21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1436 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 mei 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over o.a. de brief van 13 mei 2022 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 24 mei 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1425). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

De vragen en opmerkingen zijn op 16 mei 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 18 mei 2022 is een deel van de vragen beantwoord. Bij brief van 25 mei 2022 zijn de resterende vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Jansma

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie aandacht bij de Minister voor de praktische werkbaarheid van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor boeren. Het nieuwe GLB gaat in per 2023 en boeren en telers moeten tijdig weten waar zij rekening mee moeten houden, of het nu gaat om hun bouwplannen, (ver)huur van grond, afzetcontacten en de nieuwe wet- en regelgeving. Wat gaat de Minister doen om deze duidelijkheid tijdig te bieden? Kan de Minister toezeggen dat van verdere verzwaring van voorwaarden voor de basissteun geen sprake is?

Antwoord

Het nieuwe (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) GLB zal ingaan per 2023. Boeren moeten op tijd weten wat hen te wachten staat zodat zij hierop kunnen anticiperen in hun plannen. Dit belang heb ik meermaals onder de aandacht gebracht bij de Europese Commissie die het Nederlandse GLB-plan moet goedkeuren, en ik blijf dat doen. Mijn inzet is om dit goedkeuringsproces zo snel mogelijk te laten verlopen, en er vinden regelmatig technische bijeenkomsten over diverse onderwerpen plaats. Het nieuwe GLB zal ingaan per 2023. Boeren moeten op tijd weten wat hen te wachten staat zodat zij hierop kunnen anticiperen in hun plannen. Dit belang heb ik meermaals onder de aandacht gebracht bij de Europese Commissie die het Nederlandse GLB-plan moet goedkeuren, en ik blijf dat doen. Mijn inzet is om dit goedkeuringsproces zo snel mogelijk te laten verlopen, en er vinden regelmatig technische bijeenkomsten over diverse onderwerpen plaats. Mijn appreciatie van de observatiebrief van de Europese Commissie zal ik binnenkort ook aan uw Kamer sturen.

Na afronding van de technische gesprekken met de Commissie, moet het GLB-plan opnieuw formeel worden ingediend. Het kost dan ten minste nog 6–8 weken voordat de Commissie het plan opnieuw beoordeeld heeft. Mijn inzet is om pas een plan in te dienen wanneer uit de gesprekken voldoende gebleken is dat de voorgestelde lijn uit dat plan wordt goedgekeurd. Ik streef ernaar het aangescherpte plan voor de zomer in te dienen.

Parallel aan het GLB-NSP (Nationaal Strategisch Plan) goedkeuringsproces ben ik al begonnen met de uitwerking van nationale regelgeving, zodat die zo snel als mogelijk gepubliceerd kan worden.

Naast een reëel tijdspad vind ik de praktische werkbaarheid belangrijk. Op dit moment wordt de ecoregeling verder aangescherpt in een tweede praktijktoets. Hierin bespreken zo’n 50 deelnemende boeren hun bedrijfssituatie door met een adviseur en bezien ze de inpasbaarheid van de ecoregeling. Voor de zomer zal ik de resultaten van de praktijktoets en mijn reactie hierop delen met uw Kamer.

Ten aanzien van de verzwaring van de voorwaarden van de basissteun is mijn inzet mede zoveel mogelijk vast te houden aan het ingediende NSP. Zie ook mijn antwoorden op vragen van de PvdD-, D66- en SGP-fractie in deze brief.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de Landbouw- en Visserijraad en bijbehorende stukken. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

NSP/GLB

De leden van de D66-fractie constateren dat er gewerkt wordt aan een tweede inzending van het NSP ten behoeve van het GLB. Zij begrijpen dat de acht miljoen euro uit de crisisreserve zal gaan naar grondgebonden landbouwers met substantiële aantallen varkens en pluimvee. Kan de Minister nader toelichten hoe hiermee zal worden voldaan aan de voorwaarde dat deze crisisfondsen moeten worden ingezet voor de vergroening? Onder welke pijler zullen deze additionele gelden worden ingezet en ten behoeve van welke maatregelen? Wat zullen de voorwaarden zijn voor de inzet van dit geld? Hoe kan voorkomen worden dat hiermee vooral landbouwers met «substantiële aantallen» dieren worden beloond en niet kleinere boeren die een misschien wel duurzamer landbouwmodel hanteren? Hoe past dit binnen de transitie naar kringlooplandbouw en de doelstellingen zoals geformuleerd in het coalitieakkoord?

Antwoord

Bij de inzet van de EU landbouwcrisisreserve richt ik mij vanwege o.a. de duurzaamheid randvoorwaarde vanuit de Commissie en de praktische uitvoering op toevoeging van deze middelen aan het huidige GLB-budget voor de vergroening in 2022. Binnen deze groep landbouwers met grond richt ik mij, vanwege signalen uit de sector en de uitkomsten van het Wageningen Economic Research (WeCR) onderzoek (Kamerstukken 21 501-32 en 36 045, nr. 1406), vooral op een eenmalige bijdrage aan varkens- en pluimveebedrijven met grond die substantiële aantallen varkens en pluimvee hebben. Het zijn bedrijven die betalingsrechten (BBR) ontvangen waarmee wordt aangesloten bij de bestaande regelingen omtrent vergroening onder de eerste pijler, wat bijdraagt aan de weerbaarheid van de sector. Kleine boeren worden niet uitgesloten en een grens voor substantiële aantallen dieren wordt gehanteerd om de inzet van de crisisreserve te richten op bedrijfsmatige landbouwbedrijven. De criteria hiervoor worden nog uitgewerkt en worden voor eind juni aan de Commissie voorgelegd. Ik zal de nadere uitwerking dan ook met uw Kamer delen.

De leden van de D66-fractie constateren dat de EC meerdere verbeterpunten heeft aangeleverd voor het NSP (Kamerstuk 28 625, nr. 337). Deze leden bemerken dat een gebrek aan informatie, indicatoren en streefwaarden een groot kritiekpunt is. Wat gaat de Minister doen om verbetering te tonen op deze punten? Welke specifieke ecologische streefwaarden zullen toegevoegd worden?

Antwoord

Naast de genoemde verbeterpunten kan ook geconcludeerd worden dat NL met haar ingediende plan op de goede weg is. Er zijn geen breekpunten benoemd. Ook waardeert de Commissie de focus op de groene doelen van het Nederlandse GLB-NSP, en verwelkomt de Commissie de overheveling van budget van het Europees Garantiefonds voor de Landbouw naar het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, ten behoeve van de transitie naar een meer duurzame landbouw. Wel zou de Commissie graag extra informatie willen of andere accenten zien. Vooral ten aanzien van de concretisering van het nieuwe kabinetsbeleid dat sinds de indiening van het plan tot stand is gekomen. Daar waar de Commissie vraagt om een betere uitleg om het plan te kunnen beoordelen, zal ik die informatie leveren. Ook zal ik tegemoet komen aan de wens van de Commissie om het NSP verfijnder te monitoren, mits de monitoring wel uitvoerbaar blijft en praktisch toepasbaar voor landbouwers. Dat betekent dat in het NSP meer resultaatindicatoren opgenomen worden. De bijbehorende doelen en mijlpalen worden momenteel opnieuw bekeken. Ook wil ik kijken naar bijvoorbeeld mogelijkheden voor de akkerbouw en de biologische landbouw. Daarnaast wordt momenteel aan een plan voor de monitoring en evaluatie gewerkt. Deze zal in de loop van 2022 aan uw Kamer gestuurd worden. Dit plan betreft niet alleen de verplichte Europese indicatoren, maar ook aanvullende nationale indicatoren om beter aan te sluiten bij de Nederlandse situatie. Begin juni wordt er een appreciatie brief verstuurd aan uw Kamer met de voorgestelde aanscherpingen voor het NSP.

