28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 208 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2017

Met deze brief geef ik invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om een reactie op het bericht «Duitsland omzeilt afwaardering vrije uitloop ei».

Ik heb u in mijn brief van 27 januari 2017 geïnformeerd over het verlopen van de 12-wekentermijn voor vrije uitloopeieren (Kamerstuk 28 807, nr. 207). Voor een groot aantal vrije-uitloopbedrijven in Nederland is deze termijn op 1 februari 2017 afgelopen. Dat betekent dat de eieren van deze pluimveebedrijven door de ophokplicht – op grond van Europese regelgeving – vanaf 2 februari jl. niet meer kunnen worden verkocht als vrije-uitloopeieren, maar als scharreleieren moeten worden verkocht.

Met de pluimveesector, de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) en het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) zijn afspraken gemaakt over de werkwijze per 2 februari jl. Vanuit de pluimveesector heb ik begrepen dat de afnemers in de meeste gevallen geen meerprijs betalen voor de afgewaardeerde vrije-uitloopeieren.

Ik heb de afgelopen week nogmaals in een gesprek met Eurocommissaris Hogan gepleit voor een kortetermijnoplossing voor dit probleem via een derogatie van de regelgeving. In dat gesprek heeft Eurocommissaris Hogan aangegeven dat hij niet kiest voor deze kortetermijnoplossing, omdat daarmee het consumentenvertrouwen wordt geschaad. De Eurocommissaris heeft dit ook recent in een brief aan het Europees parlement bevestigd. Wel wil hij werken aan een structurele oplossing. Hij heeft aangegeven dat hij hier snel mee wil starten. Deze week heeft Nederland hierover al met de Europese Commissie overlegd en de Commissie heeft Nederland gevraagd concrete voorstellen in te dienen. Dat verzoek pak ik graag op. Vanzelfsprekend zal ik alle sectorpartijen betrekken.

Onder Nederlandse vrije-uitloophouders en handelaren in eieren was de afgelopen week onrust over de interpretatie van de regelgeving rond de 12-wekentermijn in sommige Duitse deelstaten, in het bijzonder Baden-Württemberg. De indruk bestond dat in deze deelstaten de 12-wekentermijn met behulp van een bijzondere constructie omzeild wordt. De ophokplicht zou voor een kortere tijd zijn opgeheven en vervolgens weer ingesteld, waarna een nieuwe 12-wekentermijn zou ingaan. Op deze manier zouden de eieren nog steeds als vrije-uitloopeieren in de handel gebracht kunnen worden. Ondanks het feit dat we de afgelopen week meerdere keren contact hebben gehad met deze deelstaat, heb ik tot op heden geen formele bevestiging dat deze werkwijze ook werkelijk wordt gevolgd en hoor daar tegenstrijdige berichten over.

De Europese Commissie heeft aangegeven dat de 12-wekentermijn wel meerdere keren per productiecyclus in werking kan treden, als dit gebeurt op basis van veterinaire noodzaak. Wanneer de ophokplicht echter alleen wordt opgeheven (bijvoorbeeld voor één dag) om de boeren te helpen de 12-wekentermijn te «omzeilen», vindt zij dat illegaal. Ik deel deze visie. Ik heb de vermeende werkwijze van sommige Duitse deelstaten ook met de Duitse Minister van Landbouw, dhr. Schmidt, besproken. Hij deelt het standpunt van de Europese Commissie. Ik ga er daarom vanuit dat Duitse deelstaten die gebruik maken van de constructie om de 12-wekentermijn te omzeilen, door het Duitse ministerie worden gewezen op de uitleg van de Europese Commissie.

In het schriftelijk verzoek vraagt uw Kamer «waarom Nederland niet kiest voor de Duitse oplossing». Het intrekken en even later weer instellen van de ophokplicht kan ik niet met veterinaire argumenten onderbouwen en is daarom geen optie.

In sommige delen van Duitsland is de ophokplicht beperkt tot risicogebieden. Ook het Verenigd Koninkrijk overweegt een dergelijke strategie. Met name waterrijke gebieden met veel watervogels zijn risicogebieden wat betreft de insleep van vogelgriep. Er zijn in Nederland gebieden met minder en meer water, maar het is in Nederland nagenoeg onmogelijk om watervogel-arme gebieden aan te wijzen. De Gelderse Vallei en de Veluwe, zijn gelukkig relatief watervogel-arm. Maar dit is wel een zeer pluimveedicht gebied. De consequenties van een vogelgriepuitbraak zouden hier enorm zijn. Ik vind het daarom ook in dit gebied nog niet verantwoord de ophokplicht op te heffen. Het beperken van de ophokplicht tot risicogebieden vind ik in Nederland niet verantwoord.

Op 25 januari jl. bemonsterde levende wilde watervogels zijn nog positief getest op het hoogpathogene H5N8-virus, evenals een op 1 februari jl. dood gevonden wilde watervogel. Daaruit blijkt dat het virus nog steeds onder wilde watervogels circuleert. Ik heb de deskundigengroep dierziekten gevraagd de komende week opnieuw een risicobeoordeling te geven van de situatie in Nederland. Op basis van dit oordeel evalueer ik de vogelgriepregels, waaronder de ophokplicht. Ik zal u over de resultaten informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven