21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 791 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 juni 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 9 april 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over de Landbouw- en Visserijraad op 14 en 15 april 2014.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Graus

Griffier: Van Bree

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bosman, Dik-Faber, Dikkers, Van Gerven, Geurts, Graus, Lodders en Ouwehand,

en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad en heet de mensen op de tribune, de kijkers en luisteraars via de digitale netwerken, de Staatssecretaris en de Kamerleden welkom. De Landbouw- en Visserijraad zal plaatsvinden op 14 en 15 april aanstaande. De heer Van Gerven van de Socialistische Partij heeft al een VAO aangekondigd. We gaan dus mogelijk naar de plenaire zaal, maar misschien hoeft dat niet. Dat zal van de Staatssecretaris en de heer Van Gerven afhangen. Het VAO zal aansluitend aan dit overleg plaatsvinden. We zullen dan ook meteen stemmen. We stemmen dan ook over het AO Mestbeleid en het VAO Mestbeleid, die al eerder gehouden zijn.

Ik stel een spreektijd van zes minuten per fractie voor. De VVD krijgt dus twee keer drie minuten. De VVD-leden moeten zelf beslissen hoe ze dat verdelen. Voorlopig sta ik één interruptie toe. Mocht er een heel dringend geval zijn, dan kunnen we alsnog besluiten om nog een extra interruptie toe te staan.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. De Staatssecretaris heeft in de geannoteerde agenda geschreven dat zij de Kamer tijdens dit overleg zal informeren over het pakket van elf gedelegeerde handelingen, waarin de vier basisverordeningen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nader uitgewerkt zijn. Afgelopen maandag heeft het Europees Parlement hierover gestemd. Inzake de directe betalingen heeft de Europese Commissie besloten de wegingsfactor voor stikstofbindende gewassen in de ecologische focusgebieden te verhogen van 0,3 naar 0,7. De Commissie heeft deze aangepast, omdat een aantal Europarlementariërs in de Landbouwcommissie heeft gedreigd een aantal gedelegeerde handelingen te verwerpen als de administratieve lasten niet verkleind zouden worden. De VVD vindt het een goede zaak dat dit onderdeel is aangepast, maar is met het oog op de administratieve lasten bezorgd over de andere handelingen. Kan de Staatssecretaris per gedelegeerde handeling aangeven hoe het staat met de administratieve lasten en of deze aanpassing behoeven, net zoals eerder gebeurd is bij de directe betalingen? Dit mag schriftelijk. Wanneer wordt het pakket aan handelingen in stemming gebracht in de Raad? De verleiding is groot om op de uitwerking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in te gaan, maar ik zal dat op dit moment niet doen vanwege de reeds toegezegde brief.

In het verslag van het schriftelijk overleg heb ik kunnen lezen dat de Staatssecretaris met de Europese Commissie zoekt naar praktische oplossingen inzake de producenten- en brancheorganisaties. Wat is de voortgang hiervan?

We hebben ook kunnen lezen dat de Europese Commissie een werkgroep voorbereidt die zich moet buigen over de problematiek van de vogelgriep. Kan de Staatssecretaris het tijdpad hiervan schetsen?

De VVD heeft al vaker stilgestaan bij de vierdageneis. Verscheidene zeugenhouders ervaren problemen met deze eis. Afgelopen week stond hierover weer een rapportage in Boerderij. De Staatssecretaris zou een extern team laten kijken naar de vierdageneis. De VVD hoort graag wat de stand van zaken is. Is de Staatssecretaris bereid om een beweging te maken ten aanzien van dit dossier? De eis lijkt namelijk ten koste te gaan van diergezondheid en dierenwelzijn.

De VVD is blij dat de voorgenomen verhoging van de kadavertarieven met 40% van de baan is. Kadavertarieven stijgen nu minder hard dan eerst het geval zou zijn. Hoe staat het met de nieuwe toetreders tot de kadavermarkt? Die hebben namelijk ook invloed op de minder hoge prijsstelling.

De Kamer heeft twee voortgangsrapportages ontvangen over het plantgezondheidspakket en de VVD is zeer tevreden over de inzet van de Staatssecretaris op dit dossier.

De voorstellen van het Europees Parlement om het huidige open fytosanitaire importsysteem om te zetten naar een gesloten systeem, kunnen niet op steun van de VVD rekenen. De Nederlandse telers zijn gebaat bij een open systeem, omdat zij gebruik maken van teeltmaterialen uit andere landen. Door de handelsstromen te beperken tot een positieve lijst, worden telers ernstig belemmerd in de ontwikkeling naar onderzoek en innovatie. De VVD heeft dan ook zorgen over de stemming hierover in het Europees Parlement volgende week. Wat is het krachtenveld in de Raadswerkgroep en welke stappen zet de Staatssecretaris om de plenaire stemming van het Europees Parlement te beïnvloeden? Hoe ziet de Staatssecretaris de rol van de Kamer? Mijn collega De Liefde heeft als rapporteur van het plantgezondheidspakket reeds een actieve lobby gevoerd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een korte vraag. Hoor ik de VVD-fractie nu werkelijk aan een lid van het kabinet vragen om de meningsvorming in het Europees Parlement te beïnvloeden? Is dat geen zelfstandige entiteit die zelf moet weten waar men de informatie vandaan haalt om vervolgens verstandig te besluiten?

Mevrouw Lodders (VVD): Volgens mij is hier al meerdere keren in de Kamer over gesproken. De Staatssecretaris krijgt vaker een verzoek mee. Zo is ook deze vraag bedoeld.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. In de geannoteerde agenda schrijft de staatsecretaris dat de stabilisering van de politieke situatie in Madagaskar aanleiding is om de onderhandelingen over een nieuw visserijprotocol op te starten. De uitgangspunten van het mandaat zijn gebaseerd op de evaluatie van het huidige visserijprotocol. DG MARE relativeert de conclusies van de evaluatie, aangezien deze maar een zeer kort tijdsbestek beslaan en de economische effecten voor beide partijen niet goed te kwantificeren zijn. Deelt de Staatssecretaris de kritiekpunten van DG MARE aangaande het evaluatieonderzoek? Vindt zij de evaluatie een goede basis om in stemmen met de start van de onderhandelingen over het protocol, ondanks de twijfels van DG MARE over de waarde van de conclusies?

Deze week verscheen het bericht dat uit een nieuwe studie die is uitgevoerd in opdracht van het EP naar de gevolgen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), blijkt dat 85% van de platvisvloot op de Noordzee aanmerkelijk getroffen zal worden door de introductie van de aanlandplicht. De VVD is zeer geschrokken van deze uitkomst en wil weten hoe de Staatssecretaris hier tegenaan kijkt. Betrekt zij deze uitkomsten bij de uitwerking van de aanlandplicht in Nederland? In datzelfde rapport wordt namelijk gesproken over compenseren van de extra kosten en het compenseren van het verlies aan vismogelijkheden. De kosten van de aanlandplicht en de bijkomende kosten van bewaren, behandelen en verwerken moeten inzichtelijk zijn om de economische haalbaarheid van de aanlandplicht als framework neer te zetten en duidelijk te maken welke economische stimulans er gecreëerd dient te worden. Quota-uitwisseling moet mogelijk zijn en de controle op de uitvoering in heel Europa moet optimaal zijn. Dit zijn allemaal voorwaarden die de EU zelf benoemt en die voor de VVD uitgewerkt moeten zijn voordat de aanlandplicht daadwerkelijk in uitvoering kan worden genomen. Is de Staatssecretaris dit met mij eens?

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Het Europees landbouwbeleid is er om Europese boeren te ondersteunen en innovatie en verduurzaming te stimuleren. Het CDA wil dat bij de Nederlandse invulling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de concurrentiepositie van de Nederlandse boeren en tuinders leidend is. Het is daarom belangrijk om oog te hebben voor de invoering in andere lidstaten. Heeft de Staatssecretaris een beeld van hoe bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk en België de vergroening invullen? Het CDA heeft de indruk dat andere lidstaten de vergroening ruim gaan invullen en in de komende periode gekoppelde betalingen gedeeltelijk toestaan, om zo geleidelijk mogelijk toe te gaan naar een gelijke hectarepremie. Is de Staatssecretaris daarom bereid om haar huidige inzet voor de implementatie van het GLB te herzien? We hebben daarover in de Kamer al een discussie gehad. Is de Staatssecretaris bereid om af te zien van het werken met ingewikkelde pakketten en om de invulling van de EFA's, de Ecological Focus Areas, ruim te definiëren? Is er daarnaast inmiddels meer duidelijkheid over de invulling van de EFA's voor eiwitgewassen? Mag vlas als eiwitgewas geteeld worden? Is de Staatssecretaris bereid om toe te staan dat in de ecologische focusgebieden groenbemesters worden geteeld? Zoals de Staatssecretaris zelf in haar antwoorden van 20 maart stelt, is het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsproducten noodzakelijk voor de teelt van eiwitgewassen, ook in die ecologische focusgebieden. Het CDA verzoekt de Staatssecretaris daarom het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen toe te staan en hiervoor geen ingewikkelde regels en controle op te tuigen. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

Dan heb ik nog een vraag over de relatie tussen de vergroening en het agrarisch natuurbeheer. Krijgen de boeren geen vergroeningspremie voor de hectares waarop zij aan agrarisch natuurbeheer doen? Hoe kunnen we voorkomen dat meedoen aan agrarisch natuurbeheer minder interessant wordt omdat de vergroeningspremies op het spel staan? Wordt het agrarisch natuurbeheer in de voorgestelde regeling voldoende beloond, zodat dit het verlies van de vergroeningspremies compenseert?

Kalverhouders, vleesveehouders en aardappelzetmeeltelers gaan er in de plannen van de Staatssecretaris tot op heden enorm op achteruit. Ook hierover hebben we al eens een discussie gevoerd. De Kamer heeft de Staatssecretaris daarop aangesproken en daarom zou ze in gesprek gaan met deze sectoren en partijen. Hoe staan deze gesprekken ervoor? Hoe gaat de Staatssecretaris de klap voor deze sectoren verzachten? Wordt ook gekeken naar de mogelijkheden voor een geleidelijke afbouw van de gekoppelde steun? Een paar maanden geleden heb ik dat al eens het Ierse model genoemd. Wat gaat de Staatssecretaris nu daadwerkelijk doen om ervoor te zorgen dat deze bedrijven niet massaal failliet gaan of naar het buitenland moeten vertrekken?

Ten aanzien van het extensief houden van runderen wil het CDA duidelijkheid over de hoogte van de premie. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de beoogde graasdierpremie continuïteit biedt ten opzichte van de huidige inkomensondersteuning?

Dan kom ik op het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Het CDA heeft altijd gezegd dat dit geld op het boerenerf terecht moet komen, en de Staatssecretaris heeft dat beaamd. Het CDA wil daarom hiervoor een garantie in het nationale programma dat naar de Commissie wordt gestuurd. Kan de Staatssecretaris garanderen dat de zogenaamde POP-gelden op het boerenerf terechtkomen? In het voorgestelde POP is geen ruimte gemaakt om de kwetsbare sectoren innovatieve ondersteuning te geven, terwijl de Staatssecretaris nog geen andere manier heeft aangedragen om deze sectoren te ondersteunen. Iedereen ziet dit probleem aankomen en ik hoop dat de Staatssecretaris daar voortvarend op wil anticiperen.

Dan kom ik op de jonge boeren. Er komt binnenkort een brief naar de Kamer over de wijze waarop de Staatssecretaris een aantal dingen voor het GLB neerzet. Wil de Staatssecretaris in die brief ook een overzicht geven van wat het kabinet precies voor de jonge boeren kan betekenen en, als het mogelijk is, ook wat de diverse provincies van plan zijn? Als de provincies het om wat voor reden dan ook niet kunnen, dan kunnen we bekijken wat de Kamer mogelijk kan repareren.

We hebben deze week documenten ontvangen over de wet die de productschappen, de bedrijfschappen, gaat afschaffen. Minister Kamp had mij en de Kamer al toegezegd om gelijk ook de blauwdruk voor de PO's en de IBO's, de producentorganisaties en de interbrancheorganisaties, mee te sturen. Helaas kon ik die in de documenten niet vinden. Wanneer komt die naar de Kamer?

Hoe lopen de gesprekken over het toestaan van de geboortehulp?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De laatste maanden zijn er veel voedselschandalen geweest die het vertrouwen van consumenten in voedsel flink onder druk hebben gezet. Alom klinkt de roep om meer en beter toezicht en hogere boetes, maar dit lost het onderliggende probleem niet op. Als boerenbedrijven in de voedselketen werken met te krappe marges, dan kan de focus gauw verschuiven naar maximalisatie van productie. Dat kan ten koste gaan van voedselveiligheid. De ChristenUnie heeft er eerder voor gepleit dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) niet alleen kijkt naar de consumentenprijs, maar ook toeziet op een eerlijke margeverdeling in de keten. Daarvoor loopt nu ook een onderzoek in de pluimveesector. De ChristenUnie wil dat daarnaast een verbod op verkoop onder de kostprijs wordt ingevoerd. Dit is niet alleen goed voor de boeren, maar ook voor het behoud van het diverse aanbod van kwalitatief goed voedsel. De consument vaart er dus wel bij. De Staatssecretaris geeft aan dat Europese regels dit belemmeren. In Duitsland geldt dit verbod in ieder geval tot 2017. Waarom kan in Nederland niet wat in Duitsland wel kan? Ook België wil graag vasthouden aan een verbod en Ierland wil het ook graag invoeren. Reden genoeg om in Nederland aan de slag te gaan en dit onderwerp ook in Europa prominent op de agenda te zetten. Is de Staatssecretaris bereid om de mogelijkheden van een verbod op verkoop onder de kostprijs te laten onderzoeken? Laten we hierbij ook kijken naar de mogelijkheden die de Europese regelgeving ons wel biedt.

Vorige week ontving de Kamer een brief over het derde plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3). De Staatssecretaris wil dit programma eind deze maand al indienen bij de Europese Commissie. Als Kamer spreken we hier echter voor die tijd niet meer over, vandaar dat ik mij permiteer om er nu een paar vragen over te stellen. De Staatssecretaris weet natuurlijk dat het mij vooral gaat om de jongeboerenregeling. Ik ben blij dat er weer een landelijk dekkende regeling komt. Ik begrijp ook dat er per provincie accentverschillen aangebracht kunnen worden. Waar moet ik dan aan denken? Wat zijn de regionale behoeften waar de Staatssecretaris het in de brief over heeft? Mag ik ervan uitgaan dat mijn motie wordt uitgevoerd en dat er inderdaad een nationaal gelijk speelveld zal zijn zonder provinciale koppen waar jonge boeren aan moeten voldoen? De provincies zullen nog in gesprek gaan met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) over de invulling. Kan de Staatssecretaris daarover een terugkoppeling geven aan de Kamer? Kan de Staatssecretaris een tabel sturen met daarin de nationale cofinanciering voor alle POP-maatregelen, uitgesplitst naar Rijk en provincies?

Verder ben ik blij met de mogelijkheden voor het ondersteunen van stadslandbouw. Hiermee kunnen we de landbouw weer wat dichter bij de burger brengen.

In januari heb ik in het AO gevraagd naar de uitvoering van de motie-Dik-Faber/Van Dekken over de beperking van de transporttijd van kalveren en het nemen van maatregelen om meer grip te krijgen op de omstandigheden waaronder kalfjes in herkomstlanden opgroeien. De Staatssecretaris heeft toen toegezegd dat ze begin februari een brief zou sturen. Inmiddels is het twee maanden later en is er nog geen brief. Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd?

Kan de verordening over diergezondheid straks ook helpen om de gezondheid van kalfjes in herkomstlanden te verbeteren? De import van kalveren uit Polen en Litouwen is als gevolg van de Afrikaanse varkenspest flink gedaald. Waar halen we nu onze kalveren vandaan? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het rapport van het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving (LIS) waarin gepleit wordt voor regionalisering van de kalversector in Europa? Is de Staatssecretaris het met mij eens dat het goed is om de kalversector juist in Nederland te houden en hier verder te werken aan de diergezondheid en de vermindering van het antibioticagebruik? We zijn in Nederland immers op de goede weg in vergelijking met andere landen. Is de Staatssecretaris ook bereid om de kalversector hierbij extra te ondersteunen via het GLB, zoals België, Frankrijk en Denemarken ook doen? Ik vraag in dit verband ook aandacht voor de vleesveesector. We moeten echt voorkomen dat de productie zich naar het buitenland verplaatst als gevolg van de wijze waarop wij in Nederland het GLB implementeren.

Dan kom ik op de vergroening van de eerste pijler. De ChristenUnie is altijd voorstander geweest van een flexibele, ambitieuze vergroening. Hierover is ook een motie van mijn hand aangenomen, die leidend is geweest bij de kabinetsinzet. Nu steeds meer details bekend worden over de uitvoering van de vergroeningsmaatregelen, wil ik voorkomen dat we het doel van enerzijds ambitie en anderzijds flexibiliteit uit het oog verliezen. Wat de ambitie betreft, zie ik graag dat de boeren die nu aan agrarisch natuurbeheer doen, worden gestimuleerd om dit te blijven doen, ook als ze straks aan de vergroeningseisen moeten voldoen. Ze moeten dan een stapje verder gaan met het agrarisch natuurbeheer. Er wordt echter nogal wat rompslomp verwacht door de dubbele betalingen voor vergroening en agrarisch natuurbeheer. Wat gaat de Staatssecretaris doen om te stimuleren dat boeren toch dat stapje extra zetten? Voor de invulling van de vergroening wil ik hier nogmaals pleiten voor het opnemen van vanggewassen, zoals afrikaantjes, om het gebruik van ontsmettingsmiddelen, zoals metam-natrium, te voorkomen. Ik herinner de Staatssecretaris aan de motie die daarover is aangenomen.

Over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en mest in de ecologische focusgebieden is mijn fractie kritisch. Enerzijds moet er ruimte zijn voor flexibiliteit, bijvoorbeeld voor groenbemesters en eiwitgewassen, anderzijds moeten er wel restricties zijn. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover? Welke ruimte wil zij laten?

Tot slot kom ik op de nitraatrichtlijn. We hebben hierover de afgelopen weken veel gesproken, zelfs gistermiddag nog. Bij mij zit onbehagen over het proces rond het verkrijgen van de derogatie en de wijze waarop de nitraatrichtlijn in de praktijk wordt toegepast. We moeten de komende vier jaar een stevige discussie voeren binnen de EU, om te kijken hoe we met het mestbeleid vanuit Brussel meer op doelen kunnen sturen. Dit doen we al bij de Kaderrichtlijn Water. Dit zouden we wat de ChristenUnie betreft ook bij de nitraatrichtlijn moeten doen. Is de Staatssecretaris bereid om bij de Landbouw- en Visserijraad een voortrekkersrol te nemen? Ik vraag dat expliciet voor de komende jaren, omdat ik signalen krijg dat we dit debat alleen voeren als het de derogatie betreft, dus eens in de zoveel jaar. Laten we de komende jaren benutten om dit debat in Europa aan te slingeren.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Van Gerven. Ik weet dat hij altijd, heel correct, een stopwatch bij zich heeft, die hij nu gaat activeren.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Allereerst vindt de SP dat foie gras, dat door dwangvoederen tot stand komt, onacceptabel is. Die dieren krijgen een pijp in de strot waardoor het voedsel naar binnen wordt geperst. Wat vindt de Staatssecretaris van deze praktijk? Foie gras zou niet verkocht en verhandeld moeten worden in Nederland. De reactie van de Staatssecretaris op die praktijken is onbevredigend. Zij verschuilt zich achter juridische twijfel. Kan ze wat meer moed aan de dag leggen en in het kader van de in de Kamer aangenomen motie een verbod in Europa bepleiten? Wil zij de Raad van State vragen om de mogelijkheden tot een importverbod te beoordelen op juridische houdbaarheid? Wil ze ook aan de Raad van State vragen om de mogelijkheid te beoordelen om middels een torenhoge omzetbelasting de facto een moratorium op foie gras te bewerkstelligen?

Dan kom ik op het fiche verordening en richtlijn fokkerij. Onderschrijft de Staatssecretaris dat medisch gezonde dieren zonder inbreuk op hun welzijn het hoofddoel moeten zijn? Dus geen kippen die niet op hun poten kunnen staan, geen dieren die structureel keizersneden moeten ondergaan, enzovoorts. Gaat de Staatssecretaris dit inbrengen? De SP is van mening dat Nederland zelf strengere wetgeving moet kunnen inzetten zonder teruggefloten te worden. Wat zijn daartoe de mogelijkheden? De inzet om de gedelegeerde handelingen in de verordening te krijgen, lijken me zeer terecht. In een aangenomen motie hebben we gevraagd paard, pony en ezel toe te voegen aan artikel 19 van het Besluit gezelschapsdieren, zodat zij onder de reikwijde van het gezonde fokbeleid vallen. Doorkruist de Europese regelgeving dit streven? Waar blijft het aangepaste besluit waar we al zo lang op wachten?

De inschrijving van dieren in stamboeken valt ook onder de regelgeving. Het probleem met stamboeken is nu juist dat er wordt gefokt op andere zaken dan gezondheid en welzijn van het dier, bijvoorbeeld de Friese paarden die stamboekerkenning hebben maar compleet, ziekelijk doorgefokt zijn. Wil de Staatssecretaris zich inspannen voor het opnemen van een gezond fokkerijbeleid en een gezond dierenwelzijnsbeleid als voorwaarde voor stamboekerkenning?

Ik ga verder met het diergezondheidspakket. Zet de Staatssecretaris zich in voor het centraal stellen van de intrinsieke waarde van het dier? Gaat de Staatssecretaris zich inspannen voor preventieve vaccinaties? Is haar uitgangspunt dat er zo min mogelijk dieren gedood moeten worden bij dierziekten en dat dit doden op een zo humaan mogelijke wijze moet gebeuren? Pleit zij ook voor het opnemen van de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen in de verordening zelf? Gaat ze inzetten op het erkennen van goede dierenwelzijnspraktijken als ziektepreventie? Denk daarbij ook aan het verminderen van antibioticagebruik, het verbeteren van veehouderijpraktijken en het verminderen van diertransporten. Voorkomen is immers beter dan genezen.

Dan kom ik op het visserijdossier. Wil de Staatssecretaris zich bij visserijakkoorden inzetten voor de lokale bevolking van Madagaskar en voor de bescherming van het ecosysteem? Madagaskar behoort tot de tien armste landen ter wereld en de visserij vormt een belangrijke bron van voedselvoorziening voor de bevolking aldaar. 85% van de bevolking leeft onder de armoedegrens en twee derde van hen weet eigenlijk niet eens of ze de volgende dag wel te eten hebben. Gaat de Staatssecretaris zich voor hen inzetten? De bewoners moeten toezien hoe gesubsidieerde Europese megaschepen door de visserijakkoorden de zee leegscheppen en de natuur schaden. De mensen vissen daar letterlijk achter het net, de Europese burger mag deze deal subsidiëren en de steenrijke eigenaars van de megaschepen zijn de lachende derde. De Staatssecretaris is van plan om het onderhandelingsmandaat voor het visserijakkoord met Madagaskar kritiekloos te accorderen. Ik zou graag zien dat zij zich meer inzet voor de lokale bevolking en de natuur, en voor meer transparantie bij de visserijakkoorden. Voorganger Henk Bleker heeft zich ...

De voorzitter: Er is een interruptie van de heer Bosman

De heer Van Gerven (SP): Nog één zin, voorzitter. Misschien kan de Staatssecretaris inspiratie opdoen bij de Evert Vermeer Stichting; haar wel bekend uiteraard.

De heer Bosman (VVD): De heer Van Gerven sprak over gesubsidieerde visserij. Ik ben benieuwd welke subsidies dat zijn.

De heer Van Gerven (SP): Met dit akkoord wordt natuurlijk subsidie gegeven. Ik ken de exacte percentages niet uit mijn hoofd, maar er gaat heel veel subsidie naar de visserij. Laat daar geen misverstand over zijn!

De heer Bosman (VVD): Er wordt nu gedaan alsof de visserijsector allemaal subsidies krijgt: de gesubsidieerde visserij. De heer Van Gerven spreekt over Madagaskar, maar heeft geen idee wat het zal zijn. Is het subsidie of praten we over het aannemen van mensen op schepen?

De heer Van Gerven (SP): Ik heb het over de subsidie in het algemeen. In Madagaskar wordt ook subsidie gegeven om die deal mogelijk te maken, terwijl dat eigenlijk niet aan de orde is. We kunnen ook kijken naar Spanje of andere landen, waar heel veel subsidie naartoe gaat om de visserij daar het hoofd boven water te laten houden. Als we kijken naar de filosofie van de VVD, dat het bedrijfsleven zichzelf moet bedruipen en dat er vooral geen subsidie naartoe moet, en als we dan kijken naar de visserij, dan is er sprake van het meten met twee maten.

Het nog lopende akkoord met Madagaskar is volgens experts van de internationale maatschappelijke organisatie Blue Ventures een van de slechtste contracten in de regio. De contracten komen volgens hen vaak op een niet-transparante en oneerlijke manier tot stand. Het gebrek aan macht van een van de armste landen in de wereld heeft geresulteerd in een voor hen slechte deal. Ze kregen 1,5 miljoen voor 96 vaartuigen. Onderzoekers van de universiteit van British Columbia en de Wereldbank hebben het akkoord met Madagaskar onderzocht en hebben geconcludeerd dat er ethische vraagtekens bij te zetten zijn. Madagaskar is er hard op achteruitgegaan. Vergeleken met 1986 vist de EU 30% meer en betaalt 20% minder. Dat is in tegenspraak met het Europese beleid, dat luidt dat de akkoorden ten goede moeten komen aan het ontwikkelingsland. Vindt de Staatssecretaris die ontwikkeling terecht? De natuurlijke rijkdom van een van de armste landen ter wereld wordt voor een habbekrats gegeven aan de rijke scheepsmagnaten, en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking mag een pleister plakken met haar gedecimeerde ontwikkelingsbudget.

Ik heb zorgen over de bijvangsten en de impact op de natuur. De langelijnvisserij op zwaardvissen is berucht om de bijvangst van albatrossen, zeeschildpadden en bedreigde haaiensoorten, waaronder de zeer bedreigde blauwe haai. Kan de Staatssecretaris bewijs overleggen dat het visserijakkoord niet tot overbevissing op tonijnsoorten leidt, zoals de albacore tonijn? Wat gaat ze doen tegen de negatieve bijeffecten op het ecosysteem en de bijvangst van haaien, vogels en schildpadden?

De voorzitter: Wilt u afronden, want u zit aan het einde van uw tijd.

De heer Van Gerven (SP): Komt er wederom een quotum voor de bijvangst aan haaien en bedreigde haaien? Spant de Staatssecretaris zich in voor een streng quotum? Zou dat eigenlijk niet op nul moeten staan, gezien de bedreigde status van de haaien?

Mag ik nog een positief punt noemen ter afsluiting?

De voorzitter: Als het heel kort en snel kan.

De heer Van Gerven (SP): De 20 mijlszone staat ook in dit akkoord. Ik stel voor om dit als standaard op te nemen voor nieuw akkoorden.

De heer Geurts (CDA): Ik kon het niet zo snel vinden, maar ik heb het wel gelezen. Ik sloeg ook aan op het feit dat de heer Van Gerven de visserijsector allerlei verwijten maakt over de subsidies. Bij Madagaskar is heel duidelijk dat de sectorale steun wordt besteed aan het ontwikkelen van kwaliteitscontrolesystemen voor visserijproducten en aan het uitvoeren van controles op zee. Dat is een heel ander feit dan dat de heer Van Gerven noemde.

De heer Van Gerven (SP): Met dat geld wordt de mogelijkheid geschapen dat megatrawlers de zee leegvissen. Ik heb de cijfers van de negatieve trend genoemd. Madagaskar is een voorbeeld, maar er gaat bijvoorbeeld heel veel subsidie naar de visserijsector in het kader van het Europese beleid.

De heer Geurts (CDA): Ik ben zeker niet tevreden met dit antwoord, want het klopt voor geen meter. Dat laat ik echter aan de geachte afgevaardigde van de SP over.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Madagaskar, over het algemeen niet eens in staat om zijn eigen overheidsuitgaven te controleren, moet straks ook op zee gaan controleren met behulp van ontwikkelingsgeld. Ik heb daar een hard hoofd in. De stabilisering van de politieke situatie zou aanleiding geven tot onderhandelingen over een nieuw protocol. Ik snap wel dat er politiek gezien geen bezwaar tegen is, maar de stand van de tonijn is natuurlijk verre van stabiel. De maximum yield is inmiddels gerealiseerd, maar dat kwam veel meer doordat niemand meer durfde te vissen vanwege de piraterij, dan dat er zo'n duurzaam visbeheer was. Wij maken ons grote zorgen. Kunnen de nieuwe afspraken in het kader van het protocol voldoende gehandhaafd worden, zodat er daadwerkelijk verduurzaming van de visserij optreedt? Madagaskar is niet in staat zijn eigen overheidsuitgaven te monitoren. Europa geeft het land een zak geld, zodat wij in zijn wateren mogen vissen. Met dat geld moet Madagaskar ervoor zorgen dat de controle op zee op gang komt. Hoe ziet die controle op zee er dan uit? We hebben dit debat al eerder gehad. Het is net alsof de Staatssecretaris zegt: het is aan Madagaskar om dat te doen; daar gaan wij niet over, want wij hebben een deal met de regering van Madagaskar. Ik heb daar niet zo veel vertrouwen in. Hoe kan de Staatssecretaris mij hier comfort – het woord van 2014 – in bieden?

Er is kritiek op de relatief positieve evaluatie van COFREPECHE, want die betreft een korte periode. Hoeveel waarde moeten we daar überhaupt aan hechten? Is die niet veel te veel een momentopname? De conclusie dat zowel Madagaskar als de EU zal profiteren van dit verdrag, is volgens DG MARE zelfs nog maar de vraag. Men kan dat namelijk heel slecht beoordelen. Het begint een rituele dans te worden met de SP, de Partij voor de Dieren en andere collega's. We zeggen iedere keer dat we er eigenlijk niet zo gelukkig mee zijn. Dan zegt de Staatssecretaris op haar beurt dat het de verantwoordelijkheid van de landen zelf is om ervoor te zorgen dat het goed komt; of het nu gaat om de kust van West-Afrika of om Madagaskar. Het geeft mij helemaal geen houvast. Iedere keer zegt de Staatssecretaris: als het moet, dan moet het. Ik wil gewoon meer. Ik wil dat de Staatssecretaris zich in Europa hard maakt voor een beter handhaafprotocol of beter toezicht, zodat we ervoor zorgen dat dit niet ten koste gaat van de mensen in Madagaskar en de kwetsbare natuur.

Ik ben benieuwd naar de randvoorwaarden bij het protocol. Denkt de Staatssecretaris bijvoorbeeld aan een aanlandplicht? Ik wil ook graag weten welk bedrag ermee gemoeid is.

Ik ga gauw door, want ik heb nog een punt over vis, namelijk de bruinvis in Katwijk. Ik lijk wel van de Partij voor de Dieren. De bruinvis raakt bij staandwantvisserij verstrikt in de verticale netten. De gemeente Katwijk heeft 100 vergunningen afgegeven. Dat lijkt mij een beetje veel. Het is toch niet de bedoeling dat er op grote schaal bruinvissen in de netten zitten? De Staatssecretaris zal ongetwijfeld zeggen dat het een gedelegeerde bevoegdheid is en dat het aan de gemeente is. Kan de Staatssecretaris zich eens met de gemeente Katwijk verhouden om te kijken of dit gaat zoals is afgesproken? Wij snappen best dat staandwantvisserij als onderdeel van de cultuurhistorie een plek moet hebben, maar dit lijkt me niet de bedoeling.

Ik ga door naar de biologische landbouwproducten. Er is een voorstel voor een verordening. Bij veel punten staat dat de Commissie gedelegeerde handelingen vaststelt. De macht van de lidstaat verhuist naar de Commissie. Past dat wel bij de biologische landbouw, die eigenlijk alleen in Nederland al heel erg divers is? Het is een beetje one size fits all. Volgens mij past dat niet zo bij die sector. Kan de Staatssecretaris mij uitleggen hoe in Brussel geregeld wordt dat ook de diversiteit van de sector gewaarborgd blijft, en dat het niet een grote bulk is waaraan al die sectoren moeten voldoen?

Dit weekend werden wij opgeschrikt doordat er weer werd gestunt met vlees. Mijn collega van de ChristenUnie begon er ook al over. Ik zag de Staatssecretaris meteen al in een reactie op nu.nl zeggen dat ze vanwege Brusselse regelgeving niet kan zeggen dat er geen vlees onder een minimumprijs verkocht mag worden. Ik wil graag weten welke Brusselse regel dat dan betreft, misschien liever per brief dan hier mondeling. Welke regel zouden wij hiermee dan schaden? Ik krijg ook graag, maar dat kunnen wij als Kamer natuurlijk ook doen, een handelingsperspectief voor de wijze waarop we die regel kunnen veranderen. Het kan niet zo zijn dat wij allerlei prachtige duurzaamheidsinitiatieven in het leven roepen, dat de boeren zich helemaal het schompes werken om dat allemaal te realiseren en dat de supermarkten die processen tenietdoen door constant te stunten met vlees.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben heel blij met deze vraag van de Partij van de Arbeid. Mag ik op basis daarvan concluderen dat een verbod op verkoop onder de kostprijs ook een richting is waar de Partij van de Arbeid aan denkt?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Je wilt eigenlijk dat het niet met een verbod moet, maar dat zo'n grootwinkelbedrijf zich realiseert dat het echt achterlijk is om dat te doen, omdat men daarmee al die processen ondermijnt. Het is een laatste redmiddel. Alles wat je verbiedt, moet je handhaven. Daar maak ik me ook wel zorgen over.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben toch wel heel blij met deze woorden van de Partij van de Arbeid. Ik proef bereidheid om hierover mee te denken. We moeten nog kijken naar de precieze uitvoering en naar de wijze waarop het uitwerkt, maar ik ben blij met de richting die de Partij van de Arbeid nu ook inslaat.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ga gauw door. Gisteren lazen we in de Volkskrant over een Europol-onderzoek naar fraude in de voedselketen; over nepvoedsel. Wat doet de Staatssecretaris daaraan in Europees verband? Kan ze dit aankaarten in de Raad om te kijken of er misschien gezamenlijk kan worden opgetreden? Misschien wordt dat al gedaan. In dat geval zie ik graag een overzicht van de stappen die tot nu toe gezet zijn. Ik ben er erg van geschrokken dat in Engeland 30% van de etiketten niet blijkt te kloppen, dat we in Nederland helemaal nog geen beeld hebben van hoe die cijfers eruitzien en dat maïs omgekat wordt van niet-biologisch naar biologisch via een bepaalde route. Die dingen staan allemaal in dat Europol-rapport. Wil de Staatssecretaris zich buigen over het Europol-rapport en wil ze het agenderen in de Raad? Wij vinden het heel erg belangrijk dat er meer transparantie komt over de etikettering en daarmee meer transparantie over de herkomst van ons vlees. Wij zien dat ook erg graag voor samengestelde producten. De Staatssecretaris maakt mij echt het aller-, allergelukkigst als we per vleessoort een dossier krijgen. Zij hoeft het niet te maken, maar zij kan erop aandringen dat we moeten kunnen zien wat we eten en waar het vandaan komt. Supermarkten zeggen iedere keer dat ze het misschien van één schakel terug kunnen zien, misschien twee, maar zeker niet verder dan dat. Het zou erg fijn zijn als we dit idee iets verder kunnen uitwerken. Ik weet zeker dat de Staatssecretaris daar volop mee bezig is.

De voorzitter: We gaan nu naar mevrouw Ouwehand. Ook al siert haar naam menig potje met rolmopsen en een dierenpark, ze is toch echt lid van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Dat is zo, en dan kom ik ook nog uit Katwijk waar die grootste visverwerker van Nederland staat, die mijn naam draagt. Ik had nog niet gehoord dat de gemeente 100 vergunningen heeft uitgegeven voor staand want waar bruinvissen in vast komen te zitten. Ik mag trouwens nog van geluk spreken dat ik geen Varkevisser heet. Vroeger visten mensen daar op bruinvissen, want er was een markt voor onder katholieken. Katwijk is niet zo katholiek, maar naburige gemeenten wel. Omdat je op vrijdag geen vlees mocht eten maar wel vis, hebben ze voor het gemak alles wat uit de zee kwam maar als vis gemarkeerd. Daar kwam de naam Varkevisser vandaan. Je haalt bruinvis uit het water en zegt dat het gewoon vis is, want dan kan men het eten.

De voorzitter: U hebt nog vijf minuten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dit was voor het cultuurhistorische kadertje.

Gelukkig kan ik aansluiten bij de vragen die collega's hebben gesteld en de zorgen die ze hebben geuit over het visserijakkoord met Madagaskar. Wanneer valt het besluit? Gelet op de zorgen denk ik dat we niet moeten instemmen met het akkoord. Graag duidelijkheid daarover, want dan weten we of we vandaag een motie moeten indienen.

Ik heb niets voorbereid over de kalversector. Omdat mevrouw Dik-Faber erover begon, wil ik daar ook iets over zeggen. De kalversector is een van de sectoren waarover we ons binnenkort, hopelijk over niet al te lange termijn, vertwijfeld zullen afvragen hoe we die ooit hebben kunnen laten bestaan. In de discussie komt te weinig naar voren wat de achtergrond is van überhaupt het bestaan van een kalversector. Dit komt vanwege onze vraag naar melk. Dat is iets anders dan behoefte, zo weet ik van de VN-voedselrapporteur. We maken koeien dus ieder jaar drachtig, we laten die koeien een kalf baren en dat kalf wordt vaak binnen een dag bij de moeder weggehaald. Dat is een groot drama, gelet op de sociale interactie bij die dieren. Wij brengen de melk naar de supermarkt. Het restproduct van die veehouderij, de kalfjes, wordt bij elkaar gezet, vetgemest en geslacht. Ethisch gezien is dit een van de grootste problemen. Daar is nauwelijks aandacht voor. Dat breng ik in, getriggerd door het pleidooi dat de ChristenUnie hield voor de Nederlandse kalversector.

Dan heb ik een aantal concrete vragen over het fokkerijbeleid. We hebben daar stukken over gekregen. Ik vraag me af of ...

De voorzitter: Mevrouw Dik-Faber heeft haar interruptie al verspeeld, maar ze voelde zich persoonlijk aangesproken, vandaar dat ik haar toch toesta om erop te reageren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb een tegenvraag aan de Partij voor de Dieren. We zien dat er veel kalfjes geboren worden. We zien ook dat de Nederlandse kalversector in Europa en wellicht ook wereldwijd vooroploopt op het gebied van dierenwelzijn, de vermindering van antibioticagebruik, et cetera. Waarom kunnen we die sector dan niet prijzen? Ik vergelijk het even met de vleeskuikens, want we voeren ook een discussie over de eendagshaantjes. Daar is op dit moment nog geen oplossing voor. De kalversector is in staat geweest om de mannelijke kalfjes die geen plek hebben in de melkproductie ...

De voorzitter: Uw vraag alstublieft, want dit is een betoog aan het worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Is de Partij voor de Dieren bereid om daar enige positieve woorden over te spreken? Dit is toch gewoon het laten opgroeien van kalfjes.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben bij de Nederlandse kalversector geweest en ik heb mooie filmpjes gezien over de goede zorg voor deze dieren. Mijn mond valt open als ik die trots zie. We halen kalfjes uit Litouwen. Je ziet op de verzamelplaatsen de dieren met angst in hun ogen. De ChristenUnie weet ook dat kalfjes hun moeder nodig hebben. Mijn aandacht zit bij het benoemen van het fundamentele probleem. We hebben een systeem gecreëerd dat voortdurend afhankelijk is van geboorten. De dieren die vervolgens geboren worden kunnen we niet geven wat zij nodig hebben, namelijk de moeder, de melk van de moeder en dit dan wel bij elkaar. Gelukkig zijn er in Nederland biologisch-dynamische melkveehouders die de kalfjes die op het bedrijf geboren worden, wel de gelegenheid geven om bij de moeder te drinken. Daar wil ik wel graag wat positieve woorden over spreken. Over de sector als geheel wil ik de ethische problemen benoemen.

De voorzitter: Bedankt voor uw antwoord, maar we moeten nu echt verder.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Over de richtlijn fokkerij en handel is de Staatssecretaris positief omdat de handelsbelemmeringen tussen lidstaten worden weggenomen. Ik zie echter dat er onvoldoende aandacht is voor duurzaamheid, dierenwelzijn en diergezondheid. Is de Staatssecretaris bereid om zich tegen de verordening te keren zolang haar zorgen onvoldoende zijn overgenomen? Hoeveel ruimte blijft er nationaal over? We hebben in dit parlement discussie over de fokkerij en we willen misschien wel stappen zetten. Houdt deze verordening die ruimte open of legt deze lidstaten verder aan banden bij het treffen van nationale maatregelen?

Wanneer wordt het pakket aan gedelegeerde handelingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid in stemming gebracht? Wat zal de Staatssecretaris doen? Mogen wij ervan uitgaan dat de Staatssecretaris de voorliggende voorstellen, die ertoe leiden dat er bijna niets meer overblijft van de vergroening van het GLB, probeert tegen te houden? Is de Staatssecretaris bereid om in de Raad te zeggen dat zij vindt dat ecologische aandachtsgebieden ook ecologisch moeten zijn, dat gebruik van gif en kunstmest in die gebieden dus niet voor de hand ligt en dat we dat niet zouden moeten willen?

We hebben in de Kamer gesproken over het plant- en diergezondheidspakket en er is onduidelijkheid over de status van de teeltmateriaalverordening. Wanneer wordt die weer behandeld in de Raad? Wat vindt de Staatssecretaris van de weigering van de Europese Commissie om vervolg te geven aan de uitspraak van het Europees Parlement, dat wil dat de verordening wordt ingetrokken? Is de Staatssecretaris bereid om zich ervoor in te zetten dat deze verordening wordt ingetrokken? Zo nee, waarom niet?

Over het diergezondheidspakket maakt de Partij voor de Dieren zich ook zorgen. We horen graag meer over de inhoud van de wijzigingsvoorstellen die het Griekse voorzitterschap heeft voorgelegd en de reactie die Nederland daar schriftelijk op heeft gegeven. Kunnen we een afschrift van die reactie krijgen?

