21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 362 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 november 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 18 november 2015 over de geannoteerde Agenda van de Raad voor Concurrentievermogen op 30 november en 1 december 2015 te Brussel (Kamerstuk 21 501-30, nr. 360), over de brief van 24 september 2015 over het Verslag van een schriftelijk overleg over de formele Raad voor Concurrentievermogen op 1 en 2 oktober 2015 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 356), over de brief 23 oktober 2015 over het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 1 oktober 2015 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-30, nr. 357)en over de brief van 20 november 2015 over het Fiche: De eengemaakte markt verbeteren (Kamerstuk 22 112, nr. 2029).

De vragen en opmerkingen zijn op 23 november 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 25 november 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Inhoudsopgave

 
     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

4

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en stukken voor het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen die plaatsvindt op 30 november en 1 december. Zij hebben hierbij een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad debatteert over de interne marktstrategie die de Europese Commissie op 28 oktober heeft gepubliceerd. Het doel van de strategie is om de interne markt verder te versterken. Deze leden kunnen zich hier volledig in vinden. In de toelichting in de geannoteerde agenda wordt in zijn algemeenheid verwezen naar de mogelijkheden van de deeleconomie en de knelpunten bij grensoverschrijdend ondernemen. Kunt u nader toelichten welke mogelijkheden en knelpunten u ten aanzien van deze onderwerpen onderscheidt, die u gezamenlijk met uw collega’s op Europees niveau wilt oppakken?

Verder lezen deze leden over uw plannen voor het Nederlandse voorzitterschap. Al jaren zet Nederland zich in Europees verband in voor de dienstenrichtlijn en een goede implementatie daarvan. Deze leden kunnen dan ook zeker instemmen met uw inzet om tijdens het Nederlandse voorzitterschap op dit thema in te zetten. Zij vragen welke voorstellen u concreet gaat doen.

Dit onderwerp is reeds besproken op de Raad voor Concurrentievermogen van 1 oktober en voorafgaand daaraan in het schriftelijk overleg van de vaste commissie voor Economische Zaken. De «check-up» bestaat onder andere uit monitoring en evaluatie van de concurrentiekracht in EU-lidstaten, onder andere op basis van een aantal kernindicatoren. De leden van de VVD-fractie willen vragen of u zicht heeft op de posities van andere EU-lidstaten en het Europees Parlement op dit onderwerp. Kunt u verder toezeggen dat u de Kamer goed op de hoogte zult houden ten aanzien van de mogelijke bindende voorstellen die de Europese Commissie kan doen wanneer de voortgang op dit dossier niet naar de wens van de Commissie verloopt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen er twee formele Raden voor Concurrentievermogen en één informele bijeenkomst van Ministers voor Concurrentievermogen plaatsvinden. Welke voorstellen worden er naar verwachting gepubliceerd tijdens het Nederlandse voorzitterschap? En hoe passen zij binnen de Nederlandse invulling van deze prioriteit?

De interne markt is één van de prioriteiten van het Nederlandse EU-voorzitterschap. U gaf in het Verslag Schriftelijk Overleg (VSO) voor de Raad voor Concurrentievermogen van 1 oktober jl. een korte toelichting op de invulling van deze prioriteit. Dit kan bijvoorbeeld worden ingevuld door middel van een betere implementatie van bestaande wet- en regelgeving van de interne markt, met name de dienstenrichtlijn. Tevens kan het door structurele hervormingen van dienstenmarkten, onder andere door een «strikte opvolging van de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester». Ook is eventueel aanvullende EU-regelgeving voor specifieke sectoren mogelijk, zoals in de zakelijke dienstverlening, retail en bouw.

Hoe zal het Nederlands voorzitterschap gestalte geven aan de betere implementatie van de dienstenrichtlijn, met name in andere landen van de Europese Unie? Hoe denkt u een strikte opvolging van de landenspecifieke aanbevelingen te bewerkstelligen, aangezien de aanbevelingen in de meeste gevallen niet juridisch bindend en/of afdwingbaar zijn? Kunt u specifiek ingaan op de aanvullende EU-regelgeving voor specifieke sectoren?

De Raad voor het Concurrentievermogen heeft op 21 oktober jl. een aanbeveling gedaan voor de oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen in de Eurozone. Is er reeds zicht op de posities van andere EU-lidstaten en het Europees Parlement met betrekking tot deze aanbeveling?

Uit de kabinetsappreciatie van het voorstel van 6 november jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1051) blijkt dat de aanbeveling voor de oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen qua inhoud niet geheel conform de Nederlandse inzet is. Kunt u een appreciatie geven met betrekking tot de mogelijke bindende voorstellen van de Europese Commissie, wanneer de voortgang op dit dossier niet naar wens van de Commissie verloopt?

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) EU-Voorstel: Better Regulation van 4 november jl. van de vaste commissie voor Europese Zaken kwam het thema transparantie ter sprake. Met name kwam aan de orde dat het lastig is voor nationale parlementen om de Nederlandse inzet alsmede de Europese besprekingen over eventuele «essentiële» wijzigingen nog te controleren die bij nader inzien toch van politieke aard blijken te zijn.

Bovendien kan het detailniveau van de amendering en uitwerking van de EU-wetgeving leiden tot regeldruk, die meer bedraagt dan in de nieuwe voorstellen zelf. Hoe zou u de Kamer proactief kunnen informeren wanneer er gedurende de onderhandelingen over EU-voorstellen, waarin nadere uitwerking door experts wordt voorzien (zoals in het geval van de conceptverordening Energielabelling), alsnog wijzigingen op voor Nederland belangrijke elementen worden voorgesteld? Of wanneer door deze uitvoeringsregelgeving de regeldruk wordt verhoogd? Hoe kunt u en de Europese Commissie worden gemotiveerd om betere toelichting te geven zodat politieke lading en keuzes beter naar voren worden gebracht, zoals in het Fyra-rapport van de parlementaire enquêtecommissie is geadviseerd (nr. 1, blz. 46)?

Het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) krijgt een belangrijke rol in het «Investment Plan for Europe», dat één van de belangrijkste componenten van de nieuwe interne marktstrategie is. Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot EFSI? Wanneer gaan de eerste projecten van start? Hoeveel fondsen zijn er inmiddels beschikbaar voor EFSI? Hoeveel daarvan zijn echt operationeel? Hoeveel daarvan zijn echt additioneel? Hoe kan EFSI worden ingezet voor het topsectorenbeleid? Hoe wordt het MKB hierin betrokken?

Hoe kunnen de Draghi-middelen (60 miljard euro per maand) betrokken worden bij EFSI? Klopt het dat nu het grote risico bestaat dat deze middelen blijven hangen in de financiële sector (gebrekkige transmissie)? Kunt u de ideeën van dhr. Van Egmond (genodigde Rondetafelgesprek Geldstelsel van de vaste commissie voor Financiën, 14 oktober 2015) hierbij betrekken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen wat de achterliggende reden is dat ook dit keer het voorzitterschap heeft aangegeven vooraf geen informatie met andere lidstaten te delen. Kan de Tweede Kamer dan wel genoeg controle houden? Deze leden vragen verder wat het wetgevend voorstel en de handhavingsmaatregelen inhouden om ongerechtvaardigd onderscheid tussen afnemers op basis van nationaliteit en locatie aan te pakken. Zou u dit nader kunnen toelichten? Deze leden vragen welke verbeteringen de Europese Commissie ziet om de aanbestedingen in Europa te verbeteren. Zijn deze verbeteringen ook goed voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf? De leden van de CDA-fractie vragen of in de hoofdlijnen van de conceptconclusie over gendergelijkheid staat dat excellentie in de wetenschap voorop moet blijven staan. Zo nee, bent u voornemens hiervoor alsnog te pleiten? Verder vragen deze leden of in de conceptconclusie gesproken wordt over een quotum. Zo ja, blijft Nederland zich hard maken dat een quotum niet de oplossing is om de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap tegen te gaan? Deze leden vragen tot slot hoe het staat met het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Is het investeringsplan bekend bij private investeerders en publieke instellingen in Nederland? Waar liggen voor Nederland de grootste kansen? Liggen er in het investeringsplan volgens u ook kansen om snel internet in de buitengebieden van Nederland te bevorderen?

De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat de Commissie knelpunten wil wegnemen voor bedrijven, in het bijzonder bij het MKB en start-ups, die grensoverschrijdend actief zijn of willen worden. Deze leden vragen tot welke verbeteringen dit concreet zal leiden voor Nederlandse ondernemers die grensoverschrijdend actief willen zijn.

II Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad debatteert over de interne marktstrategie die de Europese Commissie op 28 oktober heeft gepubliceerd. Het doel van de strategie is om de interne markt verder te versterken. Deze leden kunnen zich hier volledig in vinden. In de toelichting in de geannoteerde agenda wordt in zijn algemeenheid verwezen naar de mogelijkheden van de deeleconomie en de knelpunten bij grensoverschrijdend ondernemen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister nader toe te lichten welke mogelijkheden en knelpunten hij ten aanzien van deze onderwerpen onderscheidt, die hij gezamenlijk met zijn collega’s op Europees niveau wilt oppakken.

De collaborative economy of deeleconomie biedt veel mogelijkheden om tot een duurzamere consumptie en productie te komen en kan zo bijdragen aan meer duurzame economische groei. Daarnaast voorziet de deeleconomie in een laagdrempelige manier om economisch actief te worden. Het kabinet wil deze ontwikkeling daarom ook graag faciliteren. Zoals in de mededeling van de Europese Commissie werd aangekondigd bestaat er op veel vlakken nog onduidelijkheid over de toepassing van wet- en regelgeving in de context van de deeleconomie. Voor de verdere ontwikkeling van de deeleconomie is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over welke wet- en regelgeving van toepassing is. Vanzelfsprekend begint dit bij de interpretatie van Europese regelgeving. Zoals aangekondigd zal de Commissie zich hierbij onder andere richten op de dienstenrichtlijn, de richtlijn inzake elektronische handel en de Europese consumentenwetgeving. Daarnaast laat ik, om meer inzicht te krijgen in de thema’s waar deze belemmeringen zich voordoen, in Nederland onderzoek uitvoeren. De uitkomsten van dit onderzoek zal ik gebruiken om te bepalen welke thema’s met prioriteit dienen te worden opgepakt en te bezien waar de Commissie logischerwijs een rol heeft. Over het onderwerp deeleconomie zal ik uw Kamer voor het einde van het jaar nader informeren.

Ten aanzien van grensoverschrijdend ondernemen zie ik nog vele belemmeringen die de groei van Europese bedrijven hinderen, zoals complexe procedures voor btw, complexe regels voor het opzetten van een (grensoverschrijdend) bedrijf, toegang tot kapitaal voor het mkb, specifieke belemmeringen voor dienstverleners op het terrein van gereglementeerde beroepen en eisen op het terrein van onder andere de juridische vorm van een onderneming en aandeelhouderschap. Ik ben dan ook tevreden dat de Commissie in de internemarktstrategie initiatieven aankondigt om dit soort belemmeringen aan te pakken. Deze voorstellen verwacht ik pas na het Nederlands voorzitterschap van de Raad. Ik wil het Nederlands voorzitterschap benutten om de komst van de aangekondigde voorstellen voor te bereiden, onder meer door middel van oriënterende besprekingen in de Raden voor Concurrentievermogen. Dit zal de uiteindelijke behandeling van de wetgevingsvoorstellen vergemakkelijken, waardoor consumenten en bedrijven eerder de effecten hiervan zullen merken.

Verder lezen de leden van de VVD-fractie over de plannen voor het Nederlandse voorzitterschap. Al jaren zet Nederland zich in Europees verband in voor de dienstenrichtlijn en een goede implementatie daarvan. Deze leden kunnen dan ook zeker instemmen met de inzet van de Minister om tijdens het Nederlandse voorzitterschap op dit thema in te zetten. Deze leden vragen de Minister naar welke voorstellen hij concreet gaat doen.

In de tien jaar dat de dienstenrichtlijn nu bestaat, zijn in de lidstaten meer dan duizend maatregelen doorgevoerd om ongerechtvaardigde belemmeringen voor het verrichten van diensten door ondernemingen en professionals weg te nemen. Tegelijkertijd bestaan er nog altijd vele belemmeringen bij grensoverschrijdende dienstverlening.

De Commissie erkent dit en stelt in de internemarktstrategie onder andere voor de toegang tot gereglementeerde beroepen te verbeteren via periodieke landenspecifieke adviezen. Als eerste fase wil de Commissie focussen op voorrangssectoren en -beroepen in de zakelijke dienstverlening en de bouw, zoals bouwkundigen, architecten, accountants, advocaten, makelaars, gidsen in de toerismesector en octrooigemachtigden. Ook zal de Commissie een analytisch afwegingskader opstellen dat lidstaten kunnen gebruiken als proportionaliteits- en noodzakelijkheidstoets om bestaande en nieuwe wetgeving rondom gereglementeerde beroepen te bezien. Als derde actie wil de Commissie wetgevende maatregelen voorstellen voor het aanpakken van belemmeringen zoals uiteenlopende rechtsvormen, aandeelhoudersvereisten en multidisciplinaire beperkingen met betrekking tot belangrijke zakelijke diensten en, indien van toepassing, organisatorische eisen voor bouwondernemingen. Dit initiatief wordt mogelijk onderdeel van het zogeheten dienstenpaspoort dat de Commissie zal presenteren.

Voor Nederland is de versterking van de interne markt voor diensten een belangrijke prioriteit tijdens het voorzitterschap. De gepresenteerde voorstellen van de Commissie sluiten over het algemeen goed aan op de Nederlandse inzet voor de versterking van de interne dienstenmarkt en de volledige implementatie van de dienstenrichtlijn. Tegelijkertijd bevat de internemarktstrategie ook voorstellen ter versterking van de handhaving van bestaande internemarktregels, zodat ook van die kant kan worden gewerkt aan de volledige uitvoering en naleving van de regels uit de dienstenrichtlijn. Alhoewel de concrete voorstellen over het algemeen pas na het Nederlands voorzitterschap verwacht worden, wil ik het voorzitterschap benutten om de komst van de aangekondigde voorstellen voor te bereiden, onder meer door middel van oriënterende besprekingen in de Raden voor Concurrentievermogen.

De «check-up» bestaat onder andere uit monitoring en evaluatie van de concurrentiekracht in EU-lidstaten, onder andere op basis van een aantal kernindicatoren. De leden van de VVD-fractie willen de Minister vragen of hij zicht heeft op de posities van andere EU-lidstaten en het Europees Parlement op dit onderwerp. Voorts vragen deze leden of de Minister verder kan toezeggen dat hij de Kamer goed op de hoogte zal houden ten aanzien van de mogelijke bindende voorstellen die de Europese Commissie kan doen wanneer de voortgang op dit dossier niet naar de wens van de Commissie verloopt.

Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen op 30 november en 1 december zal het voorzitterschap vooraf geen informatie over de check-up van het concurrentievermogen met de lidstaten delen. Het Luxemburgs voorzitterschap verwacht dat het debat meer spontaniteit en interactiviteit verkrijgt, wanneer zij de Ministers van tevoren niet informeert over de indicatoren.

Eén van de verantwoordelijkheden van de Raad voor Concurrentievermogen is het mainstreamen van het concurrentievermogen. «Mainstreamen» is een integrale beleidsaanpak, waarbij het belang van het bedrijfsleven wordt meegenomen bij alle Europese beleidsvoorstellen. Het Luxemburgse voorzitterschap geeft met het agenderen van het terugkomende agendapunt «competitiveness check-up» invulling aan deze rol en beoogt de Raad een meer actieve rol te geven bij het monitoren van de Europese concurrentiekracht. Zo kan de Raad ervoor zorgen dat mogelijke effecten op het concurrentievermogen beter worden meegenomen in de ontwikkeling van nieuwe EU-regels.

De check-up bestaat uit twee delen: allereerst zal de Commissie een beeld schetsen van de ontwikkeling van het Europese concurrentievermogen aan de hand van een aantal door haar te selecteren indicatoren. Voorts zal het voorzitterschap een presentatie geven over de wijze waarop de Raad verdere invulling kan geven aan haar rol bij het mainstreamen van het concurrentievermogen, waarna de lidstaten hierover van gedachten zullen wisselen. Er worden geen bindende voorstellen van de Commissie of besluitvorming van de Raad verwacht in het kader van het agendapunt over de «check-up». Uiteraard zal ik uw Kamer op de hoogte houden van de discussies die hier plaatsvinden, onder andere door middel van de verslagen van de Raad.

Over het algemeen zijn de verschillende lidstaten positief over de check-up, waarmee concreet invulling wordt gegeven aan de mainstreaming-rol van de Raad. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 1 oktober beaamden veel lidstaten de horizontale rol van de Raad om de impact van beleidsvelden en beleidsvoorstellen op het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te bezien. Ook Nederland steunt deze ontwikkeling en is tevens voornemens om op de twee Raden voor Concurrentievermogen tijdens het Nederlands voorzitterschap een dergelijke check-up te agenderen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen er twee formele Raden voor Concurrentievermogen en één informele bijeenkomst van Ministers voor Concurrentievermogen plaatsvinden. De leden van PvdA-fractie vragen de Minister welke voorstellen er naar verwachting gepubliceerd worden tijdens het Nederlandse voorzitterschap en hoe zij binnen de Nederlandse invulling van deze prioriteit passen.

Het Nederlands voorzitterschap wil inderdaad voortvarend aan de slag met de voorstellen die voor en tijdens het voorzitterschap gepresenteerd zullen worden op het vlak van de interne markt, wat voor Nederland een prioriteit is. Nederland verwacht tijdens het voorzitterschap voor de Raad voor Concurrentievermogen met betrekking tot de (digitale) interne markt onder meer voorstellen op het gebied van auteursrecht en geo-blocking. Aangezien zowel de Interne marktstrategie1 als de Digitale interne marktstrategie2 dit jaar zijn gepresenteerd, zullen echter nog niet alle voorstellen beschikbaar zijn. In de Voorzitterschapseditie van de Staat van de Unie is het kabinet ingegaan op het Commissiewerkprogramma 20163.

De interne markt is één van de prioriteiten van het Nederlandse EU-voorzitterschap. De Minister gaf in het Verslag Schriftelijk Overleg (VSO) voor de Raad voor Concurrentievermogen van 1 oktober jl. een korte toelichting op de invulling van deze prioriteit. Dit kan bijvoorbeeld worden ingevuld door middel van een betere implementatie van bestaande wet- en regelgeving van de interne markt, met name de dienstenrichtlijn. Tevens kan het door structurele hervormingen van dienstenmarkten, onder andere door een «strikte opvolging van de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester». Ook is eventueel aanvullende EU-regelgeving voor specifieke sectoren mogelijk, zoals in de zakelijke dienstverlening, retail en bouw. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het Nederlands voorzitterschap gestalte zal geven aan de betere implementatie van de dienstenrichtlijn, met name in andere landen van de Europese Unie.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de vraag van de VVD betreffende dit onderwerp.

Voorts vragen deze leden hoe de Minister een strikte opvolging van de landenspecifieke aanbevelingen denkt te bewerkstelligen, aangezien de aanbevelingen in de meeste gevallen niet juridisch bindend en/of afdwingbaar zijn.

Het Europees Semester, de coördinatie van economisch- en begrotingsbeleid tussen de lidstaten van de EU, is in 2015 versterkt door onder meer een betere focus op de grootste uitdagingen en meer focus op de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen. Verder zal tijdens het Nederlands voorzitterschap in de voorjaarsraden gediscussieerd worden over de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen. Hierbinnen vormt peer pressure tussen lidstaten een belangrijk middel om de opvolging van landenspecifieke aanbevelingen te verbeteren. Er is sprake van een versterkte aandacht voor financieel-economische beleidscoördinatie tussen lidstaten. Aansluitend stelt de Commissie dat de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen versterkt kan worden door de prestaties van lidstaten op vrijwillige basis te benchmarken. Benchmarking houdt in dat de prestaties van lidstaten inzichtelijker gemaakt worden via het monitoren en bespreken van voortgang op concrete indicatoren. Benchmarking van de voortgang van de hervormingen dient te leiden tot politieke en meer zichtbare conclusies op Europees niveau, wat kan leiden tot sterkere prikkels voor lidstaten ter verbetering van hun sociaaleconomische beleid. Het idee van benchmarking sluit aan bij de Nederlandse inzet om de prestaties van lidstaten inzichtelijker te maken. Het kan bijdragen aan de onderlinge steun van lidstaten om de naleving van aanbevelingen en bestaande afspraken te verbeteren.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister specifiek in te gaan op de aanvullende EU-regelgeving voor specifieke sectoren.

De Commissie heeft op EU-niveau een aantal initiatieven aangekondigd om belemmeringen aan te pakken. Hierbij gaat het onder andere om verbetering van toegang tot gereglementeerde beroepen via periodieke landenspecifieke adviezen, een analytisch afwegingskader dat lidstaten kunnen gebruiken als proportionaliteits- en noodzakelijkheidstoets en wetgevende maatregelen voor het aanpakken van belemmeringen zoals uiteenlopende rechtsvormen, aandeelhoudersvereisten en multidisciplinaire beperkingen met betrekking tot belangrijke zakelijke diensten, mogelijk als onderdeel van het dienstenpaspoort. De Commissie wil deze initiatieven nu richten op de zakelijke dienstverlening en bouw en noemt specifiek sectoren en beroepen als bouwkundigen, architecten, accountants, advocaten, makelaars, gidsen in de toerismesector en octrooigemachtigden.

De Raad voor het Concurrentievermogen heeft op 21 oktober jl. een aanbeveling gedaan voor de oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen in de Eurozone. De leden van de PvdA-fractie vragen of er reeds zicht op de posities van andere EU-lidstaten en het Europees Parlement met betrekking tot deze aanbeveling.

Een groot deel van de lidstaten heeft aangegeven veel vragen te hebben bij de meerwaarde en de opzet van concurrentie-autoriteiten in de lidstaten. Veel lidstaten hebben benadrukt dat de onafhankelijkheid van deze autoriteiten belangrijk is om goed te kunnen functioneren4. Het Europees Parlement heeft geen formele rol bij deze aanbeveling.

Uit de kabinetsappreciatie van het voorstel van 6 november jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1051) blijkt dat de aanbeveling voor de oprichting van nationale comités voor het concurrentievermogen qua inhoud niet geheel conform de Nederlandse inzet is. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister een appreciatie geven met betrekking tot de mogelijke bindende voorstellen van de Europese Commissie, wanneer de voortgang op dit dossier niet naar wens van de Commissie verloopt.

Het is in dit stadium te vroeg om hierop vooruit te lopen. Eerst zal het voorstel van de Commissie voor een Aanbeveling van de Raad op Raadsniveau besproken worden. Bij een eventueel nieuw voorstel van de Europese Commissie zal het kabinet de Kamer op de hoogte brengen van zijn inzet.

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) EU-Voorstel: Better Regulation van 4 november jl. van de vaste commissie voor Europese Zaken kwam het thema transparantie ter sprake. Met name kwam aan de orde dat het lastig is voor nationale parlementen om de Nederlandse inzet alsmede de Europese besprekingen over eventuele «essentiële» wijzigingen nog te controleren die bij nader inzien toch van politieke aard blijken te zijn. Bovendien kan het detailniveau van de amendering en uitwerking van de EU-wetgeving leiden tot regeldruk, die meer bedraagt dan in de nieuwe voorstellen zelf. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Minister de Kamer proactief kan informeren wanneer er gedurende de onderhandelingen over EU-voorstellen, waarin nadere uitwerking door experts wordt voorzien (zoals in het geval van de conceptverordening Energielabelling), alsnog wijzigingen op voor Nederland belangrijke elementen worden voorgesteld, of wanneer door deze uitvoeringsregelgeving de regeldruk wordt verhoogd. Voorts vragen deze leden hoe de Minister en de Europese Commissie kunnen worden gemotiveerd om betere toelichting te geven zodat politieke lading en keuzes beter naar voren worden gebracht, zoals in het Fyra-rapport van de parlementaire enquêtecommissie is geadviseerd (Kamerstuk 33 678, nr. 1, blz. 46).

De Tweede Kamer wordt op verschillende manieren geïnformeerd en het kabinet zet zich ervoor in dat de transparantie van het besluitvormingsproces verbeterd wordt. In de eerste plaats wordt de Kamer bij nieuwe Commissievoorstellen met BNC-fiches geïnformeerd, waarin ook aandacht wordt gegeven aan de keuze tussen delegatie en uitvoering en de implicaties daarvan.

Na het BNC-fiche zijn de Geannoteerde Agenda’s en de Verslagen van de Raden de vaste middelen om uw Kamer te informeren. Tijdens de bespreking daarvan in de overleggen over de Raden kunnen kabinet en Kamer informatie en inzet uitwisselen. Met uw Kamer kunnen ook afspraken gemaakt worden over periodieke informatievoorziening bij langlopende dossiers. Dit volgens het kabinet bij voorkeur in bredere afspraken, bijvoorbeeld naar aanleiding van een AO Behandelvoorbehoud5. Zo kunnen coherente afspraken worden gemaakt over de inhoud en de kaders van de Nederlandse inzet en de wijze en momenten waarop daarover concreet verantwoording wordt afgelegd. Overigens heb ik uw Kamer bijvoorbeeld proactief tussentijds geïnformeerd over het telecompakket6.

Volgens het kabinet is het van belang dat de EU-medewetgevers er voor zorgen dat de Commissiebevoegdheden voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen nauwkeurig worden afgebakend en geen essentiële onderdelen bevatten, onder meer om een toename van de regeldruk te voorkomen.

Daarnaast heeft de Tweede Kamer de mogelijkheid om via het Extranet van de Raad de verschillende fasen van de Europese wetgevingsprocedure te volgen.

Het kabinet zet zich er voor in dat de transparantie omtrent uitvoerings- en gedelegeerde handelingen wordt verbeterd. Dat kan binnen het kader van de onderhandelingen over het Interinstitutioneel akkoord (IIA) Betere Regelgeving worden gerealiseerd, onder meer door het instellen van een register voor gedelegeerde handelingen. Dit is ook recent in de Raad Algemene Zaken van 17 november jl. aan de orde gekomen. Het kabinet zet zich er voorts in voor het gebruik van impact assessments gedurende het wetgevingsproces. Daarmee kan de Commissie inzichtelijk maken wat de gevolgen voor regeldruk zijn. Momenteel wordt hierover gesproken in het kader van de onderhandelingen over het IIA.

Het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) krijgt een belangrijke rol in het «Investment Plan for Europe», dat één van de belangrijkste componenten van de nieuwe interne marktstrategie is. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot EFSI. Deze leden vragen wanneer de eerste projecten van start gaan, hoeveel fondsen er inmiddels beschikbaar zijn voor EFSI en hoeveel daarvan zijn echt operationeel en additioneel zijn. Voorts vragen deze leden hoe EFSI kan worden ingezet voor het topsectorenbeleid en hoe het mkb hierin wordt betrokken?

Op 4 juli 2015 is de verordening voor het EFSI in werking getreden en op 22 juli is de daaruit voortvloeiende EFSI-overeenkomst getekend door de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB). Operationeel is EFSI zo goed als rond; op dit moment worden de vacatures voor het Investment Committee – die het gebruik van de EU-garantie voor EFSI projecten gaat beoordelen – ingevuld. Goedkeuring door het Investment Committee zal vooraf gaan aan goedkeuring van het project voor EFSI door de Raad van Bewindvoerders van de EIB. Vooruitlopend op de volledige operationalisering van EFSI, is de EIB – met goedkeuring van de Europese Commissie –,vanaf 1 januari 2015 al begonnen met de voorselectie van voor EFSI mogelijk geschikte projecten (tot een maximum van EUR 4,5 miljard). De EFSI-verordening en de -overeenkomst voorzien er namelijk in dat de Europese Commissie zelf de toepassing van de EFSI-garantie op deze zogenaamde «warehousing» projecten goedkeurt, nadat deze zijn goedgekeurd door de Raad van Bewindvoerders van de EIB, totdat de leden van het Investment Committee van EFSI zijn benoemd. Tot afgelopen oktober zijn op deze wijze in totaal 27 projecten in 13 landen (waaronder Nederland) met een totale EFSI-component van EUR 4 miljard (en een totale verwachte investering van EUR 19,5 miljard) voorgeselecteerd en voorgelegd aan de Europese Commissie. Daarvan zijn er inmiddels 13 goedgekeurd.

Het EFSI kent een onderliggende basisgarantie van EUR 21 miljard, waarvan EUR 16 miljard uit de EU-begroting en EUR 5 miljard uit de reserves van de EIB. Met deze basisgarantie kan het EFSI naar verwachting in totaal ten minste EUR 315 miljard aan extra investeringen gaan mobiliseren in de EU. Bij de beslissing inzake toekenning van een EFSI-garantie door het onafhankelijke Investment Committee, is additionaliteit vastgelegd als een van de belangrijkste selectiecriteria. Voor elk EFSI-project is dit dus een vereiste, alvorens financiering wordt verstrekt.

Ook voor Nederland biedt het EFSI extra financieringskansen; mede hierom heeft het kabinet dit jaar het Nederlands Investeringsagentschap (NIA) opgericht. Uw Kamer is hierover op 9 oktober nader geïnformeerd.7 Momenteel bevinden zich enkele Nederlandse projecten in de pijplijn voor het EFSI, waarover naar verwachting in december besluitvorming zal plaatsvinden. De EIB en het EFSI hebben een aantal prioritaire thema’s, waaronder mkb en midcaps, innovatie en kennis, en energie. Omdat het EFSI daarmee relevant is voor zowel mkb als bedrijven in de topsectoren, inventariseert het NIA projecten daarin en ondersteunt deze waar nodig.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister hoe de Draghi-middelen (60 miljard euro per maand) betrokken worden kunnen bij EFSI. Deze leden vragen of het klopt dat nu het grote risico bestaat dat deze middelen blijven hangen in de financiële sector (gebrekkige transmissie). Deze leden vragen de Minister om de ideeën van dhr. Van Egmond (genodigde Rondetafelgesprek Geldstelsel van de vaste commissie voor Financiën, 14 oktober 2015) hierbij te betrekken.

De ECB koopt maandelijks EUR 60 miljard aan publieke en private activa op, bestaande uit staatsobligaties, obligaties van Europese instellingen, securitisaties en gedekte obligaties. De Europese Investeringsbank (EIB) maakt onderdeel uit van de Europese instellingen waarvan de ECB obligaties opkoopt. Het EFSI wordt ten dele gefinancierd door de EIB. Het is niet aan het kabinet om zich uit te spreken over de samenstelling van de aankopen door de ECB, of anderszins over de wijze waarop de ECB in onafhankelijkheid haar mandaat uitvoert.

In algemene zin werken gunstige financieringsvoorwaarden beter door op consumptie- en investeringsbeslissingen in de reële economie indien voldoende mogelijkheden voor productieve investeringen bestaan en indien vooruitzichten voor groei en werkgelegenheid gunstig zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten in het eurogebied om de structurele maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor het economische herstel in het eurogebied. Dat vergt een modernisering van onze economieën door het versterken van onze concurrentiekracht en het doorvoeren van structurele hervormingen. Deze hervormingen zijn essentieel om de productiviteit en werkgelegenheid in het eurogebied te verhogen.

Dhr. Van Egmond stelt voor om het recht op geldschepping volledig in publieke handen te brengen. Voorafgaand aan de plenaire behandeling van het burgerinitiatief «Ons Geld» zal een kabinetsreactie over dit voorstel naar de Tweede Kamer worden verzonden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen wat de achterliggende reden is dat ook dit keer het voorzitterschap heeft aangegeven vooraf geen informatie met andere lidstaten te delen. Deze leden vragen of de Tweede Kamer dan wel genoeg controle kan houden.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de vraag van de VVD-fractie betreffende dit onderwerp.

De leden van de CDA-fractie vragen verder wat het wetgevend voorstel en de handhavingsmaatregelen inhouden om ongerechtvaardigd onderscheid tussen afnemers op basis van nationaliteit en locatie aan te pakken. Deze leden vragen om een nadere toelichting.

De Commissie heeft in haar digitale internemarktstrategie en haar internemarktstrategie aangekondigd dat zij voornemens is om ongerechtvaardigd onderscheid tussen afnemers op grond van nationaliteit of locatie aan te pakken. Momenteel onderzoekt de Commissie deze thematiek, onder meer door middel van een publieke consultatie, die ik onder de aandacht heb gebracht bij stakeholders8. Pas na afronding daarvan zal de Commissie stappen richting wetgeving inhoudelijk vormgeven.

De leden van de CDA-fractie vragen welke verbeteringen de Europese Commissie ziet om de aanbestedingen in Europa te verbeteren en of deze verbeteringen ook goed zijn voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf.

In haar mededeling kondigt de Commissie aan dat zij de aanbestedingen in Europa wil verbeteren door: (1) een register van aanbestedingscontracten op te zetten, zodat onregelmatigheden bij aanbestedingen beter zijn op te sporen; (2) een netwerk van First review bodies te faciliteren; (3) het monitoren van nationale controlesystemen te verbeteren door middel van regelmatige beoordelingen zoals het Single Market Scoreboard; en (4) een vrijwillige ex-ante evaluatie van de aanbestedingsprocedure bij grote infrastructurele projecten op te zetten.

Nederland waardeert de inzet van de Commissie om tot kwalitatief betere aanbestedingen te komen en is van mening dat genoemde maatregelen 2 tot en met 4 de Nederlandse aanbestedingspraktijk als geheel en daarmee ook het Nederlandse midden- en kleinbedrijf ten goede komen. Zoals aangegeven in het BNC-fiche9 wenst Nederland geen verplichting aan aanbestedende diensten op te leggen om contracten te verstrekken aan een databank. Een dergelijke verplichting past niet goed bij het Nederlandse privaatrecht en de verhouding tussen de wetgever, aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven. Nederland is niet tegen een vrijwillig systeem waarin aanbestedende diensten kunnen kiezen om een contract te verstrekken aan een dergelijke databank.

De leden van de CDA-fractie vragen of in de hoofdlijnen van de conceptconclusie over gendergelijkheid staat dat excellentie in de wetenschap voorop moet blijven staan. Zo nee, bent u voornemens hiervoor alsnog te pleiten? Verder vragen deze leden of in de conceptconclusie gesproken wordt over een quotum. Zo ja, blijft Nederland zich hard maken dat een quotum niet de oplossing is om de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap tegen te gaan?

De conceptconclusies benadrukken dat het de diversiteit, kwaliteit en excellentie van het onderzoek ten goede komt wanneer al het wetenschappelijk potentieel wordt benut. Ze spreken niet over een quotum. De conceptconclusies nodigen (instellingen in) lidstaten uit om streefcijfers te ambiëren voor gendergelijkheid onder hoogleraren, bestuurders en besluitvormers aan wetenschappelijke instellingen. Nederland kan zich hierin vinden en nationaal beoogt de Minister van OCW concrete streefcijfers af te spreken met de universiteiten. Uw Kamer wordt hierover op korte termijn geïnformeerd.

De leden van de CDA-fractie vragen tot slot hoe het staat met het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Deze leden vragen of het investeringsplan bekend is bij private investeerders en publieke instellingen in Nederland, waar voor Nederland de grootste kansen liggen, en of er in het investeringsplan volgens de Minister ook kansen liggen om snel internet in de buitengebieden van Nederland te bevorderen.

Voor wat betreft de stand van zaken van het EFSI verwijs ik u naar de beantwoording van de vraag van de PvdA betreffende dit onderwerp.

Om Nederlandse projecten optimaal aan te sluiten op de mogelijkheden die onder meer het EFSI biedt, heeft het kabinet dit jaar het Nederlands Investeringsagentschap (NIA) opgericht. Naast de bundeling van expertise en aansluiting van verschillende publieke financieringsmiddelen waaronder het EFSI, fungeert dit NIA ook als een informatieplatform voor publieke en private stakeholders, waaronder medeoverheden, bedrijfsleven en financiële instellingen. Daarmee voorziet het NIA, aanvullend op de EIB zelf, in een informatiefunctie inzake onder meer het EFSI richting private investeerders en publieke instellingen. Ook zijn door de Europese Commissie en de EIB in de afgelopen periode bijeenkomsten georganiseerd om de bekendheid met het ESFI bij beleidsmakers en potentiële gebruikers te bevorderen, bijvoorbeeld op het terrein van onderzoek, innovatie en onderwijs.

Op basis van een inventarisatie van kansrijke projecten in Nederland ziet het NIA de grootste kansen bij energie en duurzaamheid, gebiedsontwikkeling, fysieke en digitale infrastructuur, onderzoek en innovatie, onderwijs en zorg, en mkb- en midcap-financiering. Daartoe behoort ook snel internet in de buitengebieden, in nauwe samenwerking met de regionale overheden

De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat de Commissie knelpunten wil wegnemen voor bedrijven, in het bijzonder bij het mkb en start-ups, die grensoverschrijdend actief zijn of willen worden. Deze leden vragen tot welke verbeteringen dit concreet zal leiden voor Nederlandse ondernemers die grensoverschrijdend actief willen zijn.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u tevens naar de beantwoording van de vraag van de VVD betreffende dit onderwerp. Verder noemt de Commissie in de internemarktstrategie vele voorstellen voor het wegnemen van knelpunten voor ondernemers, in het bijzonder het mkb en start-ups die grensoverschrijdend actief zijn of willen worden.

Zo stelt de Commissie voor om de registratie en procedures rondom oprichting van een (grensoverschrijdend) bedrijf en grensoverschrijdende fusies in Europa te vereenvoudigen. Ook zal de Commissie nieuwe wetgeving voorstellen voor bedrijfsfaillissement om de angst voor falen te verkleinen en ervoor te zorgen dat ondernemers een tweede kans krijgen. De Commissie is tevens van plan om maatregelen te nemen om het huidige btw-systeem te versimpelen voor grensoverschrijdende transacties van kleine (e-commerce) bedrijven en een actieplan op te stellen voor een efficiënt en fraudebestendig btw-systeem.

Daarnaast is de Commissie van plan om een start-up initiatief te lanceren ter verbetering van het startupklimaat. Daarvoor zal in publieke consultaties gevraagd worden naar de grootste knelpunten voor start-ups. De Commissie ontwikkelt de Single Digital Gateway (een online portaal voor advies over de interne markt) om grensoverschrijdend ondernemen te faciliteren en op te schalen in Europa.

Ook het vergroten van toegang van het mkb tot kapitaal is nog altijd een belangrijk knelpunt. In aanvulling op de verschillende maatregelen die reeds zijn aangekondigd in onder meer het EFSI en de kapitaalmarktunie, stelt de Commissie voor om COSME-fondsen (Competitiveness of Enterprises and SMEs) te gebruiken voor informatiecampagnes over grensoverschrijdend ondernemen gericht op jonge innovatieve bedrijven. Als laatste kijkt de Commissie naar het oplossen van barrières voor innovatie en het aantrekken van start-ups en vernieuwende ondernemers van buiten de EU, bijvoorbeeld door de uitbreiding van de richtlijn inzake de Europese blauwe kaart voor ondernemers. Ook Nederlandse ondernemers kunnen naar verwachting profiteren van deze initiatieven.

Tot welke verbeteringen dit concreet zal leiden hangt af van de concrete voorstellen van de Commissie en de uitkomsten van de onderhandelingen in de Raad en het Europees Parlement die daar op volgen.


X Noot
1

COM (2015) 550 final

X Noot
2

COM (2015) 192 final

X Noot
3

Kamerstuk 34 166, nr. 22

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-07 nr. 1320

X Noot
5

zie Kamerstuk 22 112, nr. 1985

X Noot
6

zie Kamerstuk 21501-33, nr. 524

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 2008

X Noot
9

Kamerstuk 22 112, nr. 2029

Naar boven