21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1420 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 april 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

  • de brief van 29 maart 2022 inzake de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 7 april 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1407),

  • de brief van 31 maart 2022 inzake het Verslag Landbouw- en Visserijraad 21 maart 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1408),

  • de brief van 7 maart 2022 inzake antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Verordening betreffende ontbossingsvrije producten (Kamerstuk 22 112, nr. 3307),

  • brief van 8 maart 2022 inzake toezeggingen over certificeringssystemen en definitie ecosystemen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1400),

  • brief van 16 maart 2022 inzake een overzicht van de te verwachten tijdlijn met betrekking tot Fit-for-55 en daarbij de uitvoering van het NSP in relatie tot het coalitieakkoord,

  • de brief van 29 maart 2022 inzake SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen 30 en 31 maart 2022 (Kamerstuk 27 858, nr. 563).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 april 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. De antwoorden die direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zijn reeds beantwoord bij brief van 5 april 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1410). Bij brief van 19 april 2022 zijn de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Jansma

Vragen en antwoorden

Vragen en opmerkingen van de leden uit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de onderliggende stukken. Zij hebben daarbij enkele vragen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie vernemen in het kader van de onderhandelingen omtrent derogatie graag van de Minister wanneer hij het wetsvoorstel over het toewerken naar een grondgebonden melkveehouderij naar de Raad van State stuurt, ter consultatie aanbiedt, aan de Kamer doet toekomen en voornemens is dit voorstel in werking te laten treden.

Antwoord

In het addendum op het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn heb ik aangekondigd toe te werken naar een volledig grondgebonden melk- en rundveehouderij in 2032. Ik zal uw Kamer in juni informeren over het wetstraject dat hiervoor in de tweede helft van dit jaar zal starten waarbij ik alvast kan aangeven dat de consultatie op dit wetsvoorstel in de tweede helft van dit jaar is voorzien.

Vragen en opmerkingen van de leden uit de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de stukken ten behoeve van dit schriftelijk overleg. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de voorstellen uit de mededeling van de Europese Commissie de transitie naar kringlooplandbouw versnellen en niet in de weg zitten. Deelt de Minister de mening dat de tijdelijke afwijking om de productie van alle gewassen voor voedsel- en diervoederdoeleinden op braakliggend land mogelijk te maken, zoveel mogelijk ingezet moet worden voor directe voedseldoeleinden? Zo ja, op welke manier heeft de Minister dit ter sprake gebracht? Indien hij dit niet ter sprake heeft gebracht, waarom niet? Kan de Minister uiteenzetten hoe hij uitvoering heeft gegeven aan de gewijzigde motie van de leden Tjeerd de Groot en Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1404) over het in Europa pleiten voor het versoepelen van regels met betrekking tot dierlijke eiwitten en kunstmestvervangers? Hoe heeft dit specifiek voor de dierlijke eiwitten uitgepakt? Zijn er volgens de Minister risico’s aan te wijzen bij de tijdelijke flexibiliteit in bestaande importeisen voor diervoeders? Deze leden hebben tevens begrepen dat in de aanbevelingen lidstaten worden opgeroepen hun Nationaal Strategisch Plan (NSP) te herzien en prioriteit te geven aan investeringen die erop gericht zijn de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en input van zaken als gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest te verminderen. Hoe is de Minister van plan hier in Nederland vorm aan te geven?

Antwoord

Uw Kamer heeft op 5 april 2022 de bevindingen van de Europese Commissie ontvangen. Zoals aangegeven in mijn brief (Kamerstuk 28 625, nr. 337) bestudeer ik op dit moment de observatiebrief in meer detail. Ik zal mijn appreciatie van de bevindingen van de Europese Commissie in mei aan uw Kamer toezenden en ook met de Commissie delen. In deze appreciatie zal ik, gelet op de mededeling van de Europese Commissie (COM(2022) 133 final), ook aandacht besteden aan voedselzekerheid en het versterken van de weerbaarheid van voedselsystemen. Daarin zal ik ook ingaan op biogas, gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest, maar niet voordat ik hierover met de Provincies en de Waterschappen heb gesproken, in de interbestuurlijke programmaorganisatie waarbinnen het GLB-NSP eerder ook is opgesteld.

De opening van de Europese particuliere opslagregeling is van Europese wege al in werking getreden. Marktdeelnemers kunnen vanaf 25 maart aanvragen doen bij de Europese betaalorganen in de lidstaten. Voor Nederland voert RVO dit uit.

De leden van de D66-fractie hebben tevens begrepen dat voor de visserijsector overwogen wordt het crisismechanisme van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur aan te wenden. Hoe verhoudt het aanwenden van dit crisismechanisme zich tot de verduurzamingsplannen uit het «Fit-for-55»-pakket? Deelt de Minister de mening dat de gelden vooral ingezet zouden moeten worden om een versnelling te realiseren van de verduurzamingsplannen, bijvoorbeeld door aan de versnelde ontwikkeling van duurzamere alternatieve brandstoffen en emissie verlagende vistechnieken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Artikel 26 van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur (Engelstalige afkorting: EMFAF) maakt het mogelijk in het geval van buitengewone omstandigheden vissers te compenseren voor geleden inkomensverlies. Een omstandigheid is pas een buitengewone omstandigheid als dat door de Europese Commissie is vastgesteld. De Europese Commissie heeft de brandstofprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne als zodanig bestempeld. Het aanwenden van middelen uit het Europese Fonds gaat ten koste van middelen die anders beschikbaar zijn voor innovatie in de visserij. Het inzetten op een realisatie van verduurzamingsopgaven wil ik realiseren door het beschikbaar stellen van innovatiesubsidies uit het Europese Fonds voor visserij en uit innovatiemiddelen die ik nationaal tot mijn beschikking heb. De huidige brandstofcrisis maakt het belang van een visserij met minder CO2-uitstoot nog maar eens duidelijk.

Biodiversiteitsstrategie

De leden van de D66-fractie constateren dat in maart de biodiversiteitsstrategie in Europees verband besproken zou worden. Deze leden zijn van mening dat de strategie een ambitieuze strategie moet zijn en hebben de Minister hier meermaals op geattendeerd. Kan hij aangeven wat de laatste stand van zaken is omtrent de strategie? Is het de Minister gelukt een doel van 30% beschermde natuur te bereiken met de collega’s in Europees verband? Zo nee, wat gaat de Minister doen om te zorgen dat dit in de komende maanden wél gerealiseerd wordt?

Antwoord

De EU Biodiversiteitstrategie (EBS) vraagt van de lidstaten om een billijke bijdrage te leveren aan het overall EU doel om in 2030 tenminste 30% van het gebied op zowel land als zee te beschermen. Nederland is eraan gehouden om in 2022 in het zogenaamde «pledge and review»-proces een voorstel voor onze bijdrage daaraan («pledge») in te dienen bij de Europese Commissie. Vanaf 2023 begint, gecoördineerd door de Europese Commissie, het «review»-proces. Dit betreft overleg tussen lidstaten en Europese Commissie waarbij wordt bezien of de «pledges» van de lidstaten voldoende bijdragen aan vier doelstellingen van de EBS, waaronder de 30%-doelstelling. Aan deze doelstelling moeten de lidstaten een billijke bijdrage leveren, op basis van objectieve ecologische criteria, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de kwaliteit en kwantiteit van de biodiversiteit van land tot land verschilt. Eind 2023 zal de Europese Commissie vaststellen of voldoende voortgang is geboekt.

Naast het pledge and review-proces zijn we in afwachting van publicatie van het EU-wetsvoorstel natuurherstel dat eveneens voortvloeit uit de EBS. Publicatie is verschillende keren uitgesteld en inmiddels voorzien op 22 juni.

Ontbossingsverordening

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister omtrent de ontbossingsverordening. Deze leden betreuren het dat er voorlopig geen ruimte lijkt te zijn om de beschermde ecosystemen uit te breiden. Zij menen dat Nederland een aanjagende rol moet spelen in het uitbreiden van deze verordening. De Minister geeft aan de Europese Commissie te vragen of deze aan de slag kan gaan met de uitbreiding van ecosystemen. Wat was hierop de reactie van de Europese Commissie? Heeft de Europese Commissie al een tijdspad kunnen schetsen? En welke stappen gaat de Minister nu zetten om een aanjagende rol te vervullen?

Antwoord

De Minister voor Natuur en Stikstof (NenS) heeft in de Milieuraad gepleit zo snel mogelijk te starten met de voorbereidingen die nodig zijn om de verordening uit te breiden met andere ecosystemen. Ook op technisch niveau heeft Nederland dit signaal herhaaldelijk afgegeven. Hierin kan Nederland vooralsnog op weinig steun rekenen van andere lidstaten. Ook heeft Nederland op technisch niveau gevraagd om overig bebost oppervlak dat niet direct onder de definitie van bos valt (other wooded land) op te nemen onder de verordening. Door deze toevoeging zouden gebieden als de Cerrado ook onder de verordening komen te vallen. De Commissie heeft aangegeven dat opnemen van deze gronden de inwerkingtreding ernstig zou vertragen in verband met implementatieproblemen. De evaluatieclausule stelt dat er na twee jaar vanaf het moment van inwerkingtreding geëvalueerd wordt, een ander tijdspad heeft de Commissie niet gegeven. De Minister voor NenS zal onderzoek laten doen naar de praktische kant van uitbreiding van ecosystemen en met de Commissie en andere lidstaten samenwerken zodat bij de evaluatie deze informatie beschikbaar is. Daarnaast zal zij zich richten op flankerend beleid en op snelle implementatie van de verordening.

Vragen en opmerkingen van de leden uit de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 29 maart 2022 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2022. Deze leden hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de FAO in een analyse1 heeft gewaarschuwd voor meer kans op de Afrikaanse varkenspest omdat er minder oog is voor bioveiligheid. Deze dierziekte komt al jaren voor in Rusland en Oekraïne. Hoe gaat de Minister om met deze waarschuwing? Is hij van mening dat er surveillance op EU-niveau nodig is om virusintroductie op de Europese markt te voorkomen?

Antwoord

Ik heb het bericht van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) gelezen. Ik lees het als een bevinding die van toepassing is in Rusland en Oekraïne. FAO stelt dat de bio-veiligheid op bedrijven in deze twee landen mogelijk lager is geworden door de crisis. Ik onderschrijf de stelling dat een goede bio-veiligheid van groot belang is in het voorkomen van uitbraken van Afrikaanse varkenspest. De crisis in Oekraïne kan mogelijk leiden tot een toename van het aantal uitbraken met Afrikaanse varkenspest. De FAO concludeert dat dit een risico kan vormen voor de landen zelf en ook voor aangrenzende landen.

De Europese Commissie legt strenge eisen op voor import van dieren en dierlijke producten in de Europese Unie vanuit landen met een lagere diergezondheidstatus en er vinden strenge controles plaats aan de grenzen van de Europese Unie. In beide door FAO genoemde landen is al jaren sprake van Afrikaanse varkenspest en import van varkens en producten van varkens uit die landen in de Europese Unie vindt niet plaats. Daarnaast geldt ook een nationale verplichting voor veewagens die leeg terugkeren uit die landen van een dubbele reiniging en desinfectie bij terugkomst in Nederland.

De situatie wat betreft mogelijk verslechterde bioveiligheid in beide landen verandert de situatie niet. Hierbij wil ik nog wel opmerken dat ook in een aantal lidstaten van de Europese Unie nog steeds Afrikaanse varkenspest voorkomt, vooral bij wilde zwijnen. Daarom zijn ook voor handel in varkens en varkensproducten in de Unie zelf veel maatregelen van toepassing om de kans op verspreiding in de Unie zo klein mogelijk te maken.

In Nederland is een goede surveillance en varkenshouders zijn zich zeer bewust van mogelijke gevaren. Dat geldt ook voor veel andere lidstaten van de Unie. Er is geregeld overleg met andere lidstaten, met belanghebbenden en met de Europese Commissie over Afrikaanse varkenspest en nu in het bijzonder de situatie in Oekraïne. Iedereen zet zich in om de kans op Afrikaanse varkenspest introductie in de EU zo klein mogelijk te maken.

De leden van de PvdA-fractie spreken tot slot waardering uit dat voor het feit dat de Minister voornemens is om te blijven inzetten op de noodzakelijke verduurzaming van de landbouwsector middels de Green Deal en de Boer-tot-Bordstrategie. Deze leden zijn van mening dat juist nú de transitie naar een groene kringlooplandbouw extra belangrijk is om ons voedselsysteem weerbaar te maken en de voedselveiligheid in de toekomst te kunnen garanderen. Onder andere Frankrijk heeft aangegeven om deze duurzame maatregelen voorlopig te pauzeren. Hoe is de Minister van plan om in de Raad in te blijven zetten op de noodzakelijke verduurzaming van de landbouwsector middels de Green Deal en de Boer-tot-Bordstrategie? Hoe is de Minister van plan andere lidstaten, indien nodig, te overtuigen? Gaat de Minister Frankrijk en eventueel andere landen aanspreken dat het juist nú extra belangrijk is om in te zetten op de noodzakelijke verduurzaming van de landbouwsector middels de Green Deal en de Boer-tot-Bordstrategie?

Antwoord

Ik heb in de Landbouw- en Visserijraden van 21 maart en 7 april jl. mijn teleurstelling uitgesproken over het uitstel van de Commissie van zowel het voorstel voor natuurhersteldoelen en van de verordening voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De Commissie heeft zich – ondanks het uitstel van deze twee voorstellen – gecommitteerd tot het onverwijld implementeren van de Green Deal en daaruit voortvloeiende strategieën, zoals de van Boer-tot-Bordstrategie. Ook het Europees parlement heeft zich hier voor uitgesproken. Inmiddels heeft de Europese Commissie de besluitvorming en de presentatie van de uitgestelde voorstellen voor de zomer gepland. Gelet op de positie van de Commissie, het Europees parlement en een aantal lidstaten, ga ik er vanuit dat dit dan ook daadwerkelijk gaat gebeuren. Ik zal het belang hiervan in ieder geval blijven benadrukken, zowel in de Raad als in mijn bilaterale contacten met mijn Europese collega’s.

Vragen en opmerkingen van de leden uit de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele opmerkingen en vragen bij de agenda van de Landbouw- en Visserijraad en de daarop staande stukken.

Erkent de Minister dat we in Europa dagelijks het equivalent van vijftien miljoen broden per dag tot biobrandstof destilleren voor in onze auto’s? Is de Minister het met deze leden eens dat onze luxe wensen zoals autorijden of ongezond grote hoeveelheden vlees, zuivel en eieren willen eten, de prijs en de beschikbaarheid van basisvoedsel in armere landen beïnvloedt? Herkent de Minister hier het morele dilemma in en kan hij erop in gaan hoe hij denkt dat hij en de Europese Unie dit moeten oplossen?

Antwoord

Ik ondersteun de transitie naar een duurzamer en veerkrachtiger voedselsysteem. Hier zet ik mij zowel op Europees als nationaal niveau voor in. Ten aanzien van biobrandstoffen zijn in het Klimaatakkoord al afspraken gemaakt om het aandeel biogrondstoffen dat ingezet mag worden sterk te beperken. In de nieuwe Jaarverplichting Energie Vervoer is dit maximaal 1,3 procent van de brandstoffen waar voedergewassen worden ingezet. Verdere inperking kan doelstellingen voor hernieuwbare energie in gevaar brengen. Tegelijk zet ik mij in voor de maximale inzet van reststromen uit de landbouw voor dit doel, daar waar die niet hoogwaardiger kunnen worden ingezet.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister in een eerdere reactie stelde dat er nu nog geen sprake was van hongersnood en hij hier ook nog niet op wilde anticiperen. Is de Minister zich ervan bewust dat we nu moeten zaaien als we over enkele maanden willen oogsten en dat we in het najaar meer geoogst moeten hebben dan eerdere jaren willen we een hongersnood voorkomen? Hoe moeten Nederland en de Europese Unie dit aanpakken? Kan de Minister uitleggen hoe lang we nog kunnen wachten met het nemen van besluiten, voordat het te laat is?

Antwoord

Nederland en Europa hebben een robuust en internationaal verweven voedselsysteem. Dit blijkt ook uit het onderzoek van WEcR naar de effecten van de crisis in Oekraïne op de voedselzekerheid, dat ik 23 maart naar de Kamer heb gestuurd (bijlage bij Kamerstukken 21 501-32 en 36 045, nr. 1406). Uit recente FAO-publicaties over de wereldwijde voorraadvorming rondom tarwe en voergranen, waar in het WEcR onderzoek naar verwezen wordt, blijkt dat er ruim voldoende voorraden beschikbaar zijn. De EU is een grote exporteur op agro-gebied. De voedselzekerheid in zowel Nederland als de EU is dan ook niet in het geding.

De oorlog in Oekraïne zal de voedselzekerheidssituatie in andere delen van de wereld wel verslechteren, vanwege onder andere minder aanbod op de wereldmarkt van granen en oliezaden en hogere mondiale voedselprijzen waardoor voornamelijk toegang tot goed voedsel in sommige landen kan verslechteren. Dit komt bovenop een situatie waar we mondiaal al te maken hebben sinds 2020: sterk stijgende voedselprijzen en toenemende honger.

Als grote voedselproducent zijn we niet alleen verantwoordelijk voor onze eigen voedselvoorziening, maar dragen we ook een verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van voldoende voedsel wereldwijd. Nederland zal zich inzetten binnen de gestelde milieugrenzen te blijven produceren voor de wereld. Meer inzaaien is daarvoor niet de oplossing: agrariërs besluiten zelf wanneer, of en wat zij zaaien of poten. Zij hebben hun bouwplannen voor het merendeel ruim van te voren bepaald. Ook als agrariërs nu meer zouden willen verbouwen, is aanpassing voor dit oogstjaar is maar zeer beperkt mogelijk.

Gerelateerd aan de ontwikkelingen in Oekraïne wordt in Europees en mondiaal verband nauw de vinger aan de pols gehouden en wordt gezocht naar oplossingen voor eventuele knelpunten. Daarbij wordt niet alleen naar de voorraden en beschikbaarheid van granen en oliehoudende gewassen gekeken, maar ook naar zuivelproducten als melkpoeder. Al eerder heb ik aangegeven dat het openhouden van handelsstromen essentieel is voor de beschikbaarheid van voldoende voedsel in landen die afhankelijk zijn van basisvoedingsstoffen van andere landen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij bereid is om zich in Europees verband in te zetten voor een onmiddellijk verbod of desnoods de opschorting van het bijmengen van biobrandstoffen uit voedsel of voedergewassen. Deze leden vragen de Minister om op kortst mogelijke termijn tot afspraken te komen over het inkrimpen van de Nederlandse en Europese veestapel en een sterke beperking van het (bij)voeren van dieren met voor mensen geschikt voedsel.

Antwoord

Zie hiervoor de antwoorden op de vragen van de GroenLinks-fractie over biobrandstoffen en inzaaien.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoeveel calorieën aan met voor mensen geschikt voedsel kan worden bespaard, als we de Europese veestapel inkrimpen met het voor de export bestemde deel. Hoeveel extra mensen zouden met dit voedsel kunnen blijven leven?

Antwoord

Deze hypothetische vraag is voor mij niet in cijfers te beantwoorden. Dat gezegd hebbende zet ik me in voor een transitie naar een duurzaam en weerbaar voedselsysteem binnen de gestelde milieugrenzen. De huidige situatie op de wereldvoedselmarkt onderstreept nogmaals het belang van een duurzaam voedselsysteem. De kabinetsinzet is om dit niet alleen in Nederland te bereiken, maar ook Europees en mondiaal.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bij benadering kan aangeven hoeveel mensen zullen verhongeren door de Franse steunmaatregelen voor de gestegen prijzen van veevoer. Heeft de Minister vergelijkbare plannen voor Nederland? Wat is de menselijke prijs hiervan?

Antwoord

Ik distantieer mij van het beeld dat in deze vraag wordt neergezet, namelijk dat de steunmaatregelen in Frankrijk zouden leiden tot het verhongeren van mensen. De oorlog in Oekraïne heeft op de korte termijn geen serieuze gevolgen voor de voedselzekerheid in Nederland en Europa. Wel zien we gevolgen in de landbouwsector, bijvoorbeeld door de stijgende prijzen van kunstmest en veevoer. Nederland steunt de maatregelen die de Commissie heeft aangekondigd in de mededeling voedselzekerheid, waaronder de vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerde input moeten verminderen en de bevordering van de teelt van plantaardige eiwitten en innovatie. De kostprijsontwikkeling in de landbouw houd ik goed in de gaten en ik kijk wat ik kan doen om boeren te ondersteunen. De inzet van de landbouwcrisisreserve is één van de maatregelen, waarbij activiteiten moeten passen binnen de door de EU de beschreven typen activiteiten: circulaire economie, nutriëntenmanagement, efficiënt gebruik van grondstoffen of milieu en klimaatvriendelijke productiemethodes. Ik kijk ook wat andere lidstaten doen om hun sector te ondersteunen, zoals de Franse steunmaatregelen voor de gestegen prijzen van veevoer. Op dit moment voorzie ik vergelijkbare maatregelen nog niet in Nederland. Bij het nemen van maatregelen neem ik de effecten op de wereldmarkt in ogenschouw. De oorlog in Oekraïne heeft namelijk geen directe gevolgen voor de voedselzekerheid in Europa, maar met de wereldwijde stijging van grondstofprijzen zal wel de voedselzekerheidssituatie in andere delen van de wereld onder druk komen te staan. Ik ondersteun ook de aandacht op EU niveau voor voedselzekerheid in de meest behoevende landen buiten de EU, zoals het voorkomen van voedsel exportrestricties, ondersteuning van derde landen in hun transitie naar weerbare en duurzame voedselsystemen en voor de extra aandacht van het thema voedselzekerheid in multilaterale fora.

Vragen en opmerkingen van de leden uit de PvdD-fractie

Landbouwgif

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over de implementatie en uitvoering van de Boer-tot-Bordstrategie. Deze strategie werd bijna twee jaar geleden gepresenteerd2 en dit zou geleid moeten hebben tot het eerste concrete voorstel voor een nieuwe verordening op 23 maart 2022. Deze «Verordening voor het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen» zou mogelijk het doel voor 50% reductie van pesticidegebruik uit de Boer-tot-Bordstrategie wettelijk vastleggen.3 Onder grote lobbydruk is de presentatie van deze verordening echter met zeker een halfjaar uitgesteld. Deze leden constateren dat de agro-industrie de oorlog in Oekraïne aangrijpt om stevig te lobbyen tegen de verduurzaming van de Europese voedselproductie.4

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie verwachten dat de Minister dit uitstel zou betreuren, omdat de Minister bij het televisieprogramma Op1 duidelijk heeft aangegeven dat de inzet voor verduurzaming van de landbouw geïntensiveerd zou moeten worden.5 De Minister herhaalt tevens het belang van verduurzaming in de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2022. Deze leden delen dit inzicht en waarderen dit standpunt van de Minister.

Tegelijkertijd constateren deze leden hier een tegenstrijdigheid. Uit ge-Wob-te stukken blijkt dat Nederland al eerder heeft gepleit tegen nieuwe strengere regelgeving rondom landbouwgif in de nieuwe Verordening.6 De huidige richtlijn voor pesticiden uit 2009 zou volgens het ministerie al «voldoende handvatten bieden voor duurzaam gebruik van pesticiden.» Dit komt sterk overeen met de argumenten die door de chemische industrie worden gebruikt om de nieuwe verordening van tafel te krijgen of af te zwakken.7 Kan de Minister bevestigen dat Nederland richting de Europese Commissie heeft gepleit tegen strengere regels omtrent het gebruik van landbouwgif en zo ja, toelichten waarom dat is gedaan? Waarom heeft de Minister dit standpunt niet met de Kamer gedeeld? Kan de Minister het commentaar op specifieke punten uit de nieuwe Verordening, dat als bijlage bij de ge-Wob-te email verstuurd lijkt te zijn,8 met de Kamer delen?

Antwoord

Het document waar de fractie van de Partij van de Dieren naar verwijst, betreft een reactie op verzoek van de Europese Commissie aan experts van lidstaten, op een werkdocument van de Europese Commissie met beleidsopties met mogelijke wijzigingen voor de huidige Richtlijn 2009/128 inzake duurzaam gebruik van pesticiden. Op dat moment liep ook nog een evaluatie van die richtlijn en er was nog geen sprake van een concept of formeel voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de huidige Richtlijn 2009/128. Formeel reageren op informele werkdocumenten en beleidsopties werd daarom als prematuur gezien. De Nederlandse inbreng beperkte zich daarom tot een ambtelijke inbreng met enkele aandachtspunten en heeft zich niet uitgesproken voor of tegen strengere regels. De inbreng is als bijlage toegevoegd9. Wel is aangegeven dat de huidige Richtlijn voor een lidstaat al voldoende handvatten biedt om, indien een lidstaat daarvoor kiest, een verdere verduurzaming van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter hand te nemen. Nederland heeft dat met het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 gedaan. Ook de ambitie in het coalitieakkoord van het huidige Kabinet op het gebied van gewasbescherming laat zien dat een verdere verduurzaming niet afhankelijk hoeft te zijn van een Commissievoorstel. Desalniettemin heb ik in de Landbouw- en Visserijraden van 21 maart en 7 april jl. wel mijn teleurstelling uitgesproken over het uitstel van zowel het voorstel voor natuurhersteldoelen als van een voorstel tot herziening van de richtlijn voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen voorts of de Minister kan aangeven wanneer de Europese Commissie de nieuwe Verordening wel zal presenteren. Deze leden roepen de Minister op om te stoppen met het overnemen van de lobby van landbouwgifproducenten en bij de Europese Commissie aan te dringen op een voortvarende aanpak bij de implementatie van de «Verordening voor het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen» en de Boer-tot-Bordstrategie. Alleen zo kan de verduurzaming van de landbouw daadwerkelijk geïntensiveerd worden. Kan de Minister dit toezeggen?

Antwoord

De Europese Commissie is voornemens voor de zomer een besluit te nemen over voorstel tot wijziging van Richtlijn 2009/128. Zoals eerder aangegeven in het antwoord op de vraag van de fractie van de SGP over het kritisch beoordelen van nog komende commissievoorstellen in het kader van de Van Boer tot Bord-strategie zal ik uw Kamer via een BNC-fiche informeren over het Nederlandse standpunt zodra het voorstel van de Europese Commissie bekend wordt gemaakt.

De Minister heeft zich in Europa actief uitgesproken tegen de subsidies voor vleesreclames, naar aanleiding van de aangenomen motie van de Partij voor de Dieren, lazen de leden in het verslag van de Landbouw & Visserijraad van 21 februari10,11 Waarvoor dank. Maar het heeft niet mogen baten. Onlangs heeft de Europese Commissie opnieuw 54 miljoen euro uitgetrokken voor de promotie van vlees en zuivel.12 Deelt de Minister de mening dat het uittrekken van tientallen miljoenen euro om de consumptie van bijvoorbeeld varkensvlees te stimuleren op het moment dat mensen minder vlees gaan eten, de doelen op het gebied van onder andere klimaat en gezondheid verder buiten bereik dreigt te brengen?

Antwoord

In Europees verband blijf ik vasthouden aan mijn standpunt dat de promotie en voorlichting van landbouwproducten een aangelegenheid zouden moeten zijn van de sector zelf. Nederland is momenteel de enige lidstaat die actief inzet op de uitsluiting van de productgroep vlees binnen de promotie van landbouwproducten, in het kader van de «Promotieverordening». Zolang het promotiebeleid onder verordening Nr. 1144/2014 blijft bestaan, spreek ik mij uit voor een stevigere aansluiting van dit beleid op de doelen voor klimaat, gezondheid en verduurzaming van voedselsystemen, zoals ook op Europees niveau is vastgelegd in o.a. de Farm to Fork-strategie. Het promotiebeleid richt zich uiteraard niet enkel op vleesproducten, maar op landbouwproducten in het algemeen. Voor een betere aansluiting op de Europese Farm to Fork-strategie is er sinds 2020 meer budget uitgetrokken voor promotie van duurzaam geproduceerde (o.a. biologische) en gezonde producten. Ook is in het Europese Jaarprogramma Promotie 2020 een sub-criterium voor beoordeling van een aanvraag voor subsidie geïntroduceerd, waarbij de aanvrager moet aantonen dat het product op duurzame wijze is geproduceerd.

Deelt de Minister de mening dat, zolang deze subsidies worden verstrekt, versterkte actie nodig is om de schadelijke effecten van deze campagnes tegen te gaan? Welke mogelijkheden ziet de Minister om te voorkomen dat deze promotie zich richt op de Nederlandse markt en het vergroten van de Nederlandse vleesconsumptie? Is de Minister bereid dit mee te nemen in de uitwerking van de nationale eiwitstrategie?

Antwoord

Een aanvraag voor financiering gericht op afzetbevordering van landbouwproducten in de EU- landen of daarbuiten, wordt goedgekeurd op EU-niveau. De Nederlandse overheid kan dan ook niet voorkomen dat een goedgekeurd EU- promotieprogramma zich richt op de Nederlandse markt. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 29 maart jl. (Kamerstuk 31 532, nr. 271) zal ik mij, samen met de Staatssecretaris van VWS, blijven inzetten voor een gezond en duurzaam voedingspatroon, ook in relevant EU beleid. Deze inzet is ook onderdeel van de nationale eiwitstrategie. Over de verdere uitwerking van de nationale eiwitstrategie wordt u binnenkort separaat geïnformeerd.

Visserij

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de Europese steun die wordt uitgetrokken voor de visserij vanwege de stijgende prijzen van fossiele brandstof als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Kan de Minister uiteenzetten hoeveel en welke steun wordt of reeds is gegeven aan de visserijsector? Hoe beziet de Minister het subsidiëren of compenseren van fossiel brandstofverbruik in het licht van de noodzaak en ambities om broeikasgasemissie met tenminste 55% te verminderen in 2030 ten opzichte van 1990? Hoe verhouden mogelijke tijdelijke compensatieplannen zich tot de verduurzamingsplannen? Is de Minister het ermee eens dat het in stand houden van het huidige systeem met fossiele brandstoffen een vertraging betekent voor het halen van de klimaatambities? Is de Minister het ermee eens dat het beter is om te kijken naar uitkoopregelingen voor de visserij? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Voor de visserijsector is door Nederland geen steun verstrekt vanwege de hoge brandstofprijzen. Ik verwijs ook naar het antwoord op de vragen van D66 over het inzetten van middelen uit het Europese visserijfonds voor de hoge brandstofprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Het inzetten van middelen uit het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF) zal ten koste gaan van innovatiemiddelen die beschikbaar komen voor de visserij. De afweging daarbij is een lastige: door geen steun te verlenen komen bedrijven in zwaar weer waardoor middelen voor verduurzaming ontbreken. Tegelijkertijd bestaat met een compensatie het risico dat bedrijven met de meeste uitstoot in stand gehouden worden zonder dat zij op korte termijn verduurzamen. Vanwege de gevolgen van de Brexit heb ik een saneringsregeling ter goedkeuring naar de Europese Commissie gestuurd. Deze is alleen voor vissers die direct hinder ondervinden van de Brexit. De saneringsregeling staat los van de huidige brandstofprijzen.

Daarbij hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie vernomen dat zeven natuurorganisaties, waaronder ClientEarth en Oceana op 31 maart 2022 een brief13 hebben gestuurd naar de Europese Commissie. In deze brief vragen de organisaties de commissie om een administratief onderzoek in te stellen naar visserijvangstgegevens en fraude hieromtrent in Nederland. De organisaties geven aan dat, bij gebrek aan betrouwbaar vangstregistratiesysteem met doeltreffende controles, fraude met inbegrip van illegale visserij onvermijdelijk is. Dit ondermijnt de vispopulaties. Wat is de reactie van de Minister op de brief? Deelt de Minister de zorgen van de organisaties? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat aanvoeraangiften en verkoopdocumenten ingevuld worden op basis van niet geverifieerde ramingen? Zo nee, waaruit blijkt dat? Waaruit blijkt dat het vangstregistratiesysteem op orde is? Is de Minister bereid om door middel van een administratief onderzoek licht te werpen op de gang van zaken en de werkelijke vangsthoeveelheden vast te stellen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik heb kennisgenomen van de brief die door zeven natuurorganisaties op 31maart 2022 aan Eurocommissaris Sinkevičius is verstuurd. In de brief worden verschillende punten aangedragen, die ook onderdeel zijn van de lopende ingebrekestellingen en waarover de Europese Commissie Nederland dus al om opheldering heeft gevraagd. Ik neem het heel serieus dat de Europese Commissie Nederland in gebreke heeft gesteld op onderdelen van implementatie van Europese regelgeving en het toezicht op de naleving daarvan. Het opheffen van de vermeende tekortkomingen heeft dan ook de hoogste prioriteit. Onderdeel hiervan is de uitbreiding van de inspectiecapaciteit bij de NVWA voor visserij met 15,2 fte.

Zoals voorgeschreven in de in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid vastgestelde Controleverordening wordt alle aangelande vis gewogen, waarbij het definitieve gewicht wordt vastgesteld. Dit was en is de gangbare praktijk in Nederland. De aangifte van aanlanding en de verkoopdocumenten worden ingevuld op basis van deze definitieve weegresultaten. Het aantal aanlandingen waarbij een fysieke inspectie plaatsvindt is en wordt nog verder uitgebreid. Eveneens zijn er aanscherpingen in de werkwijze van deze inspecties. Daarnaast werkt de NVWA toe naar het uitvoeren van administratieve kruiscontroles van 100% van alle aanlandingen, waarbij alle aangiften van aanlanding, elektronisch ingediende visserijlogboeken en verkoopgegevens gecontroleerd worden.

De brief van de natuurorganisaties roept de Eurocommissaris op om opnieuw een administratief onderzoek in te stellen. Wanneer de Eurocommissaris hiertoe besluit, zal ik daaraan natuurlijk mijn volledige medewerking verlenen.

Droogte in Europa

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of hij het meest recente, zeer zorgwekkende rapport van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) heeft gelezen. Dit toont aan hoe gevaarlijk klimaatverandering is en hoe zorgelijk dit is voor mensen, vanwege onder andere toenemende hittegolven, branden, droogte en overstromingen. Het rapport stelt dat met name Zuid-Europa te maken gaat krijgen met droogte en de teruglopende beschikbaarheid van zoet water. Spanje en Portugal maken zich dan ook terecht zorgen over droogte in hun regio’s. Die zorgen moeten Nederland ook raken. Afgelopen februari heeft de regio Andalusië een wet aangenomen die illegale waterputten van fruittelers rond het natuur- en Werelderfgoedgebied Doñana legaliseert. Dat is slecht nieuws voor de grutto’s, die daar een tussenstop maken. Deelt de Minister dit inzicht en is de Minister bereid om ook grutto’s die onderweg van en naar Nederland zijn te beschermen? Om de gevolgen van de droogte op te vangen, zou Spanje steun kunnen zoeken bij het Solidariteitsfonds14 voor natuurrampen. Is de Minister bereid om de Spaanse Minister te verzoeken het besluit terug te draaien en steun te zoeken bij het Solidariteitsfonds?

Antwoord

Ik ben op de hoogte van het recente rapport van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). De Minister voor Natuur en Stikstof zal zich verdiepen in de casus over de nieuwe wetgeving voor waterputten rond Doñana en kom daar later op terug. Ik onderschrijf het belang van het beschermen van grutto’s en andere trekvogels langs hun trekroute. Via het Afrikaans-Euraziatisch Watervogelverdrag (AEWA) levert Nederland hier al een belangrijke bijdrage aan.

Vragen en opmerkingen van de leden uit de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2022. Deze leden onderstrepen het belang van de gedachtewisselingen over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten in relatie tot Oekraïne. Daarbij willen deze leden benadrukken dat naast de ontwikkelingen voor de interne landbouwmarkten ook rekening gehouden dient te worden met de landbouwmarkten wereldwijd en de mogelijke effecten voor voedselzekerheid in de rest van de wereld. Daarnaast beklemtonen deze leden dat de ontwikkelingen in Oekraïne niet mogen worden ingezet als argument om verduurzaming in te landbouw af te remmen of tegen te gaan. Een ambitieuze Nederlandse inzet in de voorliggende verordeningen zijn daarom volgens deze leden essentieel. Daartoe hebben deze leden de volgende vragen.

Gedachtenwisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten in relatie tot Oekraïne & Presentatie en mogelijke gedachtewisseling over mededeling voedselzekerheid

De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Unie via het EU Emergency Support Programme 330 miljoen euro zal vrijmaken voor Oekraïne, om basisgoederen en diensten aan te leveren aan Oekraïne. Tegelijkertijd zien deze leden dat in steden als Marioepoel mensen afgesloten zijn van voedselvoorziening, medicijnen en water. Is het bedrag van 330 miljoen euro voldoende? Investeert Nederland daarnaast nog meer in humanitaire hulp, specifiek op het gebied van voedsel? Welke stappen worden er genomen om ervoor te zorgen dat deze hulp Oekraïners ook daadwerkelijk bereikt?

Antwoord

De Europese Commissie geeft uit diverse (interne en externe) programma’s en budgetten steun aan Oekraïne en Moldavië en ook aan EU lidstaten voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Dat zijn deels ontwikkelingsbudgetten (zoals het Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument, NDICI, waaruit de € 330 miljoen waar de leden van de Volt-fractie naar verwijzen afkomstig is) en deels noodhulpbudgetten van het Directoraat Generaal voor humanitaire Hulp van de Commissie (DG ECHO). Als lidstaat draagt Nederland indirect bij aan deze EU financiering.

Overigens verwijs ik graag naar de brief aan uw Kamer over de Nederlandse humanitaire steun voor Oekraïne en buurlanden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 18 maart jl.15

De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Unie meer humanitaire hulp wil verlenen aan de regio's en bevolkingsgroepen die het zwaarst door voedselonzekerheid worden getroffen. Hoe gaat Nederland bijdragen aan deze hulp? Is er een prognose hoeveel van deze hulp er nodig zal zijn? Zal dit een onmiddellijke oplossing kunnen bieden voor de grote graantekorten waar landen in Zuid-Azië, Afrika en Latijns-Amerika mee te maken hebben?

Antwoord

Nederland draagt als lidstaat indirect bij aan ontwikkelings- en humanitaire financiering door de Europese Commissie en doet daar geen additionele bijdragen bovenop aan de Commissie. Voor informatie over de eigen Nederlandse humanitaire financiering specifiek in reactie op de crisis in Oekraïne verwijs ik de leden van de Volt-fractie naar de brief hierover aan uw Kamer van de Minister voor BHOS van 18 maart jl.16, evenals naar de brief over de algehele humanitaire inzet van het kabinet in 2022 in haar brief aan uw Kamer van 25 februari jl.17

De Europese Commissie wil landen in de problemen van buiten de Europese Unie helpen met het zelf opbouwen van bestendigere landbouwpraktijken. Hoe wil de Europese Unie dit gaat doen? Welke bijdrage levert en gaat Nederland leveren om deze landen te helpen met het opbouwen van bestendigere landbouwpraktijken?

Antwoord

De EU heeft in de periode 2014–2.020 EUR 10 miljard geïnvesteerd in voedselzekerheid voor de meest kwetsbaren, onder meer via ontwikkeling van de lokale voedsellandbouw. Voor de periode 2021–2024 is door de EU voor hetzelfde doel tenminste € 1,4 miljard toegezegd voor inzet op structureel terugdringen van ondervoeding en in het 2021–2027 internationale samenwerkingsprogramma zal de EU voedselsystemen in ongeveer 70 partnerlanden ondersteunen.

Het kabinet investeert jaarlijks circa 325 miljoen in wereldwijde voedselzekerheid. Met die inzet worden miljoenen boeren ondersteund en voedselsystemen weerbaarder gemaakt tegen schokken en stress.

Daarnaast heeft de Europese Unie in de periode 2014–2020 meer dan 10 miljard euro aan ontwikkelingssamenwerking toegezegd om de voedselzekerheid voor de armste en meest kwetsbare mensen te verbeteren. Is er een prognose die aangeeft of dit genoeg hulp is? Zo niet, welke andere stappen zullen er genomen worden?

Antwoord

Er is geen prognose die aangeeft of de € 10 miljard die de EU tussen 2014 en 2020 heeft geïnvesteerd in voedselzekerheid genoeg is. Wel kan worden geconstateerd dat de honger in de wereld over die periode is toegenomen. Verder wijzen studies uit dat voor het uitbannen van honger tussen nu en 2030 de investeringen in voedselzekerheid, zowel van donoren als van de landen die het betreft, zullen moeten verdubbelen.

Kan de Minister aangeven of hij voornemens aanpassingen voor te stellen voor het NSP om op het verzoek van de Europese Commissie in te gaan om prioriteit te geven aan investeringen die erop gericht zijn de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en «inputs» als gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest te verminderen? Zo ja, op welke punten?

Antwoord

Uw Kamer heeft op 5 april 2022 de bevindingen van de Europese Commissie ontvangen. Zoals aangegeven in mijn brief (Kamerstuk 28 625, nr. 337) bestudeer ik op dit moment de observatiebrief in meer detail. Ik zal mijn appreciatie van de bevindingen van de Europese Commissie in mei aan uw Kamer toezenden en ook met de Commissie delen. In deze appreciatie zal ik, gelet op de mededeling van de Europese Commissie (COM(2022) 133 final), ook aandacht besteden aan voedselzekerheid en het versterken van de weerbaarheid van voedselsystemen. Daarin zal ik ook ingaan op biogas, gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest, maar niet nadat ik met de Provincies en de Waterschappen, in de interbestuurlijke programmaorganisatie waarbinnen het GLB-NSP eerder ook is opgesteld hierover heb gesproken.

Vragen en opmerkingen van de leden uit de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het in het kader van «Fit-for-55»-pakket voorgestelde koolstofcorrectiemechanisme (CBAM). Deze leden willen erop wijzen dat landbouwproducten zijn uitgezonderd, terwijl kunstmestproducten er wel onder vallen. Dat betekent de boeren in de Europese Unie extra kosten moeten maken voor gebruik van kunstmest, terwijl boeren in het buitenland deze extra kosten niet hebben. Omdat landbouwproducten niet onder CBAM vallen, hebben buitenlandse boeren daarmee een concurrentievoordeel. Deelt de Minister dit knelpunt? Wil hij zich inzetten voor een eerlijk speelveld, bijvoorbeeld door landbouwproducten ook onder CBAM te scharen?

Antwoord

Door mogelijke prijsstijgingen die de CBAM tot gevolg zal hebben, kan de concurrentiepositie van EU-bedrijven die producten in CBAM-sectoren als grondstof gebruiken verslechteren. Het kabinet heeft door Trinomics onderzoek laten uitvoeren naar de nationale effecten van een Europese CBAM. Trinomics schatte in dat de toename van kosten als gevolg van de invoering van de CBAM lager in de Nederlandse leveringsketens gemiddeld genomen gering zal zijn. Dit komt door de beperkte koolstofkostencomponent in relatie tot de totale waarde van goederen lager in de keten.

Vooralsnog zijn landbouwproducten niet opgenomen in de reikwijdte van de CBAM, omdat de Commissie heeft gekozen voor een selectie van ETS-sectoren. Het kabinet steunt deze keuze van de Commissie. Een CBAM voor landbouwproducten zou onder andere vereisen dat er reeds een CO2-prijs wordt betaald voor CO2-uitstoot van landbouwproductie binnen Europa. Dat is nu niet het geval.

De leden van de SGP-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor de gevolgen van het nieuwe GLB en het NSP voor de akkerbouw. De akkerbouw heeft niet alleen te maken met halvering van inkomenstoeslagen, maar ook met aanscherping van de basiseisen, terwijl de grote vraag is of er via de Ecoregeling of de tweede pijler nog wat voor terugkomt. Deze leden willen in verband met het belang van voedselzekerheid en een leefbaar landbouwinkomen voorkomen dat én de inkomenstoeslag halveert, én sprake is van hogere randvoorwaarden voor inkomenstoeslag én dat akkerbouwers maar beperkt aanspraak kunnen maken op de Ecoregeling en de tweede pijler. Zij hebben in dit verband enkele vragen. Komen er in de Ecoregeling van begin af aan voldoende opties voor de akkerbouw, zoals verzocht via de motie van de leden Bisschop en Van der Plas (Kamerstuk 28 625, nr. 301 ), waaronder precisielandbouw, maar ook niet-kerende grondbewerking? Hoe wordt ervoor gezorgd dat geen adviseurs nodig zijn om aan de Ecoregeling mee te doen? Wordt in het kader van de tweede pijler ingezet op steun voor teelt van eiwitgewassen?

Antwoord

In de tweede praktijktoets die net van start is gegaan, onderzoek ik de effecten van de ecoregeling voor verschillende sectoren, waarbij ik in lijn met de hierboven genoemde motie expliciet aandacht besteed aan de opties voor de akkerbouw. Ik zal uw Kamer informeren over de bevindingen van de praktijktoets zodra die er zijn, en uiteraard het rapport met u delen evenals mijn reactie daarop.

Precisielandbouw en niet-kerende grondbewerking zijn eco-activiteiten die ik per 2024 wil toevoegen aan de ecoregeling. Invoering per 2023 is niet mogelijk omdat de voorbereidingen voor de uitvoering op dat moment nog niet gereed zijn. Er wordt in de lopende praktijktoets nadrukkelijk aandacht besteed aan niet-kerende grondbewerking en precisielandbouw. Eiwitgewassen maken wel deel uit van de ecoregeling, zoals deze in 2023 wordt ingevoerd. Daarnaast wil ik in de tweede pijler investeringen stimuleren die precisielandbouw en niet-kerende grondbewerking stimuleren, zoals bijvoorbeeld het gebruik van taakkaarten. Dit wordt al per 2023 mogelijk gemaakt. Tevens ontstaat er in het ANLb, met name door de invoering van de categorie klimaat en een extra inzet op akkervogels, meer ruimte voor de akkerbouw om deel te nemen aan het ANLb. De tweede pijler biedt tevens ruimte voor het stimuleren van eiwitgewassen. Ik ben met de sector in gesprek of en hoe hier vorm aan gegeven kan worden.