Hoe zit het met de herkomstetikettering bij vlees als ingrediënt? Het is mijn fractie nog steeds niet duidelijk of het land van geboorte, opfok of slacht op het etiket komt te staan. We hebben schriftelijke vragen gesteld. In de antwoorden staat dat het EP voorstander is van verplichte herkomstetikettering bij vers vlees, waarbij het land van geboorte, opfok en slacht wordt vermeld. We hebben daar vaak over gesproken en we hebben er moties over ingediend en aangehouden. Kan de Staatssecretaris misschien dan nu toezeggen dat ze zich zal inzetten om het land van geboorte mee te laten nemen in de verordening van vers vlees?

De vergadering wordt van 11:45 uur tot 11.56 uur geschorst.

De voorzitter: Ik weet dat de Staatssecretaris haar beantwoording in blokjes doet. Ik stel voor dat zij aangeeft welke blokjes dat zijn. Ik stel ook voor dat de Kamerleden pas vragen stellen als de Staatssecretaris een blokje heeft afgerond. Ik sta twee interrupties per fractie toe. Er mogen aan het eind van ieder blokje vragen gesteld worden, maar in totaal twee per fractie over alle blokjes.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik heb drie blokken. Het eerste blok betreft de vragen die zijn gesteld over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het tweede blok betreft het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik zal daarbij specifiek ingaan op de voorgenomen onderhandelingen met Madagaskar. Het derde blok is het blok «overig» en daarin komt alles over het plant- en diergezondheidsfonds terug, evenals de richtlijn voor de biologische productie, maar ook de vragen over bijvoorbeeld het verkopen van vlees onder de kostprijs, de vierdageneis en een aantal andere zaken.

De voorzitter: De heer Bosman laat zich vanaf 12.30 uur verontschuldigen, want hij heeft andere verplichtingen als volksvertegenwoordiger.

Staatssecretaris Dijksma: Ik doe mijn best om dan het tweede blok besproken te hebben, maar dat is ook aan de Kamer.

Mevrouw Lodders en andere leden hebben gevraagd naar de stand van zaken rond de gedelegeerde handelingen. Mevrouw Lodders heeft zorgen over de administratieve lasten. Zij vraagt of wij de administratieve lasten per handeling kunnen laten zien. Ze vraagt ook wanneer er stemmingen zijn in de Raad. Het is goed om schriftelijk te reageren op deze vraag, want het zal echt tijd kosten om dit per handeling te analyseren. We hebben zelf ook nog maar heel kort kennis kunnen nemen van de inhoud van de gedelegeerde handelingen en verwachten dat die aanstaande maandag als A-punt in de Raad zullen komen. Er wordt dus over gestemd. Ik zal in de Raad het een en ander zeggen. Ik ga er zo meteen uitgebreider op in, maar het betreft met name de regeling voor jonge boeren en de regels voor de eiwitgewassen. Dat zijn twee zaken waar wij zorgen over hebben.

De heer Van Gerven vraagt of gedelegeerde handelingen over de verordening fokkerij niet in de verordening zelf zitten. Diverse landen, waaronder Nederland, vinden dat een aantal onderwerpen dat nu in gedelegeerde handelingen wordt ondergebracht in de verordening zelf moet. Ik zal daar ook voor pleiten.

Er is een heel aantal vragen gesteld over de wijze waarop wij het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid in Nederland invullen, zowel op het punt van de vergroening als op het punt van de sectoren die kwetsbaar zijn vanwege het toewerken naar een gelijke hectarepremie. De heer Geurts vroeg bijvoorbeeld hoe wij omgaan met het telen van groenbemesters in de ecologische focusgebieden. Er werd verder gevraagd of we niet naar al te ingewikkelde pakketten voor de vergroening toegaan. Er waren ook vragen over de verschillende sectoren waarvan we eerder al vastgesteld hebben dat we daar eigenlijk iets voor moeten doen. Ik stel de Kamer voor om deze vragen te beantwoorden in de meibrief aan de Kamer. Ik maak wel enkele opmerkingen om duidelijk te maken waar ik nu sta. Ten aanzien van de concurrentiepositie van onze agrariërs moeten we nauwkeurig bezien of er kan worden uitgegaan van een level playing field, een eerlijk speelveld. Het blijft echter altijd een keuzemenu voor landen. Er zullen dus ook verschillen zijn.

Inzake vergroening neem ik een vergelijkbare positie in als mevrouw Dik-Faber. Ik denk dat je in de focusgebieden soms gebruik moet maken van bijvoorbeeld mest of gewasbeschermingsmiddelen, zeker als je eiwitgewassen een plek wilt geven. Ik heb dat ook in de brief geschreven. Vanuit ecologisch opzicht is dit een interessante zet. Wat stelt vergroening echter nog voor als er geen verschil meer is in wat je aan inzet van middelen toestaat? Nederland heeft altijd gezegd dat we geen greenwashing willen. We willen dus ambitie, maar we willen ook flexibiliteit. Ik ben er dus voor dat we kritisch kijken naar de gekozen inzet. Ik wil die ambitie, maar het moet wel kunnen. Het moet ook passen en geen administratieve rompslomp met zich meebrengen. Wij voeren nu gesprekken met de sector, en zullen dat ook doen over de sectoren heen.

Kamerleden hebben op verschillende wijze gesproken over de kalversector, de vleesveehouderij. De heer Geurts kwam met heel zware woorden als: de sector komt in grote problemen. Ik weet dat die emotie op dit moment ook in de sector aanwezig is, want ik lees natuurlijk ook alles wat langskomt op social media. Het feit dat wij hebben vastgesteld dat wij er iets voor moeten doen, geeft aan dat die zorg ook vanuit het kabinet gedeeld wordt. De discussie betreft niet de vraag of we iets gaan doen voor deze sector, maar de vraag hoe we het gaan doen. Ik wil daarom ook het gesprek voeren, zoals de heer Geurts vroeg. Ik maak vervolgens een afweging en leg die aan de Kamer voor. De Kamer moet dan beslissen of dat verstandig is. Dat geldt ook voor de mensen in de veenkoloniën en aardappelzetmeel. Wij hebben eerder al vastgesteld dat we voor vlas het een en ander moeten doen. Ik heb daar al een overgangsregel voor gemaakt.

De heer Geurts vroeg hoe het zit met de voortgang van de producenten- en brancheorganisaties. Hij krijgt de brief over de blauwdruk in de loop van deze maand van de Minister. Het probleem is echter dat producentenorganisaties en interbrancheorganisaties uitsluitend kunnen worden opgericht voor een specifieke sector. Dat is met name voor de akkerbouw en de tuinbouw lastig. Wij zijn nu aan twee kanten aan het werk. Wij spreken daarover met zowel de vertegenwoordigers van de sectoren als de Europese Commissie. We proberen aan twee kanten te bekijken of we hier ook een oplossing kunnen bieden.

De heer Geurts heeft mij gevraagd of ik kan garanderen dat de gelden voor plattelandsontwikkeling op het boerenerf terechtkomen. Ik hoop dat hij vastgesteld heeft dat de garantie dat dit gaat gebeuren met het voorstel dat nu voorligt, in ieder geval vele malen groter is dan met het vorige programma. Je ziet dat er maar een paar regelingen zijn die meer ruimte bieden. De inzet van de provincies is om de plattelandsontwikkelingsgelden zo veel mogelijk te gebruiken voor de landbouwsector.

We gaan naar een landelijke regeling voor de jongeboerenregeling. We hebben de motie zeer serieus genomen. Ik heb de provincies gesuggereerd om voor de individuele uitwerking het gesprek met het NAJK op te pakken, in de hoop dat daarmee zo veel mogelijk van de zorgen die bij de jonge boeren leven, ook rechtstreeks met de provincies besproken worden. De Kamer kan niet per motie veranderen dat er accentverschillen zijn, ook vanwege het eigenaarschap van het plattelandsontwikkelingsbeleid, want dat zijn de bestuurlijke verhoudingen. Met de wijze waarop wij ons ingezet hebben en met de suggestie om ook met het NAJK te spreken, proberen we er in ieder geval alles aan te doen om te voorkomen dat deze verschillen groot of onwerkbaar worden voor de mensen in de praktijk. Ik heb wel zorgen over de gedelegeerde handeling zoals die nu is voorgelegd. Als ook anderen in een maatschap ineens in aanmerking komen voor dezelfde soort regeling, dan hebben we te maken met een situatie waarin de spoeling snel dunner wordt. Wij kunnen daar niet onderuit. Dat is in dit geval echt heel erg jammer. Het is een van de zaken waarover ik teleurgesteld ben in de gedelegeerde handelingen. Wij hadden dat graag anders gezien.

Tot slot heeft mevrouw Dik-Faber gevraagd of ik een tabel kan sturen over nationale en provinciale cofinanciering. Ik kan die de Kamer doen toekomen als bijlage bij de meibrief.

Onder anderen mevrouw Dikkers heeft gesproken over de biologische verordening. Er moet geen «one size fits all»-systeem komen. De Kamer ontvangt binnenkort ons standpunt ten aanzien van deze verordening. Ik ga daarbij in op de mate waarin het voorstel rekening houdt met de diversiteit in de biologische landbouw en de mogelijkheden om ruimte te houden voor de verschillende lidstaten om dat in te vullen. Ik wil daarbij vast een klankkleur geven: ik ben daar wel bezorgd over. Onze houding is kritisch, omdat wij het van groot belang vinden dat die ruimte er blijft. Dat is een van de zaken waarmee we aan de slag gaan. Dit was blokje één.

De heer Geurts (CDA): Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik snap dat zij aangeeft dat wij voor het eindresultaat geduld moeten hebben tot de meibrief. De Staatssecretaris kent mij een beetje. Ik ben ongeduldig, ook op dit dossier. Ik heb een lichtelijke schroom opgelopen door de derogatie. We hebben nu een brief over de POP-inzet van het kabinet gekregen en we krijgen in mei een brief over de GLB-inzet. We hebben daar al vaker een discussie over gevoerd, eind vorig jaar zo ongeveer. Die dingen staan met elkaar in verhouding. Het spoor van het POP loopt. Het POP wordt heel snel afgetikt. Dan komt daarna het GLB. Als ik over het GLB niet helemaal tevreden ben, kan ik kijken of ik in het POP iets kan veranderen, maar dat gaat op dat moment niet meer. Ik maak me daar zorgen over. Misschien kan de Staatssecretaris mij helpen. Hebben wij nog mogelijkheden voor het POP? Is dat niet in beton gegoten? Voor dit jaar snap ik dat dit wel zo is, maar hoe zit het voor het jaar erna, 2015 of verder?

De voorzitter: Kan de Staatssecretaris de heer Geurts helpen?

Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat kan ik. Wij zijn niet van gisteren. Dat realiseren wij ons. Het is in het gesprek met de provincies aan de orde gekomen. Er zijn eigenlijk twee smaken. Als je voor de knellende sectoren iets wilt doen, kun je binnen de eerste pijler geld apart zetten, al dan niet via het geven van gekoppelde steun. Ik heb de Kamer eerder gezegd dat ik dat een ouderwetse manier van ondersteunen vind. Ik denk niet dat het voor Europa de toekomst is. De heer Geurts vroeg naar de ervaring van de andere landen, omdat er landen om ons heen zijn die zich daar weinig aan gelegen laten liggen. Dat is een feit. Dat moet afgewogen worden. Tegelijkertijd moet er een alternatieve mogelijkheid zijn, waarbij je het als het ware via de tweede pijler regelt. Die ruimte moet er zijn. Dit is mogelijk, ook technisch, omdat alles pas in augustus moet worden aangemeld. Ik heb natuurlijk al eerder aangegeven, ook in de gesprekken met de provincies, dat we daarover nog moeten spreken. Ik laat daarmee niet precies zien welke kaarten ik heb, maar wel hoe groot het speelveld is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Mijn excuus voor het geval ik het gemist heb, maar ik wil nog even ingaan op het punt van de dubbele betalingen voor het agrarisch natuurbeheer. Ik heb begrepen dat boeren dubbele betalingen krijgen, zowel vanuit de vergroening als vanuit agrarisch natuurbeheer. Dat levert veel administratieve rompslomp op. Uiteindelijk kunnen de boeren er onder de streep zelfs slechter uitkomen.

De voorzitter: Er is wel over gesproken. Mogelijk kunt u de Handelingen erop nakijken, of beter luisteren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik probeer zo goed mogelijk te luisteren. Ik heb gehoord dat de Staatssecretaris het probleem ziet. Mijn concrete vraag is echter hoe we de deelname op peil houden. Hoe zorgen we ervoor dat de boeren niet afhaken en dat deelname gegarandeerd is? Veel partijen in de Kamer vinden agrarisch natuurbeheer volgens mij belangrijk.

Staatssecretaris Dijksma: De zorg van mevrouw Dik-Faber is ook mijn zorg. Natuurlijk is het van groot belang dat we boeren aanmoedigen om deel te blijven nemen aan het agrarisch natuurbeheer. We hebben er niet voor niets ook in de tweede pijler veel geld voor uitgetrokken. We gaan het wel anders doen op het punt van de administratieve en bureaucratische rompslomp die in de huidige regeling zit. Die draagt niet bij aan wat mensen kunnen doen en stuurt daarnaast ook niet goed op de doelen. We gaan naar een nieuw systeem, maar hoe meer mensen daaraan willen bijdragen hoe beter. Vandaar dat ik het heb toegezegd. Ik kom daar in de meibrief op terug.

De voorzitter: De Staatssecretaris kan verder met het blokje over het gemeenschappelijk visserijbeleid. Mogelijk kunnen de vragen van de heer Bosman als eerste beantwoord worden, omdat hij straks weg moet.

Staatssecretaris Dijksma: Zijn vragen liggen al bovenop het stapeltje.

Allereerst heeft de heer Bosman een aantal indringende vragen gesteld over de impact van de aanlandplicht op de vloot voor tong en schol en dergelijke. Hij heeft gelijk. Een groot deel van de vloot krijgt te maken met de aanlandplicht binnen Europa. Alle gequoteerde vissoorten gaan daaronder vallen. Voor de ene vissoort is het eenvoudiger dan voor de andere; dat zien wij ook. De heer Bosman heeft hopelijk gelezen dat we vorige week 4,5 miljoen euro aan subsidies beschikbaar hebben gesteld voor pilots gericht op het vergemakkelijken van het werken met de aanlandplicht voor de sector. Aan de hand van een gezamenlijke uitvoeringsagenda werken we met zowel de sector als de wetenschap en de ngo's aan een uitvoerbare, werkbare en ook handhaafbare aanlandplicht. De Kamer heeft die agenda ook. Wij hopen eigenlijk ook dat we daardoor informatie verkrijgen waarmee we bij ons gesprek in Brussel het besef kunnen doen doordringen dat het kan. Dat gaat in grote harmonie en in goede samenwerking. De heer Bosman heeft gelijk dat we pas kunnen beginnen als de zaken op orde zijn. In de Scheveningengroep moet een aantal knopen worden doorgehakt. Het is het beste om de Kamer via kwartaalcijfers op de hoogte te houden van de status.

De voorzitter: Ik sta nu een interruptie toe, omdat de heer Bosman zo weg moet. Daar willen we wel een uitzondering voor maken.

De heer Bosman (VVD): De EU heeft een rapport gemaakt. In de aanbevelingen wordt erop gewezen dat het Europees is en dat eraan voldaan moet zijn voordat je verder kunt. Europa zegt het dus al. Ik mag aannemen dat heel Europa dat vindt. We kunnen dus pas beginnen als iedereen klaar is.

Staatssecretaris Dijksma: Ik ben het met dat rapport eens. Dat is ook onze inzet.

Verschillende Kamerleden hebben heel verschillende dingen gezegd over Madagaskar. Het is goed om eerst vast te stellen hoe het proces eruitziet. Mevrouw Ouwehand kan dan vaststellen wanneer ze moties kan indienen. Ik help haar even. Niet dat ik per se blij ben met moties, maar dat is geen waardeoordeel over wat zij van plan is. De evaluatoren, zoals dat zo mooi heet, concluderen dat zowel voor de Europese Unie als voor Madagaskar een protocol meerwaarde heeft. Ik ga daar zo op in. Er wordt gevraagd of er een mandaat kan worden gegeven om te onderhandelen. Als er al onderhandeld gaat worden, dan verwachten wij dat er aan het einde van het jaar een voorstel komt. We moeten bezien of men eruit komt. Pas dan wordt gevraagd of wij ermee kunnen instemmen. Dat zullen we dan ook aan de Kamer voorleggen. De vraag ligt nu voor of er mag worden onderhandeld, vervolgens komt aan het eind van het jaar wellicht een voorstel waarmee weer formeel moet worden ingestemd en dan kan de Kamer zeggen dat het goed genoeg is. De Kamer beslist of Nederland zal instemmen. Zo zit het procedureel. Ik zal mijn voorwaarden daarbij noemen en ik zal ook reageren op een aantal van de zorgen die vanuit de Kamer zijn ingebracht.

Ik ben kritisch op externe akkoorden. Dat weet de Kamer. We hebben namelijk niet voor niets in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid strenge afspraken gemaakt over de eisen waaraan deze akkoorden moeten voldoen. Er mag alleen gevist worden op het surplus. De beeldvorming van schepen die alles leegvissen is onjuist. Dat is ook niet wat op tafel ligt. Het surplus wordt wetenschappelijk gedefinieerd en daar mag op gevist worden. Het surplus is hetgeen dat niet door de lokale bevolking wordt opgevist. Vooral de positie van de lokale bevolking is van heel groot belang. Die bevolking moet er niet op achteruitgaan maar erop vooruitgaan. Men moet een economisch belang hebben bij zo'n akkoord. Een deel van het geld gaat juist naar de sectorale steun. Daarmee zet ik het beeld van de heer Van Gerven recht. Het betreft het versterken van de sector aldaar. Dat is een vorm van economische samenwerking ten gunste van de lokale bevolking.

De heer Van Gerven heeft een onderzoek uit British Columbia aangehaald dat ik niet ken. Ik wil het onderhandelingsmandaat en de uitkomsten van de onderhandeling beoordelen op een aantal zaken die we eerder hebben afgesproken. Ik zal dat in z'n totaliteit bezien en dan zal ik het voorleggen aan de Kamer.

Mevrouw Dikkers vroeg of ik waarde hechtte aan de evaluatie, omdat het maar een korte periode betrof. Ik ga specifiek op die zaken in als het onderhandelingsmandaat voorligt. Ik kan dan kijken of er voldoende rekening wordt gehouden met de kwetsbare soorten aldaar. Het is niet zo dat er een aanlandplicht geldt voor de wateren rondom Madagaskar. Mevrouw Dikkers suggereerde dat, maar dat is niet zo.

Laten we het maar eens hebben over het punt van de handhaving. Het land gaat daar zelf over. Ik snap dat mevrouw Dikkers zich afvraagt of dat gezien de omstandigheden in bepaalde landen wel goed geborgd is. Ik begrijp dit specifieke punt van zorg. Laten we afspreken dat ik dit zal inbrengen in mijn bijdrage over het mandaat. De borging ligt bij de landen zelf. Dat kan ik niet veranderen. Wij kunnen natuurlijk wel in de onderhandelingen inbrengen dat de landen moeten laten zien dat ze het op orde hebben. Op basis van wat we terugkrijgen, kunnen we het beoordelen. Het lijkt mij goed om dit vanuit Nederland in te brengen als een punt van grote aandacht en eventuele zorg, als we een mandaat tot onderhandelen verlenen.

Hoe zien de randvoorwaarden eruit? Wat is het pakket? Zoals gezegd, gaat het alleen maar om een surplus. Het moet duurzaam zijn, dus binnen de maximum sustainable yield. Dat is een belangrijke lijn. Er moet, zoals net gezegd, steun zijn voor de lokale bevolking en het moet de werkgelegenheid ter plekke ondersteunen. Er moet een hogere eigen bijdrage komen van de sector. Het respecteren van de mensenrechten is ook een belangrijk punt. Het is een goede lijn om dit als randvoorwaarden op te nemen, waarbinnen kan worden onderhandeld. Mijn voorstel is om in ieder geval specifiek aandacht te vragen voor Madagaskar als controlerend land.

Op een ander punt zou ik dat ook willen doen. Ik heb eerder aangegeven dat wij zorgen hebben over de bijvangst van haaien. De heer Van Gerven vroeg daarnaar. Het is een groot probleem. Nederland moet hiervoor bij de discussie over het mandaat expliciet aandacht vragen. In IOTC-verband wordt op dit moment ingezet op een vangstverbod voor de meest kwetsbare soorten. Het huidige protocol kent hier al bepalingen voor. Die moeten zeker ook in het nieuwe protocol komen. Hierover zit ik met de Kamer op één lijn.

Er is nog het een en ander gevraagd over bruinvissen, Katwijk en de vergunningen voor de staandwantvisserij. Op verzoek van de Kamer is er in de regeling recreatief staand want een voorziening gekomen die gemeenten onder voorwaarden de mogelijkheid geeft om vergunningen te verlenen. Er is een evaluatie uitgevoerd en ik stel voor dat de Kamer die op korte termijn krijgt. De Kamer krijgt daar een brief bij met de uitkomsten. Dit was het tweede blokje.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil concreet stilstaan bij Madagaskar. De maatschappelijke organisatie Blue Ventures – zo heet die club – concludeert dat vergeleken met 1986 de Europese Unie 30% meer vist en 20% minder betaalt. Dan is de vraag gewettigd of er sprake is van een oneerlijke deal.

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, ik ken het rapport niet. Ik voel mij niet vrij om daar nu out of the blue op te reageren.

De voorzitter: Dat is heel begrijpelijk.

De heer Van Gerven (SP): Dan moeten we via een VAO wat scherper ingaan op de voorwaarden op grond waarvan een verdrag kan worden afgesloten. De Staatssecretaris heeft er terecht al een aantal genoemd. We kunnen het op die manier goed over het voetlicht brengen.

Staatssecretaris Dijksma: Welke voorwaarden heeft de heer Van Gerven voor ogen, naast alle voorwaarden die ik net heb genoemd? Dan moet hij dat helder maken.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog staan: een visserij die niet concurreert met de lokale voedselvoorziening, bijvoorbeeld door een ruime kuststrookvrijstelling, een onafhankelijke evaluatie en een eerlijke vergoeding. Dan kom ik een beetje op het punt dat ik net noemde. Het zijn aanvullende elementen die ik als meetlat naast het mogelijke toekomstige contract zou willen leggen.

Staatssecretaris Dijksma: Deze punten zijn eigenlijk allemaal belegd in de voorwaarden die ik net heb genoemd. De lokale bevolking moet er voordeel van hebben, er moet een bijdrage komen voor de werkgelegenheid, het mag alleen om het surplus gaan en het moet duurzaam zijn. De onderzoeken zijn altijd wetenschappelijk gevalideerd. De heer Van Gerven verpakt het misschien anders, maar mijn indruk is dat hetgeen hij hier naar voren brengt, gewoon in de randvoorwaarden zit.

De voorzitter: Dan wil ik het daar graag bij laten. Er is straks een tweede termijn. Als we er niet uitkomen, kunnen we altijd nog naar de plenaire zaal gaan. Dat heb ik ook al aangekondigd.

Mevrouw Lodders (VVD): Er is een vraag onbeantwoord over het bedrag dat gemoeid is met het mogelijke partnerschap met Madagaskar.

Staatssecretaris Dijksma: Dat weet ik niet uit mijn hoofd.

De voorzitter: Er wordt gewerkt aan het bedrag. Het zal mogelijk later nog ter sprake komen.

Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat dit pas onderwerp van gesprek is bij de onderhandelingen. Het begint niet met een bedrag.

De voorzitter: Ik zie een tevreden gezicht van een lachende mevrouw Dikkers.

Staatssecretaris Dijksma: Laten we dat zo houden.

De voorzitter: We gaan nu verder met het blokje «overig».

Staatssecretaris Dijksma: Mevrouw Lodders had het in haar inbreng over het plant- en diergezondheidspakket. Ik heb op 19 december en 18 maart jongstleden de Kamer per brief geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen over de pakketten. De lidstaten hebben de afgelopen maanden in de Raadswerkgroepen de voorstellen voor zowel plantgezondheid als teeltmateriaal, diergezondheid en de controleverordening voor het eerst artikelsgewijs besproken. Hierbij zijn de voor Nederland relevante punten ingebracht. Een algemeen zorgpunt bij alle voorstellen blijft dat er een groot aantal gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen uit de voorstellen voortvloeit. De rapporteur heeft daarover ook al het een en ander gezegd. Het Grieks voorzitterschap zal de komende maanden wijzigingsvoorstellen aan de lidstaten doen. De verwachting is dat de onderhandelingen niet meer voor de zomer kunnen worden afgerond. Het Europees Parlement zal half april stemmen over de amendementen op de voorstellen.

Het voorstel voor de teeltmateriaalverordening is door het Europees Parlement verworpen. Mevrouw Ouwehand vroeg hoe we nu verdergaan. Op 26 maart hebben de lidstaten besproken hoe we nu verdergaan met het voorstel voor teeltmateriaal. Nederland heeft deze bespreking aangegrepen om onze wensen en ook onze kritiek nog eens stevig neer te zetten. Het voorstel zal dus op een aantal essentiële punten moeten worden veranderd en verbeterd; om te beginnen met het grote aantal gedelegeerde handelingen dat daaruit voortvloeit. Daarmee zitten de Kamer en het kabinet op één lijn, want de Kamer had ook stevige kritiek. Ik verwijs hierbij naar de motie van mevrouw Ouwehand. We hebben vanuit Nederland aangegeven dat de regelgeving de vragen van alle gebruikers van teeltmateriaal moet dienen, inclusief de biologische landbouw. Innovatie, biodiversiteit en traditionele rassen moeten juist door regelgeving worden bevorderd. Monopolisering moet worden tegengegaan. Een eerlijk speelveld voor alle bedrijven moet worden gewaarborgd. Eigenlijk hebben wij conform die motie onze inbreng gezocht. De regelgeving moet niet nodeloos ingrijpen op goed functionerende markten, zoals die voor bijvoorbeeld groentezaden al bestaan. We hebben op dit punt ook aangegeven dat het voorstel echt verbeterd moet worden. In meerderheid waren de lidstaten het erover eens dat we in de komende periode de besprekingen voortzetten, maar wel onder de voorwaarde dat een aantal zaken concreet gaat veranderen. Ik schat in dat zonder dit soort aanpassingen het voorstel anders ook in tweede lezing zal sneuvelen in het Europees Parlement. Ik hoop en verwacht dat de Commissie zich dat ook realiseert. Een alternatief is om nu te stoppen, maar ik denk dat we dan minder kans hebben om de wensen die vanuit de Kamer naar voren zijn gebracht, te realiseren. Het is een strategische inschatting. Wij denken dat het belangrijk is om door te gaan. In de richtlijnen zijn de principes, die wij belangrijk vinden, goed verankerd. Het komt er nu op aan dat het ook goed wordt uitgevoerd. Onze inzet is daarin gelijk.

De heer Van Gerven heeft gevraagd hoe het precies zit met de diergezondheidsverordening. Het voorstel voor de diergezondheidsverordening is grotendeels in lijn met het Nederlandse standpunt. We hebben de wens om als lidstaat mee te kunnen besluiten over het wijzigen van de lijst van dierziekten en cofinanciering bij ziektebestrijding, omdat het belangrijk is om daar Europees invloed op te blijven uitoefenen. We vragen inderdaad aandacht voor onderwerpen als vaccinatie, het tegengaan van antimicrobiële resistentie en het vergemakkelijken van transporten tussen lidstaten met een laag risico.

De heer Van Gerven vroeg of ik me ga inzetten voor bijvoorbeeld het opnemen van preventie in de vorm van vaccinatie en voor minder gedelegeerde handelingen. Ja, we zetten ons sowieso in voor minder gedelegeerde handelingen, want dat is de algemene lijn. Andere lidstaten steunen dat ook. Ik zet me ook in voor preventieve vaccinatie. Even ter toelichting: in het voorstel staat dat preventieve vaccinatie is toegestaan, tenzij een lidstaat kan beargumenteren dat het verboden moet zijn. Het is een waardevol instrument om dieren te beschermen. Het is alleen jammer dat bepaalde lidstaten een non-vaccinatiebeleid eisen. In zo'n situatie lopen we wel tegen de grenzen aan van wat kan, want dat zou onze exportpositie erg kunnen benadelen.

Mevrouw Ouwehand vroeg naar het fiche verordening en richtlijn fokkerij. Ze vroeg of we bereid zijn om ons tegen de verordening te keren zolang duurzaamheid et cetera niet voldoende in de verordening zit. Ze vroeg ook hoe het zit met de nationale maatregelen en de mogelijkheid daarvoor. Het is voorbarig om ons nu al tegen de verordening te keren, want de bespreking is nog maar net gestart. We zetten ons in voor eisen met betrekking tot duurzaamheid, diergezondheid en ook dierenwelzijn. De verordening biedt lidstaten op een beperkt aantal punten ruimte voor een eigen invulling. Het is altijd een politieke afweging of je die ruimte ook wilt gebruiken. Ik weet dat de Kamerleden daar heel verschillend over denken. We zijn op zich positief over de hoofdlijnen van het voorstel. Het moet ook handelsbelemmeringen voorkomen. Als er knelpunten ontstaan, dan gaan we ons inzetten om die aan te pakken.

Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd of ik bereid ben om me in de Europese Unie in te zetten voor de nitraatrichtlijn. Eerder vroeg mevrouw Lodders dat al en toen heeft zij ook een toezegging gekregen. Het kabinet heeft immers in de brief over de subsidiariteit nadrukkelijk de nitraatrichtlijn genoemd. Nederland wil en kan daarin een voortrekkersrol vervullen. Wij zijn voorstanders van een adequaat Europees milieubeleid. We zoeken naar ruimte voor lidstaten in de regelgeving en we zijn op zoek naar een gelijk speelveld. Ik heb echter inmiddels aardig wat ervaring met de Kaderrichtlijn Water. Vraag het maar na bij de Minister van Infrastructuur en Milieu. Met deze richtlijn kun je weliswaar op doelen sturen, maar dat betekent niet dat er voor Nederland opeens geen werk meer aan de winkel is. Integendeel, wij zien dat ook wanneer je op doelen stuurt, onze milieuproblematiek niet opeens als sneeuw voor de zon verdwijnt. De problemen blijven bestaan en die zullen we samen moeten oplossen.

Dan heeft mevrouw Lodders gevraagd naar de tarieven van Rendac en de nieuwe toetreders. Ik heb de Kamer inderdaad recentelijk een brief gestuurd. Ik ben op zichzelf voorstander van nieuwe toetreders. We inventariseren nu, ook bij de NVWA, aan welke eisen een bedrijf moet voldoen om kadavers te mogen ophalen en verwerken. Als een bedrijf aan die eisen voldoet, kan worden onderzocht op welke wijze wordt omgegaan met de systematiek van de werkgebieden. Uiteindelijk is het van groot belang dat op dagelijkse schaal en op zorgvuldige wijze overal in Nederland tegen een betaalbaar tarief kadavers worden opgehaald en verwerkt. We onderzoeken op dit moment hoe we in de toekomst meer concurrentie kunnen toelaten op de kadavermarkt en welke voorwaarden daarbij gelden.

Naar aanleiding van een eerdere discussie over de vierdageneis, waarin de heer Graus verschillende vragen heeft gesteld, hebben we een groep van deskundigen ingezet om te bekijken hoe het precies zit met die vierdageneis en of die problemen oplevert. Inmiddels heeft de groep van deskundigen een advies uitgebracht. Men onderschrijft de wenselijkheid van de vierdageneis uit het oogpunt van dierenwelzijn, maar men signaleert tegelijkertijd een aantal problemen. Dit advies wordt mij binnenkort toegestuurd en ik zal dan mijn standpunt innemen. Uit het advies blijkt dat er knelpunten zijn. We moeten de ruimte bieden om die knelpunten op te lossen als dat vanuit het oogpunt van dierenwelzijn nodig is. In die zin ben ik bereid een beweging te maken. Daar zullen we de regeling op moeten bezien. Dat is echter iets anders dan de vierdageneis te laten vervallen. Ik ben niet bereid om dat te doen. We handhaven de vierdageneis, omdat er heel veel ondernemers zijn die de vierdageneis invoeren. Voor de reële problemen die in het advies genoemd worden, moeten we een oplossing vinden. In die zin ben ik bereid om op dat punt een beweging te maken. Ik zal de Kamer binnenkort het advies toesturen en mijn reactie daarop.

Mevrouw Dik-Faber vroeg naar het in kaart brengen van alternatieven voor het gebruik van metam-natrium en om een brief daarover. Ik ben daar al mee aan de slag, op basis van de motie die op dit punt is aangenomen. De sector heeft ook mogelijke alternatieven in beeld gebracht. We zijn bezig om dit allemaal bij elkaar te brengen en te bezien wat we kunnen doen. We laten dat de Kamer ook in mei weten.

De heer Geurts heeft gevraagd hoe de gesprekken over de geboortehulp verlopen. Op ambtelijk niveau zijn er gesprekken geweest met LTO, de KNMvD, de Dierenbescherming en de faculteit Diergeneeskunde. Die laatste werkt de technische specificaties uit die we daarna in het Besluit houders van dieren opnemen. We hebben dan ook geformaliseerd onder welke condities de geboortehulp kan worden gebruikt.

Zowel mevrouw Dik-Faber als mevrouw Dikkers heeft het belangrijke punt van stunten met vlees aan de orde gesteld. Ik vind daar wel iets van. Het is jammer dat mijn opinie daarover minder aandacht kreeg dan de grenzen van de regelgeving waar we soms tegen aanlopen. Ik heb nadrukkelijk gewaarschuwd voor het stunten met producten onder de kostprijs, overigens niet alleen vlees, omdat het risico's met zich meebrengt, ook voor de voedselveiligheid. Dat blijkt ook uit het rapport van de OVV. Het kan nooit een excuus zijn, maar je merkt in de praktijk dat wanneer de marges te klein worden, er fouten in het systeem sluipen. Daar moeten we vanaf. De supermarkten hebben daar een grote verantwoordelijkheid in. Je moet geen producten willen verkopen onder de kostprijs. Dat is iets anders dan de vraag wat je daar dan met wet- en regelgeving aan kunt doen. In Duitsland is sprake van een verbod op verkoop onder de inkoopprijs, maar daar blijkt dat het vaststellen van de inkoopprijs soms heel lastig is. Het is daarmee ingewikkeld vast te stellen wanneer er een overtreding wordt begaan.

We hebben in Nederland vorig jaar de Gedragscode Eerlijke Handelspraktijken vastgesteld. Eigenlijk lopen we in Europa voorop, want we hebben in Brussel een pilot lopen op dit terrein. Hoe zorgen we dat in de keten iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt? Door Europese mededingingsregels en de interne markt kan een lidstaat de marktprijs niet zelfstandig vaststellen. Dat is eerder vastgesteld. Een van de zaken waar bijvoorbeeld België tegen aan is gelopen, is een uitspraak van vorig jaar. Dat was een prejudiciële beslissing. België heeft die zaak namelijk Europees voorgelegd. Men kreeg als antwoord dat het niet kan. Vandaar dat ik in mijn reactie op dit punt twee dingen hebben gezegd. Ik heb een morele opvatting en ik doe een moreel appel op supermarkten om het niet te doen. Dat is iets anders dan dat je het wettelijk verbiedt. Dat wordt namelijk gesuggereerd, maar dat doe je dus niet zo eenvoudig. Veel lidstaten worden genoemd, maar we hebben sinds vorig jaar te maken met een nieuw juridisch feit, namelijk de uitspraak over die Belgische casus. Het is van groot belang dat we ons op dit punt blijven uitspreken, zeker ook in het debat. De Kamer doet dat ook. Dat hebben we recentelijk niet alleen in de vleessector gezien, maar ook in de tuinbouw. De heer De Liefde heeft mij bijvoorbeeld vragen gesteld over tuinbouwproducten, waarbij je ziet dat er steeds kleinere marges komen. Het lijkt mij goed om hier in het kader van de kabinetsreactie op het OVV-rapport nog eens bij de Kamer op terug te komen. Het is geen kwestie van onwil, maar meer van kunnen. Je kunt in ieder geval met je opinie en je oproep een debat losmaken. Ik hoop van harte dat dit gebeurt.

Mevrouw Dikkers heeft gevraagd hoe het zit met het Europol-rapport over nepvoedsel, zoals zij dat noemde. Het is goed om dit met Commissaris Borg te bespreken. Ik kom daarop terug in de kabinetsreactie op het OVV-rapport.

Mevrouw Ouwehand heeft vragen gesteld over de etiketten. Het voorliggende voorstel betrof het vermelden van het land van opfok en fokkerij bij vers vlees. Het Europees Parlement heeft nu een motie aangenomen met het verzoek om het land van geboorte toe te voegen. De Commissie beraadt zich daar nu op. Ik stel voor dat we daar later op terugkomen. We hebben onlangs over het thema «vlees als ingrediënt» een brief aan de Kamer gestuurd. Er wordt nu verder gewerkt aan het vormgeven daarvan, ook op Europees niveau. Het ligt in de lijn der verwachting dat hierbij dezelfde keuzes worden gemaakt als bij vers vlees. Minister Schippers en ondergetekende hebben de Kamer een brief gestuurd waarin we schrijven dat we aan de ene kant transparantie willen, want dat is belangrijk voor consumenten, maar dat het aan de andere kant wel werkbaar moet zijn en niet tot een enorme administratievelastenverzwaring moet leiden. We moeten met de Commissie en anderen bekijken hoe we beide doelen kunnen dienen.

Mevrouw Dik-Faber vroeg wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de gezondheid en de transporttijd van kalveren. Zij verwees naar het LIS-rapport over landbouwgerelateerde infectieziekten. Dat is een breder rapport. De Kamer krijgt daarover later deze maand een kabinetsreactie.

Verschillende Kamerleden hebben specifiek gesproken over de kalversector. We hebben in ieder geval regelmatig overleg met de sector. Er is nog recentelijk met hen gesproken over de eisen die in ieder geval vanuit de overheid zullen worden gesteld aan de nieuwe kwaliteitssystemen voor transport. De sector is geadviseerd om zo snel mogelijk kwaliteitssystemen per diersoort in te stellen en die voor te leggen aan de NVWA. Die zullen we snel gaan beoordelen. Het is van groot belang dat we niet opnieuw gaan discussiëren over de wijze waarop transport plaatsvindt. Dat vind ik van groot belang.

De voorzitter: Ik sta over blokje drie enkel vragen en geen betogen toe. Die moeten de Kamerleden bewaren voor de tweede termijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Hoe kan het dat er in Duitsland wel een verbod is op verkoop onder de inkoopprijs en dat België teruggefloten is?

Staatssecretaris Dijksma: Ik ga daar in de schriftelijke reactie op het OVV-rapport op in. Ik heb in ieder geval begrepen dat een aantal lidstaten al eerder zo'n verbod heeft vastgelegd, maar dat ook voor die lidstaten het speelveld verandert door de vragen die België recentelijk heeft gesteld. Dat zal vermoedelijk ook iets betekenen voor hun eigen wetgeving. Het is goed om de Kamer schriftelijk te laten weten hoe het precies zit, waar die lidstaten tegen aanlopen en wat de betekenis is van de uitspraak van februari 2013 van het Europees Hof. Dit staat nog even los van onze opinie daarover, want er zit geen millimeter verschil tussen wat mevrouw Dik-Faber daarvan vindt en wat zij van mij heeft gehoord.

De voorzitter: Een en ander is al toegezegd door de Staatssecretaris. Ik adviseer de Kamerleden om goed te luisteren.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik heb nog twee vragen openstaan. De eerste vraag betreft het proces met betrekking tot de vogelgriep. Ik kan de vraag herhalen, maar volgens mij weet de Staatssecretaris waarover ik het heb. De tweede vraag betreft het overzetten van het huidige open fytosanitaire importsysteem naar een gesloten systeem. De Staatssecretaris heeft daar in algemene zin iets over gezegd, maar kan zij specifieker ingaan op de stappen en het krachtenveld in de Raad?

Staatssecretaris Dijksma: Dat tweede punt moet mevrouw Lodders even herhalen.

Mevrouw Lodders (VVD): Het omzetten van het huidige open fytosanitaire importsysteem naar een gesloten systeem ligt voor. Dat kan niet op steun van de VVD rekenen, want wij zijn gebaat bij dat open systeem. Wat zijn de stemverhoudingen en welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten?

Staatssecretaris Dijksma: Die stemverhouding gaan we nu navragen. Ik kom daar in de tweede termijn op terug, want dat weet ik niet uit mijn hoofd. Ten aanzien van het eerste punt verwacht ik dat ik voor de zomer bij de Kamer terugkom met een verhaal over de gemeenschappelijke aanpak van laag pathogene aviaire influenza, de vogelgriep.

De voorzitter: We krijgen een aardig toezeggingenlijstje.

De heer Van Gerven (SP): Kan de Staatssecretaris ingaan op mijn vraag over de foie gras?

Staatssecretaris Dijksma: Dat heb ik uitgebreid gedaan in de schriftelijke beantwoording van de vragen van mevrouw Thieme. De heer Van Gerven zegt dat ik helemaal niets doe, althans dat suggereerde hij, en dat vind ik een beetje flauw. Het is goed dat de heer Van Gerven mij eraan herinnert, want dat heb ik namelijk niet gezegd in de antwoorden op die vragen. Ik heb gezegd dat het gezien de Europese regelgeving niet mogelijk is om een importverbod te organiseren, maar dat ik van mening ben dat daar waar foie gras geproduceerd wordt op een wijze die het dierenwelzijn aantast, we er een punt van moeten maken. Ik ben bereid dat bij de Commissie aan te kaarten. Er is overigens ook foie gras die geproduceerd wordt op een wijze die niet via het dieronvriendelijke systeem gaat. Dat maakt het altijd weer lastig. Een algehele ban op het product kan niet zomaar. De vraag is of ik bereid ben, er bij de Commissie een politiek punt van te maken dat die landen produceren op een wijze die het dierenwelzijn aantast. Het antwoord op de vraag van mevrouw Thieme was ja. Dat is misschien verloren gegaan in het geweld dat in de beleving over zulke vragen en antwoorden ontstaat. Het is een toezegging waar de heer Van Gerven blij mee kan zijn.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog meer gevraagd. Ik heb ook gevraagd om het invoeren van een soort taks op foie gras voor te leggen aan de Raad van State.

Staatssecretaris Dijksma: De Raad van State is geen panacee. Dit is geen kwestie voor de Raad van State. Ik ga heel vaak namens de Kamer naar de Raad van State, maar dan wel met onderwerpen die tot het domein van de Raad van State behoren. Nog los van de vraag of ik überhaupt een titel heb om dat zomaar te doen, lijkt het mij nu niet zinvol om met allerlei vormen van taksen te gaan werken. De heer Van Gerven heeft de toezegging dat ik hier een punt van wil maken, ook bij de Commissie. Dat lijkt mij effectief. Dat adresseert ook de emotie die velen van ons terecht voelen bij de wijze waarop dit product soms geproduceerd wordt. Dat geldt overigens ook voor mij. Daar is geen woord Spaans of in dit geval Frans bij.

De voorzitter: Dat is ook niet de bedoeling in het Nederlandse parlement. We blijven altijd Nederlands spreken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris zegt over de richtlijn fokkerij en handel dat het veel te vroeg is om te zeggen dat we dit niet zien zitten. Kan zij echter ingaan op de initiatieven die ze zelf neemt? Ze heeft gezegd dat er ethische aspecten zitten aan bijvoorbeeld het fokken van extra spenen bij zeugen. We hebben discussie over routinematige keizersneden. Als je met die kennis aan de slag gaat met een richtlijn die tot doel heeft om de vrije handel in fokdieren en hun genetisch materiaal te bevorderen, dan kennen we de toestanden die daaruit voort kunnen komen. Het zou straks moeilijk kunnen worden om nationale maatregelen te nemen. Ziet de Staatssecretaris dat gevaar niet? We moeten die kant helemaal niet op willen.

Staatssecretaris Dijksma: Zo zie ik dat inderdaad niet. Wij brengen een aantal ethische overwegingen in het debat in. Hoe meer dat ook Europees verankerd wordt, hoe beter het is. Ik zie dat juist als een mogelijkheid om zaken die wij in Nederland van belang vinden op het Europese speelveld te brengen en het daar voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Die route snap ik wel, maar als er een richtlijn is afgesproken gaan er geluiden op dat er geen nationale koppen en gedoe moeten komen. In de toekomst kunnen er dingen zijn die nog niet in de richtlijn staan, maar die op een gegeven moment in een samenleving wel als onethisch worden ervaren. Wat kan de Staatssecretaris daarover zeggen? Staat ze ervoor dat als dat het scenario wordt met deze richtlijn, ze het dan niet zal steunen? Hoe moeten we haar inzet daarop precies zien?

Staatssecretaris Dijksma: Daarvoor is het nu te vroeg. Als wij nu afhaken en zelfs stoppen met onderhandelen, dan hebben we niets meer in te brengen. Dan gaan anderen zeker bepalen hoe het zit. Dat lijkt me dus geen verstandige route. We zijn net begonnen. Het is zinvoller om op een later moment dit jaar te bezien waar we staan, of het acceptabel is en waar het dan op zit. Ik weet dat daar allerlei opvattingen over heersen, maar dat kunnen we beter bespreken op het moment dat er iets meer op tafel ligt.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik heb de Staatssecretaris niet helemaal begrepen. Ik heb dus een verhelderende vraag. De Staatssecretaris gaat nog reageren op twee zaken, zowel op het Europol-onderzoek over kunstvoedsel als op een onderzoek naar de kostprijs. Het ging in één blokje, maar hoe verhouden beide punten zich tot elkaar?

Staatssecretaris Dijksma: Ik zal twee dingen meenemen in de reactie op het OVV-rapport. Sowieso zal ik bij Commissaris Borg het Europol-rapport aan de orde stellen. Hoe gaan we daarmee verder? De reactie die daarop komt, kunnen we eventueel een plek geven. Los daarvan is er discussie over de kostprijs. Wat gebeurt er in Europa met de vraag of je onder de kostprijs mag verkopen? Hoe zit het precies sinds de prejudiciële uitspraak van februari vorig jaar? Welke gevolgen heeft dat eventueel voor andere lidstaten? Het lijkt mij goed dat eens op schrift te zetten. Omdat ik niet elke keer afzonderlijke brieven schrijf en het ook hierbij hoort, was mijn idee om het een plek te geven in de kabinetsreactie op het OVV-rapport. Volgens mij hebben mevrouw Dikkers en mevrouw Dik-Faber gevraagd om nog eens te laten zien hoe het zit, wat kan en wat niet en waarom dan niet.

De voorzitter: Is het duidelijk? Ik zie mevrouw Dikkers nog een beetje bedenkelijk kijken.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Het is goed. Ik zie de reactie graag tegemoet. Als ik niet helemaal tevreden ben, dan kom ik daar nog wel op terug.

De voorzitter: We gaan verder met de tweede termijn. Gezien de tijd hanteer ik twee minuten spreektijd en één interruptie per fractie, want we moeten netjes op tijd klaar zijn.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoorden in de eerste termijn en de toezeggingen die ik heb gekregen. Ik was erg blij met de inbreng van mevrouw Dik-Faber over de nitraatrichtlijn. Ik heb de Staatssecretaris horen zeggen dat deze genoemd werd in de subsidiariteitsbrief. Als ik het me goed herinner, staat deze niet als aparte richtlijn genoemd in die brief. Wanneer en op welke manier gaat de Staatssecretaris of het kabinet in Brussel pleiten voor ontkoppeling dan wel aanpassing van de nitraatrichtlijn? Ik heb gehoord wat de Staatssecretaris aangaf over de doelen en over de problemen die welllicht blijven bestaan. De discussie hebben we eerder gevoerd. Het is een rigide richtlijn, die op zich niet past bij de hoogproductieve landbouw en de werking zoals wij die kennen.

Ik heb een punt gemaakt van de wegingsfactor ten aanzien van de ecologische focusgebieden en de stikstofbindende gewassen. De Staatssecretaris heeft daar niet op gereageerd. Ik ga er dus maar van uit dat dit op een goede, positieve manier, zoals ik dat omschreven heb, wordt meegenomen in de brief die wij tegemoetzien.

Ik ben zeer content met de toezegging over de vierdageneis. Wanneer kunnen we het advies ongeveer tegemoetzien? Uit een recente peiling blijkt dat twee derde problemen ervaart, maar ik wacht de brief graag af.

Ik zal me de komende periode, tot en met de zomer, inhouden over de vogelgriep. Ik doe dit in de hoop dat we hierover zullen spreken in de Kamer, voordat het volgende vogeltrekseizoen zich aandient.

Ik heb nog een antwoord tegoed over plantgezondheid, maar ik neem aan dat de Staatssecretaris daarop terugkomt. Collega Bosman was happy.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik heb nog maar twee vragen aan de Staatssecretaris. Is het mogelijk om de verschillende scenario's voor de kwetsbare sectoren, de kalverhouderij, de vleesveehouderij en de aardappelzetmeeltelers in de nu al beroemde meibrief op te schrijven? Ik bedoel daarmee de opties voor ondersteuning en de gevolgen voor de sectoren. Kan ter vergelijking in die brief ook de uitvoering in andere lidstaten meegenomen worden? Ik wil dat graag, omdat ik de afweging die de Staatssecretaris en het kabinet maken zo kan volgen. Daarmee kan ik ook de inzet voor een gelijk speelveld beter controleren. Ik ben heel kort in mijn tweede termijn, maar dit is een heel belangrijk punt. Ik voorkom liever een motie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Als de VVD mij complimenteert met mijn opmerking over de nitraatrichtlijn, dan word ik toch een beetje zenuwachtig. Ik heb de signalen uit het land dat de nitraatrichtlijn hoog nodig een update verdient, goed gehoord. Daarbij moeten de milieueffecten uiteraard goed in beeld worden gehouden.

Mevrouw Lodders (VVD): Het verbaast mij dat mevrouw Dik-Faber verbaasd is, want de motie die ik heb ingediend bij de behandeling van de mestwet, is gelukkig ook door de ChristenUnie-fractie gesteund. Ik maakte zojuist het punt dat die nitraatrichtlijn niet genoemd werd in de subsidiariteitsbrief. Ik denk dat we elkaar dus zeer kunnen vinden. Dit is een rigide richtlijn en daar moeten we vanaf.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Zo is het. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Ik heb gehoord wat zij heeft gezegd over de jongeboerenregeling. Ik ben het met haar eens dat we niet per motie een dictaat aan de provincies kunnen opleggen over de wijze van invoeren. Ik ben echter blij om te horen dat zij de zorgen deelt, dat zij naar een nationaal gelijk speelveld wil gaan en dat ze de provincies aanspoort in overleg te gaan met het NAJK. Ik zal zelf ook contact hebben met onze Statenfracties hierover. Dat heb ik ook al.

Ik heb vragen gesteld over de kalversector, over de vleesveesector en over agrarisch natuurbeheer en dat alles in relatie tot het nieuwe GLB. Ik heb prima antwoorden gekregen, maar ik blijf nog met heel veel vragen zitten. Ik begrijp dat daar vandaag geen duidelijkheid over komt en dat we moeten wachten tot de meibrief. Dat zal ik dus doen.

Mijn laatste punt gaat over verkoop onder de kostprijs. Ik heb de uitspraak over België erbij gepakt. Volgens mij is er niet per definitie strijdigheid met Europese richtlijnen, tenzij voldoende wordt aangetoond dat er sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Volgens mij zijn we het daarover eens. Fijn dat de Staatssecretaris hiermee verder aan de slag wil gaan. Ze refereerde aan de Gedragscode Eerlijke Handelspraktijken die de supermarkten hebben opgesteld. Ik moet helaas vaststellen dat de inkt nog niet droog was of er werd alweer een nieuwe prijzenoorlog ontketend. Wat is zo'n code dan nog waard? Ik zit zeker op de lijn van een verbod, omdat ik in de praktijk helaas moet vaststellen dat ik onvoldoende vertrouwen kan geven aan deze supermarkten. De inkoopprijs is moeilijk vast te stellen, maar het LEI heeft de kennis in huis. Het LEI werkt ook aan onze voedselprijzenmonitor. Volgens mij kunnen we veel zaken bij elkaar brengen en aan de slag gaan met de voorbereiding van een verbod.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik heb nog een paar punten. Mijn eerste punt heeft betrekking op het diergezondheidspakket. Huldigt de Staatssecretaris het uitgangspunt dat bij dat pakket de intrinsieke waarde van het dier centraal moet staan of een van de belangrijke punten moet zijn? Goede dierenwelzijnspraktijken moeten erkend worden als een vorm van ziektepreventie. Ik doel op het verminderen van antibioticagebruik, het verbeteren van veehouderijen en het verminderen van diertransporten, met de nadruk op dat laatste punt. Graag een reactie van de Staatssecretaris.

Is de Staatssecretaris bereid om zowel in Nederland als in Europees verband in te zetten op gezond fokkerijbeleid en gezond dierenwelzijnsbeleid als voorwaarde voor een stamboekerkenning? Daar is ook veel discussie over.

Tot slot kom ik op de voorwaarden voor de visserijakkoorden. De Staatssecretaris heeft een aantal facetten genoemd. Ik wil er twee uitlichten. Wil de Staatssecretaris als criterium hanteren dat ontwikkelingslanden een eerlijke vergoeding krijgen voor het feit dat Europese reders genieten van de natuurlijke hulpbronnen van het betreffende land? Daarnaast moet er een onafhankelijke evaluatie van een akkoord komen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de goede beantwoording. Ik maak me nog steeds zorgen om de etikettering. Ik denk namelijk dat er sprake is van onvoldoende administratieve lasten voor bedrijven. Volgens mij is dat een term die we hier iets vaker moeten bezigen. Als je bedenkt dat de consument nog steeds niet weet wat hij eet, dan zou ik eigenlijk willen dat bedrijven wat meer administratieve taken verrichten om de consument inzicht te geven. Het gaat mij niet alleen om het krijgen van de juiste informatie richting de NVWA – dat vind ik heel belangrijk – maar ik wil als consument weten wat ik eet. Als er iets misgaat in de voedselketen, dan is de NVWA nog weleens op de hoogte en dan kan men daar stappen zetten. Als consument ben ik dan niet geïnformeerd. Daar maak ik mij zorgen over.

Ik kijk uit naar de brieven over de kostprijs. Ik ben ook heel erg blij dat de Staatssecretaris het onderzoek van Europol wil agenderen. Ik zou het heel erg fijn vinden als daar een soort stappenplan fraudeaanpak uit zou komen, want het is erg belangrijk dat we daar wat beter op inzetten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik merk op Twitter dat mijn verhaal over de bruinvissen en de achternaam Varkevisser een schakeltje miste. Bruinvissen werden varkens van de zee genoemd, vandaar die achternaam. Die dieren werden dus gevangen en verkocht aan katholieken, want wat uit het water kwam was toch echt geen vlees. Dat kon je gewoon eten. Dat gold ook voor bevers en zelfs voor otters. We zijn er niet trots op. Ik in elk geval niet.

Dan kom ik op het plant- en diergezondheidspakket, de verordening teeltmateriaal. Ik vroeg de Staatssecretaris of zij vindt dat die moet worden ingetrokken. Dat heeft het Europees Parlement ook gevraagd. We zitten er inhoudelijk hetzelfde in. De Kamer staat unaniem achter de lijn die Staatssecretaris zojuist nog eens bevestigde. Dat gebeurt niet zo heel vaak. Wat overblijft, is een strategische afweging. Bereiken we meer als we nu doorpraten of moet de verordening nu ingetrokken worden? Ik ben geneigd om daarin met de Staatssecretaris mee te gaan, alhoewel ik het wel een bezwaar blijf vinden dat het verzoek van het Europees Parlement dan aan de kant wordt geschoven door de Europese Commissie. Ik begreep namelijk dat het Europees Parlement om intrekking had gevraagd. Dat is wel een puntje, maar ik snap de redenering van de Staatssecretaris ook.

Veel dingen lopen verder nog. Wat de fokkerij betreft, is het hetzelfde verhaal. Ik hoop dat de Staatssecretaris de Kamer inderdaad betrokken houdt bij de voortgang van die onderhandelingen en dat we de ruimte houden om een eventuele richtlijn nog af te wijzen.

De herkomstetikettering loopt nog. Ik druk de Staatssecretaris wel op het hart om ook in te zetten op de etikettering van het land van geboorte. Juist bij de kalfjes waar we het vandaag over hebben gehad, krijg je anders de situatie dat kalfjes die geboren zijn in Litouwen en vervolgens hier zijn vetgemest en geslacht, als een Nederlands stukje kalfsvlees kunnen worden verkocht. Dat lijkt mij geen eerlijke, goede voorlichting aan de consument.

De voorzitter: U bent door uw tijd heen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank voor de toezegging dat we de evaluatie van de staandwantregeling krijgen. Ik hoop dat dit inderdaad snel komt. Kan de Staatssecretaris een indicatie geven van wat «binnenkort» betekent?

De voorzitter: De Staatssecretaris heeft alles voor elkaar, dus we gaan meteen door met haar tweede termijn.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. U bent het zonnetje in huis. Dat is mooi.

Mevrouw Lodders vraagt wanneer we met de nitraatrichtlijn aan de slag gaan. Ik verwacht dat het rond het Nederlandse voorzitterschap een issue kan zijn. We zullen daarvoor al aan de slag gaan, maar niet voor 23 april. Dat snapt de Kamer.

In de meibrief kom ik terug op de eiwitgewassen.

Ik verwacht dat de Kamer het advies over de vierdageneis deze maand kan krijgen. De Kamer krijgt dan ook mijn reactie daarop, met daarbij mijn voorstellen voor het omgaan met de knelpunten.

Ik zal mijn best doen om de Kamer voor de zomer per brief te informeren over de aanpak voor het beperken van risico's door vogelgriep. Het is echter niet alleen in mijn handen, want het is ook een Europese discussie. Aan mij zal het echter niet liggen.

Mevrouw Lodders heeft een vraag gesteld over de stemverhouding ten aanzien van de open en gesloten fytosanitaire systemen. Wij zijn heel alert. We zijn actief bezig met het behoud van het open systeem. Wij hebben daarvoor steun gezocht en ook gekregen. In de Raadswerkgroep steunen inmiddels elf landen het Nederlands standpunt, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Denemarken, Tsjechië en Hongarije. Meer landen zijn dus voor een open systeem dan voor een gesloten systeem. Het Europees Parlement zal komende dinsdag stemmen. Daar liggen de stemverhoudingen fiftyfifty. Dat is dus heel erg spannend. We doen wat we kunnen doen om iedereen te beïnvloeden, maar ik wil de wedervraag aan de Kamerleden stellen. We hebben daar natuurlijk ook invloed op via de leden in het Europees Parlement.

De heer Geurts stelde twee vragen. De eerste betrof scenario's die je kunt gebruiken om de sectoren die het lastig krijgen bij het werken naar een gelijke hectarepremie te bekijken. De tweede ging over wat ik in de meibrief kan laten zien over de nieuwe GLB-maatregelen. Het is sowieso goed om in die meibrief aandacht te besteden aan de wijze waarop andere lidstaten met een aantal situaties omgaan. Daar heeft de Kamer uiteraard recht op. Of het scenario's worden, weet ik nog niet. Ik probeer in beeld te brengen wat de mogelijke opties zijn en om welke redenen het kabinet uiteindelijk voor een bepaalde optie kiest. Daarmee kom ik tegemoet aan de vraag van de heer Geurts. De Kamer kan bezien of het een verstandige afweging is. Uiteraard heb ik er alle vertrouwen in dat ik de Kamer daarvan te zijner tijd kan overtuigen.

De opmerkingen van mevrouw Dik-Faber over de jongeboerenregeling zijn duidelijk. Volgens mij werken we samen aan een goede regeling. Zo ervaar ik dat in elk geval. Inderdaad zal een en ander pas helder worden in de meibrief. Er is nog overleg nodig met de verschillende sectoren, dus die tijd wil ik nemen.

Op het punt van oneerlijke prijzen heeft mevrouw Faber niet zo veel vertrouwen in de gedragscode. Die is er ook nog maar net. Het is misschien wat vroeg om de code nu al af te serveren. We lopen in Europa voorop door dit soort afspraken te maken. Het is ook nodig dat we van verschillende kanten blijven investeren, om ervoor te zorgen dat het ook een goede en succesvolle gedragscode is.

Dan kom ik op het pleidooi voor een wettelijke regeling. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat de uitspraak van het Europees Hof van vorig jaar het voor de lidstaten die een regeling hebben, veel moeilijker maakt. Het is goed om dit op schrift nog eens met de Kamer te delen. In de landen waar die regeling er al is, komt die juridisch totaal onder druk te staan. Ik denk dat we dat echt met elkaar moeten wisselen. Het kan dat mevrouw Dik-Faber daar anders over blijft denken, maar ik loop ook tegen grenzen aan van wat mogelijk is. Ik zou graag op dit punt het debat voeren. We zijn het erover eens – dat is ook een kwestie van moraliteit – dat als een supermarkt de verantwoordelijkheid neemt, opvattingen heeft over producten en wil staan voor productveiligheid, het ook van belang is dat diezelfde supermarkt zijn rol op dit terrein goed speelt. We hebben geen enkel verschil van mening daarover. Laten we dan ook naar aanleiding van de kabinetsreactie op het OVV-rapport bespreken wat kan, wat effectief is – dat is ook altijd van belang – en hoe we op dit punt de druk kunnen opvoeren. Dat laatste is misschien wel het meest nodig.

De vragen van de heer Van Gerven over het diergezondheidspakket zou ik eigenlijk allemaal met ja kunnen beantwoorden, omdat we ook in onze wetgeving de intrinsieke waarde van het dier hebben benoemd. We zijn bezig met het enorm terugdringen van het veterinair gebruik van antibiotica en dat zal ook voor Europa van groot belang zijn. De Kamer weet dat ik binnen Europa ook het standpunt huldig dat je niet meer dan acht uur transport moet toestaan. Ik wil heel graag dat dit ook op Europees niveau vastgelegd wordt. Ook daarop wil ik heel graag actie, maar wel op basis van een gelijk speelveld. Dan kunnen we de goede standaarden van Nederland ook voor de rest van Europa laten gelden. Dat zou een enorme stap in de goede richting zijn.

Ik kom bij de vraag van mevrouw Ouwehand over het fokkerijbeleid. Als een verordening niet goed is, dan kun je daar altijd tegen zijn. Natuurlijk staat het open. Mijn stelling is dat je het beste onderhandelt als je ook bereid bent om uiteindelijk te zeggen dat het niet goed genoeg is. Die ruimte moet je in elke situatie voelen, in elk geval als je daar voordeel van hebt.

Dan kom ik op de stamboekerkenningen. Wij moeten in de discussie over deze verordening geen zaken betrekken die we in Nederland al via een andere route bespreken. Ik begrijp wel waar de heer Van Gerven naartoe wil, maar volgens mij hebben we daarvoor een zorgvuldige eigen lijn, die ik graag wil blijven volgen.

De Europese bijdrage is gebaseerd op het betalen van een eerlijke vergoeding voor de visserijmogelijkheden. Het akkoord wordt onafhankelijk geëvalueerd. Dat lijkt mij goed en belangrijk.

Mevrouw Dikkers sprak over de transparantie die voor consumenten noodzakelijk is. Ik ben met haar eens dat dit van groot belang is. Het kabinet heeft zich ingezet op de etikettering en de herkomst. Zowel de consument als het bedrijf kan voordeel hebben van administratieve lasten. Dat is een interessant punt. Als je hele boekwerken als bijlage krijgt bij een product, dan kan dat misschien informatie verschaffen, maar daarmee wordt het voor de consument niet per se inzichtelijker. Hier is het adagium: keep it short and simple. Dat is zowel in het belang van het bedrijfsleven als van de consument. Als ik een etiket zie, dan wil ik in één oogopslag begrijpen wat daar staat. Het is ook belangrijk dat het klopt.

Het is goed om te horen dat mevrouw Ouwehand mijn strategische inschatting voor de onderhandeling over het plant -en diergezondheidspakket kan volgen. Als het voor de tweede lezing bij het EP komt en het wordt opnieuw verworpen, dan heeft het dus geen zin gehad. Met andere woorden: mevrouw Ouwehand krijgt ergens toch gelijk. Het zal nooit zo zijn dat de Europese Commissie met hetzelfde verhaal komt aanzetten bij het Europees Parlement, want dan zegt men vrolijk en terecht nee. Eigenlijk is iedereen nu teruggestuurd naar de onderhandelingstafel. Het is wel zinvol om nu echt verder te gaan met de uitspraak van het EP als stok achter de deur.

Ik moet nog kijken naar het vermelden van het geboorteland op de etiketten. Hier geldt namelijk ook dat het handhaafbaar moet zijn. Daar zitten een aantal vraagstukken aan vast. Die kan ik op dit moment nog niet overzien. We zullen het wel in de discussie betrekken, want het is geagendeerd. Het is op termijn ook niet houdbaar om op dit punt geen mening te hebben. Het is belangrijk om te zien wat voor effect het heeft als je het zou doen, en of je het kunt controleren. Dat lijkt mij van groot belang.

De voorzitter: Mevrouw Dikkers had één verhelderende vraag, maar we gaan geen derde termijn doen. Als we daar mogelijk een VAO mee kunnen voorkomen, laat dat dan even weten. Ik kijk ook even naar de heer Van Gerven. Dan kunnen we het beter hier aftikken.

Mevrouw Dikkers (PvdA): De Staatssecretaris zegt dat er niet te veel informatie op de etiketten moet komen en dat het voor de consument overzichtelijk moet blijven. Dat snap ik. Nu weet ik als consument echter niet of een recall-actie het vlees betreft dat ik zelf mogelijk geconsumeerd heb. Is het niet interessant om te onderzoeken op welke wijze dit soort informatie voor de consument daadwerkelijk inzichtelijk gemaakt kan worden, analoog aan wat er nu gebeurt bij lunchrooms en de NVWA?

Staatssecretaris Dijksma: Nu klutst mevrouw Dikkers toch twee discussies door elkaar. Er is een discussie over de herkomstetikettering van vlees, zowel van vers vlees als van vlees als ingrediënt. Er is ook een discussie gaande over de transparantie die gewenst is op het moment dat er een recall plaatsvindt, ook voor consumenten. Op beide punten zullen wij in de kabinetsreactie ingaan, maar het zijn echt twee verschillende dingen. Er komt niet opeens op een etiket te staan dat het een recall-product is. Dat weet je op dat moment nog niet.

De voorzitter: Mijnheer Van Gerven, handhaaft u uw verzoek om een VAO?

De heer Van Gerven (SP): Nee, mijn vragen zijn voldoende beantwoord. Wat mij betreft is het niet nodig, maar ik kijk ook even naar de collega's.

De voorzitter: Ik zie allemaal ontkennende gezichten, dus dan zal er geen VAO plaatsvinden. Er vinden zo meteen stemmingen plaats over het mestbeleid, dus we zien elkaar straks in de plenaire zaal.

Er zijn veel toezeggingen van de Staatssecretaris. Het lijkt wel sinterklaas. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:

  • De Staatssecretaris zal de Kamer in mei in een brief nader informeren over de nationale implementatie van het GLB. Voor degenen die dat niet weten: dat is het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Staatssecretaris Dijksma: Die toezegging stond al.

De voorzitter:

  • De Minister van Economische Zaken zal de Kamer deze maand nog informeren over de blauwdruk met betrekking tot de interbrancheorganisaties.

  • In de bijlage bij de meibrief zal de Staatssecretaris de Kamer in een tabel een overzicht geven van de cofinanciering vanuit het Rijk en de provincies in het kader van POP3.

  • Op korte termijn ontvangt de Kamer de evaluatie van de regeling recreatief staand want met een kabinetsappreciatie.

  • De Staatssecretaris zal een kabinetsappreciatie op het advies van deskundigen inzake de vierdageneis naar de Kamer sturen samen met het advies zelf.

  • In de kabinetsreactie op het OVV-rapport zal de Staatssecretaris ingaan op de verkoop van vlees onder de inkoopsprijs.

  • De Kamer wordt nader geïnformeerd over de herkomstetikettering van producten waarin vlees is verwerkt en van vers vlees.

  • Voor de zomer van 2014 zal de Kamer worden geïnformeerd over de gemeenschappelijke aanpak van laag pathogene aviaire influenza.

Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Is alles zo goed verwoord?

Staatssecretaris Dijksma: Ik vind het allemaal prima.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik mis de toezegging over de administratieve lasten per handeling.

Staatssecretaris Dijksma: Dat klopt.

De voorzitter: Die is bij dezen toegezegd.

De heer Geurts (CDA): Ik mis de toezegging over de verschillende scenario’s.

De voorzitter: Dat is ook toegezegd.

Dan zijn wij klaar. Ik dank de mensen op de publieke tribune, de kijkers en luisteraars via het digitale netwerk, de Staatssecretaris en haar gevolg en de Kamerleden.

Sluiting 13.26 uur.

Volledige agenda

1. Aanbieding van de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 14 april 2014

Kamerstuk 21 501-32, nr. 777 – Brief regering d.d. 03-04-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

2. Geannoteerde agenda van de Informele Landbouwraad op 6 mei 2014 in Athene

Kamerstuk 21 501-32, nr. 778 – Brief regering d.d. 03-04-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

3. Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 24 maart 2014

Kamerstuk 21 501-32, nr. 776 Brief regering d.d. 03-04-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

4. Kabinetsreactie op het advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLi) «Ruimte voor duurzame landbouw»

Kamerstuk 33 043, nr. 29 – Brief regering d.d. 03-02-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

5. Reactie op een brief van de Europese Commissie over teeltmateriaal

Kamerstuk 33 643, nr. 11- Brief regering d.d. 03-12-2013

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

6. Voortgangsrapportage herzieningspakket plant- en diergezondheid

Kamerstuk 33 643, nr. 12 – Brief regering d.d. 19-12-2013

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

7. Voortgangsrapportage omtrent het plant- en diergezondheidspakket

Kamerstuk 33 643, nr. 14 – Brief regering d.d. 18-03-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

8. Antwoorden op vragen van de commissie over de Landbouw- en Visserijraad op 24 en 25 maart 2014

Kamerstuk 21 501-32, nr. 774 – Brief regering d.d. 21-03-2014

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

9. Beantwoording openstaande vragen van de commissie over de Landbouw- en Visserijraad op 24 maart 2014

Kamerstuk 21 501-32, nr. 775 – Brief regering d.d. 24-03-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

10. Kadavertarieven Rendac

33 750-XIII-119 – Brief regering d.d. 21-03-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

11. Besmetting «potato spindle tuber viroid»

Kamerstuk 27 858, nr. 260 – Brief regering d.d. 24-03-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

12. Fiche: Verordening en richtlijn fokkerij

Kamerstuk 22 121, nr. 1815 – Brief regering d.d. 24-03-2014

Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven