1.000 en 2.000 boeren zouden overwegen te stoppen en dus mogelijk gebruik zouden willen maken van een regeling als deze. Alleen staan bedrijven dan voor de afweging: «Wanneer maak ik daar gebruik van? Doe ik dat meteen bij de eerste tranche of wacht ik op een tweede of een derde tranche? Of ga ik toch nog het hele jaar door en stop ik pas volgend jaar?» Wij hebben er bewust voor gekozen om die eerste tranche heel aantrekkelijk te maken met een hoog bedrag per koe, zodat wij bedrijven die eventueel nog twijfelden, over de streep konden trekken. Dus ja, wij hadden enig enthousiasme voor deze regeling wel voorzien. Het is ook een aantrekkelijke regeling.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dan blijft het punt staan dat ook gezondere bedrijven er gebruik van hebben gemaakt. En daar is geen rekening mee gehouden.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik kan niet precies zien of die ongeveer 500 bedrijven die zich hebben gemeld, twee maanden geleden ook al van plan waren te stoppen. Ik vermoed van wel, want je besluit niet van de ene op de andere dag dat je stopt met je melkveehouderij. Er gaat vaak lange tijd overheen voordat je die stap daadwerkelijk zet. Ook hiervoor geldt: laten wij niet een ander beeld te scheppen dan wat waarschijnlijk de werkelijkheid is.

De voorzitter:

Ik kan deze discussie goed volgen, maar op een bepaald moment probeer ik er ook een punt achter te zetten. Er moeten dus wel nieuwe vragen komen, is mijn dringende verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dit wordt een nieuwe vraag. Of je haar nu duidt in termen van stoppers, slachtpremies of, zoals in de kranten staat, sterfsubsidies, deze regeling is inderdaad afgetimmerd op 42 miljoen. Ik begrijp uit de reactie van de Staatssecretaris op de vraag van de SGP om meer geld dat hij daarvoor openstaat, dat er mogelijk nog meer belastinggeld wordt uitgegeven aan het voortijdig naar de slacht sturen van gezonde koeien of het laten stoppen van bedrijven.

Staatssecretaris Van Dam:

De bedragen waar het om gaat, zijn niet allemaal belastinggeld. Mevrouw Ouwehand suggereert dat wel, maar dat is niet het geval. Ik maak gebruik van geld dat ik uit Brussel gekregen heb, dat bedoeld is om Europees geld dat bedoeld is om de melkveesector in te krimpen. Daarvoor is dat geld uit Brussel bestemd. De andere helft wordt gefinancierd door het bedrijfsleven. Het is dus niet allemaal belastinggeld. Het wordt door de helft gefinancierd door het bedrijfsleven. Daarmee is deze regeling een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zij is ook uitgedacht door het bedrijfsleven. Daarom overleggen wij met de sectororganisaties over hoe wij verdergaan met deze regeling.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat betekent dus dat de Staatssecretaris de deur openhoudt voor het besteden van meer belastinggeld, want of het nou vanuit Nederland naar Brussel en dan weer naar ons potje komt, het is wel een keer opgebracht door de belastingbetaler, even los van het feit dat het bedrijfsleven ook een deel betaalt, wat het ook aan andere dingen had kunnen besteden, maar goed. De Staatssecretaris zegt hier eigenlijk: er zou zomaar nog meer belastinggeld kunnen vloeien naar de oplossing van dit probleem.

Staatssecretaris Van Dam:

Nee, die Europese subsidie staat vast en die verandert ook niet meer. Die heb ik hieraan besteed.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Staatssecretaris geeft geen antwoord op de vraag. Het lijkt mij fair als hij gewoon zegt: ja, daar ben ik toe bereid.

De voorzitter:

U hebt een tweede termijn om daar nog een aanvullende vraag over te stellen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Woorden als «sterfsubsidie» zoals wij die in de media zagen, doen absoluut geen recht aan de situatie. Maar mijn concrete vraag aan de Staatssecretaris is of hij bereid is om de tweede tranche naar voren te halen in overleg met het bedrijfsleven, want ik had er best wel een zwaar hoofd in of de stoppersregeling zou gaan werken. Maar nu blijkt dat allerlei soorten bedrijven hier gebruik van willen maken. Eigenlijk reikt het bedrijfsleven ons hiermee de hand om onder het fosfaatplafond te komen. Dan moeten wij toch alles op alles zetten om die uitgestoken hand aan te nemen?

De voorzitter:

De vraag is helder.

Staatssecretaris Van Dam:

Die vraag is inderdaad helder. Ik waardeer het ook dat mevrouw Dik-Faber zegt dat ze er een hard hoofd in had. Wij wisten natuurlijk niet zeker of het zou werken, alleen was de verwachting wel dat wij, als wij het aantrekkelijk genoeg zouden maken, genoeg bedrijven over de streep konden trekken. Dat is uitgekomen. Ik zeg met mevrouw Dik-Faber dat ik blij ben met dat resultaat. De regeling is maandag opengegaan. Wij hebben haar om 00.00 uur weer gesloten omdat wij gedurende die maandag al konden zien dat die regeling werd overtekend. Wij zijn nu anderhalve dag verder na de constatering dat de regeling vier keer was overtekend. Wij hebben nu even de tijd nodig om de koppen bij elkaar te steken om te overleggen over hoe wij nu verdergaan. Halen wij de tweede tranche naar voren? Hoe regelen wij dat precies in? Het doel hiervan was om de fosfaatproductie gedurende dit jaar voldoende naar beneden te krijgen. Daarvoor is veel meer nodig dan de stoppende bedrijven die zich in de eerste tranche hebben aangemeld. Dat is in het belang van de hele melkveehouderij. Dat weten wij.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik vat de woorden van de Staatssecretaris zo op dat het naar voren halen van de tweede tranche onderdeel van gesprek wordt. Het is heel schrijnend als mensen nu uitgeloot worden. Wanneer krijgen zij duidelijkheid? Ik zag ergens in een krantenartikel vier weken staan. Dat is best lang.

Staatssecretaris Van Dam:

De gewone termijn voor de afhandeling hiervan is vier weken. Ook dat wist men van tevoren. Mevrouw Dik-Faber noemt het schrijnend. Ik snap dat het heel prettig is als je wordt ingeloot, want je krijgt een forse subsidie op het beëindigen van je bedrijf. Die zou je normaal gesproken niet gekregen hebben. Laten wij het beeld dus in het juiste perspectief zien. Ik zei vier weken, maar de reguliere termijn is zelfs zes weken. Er wordt gepoogd om iedereen zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden, maar daar staan vaste termijnen voor. Nogmaals, het perspectief is dat je nu, als je stopt met je bedrijf, een subsidie krijgt die je anders überhaupt niet gekregen zou hebben. Dat dient een groter doel voor de hele Nederlandse melkveehouderij. Het is heel mooi meegenomen als je het wel krijgt. Dat betekent niet dat je een slachtoffer bent als je het niet krijgt. Zo is het ook weer niet.

De voorzitter:

Gaat u verder met een behoorlijke beantwoording. Daarna bekijken wij nog even of er nog tijd is voor interrupties of een tweede termijn.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik probeer zo kort mogelijk te antwoorden, voorzitter.

De vraag van de heer Geurts was: hoe regelen wij dat stoppers niet verdergaan op termijn? De regeling stelt als voorwaarde dat een ondernemer zijn veestapel gedurende 2017 niet meer mag laten groeien. Hij mag dus niet alsnog vee aankopen gedurende dit jaar.

De heer Geurts stelde een vraag over de knelgevallencommissie, die een gevolg is van een amendement van zijn hand dat is aangenomen door de Kamer. Ik zal op korte termijn een adviescommissie instellen. Ik overleg daarvoor wel met de verschillende sectorpartijen, zoals ook de bedoeling was van het amendement. Die adviescommissie gaat adviseren over de vraag of en hoe de knelgevallenvoorziening moet worden uitgebreid. Dat is er allemaal op gericht om de AMvB met de knelgevallenvoorziening op 1 januari 2018 in werking te laten treden, zodat er tijdig voor iedereen duidelijkheid is.

De heer Dijkgraaf vroeg of ik inzet op het meetellen van fosfaatexport, of eigenlijk het aftrekken van de export van het plafond. Inzet in de besprekingen over de toekomstige derogatie is om ofwel niet langer gebonden te zijn aan een productieplafond, ofwel om te kunnen salderen. Die gesprekken moeten nog van start gaan. Die beginnen op het moment dat wij kunnen laten zien de fosfaatproductie dit jaar voldoende gereduceerd te hebben.

De voorzitter:

Mijnheer Dijkgraaf, ik zie u zwaaien maar ik wou eigenlijk een beetje tempo maken in de beantwoording. Anders wordt het meteen weer vertraagd. U bent het met mij eens; ik zie het.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Eh ja, u kijkt zo. Ik kan daar niet tegen.

De voorzitter:

Onthoud even de vraag. U krijgt ruimte om die vraag te stellen. Gaat u verder, Staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Tja, de voorzitter is de baas, dames en heren.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Geurts vroeg naar de juridische houdbaarheid van de ministeriële regeling rond fosfaatreductie. Die is gegrond op artikel 13 van de Landbouwwet. Dat heb ik uiteengezet. Ik heb daar inderdaad ook extern advies over ingewonnen. Dat heeft mij gesterkt in de opvatting dat dat een juridisch houdbare grondslag is.

De heren Geurts en Dijkgraaf vroegen naar de gevolgen van de regeling fosfaatreductie voor vleesvee. Dat moet ik ietsje uitvoeriger beantwoorden, voorzitter. Hierover is uitvoerig gesproken met de betrokken sectororganisaties. Op hun verzoek is ervoor gekozen om ook de niet-melkproducerende bedrijven die dieren van andere bedrijven aanvoeren, onder de regeling te brengen om te voorkomen dat deze bedrijven als een ontduikmogelijkheid gaan dienen, doordat men zijn vee daarnaartoe brengt en het niet meer op het eigen melkveebedrijf geregistreerd staat. Daarmee zou er een flink lek kunnen ontstaan in de regeling en dus een lek in de fosfaatreductie.

Het gevolg van het meenemen van niet-melkproducerende bedrijven is inderdaad dat er dit jaar in bedrijven die na 15 december 2016 meer dan twee dieren hebben aangevoerd, geen groei meer mag plaatsvinden ten opzichte van de omvang op 15 december. Zijn ze enkel gegroeid door eigen aanwas, dan valt het bedrijf niet onder de regeling. Wij gaan ook niet verder dan wat nodig is om die ontduikmogelijkheid te beperken. Het gaat alleen om vrouwelijk rundvee. Dus bedrijven die zijn gegroeid door de aangroei van mannelijk rundvee vallen niet onder de regeling.

Naast zoogkoeienbedrijven zijn er ook afmestbedrijven, waar vleesvee wordt gehouden. Ook hiervoor geldt dat er voor mannelijke runderen – dat zijn de meeste – geen beperkingen gelden. Het kenmerk van de meeste afmestbedrijven is dat ze wekelijks dieren af- en aanvoeren waardoor er geen grote wijzigingen zijn in de dieraantallen. De datum van 15 december 2016 is dan ook voldoende representatief. Er is zo veel mogelijk gepoogd de vleesveesector te ontzien, maar nadrukkelijk op verzoek van de sectororganisaties is er een categorie binnen de regeling gebracht om te voorkomen dat de fosfaatreductie kan worden ontdoken.

De heer Dijkgraaf had nog een vraag over de e-CMR. Hij vroeg zich af of ik zijn motie (21501–32, nr. 988) wel uitvoer, want volgens hem is het rapport dat bij ons op het departement is ingediend ongelooflijk goed. Daarover verschillen wij dan van mening. Het rapport waar hij aan refereert, laat zien dat de betrouwbaarheid van e-CMR nog onvoldoende is. Het is wel lastig om het te bespreken, want het betreft een vertrouwelijk rapport. Wij kunnen daar dus moeilijk in dit debat nader op ingaan. Ik kan wel zeggen wat het uitgangspunt is: zolang het systeem te veel mogelijkheden voor manipulatie bevat kan ik het niet als alternatief voor AGR-GPS in de regelgeving opnemen.

De heer Geurts vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de equivalente maatregelen. Ik had inderdaad tegen zijn collega Ronnes gezegd dat ik de Kamer daar op korte termijn over zou informeren. Dat zeg ik nog steeds, maar daar zeg ik bij dat ik verwacht op korte termijn de equivalente maatregelen te kunnen publiceren. Dan heeft de Kamer alvast een indruk van hoe die informatie eruit zal gaan zien.

De heer Dijkgraaf vroeg hoe wij de mestverwerkingspercentages berekend hebben. Die percentages worden berekend door de commissie die wij daarvoor hebben aangesteld. Die heeft daarover advies gegeven. Dat advies heb ik in grote lijnen overgenomen. Die percentages worden op basis van het met de sector afgestemde protocol berekend op basis van productiecijfers van het voorgaande jaar. Het gaat om de hoeveelheid mest die verwerkt moet worden. Het fosfaatproductieplan voor dit jaar, waar de heer Dijkgraaf ook aan refereerde, regelt de reductie van de fosfaatproductie. Dat is dan weer de basis voor de percentages voor volgend jaar, niet voor dit jaar. De berekeningsmethode is gebaseerd op de productie van het afgelopen jaar. Er is dus onvermijdelijk een vertragingseffect, maar ik voorzie in de praktijk geen probleem omdat er op dit moment al feitelijk meer mest – het is wel belangrijk dat de heer Dijkgraaf de laatste zin ook hoort – wordt verwerkt dan op basis van de nieuwe percentages verplicht is.

De heer Leenders zei dat alle belangrijke partijen het fosfaatreductiepakket ondersteunen. Hij vroeg: welke partijen steunen het niet? Wij hebben ook gesproken met partijen als Netwerk GRONDig en Stichting Natuur en Milieu. Die hebben bij het afronden van het pakket aangegeven het niet te kunnen steunen. Dat was, meen ik, bekend in november. Ze hebben dat toen zelf ook duidelijk gemaakt.

De vraag van de heer Leenders of het niet vooral kleinere bedrijven zijn die stoppen, had ik al beantwoord.

De heer Van Gerven vroeg: is het niet zo dat hoe extensiever je bedrijf is, hoe hoger de boete als je het beziet ten aanzien van de melkproductie? Dat is niet zo. Je krijgt een boete die gebaseerd is op het aantal koeien dat je hebt. Het gaat om de koeien die je had boven op het aantal op 2 juli 2015. Op 2 juli 2015 heeft Staatssecretaris Dijksma een brief gestuurd aan de Kamer – daarmee was het voor iedereen duidelijk – waarin staat dat elke groei na 2 juli 2015 voor eigen rekening en risico was. Dus of je nou grondgebonden was of niet, zij gaf toen duidelijk aan: als u groeit, neemt u zelf dat risico. Je krijgt alleen te maken met die boetes op het moment dat je groter bent dan je was op 2 juli 2015. Die boete wordt inderdaad per koe berekend.

De heer Van Gerven zei dat de kans klein is dat kalveren die naar het buitenland gaan, in de wei mogen grazen. Hoe gaat de Staatssecretaris dat waarborgen? Dat kan ik niet, maar zoals bekend pleit ik in de EU voor dierenwelzijnseisen van gelijk niveau.

De heer Van Gerven had ook een vraag over het slachten van drachtige dieren in het buitenland. Er is een aantal duidelijke voorwaarden aan het vervoeren van drachtige dieren: pas vanaf één week na de geboorte van het kalf mag de afgekalfde koe op transport. Drachtige dieren waarvan de draagtijd 90% of meer gevorderd is, mogen niet worden getransporteerd en kunnen dus ook niet worden geslacht. Beide voorschriften gelden voor zowel de stoppersregeling als de fosfaatreductieregeling. Het zijn namelijk wettelijke bepalingen. Aan de stoppersregeling hebben wij aanvullende voorwaarden gesteld die verdergaan dan de wettelijke eisen. Die houden in dat dieren die zes maanden of langer drachtig zijn, niet mogen worden geslacht of geëxporteerd, want ik vind dat niet gewenst.

Mevrouw Ouwehand vroeg waarom er geen uitzondering is voor biologische boeren binnen de regeling fosfaatreductie. Zoals wij ook eerder met elkaar hebben besproken, geldt er een uitzondering voor de grondgebonden boeren. Dat geldt voor de meeste biologische bedrijven, niet allemaal. Ze zijn niet allemaal grondgebonden. Als ze niet grondgebonden zijn, vallen ze onder dezelfde regels als andere niet grondgebonden bedrijven. Ook biologische boeren hebben op 2 juli 2015 te horen gekregen: niet langer groeien en als u dat toch doet, dan is dat voor uw eigen rekening en risico. Bij het fosfaatproductieplafond gaat het immers niet om welke koe precies de mest produceert. Het gaat om de totale mestproductie door de totale Nederlandse veestapel.

Mevrouw Dik-Faber vroeg naar grondgebonden bedrijven die een knelgeval zijn. Dat gaat om het moment waarop de fosfaatreferentie bekend wordt gemaakt. Die wordt tijdig voor de inwerkingtreding van het fosfaatrechtenstelsel bekendgemaakt: op 1 januari 2018. Zo weten bedrijven tijdig waar ze aan toe zijn.

Mevrouw Dik-Faber zei dat er een marge zit in het fosfaatreductiepakket. Gaat er niet meer gekort worden dan nodig? Wij zijn ervan uitgegaan dat wij het beste een buffer konden inbouwen in het pakket om eventuele tegenvallers te kunnen opvangen. De inzet is om tot het plafond te reduceren, niet om veel verder te gaan. Het resultaat kan zijn dat wij verdergaan dan terug naar het plafond, maar de doelstelling is terug naar het plafond.

Daarmee heb ik bijna alle, zo niet alle vragen in dit blok beantwoord.

De voorzitter:

Misschien zijn er nog overgebleven vragen. Ik ga even de rij af voordat wij aan de tweede termijn beginnen.

Mevrouw Lodders (VVD):

De vrije uitloop van pluimvee en de visserij zijn niet behandeld.

Staatssecretaris Van Dam:

Sorry, voorzitter. Het ging om het blok fosfaat, zeg ik in het kader van de overzichtelijkheid.

De voorzitter:

Mijnheer Dijkgraaf, even over dit blok. Anders wordt het helemaal lastig.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, en dan moet ik nog kiezen. Ik vis er twee vragen uit.

Als ik moet uitleggen aan boeren dat er een diep ingrijpend fosfaatreductieplan is dat ertoe leidt dat er 6 miljoen kilo minder fosfaat is maar dat wij statistisch hebben afgesproken om dat volgend jaar pas in de mestverwerkingspercentages te verrekenen, dan weet ik wat de reactie is, namelijk: zijn jullie gek geworden daar in Den Haag? Hoe voorkom ik dat? Hoe voorkom ik dat ik morgen een motie moet indienen, die ongetwijfeld aangenomen wordt, waarin ik zeg: in deze situatie, die zo diep ingrijpend is, verrekenen we die 6 miljoen kilo toch in de percentages van dit jaar? Dat hebben de boeren toch verdiend?

Staatssecretaris Van Dam:

Het allerbelangrijkste is dat we die mestverwerkingspercentages vaststellen om aan de Europese Commissie te kunnen aantonen dat alle mest die wij produceren maar die wij niet in Nederland kwijt kunnen, wordt verwerkt en geëxporteerd en dat die dus niet op de Nederlandse bodem of in het Nederlandse milieu terecht kan komen. Daarvoor is die systematiek van het ophogen van die mestverwerkingspercentages afgesproken. Met de vastgestelde percentages kan ik aan de Europese Commissie laten zien dat wij een evenwicht op de mestmarkt bereiken. Dat is een belangrijk onderwerp van gesprek met de Europese Commissie. Als wij kunnen garanderen dat de mest die wordt geproduceerd in Nederland maar die wij niet kwijt kunnen, niet in het Nederlandse milieu terecht kan komen, dan kunnen wij een gesprek voeren over de vraag hoe zinvol het fosfaatproductieplafond eigenlijk nog is. Als wij dat niet kunnen garanderen, kan ik dat gesprek niet voeren. Op basis daarvan zijn die percentages vastgesteld. Die percentages hoeven geen probleem op te leveren, want de huidige mestverwerking ligt al op een hoger niveau dan het verplichte percentage.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Maar er wordt gewoon gerekend met een model met 179 miljoen kilo fosfaat. Als je met 173 rekent, komen er lagere percentages uit. Wij zien wel degelijk in bepaalde regio's knelgevallen ontstaan. Dat kan voor Nederland gemiddeld allemaal zo zijn, maar in regio's ontstaan wel knelgevallen. Ik vind het bizar dat die 6 miljoen er niet van afgetrokken worden.

Staatssecretaris Van Dam:

Uiteindelijk is het doel evenwicht op de mestmarkt. Dat betekent dat wij de mest die wij te veel produceren ook verwerken. Dat borgen wij met de percentages zoals die nu zijn vastgesteld. Dat geeft ons de mogelijkheid om in het kader van gesprekken met de Europese Commissie over de toekomstige derogatie te vragen of het fosfaatplafond gehandhaafd moet worden, dan wel of wij die verwerkte mest ervan zouden kunnen aftrekken. Daarom zijn die percentages zo vastgesteld. In de praktijk blijkt dat er al meer mest wordt verwerkt dan op basis van de percentages verplicht is, dus ik voorzie geen heel groot probleem.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dit wordt dan een motie die morgen ingediend zal worden.

Ik heb nog een ander onderwerp, namelijk e-CMR; ik gooi mijn derde interruptie er maar in. De Staatssecretaris zegt dat het rapport laat zien dat de betrouwbaarheid nog onvoldoende is. Volgens mijn informatie is dat niet zo. Ik snap dat de Staatssecretaris niet het hele rapport naar de Kamer wil sturen, omdat er waarschijnlijk details in staan die beter niet naar buiten kunnen komen omdat ze misschien dingen uitlokken. Ik zou hem daarom willen verzoeken in ieder geval de conclusie van het rapport openbaar naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris Van Dam:

Het is niet ons rapport, want het is door iemand anders gemaakt. Dus ik kan dat sowieso niet toezeggen. Ik kan aan de opstellers vragen of de commissie het vertrouwelijk mag inzien. Dat zal bij mij niet leiden tot een ander oordeel, maar dan kan de heer Dijkgraaf het zelf ook nagaan.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kan me niet voorstellen dat de opstellers er moeite mee hebben om het rapport openbaar te maken. Die fase zal dus geen probleem zijn. En met vertrouwelijke informatie kunnen wij helemaal niks. Daar kunnen wij niet op terugkomen in een debat. Volgens mij is het geen enkel probleem als alleen de conclusie openbaar naar de Kamer komt. Daar staan niet de details in die tot problemen kunnen leiden en mocht daar nog een enkel detail in staan, dan zal dat ongetwijfeld wel weggelakt worden. Dus nogmaals het verzoek om alleen de conclusie naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris Van Dam:

Nee, ik stuur sowieso geen rapporten van iemand anders naar de Kamer. Daarnaast zijn conclusies van iemand anders uiteindelijk niet doorslaggevend, maar wel de conclusies die wij op het ministerie trekken. Ook op basis van dat rapport beoordelen wij de systematiek zoals die er nu ligt, als onvoldoende betrouwbaar om als alternatief te kunnen dienen.

De heer Leenders (PvdA):

Er zijn binnen dit blok nog twee kleine puntjes waarover ik iets heb gevraagd. Die betreffen het effect dat de opkoopregeling zou kunnen hebben op de vermindering van de weidegang. Dat is een effect waaraan ik op voorhand niet had gedacht, maar misschien kan de Staatssecretaris er toch nog iets over zeggen. Wat kunnen we bijvoorbeeld doen om dat tegen te gaan? We zijn bezig om die 80% te halen maar dit lijkt dat streven juist tegen te werken. Ik heb verder nog een vraag gesteld over de import van soja en het bijeffect dat dat zou kunnen hebben.

De voorzitter:

Ik weet niet of die tweede vraag in dit blok zat. Ik denk het eigenlijk niet. Verder is de vraag «zou u daar iets over kunnen zeggen» een wel heel open vraag. Gezien de drie kwartier die ons nog rest, vind ik dat een beetje risicovol.

De heer Leenders (PvdA):

Het mag ook een kort antwoord zijn.

De voorzitter:

Ja, Staatssecretaris, een kort antwoord op de vraag of u daar nog iets over kunt zeggen.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Van Gerven vroeg of ik kan tegengaan dat er in het veevoer meer soja wordt gebruikt in plaats van iets anders. Dat kan ik niet. Het is bekend dat de sector ervoor zorgt dat soja op een duurzame manier wordt geteeld in met name Zuid-Amerika, het continent waarvandaan wij het grootste deel van onze soja importeren.

Als ik het goed heb, was de andere vraag van de heer Leenders of vooral bedrijven stoppen die aan weidegang doen. Het is bekend dat kleinere bedrijven vaker aan weidegang doen dan de allergrootste. We hebben recent uitvoerig met elkaar over de weidegang gedebatteerd en we hebben toen afspraken gemaakt over hoe we daarmee verdergaan. De onderzoeken waarom de Kamer bij motie heeft gevraagd, zet ik zo snel mogelijk in gang zodat ze hopelijk al voor de zomer tot resultaat kunnen leiden en de Kamer dat debat verder kan voeren. De inzet van het huidige beleid is er zeer nadrukkelijk op gericht dat ook grotere bedrijven aan weidegang gaan doen. Ik hoop dat het uiteindelijk op het totaal niet het negatieve effect heeft dat de heer Leenders vreest.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand en mevrouw Dik hebben nog een vraag over dit blokje. Daarna gaan we door naar het volgende blokje.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Staatssecretaris gaat voorbij aan de vraag die ik heb gesteld over de boetes. Als je het per liter melk omrekent, is de boete hoger voor bedrijven die duurzaam en extensief werken en rekening houden met het welzijn van hun koeien. Die koeien zijn namelijk niet gefokt om maximaal te produceren. Wat gaat de Staatssecretaris doen om dit te voorkomen als hij tenminste ook vindt dat dit niet rechtvaardig is?

Staatssecretaris Van Dam:

Mevrouw Ouwehand spreekt over een boete per liter, maar de boete wordt berekend per koe. Je krijgt een boete over het aantal koeien dat je meer hebt dan op 2 juli 2015. Op 2 juli 2015 is heel duidelijk gezegd: u moet niet verder groeien en daarbij maakt het niet uit wat voor bedrijf u heeft. Dat die boete voor bedrijven die veel koeien hebben die relatief weinig melk produceren, relatief steviger uitvalt, zal het geval zijn, maar de oorzaak daarvan is dat men meer koeien heeft dan men wist dat verstandig was. Op 2 juli 2015 is echt duidelijk gezegd dat verdere groei voor eigen rekening en risico was. Als je dan nu zegt «het was voor eigen rekening en risico maar die rekening en dat risico bevallen me niet», dan is dat wel gewoon een gevolg van de keuzes die men sindsdien heeft gemaakt.

De vraag van de heer Van Gerven is daaraan gerelateerd. Hij zei namelijk dat er in deze regeling eigenlijk net iets anders wordt gerekend dan in de Fosfaatwet. Dat klopt, want er zijn verschillende normen voor fosfaatexcreties. In dit geval is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de GVE-berekening (grootvee-eenheden). Dat is gedaan voor de uitvoerbaarheid van de regeling, want daardoor is er één duidelijke norm die de regeling een stuk eenvoudiger maakt dan een regeling waarin we allerlei onderscheiden hadden moeten maken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Eigenlijk zegt de Staatssecretaris dus dat het geen kabinetsbeleid is om de biologische sector verhoudingsgewijs te laten groeien en de intensieve jongens wat in te dammen. Hij zegt: gelijke monniken, gelijke kappen.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ondanks de groeipotentie van de biologische sector, onderstreept hij hiermee dat het kabinet het prima vindt dat als het erop aankomt deze boeren naar verhouding een hogere boete krijgen.

Staatssecretaris Van Dam:

Nee, ze hebben naar verhouding niet een hogere boete. Ze krijgen namelijk exact dezelfde boete per koe als elk ander bedrijf.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Per liter melk! De Staatssecretaris weet best dat het daarom gaat.

Staatssecretaris Van Dam:

Nee, het gaat hier om «per koe». Alle melkveehouderijen, ongeacht of ze biologisch of grondgebonden zijn, hebben op 2 juli 2015 te horen gekregen: u moet niet meer groeien, want anders hebben we voor de hele melkveehouderij een te groot probleem. Het is bekend dat allerlei bedrijven dat wel hebben gedaan, want anders hadden we hier niet zo vaak met elkaar om de tafel gezeten. Dat ook biologische boeren dat hebben gedaan, is het gevolg van een eigen keuze. Ook zij wisten dat dat niet verantwoord was. Dat er groeipotentie is voor de biologische sector doet daar niks aan af. Je had gewoon niet moeten groeien. Als je dat wel hebt gedaan, krijg je nu een boete voor iedere koe die je te veel hebt, tenzij je die koe wegdoet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb even zitten kauwen op de opmerking van de Staatssecretaris dat hij stuurt op het doel om onder het fosfaatproductieplafond te komen. De middelen die we hanteren, kunnen er namelijk toe leiden dat we er vér onder schieten. De krimp van de melkveestapel zou wel eens groter kunnen blijken te zijn dan nodig is voor het doel. Ik begon met het verhaal van die boerin. Als ik daaraan denk, vind ik echt dat we met elkaar moeten proberen uit te sluiten dat boeren en boerinnen tegen hun zin koeien wegdoen nadat het plafond is bereikt. Kan dat?

Staatssecretaris Van Dam:

We monitoren de krimp iedere maand om te bepalen of we onder het plafond zitten. Als we onder het plafond zitten, is er geen reden om verdere maatregelen te nemen. Ook in de fosfaatregeling ziet u daarom dat de hoogte van de boetes – strikt genomen zijn het overigens heffingen – die je krijgt opgelegd op het moment dat je te veel koeien hebt, oploopt in de tijd. Of we dat doen, hangt af van de omvang van de reductie. Het is dus voorzien, wat overigens niet wegneemt dat we op een bepaald moment door de monitoring zouden kunnen constateren dat we al een eind onder het plafond zitten. Het wordt elke maand gemonitord, want er is geen reden om aanvullende maatregelen te nemen als we onder het plafond zitten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mag ik ervan uitgaan dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden?

Staatssecretaris Van Dam:

Zeker. Dat hebben we ook afgesproken. De Kamer wordt elk kwartaal geïnformeerd. Dat zijn we in het debat over de Fosfaatwet met elkaar overeengekomen.

De voorzitter:

Staatssecretaris, ik stel voor dat u nu alle resterende vragen beantwoordt en niet meer stopt na een blokje, want anders gaat het ons echt niet lukken binnen de tijd.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Er zijn enkele specifieke vragen gesteld over de vrije-uitloopeieren, die nu helaas als scharreleieren moeten worden verkocht. Ik heb een inzet gepleegd om te bezien of er een uitzondering mogelijk was op de bestaande regels. De Europese Commissie was daartoe niet bereid. Zij was wel bereid om te kijken naar andere regelgeving voor de langere termijn. We werken er met de Europese Commissie hard aan om ervoor te zorgen dat er het volgende seizoen andere regels zijn. Helaas geldt dat voor dit seizoen dus niet.

Ik heb de berichten ook gezien dat sommige eieren toch voor de prijs van een vrije-uitloopei worden verkocht terwijl ze worden ingekocht voor de prijs van een scharrelei. Dat is eigenlijk niet zoals het hoort. De pluimveehouders hebben daar dan ook terecht aandacht voor gevraagd. Het is al vervelend genoeg voor pluimveehouders dat ze nu een lager bedrag krijgen en dan is het extra zuur voor hen om te zien dat die eieren voor een hogere prijs worden verkocht. Ik heb Albert Heijn inmiddels horen zeggen dat het niet had mogen gebeuren en dat de prijzen worden of zelfs al zijn verlaagd en dat klanten het te veel betaalde retour ontvangen.

Ik heb met de pluimveeorganisaties en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, de koepel van de supermarkten, besproken welke oplossingen er in de markt mogelijk zijn. Ik heb hun gevraagd om tot goede onderlinge afspraken te komen. Ik heb daarbij aangegeven, zie mijn brief van 27 januari, dat ik bereid ben om mee te werken aan praktische oplossingen, daar waar het iets van de overheid zou vergen. Dergelijke afspraken tussen marktpartijen zijn tot nu toe uitgebleven en ik betreur dat zeer. Ik zou het goed vinden als die afspraken wel waren gemaakt of alsnog worden gemaakt. Het lijkt me het beste dat supermarkten en pluimveehouders met elkaar afspraken maken over hoe ze door deze periode heen komen. Zo kan er een acceptabele oplossing worden gevonden waarbij recht wordt gedaan aan het belang van de pluimveehouders die gekozen hebben voor vrije uitloop. De situatie is voor hen al zuur genoeg en dan zou het prettig zijn als de supermarkten deze pluimveehouders een klein beetje helpen in plaats van geld te verdienen aan de huidige situatie.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd of ik ervoor ga zorgen dat de sector een vergoeding krijgt in plaats van de supermarkten die er nu geld aan overhouden. De lijn is al vele jaren dat er geen sprake is van financiële compensatie als veehouders schade lijden als gevolg van maatregelen in het kader van dierziektebestrijding. Het behoort tot het bedrijfsrisico en alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is daarvan afgeweken. Directe kosten voor het ruimen van dieren en de waarde van de geruimde dieren worden wel vergoed. Eurocommissaris Hogan heeft aangegeven in een brief aan het Europees Parlement dat de EU financiële compensatie wil bieden, maar dat de lidstaten dan wel voor 50% moeten cofinancieren. De Nederlandse pluimveesector bekijkt nu of dat aanbod van de Europese Commissie hem mogelijkheden biedt. Ik wacht de uitkomsten van dat gesprek af. Ik heb verder eerder aangegeven dat ik op het moment dat dat past binnen de kaders van het bestaande beleid bereid ben om daaraan mee te werken.

Voorzitter. Ik ga nu verder met alle overige vragen, onder andere die over de visserij. We hebben recent over de aanlandplicht voor schol gesproken. Die gaat in 2018 in en de scholbijvangst moet dan worden aangeland, tenzij er een uitzondering op die plicht wordt verkregen. Dat moet worden besloten door de Noordzeelidstaten. Het besluit daarover wordt uiterlijk eind mei naar de Europese Commissie gestuurd. Ik heb al eerder aangegeven dat we daarvoor draagvlak onder andere landen nodig hebben en dat het behoorlijk ingewikkeld is. Het betekent namelijk dat we moeten aantonen dat er voldoende overlevingskans is.

Door de heer Dijkgraaf werd erop gewezen dat er vertraging is opgelopen omdat een vergunning voor dierproeven niet eerder werd verleend. Inmiddels is die vergunning wel verleend. Ik heb de Kamer dat medegedeeld in de brief van afgelopen vrijdag. Het betekent overigens niet dat ik kan garanderen dat er verder geen vertraging zal ontstaan, maar in elk geval is dit probleem opgelost. Het betekent dat het onderzoek kan worden uitgevoerd. We moeten nu afwachten of het voldoende onderbouwing oplevert voor een uitzondering op de aanlandplicht.

Mevrouw Ouwehand vroeg of er meer bescherming mogelijk is voor de Doggersbank. Overigens heeft zij een ander beeld van de mate van bescherming dan ik. Er is langdurig overlegd met de betrokken landen. Er ligt een akkoord waardoor 34% van de Doggersbank wordt beschermd door een verbod op bodemberoerende visserij. De procedure om dat vast te leggen start binnenkort.

De heer Leenders vroeg naar de hagel- en waterschade en de SDE+-regeling. Hij zei terecht dat de SDE+-regeling onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken valt. Ik bespreek dat verzoek van Brabant dan ook met hem. De heer Leenders heeft hierover Kamervragen gesteld. Die worden beantwoord en dan hoort hij ook wat we hiermee doen.

De VVD en de ChristenUnie vroegen naar de beantwoording van de Kamervragen over de gegevensverstrekking ten behoeve van de algemeenverbindendverklaring voor de Brancheorganisatie Akkerbouw. De antwoorden op die vragen zijn inmiddels naar de Kamer gestuurd en de woordvoerders van VVD en ChristenUnie hebben die dus inmiddels ontvangen.

Mevrouw Ouwehand vroeg naar de visserijovereenkomst met Ghana. Er ligt nog geen akkoord met Ghana, maar de Europese Commissie heeft een conceptmandaat voorgelegd. Er vissen nu al Europese schepen in de economische zone van Ghana op basis van private overeenkomsten. Onder een partnerschap en een akkoord kun je meer randvoorwaarden stellen aan de verduurzaming van die visserij dan op dit moment mogelijk is. We hebben hier vaker gesproken over de verschillende visserijakkoorden en het is dus bekend dat ik de onderhandelingen over een dergelijk visserijakkoord steun. Ik ben voornemens de Commissie te steunen in haar voorstel om de onderhandelingen met Ghana te starten omdat het meer waarborgen oplevert.

Mevrouw Ouwehand vroeg ook naar de walvisjacht en de dolfijnenslachtingen. Nederland heeft er de afgelopen jaren steeds op aangedrongen dat kleine walvisachtigen en dus ook dolfijnen onder de werking van de International Whaling Commission worden gebracht. Dat is recent, in oktober, gebeurd. Japan en enkele andere landen zijn ertegen en daarom worden er nog geen stappen gezet. Nederland draagt ook financieel bij aan het onderzoek naar kleine walvisachtigen. In elk contact dat wij met Japan hebben, komt het ter sprake. Of ik dat ben of een van de hoge ambtenaren van het departement: wij zetten altijd de Nederlandse positie uiteen.

Mevrouw Ouwehand vroeg naar de verlenging van de toelating in Europa van neonicotinoïden. Ik heb haar eerder herhaaldelijk geïnformeerd over de motie (21501–32, nr. 683) om een algeheel moratorium in te stellen. Ik heb toen ook gezegd dat een dergelijk moratorium juridisch niet haalbaar is. Inmiddels is de Commissie bezig om in navolging van de maatregel op het gebruik van neonicotinoïden in 2013 de risico's opnieuw te beoordelen. Daarbij wordt alle beschikbare wetenschappelijke informatie meegenomen. Totdat die evaluatie is afgerond, blijven de huidige strikte maatregelen en verboden van kracht. Die zijn opgenomen in de uitvoeringsverordening en zoals mevrouw Ouwehand weet hanteert het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) in Nederland voor imidacloprid een extra strenge lijn.

Mevrouw Ouwehand heeft een vraag gesteld over het voorstel voor hormoonverstorende stoffen. Zij vroeg eigenlijk wat ik vind van de voorstellen. Zij zegt steeds, ook in eerdere debatten, dat het moeilijker zou zijn om te bewijzen dat een stof hormoonverstorend is. Dat is nu juist zowel bij het eerdere voorstel van de Commissie als bij dit voorstel niet het geval, omdat de Commissie precies aansluit bij de criteria van de Wereldgezondheidsorganisatie, wat betekent dat er geen bewijs vereist is dat een stof hormoonverstorend is, aangezien er uitgegaan wordt van het criterium van de waarschijnlijkheid dat een stof hormoonverstorend is. Ik heb dat criterium steeds gesteund en ik ben voornemens om dat te blijven doen. De Kamer krijgt zo snel mogelijk een brief van mij met informatie hierover, omdat het voorstel volgende week wordt geagendeerd in de commissie die daarover moet besluiten.

Mevrouw Koşer Kaya heeft een aantal algemene opmerkingen gemaakt over de natuur. Zij is van mening dat er deze vier jaar onvoldoende gebeurd zou zijn. Ik wou haar toch maar wijzen op het feit dat dit kabinet, vergeleken met het vorige kabinet, een forse financiële impuls heeft gegeven aan het natuurbeleid. Het vorige kabinet heeft het budget met ongeveer de helft gesnoeid. Ik heb me daar altijd bijzonder aan geërgerd omdat de natuur er voor ons allemaal is en het toen werd weggezet als een linkse hobby. Ik weet niet wie zich die tijd nog kan herinneren, maar ik hoop dat we een dergelijk klimaat niet nog een keer zullen meemaken in Nederland, iets waarover de kiezer op 15 maart beslist.

Het kabinet van CDA, VVD en PVV vond toen dat er fors gesnoeid moest worden in het natuurbeleid. Een halvering van het budget en de privatisering van natuurgebieden: dat was de agenda. Dit kabinet heeft gelukkig een heel andere weg ingeslagen. Het heeft ervoor gekozen om er weer 200 miljoen bij te doen en de Natuurbeschermingswet gerealiseerd, een wet die inmiddels is ingegaan. In die wet zijn bevoegdheden overgedragen aan de provincies, zodat de natuurgebieden optimaal beheerd kunnen worden. Zo goed als alle Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Het overgrote deel van de beheerplannen is vastgesteld. We zijn het agrarisch natuurbeheer op een andere manier gaan organiseren, namelijk niet meer via allerlei individuele subsidierelaties maar via nog maar 45 collectieven in heel Nederland. Die zijn veel daadkrachtiger en kunnen daardoor veel meer realiseren. Ten slotte hebben we natuurlijk dit najaar de verkiezing gehad van het mooiste natuurgebied van Nederland, waardoor er weer allerlei energie is losgekomen in de natuurwereld en er allerlei nieuwe plannen zijn gemaakt.

Ik hoop van harte dat een volgend kabinet die lijn zal voortzetten en er een verdere impuls aan zal geven. Ik wil mevrouw Koşer Kaya ook zeer complimenteren met de keuzes die haar partij heeft gemaakt in haar verkiezingsprogramma. Net als sommige andere partijen kiest ook haar partij voor een verdere impuls voor het natuurbeheer. Dat zal de natuur vooruit helpen!

De voorzitter:

Laten we maar stoppen voordat we de verkiezingsprogramma's gaan bespreken.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik vond het wel een goede vraag, voorzitter.

De voorzitter:

We gaan beginnen met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De leden hebben allen 1 minuut spreektijd, want anders redden we het niet. Het is helaas niet anders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dit is de laatste keer dat we u in ons midden hebben! Dank! Wij zullen u missen. Meer woorden kan ik er dus door de korte spreektijd niet aan wijden!

Het fosfaatdossier. Ik vraag een VAO aan, vooral om daarin een uitspraak te kunnen doen over de bedrijfsoverdrachten. Ik waardeer de inzet van de Staatssecretaris, maar wij zitten in onze laatste twee dagen. Ik kom er daarom morgen nog graag op terug.

Kan de Staatssecretaris aangeven wat hij op korte termijn gaat doen met de knelgevallen?

We hebben veel gewisseld over de RVO. Kan ik de conclusie trekken dat bijvoorbeeld de uitbetaling van rechten en dergelijke niet in gevaar komt? Zo ja, dan ben ik gerustgesteld.

De heer Geurts heeft terecht een vraag gesteld over het vleesvee. De Staatssecretaris ging in zijn antwoord daarop in op een regeling, maar die heb ik nog niet gezien. Kan hij mij zeggen waar ik die regeling specifiek voor vleesvee kan vinden?

De Staatssecretaris is niet ingegaan op mijn vraag of hij de ACM wil verzoeken met gezwinde spoed naar de supermarkten te gaan die nog niet hebben gereageerd op de berichtgeving.

De onderlinge afspraken. Ik ben het zeer eens met de Staatssecretaris en daarom doe ook ik een dringend beroep op de sector en de supermarkten om eruit te komen.

Tot slot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat de inzet van het kabinet naar de Kamer komt. Gisteren hebben we in de procedurevergadering echter nadrukkelijk het verzoek neergelegd om dat te doen voordat die wordt ingestuurd naar de openbare raadpleging, zodat de Kamer die ook nog kan bespreken. Ik zou daarvan graag een bevestiging krijgen.

Dank u wel! Ik bedank de voorzitter nogmaals, maar zeker ook de Staatssecretaris.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb er een paar puntjes uit gepikt voor mijn ene minuut.

Ik heb een vraag gesteld over boeren die willen stoppen of over een tijdje wellicht niet verder kunnen. De Staatssecretaris zei daarover: dit jaar. Ik zou graag zien dat hij dat opheldert, want ik begreep hem niet.

Uit de antwoorden van de Staatssecretaris begreep ik dat de knelgevallenregeling in 2017 geen enkel effect meer heeft, omdat de commissie nog aan het werk moet. Die commissie moet dingen gaan bepalen en daardoor wordt zij pas op 1 januari 2018 effectief. Hoe gaan we dan om met de huidige knelgevallen?

Ik bedank de Staatssecretaris voor de equivalente mestmaatregel, althans voor de aankondiging van publicatie.

Ik kan ook met een paar andere positieve woorden besluiten. Ik zag namelijk dat het netwerk van landbouwraden versterkt wordt, zeker in Londen. Complimenten daarvoor aan de Staatssecretaris.

Aan een afscheid doe ik nog niet mee, want ik wil graag terugkomen na de verkiezingen en de Staatssecretaris zit er dan nog in demissionaire staat.

Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Lodders, want ik mis de voorzitter nu al!

De voorzitter:

Ik ben er nog even.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik heb verzocht om de conclusies over e-CMR naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris zegt dan dat hij geen rapporten van anderen naar de Kamer stuurt. Dat doet hij natuurlijk regelmatig en ik zie dan ook niet in waarom het een probleem zou zijn, zeker niet als de auteurs toestemming geven. Dus nogmaals het verzoek om in ieder geval de conclusies van het rapport gewoon naar de Kamer te sturen als de auteurs het daarmee eens zijn.

Los daarvan vind ik de Staatssecretaris nogal vaag formuleren. Eerst zei hij: in het rapport staat ook dat het onvoldoende betrouwbaar is. Ik heb daarover andere informatie en toen ik er daarom op doorvroeg, zei de Staatssecretaris: maar het ministerie maakt ook zelfstandig afwegingen. Klopt het dat de conclusie in het rapport luidt dat e-CMR minstens net zo betrouwbaar is als AGR-GPS? De conclusie van de Staatssecretaris staat natuurlijk los van het rapport, maar als dat zo is, betekent dat wel dat zijn conclusie niet op het rapport is gebaseerd.

Ik heb een vraag gesteld over de 10 miljoen voor mestverwerking in het kader van biogas, de zogenoemde verdubbelaar. Ik krijg daar nog graag een antwoord op.

En u, voorzitter, u bent streng en rechtvaardig. Dus ook ik zal u missen!

De heer Leenders (PvdA):

Twee puntjes over de discussie over grondgebonden boeren en het ontzien in 2017. Inmiddels heb ik de afgelopen uren weer berekeningen daarover binnengekregen. Ik kom er dan ook morgen nog op terug bij het VAO. Ik ben er echt nog niet gerust op. Maar dat zullen we morgen verder wel zien.

Verder ben ik de staatsecretaris dankbaar dat hij toch even op mijn vraag over de hagelschade een antwoord heeft gegeven. We weten dat het juridisch kan. In het verleden heeft hij zich warm uitgelaten over onorthodoxe maatregelen en precedentwerking is dan wel het laatste waar je bij hem aan denkt. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de Staatssecretaris het gaat bespreken met de Minister. Ik zou hem willen vragen of het mogelijk is om de Kamer over de uitkomsten van dat gesprek binnen twee weken te berichten. Mogelijk kunnen daar de schriftelijke vragen bij worden betrokken.

Ik sluit me aan bij de voorgaande sprekers met betrekking tot ... et cetera!

De heer Van Gerven (SP):

Ik sluit me daar ook bij aan, voorzitter. Het komt allemaal goed, want er komt vast nog iets officieels aan.

Nog kort twee punten. Ten eerste is dat de knelgevallenregeling. Is het een idee om toch maar een meldpunt in te richten en praktisch te werk te gaan? Ik weet wat er allemaal is gewisseld en wat we allemaal gaan doen, maar ik denk dat het niet verstandig is om te wachten op wat we bij de behandeling van de Fosfaatwet hebben afgesproken. Als we dat doen, zijn we zo weer een jaar verder en dat zou niet goed zijn. Bedrijven die nu eigenlijk zouden moeten stoppen of nu in de problemen zijn, zouden namelijk volgend jaar eigenlijk geen probleem hebben.

Ten tweede heb ik de casus voorgelegd van die boer met die 6.000 liter melk. De Staatssecretaris zegt: dat is geen probleem, want we gaan uit van een referentiedatum en het aantal koeien dat hij toen had. Als je niet gegroeid bent, zou je dus geen probleem hebben, maar die boer zegt dat hij wel een probleem heeft. Daarbij komt de Wet verantwoorde groei melkveehouderij, de melkveewet. Oorspronkelijk was dat de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij, maar die is dus een wet geworden. Ik heb begrepen dat daarin wel wordt gerekend met de feitelijke melkproductie: aan een liter melk wordt dan forfaitair een fosfaatexcretie gekoppeld. Leidt dat niet tot het probleem van die boer dat ik voortdurend probeer aan te kaarten? Kan de Staatssecretaris daar toch nog eens op ingaan? Morgen is er een VAO en ik denk dat dan volstrekt duidelijk moet zijn dat een boer die in 2015 grondgebonden was niet in 2017 door een regeling van de sector in de problemen mag komen om vervolgens in 2018 weer geen probleem te hebben, want dan hebben we toch echt een probleem.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het voorstel voor hormoonverstorende stoffen gaat de goede kant op, want die oneigenlijke uitzonderingsbepaling is eruit gehaald. Hartstikke mooi! We worden door deskundigen wel gewaarschuwd dat er wel degelijk sprake is van een hoge bewijslast en dat in de praktijk zo'n hormoonverstoorder daardoor toch niet verboden kan worden. Zou de Staatssecretaris daar nog op wil reageren en ook op mijn vraag of hij bereid is zich te scharen achter de oproep van het Europees Parlement?

Imidacloprid. Dat gaat echt niet goed! De Kamer heeft tegen het kabinet gezegd: richt je daarop en doe alles wat je kunt om een Europees moratorium voor elkaar te krijgen en dan komt er tussentijds toch een verlenging van de toelating. Zelfs de EFSA (European Food Safety Authority) heeft ons daarvoor gewaarschuwd. En wat lees ik dan in de media? Dat Nederland voor dat imidacloprid heeft gestemd! Dat kan, gelet op die motie, helemaal niet. Is de Staatssecretaris bereid om daarvoor zijn excuses aan te bieden en dit in Europa te herstellen door te zeggen: jongens, zo hadden we het niet bedoeld; we gaan alsnog voor een volledig moratorium?

Tot slot neemt de Staatssecretaris de uitdaging van de Partij voor de Dieren niet op om integraal te kijken naar het landbouwbeleid van de afgelopen jaren en te zeggen: dat moet beter. Hij zal niet de eerste bewindspersoon zijn die na afloop van zijn verblijf op deze post zegt: Poeh, dat landbouwbeleid is echt een doodlopende weg, hoor. Ik zou hem willen uitdagen om in de paar maanden dat hij er nog zit, te reflecteren en een voorstel te doen waar de nieuwe Kamer mee aan de slag kan om de problemen wel integraal aan te pakken. Deze cirkel, deze varkenscyclus hebben we nu wel lang genoeg gehad.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik zal jullie, al mijn collega's, ontzettend missen. Dit is mijn laatste debat überhaupt! Krijg ik nu een group hug? Ik bedank al mijn collega's en jou, voorzitter, in het bijzonder. Ik bedank ook de Staatssecretaris, want hoewel hij maar kort op dit dossier zit, heb ik daaraan wel heel veel plezier beleefd. Het is een prachtig dossier, want het gaat om alles wat er zit tussen wat je van de boer krijgt en wat er uiteindelijk op je bord terechtkomt. Dat is een geweldig onderwerp om je mee bezig te houden, zeker gezien alles wat er in de toekomst op ons afkomt: voedselschaarste en allerlei andere zaken.

Dat gezegd hebbende, wil ik nog twee opmerkingen maken. Ik begin met de aanlandplicht. Hoewel ik er geen vragen over heb gesteld, raakte ik toch een beetje getriggerd door de vraag hoe je de vismethodes zo kunt verbeteren dat je veel sneller van die aanlandplicht af kunt stappen. Dat zou kunnen door de mazen in de netten te vergroten. Ik zeg uit mijn hoofd dat die nu 18 millimeter zijn en als je die wat groter maakt, zou je veel minder ongewenste vis opvissen. Ik geef dit, voordat ik wegga, maar aan de Staatssecretaris mee want het is wellicht een oplossing.

Ten slotte een opmerking over de hagel- en waterschade. Ik sluit mij aan bij mijn collega Henk Leenders. Ik hoop dat de Staatssecretaris er bij de Minister op inzet dat het kabinet het plan van Brabant omarmt. Dat zou echt geweldig zijn.

En de natuur gaan we verbeteren, hoor! In een volgende coalitie!

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb nog een paar punten.

Ik sluit me aan bij iedereen die de Staatssecretaris heeft opgeroepen om snel te beginnen met de knelpuntenregeling. Het kan niet zo zijn dat boeren dit jaar kopje-onder gaan, wetende dat ze volgend jaar een beroep gedaan zouden kunnen hebben op een knelgevallenregeling. Dat is echt te laat en ik denk dat we er dan ook bedrijfsspecifiek naar moeten kijken en niet met een algemene regeling moeten komen.

Als er dit jaar knelpunten zijn bij de bedrijfsoverdracht, doordat een bedrijf daarna opeens niet meer grondgebonden is, gebeurt er iets wat nooit de bedoeling is geweest van het amendement over grondgebondenheid. Ik hoop dat de Staatssecretaris voortvarend aan het werk gaat met een oplossing.

Ik begrijp dat er voor het eind van het jaar duidelijkheid is over de fosfaatreferentie. Ik krijg nu echter input van melkveehouders dat die veel te laat is. Zij zeggen dat ze die informatie ook al nodig hebben voor het fosfaatreductieplan van de sector. Wellicht dat de Staatssecretaris daarover nog met de betrokkenen in gesprek kan gaan.

Tot slot – een minuut gaat snel – bedank ik de collega's voor de samenwerking. Ik hoop, na alle debatten over de melkveehouderij, dat we in het volgende kabinet een einde kunnen maken aan de stapeling van wet- en regelgeving en dat er een Minister komt om de belangen van de sector te behartigen. We zullen wel zien wie dat wordt!

De voorzitter:

Bedankt en zeker ook dank voor de woorden aan mijn adres. Ik ga snel door naar de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik denk dat hij daarmee meteen kan aanvangen.

Staatssecretaris Van Dam:

Dat denk ik ook, mevrouw de voorzitter.

Mevrouw Lodders kondigt een VAO aan over een punt waarop we dezelfde inzet hebben. Ik wacht dat maar af.

Wat is «korte termijn» in verband met de knelgevallecommissie, vroeg mevrouw Lodders. Ik overleg daarover met de sectororganisaties en ik heb het daardoor niet 100% in eigen hand, maar ik verwacht dat we die commissie binnen een paar weken kunnen instellen. Die commissie gaat dan adviseren over de categorieën en gaat bekijken of de knelgevallenvoorziening moet worden uitgebreid en, zo ja, hoe. Dat gebeurt dus in de loop van dit jaar.

Een aantal woordvoerders heeft gevraagd hoe het kan dat boeren pas vanaf 1 januari 2018 duidelijkheid krijgen. Op 1 januari 2018 treedt de wet in werking. Ook als de knelgevallenvoorziening wordt uitgebreid en het wordt vastgelegd in lagere regelgeving, een AMvB en/of een ministeriële regeling, gaat het allemaal in op 1 januari 2018. Pas daarna kun je dus als individu een beroep proberen te doen op de knelgevallenvoorziening. Dat kan pas op het moment dat de wet daadwerkelijk in werking is getreden.

Mevrouw Lodders vroeg of de uitbetaling door de RVO van de rechten in de problemen komt. Zij heeft gezien, ook in de tussenrapportages en in de brief die ik naar aanleiding van dit algemeen overleg naar de Kamer heb gestuurd, dat de RVO de vooraf toegezegde betalingspercentages realiseert. Zij betaalt ook een stuk sneller uit dan vorig jaar. Dat gebeurt mede als gevolg van de motie van de heer Geurts (21501, nr. 32) waarin wordt gevraagd om zo snel uit te betalen als maar mogelijk is. Dat gebeurt dus ook.

Mevrouw Lodders vroeg waar zij de regeling voor vleesvee kan vinden. Die zit in de ministeriële regeling fosfaatreductie. Zoals ik al heb gezegd, komt de regeling voort uit het plan van de zuivelsector zelf.

Mevrouw Lodders vroeg of ik de ACM kan verzoeken naar supermarkten te gaan om tegen de supermarkten te zeggen dat ze de prijzen voor eieren omlaag moeten brengen. De ACM is natuurlijk sowieso een onafhankelijke toezichthouder en het is dus nog maar helemaal de vraag of de Minister hierover een aanwijzing zou kunnen geven. Het is mijn taxatie dat het niet direct onder de bevoegdheid van de ACM valt, bijvoorbeeld omdat het niet om verboden prijsafspraken gaat. Het gaat hier gewoon om een prijsniveau dat eigenlijk niet passend is, gelet op de situatie waar we nu in zitten.

Het heeft dus ook gewoon veel met het fatsoen van supermarkten te maken. Je ziet dan ook dat dat ze reageren, bijvoorbeeld Albert Heijn vandaag, als ze erop worden aangesproken. Albert Heijn zegt dan direct dat dat niet zo had mogen gaan en dat ze het gaat corrigeren. Ik ga ervan uit dat de andere supermarkten dat voorbeeld zullen volgen en dat men samen met de pluimveehoudersorganisaties zal bekijken of er afspraken te maken zijn over hoe hiermee in de komende weken kan worden omgegaan. Ik hoop natuurlijk dat het nog maar heel kort nodig is, maar leidend blijft daarbij het advies dat ik krijg van de experts op het gebied van dierziekten.

Mevrouw Lodders vroeg mij de inzet voor het GLB naar de Kamer te sturen, voordat wij het insturen voor de consultatie. Die consultatie bevat allerlei heel veel verschillende vragen en het gaat er dan ook veel meer om hoe we straks de discussie met de Europese Commissie ingaan. De consultatie is daarvoor geen doorslaggevende stap; het is gewoon een formeel onderdeel van de procedure. De eerste stap hebben we natuurlijk vorig jaar gezet op onze informele Landbouw- en Visserijraad. Ik heb verder echt genoeg tijd nodig voor dat proces en voor de consultatie van alle sectororganisaties en individuen die hierover mee willen praten om te kunnen komen tot een goede inzet. Die zal ik ook naar de Kamer sturen. Het vergt de komende maanden om dat goed te doen. Ik heb dus echt de tijd tot de zomer nodig om een volwaardige inzet naar de Kamer te kunnen sturen.

De heer Geurts had het over de stoppers: kunnen die weer opnieuw beginnen? Hij had dus goed geluisterd, want ik zei inderdaad dat in de regeling is opgenomen dat men er dít jaar geen koeien meer bij kan nemen. De stopregeling ziet natuurlijk op de fosfaatreductie gedurende dit jaar, 2017. Als je stopt en gebruikmaakt van de regeling, betekent dat niet dat je de rest van je leven een verbod is opgelegd om een melkveehouderij te beginnen. In theorie kan het dus. Eerlijk gezegd verwacht ik niet dat heel veel boeren dat zullen doen, want de heer Geurts gaf zelf terecht aan dat er vaak een lang en emotioneel proces voorafgaat aan de stap om al je melkvee weg te doen en te stoppen met je bedrijf.

Ik bedank de heer Geurts verder voor de vriendelijke woorden die hij ook sprak. Dat wordt zeer gewaardeerd, zeker als hij het daarbij heeft over de versterking van de landbouwraden. Dat laat echt zien dat er kansen zijn voor Nederland elders in de wereld.

De heer Dijkgraaf vroeg of ik het e-CMR-rapport naar de Kamer wil sturen. Ik zei al eerder dat het door derden is opgesteld en dat het dus niet aan mij is om het naar de Kamer te sturen. We kunnen de opdrachtgever wel vragen of het rapport of een deel van het rapport openbaar gemaakt mag worden. De heer Dijkgraaf heeft dat wellicht ook al zelf gevraagd, aangezien hij er zelf al een zin uit citeerde. Het gaat er natuurlijk niet om wat er in het rapport zelf wordt geconcludeerd, want dat rapport is opgesteld in opdracht van de aanvrager die graag gebruik wil maken van deze techniek, maar hoe het departement het beoordeelt. In het rapport kan dus wel de conclusie staan dat het een heel goed alternatief voor AGR-GPS is, maar dat is dan niet onze conclusie, want in onze ogen biedt het nog te veel mogelijkheden om de regelgeving te ontduiken. Dat is de reden waarom ik alles afwegend vind dat het risico nog te groot is en dat ik het dus niet als alternatief kan toestaan.

De heer Leenders kondigde aan nog terug te komen op de biologische boeren. Dat wacht ik dan maar even af.

Hij kwam ook terug op de SDE+-regeling en de inzet daarvan in het kader van de afwikkeling van de hagelschade. Zoals gezegd bespreek ik het plan van de provincie Brabant met de Minister, want de SDE+-regeling is uiteindelijk zijn verantwoordelijkheid. Hij zal ook de vragen van de PvdA-fractie hierover beantwoorden. Daar staan termijnen voor, maar volgens mij kan de heer Leenders op korte termijn de beantwoording verwachten.

De heer Van Gerven heeft een casus voorgelegd van een boer met 6.000 liter. Hij zei dat die boer op basis van 2015 grondgebonden was en dat die dat in 2018 ook zal zijn maar in 2017 niet. Ik ben best bereid om de casus van de heer Van Gerven even goed te bekijken. Ik heb al gezegd dat in de regeling voor 2017 wordt gewerkt op basis van GVE's en dus niet op basis van de excretienormen waarmee wel wordt gewerkt ten behoeve van de fosfaatrechten. Ik ben bereid om even goed te bekijken of er in dit specifieke geval misschien iets geks aan de hand is.

Ik kom zo nog even terug op de algemene opmerking van mevrouw Ouwehand. Ik herhaal om te beginnen over de hormoonverstorende stoffen en de bewijslast dat in mijn optiek het voorstel van de Europese Commissie ervoor zorgt dat het juist makkelijker wordt om aan te tonen dat ... Ik zeg het verkeerd: je hoeft daarin niet meer aan te tonen dat een stof hormoonverstorend is. Het is voldoende om de waarschijnlijkheid daarvan aan te tonen. Als het plausibel is dat een stof hormoonverstorend is, mag die stof in principe niet worden toegestaan. Zij verwijst daarbij ook naar de uitzonderingsgrond die daarvoor al aanwezig is in de bestaande regelingen. Ik ben overigens al ingegaan op de bewijslast in de brief die ik de Kamer eind december heb gestuurd.

Mevrouw Ouwehand vroeg ook of ik bereid ben om mij te scharen achter het voorstel van het Europees Parlement voor hormoonverstorende stoffen. Het kabinet streeft ernaar om hormoonverstorende stoffen te reguleren, zoals ook staat in het BNC-fiche dat zij in december heeft ontvangen. Wat mevrouw Ouwehand vroeg, betreft meerdere bewindslieden en die hebben allemaal aandacht voor de problematiek waarop zij wees.

Mevrouw Ouwehand vroeg wederom naar de neonicotinoïden. Volgens mij heb ik eerder aangegeven dat een totaal verbod op neonicotinoïden binnen het huidige juridische raamwerk van de Europese Unie geen optie is. De motie vroeg daar wel om en in die motie werd dus iets gevraagd wat niet kan.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg naar de aanlandplicht en of je daarop kunt reageren door de vismethoden te veranderen. Dat is natuurlijk juist de bedoeling van de aanlandplicht. Het zou moeten leiden tot andere vismethoden als het gebruik van grotere mazen en netten die het mogelijk maken om selectiever te vissen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om te doen wat mevrouw Koşer Kaya zegt. Het moet leiden tot aanpassingen en dat bespreek ik ook met de sector. Iedereen zal gemerkt hebben dat dit soms heel erg gevoelig ligt.

Mevrouw Dik-Faber vroeg naar de fosfaatreferentie. Het streven is om de zienswijze op de servicebrieven rond de zomer af te ronden. Dat is ruim op tijd voor de inwerkingtreding van het fosfaatrechtenstelsel. Voor het fosfaatreductieplan 2017, dit jaar dus, wordt met aanvullende peildata gewerkt. De informatie die daarvoor nodig is, wordt tijdig opgevraagd en komt veel eerder beschikbaar. Melkveehouders weten op basis van het i&r-systeem op zichzelf goed waar ze aan toe zijn. Ze weten hoeveel dieren er bij hen geregistreerd staan.

Ik heb de vraag van mevrouw Ouwehand laten liggen waarin zij vroeg om een reflectie op het brede landbouwbeleid. Ik zal dat heel kort doen, voorzitter! Mevrouw Ouwehand meende in eerste termijn te moeten zeggen dat ik in de kleine anderhalf jaar dat ik hier zit, vooral beleid heb gevoerd waar de traditionele landbouwpartijen heel blij mee waren. Ik heb dat niet altijd zo ervaren; laat ik het zo maar zeggen. Mevrouw Ouwehand en ik zijn het over de wenselijkheid van sommige veranderingen best eens, maar we verschillen weleens van mening over de manier waarop en de instrumenten waarmee we die verandering tot stand kunnen brengen. Zij heeft vaak gepleit voor dwingende ingrepen. Zo zag ik in haar verkiezingsprogramma staan dat de Nederlandse veestapel de komende vier jaar met 70% moet worden gereduceerd. Ik laat de vraag of dat realiseerbaar is maar even liggen.

Ik heb anderhalf jaar missionair op deze post gezeten – hoelang er demissionair bij komt, wacht ik af – en al die tijd heb ik nooit gedacht dat dwingende wet- en regelgeving de veranderingen tot stand zou brengen die mevrouw Ouwehand misschien maar ik in ieder geval zeker zou willen zien. Wet- en regelgeving kun je na verkiezingen altijd weer veranderen. Een verschuiving van de budgetten kun je na verkiezingen ook altijd weer ongedaan maken. Wat je niet kunt veranderen, is de maatschappelijke dynamiek. Die maatschappelijke dynamiek gaat evident in een bepaalde richting en die vraagt een verandering van de Nederlandse landbouw- en voedselsector.

Ik heb de afgelopen anderhalf jaar geprobeerd om die maatschappelijke dynamiek te versterken, omdat ik ervan overtuigd ben dat die doorgaat en dat we die niet kunnen terugdraaien. Consumenten vragen andere dingen van de Nederlandse voedselsector en van de Nederlandse landbouwsector. Ze vragen om verandering, verduurzaming en meer dierenwelzijn. Ze vragen om andersoortige producten, waaronder meer plantaardige producten. Dat zijn veranderingen die door zullen zetten en ik heb geprobeerd om daaraan een bijdrage te leveren. Ik denk dat dat veel meer oplevert, zeker op de lange termijn, dan continu met elkaar in de clinch liggen over de vraag of je wet- en regelgeving moet doorvoeren, waarvan je je moet afvragen of die überhaupt uitvoerbaar en politiek haalbaar is en die altijd weer kan worden teruggedraaid. Dat wat er nu gebeurt, de maatschappelijke dynamiek die is ontstaan rondom landbouw en voedsel en waaraan ook mevrouw Ouwehand een bijdrage heeft geleverd, kan niet meer worden teruggedraaid!

Voorzitter, met deze woorden zou ik dit laatste debat met deze Kamer willen afsluiten, maar natuurlijk niet nadat ik heb gezegd dat ik u in deze functie zeer zal missen. Maar ik ga ervan uit dat we elkaar nog vaak zullen tegenkomen.

De voorzitter:

Daar ga ik ook van uit.

Mevrouw Lodders heeft nog een korte vraag voor u.

Mevrouw Lodders (VVD):

Een procedurele vraag. Ik heb gevraagd naar de kabinetsreactie op en de inzet voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In de procedurevergadering is afgelopen dinsdag verzocht om de Kamer die inbreng te laten ontvangen voordat die naar de openbare raadpleging gaat. Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris daaraan gehoor zal geven.

De voorzitter:

Dat verzoek van de commissie in inmiddels onderweg. De brief daarvoor is verstuurd.

De heer Dijkgraaf met een korte vraag.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Misschien meer een opmerking.

De Staatssecretaris zei dat ik blijkbaar inzage heb gehad in het rapport omdat ik een citaat gaf. Ik zei: klopt het dat het rapport concludeert dat e-CMR minstens net zo betrouwbaar is als AGR-GPS? Dat was geen citaat, maar mijn eigen tekst, mijn eigen indruk van het rapport. Ik heb het rapport niet gezien, maar ik constateer wel dat de Staatssecretaris niet ontkent dat dat de conclusie is.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik bevestig ook dat niet, want ik citeer niet uit een vertrouwelijk rapport.

De heer Van Gerven (SP):

De Staatssecretaris heeft toegezegd, die casus van de 6.000 liter te bekijken. Lukt dat voor het VAO van morgen? Dat zou namelijk wel helpen. Dit is een uitnodiging. Lukt het niet, dan hoor ik het wel. Dit heeft namelijk wel gevolgen voor dat VAO.

Staatssecretaris Van Dam:

Als de heer Van Gerven dat zo meteen aanlevert, gaan we ons uiterste best doen om daarvoor te zorgen. Mits dat VAO niet midden in de nacht wordt gepland.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Om 19.30 uur, heb ik begrepen.

Staatssecretaris Van Dam:

Het staat dus al geagendeerd. We gaan ons uiterste best doen.

De voorzitter:

Morgenavond.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb nog een principieel punt over uitvoering van de door de Kamer aangenomen motie. De Staatssecretaris zegt dat het opnemen van een moratorium voor neonicotinoïden juridisch niet kan. Daar is discussie over; die laten we even liggen. Over een van die neonicotinoïden, imidacloprid, wordt dan in Europa gestemd als het gaat om de vraag of dat middel nog langer op de markt moet worden gehouden of niet. De Staatssecretaris heeft een uitspraak van deze Kamer in zijn zak dat we daar helemaal van af willen, en dan stemt hij toch voor verlenging van die toelating. Dat klopt niet, hoor.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik heb aangegeven dat er nog een beoordeling zal plaatsvinden door de Europese Commissie. Juist die nieuwe beoordeling is het moment om op basis daarvan beslissingen te nemen over nieuwe toelatingen. Dat er tussentijd verlengd wordt is één, maar het gaat juist om de nieuwe beoordeling die de Commissie nu uitvoert. Op basis daarvan kan een beslissing genomen worden. Dan bent u er vast wel weer bij om dat met het kabinet te bespreken wat daarop de inzet zou moeten zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb in de media gelezen dat Nederland heeft voorgestemd. Klopt dat niet? Dat ligt toch niet in lijn met wat de Kamer heeft gevraagd?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik ga het nog even na. Daarna informeer ik de Kamer daarover.

De voorzitter:

Ik heb een stuk gekregen van mevrouw Koşer Kaya. Dat stuk ga ik aan de Staatssecretaris overhandigen. Hij kan daar schriftelijk op antwoorden. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit overleg. Er is een VAO aangevraagd, dat morgen zal plaatsvinden, met als eerste spreker mevrouw Lodders. Houd het schema in de gaten.

De volgende toezeggingen zijn gedaan.

  • De Kamer ontvangt binnen enkele weken een brief over onredelijke gevolgen voor bedrijven die na overdracht niet langer als grondgebonden zijn geregistreerd bij de RVO.

  • De Staatssecretaris zal nagaan of dit binnen de huidige wetgeving kan worden opgelost. Zo niet, dan zal hij bekijken hoe het wel kan worden opgelost.

  • De Kamer ontvangt op korte termijn een brief over de bespreking van de gewijzigde voorstellen inzake de criteria voor hormoonverstorende stoffen.

De Staatssecretaris gaat voor het VAO van morgen de casus van de heer Van Gerven bekijken en de vraag van mevrouw Ouwehand beantwoorden.

Sluiting 18.10 uur.

Naar boven