Het streven is dat de landbouwer zelf zijn of haar eerste pijler-subsidies kan invullen. Daarvoor wordt een simulatietool ontwikkeld waarbij voor de boer inzichtelijk wordt welke maatregelen hij of zij kan nemen en hoeveel vergoeding daar tegenover staat. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) streeft bij de gecombineerde opgave ook naar zoveel mogelijk vooringevulde gegevens. Naast de eerder genoemde praktijktoets voert de RVO in mei een gebruikerstoets uit. Landbouwers kunnen zich opgeven om de simulatietool voor de ecoregeling te testen, en de opmerkingen zullen worden verwerkt bij het uitwerken van de tool. Zowel de praktijktoets en de gebruikerstoets hebben als doel om een systeem te ontwikkelen dat de landbouwers optimaal ondersteunt in het maken van hun keuze, dus hoe ze deel willen nemen aan de ecoregeling. Het is natuurlijk een keuze van de landbouwer zelf of hij of zij gebruik wil maken van adviseurs.

De opening van de Europese particuliere opslagregeling is van Europese wege al in werking getreden. Marktdeelnemers kunnen vanaf 25 maart aanvragen doen bij de Europese betaalorganen in de lidstaten. Voor Nederland voert RVO dit uit.

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen van de enorm gestegen brandstofprijzen voor de visserijsector. De Europese Commissie biedt in verband met de crisis ruimte voor steunmaatregelen. Deze leden hebben begrepen dat de Franse regering heeft gekozen voor compensatie van visserijbedrijven ter waarde van 35 cent per liter diesel. Op welke wijze wil de Minister, met in achtneming van het feit dat een belangrijke methode om brandstof te besparen (de pulskor) door de wetgever verboden is, de Nederlandse visserijbedrijven steunen? Op welke wijze gaat hij daarnaast uitvoering geven aan de motie van het lid Bisschop (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1405 )?

Antwoord

De Europese Commissie heeft een crisissteunkader aangenomen. Dit biedt lidstaten de mogelijkheid om bedrijven die getroffen worden door de gevolgen van sancties en de hoge energieprijzen te ondersteunen. Op dit moment is de kabinetslijn dat nationale compensatie als gevolg van de sancties niet aan de orde is.

Daarnaast biedt de Commissie lidstaten de mogelijkheid om vissers met middelen uit het Europees Visserijfonds EMFAF tegemoet te komen. Ik bestudeer momenteel de mogelijkheden onder het Europese Visserijfonds. Inzet van deze middelen zou ten koste gaan van inzet op andere doelen van het visserijfonds gericht op innovatie. Zie ook mijn antwoorden op de vragen van D66 en Partij voor de Dieren hierover.

Tijdens mijn inbreng in de Landbouw- en Visserijraad van maart 2022 heb ik, in lijn met de motie van het lid Bisschop, aangegeven dat het in het licht van de brandstofcrisis, zeer teleurstellend is dat een selectief en energie-efficiënt vistuig zoals het pulstuig verboden blijft. Daarnaast heeft Nederland in de reactie op de consultatie van de Europese Commissie over de voortgangsrapportage van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid gepleit voor een herziening van het pulsverbod in het licht van de nadrukkelijke wens om bodemberoering en brandstofgebruik te beperken. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 10 februari 2022 (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 97) zal ik uw Kamer voor de zomer informeren over de verdere invulling van het toekomstperspectief voor de visserij. In dat kader zal ik uw Kamer dan ook informeren over mijn Europese inzet op dit dossier.

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de EU-ontbossingsverordening. Ongeveer twee derde van de import van bijvoorbeeld tropisch hout is al gecertificeerd. Hoe waardeert de Minister deze certificatie? Hoe wordt voorkomen dat goed gecertificeerde importstromen doorkruist worden door de EU-ontbossingsverordening? Kan ervoor gezorgd worden dat de maatregelen zich richten op niet of onvoldoende gecertificeerde importstromen?

Antwoord

Al vele jaren hebben de verschillende kabinetten zich ingezet voor verduurzaming van de houtketen, te beginnen met een duurzaam Rijksinkoopbeleid voor o.a. hout (tropisch en niet-tropisch). Dat gebeurde in samenwerking met het bedrijfsleven. Het kabinet waardeert dit zeer en blijft zich daarvoor inzetten. Het kabinet heeft de constructieve rol van certificeringssystemen voortdurend gesteund en beoogt dan ook graag dat de EU ontbossingsverordening en certificeringsstandaarden zoveel mogelijk complementair worden ingezet. Wel zal door private partijen opnieuw bezien moeten worden of de huidige certificatieschema’s voldoende het risico minimaliseren dat het hout mogelijk uit ontbossing afkomstig is of tot bosdegradatie heeft geleid. Certificering kan niet due diligence vervangen; de verantwoordelijkheid om aan de eisen van de Verordening te voldoen blijft bij de marktdeelnemer en handelaar liggen. Maar certificering kan wel een grote rol spelen om aan te tonen dat zorgvuldigheid is betracht.

Vragen en opmerkingen van de leden uit de BBB-fractie

Het lid van de BBB heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad en heeft daarbij nog enkele vragen.

Koolstofheffing CBAM

Het lid van de BBB-fractie stelt dat de plannen om een koolstofheffing op te leggen aan producten die van buiten de Europese Unie geïmporteerd worden alleen werken als deze geldt voor alle producten. Op dit moment, omdat landbouwproducten nog niet worden ingesloten, betekent het een kostprijsverhoging voor onze eigen voedselproducenten. Immers, kunstmest valt wél onder CBAM, terwijl dezelfde landbouwproducten die onder lagere standaarden oftewel een hogere carbon footprint geproduceerd zijn wél geïmporteerd mogen worden. Is de Minister bereid dit onder de aandacht te brengen op de Landbouw- en Visserijraad en samen met de andere lidstaten tot een plan te komen hoe dit opgelost kan worden, alvorens de CBAM wordt ingevoerd?

Antwoord

Graag verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag over de CBAM van de SGP-fractie. Hoewel de CBAM kan leiden tot prijsstijgingen, heeft Trinomics ingeschat dat de toename van kosten als gevolg van de invoering van de CBAM lager in de Nederlandse leveringsketens gemiddeld genomen gering zal zijn. Het kabinet kan zich goed vinden in de sectorkeuze van de Commissie. Op de Ecofinraad van 15 maart jl. is een algemene oriëntatie over de CBAM overeengekomen. Nederland heeft deze algemene oriëntatie gesteund, zodat de trilogen met het Europees parlement en de Europese Commissie later dit jaar van start kunnen gaan. Dit met het oog op invoering van de CBAM per 1 januari 2023. Tegen het einde van de transitieperiode (voor 2026) zal de Commissie evalueren hoe de CBAM werkt en zal zij komen met een beoordeling van de mogelijkheden om de reikwijdte van de CBAM uit te breiden naar meer sectoren en naar andere typen emissies, zoals indirecte emissies. Het kabinet steunt dit.

Naar boven