Verder lezen de leden van de D66-fractie in het rapport van de EC dat deze het betreurt dat stimulering van de energietransitie niet is opgenomen in het Nederlandse plan. Is de Minister van plan dit alsnog te betrekken in de nieuwe versie van het NSP? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Na de Russische invasie in Oekraïne wil de Europese Commissie dat de EU ruim voor het einde van het decennium onafhankelijk wordt van Russisch gas (RePowerEU). De Commissie roept lidstaten op om de productie van bio-methaan te stimuleren en dit te ondersteunen vanuit de strategische GLB-plannen. Deze aanbeveling is ook opgenomen in de brief met de observaties over het Nederlandse Strategisch Plan. Ik sta positief tegenover deze aanbeveling en ben momenteel aan het verkennen hoe we in Nederland de productie van bio-methaan (Groen Gas) kunnen stimuleren en welke mogelijkheden het GLB-NSP in samenhang met andere fondsen daarvoor biedt. Dit zal worden voorgelegd aan het bestuurlijk overleg en worden verwerkt in het definitieve NSP. Uw Kamer wordt over de uitkomst geïnformeerd.

De leden van de D66-fractie constateren dat de EC aanbeveelt om het aantal kerngebieden voor het beheer van boerenlandvogelpopulaties uit te breiden, zodat het in lijn gaat lopen met het Prioritair Actiekader (PAF) en het Aanvalsplan Grutto. Gaat de Minister deze aanbeveling direct overnemen? Zo nee, waarom niet? Deze leden hebben begrepen dat een groot obstakel voor boeren die mee willen doen aan het Aanvalsplan Grutto de relatief korte duur van beheercontracten en het gebrek aan extra grond om te extensiveren is. Gaat de Minister hier in navolging van de aanbevelingen van de EC iets aan doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat?

Antwoord:

In afstemming met de Europese Commissie zal ik beter toelichten in het NSP dat de ambitie opgenomen in het Prioritair Actiekader (PAF) en het aanvalsplan Grutto in zijn geheel worden uitgevoerd (30 gebieden verspreid over Nederland). Dit gebeurt gefaseerd in 3 golven. Provincies zijn al gestart met een specifiek budget (3,5 miljoen voor 15 gebieden) en er zal in 2023 via het GLB-NSP een vervolg aan worden gegeven door aan een aantal extra gebieden toe te voegen. In de jaren daarna wordt dit verder uitgebouwd. Deze start zal de komende jaren worden gevolgd door het beschikbaar stellen van het GLB-budget via het NSP. Daarnaast laat de Europese regelgeving onder voorwaarden een langere periode toe dan 6 jaar voor ANLb-verbintenissen, bijvoorbeeld door erin te voorzien dat zij na afloop van de eerste periode jaarlijks kunnen worden verlengd. Ik wil in het NSP voor de beheercontracten van collectieven deze mogelijkheid opnemen.

De leden van de D66-fractie constateren tevens dat het lidstaten in het GLB is toegestaan om nationaal budget toe te voegen aan de tweede pijler. Is de Minister van plan middelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) toe te voegen aan de tweede pijler om op die manier sneller te kunnen implementeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het is inderdaad toegestaan om nationaal budget toe te voegen aan de tweede pijler van het GLB. Zo heeft het kabinet in het NSP voorgesteld, naast de eerder voorziene cofinanciering van € 38,4 mln., aanvullende financiering beschikbaar te stellen voor de interventies Gebiedsgericht experiment N2000/veenweide/bufferstroken (€ 223,1 mln.) en het Aanvalsplan Grutto (€ 8,7 mln.). Wat betreft reservering van extra aanvullende nationale middelen uit het Transitiefonds wil ik daar nog niet op vooruitlopen. De vormgeving van het fonds (doelstellingen en besluitvorming over de besteding) wordt momenteel in overleg met o.a. de provincies nader uitgewerkt.

De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat in het GLB nog steeds de optie bestaat om vanggewassen te gebruiken om een GLMC-9-areaal (niet productief areaal ten behoeve van biodiversiteit) in te vullen. Gelukkig constateren zij dat lidstaten hier zelf mogen bepalen of zij dat overnemen. De ambtsvoorganger van de Minister constateerde al dat het gebruik van vanggewassen zogenaamde «greenwashing» is. Ook constateren deze leden dat de Europese Rekenkamer hier in het verleden ook al erg kritisch op was. Kan de Minister verzekeren dat de lijn van zijn voorganger voortgezet wordt en het gebruik van vanggewassen niet zonder meer gebruikt kan worden om vergroeningspremies te vangen?

Antwoord

Vanwege een hernummering spreken we nu over GLM8 in plaats van GLMC9. Het klopt dat in het GLB om te voldoen aan GLMC8 de EU lidstaten vanggewassen kunnen gebruiken bij het voldoen aan GLMC8. Nederland is hier altijd tegen geweest, maar alsnog is dit in het GLB opgenomen. Wel beperkt tot 1% van de 4%. Ik kan bevestigen dat ik, evenals mijn voorganger, niet voornemens ben gebruik te maken van deze beperkte mogelijkheid.

De leden van de D66-fractie lezen in de aanmerkingen van de EC op het NSP tevens dat deze meer duidelijkheid wil over de aanpak voor het terugdringen van chemische gewasbeschermingsmiddelen. In dit licht constateren deze leden dat in het verleden in de Kamer al meermaals moties aangenomen zijn die oproepen tot beperking van het gebruik van glyfosaat. Een voorbeeld daarvan is de motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 426). Deze motie roept op tot een verbod op gebruik van glyfosaathoudende middelen voor gebruik buiten geïntegreerde gewasbescherming. Kan de Minister aangeven op welke wijze daar al opvolging aan gegeven is? Kan de Minister ook toelichten welke verdere stappen nodig zijn ter uitvoering van die motie en hoe hij deze gaat zetten? Welke andere stappen gaat de Minister zetten om tegemoet te komen aan de aanmerking van de EC dat er meer concrete maatregelen nodig zijn?

Antwoord:

Ik verwijs de leden van de D66-fractie naar de brief die ik op 25 mei jl. aan uw Kamer heb gestuurd met daarin mijn invulling van enkele moties en toezeggingen en over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gewasbescherming. Hierin staat een uitgebreide passage over glyfosaat, waarin onder meer wordt ingegaan op de hierboven genoemde moties.

Het NSP bevat concrete maatregelen, zowel in de basisvoorwaarden (conditionaliteit) als in de ecoregeling, die bijdragen aan vermindering van gebruik en risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. Die maatregelen zijn onderdeel van maatregelen op het gebied van waterkwaliteit, nutriënten, bodemkwaliteit en biodiversiteit en daardoor minder zichtbaar, met name bij de ecoregeling. Zo is bijvoorbeeld bij de meerdere eco-activiteiten uitsluitend plaatsgewijze toepassing van gewasbeschermingsmiddelen of biociden toegestaan. Naar aanleiding van de opmerking van de Europese Commissie, wordt onderzocht of invulling van een resultaatindicator op dit gebied een toegevoegde waarde heeft. Bedacht moet worden dat in Nederland het beleid om gebruik en risico’s van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen is vastgelegd in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming. Nederland kent immers ook teelten en sectoren die maar beperkt gebruik (kunnen) maken van de subsidiemogelijkheden van het GLB. Het accent ligt dus in dat generieke beleid.

Ontbossingsstrategie

De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat de Europese ontbossingsverordening niet lijkt te worden uitgebreid. Zij zijn van mening dat elk jaar dat we wachten met het uitgebreider beschermen van onze natuur tegen ontbossing enorm veel schade aangericht wordt. Zij zouden het erg jammer vinden als er meerdere jaren gewacht moet worden alvorens andere ecosystemen en producten ook onder de verordening komen te vallen. Deze leden herinneren de Minister eraan dat van alle Braziliaanse soja de helft uit de Cerrado komt, en dat dat gebied nu niet onder de verordening valt. Dit terwijl van deze zelfde Cerrado al 40% in gebruik is voor landbouw. Welke acties onderneemt de Minister om zo snel mogelijk de optie tot uitbreiding weer op tafel te krijgen in Europa? Wat is daarin zijn inzet en de mening die hij in Europees verband uitdraagt?

Antwoord

De huidige verordening en de daarin gebruikte definitie van bos dekt de Cerrado ten dele, studies geven aan dat dit om ongeveer een kwart van de Cerrado zou gaan. Ik ben echter van mening dat ook andere ecosystemen met hoge biodiversiteitswaarde, zoals de Cerrado, zo snel mogelijk beschermd moeten worden, zodat deze niet extra onder druk komen te staan door verschuiving van productie. Dit draag ik ook uit in Europees verband, Nederland kijkt actief met gelijkgestemde landen hoe tot uitbreiding te komen die ook praktisch uitvoerbaar is. Hoewel verschillende landen de ambitie delen om tot uitbreiding te komen is er nog geen oplossing gevonden hoe dit te doen. Daartoe laat ik verkennend onderzoek doen naar mogelijkheden tot uitbreiding van de verordening om meer ecosystemen af te dekken. Voor Nederland is het een prioriteit om de ambitie hoog te houden, dit blijft Nederland in Europees verband uitdragen.

Dierenwelzijn

De leden van de D66-fractie zien dat we in Europa nog steeds te maken hebben met een verschrikkelijke oorlog in Oekraïne. Zij vinden het hartverwarmend dat er in Nederland talloze initiatieven zijn verrezen om hulp te bieden aan Oekraïne. Een voorbeeld daarvan zijn Nederlanders die huisdieren uit Oekraïne opvangen. De leden zijn van mening dat veel Nederlanders dit met de beste bedoelingen doen, maar problemen kunnen krijgen met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), omdat deze preventieve maatregelen inzet tegen rabiës. Daarbij worden soms forse boetes gebruikt. Alhoewel rabiëspreventie ook zeer belangrijk is voor deze leden, vinden zij het belangrijk dat bij goedbedoelende mensen altijd de menselijke maat wordt gehanteerd. Zij vragen de Minister dan ook op welke manier hij ervoor gaat zorgen dat coulant omgegaan wordt met mensen die met de beste bedoelingen dieren opvangen. Ook constateren deze leden dat veel van deze mensen niet op de hoogte zijn van de regels en daarom onwetend zijn over de gevolgen. Dit omdat de informatievoorziening op de NVWA-website verwarrend en soms incompleet is. Wat gaat de Minister doen om informatievoorziening uit te breiden en te verduidelijken zodat interventies door de NVWA voorkomen kunnen worden?

Antwoord

Relevante informatie omtrent de regels voor de import van gezelschapsdieren in Nederland en de uitzonderingen hierop die vanwege de oorlogssituaties tijdelijk gelden in Europa voor vluchtelingen die hun huisdieren meenemen, hebben vanaf het begin volledig op de website van de NVWA gestaan. Inwoners van Oekraïne (en EU-expats) die met spoed huis en haard hebben verlaten vanwege de oorlog in hun land zijn welkom in Nederland. Ook met hun eigen huisdieren. Speciaal voor deze vluchtelingen is in EU-verband afgesproken dat de lidstaten coulant omgaan met de strenge Europese regels die normaal gelden voor de invoer van huisdieren uit Oekraïne. De NVWA doet er alles aan om de gevluchte baasjes en hun eigen huisdieren niet van elkaar te hoeven scheiden. Daarom zet de NVWA, indien de situatie dit vereist, voor hen in op thuisquarantaine, totdat de dieren voldoen aan de EU-eisen. Deze coulance ten opzichte van de normale quarantaineprocedure, geldt uitsluitend voor vluchtelingen uit Oekraïne en hun eigen huisdieren. Dat heeft de NVWA vanaf de start ook op haar website vermeld.1 Voor de overige gevallen zijn de regels nog zoals deze voor de oorlog in Oekraïne golden. De grondslag voor de geldende regelgeving vloeit voort uit de hoge risico’s van het rabiësvirus voor de gezondheid van zowel het dier als de mens. Ook over dit risico communiceert de NVWA met onder meer een brochure en een video op haar website en via social media.

LNV en NVWA werken nauw samen met verschillende partijen, zoals de veiligheidsregio’s, dierenartsverenigingen (KNMvD, CPD), stichting Hulpvoordierenuitoekraine.nl, RVO en faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht. Wekelijks zijn er overleggen waarin zij elkaar op de hoogte brengen van de laatste stand van zaken en de uitdagingen waar zij voor staan. Ook komt hier de informatievoorziening aan bod en wordt gekeken waar updates en aanvullingen nodig zijn in de informatievoorziening. Dit proces wordt voortgezet. Zo werkt men momenteel aan webinars voor de doelgroep dierenartsen.

De hoofdboodschap dat de versoepelingen alléén gelden voor vluchtelingen en expats uit Oekraïne en Rusland is onveranderd gebleven. Daarnaast is de relevante informatie van de NVWA heel zichtbaar in de zoekresultaten van Google. Dit heeft er ook mee te maken dat vele samenwerkingspartners (zoals KNMvD, CPD en stichting hulpvoordierenuitoekraine.nl) veel naar deze broninformatie verwijzen.

Biologische landbouw

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van een op 3 mei 2022 aangenomen resolutie van het Europees Parlement over biologische landbouw.2 In deze resolutie worden lidstaten opgeroepen met een eigen nationale strategie voor biologische landbouw te komen. Hoe gaat de Minister invulling geven aan die aanbeveling?

Antwoord

Er wordt momenteel gewerkt aan het opstellen van een nationale strategie voor biologische productie en consumptie. Uw Kamer ontvangt de nationale strategie naar verwachting in het derde kwartaal 2022.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor dit overleg. Zij hebben daarbij enkele vragen.

Recentelijk zijn er artikelen gepubliceerd waaruit blijkt dat de gebruikte klimaatmodellen door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) leiden tot onrealistische doemscenario’s3 4. Is de Minister van deze artikelen op de hoogte? In hoeverre is volgens de Minister het (koolstof- en/of landbouw)beleid van Nederland en de EU gebaseerd op de klimaatmodellen van het IPCC, of spelen deze modellen volgens de Minister hierin geen rol?

De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen dat het Nederlandse – en Europese landbouwbeleid zal leiden tot een lagere productie en een verslechterde concurrentiepositie van de Nederlandse boeren op de wereldmarkt. Kan de Minister vertellen hoe het (koolstof-/landbouw)beleid van Nederland en de EU leidt tot hogere lasten voor Nederlandse boeren? Deelt de Minister de mening van deze leden dat het compleet onacceptabel is dat beleid dat gebaseerd is op onrealistische doemscenario’s leidt tot lastenverzwaringen voor Nederlandse boeren?

Antwoord

Ik ben op de hoogte van deze artikelen. Het klopt echter niet dat uit de artikelen blijkt dat de gebruikte klimaatmodellen door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) leiden tot onrealistische doemscenario’s. De artikelen geven juist erkenning aan de methoden gebruikt door de wetenschappers die hebben bijgedragen aan de zesde beoordelingscyclus van het IPCC, waarin verschillende klimaatmodellen zijn beoordeeld en gewogen om de meest aannemelijke projecties te bepalen op basis van emissiescenario’s. Ook geven de artikelen aan dat de opwarming van de aarde hoe dan ook een serieuze bedreiging vormt. Er zijn verschillende wetenschappelijke bewijzen dat de aarde al meer dan 1 graden warmer is dan voor de industriële revolutie door de menselijke invloed, en dat verdere opwarming ernstige risico’s met zich meebrengt voor mens en natuur. Er zijn veel aspecten die we nog niet volledig begrijpen, vandaar de blijvende noodzaak van klimaatwetenschap, maar er is geen onenigheid over dat aanhoudende uitstoot zal leiden tot gevaarlijke niveaus van opwarming.

De IPCC rapporten vormen de internationaal erkende kennisbasis voor klimaatbeleid, ook voor dat van de EU en Nederland. Wat de IPCC-inzichten betekenen voor Nederland is geduid in het rapport «Klimaatsignaal’21» van het KNMI dat op 25 oktober is gepubliceerd5. Dit Klimaatsignaal loopt vast vooruit op de KNMI-klimaatscenario’s die in 2023 worden gepubliceerd en die aan de hand van alle IPCC rapporten van de zesde beoordelingscyclus de toekomstige klimaatverandering in Nederland in kaart zullen brengen.

Er zijn geen aanwijzingen dat het huidige nationale en EU klimaatbeleid op het gebied van landbouw leidt tot hogere lasten voor Nederlandse boeren. In de uitwerking van nieuw klimaatbeleid is zowel het kabinet, de Europese Commissie, de Raad als het Europees Parlement zeer scherp op mogelijke effecten op de productie en concurrentiepositie van Nederlandse en andere Europese boeren. Het kabinet streeft naar kringlooplandbouw en ondersteunt de noodzakelijke transitie naar een duurzamer voedselsysteem, ook op Europees niveau. Daarbij sluit ik niet uit dat er als gevolg van deze transitie verschuivingen in prijs en/of productie zullen ontstaan, met mogelijk negatieve gevolgen voor het inkomen van de boer. Daarom is mijn inzet erop gericht om de positie van de boer te verbeteren en het verdienvermogen van agrarisch ondernemers in en na transitie te versterken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad van 16 mei 2022 en hebben nog enkele vragen.

Europees Parlement neemt rapport aan over biologische landbouw

Op 5 mei 2022 heeft het Europees Parlement gestemd tegen het voorstel om al in 2030 25% van het landbouwareaal voor biologische landbouw te bestemmen. Wat vindt de Minister ervan dat dit voorstel niet is aangenomen en welke gevolgen heeft dit voor het beleid in Nederland? De leden van de CDA-fractie zijn opgelucht dat de 25% doelstelling voorlopig van tafel is, omdat dit meer lucht en tijd geeft om duurzame alternatieven verder te ontwikkelen in plaats van overhaast en slecht voorbereid over te gaan tot biologische landbouw. Ook moet voorkomen worden dat de overheid de markt verstoort, waardoor bijvoorbeeld overschotten van biologische producten ontstaan en het verdienmodel voor biologische boeren hierdoor in gevaar komt. Daarnaast kan overhaast overgaan tot biologische landbouw ertoe leiden dat de voedselproductie zal afnemen. Is de Minister het eens met de opvattingen van deze leden? Deze leden vragen tevens of Nederland al een strategie heeft om tot biologische landbouw te komen, waarbij rekening gehouden wordt met de inkomenspositie van de boeren en de rol van supermarken hierin.

Antwoord

De resolutie van het Europees Parlement laat zien dat de inzet op de groei van biologische landbouw in de EU blijft bestaan. Er is bevestigd dat biologische landbouw een van de paden naar een duurzamer voedselsysteem is en daarmee bijdraagt aan de Green Deal en de Van-boer-tot-bord doelstellingen. Extra aandacht gaat uit naar het belang van marktontwikkeling om zo zorg te dragen voor een evenwichtige groei van de sector. In de resolutie heeft het Europees Parlement de ambitie van 25% biologisch areaal in de EU in 2030 niet expliciet overgenomen, dit betekent echter niet dat deze ambitie van de Unie komt te vervallen. Het is altijd een streefcijfer geweest en niet bindend voor de lidstaten. In Q3 2022 kom ik met een nationale strategie voor biologische productie en consumptie, met een ambitie die passend is bij de Nederlandse context en de opgaven waar Nederland voor staat. In deze strategie wordt zowel de productie, de consumptie als de marktontwikkeling meegenomen vanwege de precaire balans tussen vraag en aanbod.

NSP Eco-regelingen

Is de Minister van mening dat het GLB toegankelijk moet zijn voor alle boeren? In hoeverre is dit nu het geval? De leden van de CDA-fractie stellen voor om de volgende activiteiten aan de eco-regeling toe te voegen om de regeling ook voor akkerbouwers toegankelijk te laten zijn: niet kerende grondbewerking (NKG) en eco-ploegen, precisielandbouw op basis van taakkaart (bemesting, bespuiting, variabel zaaien/poten), gebruik vaste mest/compost/bodemverbeteraars/reststromen zonder inwerkverplichting, gebruik groene gewasbeschermingsmiddelen, het verhakselen van stro, biologische bestrijding op contract (zoals SIT en akkervarken) of nematoden bestrijding (Afrikaantjes), groenbedekking van oogst tot zaaien nieuw gewas, teelt van vezelgewassen zoals vlas en hennep, mechanisch onkruid wieden (bijvoorbeeld via investeringsregeling). Is de Minister bereid om deze activiteiten toe te voegen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De verschillende instrumenten in het GLB, zowel onder pijler 1 als pijler 2, ondersteunen de inkomenspositie van de Nederlandse boeren, de transitie naar duurzamere landbouw, en kennisdeling en innovatie in de agrarische sector. Een van die instrumenten is de ecoregeling. De Nederlandse invulling van de ecoregeling is voornamelijk bedoeld voor het ondersteunen van boeren die toekomstbestendige activiteiten op landbouwgrond doorvoeren. De ecoregeling is ontwikkeld in nauwe samenwerking tussen boeren en het Ministerie van LNV en andere betrokkenen. In 2018 zijn hiervoor de eerste pilots gestart. De laatste twee jaar is dit geïntensifieerd met praktijkproeven en ook pilots die een doorkijk maken naar hoe de ecoregeling verder kan worden ontwikkeld. Zo wordt de ecoregeling steeds doelgerichter en gebruiksvriendelijker. De ecoregeling is een grote verandering, zowel bij boeren als voor de overheid, met name in de uitvoering. De doelstelling is om de ecoregeling in 2023 in te voeren met een set van activiteiten die herkenbaar is voor boeren en uitvoerbaar voor de overheid.

Om ervoor te zorgen dat de instapeis voor de ecoregeling, zoals die in 2023 wordt opengesteld, toegankelijk en haalbaar is voor het overgrote deel van de boeren, laat ik momenteel een tweede praktijktoets uitvoeren. Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de resultaten van deze praktijktoets en mijn reactie daarop. Overigens wil ik uw Kamer erop wijzen dat de meerderheid van de eco-activiteiten in 2023 toe te passen zijn door akkerbouwers.

Ik dank de leden van de CDA-fractie voor de suggesties voor eco-activiteiten. Ik wijs u erop dat biologische bestrijding, groenbedekking, vezelhennep (via de eco-activiteit «rustgewas») en afrikaantjes (als groene braak) al in 2023 beschikbaar zijn in de ecoregeling. Investeringsregelingen vallen onder de tweede pijler en niet onder de ecoregeling. Daarin is het mogelijk om bijvoorbeeld de eco-ploeg, mechanisch onkruid wieden en taakkaarten subsidiabel te maken. Dit wordt nog verder uitgewerkt. Meerdere van de andere genoemde activiteiten staan op de zogeheten longlist om toegevoegd te worden aan het keuzemenu zodra dat technisch mogelijk is, naar verwachting in 2024 of 2025. Bijvoorbeeld niet-kerende grondbewerking en precisielandbouw zijn activiteiten die ik graag nu al zou willen toevoegen, maar waar monitoring en controle helaas in 2023 nog niet zonder risico van correctie door de Europese Commissie mogelijk zijn. De komende jaren zal ik, in samenwerking met de sector en eerdergenoemde partijen, de ecoregeling verder ontwikkelen en de lijst eco-activiteiten verder uitbreiden.

Gezamenlijke vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en van de GroenLinks-fractie

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van 13 mei 2022 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 24 mei 2022. Deze leden hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

Deze leden merken op dat de raadsconclusies anders lijken dan de conclusies van het Rapport-Bekedam.6 Zij vragen zich af of de Minister dat ook herkent en in ieder geval blijft vasthouden aan de conclusies van het Rapport-Bekedam. Daarnaast vragen deze leden of de Minister het ook opmerkelijk vindt dat de Raad niet dergelijke conclusies trekt en wat de oorzaak daarvan is. Daar waar de raadsconclusie zich vooral richt op vaccineren, concludeert het Rapport-Bekedam bijvoorbeeld dat extensivering ook een belangrijke preventiemaatregel kan zijn. Is de Minister bereid om zich hier in Europa ook hard voor te maken? Hoe verhoudt dat zich tot het GLB en de Farm-to-fork strategie?

Antwoord

De conclusies van de Raad zijn specifiek gericht op de vogelgriepsituatie en op de mogelijkheid om vaccinatie in te zetten als extra maatregel om vogelgriep te beheersen en te voorkomen. De conclusies zijn van belang voor alle lidstaten van de Europese Unie. Daarbij wordt alleen ingegaan op vaccinatie als extra maatregel, naast bijvoorbeeld bio-veiligheid. Ik zie vaccinatie ook in Nederland als mogelijkheid om op een langduriger wijze de permanente vogelgriepdreiging te kunnen beheersen, omdat vaccinatie zou kunnen leiden tot minder besmettingen.

Ik maak me in Europa hard voor het inzetten van vaccinatie als instrument. Ik acht het nu niet opportuun om extensivering in de EU als onderwerp op de Europese agenda te zetten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

GLB-NSP

De leden van de PvdD-fractie constateren met verontwaardiging en schaamte dat het Nederland is gelukt om zelfs bij de EC (dat over het algemeen een zeer neoliberaal beleid voert) kritiek te oogsten over het lage ambitieniveau betreffende duurzaamheid van het Nederlandse NSP voor het GLB. Deze leden merken al jaren op dat het GLB een race naar de bodem is als het gaat om duurzaamheid: geen enkele lidstaat wil méér van de subsidies inzetten voor verduurzaming dan de andere lidstaten, omdat dat de eigen boeren – financieel gezien – op een achterstand zou zetten. In het nieuwe GLB dat per 2023 ingaat, lijkt dat mechanisme nog sterker te werken: lidstaten kunnen met de eigen invulling van het NSP de vrijheid nemen om zo veel mogelijk vast te houden aan de hectaresteun voor boeren (zonder duurzame voorwaarden) en zo min mogelijk van het Europese geld te besteden aan de duurzaamheidstransitie. Pijnlijk genoeg moet Nederland wél 25 miljard euro aan nationaal geld uittrekken voor het oplappen van de schade van het huidige veehouderijsysteem. Deze leden stellen dat de EC terecht constateert dat er een gapend gat zit tussen het Nederlandse NSP, dat de gangbare veehouderij blijft subsidiëren, en het nationale stikstoftransitiefonds, dat de sector juist wil hervormen. Kan de Minister aangeven op welke manier hij het NSP gaat aanpassen, zodat het bij gaat dragen aan het halen van de natuur-, stikstof-, klimaat- en waterdoelen, waar zoveel nationaal belastinggeld naartoe gaat?

Antwoord

De Europese Commissie waardeert de focus op de groene doelen van het Nederlandse GLB-NSP, en verwelkomt de overheveling van budget van het Europees Garantiefonds voor de Landbouw naar het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling om bij te dragen aan de transitie in de landbouw. De stelling van de leden van de Partij van de Dierenfractie dat de Europese Commissie een gapend gat constateert tussen het Nederlandse NSP en stikstoftransitiefonds herken ik niet. Wel heeft de Commissie gevraagd om meer uitleg over hoe deze op elkaar aansluiten en elkaar versterken. Ik wil waar mogelijk die verduidelijking verschaffen.

De leden van de PvdD-fractie delen ook de kritiek van de EC dat Nederland in het NSP geen kwantitatieve doelen stelt voor de verschillende milieu en natuuropgaven. Deelt de Minister het inzicht dat zonder concrete doelen de voortgang überhaupt niet te meten is, en duurzaamheidsbeloftes maar al te gemakkelijk vervallen in loze beloftes? Welke kwantitatieve doelen gaat de Minister in het NSP (en daarmee ook in het algemene beleid) opnemen voor de reductie van CO2(-equivalenten) uit de landbouw, voor andere luchtverontreinigende stoffen, voor het gebruik en het risico door landbouwgif en voor het gebruik en de uitspoeling van meststoffen?

Antwoord:

De Commissie vraagt in haar observaties om nationale kwantitatieve doelen op te nemen met betrekking tot de Green Deal. Daarnaast vraagt de Commissie om meer resultaatindicatoren bij de interventies op te nemen en daar doelen voor te formuleren. Dat gaat over de bijdrage van de GLB middelen en betreft dus niet het algemene beleid.

Mede naar aanleiding van de observaties van de Europese Commissie zal ik meer resultaat-indicatoren gaan toevoegen aan het NSP. Dit vergt een zeer technische uitwerking. Op dit moment werk ik aan deze technische uitwerking en ik kan nog geen overzicht geven welke resultaat-indicatoren uit bijlage I worden toegevoegd. Ik ben in ieder geval voornemens R20 (betere luchtkwaliteit) toe te voegen en R27 (milieu- of klimaat gerelateerde prestaties door investeringen in plattelandsgebieden) zal aan meer interventies worden gelinkt.

Daarnaast benadrukken deze leden dat het telen van eiwitgewassen voor menselijke consumptie zeer grote maatschappelijke voordelen heeft. Deze gewassen binden niet alleen stikstof uit de lucht, waardoor ze een natuurlijke bemester van de bodem zijn, maar ze maken ook gezonde eiwitten voor mensen beschikbaar, zonder dat er dieren voor nodig zijn (met alle voorkomen dierenleed, milieuschade en volksgezondheidsrisico’s van dien). Helaas zijn eiwitgewassen voor menselijke consumptie niet de hoogst-renderende gewassen voor akkerbouwers, waardoor hier nog te weinig voor gekozen wordt. Deelt de Minister de mening dat als er een vorm van landbouw is die gesubsidieerd moet worden voor een duurzame toekomst, dat het de teelt van eiwitgewassen voor humane consumptie moet zijn? Wordt deze teelt extra gesubsidieerd in het huidige NSP? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? En kloppen de berichten dat Duitse en Belgische telers in hun nieuwe NSP’s wel een extra hectarepremie krijgen voor eiwitgewassen voor menselijke consumptie? Deelt de Minister het inzicht dat Nederlandse telers daar niet tegenop kunnen concurreren als Nederland dat niet in het NSP opneemt en dat dat voorkomen moet worden?

Antwoord

Ik onderschrijf het belang van eiwitgewassen voor verduurzaming van de landbouw en het is ook om die reden dat het NSP de teelt van eiwitgewassen zal stimuleren. Vergelijkbaar met Duitsland en Vlaanderen gebeurt dit niet via het instrument van de gekoppelde steun, maar doelgericht via de conditionaliteit en vooral de ecoregeling. Daarnaast biedt het NSP mogelijkheden om met projectmatige steun voor investeringen, kennisoverdracht en innovatie de teelt van eiwitgewassen rendabeler te maken (kostenverlaging, opbrengstverhoging, nieuwe gewassen). Bijvoorbeeld door steun voor de ontwikkeling en het testen van nieuwe eiwitteelten, eiwitketens en vernieuwende investeringen voor teeltvoorzieningen, zoals zaai- en oogstmachines voor eiwitgewassen. Dit naast steun voorzien aan projecten die gericht zijn op innovatie en het informeren en coachen van landbouwers over de teelt en afzet van eiwitgewassen. Met deze set van maatregelen worden, vergelijkbaar met Duitse en Vlaamse telers, ook Nederlandse boeren die zich richten op de teelt van eiwitgewassen ondersteund.

Landbouwgif

De leden van de PvdD-fractie hebben vernomen dat de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) voornemens is te verzoeken om de toelating van glyfosaat, die eind 2022 afloopt, automatisch te verlengen met een jaar.7 Dit zou inhouden dat glyfosaat, dat gelinkt wordt aan het veroorzaken van de ziekte van Parkinson,8 , 9 dat waarschijnlijk kankerverwekkend is, dat ons (drink)water vervuilt10 en rampzalige effecten heeft op de natuur11, «zomaar» een jaar langer op de markt zou blijven omdat de herbeoordeling nog niet afgerond is.

Deze leden roepen al jaren op om deze automatische verlengingen – waarbij de toelating van een gif verlengd wordt zonder dat de wettelijk verplichte veiligheidstoets heeft plaatsgevonden – te stoppen. Zij vinden het dan ook onacceptabel dat ook bij glyfosaat, waar zo veel maatschappelijke aandacht voor is en zorgen over zijn, en waar nota bene vier beoordelende lidstaten aan werken, de herbeoordeling zo slecht verloopt dat een verlenging van de toelating nodig zou zijn. Deze leden roepen de Minister met klem op om de motie van het lid Vestering12 uit te voeren, met name het tweede verzoek om in te zetten op wijziging van de Europese regelgeving om de toelating van pesticiden na het verstrijken van de goedkeuringsperiode te laten vervallen. Op welke manier gaat de Minister hier uitvoering aan geven?

Tevens wijzen deze leden er (opnieuw) op dat Duitsland en Luxemburg reeds hebben aangekondigd landbouwgif op basis van glyfosaat op nationaal niveau te (gaan) verbieden.13 , 14 Dit nationale beleid is dus onafhankelijk van de uitkomst van de Europese herbeoordeling. Gaat de Minister deze stap ook zetten, om volgens het voorzorgsbeginsel mensen, dieren en de natuur te beschermen? Zo ja, per wanneer?

Antwoord

Duitsland heeft in 2019 het voornemen aangekondigd om glyfosaathoudende middelen te verbieden vanaf eind 2023, in ogenschouw nemende het Europese herbeoordelingsproces. De Luxemburgse regering heeft glyfosaathoudende middelen verboden, maar is verwikkeld in een rechtszaak. Nederland heeft ingestemd met de hernieuwde goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat in 2017 en het Ctgb heeft inmiddels alle glyfosaathoudende middelen herbeoordeeld. Er is op dit moment geen nieuwe wetenschappelijke informatie beschikbaar op basis waarvan ingegrepen kan worden in de goedkeuring of de toelating. Er loopt inmiddels een nieuwe herbeoordeling, waarover ik uw Kamer op 25 mei jl. heb geïnformeerd. Ik wacht met het innemen van een standpunt totdat er een voorstel ligt van de Europees Commissie.

Ontbossingsverordening

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Amazone op een kantelpunt afstevent door de grootschalig kap. Daarom vernemen deze leden graag een update over de stand van zaken met betrekking tot de discussie over de Ontbossingsverordening. Hoe geeft de Minister uitvoering aan de motie van de Partij voor de Dieren om afgeleide producten van soja en palmolie op te nemen in de ontbossingsverordening15? Is dit al actief aangekaart in Europa? Zo ja, wat waren de reacties en hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat afgeleide producten direct worden opgenomen in de verordening? Hoe is tot nu toe uitvoering gegeven aan de motie die oproept tot het zo snel mogelijk opnemen van andere ecosystemen in het EU-wetsvoorstel voor ontbossingsvrije producten16? Is dit al actief aangekaart in Europa? Zo ja, wat waren de reacties en hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat andere ecosystemen worden opgenomen in de verordening? Tot slot merken deze leden op dat inheemse leiders uit Brazilië onlangs actie hebben gevoerd in Europa vanwege de gevolgen van de schadelijke sojateelt en ontbossing voor hun levenswijze. Kan de Minister aangeven waarom in eerder debat hierover hij van mening was dat rechten van inheemse groepen voldoende zijn verankerd, wanneer inheemse leiders zelf aangeven dat deze onvoldoende verankerd zijn? Is de Minister bereid om als nog te pleiten voor het in de verordening opnemen van mensenrechteneisen op productniveau?

Antwoord

Nederland heeft in Europees verband gepleit om zo snel mogelijk te komen tot uitbreiding van de productscope, dit gaat ook over afgeleiden van soja en palmolie en over opname van maïs en rubber.

Overwegend zijn lidstaten echter tevreden met de huidige scope die door de Commissie gepresenteerd is, er lijkt derhalve onvoldoende ruimte om tot directe uitbreiding van de productscope te komen. Om toekomstige uitbreiding te bespoedigen en te faciliteren pleit Nederland er daarom tevens voor dat voorbereidingen hiertoe al wel meteen gestart moeten worden door de Commissie.

De verordening stelt dat in de uitvoering van de due diligence verplichting bestaande nationale en internationale wetgeving in acht moet worden genomen. Om te verduidelijken dat het hierbij ook om mensenrechten gaat, heeft Nederland opgeroepen om nadrukkelijk verwijzingen op te nemen in de wettekst hieromtrent. Daarnaast is Nederland van mening dat er bij de inschaling van landen op risico ook rekening moet worden gehouden met de rechten van inheemse volkeren, in lijn met de Verklaring van de Verenigde Naties (VN) over de rechten van inheemse volkeren. Daarnaast vindt Nederland dat bij de impactevaluatie van de wetgeving rekening moet worden gehouden met smallholders, inheemse volkeren en lokale gemeenschappen. De door de CIE uit te voeren eerste evaluatie van de Verordening moet volgens Nederland dan ook in samenspraak met deze groepen gebeuren. Voor deze punten maakt Nederland zich hard in Europees verband. Tot slot, mensenrechten, inclusief die van inheemse volkeren, zijn tevens onderdeel van de bredere EU richtlijn gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

NSP/GLB

De verhoudingen tussen de EC en Nederland verlopen op het gebied van landbouw stroef, zo merken de leden van de ChristenUnie-fractie op. Dit blijkt niet alleen uit de discussie omtrent verlenging van de derogatie, maar ook uit het feit dat de EC in haar observatiebrief moeite lijkt te hebben met een NSP gebaseerd op doelvoorschriften. De voorkeur voor doel- en middelvoorschriften lijkt bovendien te verschillen per lidstaat. Kan de Minister aangeven of de EC op één of andere manier te bewegen is tot meer ruimte voor lidstaten om doelen op een wijze te bereiken die past bij de cultuur van die lidstaat? Kan de Minister in Europa ook het fundamentelere gesprek aangaan over de toekomst van de landbouw, het belang van een grote en gezonde landbouwsector in Nederland en of de richtlijnen die nu zijn opgesteld, zoals de nitraatrichtlijn, wel voldoende effectief en werkbaar zijn?

Antwoord

Ik zet mij in Europa in om de Nederlandse aanpak die past bij onze cultuur geaccepteerd te krijgen. Mijn ambtsvoorganger en ik hebben het nieuwe prestatiemodel altijd gesteund en gehamerd op subsidiariteit. Ik verwijs ook naar mijn initiële reactie op de observaties (Kamerstuk 28 625, nr. 338).

Puls

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister bekend is met het promotieonderzoek van marien bioloog Pim Boute17, waarin hij na jaren wetenschappelijk onderzoek de conclusie trekt dat het verbieden van de pulsvisserij vanuit het oogpunt van dierenwelzijn geen zin heeft gehad? Is de EC ook op de hoogte van dit onderzoek? Zo ja, wil de Minister dan de EC op het hart drukken om, nu de belangrijkste motivator voor het verbieden van de puls is weggevallen, al het mogelijke in het werk te stellen om de pulsvisserij op zo kort mogelijke termijn weer toe te staan?

Antwoord

Ik ben bekend met het onderzoek «Effecten van elektrische stimulatie op mariene organismen». Het betreffende onderzoek is aan de orde geweest tijdens een algemene gedachtewisseling tussen het Visserijcomité (PECH) van het Europees Parlement en Eurocommissaris Sinkevicius, die op 12 mei jl. heeft plaatsgevonden. De Eurocommissaris heeft aangegeven dat het verbod van de pulstechniek een beslissing is geweest van het Europees Parlement, die de Commissie moet respecteren. Daar waar ik hiertoe de mogelijkheid zie blijf ik de voordelen van de puls benoemen, ook gezien de wens om de stijgende kosten voor brandstof te drukken en om bodemberoering tot een minimum te beperken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben de voorbereiding op de Landbouw en Visserijraad tot zich genomen en de volgende vragen opgesteld.

Kan de Minister toelichten hoe het komt dat het Nederlandse NSP geen koppeling bevat met de doelstellingen uit de Green Deal, zoals aangeven door de EC?

De Minister gaf aan dat het inmiddels wel mogelijk is om de plannen voor het GLB te actualiseren. Is de Minister voornemens deze koppeling alsnog op te nemen in het aangepaste NSP?

De EC beveelt Nederland «ten zeerste» aan om de nationale bijdrage aan de doelstellingen van de Green Deal op EU-niveau te kwantificeren. Is de Minister bereid dit te doen?

Kan de Minister concreet toelichten in welke mate het NSP bijdraagt aan het behalen van de volgende Europese doelen:

  • 50% minder uitspoeling en 20% minder gebruik van nitraat zoals vastgelegd in de «Van boer tot bord»-strategie;

  • De doelen uit het Actieprogramma Nitraatrichtlijn en het Addendum daarbij;

  • De Kaderrichtlijn Water-doelen voor 2027.

Is de Minister bereid om bij de mogelijkheid tot het opnieuw openen van het GLB ambitieuzer in te zetten op de mogelijkheid tot overheveling van pijler 1 naar pijler 2?

Is de Minister bereid bij het opnieuw invullen van het NSP te kijken naar de juridische hobbels rondom innovatieve vormen van landbouw die bijdraagt aan het behalen van de doelen zoals afgesproken in de Green Deal (met als voorbeeld de motie van de leden Koekkoek en Boswijk over argroforestry (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 116)?

Antwoord

De Europese Commissie heeft alle lidstaten, waaronder Nederland, gevraagd om concrete doelstellingen op te nemen ten aanzien van de doelen van de Green Deal van de Europese Commissie (nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, antibiotica, biologische landbouw, landschapselementen en digitalisering). Ik steun de hoofdlijnen van de Green Deal en de onderhavige Boer-tot-Bord strategie en de Europese Biodiversiteit. Er is echter geen rechtsgrondslag voor de specifieke doelstellingen. Ik wacht hiervoor op voorstellen van de Europese Commissie. Dat betekent dat ik geen nationale doelen opneem in het GLB-NSP, maar ik zet met het NSP wel in op deze thema’s. Zodra de afspraken van de klimaat-, milieu- en biodiversiteitrichtlijnen zoals vermeld in de strategische planverordening zijn aangepast moeten lidstaten bekijken of aanpassing van hun strategisch plan nodig is. Los van de Europese verplichting kan ook de uitvoering van het GLB-NSP aanleiding geven om het plan aan te passen. De mid-term evaluatie in 2025 is zo’n moment om te bezien of aanpassing nodig is. Met betrekking tot mogelijke juridische hobbels ben ik ook buiten het GLB-NSP bezig met het ondersteunen van innovatieve vormen van landbouw. Een voorbeeld hiervan is het wegnemen van knelpunten en het bieden van ondersteunende kaders voor agroforestry, zoals ik eerder heb beschreven in de Bossenstrategie, en zoals mij is gevraagd in de aangenomen motie. Ten aanzien van de biologische landbouw wordt nu gewerkt aan een nationaal actieprogramma dat pas na de zomer gereed zal komen. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen maar wil al wel stappen in het GLB-NSP zetten om de biologische landbouw, en andere vormen van innovatieve landbouw zoals agroforestry, te ondersteunen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport van het Europees Parlement over de biologische landbouw. Zij delen op hoofdlijnen de voorgestelde aanpassingen van de voorstellen van de EC om toe te werken naar 25% biologische landbouw in 2030. Zij horen graag of de Minister zich in lijn met onder meer het rapport van het Europees Parlement gaat pleiten voor bijstelling van de Europese ambities voor de biologische landbouw.

Antwoord

Het streven naar 25% biologisch landbouwareaal in de EU in 2030 is een EU-doelstelling. Het gaat hierbij om een EU gemiddelde, dit streefcijfer is nooit bindend geweest. Dat het Europees Parlement de ambitie van 25% biologisch areaal in de EU in 2030 niet expliciet overgenomen, betekent niet dat deze ambitie komt te vervallen. Lidstaten is gevraagd om een strategie op te stellen passend binnen de eigen context. Er is geen aanleiding om hiervoor de Europese ambities bij te stellen. Nederland heeft voldoende ruimte om te kijken wat passend is binnen de nationale context en opgaven waar de landbouw nu voor staat.

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor voldoende opties voor de akkerbouw en de vollegrondsgroenteteelt in de eco-regeling. De Kamer heeft hier eerder voor gepleit. Minister Schouten heeft eerder in de Kamer gezegd dat niet kerende grondbewerking al deel uitmaakte van de eco-regeling. De Minister heeft onlangs echter aangegeven dat hij voornemens is precisielandbouw en niet-kerende grondbewerking pas per 2024 toe te voegen aan de eco-regeling (Kamerstuk 21 501-32 nr. 1420). De Minister gaf daarbij aan dat de voorbereidingen voor de uitvoering niet op tijd voor invoering per 2023 gereed zijn. Deze ledenhoren graag of het klopt dat niet kerende grondbewerking tot nu toe niet op de lijst voor de eco-regeling heeft gestaan. Zij horen graag wanneer met deze voorbereiding is begonnen en waarom de komende maanden deze voorbereiding niet afgerond zou kunnen worden. Deze leden zijn van mening dat alle sectoren van begin af aan een evenredige kans moeten maken om gebruik te maken van de eco-regeling.

Antwoord

Het Ministerie van LNV werkt al meerdere jaren samen met boeren, brancheorganisaties, natuurorganisaties, mede-overheden, en wetenschappers aan de ontwikkeling van de ecoregeling (o.a. in pilots en praktijktoetsen) en zal dit de komende jaren blijven doen. Zo wordt de ecoregeling steeds doelgerichter en gebruiksvriendelijker. Het klopt dat ik voornemens ben precisielandbouw en niet-kerende grondbewerking in 2024 aan de ecoregeling toe te voegen. Het blijkt in 2023 technisch nog niet mogelijk te zijn om deze eco-activiteiten open te stellen. Inmiddels is de benodigde techniek voor het op grote schaal controleren van bewerkingen, zoals precisielandbouw en niet-kerende grondbewerking, in een vergevorderd stadium ontwikkeld. Deze is echter nog niet stabiel genoeg waardoor er een te groot risico is dat de techniek onvoldoende waarborg geeft dat activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd, mat een mogelijk risico is op een correctie van de Europese Commissie op de uitbetaling. Daarom wil ik 2023 gebruiken om de techniek verder te testen en stabiel te maken.

Om ervoor te zorgen dat de instapeis voor de ecoregeling, zoals die in 2023 wordt opengesteld, toegankelijk en haalbaar is voor het overgrote deel van de boeren, zowel in akkerbouw als veeteelt, laat ik momenteel een tweede praktijktoets uitvoeren. Ik zal u voor de zomer informeren over de resultaten van deze praktijktoets en mijn reactie daarop. Overigens wil ik u erop wijzen dat de meerderheid van de eco-activiteiten in 2023 toe te passen zijn door akkerbouwers.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het rapport van CLM/WUR over de puntentoekenning voor eco-activiteiten wordt aangegeven dat er weinig eco-activiteiten opgenomen zijn die gericht zijn op hoogwaardige, technologische middelen. Is de Minister bereid bij de verdere uitwerking van de Ecoregeling ook eco-activeiten met een agrotechnologische invulling op te nemen?

Antwoord

Ik zal de komende jaren onderzoeken of en hoe dit type eco-activiteiten in 2024, 2025 en verder toegevoegd kan worden aan de ecoregeling.

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat met het oog op het belang van voedselzekerheid in het licht van onder meer de Oekraïne-crisis vruchtbare landgrond zoveel mogelijk benut moet kunnen worden. Zij horen graag of de Minister ten aanzien van de herziene conditionaliteit in de eerste pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid de ruimte die Brussel geeft ten aanzien van de uitzonderingsmogelijkheden voor de verplichte bufferzones van 3 meter (GLMC-4) en voor het uit productie nemen van landbouwgrond (GLMC-8) zoveel mogelijk wil gaan benutten, onder meer ten aanzien van de productie van vanggewassen.

Antwoord

Ten aanzien van de bufferstroken is mijn lijn altijd helder geweest. Ik wil voor GLMC4 aansluiten bij de eisen van het 7e actieprogramma en geen extra inspanning van boeren vragen. De Europese Commissie heeft gevraagd om het gebruik van de voetnoot van GLMC4 nader en juridisch helder te beschrijven in het NSP en dat ga ik doen. In het kader van GLMC8 ben ik niet van plan vanggewassen op te nemen. Zie ook het antwoord op de vraag van de D66-fractie. Gelet op de juiste balans der thema’s verwacht ik dat het voor de biodiversiteit beter is vanggewassen niet op te nemen in de lijst voor GLMC8 en dat vanggewassen opnemen in GLMC8 niet significant bijdragen aan de voedselzekerheid. Eiwitgewassen neem ik wel op in de lijst van GLMC8. Zie ook mijn antwoord op de betreffende vraag van de PvdD-fractie.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie is van mening dat zeker nu de EC kritiek geuit heeft op het NSP van Nederland, dat er over de wijzigingen die de Minister wil gaan doorvoeren om het NSP alsnog af te ronden ook binnen de Kamer gedebatteerd dient te worden. Welke wijzigingen gaat hij voorstellen in het NSP? Is de Minister het eens met dit lid dat uit de milieueffectrapportage bij het NSP blijkt dat er kennisleemten zijn en dat het eigenlijk helemaal niet duidelijk is welke doelen gerealiseerd gaan worden met de inzet op het huidige NSP? De betreffende EU-commissie geeft dit ook aan in haar bezwaar, terwijl de regeling nu al complex is voor landbouwers. Het lid van de BBB-fractie wil dan ook vragen of de Minister van plan is in de Landbouw- en Visserijraad inzet te plegen gericht op de uitvoerbaarheid van de plannen. Het toevoegen van nog meer indicatoren maakt de toch al complexe regelgeving nog complexer.

Antwoord

De Europese Commissie heeft in de observatiebrief aangegeven dat een aantal punten aanpassing behoeven. Over de goedkeuring van het NSP lopen op dit moment goede constructieve bilaterale gesprekken met de Commissie.

De grote lijnen van het NSP staan vast. Het in december 2021 ingediende plan geeft de hoofdlijnen van de inzet voor het nieuwe GLB. Echter ben ik bereid om de interventielogica aan te passen en meer indicatoren en streefwaarden op te nemen maar dat de monitoring uitvoerbaar en praktisch toepasbaar blijven voor zowel boeren als overheidspartijen. De planning is echter krap, zowel voor de boeren als voor de RVO. Vooruitlopend op de finale besluitvorming wordt er al gewerkt aan de voorbereiding van de uitvoering. Dit is nodig, omdat er veel moet gebeuren en de tijd anders te krap is. We willen dat de dienstverlening van RVO aan de boeren ten minste op het huidige niveau blijft. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal ik, indien de gedachtewisseling hier aanleiding toe geeft, wederom het belang van vereenvoudiging met oog op de uitvoerbaarheid van de GLB-regelingen onderstrepen.

II Volledige agenda

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 24 mei 2022

Kamerstuk 21 501-32-1425 – Brief d.d. 13 mei 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Verslag Landbouw- en Visserijraad 7 april 2022

Kamerstuk 21 501-32-1419 – Brief d.d. 21 april 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Rapport strategische milieueffectrapportage

Kamerstuk 28 625-336 – Brief d.d. 22 maart 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Reactie op verzoek commissie over het position paper dat het kabinet in 2020 naar de Europese Commissie heeft gestuurd over de Nederlandse positie ten aanzien van de herziening van Verordening (EG) 1107/2009 over het op de markt brengen van landbouwgif

Kamerstuk 27 858-564 – Brief d.d. 31 maart 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Observaties van de Europese Commissie t.a.v. Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe GLB

Kamerstuk 28 625-337 – Brief d.d. 5 april 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV

Kamerstuk 22 112-3392 – Brief d.d. 14 april 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Initiële reactie op observaties Europese Commissie (EC) voor GLB-NSP en Nederlandse vertaling

Kamerstuk 28 625-338 – Brief d.d. 22 april 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer


X Noot
2

Resolutie van het Europees parlement van 3 mei 2022 over een EU-actieplan voor biologische landbouw (2021/2239(INI))

X Noot
5

KNMI Klimaatsignaal ’21 – Hoe het klimaat in Nederland snel verandert

X Noot
6

Zoönosen in het vizier (bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1357)

X Noot
8

Maar op (chronische) neurologische effecten wordt bij de beoordeling van landbouwgif simpelweg niet getoetst.

X Noot
10

Drinkwater en biodiversiteit in Nederland nog altijd bedreigd door landbouwgif | NOS

X Noot
11

Oranje velden funest voor biodiversiteit | Vogelbescherming

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1286

X Noot
15

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1395

X Noot
16

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1392

Naar boven