33 643 EU-voorstellen: Plant- en diergezondheidspakket COM (2013) 264, 260, 262, 265, 267 en 327

Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij op 5 november gevraagd om een reactie op de brief die u onlangs van de Europese Commissie hebt gekregen in antwoord op uw brief over de conceptverordening betreffende de productie en het op de markt brengen van teeltmateriaal (COM (2013) 262 final).

Alvorens in te gaan op de inhoud van de brief van de Europese Commissie, geef ik u eerst een korte stand van zaken van de meest relevante ontwikkelingen op het gebied van de teeltmateriaalverordening.

Relevante ontwikkelingen concept-teeltverordening

Tijdens de gedachtewisselingen met de Tweede Kamer over de concept-teeltverordening is de Nederlandse positiebepaling op dit onderwerp verhelderd en aangescherpt. Samengevat komt dat erop neer dat het in algemene zin het oordeel van het kabinet over deze regelgeving positief is. Het is van belang dat er werkbare regelgeving is voor de kwaliteit van teeltmateriaal, maar ook dat deze regelgeving meer ruimte biedt voor diversiteit. Beide aspecten zijn van groot belang voor een duurzame landbouw. Vooral de consolidatie en de integratie met de verordeningen inzake plantgezondheid en de controles is een belangrijk stap voorwaarts die kansen biedt te komen tot effectieve en efficiënte borging van de kwaliteit van teeltmateriaal op de Europese markt. Wel wil het kabinet er stevig op inzetten om in het bijzonder de volgende zaken te versterken in de regelgeving. Nederland wil dat de nieuwe regelgeving waarborgen biedt om een duurzame landbouw te bevorderen,de lasten voor het bedrijfsleven (in het bijzonder midden- en kleinbedrijf) te minimaliseren, monopolisering van de voedselvoorziening tegen te gaan en de (agro)biodiversiteit te bevorderen. Nederland zal zich daarbij in het bijzonder inzetten voor het belang van traditionele rassen en zal erop toezien dat de belangen van de biologische landbouw op een goede manier zullen worden geborgd. Tot slot is Nederland kritisch over de grondslagen voor uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen die ten koste gaan van de nationale beleidsruimte. Langs deze lijnen wordt de Nederlandse inzet vormgegeven in de raadswerkgroepen.

Met regelmaat vindt overleg plaats met de relevante nationale stakeholders, inclusief de biologische landbouw ter voorbereiding van deze werkgroepen. Deze overleggen worden benut voor het bepalen en formuleren van de Nederlandse inzet.

Ik zal u over de voortgang op de besprekingen over deze en de andere verordeningen – zoals toegezegd – vier maal per jaar rapporteren bij de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad, dan wel eerder indien dit in verband met besluitvorming noodzakelijk is en u te allen tijde tijdig te betrekken wanneer besluitvorming is voorzien. De eerstkomende rapportage zal ik u in december toezenden.

Reactie op brief EC

De Europese Commissie gaat in haar brief in op de door u gestelde vragen en concludeert dat in haar ogen de conceptverordening wel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Al deze bepalingen zijn nodig om in de hele Unie voor gelijke mededingingsvoorwaarden tussen de betrokken marktdeelnemers te zorgen. Deze maatregelen zijn ook nodig om ervoor te zorgen dat alle gebruikers van die rassen in de Unie, onder wie landbouwers en eindgebruikers, evenveel informatie krijgen, evenveel vertrouwen in de door hen gebruikte producten kunnen hebben en over zeer kwaliteitsvol teeltmateriaal kunnen beschikken, aldus de Commissie.

De brief gaat in het bijzonder uitgebreid in op de voorschriften voor registratie van rassen, waarbij rekening wordt gehouden met traditionele rassen en hun rol voor de biodiversiteit. Voor deze traditionele rassen zullen heel lichte eisen gaan gelden en er zullen geen registratievergoedingen worden gevraagd. Wel zal met dit materiaal in de gehele EU kunnen worden gehandeld. Ook wordt een categorie «niche markt» geïntroduceerd, die het mogelijk zal maken om lokale markten te voorzien van materiaal dat niet tot geregistreerde rassen behoort. Beide zijn van groot belang voor het behoud van biodiversiteit. Dit strookt in grote lijnen met de Nederlandse inzet, die ik u eerder heb gepresenteerd. Ik zal er kritisch op toezien dat deze doelen ook daadwerkelijk worden behaald.

Verder gaat de brief van de Europese Commissie in op de voorgestelde vrijstelling van vergoedingen voor micro-ondernemingen. De Europese Commissie geeft aan, dat de bedoeling hiervan is om ondernemingen met een geringe omvang te ondersteunen en benadrukt daarbij, dat deze bepaling in alle landen zal moeten worden doorgevoerd teneinde een gelijk speelveld te bereiken. Zoals in het BNC-fiche reeds is opgemerkt, verzet Nederland zich tegen deze bepaling. Uit de besprekingen in Brussel is inmiddels gebleken dat veel landen deze bezwaren delen.

Op het punt van rechtsgrondslagen voor uitvoeringshandelingen geeft de Europese Commissie aan, dat deze in overeenstemming zijn met het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Niettemin is Nederland kritisch op het grote aantal voorgenomen uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen. Nederland zal er op inzetten dat essentiële onderdelen en bepalingen met gevolgen voor uitvoering, handhaving en regeldruk niet worden opgenomen in gedelegeerde handelingen. Nederland wil namelijk ruimte houden in de uitvoering en handhaving van de verordening, zodat deze kan worden toegesneden op de specifieke Nederlandse situatie en de Nederlandse wensen.

Tenslotte geeft de Europese Commissie antwoord op uw vraag naar de betrokkenheid van de biologische sector bij de controle verordening (COM (2013) 265). Het voorstel voor de controle verordening is voor zover het biologische productie betreft alleen gericht op het voorkomen van leemten en overlappingen in de regelgeving voor officiële controle. De Europese Commissie geeft aan, dat lopende herziening van het wettelijk kader van de Unie inzake biologische productie aanleiding kan vormen tot aanpassing van sectorspecifieke bepalingen van de controle verordening of de daarmee verbonden secundaire regelgeving. Belanghebbenden van de biologische sector nemen actief deel aan dit herzieningsproces via deelname aan openbare raadplegingen, hoorzittingen en specifieke besprekingen in het kader van de raadgevende groep biologische landbouw. Hiermee is naar mijn mening een bruikbare basis gecreëerd voor een actieve inbreng en betrokkenheid van de vertegenwoordigers van de biologische sector. Waar nodig zal ik ook in de toekomst aandringen op afstemming op Europees niveau met de biologische sector, zoals ik u eerder al heb toegezegd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven